Lichting 2006 De Theaterschool Amsterdam
***
Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Regieopleiding Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
De Theaterschool Amsterdam
***
Lichting 2006
***
Makers en meedenkers & Artistiek bevlogen en sociaal begaan & Schurkend tegen tradities en vakmanschap & Getalenteerde mensen in een kloostersituatie
‘Als studenten hier van school gaan, hoop ik dat ze denken: Ik heb een goede tijd gehad en een stevige basis kunnen leggen om de praktijk in te gaan. Maar ook de theaterprak tijk zal deel van de leerschool zijn; een kunste naar zal nooit ophouden zich te ontwikkelen.’ ‘We hebben alles in huis waarmee je een theatervoorstelling maakt’, zo omschrijft André Veltkamp de opleidingen en faciliteiten onder het dak van De Theaterschool van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Als algemeen directeur wil hij een klimaat scheppen waarin de Acteurs- en Kleinkunst opleiding, de Mime Opleiding, de Regie opleiding en de Opleiding Theaterdocent goed tot hun recht komen. ‘De autonomie van de artistiek leiders is waardevol, want elk specia lisme moet van hoog niveau zijn. Maar, zeker sinds we samen in één gebouw zitten, zoeken we steeds sterker naar overeenkomsten in visie op het onderwijs en het theatervak.’ Als studenten en docenten elkaar dagelijks tegenkomen in de lift of de kantine, ligt het voor de hand dat ze ervaringen uitwisselen. ‘Samenwerking tussen de opleidingen ontstaat dan ook heel organisch’, zegt Veltkamp. ‘Zoals een theaterproject met regiestudenten en acteurs of individuele studenten, die bijvoorbeeld gastlessen volgen bij de mime.’ Wat is het streven van de theateropleidingen? ‘Gedegen onderwijs bieden én een stimulerend klimaat scheppen voor studenten met een per soonlijk talent. Om vakmatige technieken aan te leren, stel je een rooster met relevante lessen samen. Maar daarmee ben je er nog niet. Het
André Veltkamp
In memoriam Yvette Weissman 13-12-1958 17-04-2006
zijn geen aapjes die je een kunstje leert. Je moet studenten ook ruimte bieden hun individuele creativiteit, smaak en visie op het vak te ontwik kelen. Dan kunnen techniek en talent hand in hand gaan. Het is een proces dat om souplesse en een open houding vraagt, zodat er ook dingen kunnen gebeuren die wij niet kunnen voorspellen.’ Hoe raak je de juiste snaar? ‘Een van de belang rijkste dingen die de school aan haar studenten kan geven is zelfvertrouwen: het geloof in wat ze kunnen en wat ze te vertellen hebben. Als je datge ne wat een student zo bijzonder en oorspronkelijk maakt tot bloei wilt laten komen, draait het om veiligheid, vertrouwen en liefde voor het vak.’ De opleiding is een beschermd gebied, maar de selectie die eraan vooraf gaat is vrij streng, benadrukt Veltkamp. Zo zijn er jaarlijks zeven honderd tot duizend aanmeldingen voor een plek op de Acteurs- en Kleinkunstopleiding, terwijl maar twintig studenten de eindstreep van de selectie halen. Eenmaal op de opleiding is er weinig uitval en na afloop vindt zeventig tot tachtig procent van de studenten een plek in de beroepspraktijk. ‘We onderhouden een nauwe relatie met de theaterwereld, dus de praktijk hijgt al tijdens de opleiding in je nek. Dat is een stimulans, maar het maakt studenten ook wel eens onrustig en je moet ook uitkijken dat ze niet onder je vleugels vandaan vliegen. Maar wij zijn geen fan van het korte succes en denken op de lange termijn. Het gaat erom wat je over vijf of tien jaar waard bent. Hoe briljant een student ook kan zijn, je krijgt nergens anders de kans om je zo breed te ontwikkelen.’ Anita Twaalfhoven
Mime Opleiding
*** Makers en meedenkers ***
************************ ************************* *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *************************
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Elsa May Averill
Een hoofd met beelden erin Anne van Dorp
Fotograaf met zoomlens Ibelisse Guardia
Uit een land vol pijn en vol magie Kenneth Homstad
Een soort journalist Line Husa
Lichaam, stem en binnenwereld Toon Kuijpers
De verwonderaar PamĂŠla Menzo
Gretig en leergierig Tjebbe Roelofs
Subtiel en vet
FabiĂĄn Santarciel de la Quintana
Griek met auto, vliegtuig en gsm
Ibelisse
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Line
Fabiรกn
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Anne
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u
Toon
Tjebbe
Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u
Kenneth
PamĂŠla
lijn 9 richting Diemen / 4 april 2006 / 10u
Opleiding Theaterdocent
*** Artistiek bevlogen en sociaal begaan *** Elsa
************************ ************************* *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *************************
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Floor Braber
Dochter van een circusartiest Maartje Ghijssen
Het liefst met mensen die elkaar lekker in de weg zitten Lianne Karel
Sprookjesverteller in een grijze wereld Lenne Koning
Wekker van de nacht Jansje Meijman
Een illusionist Eva Zanen
Ăœberpuber tussen de pubers
Floor
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Eva
Lianne 5
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Lenne
Jansje
Waterlooplein / 18 mrt 2006 / 14u
Regieopleiding
*** Schurkend tegen tradities en vakmanschap *** Maartje
************************ ************************* *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *** *************************
Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u
Thallulah Schwab
Met open blik Thibaud Delpeut
Een schepper Joachim Robbrecht
Een patholoog-anatoom
Thallulah
Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u
Hortus Botanicus / 29 mrt 2006 / 10u
Joachim
Haarlemmerstraat / 30 mrt 2006 / 22u
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
*** Getalenteerde mensen in een kloostersituatie ***
************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* Annelien van Binsbergen
Madame Toulouse Barbara Blommenstein
Thibaud
Liedjeszanger voor hopelozen Margreet Boersbroek
Maar ik ga door Medi Broekman
Het lichamelijk gehandicapte meisje Helena Thomas Cammaert
Er valt weinig te verbergen Guy Clemens
Ge誰nspireerd door het leven
************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* ************************* Nina de la Croix
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30
Puber-af
Sanne van Dijk
Actrice met kartonnen kroon Sarah Eweg
Weet wat je zegt Merijn de Jong
Eindeloze introspectie Mareille Labohm
Brutaal, gedreven en vol overtuiging Caroline Liekens
De fantasie die mag praten Lidewij Mahler
Deel van het geheel Abel Nienhuis
Een pooier van alle tijden Sophie van Oers
Belachelijk ontroerend Yora Rienstra
Allround performer DaniĂŤl Samkalden
In ademnood richting de dood Eva Schuurman
Een fantast Anne van Veen
Ontvanger van veertig bossen bloemen Aisa Winter
Altijd veel lol
Anne
Nina
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30
Sophie
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30
Barbara
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Medi
Merijn
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Abel DaniĂŤl
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Guy Yora
Guy
Hortus Botanicus / 29 mrt 2006/ 10u
Buiksloterwegveer / 29 mrt 2006 / 11u30
Sarah
Lidewij
Annelien
Centraal Station, perron 14 / 30 mrt 2006 / 9u
Caroline Thomas
Wijttenbachstraat / 30 mrt 2006 / 16u30
Sanne
Mareille
Vondelpark / 3 april 2006 / 16u
Margreet Eva
Blauwe Theehuis / 4 april 2006 / 11u
***
Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Regieopleiding Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
Aisa
***
Mime Opleiding
*** Makers en meedenkers *** ‘Enerzijds is de Mime Opleiding een ambachte lijke opleiding, die studenten een vak leert. Anderzijds creëren wij het kader waarbinnen zij een eigen handtekening kunnen ontwikkelen.’ ‘De Mime Opleiding is een specialistische oplei ding, met een intensieve bewegingstraining’, vertelt artistiek leider Loes van der Pligt. In de mime is het bewegen altijd gekoppeld aan het spelen. Dansstudenten of regiestudenten die hier affiniteit mee hebben, volgen dan ook graag gastlessen bij de Mime Opleiding. Kort gezegd draait het in de lessen en projecten om bewegen en spelen en de verbintenis daartussen, variërend van personages tot abstractie. De specifieke ana lyse van de taal van het lichaam en de theatrale verwerking daarvan, maken de opleiding en de daaruit voortkomende theatervormen uniek.
Loes van der Pligt, artistiek leider
De Mime Corporel, ontwikkeld door Etienne Decroux, en de adaptaties daarvan vormen het fundament van de opleiding. ‘Een mimer kan zowel speler zijn als maker. In het ene geval is hij de initiator van een eigen voorstelling, in het andere geval denkt hij als speler mee binnen het concept van een ander. In de mime werk je niet op basis van repertoire, je laat je inspireren door de actualiteit. Het draait om de zaken die jou “in het hier en nu” bezighouden. Om daaraan vorm te geven zet je technische vaardigheden in.’ ‘Iedere student heeft andere kwaliteiten en ontwikkelt zich via een andere weg. Het is dan ook belangrijk studenten tijdens de opleiding de ruimte te geven uit te zoeken welke manier van werken hen het meeste oplevert. Door studenten te stimuleren een eigen visie op de mime te ontwikkelen, creëer je verschillen en dát maakt een opleiding interessant. De lessen van diverse
Mime Opleiding /
56 / 57
gastdocenten uit de praktijk bieden ervaring met zeer verschillende stijlen en manieren van werken binnen de mime. Maar we werken ook met theatermakers die in hun werk een verwantschap tonen met het genre.’ ‘Tijdens de opleiding proberen we uit te zoeken hoe je het maximale kunt bereiken met ieders specifieke kwaliteit.’ Als een student bijvoor beeld de capaciteit heeft om zelf voorstellingen te creëren, krijgt hij binnen het programma de mogelijkheid meer aandacht aan het maken te besteden, bijvoorbeeld door hem of haar zelf een project te laten regisseren. De culturele achter grond van de studenten speelt een rol. De Mime Opleiding trekt relatief veel studenten aan uit het buitenland, van Zuid-Amerika tot andere Europese landen als Tsjechië of Noorwegen. ‘Het zoeken naar een eigen theatertaal staat niet los van de bagage die je meeneemt uit het land
waar je vandaan komt. Die invloeden zijn een verrijking voor de mime.’ ‘Aan het einde van het vierde jaar moeten studen ten zover zijn, dat ze kunnen zeggen: “Dit is mijn specifieke kwaliteit en hier ligt mijn passie”. Maar het is niet alleen belangrijk een eigen hand tekening te vinden, je moet ook weten hoe je die in verschillende voorstellingen kunt inzetten. Als je weet wat voor jou het beste werkt, kun je onder alle omstandigheden de eigen kwaliteit beschermen.’ Mimers zijn breed inzetbaar in de theaterprak tijk: ‘Ik zie studenten na hun afstuderen niet alleen terug in mimevoorstellingen, maar ook in dans, jeugdtheater, performancekunst, televisie of film. Toch blijven ze steeds herkenbaar als oud-studenten van de Mime Opleiding.’ Anita Twaalfhoven
*** Het zijn altijd ‘vechtende’ mensen over wie ik wil vertellen. Niet vechten in de letterlijke zin van het woord, maar proberen uit een sleur te geraken, uit het stramien van het leven of, specifieker, uit de overmacht van het leven. Voor het leven hebben we niet gekozen, maar we moeten er wel de consequenties van dragen. We worden gevormd door onze omgeving, door de tijd waarin we leven, door waar we zijn geboren. Ik zet graag mensen op het toneel die binnen dit onverzetbare kader naar een oplossing zoeken,
Elsa May Averill
naar vérlossing zoeken, van hoe zij als mens zijn geworden. De mensen die ik portretteer zitten meestal in een vicieuze cirkel; hun probleem wordt nooit helemaal opgelost. Maar het optimis me in de voorstellingen is, dat ze nooit opgeven. Het beeldende aspect is een belangrijk vertrekpunt in mijn voorstellingen. De beelden verschijnen vaak onaangekondigd in mijn hoofd – op de fiets, op het toilet, in bed. Ik werk vanuit simpele en vrij basale maar altijd universele thema’s. Bijna als een collage voltrekt zich de voorstelling. Als speler zoek ik graag naar de grens tussen
schoonheid en lelijkheid. Ik ben een heel fysieke speler met een sterke aanwezigheid op het toneel. Fysiek spel zit voor mij niet in hoge energie of veel bewegen, het kan ook in heel kleine transformaties. Ik zoek altijd naar de kleine bewegingen die een personage juist definiëren. De manier waarop je je haar wegstrijkt uit je gezicht of hoe je een voet voor de andere plaatst. Vanuit dit kleine zoek ik ook altijd naar een tegenkleur, naar uitersten binnen een personage. Ik laat graag onaangename kanten zien. En ik heb de laatste jaren een grote affiniteit voor tekst gekregen, zowel geschreven tekst als geïmproviseerde. In het proces van voorstellingen maken moet je jezelf steeds opnieuw vragen stellen, er steeds opnieuw voor kiezen. Mijn afstudeervoorstelling Het duizendste begin was een mijlpaal binnen mijn schooltijd. Het was een zeer groot project waar ik mezelf in heb gegooid als regisseur én speler. Met als doel zonder concessies te doen echt de ideeën en beelden uit te werken die ik in mijn hoofd had en me niet te laten afschrikken door de – praktische en inhoudelijke – grootsheid ervan. Daarvan heb ik veel geleerd over mijn eigen mogelijkheden als maker maar ook over hoe met mensen om te gaan. De lessen en projecten van Esther Snelder, Maarten Lok, Fons van Tienen en Simone Ettekove hebben de meeste indruk gemaakt. Bij Snelder: als speler in het moment zijn. De oprechtheid in het spelen opzoeken. Bij Lok: het zoeken naar fysieke personages en altijd weten wat je doet op het toneel, ook als je niets doet. Van Tienen: de improvisatielessen, het aanspreken van je fantasie en de grootsheid ontdekken van je onderbewustzijn. Ettekove:
de schoonheid van tekst en mijn affiniteit ermee. Als maker was de ontdekking van de Franse theatergroep Royal de Luxe een grote ommekeer. Beeldende, grootse, relativerende en lichtelijk gestoorde voorstellingen. Waarbij je voelt: hier zijn geen concessies gedaan, hier is alles uit de kast getrokken en ik mag er deel van uitmaken. De gezamenlijke belevenis van publiek, spelers, makers, technici en productie die theater is, vormt voor mij een grote drive om de zoektocht van het maken elke keer weer aan te gaan. Theater mag van mij niet iets vanzelfsprekends en gewoons zijn. Je geeft een stukje van jezelf aan het publiek en stelt je kwetsbaar op. De sfeer van het repetitieproces – samen zoeken, maken, gefrustreerd en gefascineerd zijn – wil ik delen met het publiek. Opdat zij ook deel uitmaken van die zoektocht. Omdat zij eigenlijk bepalend zijn en onmisbaar om het echt te laten leven en voortleven. Theater dat bestemd is voor een kleine, selecte groep mensen spreekt mij niet aan, het heeft iets elitairs. Het wordt dan een self-fulfilling prophecy die zich in een kleine zeepbel afspeelt, ontoegankelijk; kunst die zichzelf dient. Theater grijpt mij als je de kwetsbaarheid van spelers en makers kunt zien. Als het zich niet verheft boven het publiek en niet ontkent dat er voor de avond van de voorstelling een hele reis heeft plaatsgevon den. Ik wil dat mijn verbeelding aangesproken en geprikkeld wordt door de kracht van de suggestie. Zonder te proberen er meer van te maken dan het is, namelijk theater met echte mensen die fysiek niet écht horizontaal naar de wolken kunnen klimmen maar je daar wel even in doen geloven.
Mime Opleiding /
Een korte ontmoeting bij een kassa in de supermarkt. Een oprechte glimlach tegenover een afwezige blik, pinnige gebaren tegenover een ingezakte rug, een aarzelende stem, strak naar achter gekamde haren, een blouse met een verse koffievlek. Instinctief maak je een ruwe som van wat al die indrukken bij elkaar waarschijnlijk zullen betekenen. Het lijkt meer op schatten dan op rekenen. Een fotograaf zet het bewegende plaatje even stil in zijn foto. Opeens is er overzicht. Nu de pinnige gebaren niet meer afleiden, zie je de handen en de trouwring die net een beetje knelt, je kijkt nog eens goed naar de afwezige blik en ziet dat ze loenst. Ik zet mijn personages op de vloer ook graag stil. Ik zet ze stil en ga op zoek naar de kleine dingen die overblijven. Een houding of een blik, het moment voor de actie. Ik zoek dat wat we normaal gesproken overslaan of over het hoofd zien. Een belangrijk onderdeel van mijn werk is het naar mensen mogen kijken, echt kijken. Inzoom en tot aan een kloppende ader op het voorhoofd. De details die dan overblijven laten iets van onze kwetsbaarheid zien, ze tonen onze onhebbelijk heden en ons onvermogen, onze onhandigheid. In de onbeholpenheid ligt voor mij iets menselijks verborgen, daarin ligt voor mij de ontroering. Ik heb stage gelopen in Klep van Boukje Schweigman (Festival aan de Werf 2003), in ’t Achterom van Growing Up in Public en de Mime Opleiding 2004), in Ruim van Boukje Schweigman (Festival Boulevard 2004), in Roadmovie, een eigen voorstelling in samen
Anne van Dorp
58 / 59
werking met Daan Bakker (Over ’t IJ 2005) en in Kalinka van Alexander Broeder (Het Gasthuis 2006).
