#IEDEREEN KSA Spelen met diversiteit Bij KSA is iedereen welkom! Spelen doe je waarschijnlijk iedere activiteit, maar heb je al eens via spelen diversiteit bespreekbaar gemaakt in je KSAgroep? De spelletjes in deze spelrubriek helpen je om dit thema bespreekbaar te maken binnen jouw groep en zo verschillende taboes te doorbreken. Speel je mee? #iedereenksa
Terugkoppeling: groepsgesprek Verdeel de groep in kleinere groepjes en laat de spelers reflecteren over de ervaring. De reflectie wordt opgedeeld in twee delen. Het eerste deel van de reflectie gebeurt mondeling, in een kringgesprek. Het tweede deel van de reflectie kan mondeling of aan de hand van een tekening of beelden (gebruik je lichaam als standbeeld om je positie en gevoel in de groep weer te geven). Daarna kan je er nog voor kiezen om al dan niet een terugkoppeling te doen met de hele groep.
Groepsgesprek deel 1 Als de groep veel weerstand heeft geboden, zou het kunnen dat er verschillende spelers uit de groep zich schuldig zullen voelen. Herinner de groep er dan aan dat het niet de bedoeling van de activiteit is om een schuldgevoel aan te wakkeren of om iemand iets verkeerd te laten doen, maar om te zien hoe snel we zelf uitsluiten, zonder kritisch te zijn.
Vragen groepsgesprek: • Heeft de grote groep weerstand geboden? Waarom? Werd dat afgesproken? • Welke strategie hebben de spelers gebruikt om in de cirkel te komen? • Hebben ze gevraagd of ze in de cirkel mochten? Waarom wel/niet? Wat was de reactie van de groep? • Hebben de spelers elkaar geholpen? Waarom wel/ niet? • Kunnen we voorbeelden bedenken waarbij dat voorkomt in het echte leven? (van toepassing bij oudere groepen) • Voor de jongste groepen: ben jij al eens uitgesloten geweest? En waarom was dat dan? Hoe voelde dat?
Groepsgesprek deel 2 Begeleiderstip: Voor de jongere leden kan het fijn zijn om de reflectie niet mondeling te doen. De spelers kunnen dat nogal snel te saai of te schools vinden. Zeker voor hen kan het dan leuk zijn om de reflectie te doen aan de hand van tekeningen of beelden.
Vragen groepsgesprek: • Hoe voelde je je tijdens de oefening? En nu? • Wat heb je geleerd tijdens de oefening? • Wanneer zou je het als vrijwilliger/groep opgeven om in de cirkel te geraken? • Heb je in andere situaties ooit dat gevoel gehad (je bent zelf vrij om een situatie te kiezen, bv. een situatie als vrijwilliger of in groep). • Wat zou je willen veranderen? Waarom? • Hoe zou je ervoor kunnen zorgen dat je positie in de groep verbetert? • ...
Breek in de cirkel Auteur: Jeugdwerk tegen racisme Leeftijdsgroep: 6-12 jaar, 12-16 jaar Aantal spelers: 15-30 Aantal begeleiders: Minimum 2 Soort spel: Groepsdynamisch Terrein: Binnen of buiten Duur: ± 45 minuten Voorbereidingstijd: ??? Energie: ** Moeilijkheidsgraad: ** Winnaar: Met dit spel proberen we aan te tonen hoe gemakkelijk en subtiel uitsluiting kan zijn en word je je bewust van je eigen verantwoordelijkheden in zowel de minderheids- als meerderheidsgroep
Materiaal: • Papier • Kleurpotloden
Spelverloop: Kies vier of vijf spelers die aan de kant van de ruimte staan. De rest van de groep vormt een dichte en stevige menselijke cirkel in het midden van de ruimte. Na het startsignaal proberen de spelers aan de kant van de ruimte binnen te breken in de cirkel. Je geeft vooraf niet aan of de groep al dan niet weerstand moet bieden. De spelers aan de kant van de ruimte kunnen vragen of ze de groep binnen mogen, en de spelers die de cirkel vormen, hebben vrij de keuze om daarop te antwoorden. Dit deel van het spel duurt 10 à 15 minuten of tot de spelers erin geslaagd zijn in de cirkel binnen te dringen.
