Les 19 maart 2020: Beethoven, grondlegger van de romantiek 1. Romantiek Romantiek in de muziekgeschiedenis: grosso modo de muziek van de 19de eeuw en vroege 20ste eeuw (tot ca. 1910), met uitlopers tot halverwege de 20ste eeuw. Reactie op het rationalisme van de Verlichting: nadruk op de verbeelding, het subjectieve, het individuele, de intuïtie, de emotie. De term romantiek verwijst naar het Franse woord, ‘roman’, een middeleeuws literair genre, waarin de verbeelding centraal stond. Op het einde van de 18de eeuw ontstond er een nieuwe interesse voor de thematiek, schrijfstijl en inhoud van de romans. Men waardeerde de eigenzinnigheid en originaliteit. Muziek wordt beschouwd als de taal van het gevoel en verwerft een groot prestige. Zij wordt immers gezien als een kunstvorm die in staat is om het onuitspreekbare uit te drukken: zij kan iets uitdrukken wat niet in woorden te vatten is, als een rechtstreekse expressie zonder omweg via het verstand. Met andere woorden, de muziek spreekt volgens de romantici rechtstreeks tot de ziel van de luisteraar Situering van de romantiek. -
Politiek: Tussen de Franse Revolutie en de Eerste Wereldoorlog Economisch: Periode van de industriële revolutie. Maatschappelijk: emancipatie van de burgerij ten nadele van de adel die met de Franse revolutie veel van haar prestige verliest. Kunst en literatuur. Typische trefwoorden van de romantiek zijn: o Individualisme: nadruk op het individu en diens subjectiviteit, gevoelens en intuïtie. o Originaliteit: kunst moet individueel en origineel zijn. Goede kunst is per definitie vernieuwende kunst. Men streeft naar het unieke kunstwerk. In de romantiek ontstaat er een tweedeling tussen enerzijds componisten die gedreven worden door een revolutionaire vernieuwingsdrang (bv. Hector Berlioz, Richard Wagner, Franz Liszt) en anderzijds componisten die de continuïteit met de klassieke traditie nog steeds hoog in het vaandel dragen (bv. Felix Mendelssohn, Robert Schumann, Johannes Brahms): zij trachtten de vernieuwingen van de romantiek te verzoenen met de klassieke erfenis. o Emotie: door zijn verbeeldingskracht slaagt de kunstenaar erin om zijn persoonlijke gevoelens om te zetten in kunst. o ‘Weltschmerz’ en melancholie: kunstenaar voelt zich niet langer thuis in de eigen wereld. o ‘Sehnsucht’: een onstilbaar verlangen, verbonden met een gevoel van pijn door de onbereikbaarheid van het begeerde object. Soms verbonden met een doodsverlangen. Volgens het Duitse woordenboek: “Krankheit des schmerzlichen Verlangens”. 1
o
Vlucht uit de realiteit: bijvoorbeeld een vlucht in de idyllische natuur of in het (geïdealiseerde) verleden.
