Methodisch omgaan met agressief en moeilijk verstaanbaar gedrag bij dementie
Beste cursist, Ik heet u van harte welkom. U staat aan het begin van onze training die u voorbereidt op professioneel handelen bij agressief gedrag in de ouderen zorg. Ik nodig u uit om uw vaardigheden te onderzoeken en verder te ontwikkelen. De training bestaat uit theoretisch en een praktisch deel. In deze hand-out, die als leidraad dient, vindt u de beknopte uitwerking van de theoretische achtergronden en de preventie- en hanteringstechnieken. In het praktische deel leert u moeilijk verstaanbaar gedrag (agressief gedrag) in het dagelijks werk te hanteren door verschillende interventietechnieken te gebruiken. Onze deskundige trainers en professionele trainingsacteurs begeleiden u en voorzien u gedurende de training van raad en daad. Namens de medewerkers van Kudding & Partners wens ik u plezier tijdens de training en wijsheid met de opgedane kennis. Edward Kudding
2
3
INHOUDSOPGAVE INLEIDING .......................................................................................................................... 6 AGRESSIE EN GEDRAG .................................................................................................... 6 DEMENTIE EN AGRESSIEF GEDRAG............................................................................... 8 AGRESSIEPREVENTIE ...................................................................................................... 9 AGRESSIE HANTERING .................................................................................................. 12 METHODISCHE AGRESSIEHANTERING ........................................................................ 13 DEMENTIE EN AGRESSIEHANTERING PER FASE ........................................................ 15 BIJLAGE 1: BEGELEIDINGSADVIEZEN BIJ VERSCHILLENDE FASEN VAN DEMENTIE. ....................................................................................................................... 16 BIJLAGE 2: ORIËNTATIE OP AGRESSIEPREVENTIE EN -HANTERING........................ 17
4
5
Inleiding Dementie is een proces van achteruitgang van de hersenfuncties bij een persoon. De ziekte tast hersencellen aan. Hetgeen onder andere effect heeft op het geheugen, het denken, de oriëntatie, de mobiliteit, het uitvoeren van alledaagse handelingen en vaardigheden en ook op het gebied van taal en de wijze van communiceren met de omgeving. Het gedrag dat de persoon kan laten zien en de wijze waarop iemand communiceert met zijn omgeving stuit regelmatig op onbegrip en niet-geslaagde interactie. De mate waarin is afhankelijk van de fase van dementie waarin de persoon verkeerd en natuurlijk ook op welke wijze de omgeving het gedrag kan duiden en hierop adequaat kan reageren. In het omgaan met mensen met dementie is en blijft het voor medewerkers en derden een uitdaging om het gedrag en motieven van het gedrag te onderkennen en betekenis te geven. Vanuit het oogpunt van gelijkwaardigheid is het voor allen een opgave om de dementerende medemens te willen ontmoeten afgestemd op diens emotie en fase van dementie, de mate van grensoverschrijdend, agressief en moeilijk verstaanbaar gedrag. Zie bijlage 1.
Agressief gedrag Bij agressief gedrag is er sprake van communicatie. Een cyclisch proces waarbij op basis van beleving en interpretatie, waarneembaar gedrag wordt uitgewisseld tussen de agressor en de professional.