#IEDEREEN KSA
Afsluitende conclusies: • We sluiten snel en soms onbewust uit. • We moeten oog hebben voor (subtiele) uitsluitingsmechanismen. • Uitsluiting is niet leuk. • Durf een standpunt in te nemen.
Alle kleuren van de regenboog Auteur: KSA Herent Leeftijdsgroep: 6-10 jaar Aantal spelers: 10-20 Aantal begeleiders: Minimum 2 Terrein: Buiten Duur: 2,5 uur Energie: ***
#IEDEREEN KSA
Moeilijkheidsgraad: * Winnaar: Het doel van het spel is om samen tot een mooi gedicht en regenboog te komen
Materiaal: • Verkleedkleren • Bal • 7 potjes • Fluohesjes • Sjaaltjes • Crêpepapier in 7 verschillende kleuren • Water • Soeppotten • Het gedicht
Groepsindeling: Verdeel je groep in twee teams.
Spelverloop: Per spel dat gespeeld wordt, krijgt het winnende team een stukje crêpepapier en een stukje gedicht. Elk stukje gaat dan individueel in een apart potje water. In het totaal zijn er zeven spelen en kunnen ze dus zeven verschillende kleuren crêpepapier in zeven verschillende potjes doen en zeven zinnen verzamelen om op het einde tot een gedicht te komen. Op het einde van alle spelletjes hebben ze dan de regenboog behaald en plaatsen ze het gedicht in de juiste volgorde. Zo is de missie geslaagd: namelijk dat iedereen welkom is bij KSA.
De zeven spelletjes • Leven of dood Het terrein is in twee vakken verdeeld. In elk vak staat een team. Een van de teams begint en gooit de bal omhoog, in het vak van het andere team, met de woorden: "Dood aan Lieve". Als het andere team de bal kan vangen, zonder dat die de grond raakt, gebeurt er niets, anders moet Lieve opzij gaan staan, want ze is nu dood. Het andere team kan Lieve dan terug levend maken door de bal te werpen en te zeggen: "Levend Lieve". Je kan op die manier personen van het andere team werven voor jouw team. Het spel is ten einde als er een team "uitgestorven" is. • Ratten en raven De spelers staan in een rij, met de rug tegen elkaar. Het ene team zijn de ratten, het andere de raven. De bedoeling is dat wanneer de leiding “ratten” zegt, de ratten weg lopen en de raven moeten proberen die te tikken. De ratten zijn veilig als ze over een bepaalde grens zijn gelopen. Wanneer de leiding “raven” zegt, lopen de raven weg en lopen de ratten erachter. De leiding kleedt de ‘ratten’ en de ‘raven’ natuurlijk best in door een verhaaltje te vertellen. bv. “Vorige week ging ik bij mijn oma in het schuurtje eens snuffelen, toen ik de deur opendeed sprong er juist voor mijn voeten een rrrrat weg …” • Schipper, mag ik overvaren Alle spelers staat aan een kant van het terrein, behalve de ‘schipper’, die blijft in het midden staan. De schipper geeft een opdracht (bijvoorbeeld: loop op één been over). Op een signaal gaan de spelers het terrein over, terwijl die de opdracht uitvoeren. Slaagt een speler daar niet in, dan kan de schipper die tikken en moet die verder de schipper helpen bij diens taak. Meestal geeft de schipper pas de opdracht nadat de spelers zingen: “Schipper mag ik overvaren, ja of neen? Moet ik dan een cent betalen, ja of neen? Wat moet ik doen?” • Kat en muis Zet de spelers in rijen. Als je bijvoorbeeld met achttien spelers bent, maak je vier rijen van vier spelers. Twee spelers gaan niet in één van de rijen staan. Iedereen gaat nu zo staan zodat die met gestrekte armen de vingertoppen van de persoon langs hen en voor en achter hen juist kan raken. Iedereen houdt de armen gestrekt en gaat met het gezicht naar dezelfde richting staan zodat er precies gangen gevormd worden. Nu lopen de twee spelers die niet in de rijen staan door de gangen. De ene moet de andere tikken. Als nu iemand bijvoorbeeld fluit moet iedereen die deel uitmaakt van de gangen, die gevormd worden door de gestrekte armen, zich 90° draaien naar links zodat de gangen nu in de andere richting zijn. Dit herhaalt zich tot de tikker diegene die moet lopen heeft kunnen tikken.
