Onderwijsbeleidsplan Reinwardt Academie
2
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
3
4
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Inhoud Woord vooraf
7
i
Inleiding 9
e
1
Erfgoed, samenleving en onderwijs
15
op
2
Opleidingsprofiel
31
ov
3
Onderwijsvisie
35
oo
4
Onderwijsontwikkeling
39
Erfgoed, samenleving en onderwijs 9 Onderwijsontwikkeling 10 Speerpunten 11 Verantwoording 13
1.1 De kern van het beroep 1.2 Werkveld 1.3 Trends in de beroepspraktijk 1.4 Hbo-niveau 1.5 Ontwikkelingen in het hoger onderwijs
2.1 2.2 2.3
3.1 3.2 3.3 3.4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Achtergrond Eindkwalificaties voor de erfgoedprofessional Uitwerking kerncompetenties
Ontwikkelen vakmanschap Interdisciplinair werken Experimenteren, onderzoeken en ondernemen Leren doe je samen, een leven lang
Denken over leren Opbouw curriculum Rol van de docent Onderwijsvernieuwing Kwaliteitszorg
15 17 23 25 26
31 32 33
35 35 36 36
39 39 44 45 47
Inhoud
5 i
se
5
Speerpunt excellentie
53
e
so
6
Speerpunt onderzoek
57
op
sp
7
Speerpunt positionering
61
ov
a b
5.1 Visie op excellentie 5.2 Excellente student: zelfstandig, reflectief, nieuwsgierig, talentvol
6.1 6.2
7.1 7.2 7.3
Hoe geeft de academie vorm aan onderzoek? Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs
De Reinwardt en andere erfgoedopleidingen Metropool Amsterdam Internationalisering
53 53
57 58
61 62 63
Actiepunten 66 Onderwijsontwikkeling 66 Excellentie 66 Onderzoek 66 Positionering 67
oo se
Bijlagen 70 Hbo-niveau 70 Kerncompetentie 1: Basiskennis erfgoedvorming 72 Kerncompetentie 2: Communicatiefunctie 74 Kerncompetentie 3: Collectiefunctie 76 Kerncompetentie 4: Organisatiefunctie 78 Kerncompetentie 5: Oordeelsvorming 80 Kerncompetentie 6: Communicatieve vaardigheden 82 Kerncompetentie 7: Leervaardigheden 84
so sp
Bronnen 86 Colofon 88
a b
6
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Woord vooraf
Woord vooraf Het Onderwijsbeleidsplan beschrijft de visie op het onderwijs in de bacheloropleiding van de Reinwardt Academie - een visie die zowel verankert als een nieuwe koers inslaat. Ze verankert de veranderingen die de afgelopen jaren ten goede zijn doorgevoerd en volgt een nieuwe koers waar maatschappij en werkveld in beweging zijn en de academie daarin meebeweegt, soms volgend, dan weer initiërend en inspirerend. Dit beleidsplan borduurt voort op het Onderwijsbeleidsdocument uit 2004, het Instellingsplan 2013-2018 van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en het Beleidsplan Reinwardt Academie 2013-2018, die vooruitkeken en ambities formuleerden. Tegelijk vormt het plan een moment van bezinning. In 2013 is de bacheloropleiding geaccrediteerd en nu is het tijd om ons af te vragen wat we de afgelopen jaren hebben bewerkstelligd en wat beter kan. Niet voor niets luidt de ondertitel: ‘Borgen + actualiseren = excelleren.’ De masteropleiding zal na de accreditatie in 2015 een onderwijsbeleidsplan opstellen. Behalve de uitgangspunten voor het bacheloronderwijs in de komende jaren, bevat dit document een aantal speerpunten waar de academie extra aandacht aan zal besteden. Het Onderwijsbeleidsplan is geschreven voor iedereen die een rol speelt bij de ontwikkeling van het bacheloronderwijs: docenten, directie en relaties in het werkveld die een rol spelen of willen spelen in ons onderwijs. Namens het MT van de Reinwardt Academie, Nancy van Asseldonk
7
8
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Inleiding
Inleiding Het Onderwijsbeleidsplan bevat niet alleen het beleid voor de komende middellange termijn maar ook, en vooral, wat er nodig is om het curriculum te ontwikkelen. Waarom ziet het curriculum van de Reinwardt Academie eruit zoals het eruitziet? Wat zijn de overwegingen erachter? Welke visie hebben wij op het beroepenveld en daarmee op het beroepsprofiel van de erfgoedprofessional? Wat is onze visie op onderwijs en onderwijzen? Het Onderwijsbeleidsplan opent met een schets van de achtergrond waartegen de Reinwardt Academie haar bacheloronderwijs vorm geeft. Hoofdstuk 2 tot en met 4 schetsen vervolgens het raamwerk waarbinnen de academie haar onderwijs ontwikkelt. Het laatste deel, hoofdstuk 5 tot en met 7, formuleert drie speerpunten voor de komende beleidsperiode. Voor de leesbaarheid worden student, erfgoedprofessional en docent aangeduid met ‘hij’. Natuurlijk wordt daar ook ‘zij’ mee bedoeld.
Erfgoed, samenleving en onderwijs (hoofdstuk 1)
Hoofdstuk 1 bevat een schets van de belangrijkste trends in het erfgoed- en onderwijsveld, die van belang zijn voor de ontwikkeling van het onderwijs. Het beschrijft allereerst de context van het beroep en de beroepspraktijk. Wat zijn de werkzaamheden die de beroepspraktijk kenmerken, wat doet de beroepsbeoefenaar en in welke omgeving, welke ontwikkelingen zijn er in het werkveld?
Kenmerken van een beroep kunnen vastgelegd zijn in een zogenaamd beroepsprofiel, een landelijk document dat wordt opgesteld in het beroepenveld, bijvoorbeeld door een beroepsvereniging. In de praktijk heeft niet elk beroepenveld een eigen beroepsprofiel. Zo is er geen beroepsprofiel voor de erfgoedprofessional; er is niet eens een landelijke beroepsvereniging voor erfgoedprofessionals. Het beroep van erfgoedprofessional is ‘aan het ontstaan’, constateerde de accreditatiecommissie van de Reinwardt Academie in 2013. 1 Dat betekent dat de Reinwardt Academie zelf de context schetst van de beroepspraktijk waarvoor zij opleidt. Daarnaast schetst hoofdstuk 1 een aantal ontwikkelingen in het hoger onderwijs, die van invloed zijn op de verdere ontwikkeling en inrichting van de bacheloropleiding.
1 Hobeon, Beoordelingsrapport. Oktober 2013, 3.
9 i
10
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Onderwijsontwikkeling (hoofdstuk 2 t/m 4)
Voor het ontwikkelen van het curriculum zijn een aantal elementen van belang die onderling samenhangen: het opleidingsprofiel, de visie op onderwijs, kaders voor onderwijsontwikkeling en de studiegids. Onderstaand schema toont die samenhang, plus de hoofdstukken waarin de betreffende elementen worden uitgewerkt.
op
Opleidingsprofiel Uitwerking in hoofdstuk 2 en bijlagen
ov
Onderwijsvisie Uitwerking in hoofdstuk 3 Onderwijsmodel Uitwerking in hoofdstuk 4
sg
Studiegids Jaarlijkse vertaling van hoofdstuk 2-4 in studiegids, onderwijs- en examenregeling en leertaken
Opleidingsprofiel
In 1997 hebben de hogescholen, verenigd in de Vereniging Hogescholen (voorheen de HBO-raad), afgesproken om voor elke hbo-bacheloropleiding een landelijk opleidingsprofiel op te stellen. Een opleidingsprofiel beschrijft in hoofdlijnen de kennis en vaardigheden die een student aan het einde van de opleiding moet bezitten. Het profiel moet aansluiten op het beroepsprofiel en adequaat zijn gevalideerd in het voor de opleiding relevante werkveld. Profielen zijn van belang in de accreditatie door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De opleidingsprofielen zorgen ervoor dat vergelijkbare opleidingen aan verschillende hogescholen dezelfde basiskennis en -vaardigheden aanbieden. Daarnaast gelden voor sommige opleidingen en beroepsgroepen wettelijke vereisten, waaronder de opleiding tot archivaris. De afzonderlijke opleidingen vertalen de landelijke profielen in hun curricula. Een opleiding die door slechts ĂŠĂŠn hogeschool wordt aanboden - zoals de bacheloropleiding Cultureel erfgoed aan de Reinwardt Academie - kent geen landelijk opleidingsprofiel. Dit betekent dat de academie zelf haar opleidingsprofiel opstelt, dat recht doet aan het beroep van erfgoedprofessional en aan de algemeen vastgestelde hbo-standaard.
Onderwijsvisie
Hoofdstuk 1 schetst behalve de ontwikkelingen in het werkveld ook de ontwikkelingen in het hoger beroepsonderwijs. In hoofdstuk 3 worden deze vertaald in de onderwijsvisie van de academie. De afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor de kwaliteit van het (hoger) onderwijs. Wat is hbo-niveau? Wat vraagt goed opleiden van de opleiding en wat verwachten we van de student?
Inleiding
Onderwijsontwikkeling
Opleidingsprofiel en onderwijsvisie vormen samen de basis voor de ontwikkeling van het onderwijs. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitgangspunten voor onderwijsontwikkeling, zoals het onderwijskundig (didactisch) model, opbouw van het curriculum, kwaliteitszorg, et cetera. Deze uitgangspunten vormen de richtlijn voor de verdere ontwikkeling van het curriculum in de komende jaren: ze maken jaarlijkse bijstellingen - in projecten, vakken en modulen - mogelijk zonder afbreuk te doen aan opleidingsprofiel en onderwijsvisie.
Studiegids
De weerslag van dit alles, het curriculum en het onderwijs- en examenreglement, wordt gepubliceerd in de jaarlijkse studiegids, die ook een korte beschrijving bevat van de afzonderlijke onderwijseenheden, zoals projecten, vakken en stages, en informatie geeft over praktische zaken. Het curriculum kan jaarlijks aangepast worden, zolang het valt binnen de kaders die gesteld zijn in het opleidingsprofiel, de onderwijsvisie en richtlijnen voor onderwijsontwikkeling.
Speerpunten (hoofdstuk 5 t/m 7)
Voor de komende beleidsperiode heeft de Reinwardt Academie drie speerpunten benoemd: excellentie, onderzoek en positionering van de academie. Deze drie speerpunten zijn gekozen op basis van het Instellingsplan 2013-2018 van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en de verbeterpunten die uit de accreditatie van de bacheloropleiding Cultureel erfgoed in 2013 naar voren kwamen.
Instellingsplan
In 2013 vierde de AHK haar 25-jarig jubileum. Zes faculteiten met een eigen identiteit onder één koepel. De afzonderlijke faculteiten zijn in grote mate zelf verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de onderwijs- en onderzoeksprogramma’s en richten zich vooral op het eigen vak en het eigen werkveld. Ze delen de volgende missie: De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten leidt studenten op voor het nationale en internationale werkveld van kunst, cultuur en erfgoed. De AHK staat voor excellent opleiden: uitstekende docenten helpen bijzonder getalenteerde studenten hun artistieke identiteit te ontwikkelen vanuit vakmanschap en traditie, met oog voor vernieuwing en in nauwe verwevenheid met het internationaal toonaangevende werkveld waarvan Amsterdam de spil is. 2 Naast een gemeenschappelijke missie heeft de AHK voor de komende periode vier kerndoelen opgesteld, die zijn uitgewerkt in het Instellingsplan 2013-2018 en verder ingevuld door de afzonderlijke faculteiten. Zowel het Beleidsplan Reinwardt Academie 2013-2018 als dit huidige Onderwijsbeleidsplan vloeien hieruit voort. De kerndoelen zijn:
2 Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Instellingsplan 2013-2018. Amsterdam, 2012, 5.
11 i
12
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Excellent opleiden als uitgangspunt en continu kwaliteitsstreven
Excellent opleiden houdt in dat elke student de best mogelijke opleiding krijgt. De AHK streeft ernaar elke student het best te bedienen in zijn leervraag, naar beste kunnen te laten presteren en zo goed mogelijk terecht te laten komen op de arbeidsmarkt. 3 Dat vraagt om docenten op hoog professioneel niveau, die in verbinding staan met de actuele en toonaangevende beroepspraktijk. De faculteiten stemmen personeelsbeleid, deskundigheidsbevordering en onderwijsvisie hierop af. Onderwijs en onderzoek sluiten aan bij de kwaliteitseisen van het (internationale) werkveld en het werkveld draagt bij aan onderwijs en onderzoek.
Kunstenaars van morgen
Vakmanschap staat bij de AHK hoog in het vaandel. Vakmanschap is de basis, in de specialisatiefase is daarna meer ruimte voor maatwerk en is de student deels zelf verantwoordelijk voor de inrichting van zijn studietraject. Opleidingen staan in continue wisselwerking met het werkveld. Ondernemerschap vormt onderdeel van het onderwijs. Inter- en multidisciplinaire projecten worden door de AHK gestimuleerd. 4
Herkenbare positie in creatieve metropool Amsterdam
Amsterdam heeft een erkende plek in de internationale creatieve industrie en huisvest instituten van internationaal niveau op cultureel gebied. Dit werkveld is richtinggevend voor de opleidingen. De AHK wil haar betekenis voor de stad meer zichtbaar maken en de banden met de andere hoger onderwijsinstellingen in de stad aanhalen. Dit gebeurt onder andere in het Amsterdam Center for Entrepreneurship (ACE) en het Amsterdam Creative Industries Network (ACIN). De creatieve industrie is benoemd tot een van de topsectoren. De HvA, InHolland en de AHK willen via ACIN de onderwijs- en onderzoeksagenda voor de topsector creatieve industrie in de regio Amsterdam vormgeven. 5
Onderzoek in dienst van onderwijs en vakontwikkeling
De AHK vraagt van studenten een onderzoekende houding. Het onderwijs op zijn beurt wordt gevoed vanuit actueel, praktijkgericht onderzoek. Faculteiten stellen een duidelijke agenda op voor grensverleggend onderzoek en dragen daarmee bij aan vernieuwing. De faculteiten fungeren als kennisbank voor hun sector en zijn aanspreekpunt voor kennisontwikkeling. Alumni zijn de ambassadeurs van de hogeschool en dragen bij aan de ontwikkeling van het vak. De AHK werkt de komende jaren aan de opbouw van een community, waarin studenten, docenten, alumni en contactpersonen in het werkveld zich onderdeel voelen van een bijzondere kennisgemeenschap. 6 Naast de bovengenoemde vier kerndoelen hebben de faculteiten de bedrijfsvoering en een aantal voorzieningen gemeen. Verder faciliteert de AHK centraal projecten die een meerwaarde hebben voor de verschillende faculteiten, zoals alumnibeleid.