Ik ben gefascineerd door de wereld tussen beweging en theater; om intentie en emotie uit te drukken in fysicaliteit. Het is een wereld vol verrassingen waar je dicht bij jezelf moet staan en vooral in het moment moet zijn. Dit maakt een stuk, alhoewel het een vaste structuur heeft, een plaats waar een nieuwe realiteit kan ontstaan. In het theater dat ik wil maken ga ik uit van mijn intuïtie. Het moment geeft de antwoorden. Ik heb de behoefte om de beelden die ik in mijn hoofd heb een plek te geven, om ze tot leven te wekken en er betekenis aan te geven. Of andersom, om mijn inspiratiebronnen een onvoorspelbare vorm te geven. De absurditeit, de tegenstrijdigheid van onze tijd inspireert me zeer, het poëtische van het leven, de hoop, de nostalgie, de zoektocht naar geluk en hoe dat allemaal gerelateerd is aan onze individuele perceptie. Ik kom uit Bolivia en Brazilië, het eerste een land vol pijn maar ook vol magie, het tweede vol van energie, kleuren en spiritualiteit. Dat beïnvloedt mij zeer. Ik studeer in Nederland, een ‘georganiseerd’ land, zo’n andere cultuur dat het mij een tegenwicht biedt. De eerste twee jaar op de mimeschool ben ik twaalf kilo aangekomen! Of er een connectie is of niet weet ik niet, maar die twee eerste jaren zat ik in een roes: een opeenstapeling van informatie en van het recyclen van alles wat niet meer nodig
Ibelisse Guardia
was. Bijvoorbeeld de festivals gaven mij een hoop kracht, visie en inspiratie. De twee laatste jaren kwam ik terug op mijn normale gewicht. Vele leraren waren een essentiële eyeopener voor me, zoals Martin Lok, Marlies Heuer, Marcelo Evelin, Jan Langedijk, Loes van der Pligt, Esther Snelder en Irene Schaltegger. De ontwikkeling werd kleiner, maar ging dieper. Enerzijds fysicaliteit in het spel, anderzijds intentie, en vooral oprechtheid. Ik denk dat dat het middelpunt is waar alles naartoe leidt. Ik heb vaak gehoord dat ik een gepassioneerde speler ben met veel energie; dat is leuk maar nu kan ik er ook richting aan geven. Mijn grote zoektocht is – en ik denk dat het dat altijd zal zijn – hoe een vorm te vinden die repre senteert wat ik bedoel en die toch verrast, je raakt maar op hetzelfde moment weer is verdwenen. Hoe vaak heb ik mijzelf niet gevraagd: ‘Wat doe ik hier in deze lelijke studio op zo’n prachtige dag?’ En dat is theater voor mij, de vergankelijk heid ervan. Mime heeft de kracht van de oneindige deuren naar de verschillende mogelijkheden van een theatertaal. Het is ook een manier van denken. Het gaat niet alleen over fysieke acties. De manier waarop door een ruimte wordt bewogen laat een manier van denken zien. De intentie en de muzikaliteit ervan. Theater is voor mij een communicatiebron en een belevenis. Ofschoon ik vaak bij voorstellingen in slaap ben gevallen, waardeer ik ieders zoektocht zeer, omdat ik theater als een plaats beschouw die meer werkelijk is dan de werkelijkheid. Waar het is toegestaan om je verbeelding te openen. Op school heb ik collega’s getroffen die ik als
parels beschouw. Die vind je niet zo vaak. Mijn wens is op een of andere manier met hen samen te werken. Maar vooral wil ik een kader vinden voor mijn behoeften. Misschien eindig ik als een rockster! Vroeg of laat zal ik weer thuiskomen. Daar wil ik aan deze principes werken. En een manier vinden om Latijns-Amerika en Europa, die twee verschillende maar elkaar aanvullende werelden, te verenigen. Ik heb stage gelopen in Klep en Ruim van Boukje Schweigman (2003 en 2004), in Sud Achterom en in Alice in Wonderland op Festival Oerol (2004 en 2005) en in La ignorancia bij Theater João Paulo Segundo in Piaui, Brazilië.
Ik raak geïnspireerd door een hoop dingen; dat kan fotogra fie zijn, films, muziek, mensen of locaties. Ik raak ook geïn spireerd door actuele gebeurtenissen en de standpunten of houdingen van andere mensen en groepen. Sanne van Rijn was mijn mentor gedurende drie jaren van mijn studie, wat heel inspirerend was. Ik heb veel van haar geleerd. De ontmoeting met installatiekunstenares Germaine Kruip was voor mij een bewustmaken de ervaring. Zij leerde me hoe je gebruik kunt maken van wat er al is voor je begint te werken, ze leerde me de mogelijkheden te zien in de ruimte en de situatie waarin je werkt en ze leerde me om de informatie te gebruiken die je hebt over het publiek, en hoe je daar je profijt van kunt doen en erop kunt bouwen. Door de studie heen heb ik de mogelijkheid gehad
Kenneth Homstad
Mime Opleiding /
om vele verschillende dingen te proberen, van het spelen in de toneelversie van J.D. Salingers roman Franny and Zooey, het meewerken aan abstracte bewegingsstukken, het spelen in een installatie in het Stedelijk Museum, tot het tonen van mijn eigen werk op het Tweetakt Festival in Utrecht. Ik zie mijzelf als een creatieve performer, een performer die niet noodzakelijkerwijs onder een regisseur hoeft te werken, maar naast hem, samen op zoek in het werk. Als performer zoek ik altijd naar oprechtheid en naar risico’s, voor mij zijn dat de twee meest belangrijke aspecten tijdens het spelen. In veel lessen hebben we gewerkt aan fysiek bewustzijn; fysieke training geeft mij het gevoel onkwetsbaar te zijn, waardoor ik mij kwetsbaar durf op te stellen. Ik zie de theatermaker als een soort journalist, iemand die de realiteit in zich opneemt en haar belicht vanuit zijn of haar standpunt. Ik denk dat het belangrijk is in te springen op wat er nu gebeurt, om het theater meer actueel te maken, als een reflectie op de tijd waarin we leven. De wereld en de maatschappij zijn constant in beweging en in ontwikkeling, daarom denk ik dat theater dat ook moet zijn. Beginnen aan een nieuw stuk begint voor mij vaak als een soort experiment, iets wat ik wil uitproberen. Ik denk dat elk thema zijn eigen vorm verdient, en daarom dwing ik mezelf bij elk nieuw project blanco te beginnen. Als maker zoek ik naar kwetsbaarheid, het menselijke in zijn puurste vorm, om het daarna kleur te geven. Ik zoek naar tegenstellingen en contradicties, en naar beelden die een onmiddel lijk effect hebben op de kijker. Ik ben gefascineerd door de grens tussen werkelijkheid en fictie,
60 / 61
een thema dat steeds terugkomt in mijn werk. In mijn voorstelling Hansel & Gretel wilde ik het hebben over hoe mensen soms leven in iets dat niet bestaat, dat je een idee of een façade kunt opbouwen en daarin kunt geloven, totdat er iets komt wat je daarmee confronteert. Dit probeerde ik te laten zien door het gebruik van pantomime, wat tegelijk een commentaar werd op de naam van de school. Met mijn stuk Rita De Bock werkte ik aan het definiëren van de realiteit in het theater, vergele ken met de realiteit daarbuiten. Ik wilde zien hoe ver ik kon gaan om de realiteit (‘het echte leven’) binnen het theater te brengen. Daarvoor werkte ik met een amateur, Rita De Bock, en liet haar zichzelf spelen op het toneel. Rita De Bock gaat niet zozeer over wie zij is, maar meer over wat zij representeert. Na de zomer ga ik aan het werk als acteur in Det Norske Teatret in Oslo, en verder heb ik nog niets gepland. Waar ik zal zijn weet ik niet, of het mijn geboorteland Noorwegen wordt of Nederland of ergens anders, maar hopelijk zal ik in staat zijn om door te gaan met wat ik hier op school ben begonnen.
Ik heb gespeeld in Klep en Ruim van Boukje Schweigman (2003), in I see a landscape van Germaine Kruip (Stedelijk Museum 2004), ik maakte en speelde in Sud Achterom van Don Duyns en Jeroen Kriek (Festival Oerol 2004), en ik maakte en speelde In between spaces voor het Over ’t IJ Festival 2005, dat ook te zien zal zijn op het Boulevard Festival dit jaar.
Line Husa
Soms is het leuk om te spelen met een grote fysie ke verandering, andere keren is het voldoende de aandacht te vestigen op een bepaalde stemming en dan het lichaam te laten volgen. Ik speel graag met de relatie tussen lichaam en geest. Je bewust zijn van de balans tussen spelen binnenstebuiten en ‘buitenstebinnen’. Als je luistert is er altijd een impuls, en dan moet je vooral je aandacht daarop vestigen en volgen wat zich wil ontwikkelen. Als maker begin ik gewoonlijk te associëren rond een thema en het element dat al is gegeven, zoals hoe de locatie en de situatie mijn thema kunnen verrijken. Een voorbeeld is In between spaces, een containerstuk in Het Nederlands Mirakel op het Over ’t IJ Festival. Hier ontmoeten twee buitenlandse meisjes het publiek in hun inter pretatie van Nederland om hun begrip van de Nederlandse cultuur te testen. Ik vind het leuk om de vorm de inhoud te laten dienen. Een speciaal moment in mijn opleiding was toen ik begon te onderzoeken hoe ik geluidsinstallaties kon maken als decor. Later volgde een diepere zoektocht naar de connectie tussen lichaam, stem en binnenwereld. Ik ben speels in mijn werk. Ik houd ervan beïnvloed te worden door zowel beweging als stem. En dan is het een kwestie van luisteren, geloven en ervoor gaan. Dan zal de wereld die je ontmoet een hoop teruggeven. Als maker vind ik het leuk een sfeer te creëren die een startpunt vormt voor de communicatie tussen performer en publiek. Theater is belangrijk omdat het een ruimte is waar we elkaar ontmoeten om een ervaring te delen die voor dat moment wordt gemaakt. Wat wordt gedeeld zal van performance tot performance verschillen, dus in die zin is het
uniek. Het is de ideale ruimte om verschillende kunstvormen te laten samenkomen. Dit maakt het mogelijk een vollere ervaring te creëren dan alleen maar te spreken tot het verstand. Het verschilt van andere kunstvormen omdat het gaat over hoe de performer zichzelf gebruikt als middel, en in die zin een brug vormt tussen de andere elementen die worden gepresenteerd. Theater is een reflectie op het leven, en de kiem van het theater groeit door wanneer mensen reflec teren op hun individuele beleving van een stuk. De kracht van mime is dat het een goede balans heeft tussen technieken die je lichaamsbewustzijn verrijken, en dat het dit bewustzijn gebruikt voor diverse benaderingen van acteren. Deze training maakt je nieuwsgierig om verschillende kanten van je eigen expressie te onderzoeken. Uiteinde lijk beschik je als performer over een rijk arsenaal aan middelen. Ik houd van theater dat mij activeert. Het kan een commentaar zijn op iets dat openingen biedt voor nieuwe punten van reflectie, of theater dat mijn zintuigen prikkelt om iets nieuws te ervaren. Ik houd van theater dat eerlijk is. Een benadering van een universeel thema opwerpen en het actueel maken voor mensen. Ik houd niet van theater waar ik de poging zie of voel. Het moet zo eerlijk zijn dat je er gewoon in kunt meegaan. In de toekomst zou ik graag theater maken waar in verschillende kunstvormen elkaar verrijken. Ik vind het leuk soms op locaties te werken die al zijn geladen met een bepaalde sfeer. En het feit dat je vaak een gevarieerder publiek hebt als je op locatie werkt. Als speler houd ik van variatie. Ik vond het ook heel leuk om te acteren voor de camera, dus dat hoop ik vaker te mogen doen.
Mime Opleiding /
Mijn fascinatie met betrekking tot acteren: elke keer opnieuw beleven, dus elke keer weer echt horen en echt zien, je weet dat je het gaat horen, maar toch luister je: jezelf voor de gek houden. Je hoeft het geen ‘voor de gek houden’ te noemen, je kunt het ook respect voor en verwondering over noemen. Verwondering wordt over het algemeen gekoppeld aan nieuwe dingen die we ervaren, terwijl je je ook kunt verwonderen over iets wat je al kent, maar weer opnieuw leert kennen. Ik geloof nog steeds dat alles kan. In de toekomst wil ik met interessante mensen samenwerken, ik wil locatievoorstellingen spelen en maken en met deze voorstellingen op reis gaan over de hele wereld en verder. Mijn sterkste punt is het mezelf voor de gek houden, liegen… Waarom ik theater maak? Het houdt me van de straat. Ik heb onder andere stage gelopen bij Boukje Schweigman, Suver Nuver, Menno Vinke en Theun Mosk.
Toon Kuijpers
In een paar woorden zal ik hier proberen te verwoorden hoeveel vier jaar Mime Opleiding voor mij heeft betekend, mij heeft veranderd, mij heeft geleerd, mij inzicht heeft gegeven, de intuïtie die ik kon gebruiken, het vertrouwen dat ik ontving. Als kind wilde ik al actrice worden. Ik had een leraar op de basisschool die altijd verhalen vertelde alsof hij James Bond was. Springend en
Paméla Menzo
62 / 63
duikend door het klaslokaal kwam hij tot zijn verhaal. Geweldig vond ik dat. Maar toen ik op latere leeftijd de tekststukken ging bekijken in de schouwburg, begreep ik daar niets van. Ik vond het niet leuk. Was in de war: ik wilde toch spelen, actrice worden? Dan moest ik dat toch goed vinden? Maar ik vond de reacties van de mensen in de zaal interessanter dan de eigenlijke stukken. Jaren later kwam ik door toeval in aanraking met theatergroep Unieke Zaken in Alkmaar. En kreeg daar een fulltime baan als actrice aangeboden. Daar maakte ik voor het eerst kennis met mime. En ik was verkocht. Al doende leerde ik. Ik kreeg van hen het advies ook eens bij de Mime Oplei ding in Amsterdam te gaan kijken. Toen ik de eerste auditieronde binnenstapte, wist ik totaal niet wat te verwachten. Maar al gauw kwam het besef: dit is mijn school. De manier van theater maken en het tot spelen komen voelde als de manier die bij mij past. Vol overgave, gretig en leergierig ben ik dan uiteindelijk vier jaar geleden gestart met mijn opleiding. Waar de nadruk vooral op het spelen heeft gelegen. Ik denk en maak graag met iemand anders zijn voorstelling mee, maar ben niet de initiator. In mijn derde jaar heb ik stage gelopen bij Orkater en speelde mee in de voorstelling De Kortste Eeuw. Mijn rol was klein maar ik heb veel geleerd door te kijken naar de grote theatermannen die daaraan meededen. Nooit gedacht dat ik nog eens een slotscène met Pierre Bokma zou spelen. In de afgelopen vier jaar ben ik erin geslaagd mijn eigen zuivere spelstroom te vinden. Heb ik mezelf losgemaakt van zelfcensuur, waardoor ik zowel de harde kanten als de zachte kanten van mijn
spel kan opzoeken. Ik kan in een kleine marge veel spelen en ik vind het ook een uitdaging om daarbinnen te zoeken, zowel met als zonder tekst. Door wat ik de afgelopen jaren heb geleerd kon ik echt spelen met een lange tekst. Als speler had ik altijd al een aanwezigheid op het toneel maar die is nu veel toegankelijker en opener, waardoor de kijker meer ziet. Ik houd van humor in stukken zoals in het werk van Maarten Lok, Jetse Batelaan en Carver. De lessen van Marlies Heuer vond ik een openbaring. Wat de toekomst gaat brengen, ik weet het niet. Ik hoop veel en lang te kunnen spelen.
Als speler heb ik meegewerkt aan Driftland van Ipso Facto (Festival Oerol 2003), aan Heroes van Space (Brussel 2004), aan NeScio van Rob List (2005) en aan Toe vader drink van Jetse Batelaan (2005-2006), waarmee hij de VSCD Mime Prijs 2005 won. Vanaf dat ik weer met Jetse Batelaan samenwerk te in het kader van een startproject, voelde ik dat ikzelf, het vakmanschap, het plezier en de over gave op hun plek vielen. Ik herinnerde mij mezelf weer in de context van theater. Iets wat daarvoor nog sporadisch en willekeurig aanwezig was, alleen talent is niet genoeg. Ook hebben al mijn fysieke tegenslagen gedurende de hele opleiding me doen beseffen dat de mime een keuze is waar je voor moet gaan mits je er genoeg aan verknocht bent. Dat bleek ik te zijn. Het project met Marien Jongewaard op school was zeker een moment van zelfconfrontatie en het besef dat theater overal ligt, als je er maar echt aan werkt
Tjebbe Roelofs
en er echt in gelooft. Dat alleen zorgt ervoor dat je niet alleen tegen illusies zit aan te kijken. Mijn kwaliteiten liggen bij mijn eigen durf om het moment aan te gaan. Extremiteiten op te zoeken zonder mezelf te verloochenen, en daarbinnen subtiel en vet te kunnen zijn. Dit geldt zowel voor mijn bewegings- als spelkwaliteiten, die overigens los van elkaar zouden kunnen staan. Het heeft mij lang dwars gezeten of theater eigen lijk niet vooral leuk is voor de mensen die zichzelf zo graag willen laten zien. Ik voelde me soms wel schuldig dat ik niet met zekerheid kon zeggen of dit vak net zo belangrijk is als bakker of boer. Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat theater erg belangrijk is. Een mens heeft reflectie nodig, spiegels om zichzelf te ontwikkelen. Vooral in deze tijd, waarin alles zoveel keer sneller gaat. Aandacht voor jezelf en anderen is nodig om iets van mentaliteitsveranderingen te veroorzaken. Essentieel, iets wat we moeten blijven koesteren. Ik hoop op een brede toekomst. Een toekomst van spelen, maken en bewegen. Op locatie, schouwburg en film. Mijn plannen die nu al vast staan zijn locatietheater met Jetse Batelaan, bewe gen met Rob List en spelen met Dik Boutkan.
