2 minute read
Het was al met al een mooie tijd
Het gezicht van veteraan Jaap van Dijk (1941) licht op zodra hij over Nieuw-Guinea en de Karel Doorman gaat praten. Op tafel liggen souvenirs uitgestald: een kunstig gemaakt vissersbootje, een paar peniskokers en een stenen bijl.
“Die hebben de Papoea’s speciaal voor mij gemaakt,” vertelt hij.
Toen Van Dijk 16 jaar was zei hij tegen zijn vader: “Ik wil naar de Marine.” Voor school was hij te ongedurig.
“Ik wilde varen.” Op 11 maart 1958 meldde hij zich bij het opleidingskamp in Hilversum. Van Dijk kreeg daarbij een opleiding tot brandweerman, gespecialiseerd in het blussen van vliegtuigbranden. Hij kwam uiteindelijk op vliegdekschip Karel Doorman terecht. Op 1 van zijn reizen midden op de oceaan probeerde een helikopter met motorpech het vliegdek te bereiken. Dat mislukte. Jaap zag hem voor zijn ogen in de golven verdwijnen.
“Dat vergeet je nooit meer,” zegt hij. Hij staart voor zich uit alsof hij het weer ziet gebeuren.
Opgeroepen voor uitzending naar Nieuw-Guinea
Eind 1959 werd matroos Van Dijk opgeroepen voor uitzending naar Nieuw-Guinea. Hij zat er niet mee.
“Nou, dan ga ik toch,” zei hij. Het avontuur trok hem wel. In mei 1960 vertrok hij met de Karel Doorman naar Nieuw-Guinea, met een tussenstop in Australië. “Daar hebben we een mooie stunt beleefd,” vertelt hij, terwijl de pretlichtjes in zijn ogen aangaan. “We werden daar in Fremantle geboycot door de havenarbeiders, omdat we naar Nieuw-Guinea gingen. Maar de kapitein was niet voor 1 gat te vangen. Met de kracht van de vliegtuigpropellers en de winches meerde hij het schip netjes af tussen twee andere schepen. We kregen een geweldig applaus.”
Als brandweerman had je een goed leven aan boord
Wat doe je als brandweerman op zo’n reis? “Niks,” lacht Jaap van Dijk. “Alleen als de vliegtuigen de lucht ingingen, moesten we paraat zijn. Ik had een goed leven daar aan boord. Als je maar een dot poetskatoen in je handen had viel niemand je lastig.” Eén keer moest hij in actie komen bij een rokend vliegtuig. Maar het bleek niet meer dan de rook van een sigaret.
Een half jaar bleef de Karel Doorman in Nieuw-Guinea. “Veel patrouillevaren en af en toe passagieren in Hollandia.”
Het ging maar net goed
In januari 1962 vertrok Van Dijk voor de 2e keer naar Nieuw-Guinea. Nu met het tankschip De Duivendrecht. Eerst naar Venezuela om olie in te laden en vandaar via het Panamakanaal naar Nieuw-Guinea. Een half jaar lang voeren ze van baai naar baai om de Nederlandse Marineschepen te bevoorraden. Jaap moet ineens denken aan het moment dat ze in het donker door de Nederlandse Luchtmacht voor een vijandelijk schip werden aangezien. Het ging maar net goed. Dat was wel even spannend, maar angst heeft onze veteraan niet gekend.
O ja, die Papoea’s. Jaap van Dijk kon heel goed met hen opschieten. Hij werd regelmatig in de kampongs te eten uitgenodigd. Met trots en ook een beetje heimwee kijkt hij naar de voorwerpen op tafel. “Het was al met al een mooie tijd.”