Accreditatie
In 2013 is de bacheloropleiding van de Reinwardt Academie geaccrediteerd op drie standaarden. Zij heeft het eindoordeel ‘voldoende’ gekregen, gebaseerd op de volgende deeloordelen: 3 Idem, 6.
4 Idem, 20-21. 5 Idem, 34-35. 6 Idem, 42-43.
Inleiding
Beoogde eindkwalificaties: goed
De academie maakt optimaal gebruik van haar netwerk om aan te sluiten bij de behoefte van het (inter)nationale werkveld. ‘De academie speelt snel en adequaat in op veranderingen in het werkveld en zorgt als kleine opleiding dat zij voor nieuwe ontwikkelingen telkens een passende oplossing vindt. Het auditteam constateert verheugd, dat het ‘beroep’ van erfgoedprofessional aan het ontstaan is.’ 7
Onderwijsleeromgeving: goed
Studenten, alumni en werkveld zijn tevreden over het programma, studenten zijn lovend over de praktijkervaring van docenten, het docententeam is toegewijd, enthousiast en bekwaam. Studenten worden breed opgeleid. Sterke onderdelen zijn de beroepsgerichtheid, projecten in opdracht van het werkveld, de internationale oriëntatie met buitenlandse studiereizen, het gebruik van internationale vakliteratuur en tot slot de flexibele en wendbare opstelling van de opleiding in een snel veranderend werkveld. Aandacht vraagt nog de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en de begeleiding bij het afstuderen. Oordeel: ‘goed’.
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties: voldoende
De opleiding besteedt veel aandacht aan de kwaliteit van toetsen en beoordelen en hanteert een adequate mix van toetsen. Studenten tonen in hun eindwerkstuk en eindgesprek aan als startend beroepsbeoefenaar op bachelorniveau te kunnen functioneren. Werkveld en alumni zijn tevreden over het gerealiseerde niveau, de breedte van kennis en vaardigheden wordt geroemd. Het gerealiseerde niveau van de meeste afgestudeerden wordt door het auditteam beoordeeld met een voldoende. Op basis van de accreditatie en richtlijnen van het panel heeft de Reinwardt Academie een aantal verbeterpunten doorgevoerd. Zo is er nu in het hele curriculum meer aandacht voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Ook worden studenten meer begeleid bij het afstuderen. De academie heeft zich gebogen over knelpunten die studenten aangaven, zoals het formuleren van een goed onderzoeksvoorstel, het vinden en beargumenteren van de juiste onderzoeksmethode en het consequent toepassen van de beoordelingsformulieren (om verschil in interpretatie tussen begeleidend docent en examinator te vermijden). Een aantal verbeteringen zijn al doorgevoerd. Ook in de komende jaren blijven onderzoek en onderzoeksvaardigheden als speerpunt onder de aandacht.
Verantwoording
Diverse deskundigen hebben bijgedragen aan dit onderwijsbeleidsplan. Het docententeam van de Reinwardt Academie heeft in een aantal bijeenkomsten tussen april 2013 en november 2014 gesproken over het beroepsprofiel van de erfgoedprofessional en gewerkt aan de invulling van de competenties. In de verschillende fasen is het plan voorgelegd aan het MT, de Faculteitsraad en de Commissie van Advies van de Reinwardt Academie en aan de afdeling Kwaliteitszorg en het College van Bestuur van de AHK.
7 Hobeon. Beoordelingsrapport. Oktober 2013, 3.
13 i
14
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Erfgoed, samenleving en onderwijs
Erfgoed, samenleving en onderwijs Het startpunt voor de ontwikkeling van een curriculum is de beschrijving van de beroepspraktijk: wat houdt het beroep van erfgoedprofessional in, wat is de plaats ervan in het werkveld en welke ontwikkelingen maakt het door? De beschrijving geeft richting en inspireert - het vertelt academie en werkveld waartoe studenten worden opgeleid en stimuleert studenten ertoe om voor de opleiding tot erfgoedprofessional te kiezen. Voor de erfgoedprofessional bestaat geen landelijk beroepsprofiel. Dit hoofdstuk bevat een schets van de functies die de erfgoedprofessional na afronding van de opleiding kan uitoefenen in het werkveld. Ook beschrijft het de belangrijkste trends. Bij de beschrijving van de beroepspraktijk hoort ook een schets van het niveau waarop het beroep wordt uitgeoefend. Het hoofdstuk sluit daarom af met een verantwoording van het hbo-niveau waarvoor de academie opleidt. Het beschrijft ook een aantal ontwikkelingen in het hoger onderwijs, die hun weerslag krijgen in opleidingsprofiel, onderwijsvisie, visie op onderwijsontwikkeling en de speerpunten voor de komende beleidsperiode.
1.1 De kern van het beroep
Een beroepsprofiel moet met het oog op de toekomst te worden beschreven. Immers, wat vandaag nodig is, is morgen misschien achterhaald. Tegelijk kunnen we niet weten hoe de erfgoedprofessional van de toekomst eruitziet. Een beroepsprofiel is daarom geen beschrijving van ĂŠĂŠn of enkele functies maar van een beroepspraktijk en van mogelijke functies daarin. De Reinwardt Academie heeft in haar beleidsplan de volgende missie geformuleerd: De Reinwardt Academie leidt hbo-niveau professionals op die vanuit een onderzoekende en ondernemende houding een betekenisvolle bijdrage leveren aan ontstaan van en omgang met erfgoed. De academie fungeert daarbij als platform waar toekomstige en gevestigde erfgoedprofessionals, uit binnen- en buitenland, kennis en ervaring uitwisselen, inspirerende visies delen en innovatieve beroepsproducten ontwikkelen. Alle vormen en uitingen van cultureel erfgoed zijn het onderzoeks- en werkterrein van de erfgoedprofessional. Afgestudeerden aan de Reinwardt Academie hebben een brede basiskennis van erfgoed en erfgoedprocessen en zijn opgeleid voor functies op hbo-niveau in het brede erfgoedveld.
8 Reinwardt Academie, Beleidsplan Reinwardt Academie 2013-2018. Amsterdam, 2013, 4.
9 Afgestudeerde erfgoedprofessionals van de bacheloropleiding Cultureel erfgoed zijn geen inhoudsdeskundigen op academische vakgebieden
als biologie, geschiedenis, antropologie, sociologie, archeologie, architectuur-, kunst- en cultuurhistorie. In het hoger beroepsonderwijs gaat het om beroepscompetenties, gericht op waardering en behoud van erfgoed en de communicatie daarvan.
15
e
16
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Brede basiskennis
De Reinwardt Academie is de enige hbo-opleiding in Nederland die aan alle vormen van erfgoed aandacht besteedt. Erfgoedprofessionals hebben een brede culturele ontwikkeling. Ze kennen de verschillende visies op erfgoed en op de omgang daarmee, in heden en verleden. Deze theoretische basiskennis strekt zich uit over roerend, onroerend en immaterieel erfgoed, in de wetenschap dat deze terreinen meestal niet los van elkaar gezien kunnen worden.
Drie kernfuncties
Afgestudeerden aan de Reinwardt Academie zijn in de regel allrounders. Ze kunnen bijvoorbeeld projectleider van tentoonstellingen worden, beheerder van een erfgoedcollectie, educator, informatie- en communicatiedeskundige, beleidsmedewerker, voorlichter en zelfstandig adviseur. De Reinwardt Academie leidt op tot drie kernfuncties, die de erfgoedprofessional in het brede erfgoedveld kan inzetten: • communicatiefunctie: het toegankelijk maken van erfgoed en het betrekken van het publiek daarbij door middel van educatie en participatie, tentoonstellen en programmeren; • c ollectiefunctie: collectie- en informatiemanagement. Dit omvat het logistiek, administratief en intellectueel beheer, zowel fysiek als digitaal; •o rganisatiefunctie: het positioneren van de erfgoedprofessional zelf of de erfgoedinstelling. Hierbij gaat het om het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurbeleid door middel van ondernemerschap, marketing en management. Volgens de Raad voor Cultuur staan kennis en vakmanschap in de erfgoedsector onder druk. Een tekort aan professionals binnen de instituties dreigt. De Reinwardt Academie leidt met haar brede profiel in combinatie met de verschillende functies juist hiervoor op. Afgestudeerde Reinwardt professionals zijn uitstekend geëquipeerd om collecties te beheren en over te dragen. Ze weten als geen ander erfgoedervaringen te creëren en de juiste doelgroep te benaderen, waarbij ze zowel de traditionele museumbezoeker aanspreken als nieuwe doelgroepen bereiken. Al tijdens de studie leggen studenten zich nader toe op een van de drie functies. Echter, specifieke kennis, bijvoorbeeld op het gebied van restauratie of vormgeving, ontbreekt. Opgeleid als allround professionals kunnen Reinwardt-alumni zich tijdens hun loopbaan verder specialiseren door studie of praktijkervaring. De Reinwardt Academie biedt hiervoor een solide basis maar gaat er ook van uit dat het leren niet ophoudt na het behalen van het diploma. Een leven lang leren - een speerpunt van de rijksoverheid - hoort dan ook bij de onderwijsvisie van de academie.
10 De Raad voor Cultuur onderscheidt voor musea de volgende drie functies: publieksfunctie, collectiefunctie en wetenschappelijke
functie (indien van toepassing). De Reinwardt Academie heeft van oudsher opgeleid voor de publieks- en collectiefunctie, aangevuld met de organisatiefunctie, gericht op management, marketing en ondernemerschap. In: Raad voor Cultuur, Slagen in Cultuur. Culturele basisinfrastructuur 2013-2016. Den Haag, 2012, 214. 11 ‘In de erfgoedsector is (veelal specialistische, vakmatige) kennis over behoud en beheer van collecties (in musea en archieven), monumenten en archeologische vondsten van wezenlijk belang. De raad ziet deze kennis en vakmanschap verdwijnen. Door vergrijzing, in combinatie met een afnemende instroom, stokt de overdracht van kennis. De lacune die hier ontstaat, wordt niet gecompenseerd door de toegenomen inzet van vrijwilligers, omdat zij niet kunnen terugvallen op de kennis van professionals.’ Raad voor Cultuur, De Cultuurverkenning. Ontwikkelingen en trends in het culturele leven in Nederland. Den Haag, 2014,19.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
17
1.2 Werkveld
De academie heeft in haar vorige beleidsperiode de ontwikkeling ingezet van een museale naar een erfgoedbrede opleiding. Op dit moment zien we door grote bezuinigingen een verandering in de wijze waarop de sector georganiseerd is: van groot- naar kleinschalig en van vaste naar losse werkverbanden. Er is sprake van de-institutionalisering en informalisering of democratisering. Wat vroeger het exclusieve domein was van instellingen, kan ook buiten de muren van de instituties plaatsvinden. De functies waarvoor de Reinwardt Academie opleidt, komen nog steeds voor bij instellingen in het hele erfgoedveld, zoals musea, archieven, historische bibliotheken, bezoekerscentra, tentoonstellingsbedrijven, organisaties op het gebied van archeologie en monumentenzorg, adviesbureaus en overheidsdiensten op het gebied van erfgoed. Tegelijk zien we werkgelegenheid ontstaan in meer fluïde organisatievormen en projecten, zoals festivals en evenementen. Twee grote, op het eerste gezicht tegengestelde, ontwikkelingen kenmerken op dit moment het erfgoedveld in Nederland: enerzijds een toenemende belangstelling voor erfgoed en anderzijds grootschalige bezuinigingen en een veranderende arbeidsmarkt.
Om met het laatste te beginnen: door bezuinigingen in de sector is het werkveld voor studenten drastisch veranderd. Zowel koepelorganisaties als erfgoedinstellingen zijn wegbezuinigd of gefuseerd. Instellingen zoeken nieuwe financierings- en samenwerkingsmogelijkheden. Dit proces is nog volop gaande. Enkele concrete gevolgen van de bezuinigingen: • de aandacht voor cultureel ondernemerschap neemt toe; • er is meer druk om samen te werken, zowel binnen als buiten de sector; • er is aandacht voor collectiemobiliteit en herbestemming • er ontstaan nieuwe, meer maatschappelijke georiënteerde methodieken voor waardering en selectie; • de al eerder ingezette aandacht voor participatie in het erfgoedveld zet zich versterkt door nu de overheid burgerparticipatie als speerpunt heeft benoemd; de macht verschuift (deels) van overheid en instituties naar burgers; • duurzaamheid krijgt een grotere reikwijdte en een breder draagvlak. Ten tweede zien we belangstelling voor erfgoed toenemen. Sinds het einde van de twintigste eeuw is de belangstelling voor erfgoed toegenomen. Enkele voorbeelden: • erfgoedsites doen het goed als toeristische trekpleister; • de bezoekerscijfers van musea nemen toe; • de creatieve industrie, waaronder ook erfgoed valt, is aangewezen als topsector; 12 • de aandacht voor immaterieel erfgoed neemt toe; • de instroom van studenten stijgt. Wat betekent dit voor de opleiding en haar afgestudeerden? De baankansen zijn afgenomen maar de werkgelegenheid niet per se. Anders gezegd: de kans op een vaste baan is klein, afgestudeerden zullen veelal als freelancer aan de slag gaan. De flexibilisering van de arbeidsmarkt typeert niet alleen de erfgoedsector maar de hele samenleving. 12 De overheid heeft negen sectoren aangewezen als topsector - gebieden waar Nederland internationaal in wil excelleren. Het zijn
kennisintensieve sectoren die een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Een daarvan is de creatieve sector. Overheid, bedrijfsleven en onderwijs investeren gezamenlijk in kennisontwikkeling en innovatie. In het hoger onderwijs zijn centres of expertise opgericht om publiek-private samenwerking te stimuleren. De Reinwardt Academie maakt onderdeel uit van het Heritage Lab van het Amsterdam Creatives Industries Network.
e
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
In het onderwijs zijn deze tendensen de afgelopen jaren al zichtbaar geworden in het aanbod van stages en projecten, waarbij meer aandacht bestaat voor nieuwe werkzaamheden als het organiseren van evenementen, het ontwikkelen van communities, het maken van digitale presentaties en dergelijke. Ook is het werk vaak anders georganiseerd: we zien veel kleine zelfstandigen, tijdelijke samenwerkingsverbanden, communities, etcetera. Enerzijds betekent dit een enorme verbreding van het werkveld en daarmee de mogelijkheden voor onze afgestudeerde erfgoedprofessionals om ergens terecht te komen. Anderzijds vraagt dit van de academie alert te blijven: is er nog sprake van erfgoed bij de organisatie van een evenement of bij een stage in een galerie? Om een antwoord te kunnen geven op bovenstaande vraag, is in onderstaande afbeelding de erfgoedsector in kaart gebracht. In de binnencirkel wordt het werkveld gekenschetst door drie terreinen: • collecties: roerend erfgoed; • tradities: immaterieel erfgoed; • ruimte: onroerend erfgoed.