Mijn grootste fascinatie als performer is op het toneel te staan. Dat betekent niet dat ik een pop ben. Het is het plezier de la en het genoegen van daar te Quintana zijn, en wanneer het idee van de regisseur raakt aan mijn eigen fascinatie, dan voelt het als op een goed feest. Als maker moet ik
Fabián Santarciel
Mime Opleiding /
50 / 51
Opleiding Theaterdocent een ‘artistieke liefde’ voelen voor de performers. Een werk moet altijd gepassioneerd zijn. Ik ben gefascineerd door beweging, ik hou ervan mensen te zien bewegen, ik hou van lichamelijkheid, ik hou van beelden in mijn werk, van visuele poëzie. Als maker en als performer heb ik sterk de neiging om beweging en spel op een organische manier te combineren, gesteund door de nood zaak om iets te vertellen en een openheid naar het publiek en de performers met wie ik speel of die ik regisseer. Ik vind dat de performer het sterkste element op het toneel moet zijn, de maker van de fantasie/realiteit voor onze ogen. Bijna als een soort manifest meen ik dat mijn theater verantwoordelijk moet zijn, iets moet communiceren, maar tegelijkertijd moet enter tainen, moet reflecteren, iets moet bevragen en onderwijzen. Meer en meer word ik moe en bang van de lege beelden die we in ons leven creëren, het vermaak, en onze manier om dingen te negeren die om ons heen en met onszelf gebeuren. Het is voor mij noodzakelijk om op een theatrale manier iets te vertellen. Mijn theater moet collectief zijn, als een ritueel, gepassioneerd, gevoelig, vol interne chaos en orde, maar, het belangrijkste van alles, het moet eerlijk zijn. Het belangrijkste moment in de afgelopen vier jaar speelt zich af terwijl ik dit schrijf. Het is mijn afstudeerproject in Brazilië met mijn klasgenoot en goede vriendin Ibelisse. Ik heb de mogelijkheid om mijn werk te beginnen bij mijzelf, de echte wereld, in een andere omgeving. En het is een verbazingwekkende ervaring. Om na bijna vier jaar terug te gaan naar mijn roots om een duet te maken; om lessen te geven, om activiteiten te
coördineren in dit Theater João Paulo Segundo bij Teresina, levert mij veel positiefs en fantas tisch op. Het bevestigt mijn manier van kijken en maken en verdedigt mijn eigen theatrale stijl. Waarom vind ik theater belangrijk? Ik weet het niet; ik ben (nu) drukker met het zoeken naar een antwoord op de vraag wat theater voor mij betekent. Ik ontdek dat struggle een goed woord is als antwoord; ik denk dat dat mijn motor is om theater te maken. Theater betekent voor mij de plaats waar je de worstelingen van het leven tot een spiegel van reflectie kunt maken en zo onze (moderne manier van) catharsis kunt bereiken. De Grieken begonnen ermee, en ik denk dat er niets is veranderd; het enige verschil is dat we nu auto’s, vliegtuigen en gsm’s hebben. De toekomst is al begonnen. Mijn toekomst is om een manier te vinden om bruggen te slaan tussen hier en daar, tussen Nederland en de rest van de wereld, bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Mijn erva ring in Brazilië bevestigt mij dat het mogelijk is en het waard is om te doen. Er zijn zoveel uit blinkende mensen hier en daar, het is jammer ons niet met ze te verbinden. Laten we de vliegtuigen gebruiken en connecties leggen. Connecties zijn belangrijk, in elk geval voor mij. Stages als performer: Klep van Boukje Schweigman, Some blond gave nightmares van Sarah Ringoet, Eiland van Orkater in regie van Ko van den Bosch, I hung my head van Gusta Geleijnse en Sud Achterom van Growing Up in Public en Festival Oerol. Onderzoeksstages: Bestaansaarde van Guido Kleene bij Festival Boulevard en Simon Says van Sarah Ringoet bij hetveem theater.
*** Artistiek bevlogen en sociaal begaan *** ‘Of je nu in het onderwijs werkt of het amateur theater, een workshop geeft of een voorstelling maakt, je bent scheppend bezig. Wij leren studenten dan ook niet hoe ze “lesjes” moeten geven.’ ‘De motor van het theaterdocentschap is je persoonlijke inspiratiebron, dat wat je aantrekt of fascineert in het theater’, meent Bruin Otten, artistiek leider van de Opleiding Theaterdocent. ‘Wij zijn een brede opleiding en besteden aan dacht aan aspecten die variëren van spel en mime tot ruimtelijke vormgeving. Spelen start bij ons niet alleen vanuit de psychologie van een persona ge, maar ook vanuit het fysiek en de beweging als
Bruin Otten, artistiek leider
taal. Ik zie een verwantschap tussen onze manier van werken en de mime. Ook de mimespeler stelt zich op als maker en is niet alleen een speler in de zin van uitvoerder. Hij is als het ware zélf zijn theatrale materiaal.’ Ook de aandacht voor ruimtelijk vormgeven is belangrijk in de oplei ding: ‘Met beelden kun je immers net zoveel zeggen als met tekst.’ Na een periode van artistieke vrijheid komt er in het derde jaar van de opleiding meer nadruk te liggen op theaterpedagogie en -didactiek. ‘Soms is het een hele zoektocht om als aankomend docent de juiste ingang te vinden bij een groep buiten de opleiding, maar als het klikt geeft het studenten een nieuwe impuls. Als het goed gaat schuiven het artistieke en pedagogische in elkaar en gaan ze
Opleiding Theaterdocent /
66 / 67
elkaar versterken. Studenten leren een koppeling te maken tussen hun artistieke drive en de didactiek waarmee je die op anderen overbrengt. Het is een enorme uitdaging om de persoonlijke uitstraling van spelers theatraal te maken. Dat doe je door sterk met hen samen te werken. Niet met de houding “jij moet dit doen, omdat dat in de theatertekst zo staat beschreven”, maar door de spelers opdrachten te geven die hen stimuleren zélf materiaal aan te dragen.’ Sinds 9/ 11 en gebeurtenissen als de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh is engagement een sleutelwoord op de opleiding. ‘Hoe reageer je als aankomend theatermaker op dergelijke gebeurtenissen? Wij hebben in het lesrooster ruimte vrij gemaakt om ons te laten inspireren, bijvoorbeeld door het multiculturele theaterpro ject Cordoba! of de documentaire Dans Grozny Dans van Jos de Putter over een jeugddansgezel
schap in Tsjetsjenië. Als je artistieke bevlogenheid koppelt aan een sociaal belang, ontstaat een link met de actualiteit. Een venster op de wereld is een belangrijk onderdeel van het vak van theater docenten, die in de beroepspraktijk immers met beide benen in de samenleving staan. Het zogeheten “community theater” neemt voor studenten dan ook een steeds grotere plek in binnen de opleiding.’ ‘Tijdens de selectie voor de opleiding zoeken wij mensen met theatertalent, die op basis van bestaand materiaal nieuw materiaal kunnen scheppen. Aan het slot van de opleiding moeten studenten het vermogen hebben hun persoonlijke fascinatie voor theater te vertalen naar de groep waarmee ze werken. Op het moment dat een student dát in de vingers krijgt, weet ik dat het goed komt.’ Anita Twaalfhoven
*** Als klein meisje fantaseerde ik hoe het zou zijn om tussen de zigeuners te leven of om de dochter te zijn van een circus artiest. Mensen die rondtrokken en geen vaste verblijfplaats hadden, vond ik fascinerend. Het leek me een spannend leven met een enorme vrijheid. Het overkoepelende thema van mijn afstudeerplan heb ik dan ook Nomadisch/ Sedentair genoemd. Ik zelf ben voortdurend in tweestrijd: ik droom, ik zweef en ben rusteloos, maar ik zoek ook structuur, rust en eenvoud.
Floor Braber
Deze twee kanten uiten zich in het theater dat ik maak: ik prop het toneel vaak vol, zowel met spelers als met decor, attributen en muziek. Als mij wordt gevraagd wat het volgende is wat ik wil maken, is dikwijls mijn antwoord: ‘Ik wil wel eens vanuit een lege ruimte werken’. Ik wil graag theatermaken vanuit een simpel gegeven. Er zijn momenten waarop me dat lukt. Waarop ik met een simpel gegeven bijzonder theater maak, waar mijn publiek zich over verwondert. Ik verlang naar eenvoud, eenvoud als middel. Ik wil van iets simpels, kleins, eenvoudigs tot iets
bijzonders, iets groters komen. Dit theater komt improviserend tot stand. Ik wil vanuit vrijheid werken, mijn verbeelding en fantasie het werk laten doen. Dramaturgie beperkt mij. De theatertraining die ik dit jaar gaf aan jong volwassenen heette Zij die bewegen, zij die stilstaan. Een theatertraining vanuit beweging. We hebben het gedrag van de haastende massa tegenover het individu geobserveerd en vervol gens een theatrale vertaling gemaakt naar de studio. Mijn startpunt om tot theater te komen is vaak het lichaam en de ruimte. Ik noem het bewegingstheater, fysiek spel of mime. De mime lessen van Jan Taks vond ik inspirerend. Hij laat zien dat je juist geen ballerina kunt zijn om interessant over te komen op het toneel, maar dat je je beter bewust kunt zijn van je gebreken en die kunt inzetten als kracht. Neutraal, als jezelf, bewust van de anderen en de ruimte om je heen. Die manier van spelen en bewegen heb ik mijn spelers tijdens die theatertraining geleerd en in mijn afstudeervoorstelling ga ik daarop verder. Ik wil mijn spelers niet leren hoe zij zo goed mogelijk een bepaald personage spelen maar ik wil hén laten zien, mooie mensen met wie wij ons allemaal kunnen identificeren. Mensen die zowel krachtig als kwetsbaar zijn. Ik wil graag leren hoe ik de mensen met wie ik werk kan neerzetten in hun kracht. Leren kijken naar de mensen die ik voor me heb en met hen samen eruit halen wat eruit te halen valt. Tijdens het theaterpedagogiekproject in het tweede jaar leerde ik dat ik bij spelers naar een innerlijke spelmotor moet zoeken in plaats van hen techni sche aanwijzingen te geven. Het gebeurt me nog vaak dat ik een mooie voorstelling in mijn hoofd
heb en die precies zo op het toneel wil zien. Maar op de vloer ontstaan altijd veel interes santere dingen wanneer ik een open sfeer creëer, mijn spelers betrek bij het maakproces en hen de vrijheid geef om te spelen en te bewegen. In het begin van de opleiding vond ik engagement een erg vies woord. Ik klapte ervan dicht. Ik dacht dat ik veel meer van politiek en de maat schappij zou moeten weten om interessant theater te kunnen maken. Uiteindelijk heb ik ‘engagement’ als onderwerp gekozen voor het schrijven van mijn vakessay. Het wordt mijn slotwoord: ik geloof nu in mijn eigen engage ment. Het ligt zoveel dichterbij dan ik dacht. Ik begin bij mijn persoonlijke fascinatie voor een thema, vervolgens wil ik dat mijn spelers zich daar ook mee kunnen verbinden. Ik wil dat het over mij gaat, over mijn spelers, over het publiek en over alle mensen buiten. Mijn toekomstdromen verschillen per dag. De ene dag wil ik in Amsterdam blijven; theater lessen geven, een voorstelling maken, een vorm gevingsproject geven. De andere dag wil ik rondtrekken: naar Roemenië, theaterprojecten organiseren met zigeunerkinderen, een voorstel ling maken op Oerol. De diversiteit die de opleiding biedt is erg aantrekkelijk. Ik wil van alles wat. Maar na mijn afstuderen wil ik eerst even rust. Dat betekent voor mij: fietsen door Oost-Europa, waar ik vast ontzettend rusteloos vandaan kom, vol inspiratie om allerlei nieuwe theaterprojecten te beginnen.
Opleiding Theaterdocent /
In het theater dat ik maak, wil ik vlees geven aan de scènes, op het bombastische af. Ik houd ervan extremen op te zoeken, in ruimte- en muziekgebruik. Je moet als publiek de voorstelling, de spelers en het verhaal als het ware lijfelijk kunnen voelen, kunnen vastpakken. En het moet jou vastgrijpen. Het liefst werk ik met ensemblestukken, met zo veel mogelijk mensen die elkaar op de vloer lekker in de weg zitten. Die te dicht bij elkaar gaan staan en juist gaan zitten waar het niet mag. Ze proberen bij de groep te horen, maar voortdurend slaan ze de plank mis. Dit vak kun je sowieso niet alleen doen. Ik in elk geval niet. Ik heb mensen nodig om mee te praten, om met hen mijn concept te ontwikkelen. Of ik nu een les geef in de Bijlmer of werk aan een voorstelling met bejaarden, ik probeer er altijd voor te zorgen dat de groep dezelfde verbinding aangaat met het materiaal en dezelfde fascinatie krijgt als ik. Daarnaast wil ik dat iedereen weet waarom hij iets doet. Zo kan ik voorwaarden creëren om tot spel te komen via wegen die we van tevoren niet kunnen bedenken. Via magie. In onze opleiding wordt veel gesproken over ‘medemakersschap’. Maar ik maak, ik regisseer. Wel moet je de groep nog serieuzer nemen dan zij zichzelf neemt. Zodat ook de spelers uiteindelijk het thema of het stuk zo goed kennen dat ze met een opdracht een stap verder kunnen dan jij aanvankelijk in je hoofd had. Ik houd van repertoire. Tijdens de opleiding zijn onder andere Biedermann en de Brandstichters van Max Frisch, Partytime van Harold Pinter, Oom Wanja van Anton Tsjechov en De Koning
Maartje Ghijssen
68 / 69
Sterft van Eugène Ionesco langsgekomen. Van dat laatste stuk maak ik nu mijn afstudeervoor stelling. Overal komen personages terug die met oogkleppen op de realiteit proberen buiten te houden. Terwijl dat hen op hilarische wijze steeds maar niet lukt. Dat vind ik mooi: het beeld van de zwoegende mens, die maar blijft proberen. Hierbij zoek ik vaak een ‘groteske’ speelstijl op, waarin alles uit balans is, onvolmaakt en niet in harmonie. Zo hadden de stoelen in mijn Oom Wanja bijvoorbeeld geen zitting en waren ze scheef afgezaagd, waardoor de spelers er sowieso niet goed op konden zitten. De theatergeschiedenislessen van Loek Zonneveld hebben me zeer geïnspireerd: dat er zoveel mensen zijn geweest die zulke prachtige dingen in theater hebben gedaan! Pessoa heeft bijvoorbeeld een gedicht geschreven dat precies over mijn voorstelling gaat, fantastisch! Na mijn afstuderen wil ik graag verschillende dingen uitproberen. Er kan zoveel. Ik zou graag een voorstelling maken met klasgenoten en met de jongeren van mijn theatertraining. Van middel bare scholen ken ik alleen de schrikverhalen van een klassikaal ‘nee’ als je vraagt een kring te maken. Maar misschien moet ik dat ook maar gewoon aan den lijve ondervinden en uitzoeken. Zelf wil ik ook verder met spelen. Na vorig jaar een voorstelling op de Parade, smaakt dat naar meer. Ik heb een sleutelhanger iets kleiner dan een ei. Als je die opendoet, zie je onder een plastic bolletje een piepkleine koe grazen in een groene wei, om hem heen
Lianne Karel
scharrelen wat kippetjes. Ze bewegen alsof dit microboerderijtje echt leeft. Ik geloof dat naast onze ‘echte werkelijkheid’ er nog veel meer werke lijkheden zijn: de illusie, de werkelijkheid van onze fantasie en sprookjes. Theater is dé plek waar we met deze werkelijkheden in aanraking kunnen komen. Waar we heel even kunnen verdwijnen in een andere wereld. Dat vind ik ook zo fascinerend aan objecttheater. Er zit geen leven in een object maar het kan bezield worden en tot leven komen in theater, de toeschouwer kan geloven in die illusie. De spanning van de twee werelden die ontstaan wanneer de speler en het bezielde object samen op de vloer zijn, vind ik interessant. Zeker wanneer het object de baas wordt over de speler terwijl eigenlijk de speler met zijn techniek deze situatie oproept. Dat is magisch. Ik wil ‘de werkelijkheid’ niet vergeten of ontken nen, ik vind het juist belangrijk dat binnen de fantasie een reflectie op de werkelijkheid blijft bestaan. Het gaat er juist om na de voorstelling weer met een andere, een nieuwe blik te kunnen kijken naar de buitenwereld. Mijn voorstellingen zijn misschien wel een fantasievolle en kleurrijke aanvulling op een grijze wereld die heel erg aan het verharden is. Ik ben me aan het specialiseren in jeugdtheater en heb me voorgenomen nooit meer iets anders te gaan doen. Ik wil theater maken met, voor en over jongeren. Ik vind het een fascinerend proces dat ieder mens volwassen moet worden. Hoe wordt de rups een vlinder? Of eigenlijk: hoe wordt de vlinder een rups want vaak betekent volwassen zijn: goede, verantwoorde, rationele keuzes maken, de realiteit aangaan
(sprookjes horen daar niet bij) en niet meer mogen dromen. Getver! Gelukkig is er theater! Bij jongeren ligt alles nog open, alles is nog moge lijk. Dat vind ik boeiend. Niet dat de jongeren met al die mogelijkheden bezig zijn; zij zijn gewoon de puberteit en de middelbare school aan het overleven. In mijn lessen wil ik dat de jongeren zichzelf kunnen zijn. Ze mogen heel veel en moeten veel minder. Hierdoor is het vaak een prettige chaos. Op die manier ontstaat er een goede open werksfeer waar veel ruimte is voor spel. Door zo tussen de jongeren te zitten kan ik het volwassenwordingproces, wat me zo boeit, op de voet volgen. Tot slot heb ik twee wensen voor de toekomst. Ten eerste wil ik absoluut geen uitgeputte, ongeinspireerde docent worden. Ik wil mijn maakmotor draaiende houden door veel samen te werken met andere makers en daarnaast zelf te blijven spelen om mijn artisticiteit niet uit te putten. Ik hoop een busje op de kop te tikken en dat vol te laden met spullen om op straatfestivals acts op te voeren en daarmee de toeschouwers zich even te laten verliezen in een van mijn sprookjes. Zodat ze er weer even tegenaan kunnen.
