4 minute read

Antroposofische geneeskunde

Antroposofisch huisarts Peter Staal:

Advertisement

“Patiënten voelen zich weer gezien”

Peter Staal (1959) is antroposofisch huisarts in Tilburg. Maar wat maakt zijn werk eigenlijk ‘antroposofisch’? En waarom heeft hij juist voor deze aanvullende opleiding gekozen?

Eenmaal binnen in Peters praktijk valt direct op dat alles er fris uitziet. “We hebben net een ‘klussendag’ gehad, dan frissen we hier met z’n allen de boel weer op.” Met ‘we’, doelt hij op de medewerkers van het Therapeuticum: een antroposofisch gezondheidscentrum, waar meerdere andere medische en paramedische medewerkers praktijk houden, zoals fysiotherapeuten, een psycholoog of een verpleegkundige. Vaak zijn deze medewerkers antroposofisch geschoold, maar dat hoeft niet.

Hoe leg jij aan iemand uit wat antroposofische geneeskunde nu eigenlijk is?

“Antroposofische geneeskunde is inderdaad niet makkelijk in twee zinnen uit te leggen. Het is een uitbreiding van de gewone geneeskunde, en dus geen alternatief. Het mensbeeld in de antroposofische geneeskunde is uitgebreider. Een mens is meer dan alleen zijn lichaam [zie kader, red.]. Antroposofische geneeskunde is, in tegenstelling

tot reguliere geneeskunde, vooral vitaliserend. Reguliere middelen zijn goed in het onderdrukken van levensprocessen, dat zie je ook aan de namen van middelen: de woorden anti-, -blokker of –remmer kom je vaak tegen. Antroposofische geneeskunde probeert een ziekteproces zo te laten verlopen dat er een nieuw en gezonder evenwicht ontstaat. Soms lukt dat, soms ook niet. Je kunt ernstige zaken soms heel goed antroposofisch behandelen. Virale longontstekingen behandel ik vaak het liefst antroposofisch. Maar een schimmelnagel geneest soms beter met een regulier geneesmiddel.”

Waarom heb je zelf juist voor antroposofische geneeskunde gekozen? Veel mensen weten niet wat het is, en het werd een tijd lang door je eigen beroepsgroep niet zuiver op de graad gevonden om complementair arts te zijn. Toch deed je een extra

studie naast je artsopleiding: niet de makkelijkste weg.

“Ja, aan de ene kant is dat waar, ik zou bijna zeggen dat er zelfs een tijd is geweest dat complementaire geneeskunde door sommigen werd gedemoniseerd. Maar aan de andere kant: als een collega, of zoals onlangs, een ambtenaar van het ministerie, hier in de praktijk eens komt kijken naar wat ik nu eigenlijk doe zijn ze altijd enthousiast. Ik heb een afkeer van een geitenwollensokken-imago, en ik denk dat ik me daarom in mijn werk en onder mijn collega’s eigenlijk niet anders gezien voel dan als een reguliere huisarts.

En er is nog iets: je zegt dat ik het mezelf moeilijker maak, maar vergeet niet dat ik het bij mijn behandelingen juist makkelijker heb. Ik heb en veel groter arsenaal aan middelen en therapieën waaruit ik kan putten. Neem nu slaapproblemen, zoals het wakker worden om drie uur ’s nachts. De antroposofische geneeskunde kent daar een geweldig middel voor. Eigenlijk een heel eenvoudig kruidenpreparaat, maar het werkt bijna altijd en heeft geen nare bijwerkingen. Dat zijn zaken die me nu juist zo enthousiast maken voor deze aanvullende vorm van geneeskunde.”

Veel mensen weten vaak niet wat antroposofische geneeskunde is. Hoe is dat in jouw praktijk, kiezen je patiënten bewust voor jou?