(basisbehoeften)
Begripsverheldering Verbaal en of fysiek aanvallend en aantastend gedrag, waarbij de agressor (on)bewust de ander, de omgeving of zichzelf schade toebrengt, waarbij het doel kan zijn: De wil en behoefte kenbaar maken = frustratieagressie Machtspositie innemen en bewust afdwingen = instrumentele agressie Ontladen = explosieve agressie
6
Het gedrag overschrijdt de persoonlijke en algemeen geldende waarden en normen. Het gedrag kan gedachten en gevoelens oproepen van verontwaardiging, boosheid, angst, spanning, pijn of verdriet. Uitingsvormen ,
lichaamstaal en dreigen met een voorwerp
Oorzaak en aanleidingen In het samenspel van gedachten, gevoelens en behoefte kan agressief gedrag zich ontwikkelen. Intrapersoonlijke factoren zoals persoonlijkheid, ziekte/pathologie, beperkingen en culturele waarden/normen zijn van invloed op de gedachtegang en gevoelens van het individu. Meer of minder controle over gedachten en gevoelens zijn bepalend of het agressieve gedrag zich zal uiten. Aanleidingen uit de omgeving kunnen medebepalend zijn voor het verklaren van agressief gedrag. Een onvriendelijke bejegening, teveel lawaai, privacy tekort zijn risico verhogende aanleidingen
7
Dementie en agressief gedrag Bij dementie neemt de kwetsbaarheid toe, daarmee de kans op gedragsproblemen en agressief gedrag. De mevrouw die in het verpleeghuis in haar eigen huis woont, kan medebewoners als ongewenste gasten zien en hen met harde woorden en harde hand naar buiten werken. Gesloten deuren, maar ook vrijheid beperkende maatregelen, als een onrustband, kunnen onrust en agressie veroorzaken. Als je iets van een dementerende oudere afneemt, een tas of een ander voorwerp die de oudere beschouwt als haar eigendom, ligt een agressieve uitbarsting voor de hand. Ontremming kan betekenen dat irritaties en frustraties vrij baan krijgen. Verminderd geheugen en begrip hebben vele gevolgen. De omgeving komt minder vertrouwd over. Het inzicht in de eigen of andermans motieven verminderd en de oudere kan zich moeilijker verplaatsen in andermans redenen.
Andere aanleidingen en oorzaken van agressief gedrag bij de dementie kunnen zijn:
Lichamelijke problemen hebben, zoals pijn, honger, verstopping of een volle blaas. (nieuwe) medicatie. Gebrek aan privacy; bijvoorbeeld hulp bieden bij het wassen en het aankleden kan soms als bedreigend worden ervaren. Overvraagd worden zowel verbaal, emotioneel en/of op het gebied van zelfstandigheid. Het moeilijk adequaat maken van contact. Het kenbaar maken van de wil en /of een wens. Het kenbaar maken van een van de basisbehoeften: onder andere eten, drinken, slapen, pijn maar ook veiligheid en vertrouwen. Machtspositie innemen en bewust afdwingen. Emoties die de persoon niet kan benoemen maar wel kan laten zien. Uiten van lichamelijke ongenoegen zoals pijn, verstopping of een volle blaas (lichamelijk niet prettig voelen). Behoefte aan privacy; hulp bij wassen, toiletgang, aankleden wordt als bedreigend ervaren. Laten merken dat de persoon zich bekeken, bekritiseerd of vernederd voelt. Communiceren over (emotionele) gebeurtenissen die de persoon zich herinnert uit het verleden. Zich bekeken, bekritiseerd of vernederd voelen. Moeite hebben met praten en het communiceren met de omgeving. Bang zijn, bijvoorbeeld voor geluiden of mensen die ze niet (her)kennen. Zich gebeurtenissen uit het verleden herinneren. Hallucineren of wanen hebben. Een waan is een idee dat niet klopt met de werkelijkheid. Voor degene die een waan heeft, is het de waarheid. Iemand met dementie kan er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat een ander hem kwaad wil doen of dat zijn partner vreemd gaat. In de meeste gevallen kan niets hem van gedachten doen veranderen. Achterdochtige mensen met dementie krijgen vaak ook wanen. Bij een hallucinatie zie, hoor, ruik, voel of proef je iets dat er niet is. Dit kan erg beangstigend zijn.
8
Agressiepreventie Preventie is gericht op het creĂŤren van een veilige werkomgeving en het voorkomen van agressie door te anticiperen op mogelijke aanleidingen voor agressief gedrag. Door de organisatie, de afdeling en de professional kunnen preventieve maatregelen worden genomen die hier vorm aan geven. Hieronder enkele voorbeelden van preventieve maatregelen en preventieve communicatie modellen.