Mijn afstudeervoorstelling moet een caleidoscopisch geheel worden, nam ik mij voor voor dat ik begon met maken. Een magisch veranderend beeld waarin geluid en licht een belangrijke rol spelen. Dat is gelukt! Ik heb tijdens het vormgevingsproject in Frankrijk de dynamiek van de ruimte ontdekt. Middernacht,
Lenne Koning
Opleiding Theaterdocent /
in de bergen rende ik me in een performance rot door weilanden, klom via een touw een muur op, zette verschillende geluidsbronnen met oerwoudgeluiden aan. Het publiek was getuige en onderdeel van de nacht die tot leven werd gewekt. Dat vond ik super. Ik dacht: ik wil dat het publiek bij mijn afstudeervoorstelling, Groot en Klein van Botho Strauss, op net zo’n manier wordt meegenomen. Via een dynamische reis met een bewegend decor, waardoor het publiek zich echt betrokken gaat voelen. Groot en klein gaat over het zoeken naar hou vast, en wat te doen als je het niet vindt. Ik geloof dat ieder mens houvast zoekt. En dat juist in het ontbreken ervan de noodzaak ligt om risico’s te nemen. Tijdens de opleiding ben ik meestal op dit thema uitgekomen. Tijdens het maken van theater probeer ik ook zelf risico te nemen. Voor mij betekent dat springen; het houvast aan de voorbereiding tijdens de repetities loslaten en op zoek gaan naar wat ik echt mooi vind. Kijken naar wie en wat je voor je hebt, is volgens mij een van de belangrijkste dingen in theater. Misschien simpel gedacht, maar niet makkelijk gedaan. Ik stel de sprong vaak uit door er teveel bij te halen totdat ik door de bomen het bos niet meer zie. En ook voor het publiek wordt het zo ingewikkeld, omdat de voorstelling dan niet meer communiceert. Maar, áls ik spring is het fantastisch! Bij het lesgeven zorgen de leerlingen er wel voor dat je snel gaat springen. Met bijvoorbeeld de spanningsboog van pubers heb je niet eens de tijd om lang na te denken. De workshop die ik aan middelbare scholieren in Utrecht gaf, gebaseerd op de western, was daar een goed voorbeeld
70 / 71
van: in een paar uur stonden er vijftien prachtige cowboys in een kroeg die elkaar bijna de hersens in sloegen! Ik zie doceren als een manier om tot theater te komen. De kunst is op zoek gaan naar wat de leerlingen prikkelt en uitdaagt, zodat ze niet meer nadenken maar doen. Deze ervaring had ik zelf in de eerste twee jaar bij de mimelessen van Jan Taks. Heerlijk hoe je onbeschaamd heel absurde dingen deed. Ik hou van spel met overgave en met humor. De Opleiding Theaterdocent is een brede oplei ding. Je leert zoveel uitgangspunten om tot maken te komen, dat kiezen een belangrijke sport wordt! Ik ben bezig met plannen voor een stage in Nicaragua. Ik zou graag een dansvoorstelling willen maken, samenwerken met klasgenoten, projecten opzetten bij buurthuizen, een regieassistentie doen bij een inspirerende maker, verder studeren. Ik heb heel veel dromen en ideeën. Ik heb zin in wat er allemaal mogelijk is. Dus, kiezen en ervoor gaan!
‘In het lokaal waarin we werken kunnen we iets oproepen wat er een paar minuten eerder nog niet was. We laten het even bestaan en stoppen er daarna weer mee. Dan is het verdwenen.’ Dit schreef ik in mijn motivatie brief aan de opleiding die ik ongeveer viereneen half jaar geleden op de post deed. Nu, in mijn laatste jaar, schrijf ik er weer over. Het vakessay dat ik schrijf voor mijn afstuderen gaat over trans formatie. Het moment waarop de ene werkelijk heid overgaat in de andere. Ik vind het magisch om deze overgang te zien en om te ervaren hoe
Jansje Meijman
ik de illusie in word gesleurd. Ik weet dat wat voor mijn ogen door de spelers tot leven wordt gebracht niet echt is en toch ben ik helemaal bereid mee te gaan. Ik geloof wat ik eigenlijk niet kan geloven. Dat is theater. Ik ben opgeleid tot theaterduizendpoot. Al is duizend poten natuurlijk wel wat veel. Ik ben in elk geval op een aantal verschillende gebieden getraind. Vooral op de verbindingen tussen de verschillende componenten waaruit een voor stelling bestaat: spel, tekst, beweging, geluid, muziek, vormgeving, licht… Het vertellen van een verhaal rust wat mij betreft niet alleen op de schouders van de speler. Wanneer alles ondergeschikt wordt gemaakt aan bijvoorbeeld de tekst, blijven er mogelijkheden onbenut. Dat is jammer want er zijn nog zoveel andere manieren om het publiek iets te vertellen. Als theatermaker is het handig de mogelijkheden in en tussen alle componenten te zien en te gebruiken. Helemaal wanneer je met amateurs werkt. Met hen ben je vaak op zoek naar houvast voor hun spel. Dit houvast kan ook juist zitten in de verbinding van de speler met de vormgeving. Het zoeken is naar het moment waarop meerdere componenten op elkaar in gaan werken en een plus een ineens drie is. Via oude Griekse stukken, Antigone van Sophocles en de Bacchanten van Euripides in mijn tweede jaar, ben ik inmiddels terecht gekomen in wat minder metaforische situaties. Allemaal mus, mijn derdejaarsvoorstelling, speelde zich af in een bejaardentehuis zoals ik dat ken van mijn oma. Mijn afstudeervoorstelling In afwachting verblijven wij gaat over een opvangkamp voor vluchtelingen zoals ik die ken van televisie.
Ik maak dit stuk naar aanleiding van het boek Het Respijt van Primo Levi. Het beschrijft zijn thuisreis van het kamp in Auschwitz naar huis in Italië. In zijn nawoord noemt Levi de reis zelf ‘eindeloos lang, onvoorzien en onzinnig’. Hij en honderden andere Italianen maken een absurde omweg, ze reizen van hun doel af en komen diep in Rusland terecht. Dit vind ik een mooi gegeven. In In afwachting verblijven wij schets ik het portret van een groep vluchtelingen die al maandenlang zit te wachten op een trein die hen naar huis kan brengen. Maar de hoop op de thuisreis begint langzaam weg te ebben. De perso nages in mijn voorstelling zijn allemaal op zoek naar een zinnige bezigheid om hun eindeloze dagen te vullen. Míjn zinnige bezigheid is theatermaken. Zinnig alleen al omdat het zo’n traag en inefficiënt gebeu ren is. Dat kunnen we wel gebruiken, vind ik. Voor volgend jaar staan er tot nu toe twee voor stellingen op de planning. De ene maak ik deze zomer in Zimbabwe, de andere komende winter in Groningen.
De afgelopen jaren heb ik op de vraag ‘Wat doe je?’ bij wijze van antwoord een vast riedel tje ontwikkeld. ‘Ik doe de Opleiding Theaterdocent. Dat betekent dat ik word opgeleid om theater te maken met amateurspelers.’ Dat laatste zinnetje moet erbij, want de mensen moesten eens gaan denken dat ik word opgeleid tot dramadocent, tot juf. Hallo… Ik ben iemand met een artistieke visie, ik maak, ik ben een kunstenaar. Toch?
Eva Zanen
Opleiding Theaterdocent /
50 / 51
Regieopleiding ‘Toch?’, want toen ik in mijn derde jaar ging lesgeven bleek dat niets meer te maken te hebben met dat ene zinnetje dat mijn kunstenaarsschap moest bepleiten. Leerlingen zouden iets van mij leren; dat ik zelf ook nog iets uit die lessen zou halen, kwam niet in mijn gedachten op. Op die manier was lesgeven niet altijd even leuk. Inmid dels zie ik ook lesgeven als ‘theatermaken met amateur-spelers’. Omgekeerd doe je dat automatisch. In een maak proces met amateur-spelers train je ze. Dat maakt het nou net zo leuk. Díe spelaanwijzing geven waardoor een speler precies doet wat je bedoelt, geeft een kick. Het mooiste is dat het vaak heel praktische aanwijzingen zijn: ‘Je wilt hem aan raken maar er staat een fucking dranghek voor!’ werkt duizend keer beter dan ‘Speel maar een joelende fan’. Op de opleiding leer je heel goed kijken naar wat er concreet ís en wat je nodig hebt om te vertellen ‘waar het jou om te doen is’, in de woorden van docent Bruin Otten. Een docent zei me eens: ‘Jij wordt je spelers. Ik werk het beste als ik mij onderdeel voel van de groep waarmee ik werk. Een man tussen de mannen (ondanks hoge hakken en rokje) een überpuber tussen de pubers (de beste categorie mensen en spelers). Hierom en door mijn fascinatie voor interdisci plinair (video)theater, zou ik graag een theater werkplaats beginnen waar niet alleen amateurspelers maar ook amateur-licht-, geluid- en
cameramannen voorstellingen kunnen maken. Ik wil interdisciplinaire theaterfamilies creëren die samen theatergroepje spelen. Op de opleiding hebben de projecten die vanuit dit principe werkten mij dan ook het meest gefascineerd. Met name het vormgevingsproject in Frankrijk in het derde jaar, waarbij vanuit ruimtelijke vormgeving theater werd gemaakt, en het videotheaterproject in het vierde jaar waren voor mij grote inspiratiebronnen. De aandacht die de opleiding aan vormgeving besteedt, was ook wat mij indertijd voor deze opleiding deed kiezen. Ik ben een vormvrouw. Ook inhoudelijke thema’s kies ik vanuit de vorm. Vormen waarmee onze wereld is doordrenkt, zoals handjes schudden, flirten, met bestek eten of cool doen, probeer ik door middel van een nieuwe theatrale vorm van hun normaalheid te beroven. Opdat mijn publiek de wereld even niet voor lief neemt en er een paar vraagtekens bij zet of er een vernieuwde blik op loslaat. Deconstruc tie om de constructie waarin wij mensen leven bloot te leggen. Dit is ook wat ik in mijn afstudeervoorstelling wil gaan doen, uitgaande van het thema ‘kantoor’. Met de spelers wil ik vanuit een stuk en heel veel nietmachines, typemachines, kantoormeubilair, A-viertjes en koffie, sloten koffie, materiaal gaan maken voor een montagevoorstelling. Omdat ik er een half jaartje langer over doe, is deze te zien in december 2006.
*** Schurkend tegen tradities en vakmanschap *** ‘Ik zoek de gulden midden weg tussen kunstenaars schap en vakmanschap. Daarbij is het de vraag wat je al dan niet kunt leren. Zo betwijfel ik of “kunstenaar zijn” te leren valt.’ ‘Kunstenaarschap zit in je of niet. Maar je kunt het wél ontwikkelen. Vakmanschap is de basis waarmee je talent tijdens de opleiding handen en voeten geeft’, zegt Jappe Claes, artistiek leider van de Regieopleiding. Hij hamert sterk op een eigen visie op theater bij zijn studenten. Wie een plek wil bemachtigen op de Regieopleiding moet minstens 21 jaar zijn en een zekere bagage met zich meedragen. ‘Kunstenaarschap manifesteert zich door al
Jappe Claes, artistiek leider
schurkend tegen tradities en vakmatige vaardig heden een eigen handtekening te zoeken. Je begint niet direct met de vraag “wat zullen we met Tsjechov doen?” Daaraan gaat de vraag vooraf wat Tsjechov, Shakespeare of Büchner met óns doen. Als je de ontwikkeling volgt van schilders als Kandinsky of Mondriaan, zie je dat ze aan het begin van hun carrière ook traditionele portretten schilderden. Je moet je vak goed kennen voor dat je daarmee uiting kunt geven aan een eigen wereldbeeld.’ De Regieopleiding, de enige in zijn soort in Nederland, werkt met kleine groepen van zo’n vijf studenten per jaar. ‘Het onderwijs is minder klassikaal dan bijvoorbeeld op de acteursoplei ding en iedere student legt een individueel traject
/ Regie Opleiding Regieopleiding / /
74 / 75
af.’ In het basispakket wordt aandacht besteed aan dramaturgie, tekstanalyse, ruimtelijke vorm geving, muzikaliteit van de taal en de vraag wat je als regisseur al dan niet tegen een acteur moet zeggen. ‘Op een gegeven moment wordt datgene wat een student nodig heeft om zich verder te ontwik kelen sterk van hemzelf afhankelijk. De ene keer is dat een gespecialiseerde workshop, een andere keer een stage in de beroepspraktijk.’ Aan de opleiding zijn dramaturgen verbonden zoals Janine Brogt, Hana Bobkova en Rezy Schumacher en een keur aan bekende regisseurs onder wie Ivo van Hove, Pierre Audi, Gerardjan Rijnders en Luk Perceval. ‘Ik zoek aansluiting bij de actualiteit van het theater.’ De laatste tijd mist men in de theaterwereld jonge regisseurs voor de grote zaal en de Regieopleiding wil hierin voorzien. ‘Onder auspiciën van de school kunnen studenten stage lopen bij grote gezelschappen, waar ze als regieassistent of schrijver ervaring
opdoen en de fijne kneepjes van het vak leren. Theatermaken in de grote zaal verschilt hemels breed van kleinschalig theater en op school missen we de ruimte om die vaardigheden in praktijk te brengen. Maar ook het grote toneel repertoire vraagt om een nieuwe generatie regisseurs.’ De Regieopleiding probeert ook nauw contact te houden met andere opleidingen, vooral de acteursopleiding. ‘Mijn stelling is dat generaties met elkaar moeten opgroeien, om het gezicht van het theater van de toekomst te bepalen. De aan sluiting met de praktijk zie ik als een verhouding tussen meester en gezel. Het is de verantwoorde lijkheid van gezelschappen als het ro theater, Het Nationale Toneel, de Theatercompagnie of Toneelgroep Amsterdam om hun ervaring door te geven aan jonge theatermakers. Wij zijn tenslotte de hofleveranciers van de generatie van de toekomst.’ Anita Twaalfhoven
*** Toen ik psychologie studeerde, van 1997 tot 2001, maakte ik veel theater. In die tijd was ik er altijd een beetje bang voor een leven van twaalf ambachten en dertien ongeluk ken tegemoet te gaan, omdat ik zoveel tegelijker tijd deed, maar niets echt. Op de Regieopleiding kwam ik erachter dat dat beetje van alles juist heel goed van pas kwam. Ik begon bijvoorbeeld langzaamaan steeds meer gebruik te maken
Thibaud Delpeut
van mijn fascinaties voor taal en hoe taal zich verhoudt tot beeld en geluid. Later ging ik meer zelf schrijven. Mijn voorstellingen veranderden van psychologische miniatuurstudies in opener voorstellingen die vormbewust en muzikaal zijn. Een bepalend moment in die ontwikkeling was het muziektheaterproject in het tweede jaar. In dat project maakte ik een etude naar aanleiding van Andromaque, waarin ik op zoek ging naar de muzikale kracht van de teksten van Racine.
In een discussie met de projectleider, Javier Lopez Piñón, ontdekte ik dat de teksten van Racine weinig subtekst hebben; Frans-classicistische personages zeggen precies wat ze voelen en denken. In mijn enscenering liet ik de acteurs schakelen tussen zeventiende-eeuwse gestiek en stilstand. Ze speelden twee verhalen tegelijker tijd, dat van de personages en dat van twee jonge, getraumatiseerde mensen. In zo’n vorm zeggen de personages juist niet precies wat ze denken of voelen. Zo ontstonden er twee stukken op basis van een en dezelfde tekst. Toen is mijn fascinatie voor opvoeringstradities en het vrijelijk citeren van conventies aangewakkerd. Mijn focus verschoof van de kleine naar de grote ruimte. De afgelopen anderhalf jaar heeft de opleiding zich voor mij dan ook voornamelijk in de grote zaal en op locatie afgespeeld. Mijn stage als regie assistent en dagregisseur bij de opera L’Europe Galante van Javier Lopez Piñon in Frankrijk gaf me inzichten op juist dat vlak, want: hoe krijg je zo’n heel apparaat één kant op gestuurd? Ook mijn stage bij Madame de Sade van Krzysztof Warlikowski, die thematische en vrij eclectische montagevoorstellingen maakt, ging over het zoeken naar bewustzijn van vorm, een vrije, bijna citerende omgang met het materiaal en de tekentaal van de grote ruimte. Die vrije benadering probeer ik ook te gebruiken bij het regisseren van eigen teksten. Ik wil daar in wezen mee omgaan zoals ik met teksten uit het repertoire zou omgaan. Gaandeweg de opleiding heb ik me meer en meer gericht op de combinatie van schrijven en regisseren. In eerste instantie was ik bezig met het bewerken van materiaal van bijvoorbeeld Shakespeare en Aischylos.
Op basis van dat materiaal en eigen thema’s ben ik monologen en dialogen gaan schrijven, op zoek naar een oorspronkelijke, eigenzinnige taal. Later durfde ik meer los te gaan staan van de sterke basis die die meesters hadden gelegd om verder te graven naar mijn eigen stijl en boodschap. Ik geniet van de afwisseling tussen het werken aan teksten uit het repertoire en aan eigen stukken. Het zorgt er ook voor dat ik met meer afstand mijn eigen teksten kan regisseren, in plaats van in een valkuil te lopen door louter te regisseren wat ik heb geschreven. Regisseren betekent voor mij vooral het bevredi gen van de behoefte om scheppend bezig te zijn. Maar ik selecteer mijn materiaal meer en meer aan de hand van de maatschappelijke relevantie. Theatermaken maakt het mogelijk individuen te confronteren met hun relatie met de maatschap pij waarin ze leven en het kader van de geschiede nis waardoor ze worden gevormd. Daar zitten voor mij zowel de ontroering als de woede: zien hoe mensen proberen te bestaan en zichzelf proberen te verwezenlijken in een wereld die zo groot, onoverzichtelijk en moeilijker te begrijpen is. Ik denk dat een goede voorstelling momenten van wezenlijkheid, authenticiteit en schoonheid kan creëren. Met andere woorden: momenten waarop je je bestaan bevestigd voelt, doordat je jezelf herkent. En die momenten zijn nu eens troostend in een confronterende vorm en dan weer confronterend in een troostende vorm. Dat contrast, en hoe dat te bewerkstelligen in de grote zaal, heb ik als basis genomen voor mijn laatste twee voorstellingen op school. In de komende twee seizoenen ga ik regisseren en nieuwe stukken schrijven bij onder andere Het
Regieopleiding /
Nationale Toneel. Zo wil ik verder werken aan mijn eigen handschrift voor de grote zaal.
Tijdens mijn studies Duitse en Engelse literatuur en taalkunde in Gent, waar ik vandaan kom, begon ik theater te maken. De afgelopen jaren studeerde ik in Berlijn, Wenen en Amsterdam. Ik maakte in Theater Gasthuis de voorstellingen Regels voor het paradijs en Vincent Van Gogh: Leven en Werk en volgde stages bij Johan Kresnik in het Volkstheater Wien en bij Theu Boermans bij de Theatercompagnie. Daarnaast beschreef ik twee toneelreizen in Theaterschrift Lucifer. In mei studeerde ik af met een interpretatie van Vondels Adam in Ballingschap op locatie in de Hortus Botanicus van Amsterdam. Momenteel werk ik samen met Sarah Moeremans, die vorig jaar afstudeerde, in Gent aan de fAction-voorstelling Op naar Scandinavië! Deze voorstelling is eenmalig te zien in Gent, op 31 juni 2006. Volgend seizoen werken we samen verder, onder andere in de Veenfabriek in Leiden aan Zieke Zielen en in het Gasthuis. We willen dan gebruikmaken van documentairemateriaal en repertoire voor het creëren van een eigen theatertaal. In mijn voor stellingen recycleer en demonteer ik graag ‘bekend en versleten’ materiaal, zoals teksten en cultuuriconen. Ik bezoek de grenzen van het verwoordbare en houd van complexiteit, nuance en ambivalentie in beeld en geluid.