samenleving
creatieve zakelijke dienstverlening design
kunstsector beeldende kunst literatuur
C
Collecties roerend erfgoed
T
Tradities immaterieel erfgoed
R
Ruimte onroerend erfgoed
podiumkunsten muziek
festivals
vrijetijdsindustrie film, av gaming journalistiek
media en entertainment
samenleving
samenleving
bouwkunst
toerisme
samenleving
18
Erfgoed, samenleving en onderwijs
19
Uiteraard zijn deze terreinen in de praktijk niet altijd eenvoudig te scheiden. Een tentoonstelling of educatief programma bevindt zich vaak op meerdere terreinen. Toch staan theorievorming, debatten, beleid, etcetera, vaak los van elkaar. Zo hanteren de verschillende terreinen eigen onderzoeksagenda’s (zie hiervoor ook het speerpunt onderzoek). In het kader op de volgende pagina worden de drie terreinen verder uitgewerkt. De tweede cirkel geeft de directe omgeving van de erfgoedsector aan. Daaromheen kan nog een derde cirkel worden getrokken, met daarin de maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan de zorgsector, waar erfgoed een rol kan spelen; of aan particuliere of bedrijfsverzamelingen. De Reinwardt Academie hanteert het volgende uitgangspunt: de academie leidt op voor functies in de erfgoedterreinen in de binnencirkel. Samenwerkingsverbanden, stages en projecten zijn mogelijk met sectoren in de buitencirkels indien er een erfgoedcomponent aanwezig is.
e
20
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Collecties roerend erfgoed
Erfgoedterreinen Een collectie is doorgaans een verzameling voorwerpen bijeengebracht door een instelling, organisatie of particulier met een zeker doel zijn bijeengebracht. Een verzameling kan het resultaat zijn van een specifieke belangstelling voor een fenomeen (postzegels, computers, de spoorwegen, techniek, fotografie), van formele wetgeving (de Archiefwet), of van een collectieplan opgesteld door een instituut. Of we bij een collectie altijd kunnen spreken van erfgoed, hangt af van onze erfgoeddefinitie: gaat het bij erfgoed om alle sporen uit het verleden of om het resultaat van onze omgang met het verleden? Ongeacht het antwoord, beschouwt de erfgoedprofessional een collectie als iets dynamisch. De erfgoedprofessional die zich specialiseert in collecties richt zich dan ook op alle activiteiten die een collectie tot iets dynamisch maken: het verzamelen, beheren en presenteren, maar ook het afstoten van voorwerpen. De belangrijkste institutionele stakeholders hierbij zijn collectievormende instellingen als musea, archieven en historische bibliotheken, of instellingen met een museale, archivalische of bibliothecaire opdracht. De vragen waar deze instellingen zich voor gesteld zien, zijn deels dezelfde: wat moet waarom, waartoe, hoe, met wie, door wie en voor wie worden bewaard en gekoesterd? Wat zijn de gevolgen van de digitale revolutie voor de wereld van het erfgoed? Ook het centrale debat is hetzelfde: wat is de rol van het publiek bij alle denkbare activiteiten rond erfgoed? Wie denkt mee, wie praat mee en wie beslist? Moet het museum een kathedraal of eerder een werkplaats zijn? En het archief of de bibliotheek? Zelfs de theoretische noties zijn deels hetzelfde. Authenticiteit, esthetiek, identiteit, performativiteit: al deze begrippen spelen een belangrijke rol in erfgoeddebatten, of het nu gaat om roerende, onroerende of immateriĂŤle zaken. De omgang met tastbare en verplaatsbare voorwerpen en ensembles kent echter ook eigen tradities en aandachtspunten. Musea die een roerende collectie (willen) verwerven, moeten fysiek ruimte maken voor de opslag; als iets aan een andere instelling wordt uitgeleend, moet het onder precieze voorwaarden worden vervoerd en als een ander land de eigendom claimt, moet worden besloten of het wordt teruggegeven of niet. Daarnaast vond men vroeger sommige onderwerpen en voorwerpen belangrijk om redenen die nu niet altijd meer onderschreven worden. Door de keuzes die in het verleden hierin zijn gemaakt, bevinden zich nu met name in westerse negentiende-eeuwse musea miljoenen objecten in depots die nooit het daglicht zien. Tegelijk bevinden zich buiten die musea allerlei voorwerpen die musea misschien wel willen maar niet kĂşnnen bewaren. Van professionals wordt verwacht dat zij de geschiedenis van het (verschijnsel) museum, archief en historische bibliotheek kennen en zich rekenschap geven van veranderende visies op die instellingen. Functies en de waardensystemen waarin instellingen en collecties een rol vervullen zijn aan verandering onderhevig. Erfgoedprofessionals opgeleid aan de Reinwardt Academie zijn zich ervan bewust dat zij zelf die visies en daarmee ook de toekomst mee vormgeven; als opleiding kent de academie hierin een traditie van vernieuwing, maar wel steeds vanuit een gedegen kennis van de bestaande praktijk. Deze praktijk is als voormalige opleiding Museologie stevig in het curriculum van de opleiding verankerd.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
In wat wij nu aanduiden als het erfgoedveld, het veld dat zich professioneel bezighoudt met ‘het waarderen van cultuur en natuur’, is altijd sprake geweest van bemoeienis met de overdracht van tradities. En daarbij hebben (met name etnografische en cultuurhistorische) musea samengewerkt met etnologen (volkskundigen) en antropologen (volkenkundigen). In veel etnografische en cultuurhistorische musea werden zowel tastbare voorwerpen verzameld als kennis over praktijken en rituelen gedocumenteerd, alleen vaak niet in onderlinge samenhang of met aandacht voor de ruimere context. Ook waren er buiten en binnen musea tal van amateurs en professionals (‘folkloristen’) bezig met de opvoering van tradities. Die bemoeienis met tradities en rituelen kwam voort uit bezorgdheid over het mogelijke verdwijnen ervan. Juist in hun andersheid en onalledaagsheid kregen ze een belangrijke betekenis toegekend, om het plezier dat men eraan beleefde, omdat ze vertrouwd voelden, omdat ze als spiegel fungeerden en als markering van het eigene. Die bezorgdheid bestaat nog steeds, maar wat de erfgoedprofessional daaraan precies moet of kan doen, is onderwerp van debat. De hedendaagse professionele bemoeienis met de borging van tradities vraagt in essentie om eenzelfde soort sensitiviteit en reflexiviteit als de omgang met roerende collecties en erfgoedsites. Het gaat om manieren van herinneren en vergeten, om het wel of niet koesteren van een bepaalde praktijk en kennis in een samenleving, om betekenistoekenning, om waardering en selectie. Ook hier duiken ze weer op, de vragen waarom, waartoe, hoe, met wie, voor wie, door wie? Middel of doel? En ook de theoretische noties als authenticiteit, identiteit, in- en uitsluiting, zien we terug in de debatten over tradities, rituele repertoires, volkscultuur en immaterieel erfgoed. Maar waar een collectie en een erfgoedsite uiteindelijk als ‘museaal object’, desnoods met een stolp er omheen, geconserveerd kunnen worden, kan er zonder iemand die iets doet van een traditie of ritueel geen sprake zijn. De kennis erover kan wel in een archief zijn opgeslagen, maar als er niets wordt ‘opgevoerd’, leeft het niet voort. Wat dit betekent voor het doen en laten van de erfgoedprofessional, vormt onderwerp voor onderzoek met en in het veld. Immaterieel erfgoed heeft met de komst van twee nieuwe lectoren in 2011 een plaats verworven in het onderwijs en onderzoek aan de Reinwardt Academie.
Tradities immaterieel erfgoed
Bij het woord ‘object’ denken we al snel aan een ding, aan een voorwerp, maar het kan ook een plek zijn, of een praktijk, een ritueel, een handeling. En praktijken, rituelen, handelingen, kunnen samen een repertoire vormen en worden beleefd en gekoesterd als tradities, als verschijnselen die zo belangrijk worden bevonden dat ze worden doorgegeven van de ene generatie op de andere. Die overdracht kan in familieverband plaatsvinden maar ook in clubverband, al improviserend, of juist volgens allerlei (ongeschreven) regels. Tradities kunnen een nieuw leven worden ingeblazen, of zelfs uitgevonden. Dat maakt ze niet minder echt en nieuwe tradities zijn niet per definitie minder bepalend voor de identiteit van een individu of een groep. In feite is er altijd sprake van nieuwe vormen, want net als een muziekstuk moet een traditie altijd weer opnieuw worden geïnterpreteerd en daarbij vinden onvermijdelijk veranderingen plaats, alleen al omdat de uitvoerder en de context nooit dezelfde zijn.
21
22
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Ruimte onroerend erfgoed
Klassieke selectie, restauratie en instandhouding van onroerend erfgoed voldoen vandaag de dag niet meer. Meer en meer gaat het om hergebruik, herbestemming en inpassing in grotere gehelen van historische gebouwen, stadsgezichten en landschappen. Dat is een maatschappelijke en culturele opgave. Door de financiële crisis en de economische en demografische krimp hebben we te maken met een actuele en urgente opgave. Hierbij gaat het niet alleen om monumenten maar ook om miljoenen vierkante meters industrieel erfgoed, kerken, etcetera. Historisch gezien was er in de wereld van het gebouwde erfgoed lange tijd sprake van een steeds verdergaande specialisering en scheiding in verschillende sectoren. Net als in het museale werkveld was het ‘object’ heilig in de monumentenzorg. De materiële integriteit van het gebouw en weer zichtbaar maken van de intentie van de maker stonden in deze benadering centraal en waren vanouds het terrein van specialisten met een kunsthistorische of bouwkundige achtergrond. Het vraagstuk van de omgang met gebouwd erfgoed wordt op dit moment op diverse fronten verbreed. Sinds de jaren tachtig is dit niet meer (alleen) het terrein van specialisten. Er is meer aandacht voor een integrale aanpak, waarbij ook marktgedreven gebiedsontwikkeling wordt betrokken. De benadering wordt interdisciplinair: planologen, projectontwikkelaars en cultuurhistorici werken samen vanuit de overtuiging dat een combinatie van economische én culturele waarden het woon- en leefklimaat versterkt. Als gevolg hiervan worden andere disciplines en expertises aangeboord; denk aan vastgoed, toerisme, gebiedsontwikkeling en natuurlijk erfgoed. De betrokkenheid van verschillende partijen, publiek en privaat, is essentieel. Een recente ontwikkeling, ook in het onroerend erfgoed, is de toegenomen belangstelling voor het narratief: de betekenisgeving, het verhaal van een plek, de culturele biografie en de lieux de mémoire. Dat heeft te maken met een juist op dit terrein sterk terugtredende overheid. De burger zelf is aan zet, de overheid schept de voorwaarden daarvoor. Een bedachtzame en tegelijk creatieve wijze van omgaan met de gebouwde omgeving betekent verhalen verzamelen en burgers, buurten en gemeenschappen verbinden met erfgoed in de ruimte. Volgens de nationale onderzoeksagenda Erfgoed en ruimte gaat het hier om het ‘opsporen, ontsluiten en thematiseren van de kleine en grote gebeurtenissen en vraag om transdisciplinaire samenwerking tussen erfgoeddisciplines en tussen academisch en niet-academische kennis’. Juist op dit terrein - het ontsluiten en communiceren van erfgoed - is de Reinwardt Academie goed thuis. De wereld van de monumentenzorg en het onroerend erfgoed zijn echter nog niet stevig in het curriculum verankerd. De Reinwardt Academie is sinds 2013 samen met de Academie van Bouwkunst trekker van het Heritage Lab als onderdeel van Amsterdam Creative Industries Network (in het kader van het topsectorenbeleid). De eerste ervaringen zijn positief maar maken ook duidelijk dat - willen we studenten de kans geven op dit terrein af te studeren en vervolgens werkzaam te zijn - in het curriculum meer aandacht nodig is voor het ruimtelijk domein.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
23
1.3 Trends in de beroepspraktijk
Relevante ontwikkelingen in het werkveld betreffen deels het erfgoed zelf en deels maatschappelijke veranderingen die voor het erfgoed van belang zijn, zoals de hierboven besproken verschuivende arbeidsmarkt (van vaste naar flexibele arbeidsverhoudingen) en de grote bezuinigingen in de culturele sector. Instellingen zijn gesloten of hebben mensen moeten ontslaan. Desondanks blijft de overheid een belangrijke rol spelen. De verwachting was dat de particuliere sector een grotere financiĂŤle bijdrage aan cultuur zou leveren, maar dat is slechts ten dele het geval. Private financiering blijft achter. Dit vraagt een nieuwe, meer ondernemende rol van instellingen en een grote veerkracht van het veld en de (zelfstandige) erfgoedprofessional. Flexibele, tijdelijke organisatievormen en samenwerkingsverbanden zullen alleen maar toenemen. Complicerende factor is dat de subsidie- en beoordelingssystematiek van de overheid juist in flexibiliteit afneemt en meer formaliseert. Regelingen worden specifieker, prestatie-eisen harder en controleerbare indicatoren nemen toe. Kwantiteit is meetbaar, kwaliteit laat zich minder makkelijk meten. In deze paragraaf schetsen we een aantal trends die voor de Reinwardt Academie de komende jaren van belang zijn: globalisering en verstedelijking, informatisering en digitalisering en tot slot duurzaamheid.