• Fruittikkertje Voordat het spel begint, kiezen de spelers een kleur, bijvoorbeeld oranje. De spelers spelen tikkertje. Wordt iemand getikt, dan moet die een groente of fruit met de kleur oranje noemen, bijvoorbeeld mandarijn. De speler mag blijven spelen als het goed is. Heeft de speler het fout, dan mag die even niet meer mee doen tot er een nieuwe tikker en nieuw kleur is gekozen.
Vooroordelen herkennen en ontkrachten Auteur: Jeugdwerk tegen racisme Leeftijdsgroep: 14-16 jaar Aantal spelers: Maximum 20 Aantal begeleiders: Minimum 2
• Complimentenrondje Zet alle spelers in een volgorde naar keuze. Begin bij de eerste speler. Die persoon moet nu een compliment geven aan de volgende in de rij. Dit kan over de bijdrage gaan van het spel of over wat diegene voor de groep betekent. Daarna krijgt diegene de beurt om een compliment te geven aan de volgende in de rij. De laatste geeft een compliment aan degene die begonnen was. Toon als leiding eerst zelf het goede voorbeeld en vermeldt dat complimenten niet mogen herhaald worden.
Het gedicht Alle kleuren van de regenboog Hier verliezen we niemand uit het oog Klein of groot, bij ons valt er niemand uit de boot Welke achtergrond je ook hebt Gelijkenissen en verschillen dat is wat de band schept Iedereen KSA, welkom ben je altijd Dat is voor altijd een feit!
Terrein: Binnen of buiten Duur: ± 1 uur Voorbereidingstijd: ± 15 minuten Energie: * tot *** Moeilijkheidsgraad: ***
Materiaal: • 3 stoelen • Ruimte voor de spelers om in een kring te zitten en rond te lopen • Strookjes papier en pennen • Een pot
Voorbereiding: • Knip/scheur een aantal kleine stukjes papier; ongeveer twee voor iedereen in de groep (en een paar reserve). • Let op met spelers in de groep die misschien tot een groep behoren die vaak ‘geviseerd’ wordt. Als je denkt dat er zich moeilijkheden kunnen voordoen, neem dan individuen op voorhand even apart en leg de activiteit aan hen uit. Maak hen duidelijk dat hun inbreng nuttig kan zijn voor de groep en zorg ervoor dat ze zich niet ongemakkelijk voelen bij de activiteit.
Spelverloop:
Begeleiderstips • Je zal je heel bewust moeten zijn van de verschillende gevoeligheden of banden in de groep. Moedig de spelers aan om daarmee rekening te houden tijdens hun gesprekken. • Er zijn misschien een aantal vragen of uitspraken waar de spelers, of jij, niet meteen een antwoord op kunnen formuleren. Schrijf die op en check ze na een discussie of laat je spelers ze checken. Houd ze bij voor een volgende keer.
#IEDEREEN KSA
• De man in het midden Eén speler staat in het midden met de andere spelers in een kring erom heen. Nu rollen de kinderen die in de kring staan elkaar snel de bal toe (de bal moet op de grond blijven), waarbij ze proberen ‘de man in het midden’ te raken. Die mag echter opzij of over de bal heen springen. Het komt er bij dit spel op aan met elkaar samen te spelen, schijnbewegingen te maken en de bal snel heen en weer te spelen. De speler die ‘de man in het midden’ raakt, neemt diens rol over.