Bij het voorkomen van agressie is het van belang om achtergronden en betekenissen van agressie te herkennen en te verwerken in een signaleringsplan. Een signaleringsplan is een instrument dat gebruikt kan worden om de gedragingen van een persoon met dementie in kaart te brengen zowel bij lage spanning als ook bij hoge spanning. Tevens wordt in het signaleringsplan vastgelegd hoe de omgeving kan reageren om zoveel mogelijk te streven naar geslaagde communicatie. Openlijk agressief gedrag is makkelijk te herkennen. Als de persoon met dementie u wegduwt en u uit begint te schelden, dan kunt u gericht reageren. Het is veel moeilijker om de signalen van ingehouden boosheid c.q. spanning te herkennen. Pre-signalen: - Veranderingen in het bewustzijn; de persoon met dementie komt helderder op u over dan normaal, hij reageert alert op de omgeving of lijkt juist minder open te staan voor communicatie. - Afname concentratie. - Heftigere reacties dan anders op zijn omgeving (emotionele verbale of non-verbale reacties, verandering van de mimiek). - Lichamelijke reacties als draaiende ogen, licht beven, versneld ademhalen, adem inhouden, of transpireren. - Verstarde houding (stokstijf zitten) of onrustig bewegen (ijsberen). - Dreigende opstelling: de oudere balt zijn vuisten, komt direct op u af of wordt handtastelijk. - Dreigende taal, sneller praten, uitingen van onmacht en woede of lichte angst. Onsamenhangend praten, de oudere windt zich op over ĂŠĂŠn punt en laat die onvrede in de lichaamshouding zien. Van belang is om het gedrag te zien, te duiden waar het kan en om te registreren in een signaleringsplan. Informatie kan ook aan derden gevraagd worden. De informatie dient ervoor om tijdig gedrag te herkennen en hier interventies op te plegen, zodat de spanning en onrust niet oplopen. Het signaleringsplan geeft ook richtlijnen indien zich wel agressief gedrag ontwikkeld.
9
Totale communicatie In het kader van preventie is het werken vanuit de principes van Totale Communicatie met personen met dementie effectief. Totale Communicatie is een visie waarbij wordt uitgegaan van een communicatieve basishouding. Waarbij het recht hebben op een wijze van communiceren, afgestemd op de emotionele toestand en de eigenheid van de ander, centraal staan. Dit betekent dat de omgeving de wijze van communiceren aanpast c.q. afstemt op de mogelijkheden en de communicatiewijze van de persoon met dementie. (De omgeving gebruikt die communicatievormen die op dat moment zouden kunnen worden begrepen. Enkele voorbeelden van verschillende communicatievormen zijn; lichaamstaal, (natuurlijke) gebaren, foto’s, concrete voorwerpen, gesproken taal etc. Er kan gebruik worden gemaakt van een communicatieprofiel en –plan waarin de communicatieve mogelijkheden op methodische wijze in kaart worden gebracht. (uit; Ondersteunend communiceren bij dementie van Scheres en De Rijdt, 2011) In het contact met de persoon met dementie zal de intentie en de wijze waarop het contact aangegaan wordt, bepalend zijn voor het verdere verloop van de communicatie. In dit verband is het bewust werken met de contactcirkel een preventieve maatregel. Iedere ontmoeting verloopt via rituelen of patronen. Het doel hierbij is een boodschap overbrengen en voor de ontvanger de boodschap begrijpen. Hierbij is de positie ten opzichte van de ander, de communicatievorm en emotioneel afstemmen van groot belang. De contactcirkel is na afstemming onderverdeeld in 4 stappen: Melden
Afsluiten
Naderen
Samen op weg
Afstemmen Tijdens de contactcirkel stemt de omgeving af op de mogelijkheden en behoeften van de ander. Houdt rekening met: Positie Welke figuurlijke positie kies je? Roos van Leary: onder, boven, tegen, op samen. Kun je variëren en wanneer doe je dat? Welke positie neem je letterlijk in: blijf je staan of zit je op je hurken. Ruimte Hoeveel ruimte neem jij in en hoeveel ruimte kan de ander innemen? Communicatie Pas de communicatievorm(en) en het tempo van aanbieden aan. Bijvoorbeeld de gesproken taal wordt ondersteund met een voorwerp. Met het voorwerp wordt een handeling voorgedaan. Tijd Hoeveel tijd krijgt iemand om te begrijpen wat wordt bedoeld, om zich voor te bereiden op datgene wat er gedaan moet worden en hoeveel tijd kan de omgeving zelf nemen.