Globalisering en verstedelijking
Er is sprake van een toenemende mondialisering en internationalisering. De politieke invloed van Europa neemt toe. Horizon 2020 is het nieuwe Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie en vormt een belangrijke bron voor het Nederlandse onderzoek. De culturele sector trekt zich niets meer van grenzen aan: (digitale) content is universeel en projecten krijgen steeds vaker een internationaal karakter. Ook organisaties treden buiten hun grenzen en brengen gezamenlijk producties tot stand. Behalve een groter speelveld en een grotere afzetmarkt, betekent dit alles ook een toenemende concurrentie, van hoog tot laag, waarbij buitenlandse spelers soms kapitaalkrachtiger zijn dan Nederlandse. Het moge duidelijk zijn dat het creĂŤren en onderhouden van netwerken in deze nieuwe omstandigheden essentieel is. De opleidingen in het kunstvakonderwijs hebben op deze ontwikkelingen gereageerd. Internationale oriĂŤntatie vormt een kerndoel bij de AHK en een speerpunt bij de Reinwardt Academie. Omdat de noodzaak van samenwerking in de culturele sector steeds groter wordt, is de stad een aantrekkelijke werkomgeving voor professionals in die sector. Steden spelen hierop in en profileren zich met cultuurbeleid. Toch ziet de Reinwardt Academie een te eenzijdige focus op de stad als creatieve metropool als een beperking. Het werkgebied van de erfgoedprofessional beperkt zich niet tot de randstad, want erfgoed speelt overal een rol. Sterker nog, als reactie op de toenemende globalisering en de overvloed aan informatie komt er steeds meer aandacht voor het lokale. De behoefte aan duurzaam en lokaal geproduceerde producten en geleverde diensten neemt toe. Men benadrukt het unieke van een bepaalde plek, voert productieprocessen lokaal uit of ontwerpt een product zo dat het aansluit op lokale behoeften. Tradities en verhalen staan volop in de belangstelling. Erfgoed is regelmatig ook inzet van discussie in conflicten rond globalisering, migratie en het debat over nationale identiteiten.
e
24
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Informatisering en digitalisering
Behalve ‘born digital’ documenten en (kunst)werken is inmiddels sprake van ‘born digitals’, een generatie die met laptop en smartphone opgroeit. Ze schakelen eenvoudig tussen virtuele en fysieke omgevingen, werken zowel online als offline en kiezen de vorm - digitaal of traditioneel analoog - die past bij het doel dat ze voor ogen hebben. In de hedendaagse cultuur is het onderscheid tussen digitaal en analoog niet relevant. Informatie- en communicatietechnologie is ingebed geraakt in het dagelijks leven. Alledaagse producten zijn verbonden met het internet (smart objects) en wisselen gegevens uit (the internet of things). Professionals worden steeds minder afhankelijk van organisaties. Ze hebben online toegang tot informatie, vinden elkaar online en hebben geen formele organisatie nodig om producten en diensten te realiseren. Flexibele netwerken komen in de plaats van traditionele instituties. Digitalisering vormt zo een stimulans voor de diensteneconomie; bezit wordt minder belangrijk, toegang tot producten en diensten is voldoende. En die toegang, ook tot digitale cultuur, neemt explosief toe. Denk aan online producten als muziek, literatuur en virtuele tentoonstellingen. In de creatieve sector - een belangrijke partner van de erfgoedsector - maakt de digitalisering het productieproces eenvoudiger, flexibeler en goedkoper. In de netwerksamenleving vervaagt bovendien het onderscheid tussen beheerder en gebruiker, tussen expert en leek, tussen maker en beschouwer. Gebruikers zijn niet alleen eindgebruiker, maar voegen kennis toe aan collecties, houden tradities levend en zijn medeontwerper van de openbare ruimte. Van crowdsourcing van kennis en community curating van museale presentaties tot placemaking in het ruimtelijk domein, de samenleving verandert als gevolg van technologische ontwikkelingen. Digitale informatie maakt een explosieve groei door (big data). Vaak is deze informatie ongestructureerd en vanuit onderzoeksoogpunt is het interessant haar te kunnen analyseren. Er is behoefte aan openheid: informatie zou vrij toegankelijk moeten zijn en onderzoeksresultaten publiek beschikbaar (open access). Op deze manier kunnen bestaande dataverzamelingen hergebruikt worden en onderzoeksresultaten gevalideerd. Tegelijk stellen de ontsluiting en beschikbaarheid van (erfgoed)data ons voor problemen op het gebied van verzamelen, opslaan, verwerken en doorzoeken van gegevens. Versnippering van systemen, duurzaamheid en betrouwbaarheid van informatie, informatiebeveiliging en vragen over auteursrecht in het digitale domein vragen aandacht. Wat betekent dit voor de erfgoedprofessional in de netwerksamenleving? Hoe verzamel je digitaal werk, waarbij lang niet altijd sprake is van een ‘object’ en het werk vaak al openbaar toegankelijk is? Digitale werken, zoals websites, digital born archiefmateriaal, interactieve applicaties of installatiekunst, zijn vaak niet gemaakt voor de eeuwigheid. Verandering is inherent aan digitaal. Wat betekent dat voor het verzamelen en beheer en behoud ervan? Hoe documenteren we online werk en hoe beheren we digitale informatie? Hoe staan we in contact met gebruikers van erfgoed? Omdat de Reinwardt Academie van mening is dat digitale vaardigheden en kennis van digitale ontwikkelingen niet los gezien kunnen worden van de verschillende functies waarvoor zij opleidt, is dit een integraal onderdeel van het curriculum. De communicatiefunctie, collectiefunctie en organisatiefunctie kennen zowel analoge als digitale aspecten, de erfgoedprofessional is in beide werelden thuis.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
25
Dat vraagt van erfgoedprofessionals continu alertheid en aanpassingsvermogen. De ontwikkelingen gaan zo snel, dat naar verwachting over twintig jaar de helft van onze banen niet meer bestaat. Tegelijk creĂŤert de technologie ook nieuwe werkgelegenheid. Er is vraag naar innovatieve producten en diensten en de inrichting en het beheer van informatiesystemen eisen specialistische kennis en vaardigheden.
Duurzaamheid
Duurzaamheid gaat verder dan milieubehoud en besparingen op energie. Duurzaamheid is het bewustzijn dat al onze handelingen invloed hebben op de wereld om ons heen en dat we daarom keuzes moeten maken met het oog op de toekomst. De Reinwardt Academie hecht waarde aan dat bewustzijn. Erfgoed en duurzaamheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: ook in de omgang met erfgoed moeten we voortdurend bewuste keuzes maken. Duurzaamheid is niet een trend of hype, het is een manier van denken en doen die naadloos past bij erfgoed. Dat draait immers om mensen, hun betrokkenheid bij hun omgeving, hun verleden en toekomst, en om de keuzes die ze maken bij het behoud van de objecten, monumenten, landschappen, herinneringen en verhalen die daarvan de dragers zijn. Een erfgoedinstelling heeft een verantwoordelijkheid die verder gaat dan de zorg voor objecten. De zorg voor mens en samenleving hoort er onlosmakelijk bij. De instelling moet inspireren en een op de toekomst gerichte, participatieve relatie aangaan met het publiek. Tegelijk kan ze ook de duurzaamheid in engere zin dienen - bijvoorbeeld door een energiezuinig depot, slimme klimaatinstallaties, of een tentoonstelling gebouwd met hergebruikte materialen. De door de Reinwardt opgeleide erfgoedprofessional is zich niet alleen bewust van de eigen impact maar ook van de rol die erfgoedinstellingen kunnen - en moeten - spelen bij de zorg voor de wereld. Omdat duurzaamheid nog relatief weinig aandacht krijgt in het erfgoedveld, wil de academie daarin trendsettend zijn. Door aan te sluiten bij de wereld waarin studenten leven en hen op te leiden tot bewust duurzame erfgoedprofessionals, kunnen we een verandering teweegbrengen.
1.4 Hbo-niveau
De erfgoedprofessional oefent na afronding van de Reinwardt Academie zijn beroep uit op hbo niveau. Het hbo-niveau is een centraal begrip binnen de zogenaamde Dublin descriptoren en de hbo-standaard, waarmee een hbo-opleiding aangeeft hoe zij zich onderscheidt van andere onderwijsniveaus, zoals het mbo en wo. Hieronder volgt een beschrijving van het hbo-niveau en een schets van een aantal ontwikkelingen in het hoger onderwijs.
Hbo-standaard
De hogescholen hebben in het rapport Kwaliteit als opdracht de zogenaamde hbo-standaard voor bacheloropleidingen geformuleerd. De hbo-standaard vormt de richtlijn voor de ontwikkeling van het (landelijk) opleidingsprofiel en daarop voor de invulling van de curricula in de afzonderlijke opleidingen. Volgens de standaard bewerkstelligt de opleiding minimaal dat studenten een gedegen theoretische basis verkrijgen, onderzoekend vermogen verwerven, over voldoende vakmanschap beschikken en tot slot beroepsethiek en een maatschappelijke oriĂŤntatie ontwikkelen. 13 13 HBO-raad, Kwaliteit als opdracht. 2009, 16-18
e
26
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
De Dublin descriptoren
Naast de hbo-standaard wordt in het hoger onderwijs gewerkt met de zogenaamde Dublin descriptoren, een set van algemene kwalificaties voor het onderwijs om het niveau van bachelor, master en doctor te beschrijven. De descriptoren zijn in Europees verband ontwikkeld om tot een betere afstemming te komen van gelijkwaardig onderwijs tussen de verschillende Europese landen en daarmee de onderwijsuitwisseling internationaal te vereenvoudigen. Een overzicht van de kwalificaties op het niveau van de bachelor:
Kwalificaties bachelor Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeĂŤn en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
De Reinwardt Academie sluit bij de formulering en uitwerking van haar eindkwalificaties voor de erfgoedprofessional aan op beide raamwerken. Zie verder de bijlagen voor het overzicht van de hbo standaard en het overzicht van de Dublin descriptoren op verschillende niveaus.
1.5. Ontwikkelingen in het hoger onderwijs
In 2009 verscheen de agenda Kwaliteit als opdracht van de gezamenlijke hogescholen, die tot doel had de kwaliteit van het hoger onderwijs te bewaken en verhogen. De hoofdpunten daarbij waren het investeren in de kwaliteit van de docenten, het intensiveren van de studieloopbaanbegeleiding, het honoreren van de diversiteit in het hoger onderwijs en meer aandacht voor maatwerk en praktijkgericht onderzoek. Op dit moment wordt in opdracht van de Vereniging Hogescholen gewerkt aan een nieuwe strategische agenda, #hbo2025. Deze verschijnt begin 2015.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
27
Sinds 2009 zijn diverse maatregelen doorgevoerd. Zo zijn in het hoofdlijnenakkoord tussen de HBO-raad en OCW in 2011 afspraken gemaakt over kwaliteitsverbetering en maatregelen om het rendement te verhogen. 14 Op basis van dat hoofdlijnenakkoord zijn er prestatieafspraken gemaakt met de individuele hogescholen. 15 Deze paragraaf schetst enkele ontwikkelingen in het hoger onderwijs naar aanleiding van deze initiatieven en - vooruitlopend op de nieuwe strategische agenda - trends voor de komende jaren, die voor de Reinwardt Academie van belang zijn bij de inrichting van onderwijs en onderzoek.
Focus op kwaliteit van onderwijs en onderzoek
In de afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor toetsen en beoordelen in het hoger onderwijs - met name voor de examenkwaliteit en het bewaken van het eindniveau van de opleidingen. Door incidenten rond alternatieve afstudeertrajecten waren er regelmatig vraagtekens gezet bij de kwaliteit van hbo-diploma’s. Ook al ging het om incidenten, de twijfel over de diplomakwaliteit in het hoger onderwijs was daarmee niet weggenomen. In 2012 verscheen het rapport Vreemde ogen dwingen van de Commissie Bruijn, in opdracht van de Vereniging Hogescholen. Het rapport bevatte zeven aanbevelingen om de kwaliteit te waarborgen door middel van externe validering van toetsing en examinering. Inmiddels zijn diverse pilots gestart op het gebied van gezamenlijk toetsen, de ontwikkeling van gemeenschappelijke protocollen voor de beoordeling van werkstukken en de vergroting van toetsdeskundigheid van docenten (de zogenaamde basis en senior kwalificatie examinator, BKE/SKE). 16 Ook de Reinwardt Academie kijkt extra naar de organisatie van het afstudeerproces, de toetskwaliteit van docenten en het verbeteren van het eindniveau. De examencommissie speelt hierin een grote rol. Ook wordt er gelet op de samenhang tussen onderwijs en onderzoek. Het onderwijs in de bachelor en het onderzoek vanuit het lectoraat staan niet los van elkaar, maar versterken elkaar. Om het eindniveau te borgen én verbeteren, moeten onderzoek en onderzoeksvaardigheden in de komende beleidsperiode meer aandacht krijgen. In hoofdstuk 6 wordt het speerpunt onderzoek verder uitgewerkt. Kwaliteit, tot slot, gaat ook over de docenten. Diverse programma’s en cao-afspraken stimuleren hun professionalisering. De al genoemde prestatieafspraken betreffen onder andere het aantal (theorie)docenten met een master- of PhD-graad. De Reinwardt Academie vindt voor haar docenten naast opleidingsniveau ook beroepservaring en didactische kwaliteiten van belang. Bij de samenstelling van het docententeam en de ontwikkeling van individuele docenten zal daarom altijd naar de drie factoren in samenhang worden gekeken. De academie verwacht van al haar docenten dat zij hun basiskwalificatie didactische bekwaamheid (BDB) behalen.
14 Zo is er afgesproken dat hogescholen minimaal twaalf contacturen per week aanbieden, zijn er maatregelen genomen op het gebied van
studentenselectie en het reguleren van de instroom en zijn er afspraken en programma’s om het niveau van docenten te verhogen.
15 De AHK heeft in 2012 prestatieafspraken vastgelegd. Hiermee samen hangt het Instellingsplan 2013-2018, dat in hetzelfde jaar
verscheen. Het beleidsplan van de Reinwardt Academie en de speerpunten in het onderwijsbeleidsplan zijn afgeleid uit dit instellingsplan.
16 In het rapport Beoordelen is mensenwerk. Bevindingen over de wenselijkheid en mogelijkheid van een gezamenlijk protocol voor het
beoordelen van (kern)werkstukken van de Vereniging Hogescholen worden de eerste bevindingen gepresenteerd.
e
28
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Samenwerking
Zowel nationaal als internationaal moet er binnen het hoger onderwijs meer worden samengewerkt, ook vanwege de focus op kwaliteit van onderwijs en onderzoek. De AHK richt zich met name op samenwerking met de HvA/UvA waar die zinvol is en een toegevoegde waarde heeft. Daarnaast heeft zij in het Instellingsplan 2013-2018 de AHK aangewezen als ‘herkenbare positie in een creatieve metropool’. Dat betekent niet dat de hogeschool en ook de Reinwardt Academie zich alleen op Amsterdam richten, maar wel dat Amsterdam instituten van internationaal niveau herbergt en een erkende positie in de internationale creatieve industrie is. Het Amsterdamse werkveld is gevarieerd en toonaangevend: van wijkgericht tot internationaal, van gesubsidieerd tot commercieel. Dit trekt studenten aan, vormt een bron van onderwijsprojecten en onderzoek en biedt de mogelijkheid om de hogeschool en de academie zowel nationaal als internationaal te profileren. 17 Ook de rijksoverheid stimuleert samenwerking. Dankzij het topsectorenbeleid, dat negen sectoren aanwijst voor verdere ontwikkeling om Nederland in de topvijf van kenniseconomieën te brengen, wordt geïnvesteerd in de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en hoger onderwijs op het gebied van kennis en innovatie. Dit versterkt de focus op praktijkgericht onderzoek in het onderwijs. De Reinwardt Academie participeert in het Amsterdam Creative Industries Network. Wanneer studenten in het buitenland stage lopen of een onderzoek uitvoeren, vergroot dit hun kansen op de arbeidsmarkt. Uitwisseling, onderzoeksprojecten en het geven van onderwijs in het buitenland verrijken ook de kennis en ervaring van docenten. Hoofdstuk 7, over het speerpunt positionering, gaat dieper in op de samenwerkingsverbanden die voor de academie van belang zijn.