Belangrijke ontwikkelingen die verband houden met het muziekleven tijdens de romantiek: - De componist treedt voortaan op als een vrij scheppend kunstenaar: hij componeert uit eigen initiatief, vanuit een eigen inspiratie, en niet langer - of toch in veel mindere mate – in opdracht van een broodheer of opdrachtgever (zoals de kerk of het adellijke hof). - De componist voorziet in zijn eigen inkomsten door zijn eigen werken uit te voeren en de partituren te verkopen aan een uitgever. - Een nieuw burgerlijk concertpubliek, bestaand uit leden van de rijke middenklasse, vervangt het adellijke publiek. - Uitbouw infrastructuur: concertzalen, operahuizen en conservatoria worden opgericht. Muzikanten krijgen voortaan een professionele opleiding in schoolverband. Het conservatorium vervangt de eeuwenoude traditie waarbij een muzikant bij een privéleraar in de leer ging. - Naast de klassieke genres verschijnen er ook nieuwe typisch romantische genres, zoals het symfonisch gedicht. Vooral de zgn. programmamuziek – muziek die verwijst naar een buitenmuzikaal gegeven (een natuurscène, een gedicht, een verhaal, een kunstwerk e.d.) kent een belangrijke bloeiperiode. Het genre van het lied (solozang met pianobegeleiding) dat t.e.m. de 18de eeuw als een ‘minderwaardig’ genre gold, kende in de 19de eeuw een grote bloeiperiode. - Virtuositeit: Er ontstond een grote fascinatie voor muzikaal technisch vakmanschap. Virtuozen kregen de status van echte idolen. Beroemde voorbeelden zijn o.a. Franz Liszt (piano) en Niccolò Paganini (viool). - Dirigent: Omwille van de toenemende complexiteit van de orkestmuziek, en de uitbreiding van de bezetting, wordt het gebruikelijk om het orkest te laten leiden door een dirigent – en niet langer door de eerste violist. - Amateurs: Er ontstaat een nieuwe markt voor muziek die bestemd is voor amateurs: bijvoorbeeld eenvoudige pianomuziek (ook vierhandig) in de vorm van marsen, dansen, zgn. karakterstukken en piano-arrangementen van populaire orkestwerken en opera’s (of operaaria’s). - Muziekkritiek: Omdat het brede publiek voortaan toegang heeft tot het concertleven, wat in de voorafgaande eeuwen niet (of veel minder) het geval was, ontstaat er een interesse voor muziekkritiek. - Populaire muziek versus kunstmuziek: In de loop van de 19de eeuw zal de muziek geleidelijk aan complexer worden (bv. Richard Wagner, Franz Liszt, Gustav Mahler e.a.). Dit heeft tot gevolg dat er naast de zgn. kunstmuziek ook een toenemende interesse zal ontstaan voor meer eenvoudige, toegankelijke muziek. Dit neemt niet weg dat populaire muziek en kunstmuziek soms nog steeds onlosmakelijk verbonden blijven: denken wij maar aan de populaire aria’s uit de opera’s van Giuseppe Verdi. - ‘IJzeren’ concertrepertoire: In de 19de eeuw zal er voor het eerst in de muziekgeschiedenis een grote belangstelling ontstaan voor de muziek uit het verleden. Tot de 19de eeuw was de muziek die werd uitgevoerd bijna per definitie eigentijdse muziek. Dit verandert vanaf nu. De muziek uit het verleden zal een steeds grotere plaats innemen binnen het repertoire. Tegen het einde van de 19de eeuw zal zo’n 80 procent van de muziek die in de concertzaal te horen is, muziek zijn van overleden componisten. Opmerkelijk is daarbij dat er een ‘ijzeren repertoire’ ontstaat, 2
-
-
-
een soort ‘canon’ van ‘klassiekers’, die steeds opnieuw uitgevoerd zal worden: bv. de Symfonie nr. 40 van W.A. Mozart, de ‘Matthäus-Passion’ van J.S. Bach, de Symfonie nr. 5 van Beethoven, … Relatie componist-publiek: De relatie tussen componist en publiek is complexer dan in het verleden. Omdat een componist t.e.m. de 18de eeuw meestal werkte voor een specifieke opdrachtgever, wist hij wat er van hem verlangd werd. Voortaan richt de componist zich veeleer tot een anoniem concertpubliek. Enerzijds heeft de componist nu een grote vrijheid om te componeren wat hij wil, uit eigen initiatief, in zijn eigen muziekstijl, maar anderzijds is hij voor zijn inkomsten uiteraard afhankelijk van het anonieme publiek, dat bereid moet zijn om tickets moet kopen. De kunstenaar, en dus ook de componist, krijgt tijdens de romantiek de status van een goddelijk geïnspireerd genie. Tot dan toe werd een kunstenaar eerder beschouwd als een ambachtsman. Periodisering: In de muziekgeschiedenis wordt de romantiek gewoonlijk in drie periodes ingedeeld: vroeg-, hoog- en laatromantiek. o 1800-1830: Vroegromantiek: Ludwig van Beethoven, Gioacchono Rossini, Franz Schubert, Felix Mendelssohn e.a. o 1830-1890: Hoogromantiek: Hector Berlioz, Robert Schumann, Frédéric Chopin, Giuseppe Verdi, Richard Wagner, Franz Liszt, Peter Tsjaikovsky, Johannes Brahms e.a. o 1890-1910: Laatromantiek: Gustav Mahler, Richard Strauss, Giacomo Puccini e.a.
