Discussie over nieuw beleidsinstrument
Biodiversiteitsverlies compenseren. Waarom? En hoe? Voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt ook voor schade aan de natuur door menselijk handelen. Maar natuurverlies en daarmee verlies aan biodiversiteit is niet altijd te voorkomen. In die gevallen kan compensatie de balans toch in evenwicht brengen. Kan, want het principe kent de nodige haken en ogen. Verlies van biodiversiteit
Biodiversiteit is een veelomvattend begrip en omvat in feite al het leven, vanaf het niveau van genen, soorten tot aan ecosystemen. Door allerlei vormen van milieudruk worden de populaties van veel soorten kleiner en kleiner, totdat een soort zelfs uit kan sterven. Uit respect voor alles wat leeft op onze aarde zouden we dat verlies tegen moeten willen gaan. Inmiddels wordt het ook steeds duidelijker dat het behoud van biodiversiteit van belang is voor onze welvaart vanwege het nut van biodiversiteit voor bijvoorbeeld voedselproductie, schoon water en een gezond leefklimaat. Het waarderen van biodiversiteit is hiermee in een ander licht komen te staan, mede dankzij het project The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB, zie ‘Meer weten’). Eén van de onderliggende oorzaken van het wereldwijd optredende verlies aan biodiversiteit is het publieke karakter ervan: iedereen kan erbij, terwijl het gebruik niet exclusief door een enkele partij geclaimd kan worden: biodiversiteit heeft geen eigenaar en het verlies zit gewoonlijk dan ook niet verwerkt in de prijs van goederen.
Compensatie: verplicht of vrijwillig
Om deze redenen heeft het Rijk aan de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen opdracht gegeven om met Auteursinfo Mark van Oorschot (mark.vanoorschot@pbl.nl) is werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL); Jolanda van Schaick is werkzaam bij CREM consultancy voor duurzame ontwikkeling ( j.vanschaick@crem.nl). Beide auteurs zijn lid van de VVM-sectie Biodiversiteit en het artikel is mede geschreven namens de sectie (zie kader), en het No-Net-Loss initiatief (Steven de Bie - Shell / Bopp van Dessel - Bopp Solutions).
Milieu 2011-2
De Kruidenier Groep, één van de bedrijven uit het BioCom project, heeft naar aanleiding van de opgestelde bedrijfsvoetafdruk besloten om voortaan geen vlees meer uit Oostenrijk te importeren, maar deze te betrekken van Nederlandse blaarkoppen die op natte veenweiden grazen
het bedrijfsleven afspraken te maken over concrete maatregelen waarmee het verlies aan biodiversiteit als een gevolg van economische activiteiten (vrijwillig) vergoed of gecompenseerd kan worden. Voor het opdoen van praktijkervaring met compensatie is het No-Net-Loss initiatief opgestart. Ook de Commissie voor milieueffectrapportage (MER) heeft geconstateerd dat er ondanks verplichte compensatie, zoals vastgelegd in de wet Milieubeheer, netto negatieve effecten overblijven. Dat geldt niet alleen voor (grote) MER-plichtige activiteiten, maar ook voor alle ‘gewone’ (bedrijfs)activiteiten. Blijkbaar is de wet- en regelgeving onvoldoende om biodiversiteitverlies helemaal te voorkomen. Vrijwillige compensatie is dan een manier om het resterende verlies te compenseren.
Principes en motivatie
Motivaties voor vrijwillige compensatie kunnen zijn: het zeker stellen van benodigde natuurlijke hulpbronnen (eigenbelang), het werken aan een positief imago (marketing), of het reageren op druk van belangengroepen. Tot slot kan het
35
Het No Net Loss initiatief
Het principe van biodiversiteitcompensatie Netto positieve bijdrage
Biodiversiteit waarde
+ ve
- ve
Biodiversiteitneutraal
ACA Offs Ofs
PI
PI
PI
PI Rs
Mt
Mt
Av
Av
Offs
Offs Resterende Impact PI = Predicted Impact Av = Avoidance
Av
Mt = Mitigation Rs = Restoration Offs = Offsets ACA = Additional Conservation Actions Bron: BBOP, Rio Tinto and Govt. of Australia
evalueren van de effecten van bedrijfsactiviteiten tot verrassende en innoverende ideeën leiden (zie foto). Om te kunnen compenseren moet je wel eerst in beeld brengen hoeveel verlies er is ontstaan door productieprocessen. Verlies aan biodiversiteit kan direct of indirect ontstaan. Direct door bijvoorbeeld de productieprocessen van een bedrijf, indirect bijvoorbeeld via de import van grondstoffen waarvoor elders natuur wordt vernietigd. Probleem is dat biodiversiteit vaak lastig te meten is, en door zijn vele facetten niet eenvoudig in 1 maat is uit te drukken. Ook kan je de ene soort niet zomaar uitwisselen voor een andere, of zelfs op een andere plek in de wereld. Een ongeschreven basisregel is dat compensatie volgt op mitigerende maatregelen. Deze regel is verwerkt in de zogenaamde mitigatieladder, welke de principiële randvoorwaarden aangeeft voor het uiteindelijke nemen van compenserende maatregelen. De ladder kent de volgende stappen: - Vermijd het verlies aan biodiversiteit. Als dit maar deels mogelijk is, volgt: - Mitigeer (minimaliseer) het verlies aan biodiversiteit, en als laatste - Herstel het verlies (restauratie). Compensatie wordt daarna ingezet voor het resterend verlies en kan zelfs resulteren in nettowinst. Deze aanpak sluit ook goed aan bij de aanpak in een milieueffectrapportage.