Informatisering en digitalisering
Eerder is al beschreven hoe informatie- en communicatietechnologie ingebed zijn geraakt in het dagelijks leven en hiermee de mogelijkheden om onafhankelijk van tijd en plaats te werken zijn toegenomen. Dit schept nieuwe didactische mogelijkheden, die steeds meer ingezet worden. Leren op afstand wordt mogelijk, virtueel samenwerken behoort tot de mogelijkheden. Tegelijk blijven ‘echte’ ontmoetingen van belang, zowel één-op-één als in projecten waarin samengewerkt moet worden. De Reinwardt Academie hecht aan een juiste mix van traditionele en digitale onderwijsvormen (blended learning). Digitale leervormen zijn een aanvulling op en geen vervanging van een fysieke leer- en werkomgeving, waarin het contact met studiegenoten, docenten en professionals in de beroepspraktijk een onderdeel vormt van het leerproces.
Individualisering en aandacht voor excellentie
De aandacht voor de ontwikkeling en studieloopbaan van de individuele student is de afgelopen periode toegenomen. De student staat centraal. Het onderwijs wordt gevraagd rekening te houden met de individuele behoeften en vermogens van studenten. De andere kant van de medaille is de nadruk die is komen te liggen op vroegtijdige selectie. Dat kan door selectie aan de poort of na het eerste studiejaar. Aan de Reinwardt Academie is het eerste jaar een selecterend jaar. De propedeuse is zo ingericht dat de 17 Amsterdamse Hogeschool voor de kunsten, Instellingsplan 2013-2018. Amsterdam, 2012, 33.
Erfgoed, samenleving en onderwijs
29
inhoud en het niveau representatief en voorspellend zijn voor de rest van de studie, al kan niet alles in het eerste jaar gesignaleerd worden. Individualisering vraagt om flexibiliteit in het onderwijs. De Reinwardt Academie geeft studenten daarom meer ruimte voor individuele invulling naarmate de studie vordert. Keuzevakken, extern een vak of lezingen volgen en extra werkzaamheden in het erfgoedveld kunnen worden omgezet in studiepunten, zodat studenten hun horizon kunnen verbreden. Individualisering betekent ook meer aandacht voor verschillende leerstijlen. Het belang van leerprestaties neemt toe, waardoor de opleidingen zich meer moeten richten op het ‘leren leren’. De academie rekent ‘leervaardigheden’ tot een van haar zeven kerncompetenties. Om meer nadruk te leggen op de ontplooiing van individuele mogelijkheden en talenten, stimuleert de rijksoverheid excellentie in het onderwijs. Zo zijn er vanaf 2008 vanuit het Siriusprogramma diverse excellentietrajecten gestart op verschillende hogescholen. De Reinwardt Academie heeft van excellentie een speerpunt gemaakt, dat nader wordt uitgewerkt in hoofdstuk 5.
e
30
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Opleidingsprofiel
31
Opleidingsprofiel Het beroepsprofiel vormt de basis voor het opleidingsprofiel, waarin specifiek aangeven wordt welke taken een erfgoedprofessional op hbo-niveau na afronding van de opleiding moet kunnen uitvoeren. Het opleidingsprofiel is, anders gezegd, de vertaling van het beroepsprofiel in competenties op hbo-niveau. Competenties moeten concreet zijn, zodat het werkveld ze herkent, maar ook toekomstbestendig en open voor verdere uitwerking in het onderwijs. De Reinwardt Academie formuleert als enige hboopleiding op het gebied van cultureel erfgoed haar eigen opleidingsprofiel.
2.1 Achtergrond
Het opstellen van een opleidingsprofiel heeft de volgende doelen: • het werkveld inlichten over de eindkwalificaties van de opleiding; • richting geven aan de ontwikkeling van het onderwijs; • de (aankomende) student voorlichten; • een toetsingskader schetsen voor accreditatie. Eindkwalificaties worden sinds midden jaren negentig in het hoger onderwijs geformuleerd in de vorm van competenties. Deze zijn afgeleid van de - al langer gehanteerde beroepscompetenties, die bestaan uit een samenhangende set kwaliteiten: kennis, inzichten, vaardigheden, houding en persoonlijke eigenschappen. Een competente beroepsbeoefenaar zet deze kwaliteiten in combinatie in bij de uitoefening van zijn beroep en bij het oplossen van problemen. De inhoud van zijn werk wordt bepaald door de criteria en standaarden die in het werkveld gelden. De invoering van het competentiegerichte onderwijs was het antwoord van het hoger onderwijs op onvrede die midden jaren negentig heerste bij werkgevers en afgestudeerden. Tot en met de jaren zeventig was het onderwijs leerstofgericht, waarbij de docent met name een bron van kennis was en hij deze kennis goed moest kunnen overdragen. Daarna stonden vaardigheden centraal. De docent was nog steeds een bron van kennis, maar er kwam meer nadruk op het ‘leren leren’. Echter, zolang kennis en vaardigheden afzonderlijk aangeleerd werden, bleef het lastig ze geïntegreerd in de praktijk toe te passen. Gevolg: het werkveld kreeg te maken met mensen die te ver stonden van de beroepspraktijk. Vervolgens werden eindkwalificaties geformuleerd als competenties, waarbij de toepassing van kennis en vaardigheden in realistische beroepssituaties centraal stond. Het onderwijs moest ‘kennen’, ‘kunnen’ en de juiste werkhouding vanaf dag één gezamenlijk bijbrengen. In het hoger beroepsonderwijs staat de beroepspraktijk centraal, waarbij de docent: • inhoudelijk deskundig is (kennisoverdracht); • de student begeleidt in het leerproces (didactiek); • de student inspireert en als (beroeps)voorbeeld dient (vorming). Ruim tien jaar geleden heeft de Reinwardt Academie de ontwikkeling naar competentiegericht onderwijs ingezet.
op
32
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
2.2 Eindkwalificaties voor de erfgoedprofessional
De Reinwardt Academie sluit bij de formulering van haar eindkwalificaties aan op de Dublin descriptoren, de internationale standaard voor het hbo-niveau (zie hoofdstuk 2). In onderstaande tabel zijn de eindkwalificaties voor de erfgoedprofessional geformuleerd in een set van zeven kerncompetenties. De uitgewerkte kerncompetenties zijn in de bijlagen opgenomen.
Dublin descriptor Kwalificaties bachelor
Kerncompetenties Reinwardt Academie
Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Kerncompetentie 1 Basiskennis erfgoedvorming De erfgoedprofessional heeft kennis van en inzicht in de aard van, het denken over, en omgang met erfgoed in heden en verleden.
Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Kerncompetentie 2 Communicatiefunctie De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van de communicatie en presentatie van erfgoed toepassen. Kerncompetentie 3 Collectiefunctie De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van het beheer van erfgoed toepassen. Kerncompetentie 4 Organisatiefunctie De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van management toepassen.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Kerncompetentie 5 Oordeelsvorming De erfgoedprofessional kan onderzoek verrichten, een oordeel vormen en ethische afwegingen maken.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeĂŤn en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Kerncompetentie 6 Communicatieve vaardigheden De erfgoedprofessional kan informatie, ideeĂŤn en concepten doelgroepgericht overbrengen.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Kerncompetentie 7 Leervaardigheden De erfgoedprofessional is in staat zijn professionele en persoonlijke ontwikkeling vorm te geven.
Opleidingsprofiel
33
2.3 Uitwerking kerncompetenties
Een landelijk opleidingsprofiel beschrijft volgends de Vereniging Hogescholen in hoofdlijnen: • beroepsprofiel en werkveldillustraties: het werkveld waarvoor primair wordt opgeleid en de (internationale) ontwikkelingen die zich daarin voordoen; • body of knowledge: de ontwikkelingen in de voor de opleiding belangrijkste kennisdomeinen; • deelcompetenties: de basiscompetenties (kennis, houding, vaardigheden) die van afgestudeerde hbo-ers in het betreffende werkveld worden gevraagd; • validatie: de wijze waarop het werkveld bij de beschrijving van bovengenoemde zaken betrokken is geweest en hoe de uitkomsten daarvan zijn verwerkt. 18 Omdat er geen landelijk opleidingsprofiel bestaat voor de erfgoedprofessional, werkt de Reinwardt Academie haar kerncompetenties uit aan de hand van bovenstaande criteria. De bijlagen bevatten de volledig uitgewerkte kerncompetenties.
18 HBO-raad. Procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelor-opleidingen hogescholen. Den Haag, 2010, 2.
op
34
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Onderwijsvisie
35
Onderwijsvisie Na de vaststelling van het opleidingsprofiel en de verdere uitwerking daarvan in kerncompetenties kan bijna het curriculum worden opgesteld: de vertaling van de kerncompetenties in onderwijseenheden. Bijna, omdat ook de onderwijsvisie daarbij een rol speelt. De praktijk wijst uit dat professionals na het afronden van een beroepsopleiding ergens anders terecht kunnen komen dan het werkveld waarvoor ze zijn opgeleid. Daarom zijn een solide basis en professionele houding essentieel voor de start op de arbeidsmarkt en de verdere loopbaan, binnen of buiten het erfgoedveld. De basis bestaat uit vakmanschap en het vermogen complexe problemen op te lossen in een interdisciplinaire omgeving. De professionele houding uit zich in een bereidheid tot experimenteren, onderzoeken en ondernemen, zowel tijdens de studie als daarna. En, vervolgens, in de wil tot een leven lang leren. Ontwikkelen vakmanschap
Interdisciplinair werken
Professionele vorming
Experimenteren, onderzoeken en ondernemen
Leren doe je samen, een leven lang
Professionele houding
3.1 Ontwikkelen vakmanschap
Wij leiden op voor een specifiek beroep in een specifiek werkveld, namelijk de erfgoedprofessional in het erfgoedveld. De academie reikt het juiste gereedschap aan, zodat de student na de opleiding voldoende geëquipeerd is om aan de slag te gaan als erfgoedprofessional. Vakmanschap, vaak ook aangeduid als ambachtelijkheid, vraagt om besef van de traditie waaruit een vak is voortgekomen, maar ook om kennis van hedendaagse ontwikkelingen - waaronder digitale - en bedrevenheid in nieuwe methoden, technieken en vaardigheden. Het uitgangspunt voor vakmanschap in het hoger beroepsonderwijs is een evenwicht tussen theorie, praktijk en reflectie. Na het afronden van de studie beschikt de student over een gedegen theoretische basiskennis. Vakspecifieke kennis stelt de student in staat kritisch en creatief naar het eigen vakgebied te kijken en dit inzicht toe te passen in praktijksituaties. Vakmanschap betekent dat de student beroepsproducten kan ontwikkelen en realiseren. Deze beroepsproducten staan niet los van maatschappelijke ontwikkelingen en ethische vraagstukken. Vakmanschap betekent verdieping.
3.2 Interdisciplinair werken
De academie leidt niet op voor één specifieke functie maar voor alle functies op het gebied van het beheren, communiceren en managen van erfgoed. De academie leidt bovendien op voor het hele erfgoedveld en niet voor één specifieke sector. Verder zijn
ov
36
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
we ons ervan bewust dat erfgoed deel uitmaakt van de maatschappij en dat de erfgoed‑ sector zich dient te verhouden tot andere sectoren die zich met erfgoed bezighouden. De aan de Reinwardt Academie opgeleide erfgoedprofessional is bij uitstek geschikt om een brugfunctie te vervullen tussen functies en sectoren, binnen het erfgoedveld en in de maatschappij. Dat vraagt om samenwerking en het leggen van nieuwe relaties. De erfgoedprofessional moet als vakman - met een eigen basiskennis en opgeleid voor erfgoedfuncties - kunnen bijdragen aan complexe problemen van vandaag en morgen, die overwegend interdisciplinair van aard zijn. Globale ontwikkelingen werken lokaal door, lokale oplossingen kunnen globaal van invloed zijn. Erfgoed is overal. Interdisciplinair werken vereist een brede blik.
3.3 Experimenteren, onderzoeken en ondernemen
Als opleiding bereiden we studenten voor op de toekomst - op een wereld die, meer dan ooit, in verandering is. Ze zullen later worden geconfronteerd met vragen die we nu nog niet eens kennen. Ze zullen dus creatief en fantasievol moeten zijn, durven pionieren en zich verwonderen. De basis van een professionele vorming is leren leren. Een professional stelt de juiste vragen en bedenkt nieuwe oplossingen. Daarom brengen we tijdens de opleiding niet alleen kennis over maar leren we studenten ook vragen te stellen. Studenten kunnen dingen uitproberen en mogen fouten maken. Innovatie vraagt om een ondernemende en nieuwsgierige geest en tegelijk om onderzoek en methodische onderbouwing. Allemaal aspecten waaraan de academie de ruimte geeft. Leren leren is ook het herkennen en ontwikkelen van persoonlijke talenten en ambities. Dat vraagt om zelfreflectie en zelfsturing. De student krijgt gedurende de opleiding steeds meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen studietraject. We verwachten van de student een nieuwsgierige, zelfkritische, onderzoekende en actieve houding.
3.4 Leren doe je samen, een leven lang
Leren is geen individueel proces. Leren is kennis delen, leren is je laten inspireren en een mening vormen, leren is het toetsen van vaardigheden in de praktijk met studiegenoten, docenten en beroepsbeoefenaars. Zelfontplooiing en het waarmaken van ambities is geen proces dat in afzondering plaatsvindt maar allereerst in de veilige leeromgeving op de academie. Leren is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de opleiding en de student. Leren is geen eenrichtingsverkeer maar een interactie tussen docent, student ĂŠn professionals in het werkveld. Studenten werken in projectgroepen aan beroepsproducten. Hierin zijn zij samen verantwoordelijk - onder begeleiding van een docent - voor het groepsproces en leren zij in verschillende rollen opereren. We zien de academie als springplank tot verdere ontwikkeling, een leven lang. In deze netwerkmaatschappij moet een professional contacten kunnen leggen. Daarom zorgen wij ervoor dat studenten de hele studie in contact komen met het werkveld - tijdens excursies, studiereizen, praktijkopdrachten en stages. Zo maken ze al tijdens de opleiding deel uit van verschillende groepen en bouwen ze van het begin af aan een netwerk op.