2. Ludwig van Beethoven (1770-1827) Ludwig van Beethoven geldt als de belangrijkste scharnierfiguur tussen de klassieke en romantische periode. Hij werd geboren in Bonn als zoon van Johann van Beethoven, een tenorzanger aan het hof van de aartsbisschop. Zijn grootvader Lodewijk van Beethoven was afkomstig uit Mechelen. In 1792 trok Ludwig van Beethoven naar Wenen, het belangrijkste Europese centrum van de muziek sinds de klassieke periode. Mozart was enkele maanden eerder overleden. Beethoven studeerde in Wenen bij Joseph Haydn en een aantal andere componisten (Albrechtsberger, Salieri, Schenk, Neefe). Mogelijk had hij tijdens een eerder bezoek aan Wenen ook enkele lessen gevolgd bij W.A. Mozart. In Wenen werkte Beethoven als vrij scheppend kunstenaar. Hij was niet in dienst van de adel, al ontving hij wel jaargeld en giften van adellijke mecenassen zoals Prins Karl von Lichnowsky, Prins Lobkowitz. Zijn belangrijkse inkomsten verwierf hij via het geven van concerten en de uitgave van partituren, waarvoor hij zelf onderhandelde met de uitgevers. Beethoven componeert vooral uit eigen initiatief, en maar zelden in opdracht van een broodheer. Zijn muziek is op te vatten als een vrije uitdrukking van zijn eigen persoonlijkheid. Hoewel hij met bepaalde werken, vooral tijdens zijn zgn. heroïsche stijlperiode, enorme successen oogstte, stootte hij met zijn late werken op onbegrip bij het publiek. In zijn muziek bouwde Beethoven vooral voort op de klassieke genres uit de klassieke periode: de symfonie, pianosonate, kamermuziek (o.a. strijkkwartet). Zijn originele benadering van de klassieke 3
traditie blijkt o.m. uit de vrije omgang met bestaande conventies, de ‘verstoring’ van het heldere evenwicht en de klassieke overzichtelijkheid en transparantie, de uitbreiding van de dimensies van de vorm, de uitbreiding van de orkestbezetting, de zwaardere expressie, de doorgedreven motivischthematische arbeid, de grote contrasten op het vlak van dynamiek, tempo en register, de associatie van zijn muziek met het ‘buitenmuzikale’ (bv. natuur) en het ‘autobiografische’ (zijn persoonlijke ideeën en ervaringen). Omstreeks 1800 doken bij Beethoven ernstige gehoorproblemen op. Deze problemen werden steeds erger en leidden uiteindelijk tot doofheid. In 1802 schreef hij reeds zijn zgn. ‘Heiligenstätter Testament’ waarin hij omwille van zijn gehoorproblemen overwoog om een einde aan zijn leven te maken. Vanaf wanneer Beethoven volledig doof was, is niet helemaal zeker. Wellicht ten laatste vanaf 1819. Maar reeds veel eerder moest Beethoven zijn activiteiten als uitvoerend muzikant stopzetten. Zijn Vijfde Pianoconcerto, voltooid in 1811, kon hij bijvoorbeeld al niet meer zelf uitvoeren. 3. Beknopt overzicht van Beethovens oeuvre Eerste Weense periode: ca. 1792-1800 Aanvankelijk componeerde Beethoven nog grotendeels in de klassieke stijl. De opkomst van een romantische ingesteldheid blijkt daarbij o.a. in de extremen op het vlak van tempo en dynamiek. In zijn eerste Weense periode concentreerde Beethoven zich op de pianomuziek en de kamermuziek. Daarnaast schreef hij ook zijn Symfonieën nr. 1 en nr. 2. Pianosonates In zijn pianosonates bouwt Beethoven voort op de erfenis van Haydn, vooral wat betreft de motivischthematische arbeid. De pianosonate wordt een medium voor de persoonlijke romantische