10
Melden en naderen Benader de persoon met dementie altijd van voren (face to face). Vraag de aandacht van de persoon, bijvoorbeeld door zijn naam te noemen. Houdt de aandacht van de persoon vast met bijvoorbeeld oogcontact, hand op de onderarm of door dicht bij hem te blijven. Maak gebruik van verschillende zintuigen om in contact te treden zoals het horen, het zien, het voelen, het ruiken. Zorg voor zo min mogelijk drukte of afleiding in de omgeving. Zet bijvoorbeeld het geluid van de televisie of de radio uit, controleer of het hoorapparaat goed zit. Beweeg langzaam en rustig, zodat de ander zo weinig mogelijk wordt afgeleid door je eigen wijze van bewegen. Laat in je houding zien dat je luistert. Samen op weg Vermijdt drukte, irritatie en opwinding. Maak gebruik van de communicatievorm(en) die bij de situatie behoren. Stem je spreektempo en het aantal woorden af op de ander. Stel één vraag of maak één opmerking tegelijk in een zin. Geef niet meer dan één (deel)taak tegelijk. Blijf niet doorvragen als iemand iets niet meer weet. Probeer discussie te vermijden. Dat kan leiden tot verwarring en irritatie, zowel voor de persoon met dementie als voor u zelf. Tip; Verander de positie, verander het gespreksonderwerp of zoek afleiding in de ruimte. Doe samen dingen waar u in het verleden plezier in had. Leg de nadruk op wat de persoon nog wel kan. Gebruik humor. Lachen werkt vaak positief in op de sfeer. Vertel wat er vandaag op dit moment aan de orde is, gebruik foto's (als er wordt gesproken over bekenden). Ga voor het raam staan als er over het weer wordt gepraat. Koppel taal (abstract) zoveel mogelijk aan object (concreet). Voeg meteen de daad bij het woord (bijvoorbeeld ik zou het fijn vinden als u me met afwassen helpt, dit meteen ook gaan doen). Als er tijd zit tussen woord en daad is het snel vergeten. Afleiden van een onderwerp door middel van gesproken taal, een voorwerp, een verandering in je eigen gedrag en humor, kan direct invloed hebben op het gedrag van de persoon met dementie. Vermijdt het doorvragen als iemand iets niet meer weet. Probeer samen op zoek te gaan door andere woorden te gebruiken, een voorwerp te laten zien en/of maak samen een handeling een natuurlijk gebaar, hetgeen mogelijk het geheugen kan ondersteunen Let op de communicatieve (non-) verbale signalen van de ander. OBSERVEER! Afsluiten Benoem dat u weggaat, indien wenselijk met een reden. Geef aan wanneer u terug komt.
11
Agressiehantering Bij agressiehantering is er sprake van agressief gedrag dat door de professional in goede banen moet worden geleid. Het uitgangspunt bij agressiehantering is het bewaken van de basale behoeften van autonomie en veiligheid van zowel de agressor als de professional. Agressief gedrag kan heftige emotionele gevoelens, vernauwend denken en primaire reacties oproepen. Het effect van deze reactie is in het algemeen escalatie van de situatie. Als professional is het zaak om vanuit zelfbeheersing en spanningscontrole de ander tegemoet te treden. Je bent dan beter in staat om gedrag waar te nemen en te beoordelen. Vanuit een neutraal assertieve houding kan er aansluiting worden gezocht met de agressor.