Onderwijsvisie
37
ov
38
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Onderwijsontwikkeling
39
Onderwijsontwikkeling Behalve opleidingsprofiel en onderwijsvisie zijn voor de ontwikkeling van het onderwijs kaders en richtlijnen nodig. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld de didactische uitgangspunten, de opbouw van het curriculum, kwaliteitszorg, et cetera. De uitgangspunten zijn zo geformuleerd dat het curriculum jaarlijks kan worden bijgesteld zonder afbreuk te doen aan het opleidingsprofiel en de onderwijsvisie. Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten.
4.1 Denken over leren
De Reinwardt Academie stelt als beroepsopleiding de beroepspraktijk centraal. Een professional op hbo-niveau moet niet alleen een gedegen theoretische kennis hebben van zijn vakgebied, hij moet ook beschikken over de vaardigheden die van belang zijn voor het uitoefenen van zijn beroep. Bovendien moet hij de juiste attitude hebben: reflectie en aandacht voor ethische dilemma’s horen bij zijn werk. Deze benadering wordt ook wel de competentiebenadering genoemd, waarbij kennis, vaardigheden en attitude geïntegreerd aangeboden en aangeleerd worden. In de opleiding hangen theorie, praktijk en reflectie dus met elkaar samen. De academie geeft vorm aan deze samenhang door studenten in teams te laten werken aan projecten waarin theorie, praktijk en reflectie samenkomen. Er zijn wel degelijk vakken waarin de nadruk ligt op kennisverwerving of het trainen van een specifieke vaardigheid, maar die staan nooit los van elkaar en van de noodzaak om na te denken over het eigen gedrag bij bepaalde opdrachten en projecten. 19 Naarmate de student vordert in de studie, werkt hij zelfstandiger en worden projecten complexer. Belangrijke vragen zijn dan: hoeveel praktische en inhoudelijke begeleiding heeft de student nodig? En hoe motiveer je studenten, ook als er nog geen oplossingen zijn voor complexe problemen? Meer hierover in paragraaf 2. Een grote rol in het leerproces is weggelegd voor de docent. Meer daarover in paragraaf 3.
4.2 Opbouw curriculum
De bacheloropleiding bestaat uit vier jaar. Zoals gezegd, werkt de student ieder jaar zelfstandiger en wordt zijn werk - de beroepstaken die hij aankan - complexer. Wanneer het hierna over ‘niveau’ gaat, doelen we niet op de inhoud die geleerd moet worden maar op de complexiteit van een project en de zelfstandigheid van de student. Projecten worden complexer naarmate er minder standaardprocedures worden toegepast en de kaders minder scherp zijn gedefinieerd. Op het hoogste niveau wordt routinematig werken losgelaten. De student werkt zelfstandig, krijgt de verantwoordelijkheid om een eigen professionele weg te bewandelen en is in staat creatief te handelen, beslissingen te nemen, problemen op te lossen en antwoorden te vinden in nog niet verkende omstandigheden. 19 De Dublin Descriptoren zijn competentiegericht.
oo
40
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Competentiegericht onderwijs stimuleert zelfstandigheid. Opdrachten worden zo geformuleerd dat studenten in toenemende mate zelfstandig werken - dat wil zeggen kennis vergaren, vaardigheden opdoen en eigen leerdoelen opstellen. In de praktijk moet een juiste balans gevonden worden in de mate van complexiteit van de opdracht en de mate van zelfstandigheid die van de student gevraagd kan worden. Als de complexiteit toeneemt, is het de kunst de student op het juiste moment de juiste begeleiding te geven om zo stap voor stap toe te werken naar zelfstandigheid. De Reinwardt Academie beschouwt de eerste twee jaar van de studie als de basisfase. De laatste twee jaar van de studie is de profileringsfase. Na afronding daarvan is de student startbekwaam, wat hij aantoont in zijn eindwerk. 20
Basisfase
Tijdens de eerste twee jaar van de studie - de major - volgen alle studenten hetzelfde programma. Ze worden erfgoedbreed en in de drie kernfuncties opgeleid. Studenten werken in de vorm van projecten gezamenlijk aan een aantal thema’s (zie de volgende paragraaf), waarbij alle kerncompetenties aan bod komen (kerncompetentie 1 t/m 7). In de projecten, vakken en stages wordt aandacht besteed aan alle erfgoedterreinen: roerend, onroerend en immaterieel erfgoed.
Profileringsfase
Het eerste semester van jaar 3 vormt de overgang van de basis naar de specialisatie. Studenten volgen nog gezamenlijk les maar zij kunnen al persoonlijke accenten leggen, zowel in projecten als in de vrije studieruimte - het deel van de studie dat de student zelf kan invullen. Daarna volgen minor, afstudeerstage en afstudeeronderzoek, waaraan de student zelf invulling geeft. In de laatste twee jaar van de opleiding is daarmee sprake van meer specialisatie. De student legt zich nader toe op één van de drie functies en behaalt hierin het hoogste niveau (kerncompetentie 2, 3 of 4). Daarnaast kan hij zich verdiepen in een van de erfgoedterreinen. Hij kan ook in aanverwante terreinen keuzevakken volgen, een afstudeerstage lopen of afstudeeronderzoek doen, zolang er een erfgoedcomponent aanwezig is (kerncompetentie 5, 6 en 7).
Relatie opleidingsprofiel en eindniveau
Uit bovenstaande blijkt dat een student niet in allen kerncompetenties het hoogste niveau behaalt. Een student heeft in de eerste twee jaar van de studie kennisgemaakt met de opleiding in de volle breedte, waarbij alle kerncompetenties aan bod komen. Dat maakt de erfgoedprofessional van de Reinwardt Academie een allrounder. In de laatste twee jaar van de studie specialiseert een student zich, bijvoorbeeld in de beheerfunctie op het gebied van collecties, of in de communicatiefunctie van immaterieel erfgoed. Dat betekent dat een student kiest en zich niet in alle functies en op alle terreinen kan verdiepen. Dat zou immers ten koste gaan van het eindniveau. Het eindwerk toetst daarom ook niet alle kerncompetenties. De student heeft immers de verplichte, gezamenlijke onderdelen van het curriculum reeds behaald en daarmee 20 In het hoger onderwijs worden verschillende indelingen gehanteerd om het niveau aan te duiden, zoals operationeel-tactisch-strategisch,
oriënterend-verdiepend-startbekwaam of basisfase-kernfase-specialisatiefase. De Reinwardt Academie houdt de volgende indeling aan: basis-profilering-startbekwaam.
Onderwijsontwikkeling
41
aangetoond over alle kerncompetenties op oriënterend en verdiepend niveau te beschikken. In het eindwerk gaat het om de gekozen kerncompetentie(s) op specialisatieniveau en de vraag of de student op het niveau van een startend beroepsprofessional kan functioneren. Inhoudelijk toont de student in de afstudeerstage en het afstudeeronderzoek het hoogste niveau te bezitten in de gekozen richting. Daarnaast gaat het erom dat de student een complexe opdracht zelfstandig kan formuleren, onderzoeken en uitvoeren. (Zie voor de verdere uitwerking paragraaf 4.4.)
Inhoudelijke samenhang curriculum
In de eerste twee jaar heeft elk blok of semester een thema, dat de keuze van een project bepaalt. Waar mogelijk sluiten de autonome vakken daarbij aan. De thema’s weerspiegelen herkenbare beroepsproblemen; de studenten krijgen realistische opdrachten en komen in aanraking met wat het werk van de erfgoedprofessional zoal inhoudt. Dankzij de opeenvolgende thema’s in de eerste twee leerjaren vormen ze zich een goed beeld van de beroepspraktijk. De thema’s zijn in het eerste jaar zijn erfgoed, veld, publiek en presentatie. De studenten vervullen in de verschillende projecten allerlei rollen, zoals die van projectleider, adviseur, expert, et cetera. Zo kunnen ze onderzoeken welke rol bij hen past en in welk erfgoedterrein en vakgebied ze zich in de eindfase van de studie willen specialiseren. Het eerste jaar, de propedeuse, is oriënterend en selecterend. Tijdens het tweede jaar ligt de focus op het handelen van de erfgoedprofessional. In het eerste semester komen meerdere competenties samen op het gebied van het communiceren en beheren van erfgoed. In de tweede helft van het jaar staat, tijdens de stage, het handelen centraal. Het derde jaar behandelt tijdens het eerste semester de organisatiefunctie, met extra aandacht voor cultureel ondernemerschap. De huidige ontwikkelingen - een terugtrekkende overheid en een veranderende arbeidsmarkt - vragen om meer nadruk daarop. Het is een van de speerpunten van zowel de AHK als de Reinwardt Academie in haar beleidsplan. In het tweede semester volgen de studenten een minor naar keuze. Het laatste jaar staat volledig in het teken van het afstuderen, met de combinatie van een afstudeerstage en afstudeeronderzoek. Tijdens de stage moet de student de kennis en vaardigheden in praktijk brengen die hij eerder in de studie heeft opgedaan. Bij het onderzoek ligt de nadruk op een methodische aanpak van een relevant praktijkprobleem op het gebied van erfgoed.
Flexibilisering van het onderwijs
De Reinwardt Academie kent een zogenaamde vrije studieruimte - een bepaald aantal studiepunten dat de student naar eigen keuze kan invullen. Dat kan op verschillende manieren. De Reinwardt Academie biedt jaarlijks in het eerste semester een aantal vakken en projecten aan die op actuele ontwikkelingen ingaan, aandacht besteden aan onderwerpen uit het lectoraatsprogramma of het reguliere curriculum aanvullen. Het is ook mogelijk activiteiten of vakken buiten de academie om te zetten in studiepunten. Keuzevakken en projecten voor afstudeerstages en afstudeeronderzoeken moeten vallen binnen de eerder genoemde erfgoedterreinen: roerend erfgoed, onroerend erfgoed en immaterieel erfgoed.
oo
42
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Jaar 1 Propedeuse Beschrijving
De basis is de kennismaking met alle aspecten van erfgoed en het werkveld van de erfgoedprofessional. De student werkt aan gestructureerde taken, die door de opleiding worden geformuleerd. Aan het einde van het eerste jaar heeft de student een duidelijk beeld van de opleiding en het beroepsprofiel. De propedeuse is een oriëntatiejaar, zowel voor de student als de academie.
Niveau
Complexiteit: • basiskennis van erfgoedtheorie en basiskennis in verschillende vakgebieden; • basale onderzoeksvaardigheden; • het toepassen van basiskennis in eenvoudige beroepsproducten in een afgebakende context; • taken vanuit één aspect of invalshoek. Gedrag: • duidelijke instructies, het ‘hoe’ en ‘wat’ zijn gegeven; • veel begeleiding, met ruime aandacht voor het teamproces; • aandacht voor de afzonderlijke onderdelen van het (werk)proces; • gemotiveerde keuze voor de opleiding.
Eindkwalificaties
• kerncompetentie 1: erfgoedbreed (collecties, tradities en ruimte) • kerncompetentie 2, 3 en 4: alle functies (communicatie-, collectie- en organisatiefunctie) • kerncompetentie 5, 6 en 7: brede professionele ontwikkeling
Jaar 2 Verdieping Beschrijving
De student werkt aan meer omvangrijke en complexe taken en verdiept zich in vraagstukken en begrippen op het gebied van erfgoed. De samenhang tussen projecten en autonome vakken neemt toe, evenals de mate van zelfstandigheid waarmee de student opereert. De eerste beroepservaring wordt opgedaan in de tweedejaars stage.
Niveau
Complexiteit: • verdieping in erfgoedtheorie en de vakgebieden; • het toepassen van onderzoeksvaardigheden, een eerste standpuntbepaling met betrekking tot de thema’s van de studie; • het combineren van kennis en vaardigheden uit verschillende vakgebieden in een beroepsproduct; • het verrichten van een grotere, gestructureerde taak met meerdere aspecten en meerdere invalshoeken. Gedrag: • het ‘wat’ is gegeven, de student is steeds meer zelf verantwoordelijk voor het ‘hoe’ (planning, proces); • begeleiding door een projectdocent of stagedocent, maar de student is in hoge mate zelf verantwoordelijk voor het teamproces; • meer aandacht voor de samenhang in de onderdelen van het (werk)proces; • beroepsproducten worden door het werkveld geformuleerd, de stage wordt door de opleiding geworven.
Eindkwalificaties
• kerncompetentie 1: erfgoedbreed (collecties, tradities en ruimte) • kerncompetentie 2, 3 en 4: alle functies (communicatie-, collectie- en organisatiefunctie) • kerncompetentie 5, 6 en 7: brede professionele ontwikkeling
Onderwijsontwikkeling
43
Jaar 3 Specialisatie Beschrijving
De student werkt aan omvangrijke, meer ongestructureerde taken in een complexe context. In het eerste semester kan hij projecten grotendeels zelf invullen. Daarnaast kan hij studiepunten naar keuze halen in de vrije studieruimte. Hij heeft meer keuzevrijheid in jaar 3, volgt een minor en bereidt zich voor op de afstudeerfase.
Niveau
Complexiteit: • specialistische kennis in één vakgebied; • het toepassen van onderzoeksvaardigheden, standpuntbepaling met betrekking tot de thema’s van de studie; • het toepassen van specialistische kennis in voor de beroepspraktijk relevante, realistische en complexe beroepsproducten; • het verrichten van een omvangrijke, (on)gestructureerde taak die wordt gekenmerkt door meerdere onderwerpen en meerdere aspecten of invalshoeken. Gedrag: • de student organiseert zelf zijn leerproces; • de student werkt in hoge mate zelfstandig en wordt begeleid door verschillende (gast-)docenten; • de student overziet de belangrijkste onderdelen van het werk(proces) en benadert ze in hun samenhang; • de student begint zich te positioneren in het vakgebied; • de student kiest gemotiveerd voor zijn minor en afstudeerfase, waarin hij zelf de stage werft en een onderzoeksvoorstel formuleert en uitvoert.
Eindkwalificaties
• kerncompetentie 1: naar keuze verbreding of verdieping in één van de terreinen (collecties, tradities of ruimte) • kerncompetentie 2, 3 of 4: specialisatie in één functie (communicatie-, collectie- of organisatiefunctie) • kerncompetentie 5, 6 en 7: de student bepaalt eigen ontwikkelpunten
Jaar 4 Afstuderen Beschrijving
Het vierde jaar is het afstudeerjaar, waarin de student zelfstandig werkt en de studie afrondt met een afstudeerstage en afstudeeronderzoek. De student kan aan het einde van jaar 4 zelfstandig een volledig beroepsproduct opleveren.