expressie. De pianobouw maakte tijdens Beethovens leven belangrijke ontwikkelingen door, o.a. door de toevoeging van het sostenuto- en una corda-pedaal en door de uitbreiding van de tessituur. Beethoven volgde deze technische ontwikkelingen op de voet en heeft ze zelfs mee gestimuleerd. Soms was hij zelfs voor op zijn tijd en schreef hij muziek die nog niet speelbaar was op de instrumenten van zijn tijd.1 Beethovens vernieuwingsdrang blijkt uit zijn streven naar grootse structuren, de contrasten en rijke schakeringen op het vlak van de dynamiek en het tempo alsook de verre modulaties. Eerste experimenten met de klassieke vormstructuur zijn terug te vinden vanaf het einde van Beethovens eerste Weense periode, omstreeks 1800, in werken als de “Sonate Pathétique”, de “Mondscheinsonate“ en de “Sturmsonate”. Sonate Pathétique (1798) -
Sonate in c-klein, op. 13. In deze pianosonate, geschreven in de laatste jaren van de 18de eeuw, is duidelijk te horen dat de klassieke stijl plaats maakt voor een nieuwe romantische
Bijvoorbeeld in zijn derde Weense periode: de “Hammerklaviersonate” op. 106 (1818) vraagt een tessituur die pas zeven jaar later beschikbaar zou worden op de piano. 1
4
-
-
-
muziektaal. Het is een van de werken waarin Beethovens persoonlijke taal duidelijk tevoorschijn treedt. De bijnaam “Pathétique” was afkomstig van Beethovens uitgever, maar werd goedgekeurd door de componist. De sonate begint niet meteen met een Allegro-deel, maar wel met een trage, dramatische inleiding (Grave). Zo’n inleiding was wel gebruikelijk bij een symfonie (bv. J. Haydn) maar niet bij een pianosonate. De inleiding verleent de sonate meer gewicht. Opmerkelijk is ook dat deze inleiding geïntegreerd wordt in het vormschema: zij wordt later hernomen. Dit duidt op Beethovens voorliefde voor vormexperimenten. Merk ook de dramatische expressie op: de openingsmaten worden gekenmerkt door dynamische contrasten, en – voor die tijd – erg dissonante akkoorden (verminderde septiemakkoorden). Zie de onderstaande link voor een opname van de eerste beweging (van de drie): https://www.youtube.com/watch?v=zh6O5vwouXY (De eigenlijke eerste beweging (Allegro di molto) start op 1:48: groot tempocontrast met de inleiding.)
Mondscheinsonate (1801) -
-
Sonate op 27, nr. 2, opgedragen aan Beethovens leerlinge, Giulietta Guicciardi. Een van Beethovens beroemdste composities voor piano, ook in zijn eigen tijd al heel populair. De titel – letterlijk ‘maanlichtsonate’ – is een bijnaam die niet van Beethoven zelf stamt, maar verzonnen werd door de dichter Ludwig Rellstab. De eerste beweging deed hem denken aan een rimpelend meer in het maanlicht. Beethoven noemde het werk zelf “Sonata quasi una fantasia”, waarmee hij verwees naar de vrije vormopvatting. Zo is het openingsdeel geen snelle beweging maar een lyrisch deel in een traag tempo. De sonate bestaat bijgevolg uit de ongewone opeenvolging traag deel (“Adagio Sostenuto”) – scherzo (“Allegretto”) – zeer snel (“Presto Agitato”). https://www.youtube.com/watch?v=YmVCcF42f-0
5
Sturmsonate (1801) -
Sonate op. 31, nr. 2. De titel zou volgens Beethovens biograaf Anton Schindler verwijzen naar William Shakespeare’s drama “The Tempest”. De eerste beweging heeft een stormachtig karakter en wordt gekenmerkt door een vrije behandeling van het schema van de sonatevorm. De muziek wordt gekenmerkt door grote contrasten qua tempo en karakter binnen één en dezelfde beweging. https://www.youtube.com/watch?v=fXDWRm-PU1Q