12
Methodische agressiehantering Veiligheid, autonomie, het afstemmen op de emotionele toestand en een communicatieve basishouding vormen de basis voor het methodische de-escaleren van agressief gedrag. Op basis observatie en taxatie kan de professional schakelen tussen een A-B-C of D interventie.
Fase 1. Observeren en taxeren
Observeer het gedrag van de persoon, mogelijke oorzaak achterhalen van het gedrag en de aanleiding Taxeren van de veiligheid van de persoon, jezelf en de omgeving Contact aangaan of terugtrekken
Fase 2. Agressie verminderen Afleidingstechniek (A) Ander (gespreks) onderwerp inbrengen, met een voorwerp, gaan zingen, wijzen naar iets in de omgeving, verplaatsen in de ruimte etc. Met andere woorden aandacht ‘verleggen’. Voordoen van het gewenste gedrag is voorwaarde, alleen verbale instructie is onvoldoende. Humor inzetten als afleiding. Aanbieden van een activiteit. Humor. Buigtechniek (B) De frustratie en onderliggende emoties erkennen en benoemen; ‘ik zie dat u boos bent’; ‘ik zie dat u verdrietig bent’. Daarbij de lichaamstaal en stemgebruik laten aansluiten bij hetgeen wordt gezegd. Herhalen van datgene wat je waarneemt; u bent boos, bang of verdrietig. Indien mogelijk de reden aangeven omdat…..! Van belang hierbij is dat de lichaamstaal de woorden van de omgeving ondersteunen! Gebaren en pictogrammen gebruiken indien van toepassing. De wie, wat, waar en wanneer vragen stellen om de reden te achterhalen is bij de persoon met dementie niet altijd mogelijk. Hiervoor moet de omgeving de persoon goed kennen en kunnen inschatten wat voor begrip op dat moment mogelijk is. Confrontatietechniek (C) Confrontatie techniek; de omgeving maakt kenbaar (verbaal en/of non-verbaal) welk gedrag ongewenst is en welk gedrag gewenst is. Gewenst gedrag is te realiseren door het gedrag te benoemen en/of voor te doen. Dit is afhankelijk van de fase van dementie waarin de persoon zich bevindt en de hoeveelheid spanning die de persoon ervaart. Doelbewust negeren (D) Het gedrag dat de persoon laat zien aan zijn omgeving negeren met als doel dat het gedrag niet wordt versterkt. Bij deze interventie is het van belang dat gewenst gedrag wordt bekrachtigd. Echter alleen techniek D inzetten is onvoldoende, altijd in combinatie met andere technieken.
Fase 3. Afronden
Professional biedt een oplossing of alternatief aan om te komen tot en/of de veilige situatie te handhaven, zowel voor de professional zelf als ook voor de persoon met dementie en andere aanwezigen. Nazorg aanbieden en/of zelf vragen Evaluatie van (agressie)incident
13
Algemene tips
Blijf rustig als het niet lukt om een incident te vermijden. Maak uzelf geen verwijten; de agressie is meestal niet persoonlijk bedoeld. Haal een paar keer diep adem en tel tot tien als voelt dat u zelf boos en gefrustreerd raakt. Ga desnoods even de kamer uit. Geef de cliënt de ruimte als hij lichamelijk geweld gebruikt en probeer hem niet tegen te houden. Blijf zelf op een veilige afstand. Verlaat eventueel de kamer en of roep om hulp. Het straffen van de persoon met dementie; na een incident is niet wenselijk. Er is immers niet meer sprake van een opvoedkundige situatie! Tevens kan het zijn dat de persoon zich het incident niet meer kan herinneren en zeker niet kan reflecteren op zijn eigen gedrag. Na een incident is het contact en de bejegening zo gewoon mogelijk en stel de persoon gerust zodat de veiligheid terugkeert.