Joachim Robbrecht
76 / 77
Uittreksel uit het ABC van Joachim Robbrecht: Albert Heijn: Het ordinaire boodschappen doen is interessant omdat ik er het spectaculaire kan observeren: kostuums, gezichten, emoties, ritmes van bewegen, dialogen. Het wordt echter slechts interessant in combinatie met museumbezoek of theaterbezoek, dat de handleiding geeft om van het Albert-Heijnbezoek een spektakel te maken. Ambigu: De meest fascinerende tekens, beelden en boodschappen zijn ambigu. Ze verleiden de wantrouwige geest. Ze doen twijfelen. Ze ontvluchten of ondermijnen het politieke veld en ze inspireren de spelende mens. Gogh, Van: Zie Vondel. Maaiveld: Het hoofd tegen beter weten in boven het maaiveld uitsteken, een experiment. Snel weer vluchten naar een ander land? Publiek: De lichten in de zaal aandoen om de mensen in het gezicht te kunnen kijken, eventueel met liefde. Het publiek als een dorp onder de preekstoel denken en de harten veroveren. Of de lichten uitdoen en samen in het donker bang worden. Repertoire: Het klassieke repertoire is een bron van inspiratie, een veld vol materiaal om mee aan de slag te gaan. Misschien is de houding van een patholoog-anatoom de juiste om dit materiaal onder handen te nemen? Rituelen: Ja, theater is ook het uitvinden van nieuwe fantasierituelen met ceremoniële handelingen en voorbij dansende allegorieën en spreekwoordelijk vuurwerk. Ruimtes: Verborgen ruimtes en situaties opzoeken. De dwang die een donkere doos of een lijsttheater uitoefenen in vraag stellen of
bevechten of, een andere mogelijkheid, uitwijken naar een monumentale locatie. Sterven: Lange grote schrikwekkende sterfscènes! Ja! Spiegels: De hele wereld spiegelt zichzelf in nieuwe media, manipuleert zichzelf, experimen teert in en aan zichzelf in een soms vrolijk en soms treurig spel. Fictie en realiteit spiegelen zich aan elkaar. De grens vervaagt in een duizeling wekkende spiegeling. Ik word er ziek van en dans toch graag en vlijtig mee. Oooh danse macabre!! Vondel: De voorstellingen die ik in het laatste jaar maakte (Van Gogh: Leven en Werk en Adam in Ballingschap) zijn ontstaan aan de hand van mijn fascinatie en onwetendheid over deze twee kunstenaars. Het zijn complexe en boeiende figuren die dikwijls commercieel uitgebuit worden of stijf worden ontvangen maar met wiens werk je wel een intieme relatie kunt opbouwen. Ze verdienen veel aandacht; hun leven en werk vertelt veel over de Nederlandse mentaliteit anno toen en anno nu. Zaal: De hele grote zaal liever dan een klein toilethokje maar ik doe ‘het’ overal, of men dat nu wil of niet.
Iemand merkte laatst op dat kleine kinderen die een huis tekenen, bijna allemaal een zelfde soort huis neerkrabbelen. Een vierkant met een driehoek erop. Het bijzon dere daaraan is dat veel van die kinderen nog nooit een huis met een puntdak hebben gezien. Wat ze tekenen is een aangeleerd symbool en geen persoonlijke registratie van de werkelijkheid.
Thallulah Schwab
Voordat ze huizen tekenen, krassen kinderen gewoon krabbels op papier en als vriendelijke volwassene vraag je dan wat ze getekend hebben. Het kind denkt even na en verzint ter plekke iets. Maar waarom moet het zo nodig iets voorstellen? Wat is er minderwaardig aan een vrije en oorspronkelijke krabbel? Kan dat niet een op zichzelf staand iets zijn? Tijdens mijn stage bij Dogtroep raakte ik gefasci neerd door het gegeven dat zij niet direct op zoek zijn naar een Betekenis. Alles kan een uitgangs punt zijn voor theater. Een voorwerp, een gebaar. En dan niet gedacht vanuit de functionaliteit ervan. Een schroefje hoeft niet per se de functie van een normale schroef te hebben. Dit ervoer ik als een heel vrije manier van denken. Een open blik op alles. ‘Wat is interessant’ in plaats van ‘Wat is logisch’. Op meer vlakken heb ik tijdens mijn opleiding nieuwe inzichten verworven. Ik vond het prettig om te experimenteren met mensen van andere opleidingen en met andere disciplines. Ik heb gewerkt met zangers, acteurs, dansers, muzikan ten, art directors… Die samenwerking was voor mij erg inspirerend en vruchtbaar. Ik vind het belangrijk dat mijn horizon breed is en dat mijn fantasie steeds verder openbreekt. Het is goed als andere mensen je vanuit een andere discipline nieuwe inzichten bieden. Vervolgens moet je de vertaalslag maken naar theater. Ik hou het meest van theater als ik het gevoel heb dat het op geen enkele andere manier gebracht had kunnen worden. Veel toneelstukken hadden prima als film gemaakt kunnen worden, of als literatuur tot ons kunnen komen. Theater is hier en nu.
Regieopleiding /
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie Het mooiste theater gebruikt de tekst om tot een belevenis te komen die uniek is. Het maakt de ruimte tot onderdeel van de vertelling en gebruikt het feit dat er publiek aanwezig is, in plaats van het te negeren. Theater dat dit allemaal links laat liggen is gedoemd te sterven, omdat het dan een achterhaalde kunst is. Ik vind dat je de middelen die je tot je beschikking hebt ten volle moet gebruiken. Zelf kan ik niet wachten tot de dag dat ik een
stuk mag regisseren in een grote zaal. Ik heb sterk het idee dat waar ik mee bezig ben zich daar bij uitstek voor leent. Niet dat dat het enige is wat ik nastreef. Ik wil ook stukken in kleinere zalen maken; het intieme karakter en het directe contact met het publiek spreken me ook erg aan. Het meest concrete plan dat ik heb voor de toekomst is een bewerking van Het Slot van Kafka, waar ik een waanzinnige voorstelling van ga maken. Hopelijk zo snel mogelijk.
*** Een groep talenten in een kloostersituatie *** ‘De kleinkunst in de praktijk heeft de neiging te pleasen en te commercia liseren, terwijl de toneel wereld soms nogal in zichzelf is gekeerd. Ik streef ernaar om van de kunstenaar meer een artiest te maken en van de artiest meer een kunstenaar.’ De acteursopleiding is vijf jaar geleden samen gegaan met de kleinkunstopleiding en artistiek leider Ruut Weissman is enthousiast. ‘De com binatie toneel en kleinkunst pakt heel goed uit’, vindt hij. ‘De genres teksttoneel, muzikaal theater en cabaret blijven naast elkaar bestaan. Daartussen zijn allerlei mengvormen denkbaar.’ De eerste twee jaar zijn voor alle studenten,
Ruut Weissman, artistiek leider
zo’n twintig tot vierentwintig per jaar, gemeen schappelijk. Daarna splitsen de groepen zich langzamerhand op. ‘Het draait om lessen in beweging, dans, stem (zowel in dans als in spraak), dramaturgie, theatergeschiedenis en muzikale vakken. We werken met alle mogelijke invalshoeken om te acteren en studenten doen ervaring op met teksttheater, fysiek theater en muziektheater.’ ‘Zowel waar het gaat om kleinkunst als waar het gaat om toneel is het niveau omhoog gegaan. Er wordt beter gezongen en beter gespeeld. Bovendien zie ik dat de grenzen tussen de genres minder strak zijn. Een student die binnenkwam als kleinkunstenaar pur sang speelt nu bij de Theatercompagnie. Andere studenten stappen
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
80 / 81
moeiteloos vanuit de enscenering van De Midzomernachtsdroom met Johan Doesburg in een liedjesprogramma.’ Aan de opleiding zijn docenten verbonden van uiteenlopend pluimage. ‘Het is een mix van goede theaterpedagogen, die de ontwikkeling op termijn volgen, en inspirerende gastdocenten uit de praktijk. Die variëren van Ola Mafaalani, Gijs Scholten van Aschat en Johan Doesburg tot Jenny Arean, Herman van Veen en Paul de Leeuw.’ ‘Belangrijker nog dan het lesaanbod is de intensi viteit en concentratie van de opleiding’, meent Weissman. ‘Je zit met een groep getalenteerde mensen in een kloostersituatie om jezelf te ontwikkelen. De chemie van de groep heeft een sterke invloed op de ontwikkeling die de afzon derlijke individuen doormaken. Het voordeel van een grote groep is dat mensen met een gebrek aan de juiste mentaliteit niet snel de boventoon kunnen voeren. Als een laatkomer een groep van
‘Acteren is liegen’ vond ik altijd een platte opmerking, niet voldoende waarde gevend aan het vak. Ik begreep en begrijp niet hoe mijn liegen op het podium geen liegen voor de toeschouwers zou kunnen zijn. In mijn eigen voorstelling Medeaschacht, met een pop, voel ik wel degelijk oprechtheid, wil ik een verhaal vertellen, sta ik als acteur ten dienste van een verhaal. Ergens is het tot leven laten komen van een pop een groter liegen dan het spelen van een meisje van zeventien dat door liefde en verlangen wordt gestuwd, zoals ik doe in Witte Nachten. En toch, omdat ik weet wat ik wil vertellen met het verhaal over Medea is alles geoorloofd, voelt met een pop spelen niet als liegen maar als middel om de fantasie van het publiek te prikkelen en het iets te vertellen. Daarnaast was ik eindelijk in staat het publiek binnen te laten in mijn ruimte en mijn eigen ritme te behouden, in plaats van een stukje van hún ruimte te veroveren. Volgend jaar speel ik van november tot april in Phaedra’s Love van Sarah Kane, bij Het Natio nale Toneel in regie van Suzanne Kennedy. Vanaf augustus 2007 doe ik mee aan een poppentheater productie van Theater Gnaffel in Zwolle. Daarnaast hoop ik mijn zelfgeschreven stuk La Rue des Roses van Madame Toulouse en haar hond Toin Toin op de planken te brengen en verder te schrijven aan Medeaschacht. Ik houd van theater dat zich op een grensgebied begeeft; tussen de acteurs en de personages, tussen het vertellen en het transformeren, tussen interactie met publiek en het gebruik van een vierde wand. Verschillende realiteiten naast elkaar en over elkaar heen leggen. Transparant.
vierentwintig mensen stoort, grijpen de anderen in. Soms zie je hoe studenten van een en dezelfde klas allemaal beroemd worden, kijk maar naar het jaar van Thomas Acda, Paul de Munnik, Plien en Bianca en Ellen ten Damme.’ Volgens Weissman zijn ‘smaak, durf, oorspronke lijkheid, engagement en professionaliteit’ belang rijke ingrediënten voor een acteur. Maar wat maakt een acteur tot een bijzónder acteur? ‘Als iemands talent samenvalt met zijn persoonlijk heid. Dat is het moment waarop iemand een mysterie met zich gaat meedragen op het podium. In het Jiddisch is daar een mooi woord voor: nesjomme, zielsverbond. Het is een lange weg om dat te bereiken. Meestal zie ik het gebeuren in het derde jaar. Soms na een stage of pas na de opleiding. Maar in het vak van de acteur schuilt altijd een paradox, een waarachtig acteur is een geweldige bedrieger.’ Anita Twaalfhoven
*** In dit laatste jaar heb ik in vier producties gespeeld. Ik heb stage gelopen bij Theater groep Suburbia, waar ik samen met Marijn Klaver in Witte Nachten van Dostojevski speelde, een regie van Albert Lubbers. Daarnaast heb ik zelf een stuk gemaakt, Medeaschacht, waarvoor ik met poppen werkte onder begeleiding van Theo Fransz en Elout Hol. Ik kreeg daarvoor subsidie via de Proeve. Met mijn klasgenoot Caroline
Annelien van Binsbergen
Liekens heb ik een stuk gemaakt en gespeeld onder begeleiding van Frieda Pittoors en Rob de Graaf. Tot slot heb ik meegespeeld in de eindvoorstelling toneel, onder begeleiding van Jaap Spijkers. Tijdens mijn stage Witte Nachten geloofde ik tijdens het vele spelen mijn spel op meerdere momenten niet, terwijl het publiek daar geen last van leek te hebben: een rare constatering. Ik zou willen dat mijn waarheid dezelfde was als die van hen, waar moet ik de mijne anders aan toetsen?
Ik geloof dat in deze wereld waar mensen steeds liever via een medium als telefoon of internet met elkaar communiceren dan in lijfelijke nabijheid, het theater een zeer belangrijke functie heeft. Namelijk al het schone van menselijke interactie en chemie tot op grote hoogte brengen. Rust brengen in een wereld waarin alles zo snel gaat, verhalen vertellen om niet te vergeten.
Ik heb in mijn vierde jaar stage gelopen op de Parade in de voorstelling Geef. Daarnaast heb ik drie eigen voorstellingen gemaakt. De eerste was I Amsterdam, een voorstelling met eigen teksten en liedjes over mijn leven in de stad Amsterdam. Deze voorstelling was vooral een onderzoek naar hoezeer een omgeving van invloed is op wie je bent en hoe je denkt. Ook maakte ik Liedjes voor de Hopelozen met bestaand materiaal van onder anderen Schubert, Jules de Corte en Skik. Mijn afstudeervoorstelling is een mengeling van eigen liedjes en teksten en bestaand materiaal. Het theater is voor mij de plek om mij dingen af te vragen en om antwoorden te formuleren. En om dan te bedenken: ‘O nee, dat is het antwoord niet’. En het dan nog eens te proberen, en nog eens, en nog eens…
Barbara Blommenstein
Mijn eerste stage was een rol in In ademnood richting de dood, een Bellevue Lunchtheatervoorstelling in regie van Allen Zipson en Daniël Samkalden.
Margreet Boersbroek
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Tijdens dit schrijven ben ik halverwege mijn stage bij de Theatercompagnie. We zijn begonnen met de repetities voor het tweede stuk, Het koude kind in regie van Maaike van Langen. Met het eerste stuk, Driekoningenavond van Theu Boermans, toeren we nu. Ik wist ongeveer waarom ik hier stage wilde lopen, maar de praktijk heeft me nog veel meer gegeven dan ik had kunnen vermoeden. Het is een vreemde tijd van opnieuw beginnen, aan het begin staan van je carrière, terwijl ik destijds de school binnen kwam met het idee: ‘Als ik hier eenmaal binnen ben, dan komt het wel goed.’ Maar het begint nu pas. Dat is enerzijds een geweldig gevoel, dat je nu eindelijk los mag, maar het is ook doodeng. Ik heb me tijdens de stage veel afgevraagd wie ik ben als actrice, hoe ik werk, waar ik sta, en dat alles terwijl ik met open mond heb zitten kijken naar de oudere acteurs en de regisseurs. Iedereen heeft zijn eigen werkwijze en het is bemoedigend te zien dat die allemaal verschillend zijn. Wat eruit gaat komen is mij nog niet duidelijk. Ik hoop dat ik kilometers kan gaan maken en gaan deweg zal ontdekken wat mijn vorm is, waar ik pas en wat ik precies wil. Vooralsnog wil ik alles en grijp ik zoveel mogelijk aan, wil ik zoveel mogelijk leren van ervaren mensen want alleen zo kan ik ontdekken wat me ligt of niet. Het moment waarop ik werd aangenomen was eigenlijk het belangrijkste moment in mijn oplei ding. Ik ben via een lange omweg op de Toneel school & Kleinkunstacademie terechtgekomen. Na twee afwijzingen heb ik eerst een andere studie gevolgd, vervolgens heb ik opnieuw auditie gedaan. Als iets zo sterk wilt en dat wordt erkend door een professionele opleiding, dan is
dat een enorm compliment. Dat heeft mij de grootste kracht gegeven om het te gaan doen. Mijn ambitie is daardoor groter dan ooit geworden. Het feit dat je je binnen de veiligheid van een opleiding kunt ontwikkelen met mensen die je voor honderd procent steunen, is nood zakelijk. En dat heb ik zo altijd gevoeld. Met het enthousiasme waarmee ik (alle drie de keren!) auditie deed, waarmee ik de school door liep, waarmee ik auditeerde voor mijn stage en inmiddels voor een productie na school, zal ik blijven werken. Het heeft geen enkel nut te zeggen dat ik later misschien teleurgesteld zal raken. Dat kan. Had ook gekund als ik advocaat was geworden. Dus dat doet er niet toe. Wat ertoe doet is dat ik het ronduit geweldig vind om te spelen. Klaar. En waarom ik het vak belangrijk vind? Er zijn toch geen onbelangrijke vakken? Ik denk dat de werking van kunst in het algemeen wordt onderschat. Niet uit onwil, maar veel mensen weten nu eenmaal de weg niet naar het museum. Voor theater geldt dat steeds meer. Veel van mijn kennissen vragen mij naar wat voor voorstelling ze moeten gaan, omdat ze geen idee hebben wat er eigenlijk gebeurt in de theaters. Terwijl ik zeker weet dat een goeie avond theater je de ontspanning kan geven van een heel weekend vrij… bij wijze van spreken. Ik zie de toekomst met groot vertrouwen tegemoet. Dat betekent niet dat ik me geen zorgen maak. Overal vliegen de verhalen je om de oren over teruglopende bezoekersaantallen en subsidies die worden stopgezet, kortere tournees enzovoort. Maar ik ga door. Ondanks die verhalen. Ondanks die familie die me een tijdje terug vroeg: ‘Wat studeer je? Oh leuk! Maar
82 / 83
eeh… even iets anders, hoe ga je later je geld verdienen?’ Volgend seizoen speel ik in Jan Rap en z’n maat, in regie van Peter de Baan.