Tweede Weense periode: ca. 1800-1815 Tijdens zijn Tweede Weense periode bereikte Beethovens roem een absoluut hoogtepunt. In deze jaren ontstonden de meeste van zijn bekende werken. Men spreekt ook van de ‘heroïsche’ periode, omwille van het heroïsche karakter dat veel muziek uit deze jaren typeert. De romantische expressieesthetiek komt in deze periode nog duidelijker tot uiting. Nog meer dan de werken uit de voorbije jaren vormen de nieuwe composities een uitdrukking van Beethovens eigen visie en muzikale persoonlijkheid. Symfonie nr. 3 ‘Eroica’ in Es-groot (1804) Beethovens Derde Symfonie, bijgenaamd de ‘Eroica’ (of ‘Sinfonia Eroica’, ‘heroïsche symfonie’), wordt vaak beschouwd als Beethovens eerste echte ‘romantische’ symfonie. Het werk is verbonden met een anekdote: Beethoven had de partituur aanvankelijk opgedragen aan Napoleon, voor wie hij een grote 6
bewondering had. Nadat Napoleon zichzelf tot keizer gekroond had, tot grote ontgoocheling van Beethoven, schrapte hij die titel en verving hij deze door de meer neutrale titel ‘Sinfonia eroica’. Beethovens revolutionaire vernieuwingsdrang blijkt o.m. uit de uitgebreide dimensies van het werk. De symfonie is ongeveer twee keer zolang als een symfonie van Haydn of Mozart: ca. 50 min. Opmerkelijk is de thematische concentratie: de hele eerste beweging is afgeleid uit een gebroken drieklank van Es-groot. De dramatische expressie houdt verband met de grote contrasten, ongewone dissonante akkoorden, syncopische ritmiek. De doorwerking van de eerste beweging wordt uitgebreid tot een nooit geziene, monumentale spanningsboog. https://www.youtube.com/watch?v=InxT4S6wQf4
Symfonie nr. 5 in c-klein (1808) Beethovens Vijfde Symfonie behoort tot zijn populairste werken. De symfonie is ook bekend als de ‘Noodlotsymfonie’, omwille van het beroemde openingsmotief, een ritmisch motief van vier noten dat in vele gedaanten terugkeert in de hele symfonie. Volgens Beethovens eerste biograaf, Anton Schindler, zou Beethoven het motief omschreven hebben als ‘het noodlot dat aan de deur klopt’. Het ritmisch motief (kort-kort-kort-lang) schept een grote eenheid binnen het meerdelige werk. Men spreekt ook wel van een ‘cyclische’ symfonie omwille van deze overkoepelende eenheid. Zoals de ‘Eroica’ heeft ook de Vijfde Symfonie een uitgesproken heroïsch karakter. De vierde beweging, de finale, verschijnt daarbij als een grootse triomf: de kleine tertstoonaard c-klein maakt er plaats voor C-groot en de instrumentatie wordt uitgebreid klein met een piccolo, een contrafagot en drie trombones. De symfonie evolueert hierdoor als het ware van de duisternis naar het licht’ en werd een belangrijk voorbeeld voor symfonieën van latere romantische componisten. https://www.youtube.com/watch?v=fuPrcnpIRx8 Allegro con brio - 0:15 Andante con moto - 7:24 Allegro - 16:50 Allegro – Presto - 24:39
Symfonie nr. 6 in F-groot ‘Pastorale’ (1808) Deze symfonie is een toonbeeld van de romantische programmuziek, d.w.z. muziek die verwijst naar een buitenmuzikaal gegeven, in dit geval naar de natuur, het idyllische platteland, vandaar de titel ‘Pastorale’. De vlucht naar de natuur was een typisch romantisch gegeven.