14
Dementie en agressiehantering per fase Dementie heeft een voortschrijdend verloop. De wijze waarop het agressieve gedrag zich voordoet zal dan ook verschillen. Hieronder de betekenis van agressie per fase van dementie en de mogelijkheden om hier mee om te gaan. Fase 1. ‘Bedreigde ik’ De persoon met dementie begrijpt goed gesproken taal in het hier en nu. Agressief gedrag kan dan ook in het hier en nu besproken worden. Het gedrag benoemen is mogelijk. ( u schreeuwt heel hard, u hebt het er moeilijk mee) en korte vragen stellen (wat maakt dat u dat het zo moeilijk heeft?) Vat de antwoorden samen om de te helpen ontladen. Ondersteun met het zoeken naar een eventuele oplossing. Agressief gedrag kan in deze fase ook begrensd worden. Benoem het agressieve gedrag en geef richting aan gewenst gedrag. (U zwaait met uw armen, laat uw armen maar zakken) Geef geen oordeel en probeer de woorden niet en stoppen te vermijden. In deze fase kan je met gesproken taal de dementerende afleiden. Biedt een geliefde activiteit aan. Start een gesprek over aansprekend onderwerp. Gebruik eventueel humor. Fase 2 ‘Verdwaalde ik’ Agressief gedrag overkomt de persoon met dementie in deze fase. Gevoelens van onvrede, onrust en frustratie geven richting aan het gedrag zonder dat de persoon met dementie zich bewust is van het gedrag. Gesproken taal wordt minder snel begrepen. Korte zinnen met lage en langzame stem zijn effectief. Erken de emotie.( U voelt zich boos) Het contact zal lichamelijker van aard worden. Doseer goed wanneer iemand wordt aangeraakt. In deze fase neemt het aandeel van afleidingstechnieken toe om de persoon met dementie een meer plezieriger, veilig en vertrouwd gevoel te geven. Begrenzen van het gedrag zal verbaal bestaan uit het voordoen en benoemen van gewenst gedrag. Eventueel vasthouden, fysiek meebewegen en geruststellen, door vooral ook je eigen lichaamshouding af te stemmen op de ander, een rustig tempo van bewegen en rustig gelaat te laten zien. Fase3/4 ‘Verborgen ik/ verzonken ik’ In deze fase komt het contact vooral van de ander. De inhoud van gesproken taal wordt niet meer goed begrepen. Het stemgebruik kan bij frustratie een kalmerende functie hebben. Spiegelen met de stem en het bewegen van je lichaam en tempo kan effectief werken. Haptonomisch aanraken en meebewegen geven ontspanning. Het aanbieden van geuren, kleuren, muziek en zachte materialen afgestemd op de persoon met dementie werkt rustgevend en geeft veiligheid en vertrouwen. (zintuiglijke prikkeling op het juiste niveau)
15
Bijlage 1: Begeleidingsadviezen bij de verschillende fasen van dementie Fase 1- ‘ bedreigde ik ‘
Vaardigheden gaan verloren of veranderen Verlies van interesse in de omgeving Stoornis in het korte termijn geheugen Concentratie en inprentingstoornis Verandering in beleving Verlies van eigenwaarde Verlies van veiligheid en vertrouwen
Fase 2- ‘ verdwaalde ik ‘
Stoornis in het lange termijn geheugen Dwalen, niet komen tot handelingen In het verleden leven Denkvermogen en vaardigheden worden nog minder Toenemende desoriëntatie Verandering in mobiliteit (evenwicht, krachtverlies) Verandering in beleving (trauma’s kunnen boven komen)