Ik liep stage bij een vrije productie van Hummelinck Stuurman, Herfstsonate. Een bewerking van een film van Ingmar Bergman. Anny van Hoof regisseerde het, mijn medespelers waren Camilla Siegertsz, Linda van Dyck en Alexander van Heteren. Ik speelde het lichamelijk gehandicapte meisje Helena. Het was een zeer leerzame stage, vooral omdat ik de voorstelling 77 keer moest spelen en ik dat van tevoren een behoorlijk benauwende gedachte vond. Daarbij lag ik eigenlijk twee uur lang boven het decor in een bed. Om het leuk te blijven vinden moest ik die periode echt per dag en soms per uur meemaken. Ik leerde om heel erg in het moment te blijven denken en dat goed luisteren daar een belangrijk hulpmiddel bij is. Het mooie aan theater vind ik dat het publiek in dezelfde ruimte is als de spelers. In het beste geval vergeten de toeschouwers dat ze naar de spelers zitten te kijken; dan ontstaat er een soort concentratie waardoor het publiek zogezegd deel wordt van de voorstelling. Ik vind dat je als toeschouwer bij een voorstelling het gevoel moet hebben dat het van alle kanten kan komen. Dat het je elk moment kan verrassen. Dat hoeft niet met veel bombarie, het kan ook binnen je fantasie gebeuren. Zelf houd ik van voorstellingen waarbinnen op een heel eigenzin nige en fantasierijke manier een gevoel of situatie
Medi Broekman
wordt weergegeven. Ik zag De Buikspreekster van Golden Palace. Daarin ging een man naar zijn werk door de deur en kwam vervolgens de kamer weer binnen alsof hij een leeglopende ballon was. Dat speelde hij letterlijk en dat vond ik erg mooi. Ik kan genieten van een overweldig ende voorstelling, maar ik vind het het mooist als een klein verhaaltje grote gevoelens uitdrukt. Een belangrijk moment voor mij op school was een liedjesprogramma dat ik samen met een klas genoot maakte. De zachtheid die ik in mijn borst en stem heb moeten opzoeken. De tekstbehande ling in een lied. Ik voelde daar een soort spanning die ik nu steeds wil zoeken. Nu ben ik bezig met het maken van een solo. Ik kom erachter dat schrijven hard werken is. Hetzelfde geld voor het leren en spelen van een tekst. Het is minder mysterieus dan ik altijd dacht. Mijn toekomst laat ik nog maar een beetje haar eigen gang gaan. Ik hoop uiteindelijk ergens terecht te komen waar mensen eenzelfde smaak hebben als ik en waarmee ik voorstellingen kan maken die een eigen wereld oproepen. Die wellicht meer in beelden zit dan in een directe confrontatie, maar ik sluit niks uit.
Twee stages bij Theu Boermans heb ik in mijn stagejaar gedaan: in Don Carlos bij Toneelgroep Amsterdam en in De Vrouw van Vroeger bij de Theatercompagnie. Een van de belangrijkste inzichten die ik daarbij heb opgedaan, is de beves tiging dat ik het acteren wel degelijk wil. Ik heb in
Thomas Cammaert
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
mijn derde jaar twijfels en onzekerheden gekend, maar die twijfels zijn verdwenen. Dat ik na vier jaar Toneelschool in een echte productie in de praktijk meedraaide, gaf me een overlevings gevoel. Je niet meer kunnen verschuilen achter een workshop of een irritante docent, maar nu ‘echt moeten’. Doen en het goed doen. Ik ben geïnspireerd door de talentvolle acteurs om me heen. Heb wekenlang met een open mond in de coulissen gezeten, kijkend hoe goed en hoe slim sommige acteurs een scène steeds weer opnieuw konden spelen. De workshops van Adelheid Roosen waren voor mij essentieel in mijn opleiding. Omdat ik door haar werd aangesproken op mijn angsten. Er viel weinig te verbergen, ik moest er vol voor gaan. En die gedachte heeft mij voor de rest van mijn opleiding geholpen. Af en toe werd ik er weer aan herinnerd en werd ik zelf weer een ongeleid projectiel en dat werd tot nu toe altijd beloond tijdens het spelen in een scène. Ik heb nog nooit zoveel gelachen als tijdens de workshop van Aus Greidanus. Natuurlijk werd er ook serieus theater gemaakt! Maar bij hem heb ik weer het begrip ‘spelplezier’ ontdekt. Maar het meest ben ik geïnspireerd door het zien van vele voorstellingen tijdens de opleiding. Daardoor zie je wat je wilt in het theater en als acteur en vooral wat je zelf nooit zou willen maken. Als veertienjarige jongen ging ik met mijn ouders naar voorstellingen kijken in Studio Herman Teirlinck, toneelschool Antwerpen. We zaten op de eerste rij en als ik naar de laatste rij keek zag ik daar Jan Decleir zitten aan de techniektafel. Toen besloot ik dat ik niets anders wilde worden dan
84 / 85
acteur. Los van deze leuke anekdote kan ik nog steeds moeilijk verwoorden waarom theater belangrijk is voor mij. Ik word gedreven door een enorme kracht en het lijkt me vooral nood zakelijk voor mezelf om dit te doen. Ik hoop mensen sowieso te raken. Maar vooral hoop ik met wat ik doe mensen tot nadenken aan te zetten en ze misschien zelfs iets bij te leren. En dat dan liefst op een subtiele, geheimzinnige manier. Ik hou niet van ‘duidelijk’ theater. Het moet de verbeelding prikkelen, associatief zijn. Volgend jaar speel ik mee in de herneming van Don Carlos. Met De Vrouw van Vroeger gaan we op tournee en ik speel mee in De geschiedenis van de familie Avenier van Maria Goos bij Het Toneel Speelt.
Ik heb een jaar stage gelopen bij Het Zuidelijk Toneel in De Tirannie van de Tijd en Walhalla, met heel veel goede acteurs. Hun discussies over wat ze wel of niet op het toneel willen zetten vond ik ontzettend interessant. En hun discipline en ambachtelijk heid waren zeer inspirerend. Omdat ik bij De Tirannie van de Tijd niet zo veel te doen had, had ik de mogelijkheid om veel te kijken. Dat was soms saai maar vaak ook erg leuk. Tijdens de opleiding waren de lessen van Adelheid Roosen zeer belangrijk voor me omdat zij in een proces een bepaalde manier van denken heeft die confronterend is en ook rust kan geven. Daar heb ik veel aan moeten denken tijdens mijn stage: hoe je denkt en werkt in een concept van iemand anders.
Guy Clemens
De zes weken dat ik er even tussenuit ben geweest in mijn tweede jaar vanwege een stemoperatie waren ook inspirerend. Daardoor had ik de tijd om ook weer een besef te krijgen van het leven buiten school. Wat toch uiteindelijk je inspiratie bron is. Acteren is een spannend beroep waarop je zelf veel invloed hebt. Omdat je zelf moet blijven zoeken. Ik denk dat dat het leukste maar ook het allermoeilijkste is aan dit vak. Je moet alles persoonlijk maken denk ik, anders is het niks. Ik word gegrepen als ik zie dat iemand risico’s neemt en daar honderd procent voor gaat, of mij dat in elk geval doet geloven. Ik ga na mijn studie meespelen in De Familie Avenier van Maria Goos, geregisseerd door Jaap Spijkers bij Het Toneel Speelt. Twee wensen gaan hiermee in vervulling: in een stuk van Maria Goos spelen én met Jaap Spijkers samenwerken. Ook gaan we met De Pooiers (met nog drie jongens uit mijn klas), waarmee ik in het eerste jaar een etude heb gemaakt, een lunchvoorstel ling spelen in Bellevue: Van Alle Tijden, geregis seerd door Johan Timmers en geschreven door Daniël Samkalden, een van de pooiers. Daarna wil ik veel verschillende dingen doen. Ik zou ook graag een keer een Shakespeare doen. Maar ook muziektheater. Veel dus.
Ik herinner me dat er bij onze allereerste voorstelling, in het eerste jaar, een zwarte balletvloer werd gelegd in de grote zaal. Speciaal voor onze voorstelling! En dat ik dacht: ‘Wat een luxe, wat een belachelijke
Nina de la Croix
luxe dat dat voor ons wordt gedaan!’ Ik stond als een klein kind met open mond te kijken naar deze geweldige school. Maar kinderen worden pubers. Halverwege het tweede jaar begon mijn ‘schoolpuberteit’, die in het derde jaar haar hoogtepunt bereikte. Ik vond de kleinkunstwereld lastig, had problemen om de lessen goed te benutten, vond alles te indi vidualistisch, wist niet meer wat mijn krachten waren en wat ik überhaupt wilde. Een ongelukkige puber loopt weg van huis: ik besloot een half jaar te stoppen met school. Gelukkig bleek dat een positief keerpunt voor mij. Ik kreeg vrijwel meteen heimwee naar het spelen, ging veel zingen en schrijven en kroop zodra ik kon achter de piano of in het Theater Instituut. Ik kan slecht uitleggen wat de heimwee veroorzaakte, maar het was denk ik vooral dat ik de lol terug kreeg door even afstand te nemen. Ik miste school en de docenten en studenten erg. Ik besefte: het vak is zo individualistisch en moeilijk als je het zelf maakt. Dus na dat half jaar kwam ik terug op school. Natuurlijk sloegen alle dingen waar ik moeite mee had meteen weer als een boomerang terug in mijn gezicht, maar ik kwam weer ‘thuis’, zo voelde dat. Ik kreeg mijn eerste stage in de voorstelling Nest van Olislaegers & Co. Het spelen voor kinderen gaf me waanzinnig veel plezier en inspiratie. Kinderen zijn altijd eerlijk en theater is voor hen een grote zoektocht naar herkenning. Het was heerlijk om na afloop met ze te praten en ik voelde honderd procent waarom ik dit vak zo geweldig vind. Voor mijn tweede stage speelde ik in Joop ter Heul, een muziektheatervoorstelling in regie van
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Bruun Kuijt. Het was een charmante voorstelling met een geweldige groep mensen. Ik was er goed op mijn plek en genoot vooral van het zingen van de meerstemmige nummers. Lastig was wel om na drie jaar kleine speelbogen te hebben, in de vorm van zelfgemaakte etudes, nu vijf maanden vrijwel elke avond hetzelfde stuk te spelen en elke keer weer dezelfde concentratie op te wekken. Ik hoop in de toekomst een mooie combinatie te kunnen creëren. Goed kindertheater is geweldig en muziektheater heeft mijn hart. Met muziek kun je naar mijn mening zoveel mensen raken en kun je zoveel meer bereiken dan met tekst alleen. Het kan bruggen slaan, herkenning oproepen, gevoel anders en beter verwoorden; alles wat ik belangrijk vind aan theater. Ik wil voor en met kinderen werken en mooie muziektheatervoor stellingen maken. Dat zijn nogal ruime begrippen, en het klinkt vrij simpel, besef ik. Maar dat is het voor mij ook. Ik wil het vooral leuk hebben, en dingen doen waar ik achter sta. Zoals iedere vers afgestudeerde is het zoeken geblazen, maar ik heb er alle vertrouwen in. Deze school heeft me alle nodige bagage gegeven en heeft me tevens geleerd dingen zelf aan te grijpen en je kansen zelf te creëren, op welke manier dan ook. Ik heb veel geleerd van mijn medestudenten, in alle klassen. De gesprekken die we voerden, de artistieke gevechten die ik zag, de openheid die we naar elkaar hadden en die je ook moet hebben op een opleiding als deze. Ik bedank iedereen voor de leerzame tijd, de goede lessen, en de gesprekken. Ik ben ‘puber-af’! Net als bij de zwarte vloer die in het eerste jaar werd gelegd, denk ik terugkijkend op de afgelopen jaren: ‘Wat een luxe dat ik hier heb mogen studeren’.
86 / 87
Bij het zien van De Hongerende Weg van Firma Rieks Swarte werd ik vooral gegrepen door de kracht van de vertelling en de middelen die werden gebruikt om die vertel ling te ondersteunen, zoals poppen, muziek en zang. Het was dan ook een mooie uitdaging bij Rieks Swarte stage te lopen, in zijn voorstelling De Groote Storm/De Grutte Stoarm, een coproductie met Tryater. Zijn manier van theater maken sprak me erg aan en ik heb veel inzichten opgedaan. Deze ervaring was ook het meest essentieel voor mijn houding ten opzichte van mijn vak en het theater. Op school ben je vooral bezig met je persoonlijke ontwikkeling terwijl het in de prak tijk draait om het ontwikkelen van een zo goed mogelijke voorstelling. En een zo interessant en mooi mogelijk verteld verhaal. Dat vind ik ook het belangrijkste aan een voorstelling: het verhaal moet goed worden verteld. Alles moet daarvan in dienst staan. Bij De Groote Storm heb ik de kans gekregen een verhaal te vertellen waarbij ik me, ondanks dat ik maar een deel van het verhaal vertelde, één voelde met het hele verhaal. Dat zou zo bij elke voorstelling moeten zijn. De kracht van theater is voor mij het ‘tot-deverbeelding-sprekende’. Dat ik door het opzetten van een kartonnen kroon het publiek kan meene men in een totaal andere wereld, terwijl iedereen weet dat ik geen koning maar een actrice ben. Dat is volgens mij ook waarom het publiek naar theater gaat. Om zich voor een bepaalde (vooraf afgesproken) tijd in een andere (vooraf niet afge sproken) wereld te wanen. En ook al kan theater zeker als spiegel werken, voor een realistische
Sanne van Dijk
versie van een treinstation hoeft het publiek niet naar het theater, dan gaat het wel naar het centraal station. Of naar de film. Ik vind theater om deze reden ook belangrijk. Het onderscheidt zich als kunstvorm van andere disciplines omdat het direct met het publiek wordt gecreëerd en nooit hetzelfde kan zijn. Het is een vorm van amusement maar tegelijkertijd kun je er bepaalde inzichten of ideeën delen. Dat is nog zo’n mooi aspect van theater. Als je niets te vertellen hebt, hoef je ook geen voorstelling te maken. Hopelijk kan ik in de toekomst mooie, interes sante voorstellingen blijven maken met mensen die gelijkgestemd zijn. Het theater zal in elk geval blijven bestaan. Verhalen worden immers ook al eeuwen verteld.
Onze eerste echte lied-perfor mingworkshop van Ruut Weismann vond ik heel spannend, omdat ik voorname lijk naar school was gegaan om actrice te worden en ik niet echt de ambitie had liedjes te zingen. We moesten een nummer voorbereiden en dat voor de hele klas zingen in Klein Bellevue. Daarna zou Ruut ons wijzen op wat we allemaal nog niet konden. Ik was bloednerveus en het enige wat ik dacht voordat ik op moest was: ‘Wat moet ik doen en waar gaat het over?’ In een flits bedacht ik iets en daar heb verder tijdens het zingen alleen maar aan gedacht. Dit sluit aan op een moment in een andere liedperformingworkshop van Paul de Munnik. Ik had het nummer Het is over gekozen, een heel
Sarah Eweg
moeilijk lied, maar dat wist ik toen nog niet. Paul leerde mij dat ik precies moest weten wat ik zong. Bij elk woord moest ik weten wat ik bedoelde en wat ik ermee wilde bereiken – en er zitten veel woorden in Het is over. Het is me toen niet bij elk woord gelukt, maar het begon daar wel tot me door te dringen dat bij alles wat je op het podium doet of zegt je moet weten wat je doet of zegt en wat je ermee wil bereiken. Ongeacht of het een liedje of een monoloog is. Vaak als ik tijdens het spelen van een rol het even niet meer weet, ga ik terug naar dat moment en vraag ik me af: ‘Wat zeg ik hier eigenlijk en waarom?’ Nu klinkt het als het meest logische wat een acteur kan doen, maar er is toch een moment dat je daarachter moet komen en het spreekwoordelijke kwartje moet vallen. Daarom is dat een belangrijk moment voor mij geweest tijdens mijn opleiding. Als ik twijfel over dit vak, dan komt dat eigen lijk ook vaak omdat ik me afvraag wat ik in godsnaam aan het doen ben en waarom. En of er niet veel nuttiger dingen te doen zijn in de wereld. Maar als ik me realiseer hoe belangrijk ik het vind dat mensen af en toe uit hun dagelijkse realiteit worden getrokken en daardoor misschien wat anders naar zichzelf of de dingen om zich heen gaan kijken, ben ik weer gelukkig met het idee dat ik daar een stukje aan mag en kan bijdragen. Ik heb nog geen idee hoe volgend jaar eruit zal zien en al helemaal niet de jaren daarna. Ik hoop dat ik bij veel verschillende gezelschappen veel kan spelen en zo nog meer kan leren. En ergens heb ik stiekem de droom ooit met een groepje mensen een eigen gezelschap te beginnen en dan in een woonwagen de wereld rond te trekken.
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Drie stages heb ik gedaan in mijn laatste jaar. Ik speelde in Clockwork Orange van d’Electrique en The Ex (regie Ola Mafaalani), in Ajax van het Noord Neder lands Toneel (regie Jos Thie) en in Het duizendste begin, de mime-eindexamenvoorstelling van Elsa May Averill. Ik vond het heel prettig om stage te lopen omdat daarbij mijn energie uitging naar het maken van een voorstelling en in dienst stond van een groter geheel in plaats van dat ik de kans kreeg te imploderen in een eindeloze introspectie. Het werken met Ola Mafaalani voelt als een zegening. Zij tolereert niet dat iemand onder zijn niveau werkt en daagde me enorm uit te spelen. Door mij óf heel veel opdrachten te geven óf peri odes van repetities helemaal niet met mij bezig te zijn en door mijn engagement te prikkelen – waarin overigens Adelheid Roosen ook een grote rol heeft gespeeld – is Ola Mafaalani zeer belangrijk geweest in mijn ontwikkeling. Op school heb ik vaak mijn eigen weg bepaald. De chaos van de stad Amsterdam vindt ook zijn weerslag op de school en de lessen. Hierdoor word je aangewezen op jezelf en moest ik mijn eigen opleiding creëren. Door extra lessen te volgen aan de Mime Opleiding en naast de reguliere lessen mezelf elke periode van vijf weken een nieuwe opdracht te geven (lees: rechtop lopen, stemplaatsing et cetera) heb ik mij gesterkt als acteur. Vaak denk ik na over het nut van theater en, als het nut heeft, over hoe groot de invloed dan is op de wereld om mij heen. Een kunstenaar heeft zeker de taak om zijn omgeving wakker te houden. Mensen leren verbaasd en verwonderd
Merijn de Jong
88 / 89
te blijven over de schoonheid in de wereld. Dit is een enorm essentiële rol, maar de vraag blijft of waterputten slaan in Oeganda niet een veel nuttiger alternatief is. Theater is een spel in het hier en nu daarom vind ik het belangrijk voor een acteur om aanwezig te zijn in het hier en nu. Dat vraagt van de acteur om zijns-situaties. Het veelvuldig gebruik van zenders op toneel vind ik storend. In veel grotezaalvoorstellingen genieten alleen de eerste drie rijen publiek van het mooie kleine spel van de acteurs maar driekwart van de betalende schouwburgbezoekers krijgt een puur auditieve ervaring voorgeschoteld. Een paar nieuwe voorstellingen staan al op mijn programma. Met de Pooiers (Guy Clemens, Abel Nienhuis en Daniël Samkalden) speel ik Van alle tijden als Bellevue Lunchtheatervoorstelling, bij Het Nationale Toneel ga ik meedoen in Phaedra’s Love in regie van Suzanne Kennedy, en Clock work Orange gaat komend seizoen in reprise.