“Ik ben natuurlijk ingebed in een normaal huisartsensysteem zoals alle huisartsen in Nederland, en mensen die zich bij mij inschrijven hoeven niet speciaal voor de antroposofie te kiezen of er zelfs maar iets van te begrijpen. Sterker nog, de meesten hadden er geen idee van toen ze zich ooit bij me inschreven. Als ze eenmaal met een probleem bij me komen, kan het wel gebeuren dat ze ervaren dat er meerdere benaderingen voor hun probleem bestaan. En dat wordt gewaardeerd. Bij een onderzoek onder patiënten kwam naar voren dat onze praktijk de hoogste waardering had: ‘uitmuntend’.”

Hoe is het ooit op je pad gekomen?

“Mijn ouders hebben geen achtergrond in de antroposofie, maar op een dag las mijn stiefvader in de trein een artikel over de Vrije Hogeschool in Driebergen. Om een of andere reden dacht hij direct: dat is iets voor Peter. Ik heb daar een jaar doorgebracht, en onder meer les gehad van de antroposofische psychiater Bernard Lievegoed. Ik wist toen wel dat ik arts wilde worden, maar wat die man over zich had, dat vond ik zo bijzonder. Ik kon het nog niet goed onder woorden brengen, maar het had te maken met het enorme respect waarmee hij over patiënten en gehandicapten sprak. En ook zijn brede visie op patiënten, waarbij hij bijvoorbeeld

ook altijd de levensloop, met alle uitdagingen, kennelijk in zijn bewustzijn meenam. Ik begreep toen nog niet veel van antroposofische geneeskunde, maar ik wist heel snel: híer wil ik meer van weten. Ik ging geneeskunde studeren, en parallel daaraan begon ik me te verdiepen in de antroposofie.”

Kwam het niet in botsing met wat je op de universiteit leerde?

“Aanvankelijk heb ik het wel ervaren als twee aparte werelden. Maar ik was -halfbewust nogook op zoek naar andere manieren van kijken, andere manieren van leven, en van anders met de aarde omgaan bijvoorbeeld. Later kwamen die werelden toch bij elkaar. Antroposofie sluit het universitair-wetenschappelijke namelijk niet uit. In de antroposofie is het begrip “vitaliteit” een belangrijk element van alle levende wezens. Op een dag was ik getuige van proeven met voedingsgewassen, waarbij met zogenaamde stijgbeeldproeven juist die vitaliteit van planten werd onderzocht en zichtbaar gemaakt. Je zag het plantensap volgens heel karakteristieke patronen opstijgen in het papier, waarbij het sap van vitale gewassen veel uitgesprokener en gevarieerde vormen liet zien dan het sap van minder vitale planten. Dat was het moment dat voor mij de twee werelden bij elkaar kwamen. Je kon die proeven eindeloos herhalen, steeds met hetzelfde resultaat. Daar zat dus iets in, in dat vitaliteitsbegrip van de antroposofie.”

Je hoort vaak: ‘dat is allemaal niet wetenschappelijk bewezen’. Hoe reageer jij dan?

“De antroposofische geneeskunde is nog relatief jong, en er is domweg nog niet zo veel onderzoek naar gedaan. Maar het onderzoek wát er ligt, is heel positief. Het werkt, het is veilig en waarschijnlijk ook kosteneffectief. Maar inderdaad: als ik een onderzoeksbudget van miljoenen ter beschikking had zou ik het ook wel weten.

En uiteindelijk is het ook nog zo dat je, zeker als huisarts, weliswaar een hoofd vol universitaire kennis hebt, maar uiteindelijk moeten wij huisartsen, ook reguliere huisartsen, die kennis in de spreekkamer terugvertalen naar de individuele patiënt. En ondanks alle geweldige verworvenheden van de medische wetenschap is die praktijk nog wel eens weerbarstig. Protocollaire geneeskunde, waarbij mensen standaard diagnoses en standaard behandelingen krijgen, wordt door veel mensen niet als prettig ervaren, vooral als die niet goed geïndividualiseerd wordt. En dat is een andere, naar mijn idee zeer prettige, eigenschap van de antroposofische geneeskunde: je hebt als arts veel meer mogelijkheden om ál je kennis bij déze patiënt te individualiseren. En dan voelen patiënten zich weer gezien.”

This article is from: