Project Kauwlei
Aanpak invasieve exoten (30/11/2020)
Op de site zijn 2 invasieve exoten aanwezig, Japanse duizendknoop (Polygonum spp.) en reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum). De haarden van beide soorten werden in kaart gebracht. Voor Japanse duizendknoop gaat het om 1023 m², verspreid over 14 individuele haarden. Reuzenberenklauw komt voor in 1 zone van ongeveer 650 m² in het noordelijk deel van de site. Op het plan ‘Invasieve Exoten’ werd de indicatieve locatie en omvang van de individuele haarden in kaart gebracht. Op dit plan wordt ook een inschatting gemaakt van het volume af te voeren grond. Dit is een richtinggevende schatting; het effectief af te voeren volume kan pas bij uitvoering bepaald worden. Beide exoten zullen verwijderd worden van de site door middel van afgraven en afvoeren van de geïnfesteerde teelaarde. Beide soorten vereisen een licht verschillende aanpak, die hieronder toegelicht wordt.
Japanse duizendknoop Japanse duizendknoop is een kruidachtige vaste plant met een uitgebreid wortelstelsel en overhangende lange holle stengels van 0,5-3 m lang met zijtakken en 5-12 cm grote bladeren eraan. De plant vormt stevige wortelstokken. De stengel is opgebouwd uit holle compartimenten, zoals bij bamboe. Op de grens tussen twee hiervan bevindt zich een knoop waaraan zich een zijtak en een blad bevinden. De bovengrondse delen sterven elk jaar tot de grond af. Het uitzicht van de haarden verschilt dan ook doorheen het jaar. Op de projectsite op de Kauwlei zijn de afzonderlijke haarden echter vlot te onderscheiden van het omringende grasland. Van augustus tot september zijn de witte bloempluimen onmiskenbaar. De soort verspreidt zich nagenoeg uitsluitend vegetatief, het zaad is niet kiemkrachtig.
Voor het afgraven kan starten dient de bovengrondse biomassa te worden verwijderd. Omdat elk stukje stengel kan uitgroeien tot een nieuwe haard, moet er omzichtig gewerkt worden zodat er tijdens het maaien geen plantenresten worden verspreid. Er wordt daarom best manueel gemaaid met de bosmaaier. Het maaisel wordt niet ter plaatse verkleind. De plantenresten mogen afgevoerd worden naar een erkende composteerinstallatie (de warmte van het composteerproces doodt de plant af). Rondom de haarden wordt een strook gras van minstens 2 m mee gemaaid en afgevoerd. Bij het transport wordt het maaisel afgedekt om te zorgen dat er geen plantenresten verspreid worden over de site. Vervolgens kan er gestart worden met afgraven. De bedoeling van het afgraven is het verwijderen van de ondergrondse wortelstokken van de plant. Wortelstokken zijn in feite horizontaal groeiende ondergrondse stengels, van waaruit nieuwe scheuten ontspruiten. Ook hiervoor geldt dat het kleinste stukje wortelstok dat achterblijft, opnieuw kan uitgroeien tot een nieuwe haard. Omzichtigheid en grondigheid zijn dan ook geboden bij het afgraven, maar ook bij het laden en transporteren van de grond. Het is onmogelijk te voorspellen hoe ver de wortelstokken zich van de rand van de haard en hoe diep van de oppervlakte bevinden, dit verschilt naargelang de groeiomstandigheden en de verstoring. In dit geval wordt er van uit gegaan dat het uitgraven tot 1 m buiten de rand van de haard en tot een diepte van 0,5 m zeker zou moeten volstaan, gezien de voedselrijke en onverstoorde groeiplaats. De uitvoerder zal dit ter plaatse nauwgezet controleren en uitgraven tot er geen wortelstokken meer worden aangetroffen. Herkennen van de wortelstokken is relatief eenvoudig. Deze zijn taai, houtig en gesegmenteerd door de talloze ‘knopen’. Ze zijn donkerbruin van kleur, met witte scheuten. De afgegraven grond wordt rechtstreeks in een grondkar geladen die hiervoor tot aan de rand van de haard wordt gereden. Er wordt gecontroleerd dat er geen besmette grond langs de kar valt en achterblijft. De kar wordt niet tot boven de rand geladen om te voorkomen dat er bij transport plantdelen verspreid geraken.
Reuzenberenklauw De Reuzenberenklauw is een grote, 2- tot 5-jarige plant met rechtopstaande, tot 10 cm dikke, roodgevlekte stengels. De tot meer dan 1 m grote bladeren zijn dubbel veerdelig met brede getande en gelobde slippen. De kleine witte bloemen staan in tot meer dan een halve meter grote schermen bij elkaar. Het sap van de plant kan bij aanraking met de huidirritaties en brandwonden veroorzaken. Onbeschermd contact met de plant wordt ten stelligste afgeraden. In tegenstelling tot duizendknoop, verspreidt berenklauw zich nagenoeg uitsluitend via zaad. De plant doet er verschillende jaren over om tot bloei te komen, en sterft na de zaadzetting af. Het afgraven van de grond heeft dan ook vooral tot doel om de gevestigde planten samen met de zaadvoorraad in de bodem te verwijderen. De af te graven zone wordt op het terrein afgebakend door identificatie van de planten. Hierbij worden niet alleen de grote uitgebloeide exemplaren beschouwd, maar ook de jongere, kleinere planten. Het grote, grove blad is gemakkelijk te herkennen, alsook de rabarber-achtige stengels. Ook eventuele planten die een stukje buiten de zone groeien worden individueel verwijderd door het manueel uitspitten van de penwortel. Dit zijn normaal gezien nog geen volwassen planten, waardoor er nog niet geen zaad is verspreid op die locatie. Voor het afgraven wordt de opstaande vegetatie verwijderd. Er wordt best gestart met alle uitgebloeide bloemstengels van reuzenberenklauw voorzichtig af te knippen en te verzamelen op een zeil, zodat het zaad dat erin zit niet verspreid geraakt bij het maaien van de overige vegetatie. Vervolgens kan de resterende vegetatie kort gemaaid worden. Het maaisel mag eveneens afgevoerd worden naar een erkende composteerinstallatie. Na het maaien wordt de afgebakende zone afgegraven tot een diepte van 30 cm. Gezien de verspreiding via zaad, is het bij het afgraven, laden en transporteren van de grond dan ook nog belangrijker dan bij duizendknoop dat er gezorgd wordt dat er geen afgegraven grond achterblijft of verspreid geraakt over het terrein. De afgegraven grond wordt dan ook rechtstreeks in een grondkar geladen die hiervoor tot aan de kraan wordt gereden. Er wordt gecontroleerd dat er geen besmette grond langs de kar valt en achterblijft. De kar wordt niet tot boven de rand geladen om te voorkomen dat er bij transport plantdelen verspreid geraken.