Soort spel: Reflectiespel; rustige avondactiviteit
#IEDEREEN KSA
• Als de die gesprekspartners er niet in lijken te slagen om argumenten tegen bevooroordeelde uitspraken te vinden, sluit je dan gerust zelf bij het gesprek aan. Probeer dat echter niet te vaak te doen: het kan nuttig zijn om het gesprek nu en dan te stoppen en te vragen of andere spelers in de groep een alternatieve mening kunnen geven. Dat kan ook schriftelijk. • Houd de discussie open. Geef spelers de kans om hun mening te geven. Tegelijkertijd mag het gesprek niet ontaarden in een reeks onaardige en onterechte herhalingen van negatieve stereotypen. Moedig de spelers aan om een onderzoekende toon aan te nemen en hun opmerkingen zo fijngevoelig mogelijk te formuleren, zelfs wanneer ze een negatieve mening geven over bepaalde groepen. Help ze op weg met een paar formuleringen, indien nodig, zoals bijvoorbeeld: - “Ik heb horen zeggen dat …” - “Sommige mensen lijken te geloven dat …” - “Kan je me helpen begrijpen …?” - “Waarom zou die mening verkeerd kunnen zijn?” • Probeer iedereen aan te sporen om zich op een bepaald moment bij het gesprek aan te sluiten. • Geef voorbereidingstijd aan de spelers. Het is niet voor iedereen even gemakkelijk om onmiddellijk aan een discussie deel te nemen. Denk ook alternatieven uit voor de stillere spelers van de groep. Zij kunnen bijvoorbeeld hun mening geven door iets op te schrijven.
2 Overloop de ‘ware feiten’ één per één. Laat de spelers een positie in het lokaal kiezen: ga rechts staan als je denkt dat de stelling waar is en links als je denkt dat het niet waar is. Vraag naar de reacties van de spelers: Waarom denken ze dat het wel of niet waar is? 3 Zeg hen daarna dat die uitspraken volledig verzonnen zijn. Elke uitspraak is wel degelijk onjuist. Vraag opnieuw naar reacties en ga kort na waarom de spelers die uitspraken geloofden (als dat het geval was). 4 Vraag de spelers of zij ooit iets gelezen of gehoord hebben waarvan ze wisten dat het onjuist was, of zich afvroegen of het onjuist zou kunnen zijn. Deden ze er iets aan?
Deel 2: Groepsdiscussie
Leg, eventueel op basis van de vorige oefening, uit dat veel haatspraak en racistische attitudes gevoed worden door onwetendheid. Mensen geloven dingen of er worden hen dingen wijsgemaakt over anderen die ze misschien nooit eerder hebben ontmoet. Of ze geloven dingen over een hele gemeenschap op basis van informatie van slechts één persoon. Wanneer die overtuigingen uitvoerig besproken worden en zonder weerwoord blijven, beginnen ze aanvaard te worden als ‘feit’. We kunnen vergeten waar we iets gehoord hebben en vergeten dat het misschien onjuist was of gewoon de mening van iemand anders is, en het zelf beginnen geloven.
Zeg tegen de spelers dat iedereen op het internet en in het echte leven een belangrijke rol kan spelen bij het in vraag stellen van ‘feiten’ of meningen die ze tegenkomen. Je afvragen waarom – of uitleggen waarom niet – is één van de belangrijkste dingen die elk van ons kan doen om het verspreiden van onjuiste of kwaadaardige ideeën te stoppen. Het is ook de beste manier om tot een voor onszelf betrouwbare mening te komen. Leg uit dat de activiteit een aantal negatieve ‘feiten’ of uitspraken over bepaalde groepen zal bekijken. De spelers zullen proberen argumenten te ontwikkelen en gangbare mythen te doorprikken door de kennis en expertise van de groep te gebruiken. Ze moeten het zien als een kans om een beter inzicht te verwerven en hun kennis en ervaring te delen.
Deel 1: Ware feiten 1 Breng de volgende verzonnen uitspraken onder de titel ‘Ware feiten’ aan op een groot blad papier zodat alle spelers ze kunnen lezen. Je kan er zelf ook enkele verzinnen en toevoegen. Ware feiten: • Als alle immigranten naar hun eigen land zouden terugkeren, zouden er voor iedereen genoeg jobs zijn. • Wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat Aziaten kleinere hersenen hebben dan Europeanen. • Afrikanen hebben de grootste ecologische voetafdruk. • In Vlaanderen blijken jongeren van Marokkaanse afkomst het slechtst Nederlands te spreken. • …
1 Geef elke speler twee stukjes kladpapier. De rest van de papiertjes leg je op een stapel. Leg hen uit dat ze extra kladpapier kunnen nemen indien nodig. Vraag de spelers om negatieve uitspraken of ‘feiten’ op te schrijven die ze over bepaalde groepen zijn tegengekomen, en welke ze zouden willen bespreken. Geef eventueel een paar voorbeelden: • Mensen moeten in hun eigen land wonen. • Geen Nederlands op school spreken, is schadelijk voor het leerproces van jongeren. • Vluchtelingen pikken het werk in van arme Vlamingen. • …
Begeleiderstip: als het moeilijk is om ‘echte’ feiten te vinden, kan je de spelers ook ‘feiten’ laten verzinnen.