Begeleiding Maak en houd contact Benoem wat je doet en laat zien wat je doet Ruimte geven aan emoties Sluit aan bij de gewoonte handelingen/rituelen Activeer het maken van keuzes in een situatie waar dat mogelijk is Activeer de zelfstandigheid door (deel) handelingen te laten uitvoeren door de persoon zelf Complimenteer gedrag Oriëntatie/structuur aanbieden in ruimte, tijd, handeling en personen Bijvoorbeeld visualiseer wie komt werken, visualiseer de ruimtes Vast dagprogramma; activiteiten verbinden aan ruimtes Herkenbaarheid stimuleren door geuren, liedjes, handelingen Begeleiding Visualisatie van een dag- of weekprogramma Benoem wat je ziet in een situatie Benoem de activiteiten van de dag Visualiseer bijzondere gebeurtenissen van de dag Maak in de communicatie gebruik van natuurlijke gebaren Maak in de communicatie gebruik van voorwerpen die dagelijks terugkeren ter ondersteuning van de gesproken taal Haal herinneringen op met behulp van foto’s van belangrijke personen, gebeurtenissen etc. om in dialoog te blijven Ruimte geven aan emoties Sluit aan bij de gewoonte handelingen/rituelen
Fase 3- ‘ verborgen ik ‘
Begeleiding
(Voor) naam noemen en (fysiek) contact maken en houden Veiligheid en geborgenheid is leidend in de bejegening De omgeving observeert en heeft aandacht voor lichaamsgebonden reacties en stemt af Geluiden en geuren inzetten om informatie te geven Tijd geven om te reageren, Warme Zorg bieden en onvoorwaardelijke acceptatie
Vele dagelijkse vaardigheden gaan verloren Incontinent Afasie Gehoor- en gezichtsvermogen kan verslechteren Gevoelens worden ongecontroleerd Weinig aandacht voor de omgeving Vooral gericht op primaire behoeftebevrediging Verval reflexen Volledig zorg afhankelijk
Fase 4- ‘ verzonken ik ‘ Volledig bedlegerig Baby reflexen zijn terug Alleen reageren op de omgeving door middel van gedrag Vermoeid/veel slapen De wereld wordt alleen nog zintuiglijk ervaren Emotie en gedachten niet navolgbaar
Begeleiding (Voor) naam noemen en (fysiek) contact maken en houden Veiligheid en geborgenheid is leidend in de bejegening De omgeving observeert en heeft aandacht voor lichaamsgebonden reacties en stemt af Geluiden en geuren inzetten om informatie te geven tijd geven om te reageren, Warme Zorg bieden en onvoorwaardelijke acceptatie
16
Bijlage 2: Oriëntatie op agressiepreventie en - hantering Agressief gedrag: begripsverheldering 1. Wat roept het woord agressie bij je op? 2. In hoeverre is agressief gedrag naar jouw idee toelaatbaar? 3. Welke factoren zijn van invloed op het ontstaan van agressief gedrag? Persoonlijke en professionele hantering van agressief gedrag 4. Wanneer word jij agressief en hoe ziet jouw agressieve gedrag eruit? 5. Merk je daarbij verschillen tussen je privé- en werksituatie? 6. Met welk specifiek fysiek en verbaal agressief gedrag heb je moeite? 7. Welke gevoelens, gedachten en welk gedrag herken je dan bij jezelf? 8. Op welke wijze probeer jij jezelf in een dergelijke situatie te beheersen? Methodische agressiepreventie en –hantering van verbaal agressief gedrag 9. Welke preventieve maatregelen neemt de organisatie, neemt de afdeling en neem jij als professional om veilig te kunnen werken? 10. Welke aanpak werkt effectief bij het kanaliseren en reduceren van agressief gedrag? (Do) 11. Welke aanpak werkt juist escalerend? (Don’t) 12. Wat zijn jouw kwaliteiten bij het methodisch hanteren van agressief gedrag? 13. Welke kennis en vaardigheden m.b.t. methodische agressiepreventie en -hantering wil je verbeteren?
17