Meer weten
Het BioCom rapport kan vanaf april 2011 worden gedownload op de website van De Gemeynt: www.gemeynt.nl Informatie over de Taskforce, met onder de knop ‘projecten’ aandacht voor het No-Net-Loss initiatief, staat op: www.taskforcebiodiversiteit.nl Het TEEB-project over de waarden van biodiversiteit en ecosystemen heeft meerdere rapporten voortgebracht, zie www.teebweb.org
36
1
Compensatie kan dan op meerdere manieren plaatsvinden. Zo kan een bedrijf of organisatie zelf de compensatie uitvoeren, al dan niet in samenwerking met een NGO of lokale bevolking. Verder kan een bedrijf de overheid of een andere partij hiervoor betalen. Het kopen van biodiversiteitcredits van een landeigenaar of speciale conservation bank is ook een optie.
Recente ervaringen
Vrijwillige compensatie vormde de basis voor het project BioCom: ‘Biodiversiteitscompensatie: op weg naar concrete plannen en richtlijnen voor bedrijven’, gefinancierd door het Rijk. Bedrijven, overheden en NGO’s hebben gedurende 1 jaar in meerdere sessies gezamenlijk compensatieplannen voor de drie deelnemende bedrijven opgesteld. Een belangrijk element was het in kaart brengen van de voetafdruk van bedrijfsactiviteiten. De effecten van productketens op biodiversiteit zijn in beeld gebracht via het landbeslag van de activiteiten (ha), de broeikasgasemissies (CO2-eq), het watergebruik (waterstress) en een restgroep ‘overig’ (bijv. pesticidengebruik). Per drukfactor is eerst gekeken naar het minimaliseren van de negatieve effecten, waarna bedrijven plannen hebben gemaakt voor compensatie.
De belangrijkste conclusies van BioCom zijn:
- In tegenstelling tot ‘gangbare’ compensatieprojecten richtte het project zich ook op al bestaande bedrijfsactiviteiten. - Uniek is dat de effecten zijn bepaald voor de gehele productketen. De focus op een keten in plaats van op een individueel bedrijf maakte het bepalen van de biodiversiteitsvoetafdruk wel lastiger. - Het project heeft veel antwoorden en inzichten opgeleverd, maar ook duidelijk gemaakt waar dilemma’s bestaan en kennis, instrumenten en een consistente aanpak ontbreken. Met de opgedane ervaringen kunnen voorlopers in het bedrijfsleven aan de slag met vrijwillige ketencompensatie.
Milieu 2011-2
EU milieubeleid – Going local
Verbindend, Inspirerend en Praktisch
De VVM-sectie Biodiversiteit wil biodiversiteit hoger op de agenda plaatsen bij politiek, bedrijven, wetenschap en maatschappij. De leden hebben daarom als missie geformuleerd om het belang van biodiversiteit aan te geven en de bewustwording hierover te vergroten in het netwerk van milieuprofessionals. Als uitgangspunt voor haar activiteiten hanteert de sectie het motto: Verbindend, Inspirerend en Praktisch. Meer weten over onze sectie of zin om mee te doen: kijk op www.vvm.info (-> secties -> Biodiversiteit) of neem contact op met een van de bestuursleden: Koen Kramer (WUR), Jacomijn Pluimers (Blonk Milieu Advies), Bart Beerlage (MER). Gezien het huidige verlies aan biodiversiteit door economische activiteiten is er mogelijk veel winst te behalen met het verder ontwikkelen en ondersteunen van het instrument.