Ik ben mijn stagejaar begonnen bij Theatergroep Livius, waar ik medemaker was van de voorstelling Hersengif, samen met Suzanne Becht, Robert van der Ree, Maiko Kemper en regisseur Hans van Hechten. Ik koos voor die stage omdat ik er niet alleen als acteur maar ook als maker aan het werk kon. Op een gegeven moment voerden we ter promotie van onze voorstelling een act op tijdens de Uitmarkt. Tijdens die act heb ik mijn plezier en vrijheid in het spelen teruggevonden. Het directe contact met het publiek bracht mij in een grote concentra
Mareille Labohm
tie en dwong mij ertoe echt in het moment te zijn. Het gaf mij een directe verbinding met mijn personage, iets wat ik tot dan toe nog nooit zo sterk had ervaren. In mijn derde jaar op school raakte ik enorm geïnspireerd door Helmert Woudenberg. Zijn elemententheorie gaf mij de (concrete) handvaten die ik nodig had om te spelen. Het leek me dan ook een geweldige ervaring met hem te kunnen werken. Dus belde ik hem in mei 2004 op en vertelde hem over mijn wens. Die ging een maand later in vervulling toen hij mij, tijdens ons eerste kopje kamillethee, een stage aanbood in een voorstelling die hij zelf zou schrijven, Heimelijk. Dit telefoontje was erg belangrijk voor mij. Niet alleen omdat ik daardoor de kans kreeg met Helmert Woudenberg te werken, maar ook omdat het me liet zien dat je met een gezonde brutaliteit, gedrevenheid en overtuiging een hoop kunt bereiken. Een ander cruciaal moment tijdens mijn opleiding deed zich voor tijdens een klein project met Jappe Claes aan het eind van het derde jaar. We deden een scène uit A streetcar named desire en hij liet ons tijdens een avondrepetitie de scène een aantal keer herhalen. Na de laatste keer, toen hij ons eenmaal had gestopt, zei hij: ‘Die laatste keer… dát is spelen!’ Huh? Dat was spelen? Wat had ik dan gedaan? Niks! Ik had gewoon maar mijn tekst tegen Sarah, mijn klasgenoot, gezegd en gereageerd op wat zij zei. Was dat het dan? Ik had helemaal niets gedaan! Dit moment bracht mij in de war, maar heeft me, erop terugkijkend, ook veel inzicht gegeven. In die zin dat het gaat om een bepaalde staat van zijn op het toneel. Een ander belangrijk moment
was de workshop van Herman van Veen. Tijdens deze workshop heeft hij mij bij de hand genomen en mij de wetten van theater laten zien. Ik voel mij enorm bevoorrecht, dat ik iets waar ik zelf zo van geniet straks ‘mijn werk’ mag noemen. Theater is een eeuwenoude traditie: de traditie van het verhalen vertellen. Daar ligt ook de kracht, want volgens mij krijgt een mens nooit genoeg van mooie verhalen. Ik heb ook het gevoel dat theater een belangrijke factor is in een samenleving, zeker in de huidige maatschappij, als tegenkracht van televisie en internet. Theater is iets wat je samen met anderen beleeft en dat, op een abstracte manier, de verbeeldingskracht van mensen blijft aanspreken. Op dit moment heb ik nog geen idee waar de toekomst mij zal brengen. Ik heb het gevoel dat ik op de top van een berg sta en uitkijk over een enorme vlakte. Ik ben nieuwsgierig en optimis tisch, maar besef wel dat de wegen soms moeilijk en misschien wel ondoordringbaar zullen zijn.
Vorig jaar belde ik Jos Verbist met de vraag of ik bij hem stage kon lopen. Hij stuurde mij op twee jongens af, Dominique Van Malder en Joris Hessels, die bij Theater Antigone in Kortrijk (België) bezig waren met een project over het zoeken naar – en het durven geloven in – liefde. Ik klopte bij hen aan en ging naar buiten met twee boeken in mijn armen, Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen en Portret van een jongeman van J.M. Coetzee. Aan de hand van die boeken, gesprekken en onze biografieën hebben we vervolgens Troebelroes
Caroline Liekens
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
gemaakt. Hun passie voor literatuur, muziek, films, schrijven en spelen heeft mij aangestoken om mee op tocht te gaan en een verhaal te maken over moderne troubadours. Ik ben in mijn eentje daarheen gegaan en heb gemerkt hoe belangrijk het is om vertrouwen te krijgen en te hebben in de mensen met wie ik mijn plezier, lijf en leed deel. Ik ben in de afgelopen vier jaar zelfbewuster geworden en heb leren praten over mijn vak. Wat ik nu kan, kan ik omdat bepaalde mensen mij daarbij hebben geholpen. Mensen die mijn taal probeerden te spreken en mij een weg hebben gewezen die ik aanvankelijk vaag kon zien, maar die met de tijd helderder is geworden. Bart Kiene zei ooit dat het goed was ‘om elke workshop en docent op dat moment als enige waarheid te aanvaarden’, wat mij de openheid heeft gegeven om naar iedereen te luisteren. ‘Nadien kon ik die waarheid op mijn eigen weegschaal leggen om te kijken of ik er iets mee kon.’ Bij Marijke Veugelers heb ik een paar stappen vrij bewust meegemaakt, wat een grote vrijheid bij het spelen heeft opgeleverd. In Permanentje, een dialoog met Barbara Blommestein onder begeleiding van W. van der Meer, ontdekte ik het spel met het publiek. In mijn solo Rini, op een tekst van Rob de Graaf en begeleid door Cas Enklaar, viel er veel op zijn plek. Bij After Sun in regie van Sarah Moeremans merkte ik: als het van binnen maar klopt, dan kan het van buiten elke vorm aannemen. Het is dan enkel nog een kwestie van smaak. ‘Kunst is een leugen die ons de waarheid doet begrijpen’, zei Picasso. Ik vind kunst belangrijk omdat ik heb ervaren wat het met mij kan doen. Het kan een troost zijn, het kan je hart of je hoofd
90 / 91
of je lijf doen bewegen. Doordat het grenzen kan vervagen. Waarom ik theater belangrijk vind, is omdat dit de vorm is waarin ik mij kan uitdruk ken. Ik kan zoveel dingen doen waardoor ik normaal, in het echte leven, in een instelling zou belanden. Maar hier tussen deze vier muren mag ik de demonen die ik in het dagelijks leven probeer te onderdrukken en waarvan ik zelf liever heb dat niet iedereen ze kent, laten zege vieren daar waar de fantasie mag praten.
Ik liep stage bij de nieuwe VPRO-serie Circus Waltz, die vanaf september 2006 wordt uitgezonden. Wat ik heel goed vind aan de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie, is de enorme diversiteit aan lessen en docenten. Je krijgt een dikke stapel kaarten waarmee je zelf kan gaan samenstellen, combineren, spelen. En de weg die ik daarmee aanleg eindigt in het hier en nu, waar ik altijd de keuze moet kunnen hebben een andere richting in te slaan. Dat is ook wat ik zo mooi vind aan theater, en waarom ik er graag mee bezig ben. Dat je als mens een geheel, maar ook deel van een geheel bent. Theater, muziek, een schilderij; kunst kan mensen onder andere die dingen laten voelen, herkennen, realiseren. Dat vind ik er niet alleen mooi, maar ook zeer belangrijk aan. Dat mensen in theater respect en vertrouwen kunnen zoeken en vinden, zeker in tijden als deze waarin velen door angst worden geregeerd. Juist omdat het leven niet alleen makkelijk is en donkere kanten heeft, is het van belang dat we
Lidewij Mahler
onze ogen openhouden voor de mooie en geinige dingen die het te bieden heeft.
Ik heb stage gelopen in In ademnood richting de dood, een regie van Allan Zipson en Daniël Samkalden, in Et maintenant van Ruut Weissman, in Drie koningenavond in regie van Theu Boermans, in Het koude kind van Maaike van Langen en in Van alle tijden van de Pooiers, met Guy Clemens, Merijn de Jong en Daniël Samkalden. Volgend seizoen speel ik in Oud Vuil, een vrije productie van Hummelinck Stuurman in regie van Anny van Hoof. Ik heb altijd al toneel gespeeld maar het was totaal niet vanzelfsprekend om meteen na de middelbare school naar de toneelschool te gaan. Ik zag teveel de nadelen. Mede doordat mijn moeder actrice is heb ik het vak nooit geromanti seerd. Ik werd al snel geconfronteerd met de keerzijde; de frustratie van het werkeloos thuis zitten, de onzekerheid over de toekomst en de afhankelijkheid van werk. Uiteindelijk belandde ik toch op de Toneelschool omdat ik dwars door mijn andere studies heen bleef toneelspelen en daar toch de grootste voldoening uit haalde. Het belangrijkste wat ik heb geleerd in de afgelo pen vier jaar is mijn spelplezier te professionali seren. Dit ging uiteraard niet zonder slag of stoot. Het probleem is dat acteren op de toneelschool iets heiligs krijgt. Je zit in een soort klooster waarin je iedere dag met je collega-monniken en -nonnen het acteren ‘belijdt’. Dat heeft iets heel
Abel Nienhuis
benauwends. Je wordt geconfronteerd met je eigen patronen en dat werkt weer louterend. In januari wil ik het liefst overal mee stoppen en een echt vak gaan leren… en in mei bestaat er geen mooier vak. Ik heb dus geleerd om mijn twijfels en somberheid te accepteren en te gebruiken in mijn spel en in mijn leven.
Eindelijk vrij, ik mocht beginnen aan mijn eerste stage: het opnemen van een Neder landse film, Bolletjes Blues genaamd. Het was verfrissend om na drie jaar school in een heel nieuwe wereld te stappen. Een wereld die zich bevond in de Bijlmer en zelfs even in Suriname. Een wereld vol van rappers, coke en bovenal veel liedteksten die ik, na mijn intensieve kennismaking met onder anderen Jacques Brel, Herman van Veen, Maarten van Roozendaal en andere grootheden, amper mijn strot uit kreeg. Daar sta je dan met je goede smaak. Heb tegen de regisseuse nog even wat gemompeld over arti stieke noodzaak ofzo… Toen toch maar gewoon gaan zingen (van snobisme wordt je niet rijk). Ik vind het nog steeds heel dope om mezelf in een rapclip voorbij te zien komen, dat dan weer wel. Na mijn ziel te hebben verkocht aan de duivel, leek het mij belangrijk te laten zien dat Sophie van Oers wel degelijk in staat is hogere Kunst te creëren. Dat al mijn eerdere pogingen waren gestrand in frustratie en chaos mocht geen bezwaar heten. Ik nam mij voor een begeleider te vragen van naam, die mij succesvol door dit proces zou loodsen: Michiel Romeyn. Ik heb me voor dat nieuwe project laten inspire
Sophie van Oers
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
ren door kunstenaars die ik enerzijds vreselijk vind om hun gebrek aan zelfrelativering en humor, maar anderzijds wel bewonder om hun overgave, zoals Marina Abramovic en Tracy Enim. Tijdens een opdracht vorig jaar mocht ik mijn klasgenoten een kwartier lang laten zien en horen wat ik mooi vind. Uit dit egodocument bleek een zekere fascinatie voor ‘alles wat op het randje is’, bijvoorbeeld de Dertig Minuten van Arjan Ederveen. Grappig om de persiflage en tegelijkertijd ontroerend, omdat je meeleeft met een personage dat meer wordt dan een kari katuur. Ik hou ook van Jiskefet om de abstracte vorm van de scènes. Met mijn laatste project ben ik het dichtst in de buurt gekomen bij datgene wat ik wil maken. Nadat ik heb gespeeld, wil ik het liefst horen dat mijn publiek het belachelijk vond, maar ook ontroerend. En dat het niet helemaal begrepen is, maar toch boeiend bleef. Daarin schuilt voor mij ook de maatschappelijke relevantie van theater. Ik denk dat het goed is om interesse te tonen voor de dingen die je niet begrijpt; erom te lachen, maar er ook met liefde naar te kijken. De toekomst is voor mij nog geheel open. Ik hoop met Michiel Romeyn verder te werken aan een nieuwe voorstelling. Ook wil ik een kinderserie maken die leuk is voor het hele gezin. Verder hoop ik aan projecten te kunnen deelnemen met inspirerende mensen en tenslotte een goed pensioen op te bouwen.
92 / 93
Ik heb in mijn laatste jaar stage gelopen bij de Theater compagnie. Het eerste stuk, Driekoningenavond van Shakespeare, geregisseerd door Theu Boermans, was een reisvoorstelling in grote zalen, met vijftien acteurs. Ik maakte deel uit van het kantoorpersoneel. De scènes die ik speelde waren bedoeld om de vluchtigheid en de platheid van onze generatie weer te geven, tussen het grote verhaal. Ik heb er geleerd een schakel te zijn binnen een geheel, om in dienst te staan van een stuk en het daarbinnen voor mijzelf interessant te houden. Het tweede stuk, Het koude kind van Marius von Mayenburg, geregisseerd door Maaike van Langen, is een veel kleiner stuk, met acht jonge acteurs. Hierin heb ik een grotere rol. Dit stuk moet terwijl ik dit schrijf nog worden gespeeld, maar het is nu al prettig om te merken hoe het is om met verschillende regisseurs te werken. Hierdoor krijg ik de kans te onderzoeken welke werkwijze bij mij past. Theu Boermans werkt vooral met de tekst op klemtonen en intonatie, om er daarna een eigen invulling aan te geven, terwijl Maaike van Langen meer werkt vanuit improvisatie met de tekst, om zo het stuk te laten ontstaan. In mijn opleiding vond ik achteraf gezien het moment waarop ik besloot zelf iets te gaan maken in plaats van aan een workshop mee te doen zeer belangrijk. Het was aan het eind van het tweede jaar, ik wilde ervaren hoe het was om me zes weken bezig te houden met eigen materiaal, teksten en liedjes, en om daar een verband in aan te brengen. Dit beviel me zo goed
Yora Rienstra
dat ik het daarna verder heb doorontwikkeld. Ik zie dit vak als een grote uitlaatklep: ik wil iets vertellen, in welke vorm dan ook, waar het publiek vervolgens iets van kan vinden, positief of negatief. Zodra ik er zelf niets van vind, en het publiek ook niet, houdt de functie van theater op. Ik houd niet van eendimensionaal cabaret of theater. Als ik moet kijken naar iets waar niks achter zit of wat is gemaakt uit pure meligheid, dan ga ik nog liever naar een musical. Anderzijds wordt de noodzaak waarom ik op het podium zou moeten staan daardoor alleen maar groter, omdat ik denk dat ik daar verandering in kan brengen. Ik zie mezelf vooralsnog als allround performer. Ik vind het leuk om in dienst te staan van een rol en een stuk maar ik wil ook graag mijn eigen materiaal maken en spelen. Zolang ik me ervan bewust ben waar het vandaan komt en hoe ik me moet opstellen, zie ik geen beperkingen. Voor volgend jaar heb ik nog geen concrete plannen. Ik doe af en toe een auditie en ik hoop een eigen programma te kunnen ontwikkelen. De toekomst ga ik met absoluut vertrouwen tegemoet.
Als stage toerde ik twee maanden met een eigen liedjesprogramma door het land, schreef en coregisseerde de voorstelling In Ademnood Richting de Dood voor het Bellevue Lunchtheater en schreef en speelde met De Pooiers (Guy Clemens, Merijn de Jong en Abel Nienhuis) het stuk Van Alle Tijden. Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik middenin
Daniël Samkalden
de ontwikkeling en de tournee van het program ma waarmee ik afstudeer. Het is te vroeg om te bepalen wat de belangrijkste inzichten zijn geweest gedurende mijn stage. Als ik één ding tijdens de opleiding wel heb begrepen, is dat over een werkproces pas iets wezenlijks te zeggen valt als het eindresultaat er is. Als alles op een miracu leuze wijze op z’n pootjes terecht is gekomen of als je hebt besloten nooit meer hetzelfde te doen. Voor mij het meest cruciaal in de opleiding waren de audities. Ik kwam van ver. Ik was nog lang niet theater-geformatteerd. Na elke ronde groeide het besef dat hier een dichtbegroeide weg verscholen lag en toen ik werd aangenomen, kon en wilde ik niet meer terug. Die lijn heeft zich behoorlijk lineair voortgezet in de richting van mijn afstuderen. Ik ben nog steeds verschrikkelijk aan het snoeien. Het vak betekent voor mij niets meer en niets minder dan dat ik in de veronderstelling ben dat ik er alles in kwijt kan. De vragen wat theater voor je betekent, wat het belang is van theater, wat kunst is, waarom je kunst maakt et cetera, vallen wat mij betreft in de categorie existentiële vragen. Tijdens mijn opleiding heb ik begrepen dat er verlossing schuilt in het onbeantwoord laten van zulke vragen. Volgend jaar ga ik met het liedjesprogramma waarmee ik dit voorjaar try-out in première. We spelen mijn stuk Van Alle Tijden in september als lunchvoorstelling in Bellevue, ik mag een muziektheaterproductie gaan schrijven en een stuk voor vier net afgestudeerde actrices. Ik heb de vurige hoop dat het resultaat hiervan mij net zoveel bevrediging geeft als de wetenschap dat ik dit alles mag gaan doen. Ik hoop in de toekomst
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
een goede, uitgebalanceerde vorm te vinden waarin ik mijn eigen materiaal kan blijven maken en uitvoeren. Met de luttele ervaring die ik daarin tot nu toe heb opgedaan, ga ik met groen opportunisme de toekomst tegemoet.