3 Plaats de drie stoelen in een halve cirkel voor de groep. Enkel diegenen die op één van de stoelen zitten, zullen aan de discussie deelnemen; de rest van de groep is waarnemer. 4 Leg uit dat je zal beginnen met drie vrijwilligers uit te nodigen om deel te nemen aan een gesprek. Wanneer er iemand anders wil meedoen, mag dat. Aangezien er echter maar drie gesprekspartners tegelijkertijd zullen zijn, zal iemand met die persoon van plaats moeten wisselen. Iedereen die aan het gesprek wil meedoen moet naar voren komen en op de schouder van een gesprekspartner tikken. Die twee personen wisselen van plaats en de oorspronkelijke gesprekspartner wordt een waarnemer. 5 Eén van de stoelen is voorzien voor de ‘advocaat van de duivel’. De persoon op deze stoel zal een andere mening moeten verwoorden dan de eigen mening. Op die manier kunnen standpunten die controversieel, ‘politiek incorrect’ of ondenkbaar zijn, geuit worden. Zo wordt het thema vanuit verschillende perspectieven besproken. Beledigende of kwetsende opmerkingen die gericht zijn tegen individuen in de groep zijn niet toegelaten. 6 Vraag een vrijwilliger om een thema uit de pot te nemen en erover te beginnen praten. Laat de discussie voortgaan tot de spelers het thema hebben uitgeput en er punten worden herhaald. Vraag daarna drie vrijwilligers om een ander thema te bespreken en begin een volgende ronde van gesprekken met dezelfde regels als daarnet.
Begeleiderstip: neem als begeleider tijdens de eerste ronde de rol van ‘advocaat van de duivel’ op. De leden krijgen zo een beter beeld van wat ze juist moeten doen als ze deze rol opgelegd krijgen/willen innemen. Daarnaast krijgen de leden ook een idee van hoe zo’n discussie eruit kan zien. Dat kan bevorderlijk zijn voor de volgende rondes.
Begeleiderstip: als het gesprek moeilijk op gang komt, kan je vragen aan de spelers om een argument voor of tegen te geven. Het publiek kan dan stemmen wat ze een goed of slecht argument vinden. Degene met de minste punten moet dan plaats maken voor iemand anders. Op deze manier kan er ook sneller gewisseld worden als je merkt dat leden niet uit zichzelf iemand in de stoel aantikken om te wisselen. Deze begeleiders tip kan enkel toegepast worden bij groepen waar iedereen elkaar goed kent. Bespreek zoveel mogelijk kwesties als er tijd voor is. Laat op het einde wat tijd om een nabespreking te houden.
7.
Deel 3: terugkoppeling groepsgesprek
Gebruik de volgende vragen. Het doel is spelers de tijd te geven om na te denken of de activiteit hun mening heeft veranderd of hen argumenten heeft aangereikt om voorbeelden van vooroordelen tegen te gaan. Maak gebruik van een bal die de spelers naar elkaar moeten gooien. Op die manier wordt de reflectie wat interessanter en komt iedereen wel een keer aan bod tijdens de nabespreking. • Wat hebben we zonet gedaan? (Geef de spelers de kans om even alles op een rijtje te zetten.) • Hoe voelde je je bij deze activiteit? (De spelers willen misschien ook even een gevoel kwijt. Voor sommigen kan het een moeilijke oefening geweest zijn. Geef hen de kans om dat te zeggen.) - Bij deze vraag kan je aan de spelers vragen om een positie te kiezen (in plaats van met de bal te gooien). Maak een denkbeeldige lijn (met bijvoorbeeld twee kegels: begin- en eindpunt). Laat de leden zich op die lijn positioneren: de eerste/ linkse kegel is “Ik voel(de) me heel slecht/oncomfortabel tijdens/na de oefening”, de tweede/ rechtse kegel betekent: “Ik voel(de) me helemaal goed/comfortabel tijdens/na de oefening”. Laat de leden voor zichzelf beslissen. Ga er daarna verder op in waarom ze zich op die plaats gepositioneerd hebben. • Waarom is het op die manier gelopen? (Probeer hier een aantal momenten als voorbeeld te nemen die je zelf belangrijk vond.) • Vond je het een nuttige activiteit? Waarom wel/ niet? (Laat je spelers even nadenken over wat deze activiteit hen heeft bijgebracht.) - Bij deze vraag kan je aan de spelers vragen om een positie te kiezen (in plaats van met de bal te gooien). Maak een denkbeeldige lijn (met bijvoorbeeld twee kegels: begin- en eindpunt). Laat de leden zich op die lijn positioneren: de eerste/
#IEDEREEN KSA
2 Zeg tegen de spelers dat ze zelf niet in de uitspraken moeten geloven; ze willen misschien gewoon antwoorden op bepaalde ‘overtuigingen’ onderzoeken. De spelers steken de papiertjes vervolgens in een pot. Lees de papiertjes vlug na. Zaken die dubbel voorkomen of die je echt te grof vindt, kan je uit de pot halen.