7
De symfonie heeft vijf i.p.v. vier bewegingen, waarbij de laatste drie delen zonder onderbreking in elkaar overlopen. Beethoven gaf elke van de vijf delen een programmatische titel: Allegro ma non troppo: ‚Erwachen heiterer Gefühle bei der Ankunft auf dem Lande‘ Andante molto mosso: ‚Szene am Bach‘ Allegro: ‚Lustiges Zusammensein der Landleute‘ Allegro: ‘Gewitter und Sturm’ Allegretto: ‚Hirtengesänge - Frohe und dankbare Gefühle nach dem Sturm‘. Beethoven noteerde in de partituur: "Mehr Ausdruck der Empfindung als Mahlerey". Daarmee beklemtoonde hij dat de muziek vooral een weergave is van de gevoelens die de natuur in hem opwekte en niet zozeer een uitbeelding of schildering van natuurscènes. Niettemin bevat de muziek een nabootsing van vogelroepen (met de namen van de vogels in de partituur) en een weergave van onweer en bliksem (in de beweging ‘Gewitter und Sturm’). Met uitzondering van de stormachtige beweging overheerst in deze symfonie vooral het lyrische karakter. Beethovens ‘Pastorale’ kende veel navolging in de 19de eeuw. Zij werd de basis voor veel romantische programmuziek. https://www.youtube.com/watch?v=Zv4PIFRpYcw 0:00 I. Erwachen heiterer Empfindungen bei der Ankunft auf dem Lande (Allegro ma non troppo) ∙ 11:40 II. Szene am Bach (Andante molto moto) ∙ 24:10 III. Lustiges Zusammensein der Landleute (Allegro) ∙ 29:06 IV. Gewitter. Sturm (Allegro) ∙ 32:53 V. Hirtengesang. Frohe, dankbare Gefühle nach dem Sturm (Allegretto) ∙
Derde Weense periode: ca. 1815-1827 Beethovens laatste periode wordt gekenmerkt door zijn toenemende doofheid en de daarmee gepaard gaande verregaande introversie. Beethoven raakte steeds meer geïsoleerd en in zichzelf gekeerd. Hij trachtte zijn uiterst persoonlijke ideeën in een aangepaste vorm tot uiting te brengen, wat leidde tot twee tendensen. Enerzijds verschijnen er in deze periode werken die doordrongen zijn van een persoonlijk programma. Zijn strijkkwartet op. 132 (1825) bevat bijvoorbeeld een aangrijpend Adagio met als titel ‘Dankgesang eines Genesenen an die Gottheit, in der lydischen Tonart’. Het strijkkwartet op. 135 (1826), Beethovens laatste voltooide werk, eindigt met een beweging met als opschrift ‘Muß es sein? Es muß sein!’. Anderzijds ontstaan er in deze periode een aantal zeer ‘abstracte’ werken, waarin een ver doorgedreven contrapunt gepaard gaat met een intense dramatiek. De Hammerklaviersonate op. 106 bevat bijvoorbeeld een complexe fuga met een thema in kreeftgang. Het Strijkkwartet ‘Große Fuge’ op. 133 is opgevat als een monumentale fuga.
8
Vaak worden extremen samengebracht binnen één en hetzelfde werk. Introverte emotionaliteit staat tegenover meer volks getinte muziek. Gigantische structuren staan tegenover uiterst compacte werken. Van de uitvoerders vergt Beethoven uiterste inspanningen qua techniek. Ook op het vlak van de compositietechniek en de genreconventies worden de grenzen afgetast. Grosse Fuge in Bes-groot op. 33 (1825) https://www.youtube.com/watch?v=XAgdd2VqLVc De ‘Grosse Fuge’ (‘grote fuga’) was oorspronkelijk bestemd als zesde en laatste deel van een ander strijkkwartet (Op. 130). Later schreef Beethoven een ander, meer bescheiden finale voor dat kwartet, en werd de ‘Grosse Fuge’ een zelfstandige compositie. De ‘Grosse Fuge’ is een duidelijk voorbeeld van de tendens naar abstrahering en complexiteit die heel wat werken uit Beethovens latere jaren kenmerkt. Voor Beethovens tijdgenoten en zelfs voor de eerstvolgende generaties, was deze muziek moeilijk te vatten.
Strijkkwartet op. 135 in F-groot (1826) https://www.youtube.com/watch?v=38DA-F1V0t8 00:00 - I. Allegretto 06:22 - II. Vivace [Scherzo] 09:50 - III. Lento assai e cantante tranquillo 17:39 - IV. Grave ma non troppo tratto - Allegro ("Der schwer gefasste Entschluss") De finale begint (17:39) en begint met een trage inleiding (Grave). Beethoven gaf deze beweging de titel ‘Der schwer gefasste Entschluss’ (‘De moeilijke beslissing’) en schreef naast de tempo-aanduiding de woorden ‘Muss es sein?’ (‘Moet het zijn?’). De cello en altviool lijken deze vraag te stellen, maar bij het begin van het daaropvolgende Allegro noteerde Beethoven ‘Es muss sein!’ (‘Het moet zijn!’). Deze drie letttergrepen vormen de ritmische basis voor het hoofdthema. Deze finale geeft duidelijk weer hoe Beethoven in zijn latere werk geregeld persoonlijke boodschappen en ervaringen verwerkte, zonder daarbij rekening te houden met de begrijpelijkheid ervan voor de toehoorder.