Niveau
Complexiteit: • deskundig in één vakgebied; • het toepassen van specialistische kennis in één vakgebied in de beroepspraktijk (afstudeerstage); • het toepassen van onderzoeksvaardigheden, een standpuntbepaling door middel van een schriftelijke verantwoording en mondelinge verdediging (afstudeeronderzoek); • het verrichten van een omvangrijke, ongestructureerde taak, die wordt gekenmerkt door meerdere onderwerpen en meerdere aspecten of invalshoeken. Gedrag: • de student werkt zelfstandig; • de student analyseert en formuleert zelf de beroepsproblemen waar hij aan werkt; • de student overziet alle onderdelen van het werk(proces) en benadert ze in hun samenhang; • de student positioneert zich in het vakgebied.
Eindkwalificaties
• kerncompetentie 1: naar keuze verbreding of verdieping in één van de terreinen (collecties, tradities of ruimte) • kerncompetentie 2, 3 of 4: specialisatie in één functie (communicatie-, collectie- of organisatiefunctie) • kerncompetentie 5, 6 en 7: de student bepaalt eigen ontwikkelpunten
oo
44
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
4.3 Rol van de docent
Om de student in zijn leerproces te ondersteunen, vervult een docent in het onderwijs verschillende rollen: van specialist tot begeleider en inspirator.
Specialist
De docenten van de Reinwardt Academie zijn specialisten, die hun expertise vaak hebben opgedaan in voorgaande werksituaties. Sommigen combineren hun functie bij de academie met werk in het erfgoedveld. De docenten zijn daarmee niet alleen inhoudelijk maar ook praktisch deskundig. Een docent hoeft geen allrounder te zijn om allrounders op te leiden. Juist door les te krijgen van verscheidene docenten die expert zijn in hun vak of op één specifiek terrein, ontwikkelt de student zich in brede zin.
Begeleider
De docent is meer dan expert. Omdat het onderwijs gericht is op het leren in realistische situaties aan de hand van beroepsopdrachten, is de docent ook begeleider of coach. Hij is didactisch vaardig. In het eerste jaar ligt de nadruk van de begeleiding op het proces. Studenten leren samenwerken in teams, projectmatig werken, et cetera. De intensiviteit van de begeleiding neemt in de loop van de studie af, aangezien de studenten en teams geleerd hebben zelfstandig te functioneren en bij problemen zelf het initiatief te nemen. Studenten en teams worden ook inhoudelijk begeleid. Elk project heeft een vaste docent als aanspreekpunt. In de hogere jaren zal hiervoor steeds meer gebruik worden gemaakt van verschillende docenten, afhankelijk van de thematiek. Zij treden dan op als experts, bij wie studenten met vragen en problemen terecht kunnen. De docent begeleidt de student ook individueel - bij zijn studieloopbaan, een project, een vak of minor, een stage of afstudeeronderzoek.
Inspirator
Belangrijk voor de vorming van de student is de docent als inspirator. De docent vervult een rolmodel voor de student met zijn kennis van en liefde voor het vakgebied. Dat kan bijvoorbeeld door het werk dat hij naast zijn docentschap doet of de beroepservaring die hij heeft opgedaan, maar ook oriëntatie op literatuur en het leggen van verbanden en kritisch actualiteiten te volgen. Kortom, door zelf nieuwsgierig te zijn en een ondernemende en/of onderzoekende houding in te nemen. Naast zijn rol voor studenten als expert, begeleider en inspirator, kan een docent andere taken in het onderwijs of de organisatie vervullen, zoals het coördineren van onderwijs, het deelnemen aan een commissie, het ontwikkelen en uitvoeren van een specifiek project, et cetera. De academie biedt docenten mogelijkheden om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in zowel het vakgebied als in ontwikkelingen in het (hoger) onderwijs. Ze organiseert cursussen op het gebied van didactiek, waar enkele of alle docenten aan deelnemen. Verder zijn er jaarlijks studiedagen, waarin met alle docenten overkoepelende zaken als onderzoeksvaardigheden onder de loep worden genomen. Afgezien hiervan heeft
Onderwijsontwikkeling
45
elke docent de mogelijkheid individueel deel te nemen aan bijvoorbeeld (internationale) congressen, specifieke cursussen of trainingsdagen. (Zie ook paragraaf 1.5.)
Actiepunt 1
Jaarlijks wordt het professionalseringsplan bijgesteld en vastgesteld.
4.4 Onderwijsvernieuwing
Van opleidingsprofiel naar curriculum De academie heeft in dit beleidsdocument haar opleidingsprofiel in de vorm van zeven kerncompetenties geformuleerd. De volgende stap is de uitwerking van de kerncompetenties in het curriculum. In de verschillende onderwijseenheden - de projecten, vakken, stages e.d. - moeten uiteindelijk alle kern- en deelcompetenties voldoende aan bod komen. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door middel van programmaoverzicht met competentiematrix, waarin de niveaus per leerjaar en de kern- en deelcompetenties per onderwijseenheid aangegeven worden. Het programmaoverzicht wordt jaarlijks vastgesteld en in de studiegids opgenomen. Voor het komende studiejaar zal op basis van de nieuwe kerncompetenties een nieuw curriculum opgesteld worden. Waar nodig zullen vervolgens projecten herontwikkeld worden, vakken een nieuwe invulling krijgen of eventueel vervangen worden door andere vakken. In de afgelopen jaren zijn diverse grote wijzigingen doorgevoerd. Het huidige curriculum wordt in grote lijnen gecontinueerd, waarbij de onderwijseenheden in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe opleidingsprofiel en de verschillende onderdelen op elkaar worden afgestemd.
De studieleiding is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het curriculum. Ze bewaakt daarbij de samenhang en de ‘studeerbaarheid’. De onderwijscommissie heeft hierbij een verplichte adviesfunctie. 21 De docent is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de afzonderlijke onderwijseenheden: de projecten, vakken, studiereizen, en dergelijke.
Relatie opleidingsprofiel en eindniveau
Bij de formulering van het opleidingsprofiel (zie bijlagen) is geen onderscheid aangebracht in niveaus. In de paragraaf 4.2. is toegelicht dat ‘niveau’ geen betrekking heeft op inhoud maar op de complexiteit van een opdracht en mate van zelfstandigheid waarin een student opereert. Een student die zich in de minor en afstudeerfase bijvoorbeeld specialiseert in de communicatiefunctie, zal daarin complexe opdrachten aankunnen en deze zelfstandig of in teamverband kunnen realiseren. Studenten worden in de basis opgeleid in alle kerncompetenties. Zij zullen zich in de profileringsfase verder specialiseren. De mate waarin bepaalde deelcompetenties in de major uitgebreid aan bod komen of juist meer aandacht krijgen in de profileringsfase, is onderdeel van de onderwijsvernieuwing door de betrokken docententeams.
Ontwerp onderwijseenheden
De docententeams bepalen hoe de afzonderlijke onderwijseenheden eruitzien. Een onderwijseenheid is een afgeronde eenheid waarin bepaalde leerstof of opdrachten worden aangeboden, zoals een project, vak, studiereis of stage. 21 De faculteitsraad heeft in zijn rol van onderwijscommissie de taak de faculteitsleiding te adviseren over het curriculum. Zie
Medezeggenschapsreglement AHK. Juni 2012, 7.
oo
46
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Voor elke onderwijseenheid geldt dat er studiepunten aan worden toegekend, dat ze wordt getoetst en met een beoordeling afgesloten. Bij het ontwerpen van de onderwijseenheden houden de docenten rekening met de volgende randvoorwaarden: • de doelen sluiten aan bij het opleidingsprofiel op het juiste niveau; • de toetsing voldoet aan het toetsingskader van de academie; • leeractiviteiten zijn afgestemd op andere leeractiviteiten in een blok of semester. Elke onderwijseenheid wordt beschreven in een leertaak: wat moet de student precies leren of doen, hoe leert de student dit (onderwijsvormen, lesmaterialen) en hoe laat de student zien dat hij de kennis of vaardigheid bezit (toetsing)? Leertaken zijn de meest concrete vertaling van het onderwijsprofiel in het curriculum. De academie gaat uit van ‘geïntegreerd ontwerpen’ (constructive alignment), waarbij de doelen, de toetsing en de leeractiviteiten op elkaar zijn afgestemd. In het onderwijs en ook op de Reinwardt Academie is de afgelopen jaren de aandacht sterk uitgegaan naar de kwaliteit van toetsing. Toetsing is een essentieel onderdeel van het ontwerpen van onderwijs, maar staat nooit op zichzelf. Leidend is juist de samenhang tussen leerdoel, toetsing en leeractiviteiten. De leerdoelen zijn daarbij altijd gerelateerd aan één of meerdere kerncompetenties. De toetsing sluit aan op de richtlijnen die de Reinwardt Academie hiervoor het opgesteld (toetskader). De leeractiviteiten sluiten aan bij de beroepspraktijk van de erfgoedprofessional of het cultureel erfgoedveld. Vooral bij projecten wordt gewerkt aan de hand van realistische casussen en opdrachten, al ontlenen ook de vakken opdrachten en lesmateriaal aan realistische werksituaties. Leeractiviteiten vinden in verschillende omgevingen plaats, niet alleen binnen en buiten de muren van het gebouw, maar ook digitaal. De Reinwardt Academie verhuist in de zomer van 2015 naar een nieuwe locatie. De bestaande uitgangspunten voor inrichting en gebruik van de verschillende ruimtes, werkvormen en roostering zullen na de verhuizing waar nodig bijgesteld worden.
Actiepunt 2
J aarlijks wordt de studiegids bijgesteld en vastgesteld, met daarin het programma overzicht met competentiematrix en de onderwijs- en examenregeling.
Actiepunt 3 Actualiseren en/of opstellen van richtlijnen voor onderwijsontwikkeling, zoals toetskader, richtlijnen voor het gebruik van de fysieke en digitale leeromgeving en randvoorwaarden roostering.
Onderwijsontwikkeling
47
4.5 Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg omvat alle activiteiten en maatregelen die op centraal en decentraal niveau het onderwijs bewaken en verbeteren. Het Handboek kwaliteitszorg van de AHK werkt de kwaliteitscyclus, de beleidskaders en instrumenten uit. 22 De cyclus is hieronder schematisch weergegeven. In de hele cyclus staat de student centraal. De cirkels daaromheen worden hieronder verder uitgewerkt.
K
AH
st e pr llin es gs en pl ta an on tie / de be af sec l sp to rw eid ra rp ijs sp ke la be la n n/ n le / o cu nt id sp rr we icu r la n lu p m on va k tw er p
do
plan
be
it
ijf
dr
lte cu
ijf
dr
be
in
in
S
pr
c pr he es ck es ta op op tat tie le iein pr s id d es i i n c t gs at in at to or st iei el nd et en lin ic s / gs at to or et en s /
ev va al kua tie
gs rin ne ek g tio pr in nc es rd ur fu g oo e w ct ng nt ire di ra d r ve aan oo B w v g nt n C in ra a rd W ve a oo C w /O nt T ra Rv ve an a
act
in
fa ijs g rw rin de oe on itv u
D
k- ing va oer tv
SL
ui
CvB DIR
oo
check
22 De afdeling Kwaliteitszorg en beleidsontwikkeling (K&B) ontwikkelt op instellingsniveau beleid op het gebied van kwaliteitszorg, wet- en
regelgeving, internationalisering, interfacultair onderwijs, kunst en ondernemerschap, studie en handicap en deskundigheidsbevordering. Zij bewaakt de kwaliteitscyclus en adviseert de faculteiten op bovengenoemde terreinen. Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Handboek kwaliteitszorg Onderwijs en Onderzoek. Amsterdam, 2014.
48
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Docent
Op basis van evaluaties en intervisie voeren docenten verbeteringen in het onderwijs door. Docenten zijn onderdeel van een team. Evaluaties worden besproken in evaluatievergaderingen, waarin verbeteringen worden voorgesteld. Docenten zijn verantwoordelijk voor het verbeteren en actueel houden van de afzonderlijke onderwijseenheden. Docenten leggen verantwoording af aan de studieleider.
Studieleider
De studieleiders zijn verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid. Zij stellen verbeteringen in het curriculum voor op basis van de onderwijsevaluaties en ontwikkelingen in werken onderwijsveld. De studieleiders stellen jaarlijks curriculum en onderwijs- en examenregeling op. De studieleiders geven leiding aan het docententeam. De studieleider legt verantwoording af aan de directeur.
Lector
Een lector is verantwoordelijk voor het onderzoeksbeleid. De lector organiseert en begeleidt onderzoek en zorgt ervoor dat het resultaat van het onderzoek bijdraagt aan het beleid en de doelstellingen van de academie. De lector legt verantwoording af aan de directeur.
Directeur
De directeur draagt zorg voor (strategische langetermijn-)beleidsplannen, inclusief de financiĂŤle onderbouwing. Hij is verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg in de academie en zorgt ervoor dat het kwaliteitszorgsysteem functioneert door middel van een facultair kwaliteitsplan voor onderwijs en onderzoek. De directeur is verantwoordelijk voor opleidingsaccreditaties en validering van onderzoek. De faculteitsdirecteur legt verantwoording af aan het College van Bestuur. Een aantal taken en verantwoordelijkheden in de organisatie is ondergebracht bij medewerkers en bij commissies waaraan zowel studenten, docenten als externen kunnen deelnemen.
Facultaire kwaliteitszorgmedewerker
Binnen elke faculteit coĂśrdineert een medewerker de uitvoering van de kwaliteitszorg. De medewerker stemt richtlijnen en kaders af tussen faculteit en instelling, draagt zorg voor de evaluaties binnen de faculteit en adviseert de faculteitsdirectie over verbeterpunten. De medewerker organiseert en helpt bij interne en externe audits en accreditaties en draagt zorg voor het documentbeheer.
Decaan
De studentendecaan adviseert studenten met betrekking tot hun studievoortgang in relatie tot persoonlijke omstandigheden, waaronder studeren met een functiebeperking. De decaan signaleert belemmerende omstandigheden in het onderwijs en adviseert de faculteitsdirectie over de aanpak hiervan.
Examencommissie
De examencommissie bewaakt de kwaliteit van toetsing en beoordeling, stelt vast of studenten voldoen aan het opleidingsprofiel voor het verkrijgen van het diploma,
Onderwijsontwikkeling
49
adviseert de faculteitsdirectie over toetsing en beoordeling en voert taken uit op basis van de WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). 23 In de examencommissie van de Reinwardt Academie hebben minimaal één docentlid en één extern lid zitting. Onderdeel van de kwaliteitsverbetering is een examencommissie die meer op afstand staat en bewaakt in plaats van uitvoert. Behalve de ‘vreemde ogen’ in de commissie, heeft dit ook gevolgen voor het takenpakket. Met ingang van het studiejaar 2015-2016 zijn de verantwoordelijkheden en taken van de examencommissie opnieuw beschreven en geïmplementeerd.