linkse kegel is “Ik vond de activiteit helemaal niet nuttig’’, de tweede/rechtse kegel betekent: “Ik vond de activiteit heel erg nuttig”. Laat de leden voor zichzelf beslissen. Ga er daarna verder op in waarom ze zich op die plaats gepositioneerd hebben. • Wat neem je mee uit deze activiteit? Wat kan je toepassen in je dagelijkse leven? (Deze vraag vormt de basis voor de conclusie van je activiteit. Zorg dat de leden de hoofdboodschap begrijpen, maar laat zoveel mogelijk van hen komen.)
Aandachtspunt voor begeleiding: deze methodiek focust zich vooral op racisme dat ontstaat uit onwetendheid. Er zijn nog andere redenen waarom iemand tot een racistische uitspraak of handeling overgaat. Angst, nostalgie, kwaadheid … zijn daar enkele van. Rationele argumenten houden dan minder steek.
Typetjesspel
Leeftijdsgroep: 12-14 jaar
Nabespreking Het typetjesspel kan snel ontaarden in een grappig spel, waarbij veel gelachen wordt met de typetjes. Sluit het spel echter niet zomaar af, maar neem voldoende tijd voor de nabespreking. Belangrijk is ook dat iedereen hun zegje kan doen. Veel kan verborgen gaan achter een lach of een grap, maar zorg dat ook hier de achterliggende gevoelens naar voren komen. Mogelijke vragen: • Hoe voelde je je doorheen de opdracht? • Was het moeilijk om de anderen volgens de stickers te behandelen? • Begonnen sommigen zich te gedragen volgens hun sticker? (bv. hield degene met de ‘domme’ sticker op hun hoofd na een tijdje op met participeren? Of begint ‘de baas’ ook echt baas te spelen?) • Welke stickers gebruiken we in het echte leven? • Is een leven zonder stickers mogelijk? Een stapje verder Probeer eens na te gaan in je groep wie wat doet, wie welke stickers (bewust of onbewust) met zich meedraagt. Klopt dit beeld met het beeld dat de personen in kwestie van zichzelf hebben?
#IEDEREEN KSA
Aantal spelers: Minimum 10 Terrein: Grote ruimte binnen
Kijk eens naar het vogeltje
Duur: 1 uur Leeftijdsgroep: 6-10 jaar
Energie: **
Aantal spelers: 8-20
Aantal begeleiders: Grote ruimte binnen
Materiaal: • Stickers met typetjes • Materiaal voor de uitvoerende opdrachten
Duur: 120 minuten Energie: ** Moeilijkheidsgraad: *
Spelverloop: Iedereen binnen de groep krijgt een sticker op het voorhoofd geplakt, met daarop een bepaald typetje of karakteristiek geschreven. De spelers weten zelf niet wat er op hun voorhoofden staat. Geef daarna de groep een gezamenlijke opdracht die ze moeten vervullen, zoals het bouwen van een natuurkamp, het verzinnen van een toneeltje of gewoon het spelen van een bepaald spel. Let wel, de opdracht mag niet te gemakkelijk zijn (enige vorm van discussie is nodig) en niet te moeilijk (de opdracht mag het hanteren van de kenmerken niet in de weg staan).