Symfonie nr. 9 in d-klein (1824) Een van Beethovens populairste werken, al is deze symfonie ontstaan in dezelfde jaren als de twee hierboven genoemde strijkkwartetten. De Negende Symfonie was Beethovens laatste voltooide symfonie. Hij schreef het werk toen hij al volledig doof was. De symfonie geldt als een belangrijke mijlpaal in de muziekgeschiedenis. Het is de eerste belangrijke symfonie waarin een koor werd toegevoegd aan het orkest. De toevoeging van zangers aan het genre bij uitstek van de instrumentale muziek, was in die tijd een revolutionaire ingreep.
9
Het werk heeft monumentale afmetingen. Alleen al de finale duurt bijna een half uur. Latere componisten zoals Anton Bruckner en Gustav Mahler zullen deze tendens naar grootschaligheid voortzetten. De toonaard d-klein waarmee de symfonie begint suggereert diepte, ernst en dramatiek. De finale eindigt echter in D-groot en verschijnt als een grootse apotheose. Overzicht van de symfonie: -
-
De openingsbeweging begint met lege akkoorden zonder terts, alsof het thema gestalte moet krijgen vanuit oerstof. Deze openingsmaten zullen later een voorbeeld worden voor het begin van de symfonieën van Anton Bruckner en voor het begin van Gustav Mahlers Symfonie nr. 1. Het scherzo wordt niet als derde, maar als tweede beweging geplaatst. De lyrische trage beweging is een variatievorm en staat op de derde plaats. In de finale (d-klein naar D-groot) worden vocale solisten en een koor toegevoegd aan het orkest. Het koor zingt afwisselend met het solistenkwartet, de tekst van Friedrich Schillers Ode ‘An die Freude’, een beschrijving van een droom van vervolmaking en eeuwige gelukzaligheid voor alle mensen.
Ode “An die Freude”: Beethoven was ontgoocheld door de politieke ontwikkelingen in zijn tijd. Eerst was hij teleurgesteld in Napoleon (cf. “Eroica”), later was hij ontgoocheld in het Congres van Wenen, dat na de overwinning op Napoleon evenmin vooruitgang bracht en eerder een restauratie van de vroegere toestand teweegbracht. In de finale van zijn symfonie greep Beethoven daarom terug naar een gedicht van Friedrich Schiller (1785, nieuwe versie uit 1803) dat het libertijnse denken van de jaren 1780 vertegenwoordigde (ca. 30 jaar voordien). Het gedicht dateerde van de vooravond van de Franse Revolutie. De tekst straalt een enorm enthousiasme en geloof in de toekomst uit. Nadat Napoleon en het Congres van Wenen dit geloof de grond in geboord hadden, deed Beethoven een nieuwe oproep d.m.v. zijn symfonie. Hij veranderde de volgorde van de strofes zodanig dat er een continue lijn ontstaat van het aardse naar het hemelse. Twee ideeën staan centraal in Schillers gedicht: ten eerste de vreugde als basis voor een universeel broederschap tussen alle mensen en ten tweede de oorsprong van deze vreugde in de liefde van een hemelse Vader.
10
Hymne-thema van de finale van Beethovens Symfonie nr. 9 De muziek van de symfonie verwijst terug naar de Franse revolutionaire muziek van de jaren 1790, waarin massale koren en orkesten deelnamen aan openluchtplechtigheden. De finale wordt gekenmerkt door een grote heterogeniteit. Een plechtige koraalstijl en een geleerde fugatische schrijfwijze verschijnen naast bijna triviale marsmuziek. De inzet van de zogenaamde ‘Turkse mars’ binnen de finale – na de dramatische cadens van het koor op de woorden “Und der Cherub steht vor Gott” - klinkt op het eerste gehoor als een plotse stijlbreuk. Bij nader inzien blijkt deze marsmuziek echter gebaseerd op een karaktervariatie van het vreugdethema – met behoud van de toonhoogtes, maar met wijziging van ritme en orkestratie.