Sinds mijn derde levensjaar ben ik onophoudelijk gefascineerd geweest door turnen, ik ben er zogezegd ‘gek van’. Wegens een psychische beperking heb ik na twaalf jaren van hard trainen en wedstrijden op landelijk niveau helaas moeten afhaken. Het eeuwig tweede worden heeft mij genekt. Linda, ik haat je. Maar na het afronden van de middelbare school heb ik mijn roeping gevonden in de sportverslag geving; inmiddels ben ik al heel wat vrolijke jaartjes lid van de vereniging voor sportverslag geving ritmisch gym. Ik wil niet opscheppen maar het verslaan van oefeningen op de mat ligt mij gewoon erg goed en ik ben heus niet de enige die dat vindt. Schrijven en observeren zijn mijn allergrootste passies, daarom was ook zo het mooi dat ik de zeer gewilde stage bij Lenig heb kunnen bemach tigen. Het was een worsteling om de selectieproce dure door te komen maar ik heb mezelf kunnen bewijzen. Ik heb zoveel geleerd, dat wil je gewoon niet weten, van het punctueel beschrijven van de tocht die een bal maakt tot het bondig weergeven van de afsprong. Ook ben ik totaal geobsedeerd geraakt door de dubbele flikflak, maar helaas ben ik door zelf ondernomen pogingen die beweging te maken niet op de mat maar wel in de ziektewet
Eva Schuurman
94 / 95
beland. Dit stukje schrijf ik met behulp van mijn laserbril, de techniek staat voor niets. Gelukkig maar. Er zijn momenten van machteloosheid geweest maar ik heb de moed weer gevonden, zoals gezegd en begrepen ligt mijn carrière momenteel op haar spreekwoordelijke gat. In zwakke momenten denk ik nog terug aan vroeger, ja Linda, ik haat je nog steeds. Maar de kracht van de sport geeft mij genoeg energie om mijn revalidatie voort te blijven zetten. Over een half jaar sta ik weer met mijn blocnote naast de mat, reken maar. The final countdown, I will survive. Eva Schuurman schrijft en fantaseert, want dat vindt ze leuk. (Eva heeft in haar stagejaar met en voor Herman van Veen geschreven.)
Ik liep dit jaar stage bij de vrije muziektheaterproductie Jan, Jans en de Kinderen van impresariaat Jacques Senf, in regie van Gijs de Lange. Daarin speelde ik de rol van Karlijn, de puberende oudste telg van de familie Tromp. Nu ik 103 voorstellingen heb gespeeld, zo’n negentig theaters van binnen heb gezien, alle provincies heb doorkruist, zestig soorten pluche heb mogen voelen, vijftig directeuren de hand heb geschud en veertig boeketten bloemen heb ontvangen, ben ik er sterk van overtuigd dat ik geen betere stage had kunnen treffen. Het was een ongelooflijk goede ervaring waarbij ik met heel lieve, betrokken en
Anne van Veen
inspirerende mensen heb mogen werken. Het publiek was altijd heel dankbaar. Ik heb geleerd om onder allerlei omstandigheden te moeten spelen. De eerste keer dat ik in de coulissen stond en op moest, dacht ik: ‘Ik ken het hier goed, het is me niet vreemd, maar nu ga ik zelf’. Gelukkig is mijn keuze voor het theater daar opnieuw bevestigd. Zo gedurende het derde jaar van mijn opleiding begon ik een sterk vermoeden te krijgen dat mijn wekelijkse zangles de beste afspiegeling was van mijn ontwikkeling. In dat ene half uur kwam ik mijn hele zelf tegen. De muzikale verdieping die we in het derde jaar kregen was voor mij ook heel essentieel, aangezien ik in die periode technischer en ambachtelijk ben gaan werken. Er zijn natuur lijk nog meer lessen geweest die bepalend voor mij waren, in positieve en negatieve zin, maar als ik dat allemaal zou opschrijven, zou dit tekstje de vorm aannemen van een roman. Wat voor mij zo mooi is aan dit vak, is dat je door middel van theater de complexiteit van het leven verstaanbaarder kan maken en dat je de onmoge lijkheid van het leven mogelijker kan maken. Dat iedereen in de zaal dezelfde belevenis heeft, maar anders. Dat het troostend kan zijn. En het is voor mij een heel mooie manier om mezelf uit te drukken. Bovendien is het proces zo boeiend. Van creëren, laten ontstaan, laten groeien. Eigenlijk zijn we boeren, bedenk ik nu, we zaaien en oogsten, als het goed is. Als ik zelf naar een voorstelling ga, word ik het meest gegrepen door de suggestie die er wordt opgeroepen. Als je vermoedt dat er een wereld schuilgaat achter het personage, het verhaal, het lied, het gedicht of de zanger. En dat je daar dan
af en toe een glimp van kan opvangen. Dat het doorzichtig wordt. Ik houd van de vertelling en van de herinnering en van wat ik in zijn of haar ogen zie. Als het bezield is. En onvoorwaardelijk. Maar het hoeft niet altijd diepgaand te zijn, ik geniet ook heel erg van een heel flauwe, iets te seksueel getinte grap. Al naargelang hoe mijn eigen pet staat. En iets moet je natuurlijk wel aanspreken. Ik hoop dat ik hierna veel interessante ervaringen mag opdoen, binnen verschillende disciplines. Ondertussen wil ik investeren in mijn eigen dingen, en die op termijn ook gaan uitvoeren en op het toneel gaan brengen.
Hier sta ik dan op de rand van school en de grotemensenwereld… Ik heb vorig jaar stage gelopen in de voorstelling De negers, een coproductie van Theatergezelschap DNA en het Vlaamse gezelschap De Verrukking, in regie van Rik Hancke. En ik heb het afgelopen jaar honderd keer de voorstelling Het Landingsgestel gespeeld bij jeugdtheatergezelschap Het waterhuis, geregisseerd door Roel Twijnstra en Kees van Loenen. Wat ik van beide stages heb opgestoken, is het vertrouwen in mezelf als actrice en daarmee ook het vertrouwen in de toekomst. Ja, laat mij nu maar de grotemensenwereld in! We hebben allemaal onze onzekerheden die dit vak met zich meebrengt, maar uiteindelijk maken we er met zijn allen wat moois van. Bij De negers gingen we door een moeilijk repeti tieproces en werd de voorstelling niet wat wij als
Aisa Winter
Opleidingsgegevens 2006
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
acteurs hadden gewild, maar het was voor mij toch heel leerzaam en belangrijk omdat het een grotezaalproductie was, omdat we het ondanks alles goed met elkaar konden vinden en er elke avond weer lol in hadden samen, in de bus én op het toneel. Het Landingsgestel daarentegen was een voorstel ling, waarbij we iedere morgen, met zijn tweeën, zelf met ons busje op pad gingen naar een school ergens in het land en dan óf in een aula óf in een klaslokaal óf in een mooi theatertje van de school zelf, de voorstelling speelden. En dat dan bijna dagelijks twee keer per dag. Af en toe superzwaar, maar als mij word gevraagd dat morgen weer te doen, zeg ik volmondig JA! Bij jeugdtheater moet je wel extra scherp blijven en vooral extra kritisch zijn op jezelf, omdat het gevaar erin schuilt dat je je ‘theaternorm’ even kwijtraakt als je niet streng voor jezelf bent. Omdat je af en toe niet alleen bezig bent met lekker spelen, maar ook vooral met het ‘bij je houden’ van die ongeïnteresseerde vmbo-kids, waardoor het soms ook overleven is. Maar na een nagesprek na de voorstelling met die zoge naamd ‘ongeïnteresseerde kids’, gaven we elkaar een hug en wisten we… hier doen we het voor! Wat voor mij essentieel is geweest in mijn opleiding is mijn eerste liedjesprogramma dat ik
vorig jaar heb gemaakt onder begeleiding van Paul de Munnik, waarbij ik erachter kwam hoe belangrijk het is om trouw te blijven aan jezelf en dingen te doen en te maken waar je helemaal achter staat. En dan maakt het niet echt uit of het nu voor de volle honderd procent lukt of niet. Wat is voor mij nu eigenlijk het maken van theater en acteren? Een grote zoektocht die nooit ophoudt. Waardoor ik word geïnspireerd? Door een lekker muziekje, door de verhalen van mijn oma, door een goed gesprek, door een goed boek, door een gezellige avond met vriendinnen, door te gaan stappen, door andere voorstellingen te zien, door het concert van Dianne Reeves, door Steven Schenk, door veel! De toekomst zie ik met vertrouwen tegemoet. Ik heb zoveel dromen, ik wil zoveel: reizen, meer van de wereld gaan zien. Naar Amerika en Brazilïe, om mee te beginnen, en daarna nog een miljoen andere dingen die ik lekker voor mezelf houd. Qua werk: televisie, theater, jeugdtheater, film; gewoon lekker SPELEN! Verwachtingen, die wil ik voor een keer eens proberen los te laten. Ik zie wel wat er op mijn pad komt. Om John Lennon te citeren: ‘Life is what happens while you’re busy making other plans’.
Mime Opleiding De mime opleiding is een 4-jarige bachelor opleiding waar studenten opgeleid worden tot mimespeler en/of mimetheatermaker in de professionele praktijk van de podiumkunsten. In de loop van de studie bepaalt de student waar zijn prioriteiten komen te liggen. Een afgestu deerde is minimaal deelmaker binnen het werk van andere theatermakers en maximaal de initiator van eigen voorstellingen. De opleiding levert eigenzinnige spelers en theatermakers af met een sterk fysiek bewustzijn. Zij gebruiken de kracht van de taal van het lichaam als bron tot spelen en theatermaker. Secretariaat Inge van Eijck t 020 5277681 i.vaneijck@ahk.nl Artistiek leider Loes van der Pligt Lichting 2006 Elsa May Averill (1981) Anne van Dorp (1979) Ibelisse Guardia (1979) Kenneth Homstad
Hoofddocent Maarten Kok Mime Janneke Albers Geraldine Brans William Dashwood Jan Langedijk Fried Mertens Irene Schaltegger Jeannette van Steen Jan Taks Riet Verhelst
(1982)
Line Husa (1975) Toon Kuijpers (1983) Paméla Menzo (1975) Tjebbe Roelofs (1981) Fabián Santarciel de la Quintana (1971)
Spel Simone van Ettekoven Dorien Folkers Marlies Heuer Karina Holla Maarten Lok
Ria Marks Loes van der Pligt Esther Snelder Henk Zwart Gastdocenten Jakop Ahlbom Wilbert Bank Jetse Batelaan Peer van den Berg Ko van den Bosch Dik Boutkan Dic van Duin Mischa van Dullemen Marcelo Evelin Yahya Gaier André Gingras Liesbeth Gritter Annelies Herfst Marien Jongewaard René van ’t Hof Martin Hofstra Germaine Kruip Judith Klute Paul van der Laan Rob List Moniek Merkx Fried Mertens Roy Peters Ine te Rietstap Sanne van Rijn Jochem Stavenuiter Ciel Werts Ondersteunende bewegingsvakken
Dans Katharina Conradi Sarah van Lamsweerde Wushu Jon Silber Houding Els Kingma Acrobatiek Duo Savar Yoga Berber Schönholzer Ondersteunende vakken Stem Marjan Linnenbank Fons Van Tienen Bart Kiene Theorie Rob de Graaf Marijn de Langen Jeroen de Nooijer Florian Richter Stagebegeleiding Els Sorber Muzikaal begeleiders Bam Commijs Florian Richter Productieleider, assistent artistiek leider Stella van Leeuwen t 020 527 76 84 s.vanleeuwen@ahk.nl
Opleidingsgegevens 2006
Opleidingsgegevens 2006
Opleiding Theaterdocent De Opleiding Theaterdocent leidt veelzijdige theatermakers op. De Theaterdocent maakt presentaties en voorstellingen, geeft lessen en workshops en begeleidt educatieve projecten rond bezoek aan voorstellingen. Afgestudeerden – in het bezit van een eerstegraads onderwijsbevoegdheid – vinden werk in de pedagogische theaterpraktijk: jeugdtheaterscholen, centra voor de kunsten (in Nederland ruim 300), instituten en verenigingen voor het amateurtheater, kunst onderwijs op scholen (alle soorten). Steeds meer afgestudeerden beginnen een eigen theatergroep of bieden onder eigen naam workshops en trainingen aan. Secretariaat Inge van Eijck t 020 5277681 i.vaneijck@ahk.nl Artistiek leider Bruin Otten Lichting 2006 Floor Braber (1977) Maartje Ghijsen (1982) Lianne Karel (1977) Lenne Koning (1983) Jansje Meijman (1981) Eva Zanen (1982) Docenten 2002 - 2006 Janneke Albers Carel Alphenaar
Andcompany&co Gerard Bodifee Minke van den Berg Mark Bergwerf Yolande Bertsch Ger Beukenkamp Maaike Bleeker Luc Boyer Daphne de Bruin Paul Bruinsma Marianne Burgers Ritsaert ten Cate Mia Decleir Madelon van Dijk Rineke Dijkstra Sandra van Doormaal Flip Filtz Dorien Folkers Dennis van Galen
Erik Gramberg Folkert Haanstra e.a. Ronald Halier Cecile Heuer Katja Hieminga Marijke Hoogenboom Kees Jan Hundling Marianne van Kerkhoven Bart Kiene Mieke Kolk Feline van de Koolwijk Paul van der Kruk Piet Lagerwaard Els Launspach John Lippens Mei Ling Liem Marjan Linnenbank Jeroen Lopes Cardozo Trudi Maan Ria Marks Richard Molenschot Nicoline Nagtzaam Marjolein van Nieuwkerk Bruin Otten
Olaf Pieters Jos de Putter Florian Richter Ragnhild Rikkelman Sarah Ringoet Elike Roovers Sassan Saghar Yaghmai Samara Frances Sanders Andreas Scharfenberg Wim Selles Hanke Sjamjoedin Menno Stijntjes Jaïr Stranders Jan Taks Raoul Teulings Anna Tilroe Eric de Vroedt Willy Westerman Louwrien Wijers Tom Willems Erik Willems Loek Zonneveld Tosja Zuiderhof Brechtje Zwaneveld
Regieopleiding De Regieopleiding, de enige in zijn soort in Nederland, werkt met kleine groepen van zo’n vijf studenten per jaar. In het basispakket wordt aandacht besteed aan dramaturgie, tekstanalyse, ruimtelijke vormgeving, muzikaliteit van de taal en de vraag wat je als regisseur al dan niet tegen een acteur moet zeggen. Secretariaat Lois Maat t 0205277683
l.maat@ahk.nl Lichting 2006 Thibaud Delpeut (1978) Joachim Robbrecht (1979)
Tallulah Schwab (1973) Artistiek leider Jappe Claes Docenten en gastdocenten 2005 - 2006 Pierre Audi Guy Biran Hanna Bobkova Ernst Braches Elsie de Brauw Janine Brogt Marian Buijs
Jappe Claes Katharina Conradi Mia Decleir Marianne Fennema Marlies Heuer Ivo van Hove André Joosten Hans Kemna Bart Kiene Peter de Kimpe Miriam Koen Javier López Piñón Ton Lutz Peter Oosthoek Gerardjan Rijnders Rezy Schumacher Jaap Spijkers Jochem Stavenuiter Meral Taygun Andre Veltkamp Ruut Weissman Oscar van Woensel Allan Zipson Tosja Zuijderhof
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie De Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunst academie bereidt haar studenten voor op een zelfstandig functioneren in een herkenbare beroepspraktijk. Daarbij laat zij zich niet leiden door trends, wisselende modes en theateropvat tingen. De afgestudeerde is kritisch, sociaal bewust en kan optimaal gebruik maken van zijn ‘eigenheid’. Daarmee is hij in staat als uitvoerend podiumkunstenaar daadwerkelijk een toevoeging te zijn aan de praktijk van het Theater. Secretariaat Bonnie van Caspel t 020 527 7685 b.vancaspel@ahk.nl Artistiek leider Ruut Weissman Lichting 2006 Annelien van Binsbergen (1980) Barbara Blommestein
Merijn de Jong (1981) Mareille Labohm (1983) Caroline Liekens (1984) Lidewij Mahler (1981) Abel Nienhuis (1979) Sophie van Oers (1983) Yora Rienstra (1981) Daniël Samkalden (1979)
Eva Schuurman (1980) Anne van Veen (1983) Aisa Winter (1978)
(1980)
Margreet Boersbroek (1978)
Medi Broekman (1981) Thomas Cammaert (1984)
Guy Clemens (1981) Nina de la Croix (1981) Sanne van Dijk (1984) Sarah Eweg (1983)
Docenten en gastdocenten 2005 - 2006 Mildred Aikema Jenny Arean Eva Baggerman Wilbert Bank Sabine Bauer Eddie de Bie
Opleidingsgegevens 2006
Paul Blommaert Bart-Jan te Boekhorst Elisabeth Boender Saskia de Boer Ad de Bont Minou Boshua Marijke de Braal Ernst Braches Annemarie Broekhuizen Catherine ten Bruggencate Jappe Claes Thijs Cuppen Jurrian van Dongen Diederik Ebbinge Khaldoun Elmecky Leonard Frank Theo Fransz Nancy Gabor Marja Gamal Edwin van Gelder Rob de Graaf Aus Greidanus George Groot Marlies Helder Marlies Heuer Elout Hol Ferdi Janssen Bart Kiene Raymonde de Kuyper Rutger Laan Gijs de Lange Arent-Jan Linde Hans Man in ’t Veld Ria Marks
Eva Mathijssen Diederik Nomden Bas Odijk Peter Oosthoek Peter Oskam Coen Ouwehand Olaf Pieters Frieda Pittoors Leo van der Plas Paul van der Ploeg Lisa Portengen Joost Prinsen Michiel Romeyn Adelheid Roosen Frances Sanders Steven Schenk John Silber Jaap Spijkers Meral Taygun Maureen Teeuwen Saskia Temmink Johan Timmers Bambi Uden Yorgos Valiris Herman van Veen Marijke Veugelers Susan Visser Erik Vos Jacqueline de Vries Margriet van Waveren Ruut Weissman Ingrid Wenders Allan Zipson Floor van Zutphen
TINTLAB TINTLAB is een eenjarige voortgezette inter disciplinaire theateropleiding waar studenten van verschillende nationaliteiten, culturele achtergronden en van verschillende disciplines van de performing arts worden uitgenodigd de hun gegeven sociale emoties te gaan verkennen zodat hun fantasie wordt opgeroepen en zodat zij kritisch de theoretische en praktische verworven vaardigheden aangeleerd tijdens hun opleiding in relatie brengen tot de wereld waarin zij leven. Secretariaat Cora Henrion Verpoorten t +31 20 527 78 37 c.henrionverpoorten@ahk.nl Artistiek leider Meral Taygun Coördinator Peter van der Laarse
******************** Dit is een uitgave van De Theaterschool Amsterdam, juni 2006. productie: Peter van der Laarse (AHK) interviews artistiek leiders: Anita Twaalfhoven tekstredactie: Lonneke Kok (MoreTXT) beeldconcept: Bregt Balk & Bram de Goeij fotografie: Bram de Goeij ontwerp: Bregt Balk druk: MacDonaldSSN, Nijmegen papier: Euroart mat 115 g, Ensocoat 250 g