Maak de groep duidelijk dat ze doorheen de opdracht elkaar moeten behandelen volgens de stickers die op de voorhoofden hangen. Als bv. iemand de sticker van ‘lui’ draagt, moet die speler dan ook behandeld worden als iemand die altijd lui is (zonder het woord echter expliciet te gebruiken). Op het einde mag iedereen raden welke eigenschap op hun sticker stond.
Materiaal: • Fotoboek • “Het Modelletje” • Gevarieerde figuurtjes voor in het fotoboek • 2 fotokaders
Verhalend kader: Een fotograaf komt de groep bezoeken en wil een groepsfoto nemen, maar die foto lijkt erg saai te worden: iedereen lijkt op elkaar, draagt hetzelfde uniform … De fotograaf vraagt de leden of ze samen op zoek willen gaan naar nieuwe vriendjes om de foto zoveel mogelijk op te fleuren. Spelverloop: De groep wordt in twee verdeeld. Ze krijgen elk een groot fotokader, dat ze met zoveel mogelijk verschillende figuurtjes moeten opvullen.
Spelverloop: Stoelendans ken je: zet stoelen in een cirkel, met hun zitting naar buiten en met één stoel minder dan het aantal spelers. Laat je spelers op de muziek rond de stoelen lopen, en er elk zo snel mogelijk één innemen als de muziek stopt. Diegene die geen stoel heeft kunnen bemachtigen, valt af en neemt één stoel mee naar de kant. De rest doet verder, tot er één winnaar is.
Van tijd tot tijd komt de fotograaf langs met fototoestel. Wanneer dit gebeurt, moeten de spelers zo snel mogelijk in een fotopose stil gaan staan. De groep van wie als laatste nog iemand beweegt, moet één van de bijzondere figuurtjes inruilen tegen het Modelletje. Tot slot mogen de leden zich verkleden naar de figuurtjes van hun eigen fotokader. De fotograaf neemt dan van de twee teams een foto. Het meest gevarieerde team, met het meest verschillende figuren, is gewonnen.
Ik ook! Leeftijdsgroep: 12-14 jaar Aantal spelers: Minimum 10 Duur: 20 minuten
Spelverloop: Zet evenveel stoelen in een cirkel als er spelers zijn. Elke speler denkt voor zichzelf iets uit waarin die uniek is: iets wat alleen zij hebben, kunnen of doen. (Bijvoorbeeld: vijf tantes hebben, geen vlees eten, al in Mexico op vakantie geweest zijn, …). Iedereen spreekt hun eigenschap om beurt uit, maar als nog iemand anders eraan voldoet, dan springt die op en roept: “ik ook!”. De speler die aan het woord is, moet dan een nieuwe unieke eigenschap zoeken.
Alternatieve stoelendans Leeftijdsgroep: 8-14 jaar Aantal spelers: Minimum 10 Terrein: Grote ruimte binnen Duur: 20 minuten
Materiaal: • Stoelen • Muziek
Eventueel kan je daarna de regels van stoelendans helemaal omdraaien: iedereen blijft in het spel, maar er verdwijnt wel telkens een stoel. Raak je op het eind met de hele groep op elkaars schoot? Hoe maak je je KSA-groep zó dat iedereen een eigen plekje vindt?
Voor de tweede ronde neem je één stoel weg, en moet iedereen iets bedenken waarvan die denkt dat iedereen eraan voldoet (bijvoorbeeld bij KSA zitten). Wie begint, staat in het midden en zegt hun idee. Iedereen die eraan voldoet, springt op, roept uit: “ik ook!” en probeert een andere stoel in te palmen. De speler in het midden moet zelf ook proberen een zitplaats te bemachtigen, en wie overblijft, zegt nu hun eigenschap. Ga zo door tot het spel doodbloedt.
#IEDEREEN KSA
Die steken in een ‘fotoboek’ dat de fotograaf bij zich heeft. Om de beurt mag één van de teams het fotoboek openslaan. Op de plaats waar ze het boek openslaan, steekt een kaartje met één van de figuurtjes op. (Wanneer dit niet het geval is, bladeren ze verder tot ze er eentje tegenkomen.) Op de rug van dat kaartje staat een specifieke opdracht, die de twee teams tegen elkaar moeten uitvoeren. Wie wint, verdient het figuurtje en mag het in de eigen fotokader kleven. Wie verliest krijgt het Modelletje, een ‘gewoon’ figuurtje om in hun fotokader te kleven.