Beethovens Symfonie nr. 9 zou een grote invloed uitoefenen op latere romantische componisten, bijvoorbeeld op Felix Mendelssohn (Symfonie “Lobgesang”), Johannes Brahms (Finale van Symfonie nr. 1), Anton Bruckner (cf. het begin van zijn symfonieën), Gustav Mahler (begin Symfonie nr. 1, en toevoeging van zangers in verschillende andere symfonieën) , Antonín Dvorák (Scherzo uit de Symfonie “Uit de Nieuwe Wereld”), e.a. Voor sommige 19de-eeuwse componisten betekende Beethovens Negende Symfonie echter het einde van een tijdperk. Volgens Richard Wagner bijvoorbeeld was Beethovens laatste symfonie een eindpunt in de ontwikkeling van de symfonie en had het geen zin om hierna nog nieuwe werken toe te voegen aan dit genre. https://www.youtube.com/watch?v=rOjHhS5MtvA I. II. III. IV.
Allegro ma non troppo, un poco maestoso 1:43 Molto vivace 19:45 Adagio molto e cantabile - Andante moderato 35:41 Finale: Ode to Joy 52:13
De finale (vanaf 52:13) begint met een zogenaamde ‘Schreckensfanfare’: een weergave van angst en chaos. Vervolgens worden de openingsmaten van de vorige drie bewegingen om beurt geciteerd, telkens onderbroken door recitatieven van de lage strijkers. Daarna volgt een aankondiging van het vreugdethema (55:26). Wanneer de verwerking van dit thema opieuw uitmondt in een terugkeer van de ‘Schreckensfanfare” (59:13) laat Beethoven een solozanger (bariton) ingrijpen (59:23) met de tekst: ‘O vrienden, niet deze tonen! Laat ons vriendelijker tonen inzetten, en vreugdevollere’. Daarna zet hij de hymne in, dit keer met tekst, waarna hij gevolgd wordt door het koor en de andere vocale solisten die de verschillende strofes zingen. Een fascinerend moment is de inzet van de zogenaamde ‘Turkse mars’ (1:03:14): deze muziek is afgeleid van de hymne op basis van de zgn. karaktervariatie. In feite zijn de melodienoten van de mars identiek aan die van de hymne, maar zorgen het ritme en de instrumentatie (als ook de tegenmelodie van de tenor) voor een groot contrast.
11
Beethovens impact op de romantische muziek -
-
-
Beethoven groeide uit tot een belangrijk symbool van de romantiek. Opvatting van muziek als een vorm van ‘zelfexpressie’. De expressie-esthetiek staat boven de conventies. De muzikale compositie wordt een haast bovenmenselijk ideaal, dat ondanks zijn doofheid gerealiseerd wordt. Het zwaartepunt wordt definitief verlegd naar de instrumentale muziek: centraal staan genres als de pianosonate (32 met opusnummer), strijkkwartet (17 inclusief de ‘Grosse Fuge’) en de symfonie (9 voltooide werken). De monumentale symfonische stijl wordt niet enkel toegepast in de symfonische muziek, maar ook in de kamer- en pianomuziek. De kamermuziek wordt bijvoorbeeld verplaatst naar de concertzaal. Uitbreiding van de middelen en vernieuwende behandeling van de klassieke genres.
Andere luistervoorbeelden: Vioolconcerto in D-groot (1806) https://www.youtube.com/watch?v=_hXdjRYELGw Egmont-Ouverture (1810) https://www.youtube.com/watch?v=ChcrZX2rZ1M Pianoconcerto nr. 5, ‘Keizersconcerto’ (1811) https://www.youtube.com/watch?v=Qr6jFqMx0fA Symfonie nr. 7 in A-groot (1812) https://www.youtube.com/watch?v=-4788Tmz9Zo Diabelli-Variaties (1823) https://www.youtube.com/watch?v=pAI4-9yc6kA Pianosonate op. 106 in Bes-groot, ‘Hammerklavier’ (1818) https://www.youtube.com/watch?v=erD1Yy-4F5M
12