VVM-Seminar plaatst kanttekeningen
Recente ervaringen met het compensatieprincipe voor biodiversiteit vormden het uitgangspunt voor een seminar van de VVM-sectie Biodiversiteit. Inleidingen werden verzorgd door Bart Beerlange (Commissie MER) en Steven de Bie (No-NetLoss initiatief), waarna de voors en tegens werden bediscussieerd. Enkele opvallende uitkomsten van het debat zijn: - Om te voorkomen dat compenseren geen Licence-to-destroy wordt is voorzichtigheid geboden bij de uitwerking van het concept. - Er zijn meerdere methodes nodig voor het bepalen van het verlies aan biodiversiteit. De algemene voetafdruk methodiek is bruikbaar voor mondiale problemen (klimaatverandering), maar houdt onvoldoende rekening met lokale omstandigheden en specifieke situaties. - Tot nu toe lijkt het erop dat het instrument wordt ontwikkeld door ecologen, met vooral kennis over biodiversiteit. Er wordt nog weinig gekeken vanuit sociaal-culturele aspecten of de meerwaarde van ecosysteemdiensten. - Bij compensatie kan de ene vorm van biodiversiteit niet ‘zomaar’ uitgewisseld worden tegen een andere, terwijl heel sterk vasthouden aan het like-for-like principe (precies dat compenseren wat verloren is gegaan) leidt tot een erg rigide systeem. - Bij vrijwillige compensatie zijn er geen vaste spelregels zoals die in wetten wel zijn vastgelegd. Dit kan een mogelijk risico inhouden. De aanwezigen hebben hun kanttekeningen omgezet in het volgende advies voor de Taskforce: “Compensatie vormt een kans als de mitigatieladder consequent wordt gevolgd. Maar biodiversiteit moet ook benaderd worden vanuit ecosysteemdiensten. Daarnaast moet de politiek worden betrokken en er moet maatschappelijk draagvlak voor compensatie worden gecreëerd. Er is dus een brede dialoog met politiek en maatschappij nodig. Het is daarom van belang dat een communicatieadviseur betrokken wordt, die helpt bij het scherp maken van waar het om gaat. Ook een bekende Nederlander met gezag, die een ambassadeur voor biodiversiteit wil zijn, kan helpen om het concept te promoten.”
Mark van Oorschot en Jolanda van Schaick
Milieu 2011-2
Bakkeleien over gifwetgeving Vlak voor de jaarwisseling bereikte de Raad van de Europese Milieuministers een politiek akkoord over de herziening van de Europese biocidewetgeving. Dit betekent dat de Europese regels voor het gebruik van chemicaliën zoals insecticiden, ontsmettingsmiddelen, hout- en metaalbeschermingsmiddelen en rattengif nu verscherpen en omgezet in een direct werkende Europese verordening. De verscherping geldt vooral voor die middelen waarvan bekend is dat ze kankerverwekkend kunnen zijn, een hormonale werking hebben of invloed hebben op de (menselijke) voortplanting. De ministers hebben het oorspronkelijke commissievoorstel uitgebreid tot (zeer) persistente-, (zeer) bioaccumulerende- en giftige stoffen: dergelijke stoffen mogen alleen nog worden gebruikt mits ze onmisbaar zijn om een acuut gevaar voor de volksgezondheid of het milieu te voorkomen. De verordening gaat rechtstreeks gelden voor meer dan 50.000 producten. Nieuw is dat de regels ook gelden voor eindproducten die behandeld zijn met chemische middelen, denk hierbij bijvoorbeeld aan slaapzakken en meubelen. Dergelijke producten mogen niet meer met ongeautoriseerde biociden zijn behandeld en moeten worden geëtiketteerd. Dit geldt ook voor alle geïmporteerde artikelen. Het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA) krijgt de bevoegdheid voorstellen voor de toelating van nieuwe biocides en ‘laag risico’ vanaf 2013 te beoordelen. Maar de ministers gingen niet volledig akkoord met het voorstel van het Parlement om de bevoegdheden van het agentschap geleidelijk uit te breiden tot vrijwel alle biocides in 2017: zij stellen dit uit tot 2020. Ook blijft de autorisatieprocedure via het ECHA een optionele procedure als aanvulling op het huidige systeem van nationale toelatingen. Dat zorgt weer niet voor meer uniformiteit. Om het gebruik van proefdieren tot een minimum te beperken bevat het voorstel eisen voor het delen en toegankelijk maken van data tussen de lidstaten. Veel NGO’s gaat het akkoord niet ver genoeg. Christian Schweer van het Pesticide Action Network is niet tevreden omdat “de verordening geen echt verbod is op gevaarlijke biocides”. Op haar beurt noemt Anne Stauffer van de Health and Environment Alliance het betreurenswaardig dat de ministers hebben besloten biocides met neurotoxische en immunotoxische effecten uit te sluiten van substitutie. “Het niet uitsluiten zou een forse impuls zijn geweest voor het ontwikkelen van nieuwe veiligere producten.” Nu de ministers akkoord zijn met het compromisvoorstel moet het Europees Parlement nog beslissen of ze akkoord gaat. De discussies zullen zich hoogstwaarschijnlijk concentreren over de implicaties van de herziening in termen van financiële en personele middelen, de EU toelatingsprocedures, en de aan het Europees Chemicaliën Agentschap te betalen kosten. Rolf-Jan Hoeve
37