Na een proefronde voeg je voor deze alternatieve stoelendans één regel toe: één derde van de groep is verplicht om bij het rondlopen te passeren langs een extra stoel die twee à drie meter buiten de anderen staat. Zij leggen dus telkens veel meer afstand af, verder van de stoelen weg. Binnen de kortste keren voelen zij zich onrechtvaardig behandeld en liggen ze allemaal uit het spel. Stop na een tijdje het spel, en breng een gesprek op gang: • Hoe voelt het om rond de extra stoel te moeten gaan? • Als we het spel zouden vertalen naar de samenleving, wie moet er dan rond de stoel gaan? • Hoe zou je als groep de afstand kunnen verkleinen tussen je stoel en KSA?
Eventueel kan je daarna napraten: • Was het leuker/moeilijker om unieke of gemeenschappelijke eigenschappen te verzinnen? • De gezamenlijke eigenschappen: deelt iedereen die? • Delen we als KSA-groep kenmerken die anderen niet hebben? Is dat een uitdaging, bijvoorbeeld voor een nieuw lid?
Diversionary Leeftijdsgroep: 14-16 jaar Aantal spelers: 5-30 spelers Terrein: Binnen Duur: 1 uur Energie: *
Vragen • Welke stereotypen zijn te herkennen in de tekeningen? • Waar komen die stereotypen vandaan? • Zijn de toegeschreven beelden positief of negatief? • Stemmen ze overeen met de werkelijkheid?
Wat leuk is om op te merken, is dat we bijna geen stereotypen hebben over mensen met wie we geen contact hebben. Kan jij bv. iets zeggen over iemand van Slowakije?
Een stapje verder Als de groep groot genoeg is, kan je het spel ook spelen in verschillende, kleinere groepjes. Elk groepje krijgt hetzelfde woord om te tekenen. Het tekenen gebeurt tegelijkertijd en het groepje dat het eerste het woord raadt, krijgt een punt. Naast de veralgemeningen en stereotypen die naar voor komen, heb je hier ook een extra dimensie in het spel: nl. hoe verschillende personen de dingen op een verschillende manier zien en bijgevolg ook anders tekenen. Hang de verschillende tekeningen naast elkaar tegen de muur en vraag of er iets opvalt. • Zijn er grote verschillen tussen de tekeningen? • Valt er daar iets uit af te leiden? • Is het beeld overwegend positief of negatief? • Kan je andere voorbeelden bedenken van hoe mensen dezelfde dingen op een verschillende manier interpreteren?
#IEDEREEN KSA
Moeilijkheidsgraad: **
Materiaal: • Groot bord om op te tekenen • Stiften • Woorden Verhalend kader: Gebaseerd op het spel “Cultionary” uit All different, all equal Education Pack (p 67). Dit spel is gebaseerd op Pictionary en kan gebruikt worden om bepaalde stereotypen duidelijk te maken.
Spelverloop: Iemand wordt naar voor geroepen en krijgt een woord ingefluisterd. Zonder te spreken mag die het woord beginnen tekenen (cijfers en letters mogen niet gebruikt worden). Degene van de groep die als eerste het woord raadt, krijgt een punt. In Diversionary zijn het echter geen gewone woorden die worden getekend, maar wel woorden die passen binnen het kader van diversiteit. Mogelijke woorden: Amerikaan – andersvalide – Belg – Antwerpenaar – moslim – homo – zigeuner – Zwitser – vreemdeling – Arabier – Rus – Hollander – arme – vegetariër – Jood – ... Nabespreking Deze activiteit roept vaak de meest algemene stereotypen op die we hebben over bv. buitenlanders. Iedereen gebruikt stereotypen, bewust en onbewust. Het gebruik van stereotypen is normaal, we doen het om onze omgeving en de mensen daarin te structureren en te duiden. Het is wel belangrijk om in te zien dat stereotypen vaak weinig overeenstemmen met de werkelijkheid. Laat stereotype denkbeelden dus niet je gedrag naar anderen toe beïnvloeden. Gebruik volgende vragen om een gesprek in de groep op gang te trekken.