Faculteitsraad/opleidingscommissie
De faculteitsraad is het formele orgaan waarin de faculteitsdirectie beleidsmatige en onderwijsinhoudelijke zaken bespreekt met studenten en personeel. De raad heeft instemmings- en adviesrecht, afhankelijk van het onderwerp. Zo brengt de faculteitsraad advies uit over belangrijke wijzigingen in de onderwijs- en examenregeling. De faculteitsraad heeft ook een belangrijke adviestaak in zijn rol als opleidingscommissie en adviseert studieleiding bij aanpassingen in het curriculum. 24
Commissie van Advies (werkveld)
De commissie adviseert de faculteitsdirectie over (landelijke) eindkwalificaties. Zij adviseert over de inhoud van het curriculum en controleert het niveau van de opleiding. Zij geeft gevraagd en ongevraagd advies.
23 Tot het takenpakket van de examencommissie behoren volgens de wet: het uitreiken van getuigschriften; toezicht op de gang van zaken
bij tentamens; het behandelen van vrijstellingsverzoeken; het behandelen van aangepaste studieroutes in verband met persoonlijke omstandigheden, functiebeperkingen, e.d.; het behandelen van gevallen van fraude en plagiaat; het behandelen van klachten en beroepszaken n.a.v. beoordelingen of bindende studieadviezen; het opstellen van het jaarverslag; het benoemen van examinatoren. 24 De faculteitsraad adviseert als opleidingscommissie over: de evaluatie van de onderwijs- en examenregeling; studielast, doorstroom en studierendement; toetsing en beoordeling; inhoud van het curriculum en aansluiting bij ontwikkelingen in het beroepenveld; samenwerking en uitwisselingsprogramma’s met andere opleidingen en instellingen; studie- en studentenfaciliteiten; stagebeleid; studenttevredenheidsonderzoek en het beleid ten aanzien van de uitkomsten ervan; alumnibeleid; studierooster en roostervrije perioden. Zie: Medezeggenschapsreglement AHK. Juni 2012.
oo
50
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
51
52
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Speerpunt excellentie
53
Speerpunt excellentie 5.1 Visie op excellentie
Excellent opleiden aan de AHK houdt in dat we studenten de best mogelijke opleiding proberen te laten krijgen. Dat doen we door ze te stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Excellentieonderwijs betekent ook: mogelijkheden bieden aan studenten die zich extra willen ontplooien. Van een student die deelneemt aan het excellentieprogramma verwachten we een extra inspanning. Het programma is bedoeld voor studenten die meer uit hun studie willen halen, die al vroeg willen investeren in een netwerk en die het talent en doorzettingsvermogen hebben om bij te dragen aan projecten die in het kader van excellentie worden aangeboden. Excellentie uit zich in disciplinaire verdieping, interdisciplinaire verbreding of innovatie. Bij de eerste twee vormen (verdieping en verbreding) treedt de docent op als coach, als een meester ten opzichte van een gezel. Bij de derde vorm, innovatie, wordt ervan uitgegaan dat docent, student en werkveld een gelijkwaardige bijdrage leveren. Het gaat dan om projecten met een exploratief karakter en dus een vooraf moeilijk vast te stellen eindresultaat, waarin de student samenwerkt met docenten en het werkveld. De onderdelen van het excellentieprogramma worden, net als andere onderwijseenheden, afgesloten met een toets en een beoordeling. De student kan dus falen; vooral bij innovatie vraagt dit extra aandacht van de docent, zowel in de ontwikkeling van onderwijs als de begeleiding van de student. Vragen uit het werkveld, dat voor sommige functies naar excellente studenten zoekt, vormen een belangrijke drijfveer voor de academie om in excellentie te investeren. Tegelijk straalt het excellentieprogramma uit dat studenten het beste uit zichzelf en de studie moeten halen. Dit effect is voelbaar voor alle studenten, of ze nu deelnemen aan het programma of niet. Het excellentieprogramma is voor iedereen toegankelijk die aan bepaalde criteria voldoet. Het programma levert maatwerk en extra mogelijkheden buiten het reguliere curriculum.
5.2 E xcellente student: zelfstandig, reflectief, nieuwsgierig, talentvol
De Reinwardt Academie gaat bij haar excellentieprogramma uit van studenten die zelf de afweging kunnen maken om deel te nemen aan het programma. Zij moeten dus goed weten waar hij aan begint; dat vergt voorlichting door de academie. Een student die meedoet aan het programma zet zich extra in en wordt ertoe uitgedaagd creatief te denken.
se
54
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
De Reinwardt Academie leidt studenten op tot professionals die bereid zijn hun hele loopbaan te blijven leren (kerncompetentie 7). Dat betekent dat ze zich tijdens hun studie voortdurend afvragen welke keuzes ze moeten maken en wat ze willen leren. Daar wordt in het excellentieprogramma extra aandacht aan besteed, evenals het kritisch leren denken over heersende theorieën en visies in het werkveld. De excellente student is nieuwsgierig en wil weten waarom dingen zijn zoals ze zijn. Door die nieuwsgierige houding enthousiasmeert hij medestudenten, projectcollega’s en mensen in het werkveld.
Jaar 1 en 2
Omdat de eerste twee jaren van de studie de basis vormen, is het excellentieprogramma dan nog voor iedereen toegankelijk. Er kunnen wel grenzen gesteld worden aan de grootte van een groep; verder moet voor toegang in het tweede jaar de student zijn propedeuse hebben gehaald. In jaar 1 en 2 gaat het om de verdiepende en verbredende vorm van excellentieonderwijs. Voorbeelden: deelname aan een leesklas waarin verdiepende literatuur wordt gelezen en besproken, deelname aan een projectgroep die extra taken verricht voor de invulling van een project, het organiseren van een excursie voor medestudenten. Met behulp van deze, door de academie aangeboden, programmaonderdelen kan de student besluiten of hij de motivatie en capaciteiten heeft die gevraagd worden voor het excellentieprogramma in jaar 3 en 4. De docent treedt op als coach.
Jaar 3 en 4
In de profileringsfase van de opleiding vormt het excellentieprogramma een belangrijk middel voor de student om juist dat te kunnen doen: zich profileren. Deelname aan het programma kan alleen als een student aan de gestelde criteria voldoet, waarbij kwalificaties en motivatie van belang zijn. De academie biedt in jaar 3 en 4 projecten die bijdragen aan innovatie, verdieping en verbreding. Een groot verschil met de eerste twee jaar is de grotere rol van het werkveld. Werken aan een professionele houding ten opzichte van toekomstige collega’s, bijdragen aan het oplossen van een complex vraagstuk, vertrouwen krijgen in het eigen functioneren, het ontmoeten van toekomstige vakgenoten en op die manier een netwerk vormen: daar draait het om. Projecten gaan vaak over complexe problemen, de docent staat model voor professionaliteit. In de geboden projecten participeren werkveld, studenten en docenten op basis van gelijkwaardigheid om tot innovatie te komen. Gelijkwaardig betekent niet gelijk. De student blijft student en mag dus falen, dat is onderdeel van het leerproces. De docent blijft docent en fungeert als rolmodel en expert. Maar de projecten zijn gelijkwaardig van opzet omdat alle deelnemers ervan uitgaan dat iedereen evenveel heeft bij te dragen aan het eindresultaat. Een voorbeelden is een onderzoeksproject naar collectiemobiliteit: hoe kom je erachter welke collectiestukken in een andere instelling wellicht beter tot hun recht komen en hoe ga je daar mee om (‘Zwerfkeien’)? Of studenten, docenten en onderzoekers werken samen met professionals uit de dagelijkse werkpraktijk aan het oplossen van actuele vraagstukken en ontwikkelen een nieuwe vorm van onderwijs en onderzoek (‘Archiefateliers’). Vanwege het experimentele karakter van dit soort projecten wordt de komende jaren gezocht naar een goede vorm, zowel voor onderwijs als onderzoek en met name de samenhang tussen deze. Het lectoraat speelt hierin een belangrijke rol.
Speerpunt excellentie
Actiepunt 4
Onderzoek naar de juiste vormen van excellentie in onderwijs en onderzoek.
Actiepunt 5
nderzoeken hoe de deelname aan excellentieprogramma’s zichtbaar kan worden O voor het werkveld - bijvoorbeeld op het diploma.
55
se
56
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Speerpunt onderzoek
57
Speerpunt onderzoek Een van de kerndoelen van de AHK is het initiëren en uitvoeren van onderzoek. Onder supervisie van lectoren doen docenten en studenten onderzoek naar (de ontwikkeling van) het vak en dragen daarmee bij aan de vernieuwing ervan. De faculteiten stellen een duidelijke agenda op voor verdiepend en grensverleggend onderzoek. Ze fungeren als kennisbank voor hun sector en zijn aanspreekpunt voor kennisontwikkeling. De Reinwardt Academie heeft in haar beleidsplan de implementatie van het lectoraatsprogramma in het onderwijs tot doelstelling geformuleerd. Op de Reinwardt Academie wordt onderzoek gedaan en leren studenten onderzoeksvaardigheden. Onderzoek aan de Reinwardt Academie is praktijkgericht: het ontstaat altijd uit relevante vragen uit het werkveld en de resultaten zijn daarin altijd toe te passen en te toetsen. De academie verricht geen zuiver theoretisch onderzoek. Binnen de AHK is ook wel sprake van artistiek onderzoek, maar dit valt buiten het terrein van de Reinwardt Academie. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de academie onderzoek vormgeeft en hoe onderzoeksvaardigheden geleerd worden in de bachelor.
6.1 Hoe geeft de academie vorm aan onderzoek?
In het Kenniscentrum Cultureel Erfgoed werken lectoren, docenten, masterstudenten, bachelorstudenten en participanten uit het veld nauw samen aan actueel en innovatief onderzoek. De lector stelt vanuit het kenniscentrum een onderzoeksagenda op, met een looptijd van vier jaar. Hij treedt op als opdrachtgever van het onderzoek binnen de academie. De onderzoeksagenda gaat uit van: • de drie erfgoedterreinen: collecties, tradities en ruimte; • de drie functies: communicatiefunctie, collectiefunctie en organisatiefunctie; • ontwikkelingen in de wereld, zoals identiteitsvraagstukken, ethische kwesties, globalisering, regionalisering, digitalisering, robotisering, theatralisering en participatie; • de professional: professionalisering en deprofessionalisering. De onderzoeksagenda wordt geïnspireerd door onderzoeksagenda’s die ontwikkeld zijn in het veld. Voor de periode 2015-2019 is er voor elk erfgoedterrein een onderzoeksagenda beschikbaar of in ontwikkeling. 25 Onderzoek binnen de Reinwardt wordt projectmatig opgezet, volgens een projectformat, met een onderzoeksopdracht, projectleider (bijvoorbeeld een docent die verschillende docenten aanstuurt), planning, output, etcetera. 25 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Nationale kennisagenda voor het museale veld. Amersfoort, 2014; Netwerk Erfgoed en ruimte,
Onderzoek en onderwijs. Karakterschetsen Nationale onderzoeksagenda erfgoed en ruimte. Deel 1, Kennisagenda. Den Haag, 2013; en tot slot in wording: Naar een onderzoeksplatform voor Immaterieel Erfgoed. Utrecht, 2014.
so
58
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
De resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd in de kenniskring, onder leiding van de lector. In deze kenniskring zitten naast de lector ook de docenten die afstudeeronderzoek begeleiden. Deelname aan de kenniskring is niet vrijblijvend. In de projectopzet is aangegeven of extra middelen worden verworven en zo ja, hoe.
Actiepunt 6 De lectoren stellen een nieuwe onderzoeksagenda 2015-2019 op. Aan de hand daarvan zullen jaarlijks onderzoeksprojecten geformuleerd worden. Actiepunt 7 Docenten die een onderzoeksproject leiden, stellen resultaatafspraken met de lector op. Zij maken deel uit van de kenniskring. De directie en studieleiding zorgen voor beschikbare middelen. Hierbij gaat het zowel om uren voor onderzoek als om projecten programmaondersteuning (communicatie, administratie, eventuele aanvragen derde geldstroom, etcetera).
6.2 Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs
De erfgoedprofessional is in staat zelfstandig een onderzoek op te zetten en uit te voeren. Onderzoeksvaardigheden zijn dan ook een belangrijke competentie in het hoger onderwijs. Een van de kerncompetenties aan de Reinwardt Academie sluit hierop aan, namelijk 5: Oordeelsvorming. Bij de vertaling van het opleidingsprofiel in het curriculum komt deze competentie elk jaar terug. Dat kan als autonoom vak, waarvan onderzoeksvaardigheid de kern vormt en expliciet getoetst wordt. Veelal zullen onderzoeksvaardigheden echter deel uitmaken van een project of vak; ze worden dan in samenhang daarmee getoetst. In het programmaoverzicht (zie ook paragraaf 4.4.) wordt opgenomen waar het curriculum aandacht aan onderzoeksvaardigheden besteedt, inclusief de vorm van de toetsing. Het niveau van het onderzoek aan de academie is vastgelegd in de Onderzoeks- en schrijfwijzer en wordt vanaf het eerste jaar gehandhaafd. Wat varieert is de omvang van het onderzoek, de vorm van rapporteren en de mate van zelfstandigheid (wordt er bijvoorbeeld in een groep gewerkt of individueel en in hoeverre zijn de onderzoeksvraag en het onderzoeksmateriaal gegeven). In de eerste drie jaar wordt de student onderwezen en getoetst in het opzetten, uitvoeren en rapporteren van verschillende vormen van onderzoek. Dit betreft bijvoorbeeld literatuuronderzoek, archiefonderzoek en publieksonderzoek, maar ook onderzoek ten behoeve van een businessplan, marketingplan, collectieplan, een educatief programma of tentoonstellingsontwerp. De student toont in het vierde jaar in het eindwerk - met de afstudeerstage en het afstudeeronderzoek - aan over onderzoeksvaardigheden op het hoogste niveau te beschikken (complexe opdrachten, individueel en volledig zelfstandig). De studenten moeten onderzoek in alle disciplines en functies in de erfgoedsector (erfgoedvorming, communicatie-, collectie- en organisatiefunctie) kunnen vinden en begrijpen. Ze moeten in staat zijn in het brede erfgoedveld een geschikte onderzoeksstrategie op te zetten, een onderzoek uit te voeren en te beschrijven welke (ethische) keuzes ze daarbij hebben gemaakt. Afgestudeerde erfgoedprofessionals zijn specialisten die onderzoeksresultaten kunnen overbrengen aan een algemeen publiek. Communicatieve vaardigheden zijn verder uitgewerkt in kerncompetentie 6.
Speerpunt onderzoek
59
Borging van onderzoeksvaardigheden (onderdeel van kerncompetentie 5) en communicatieve vaardigheden (onderdeel van kerncompetentie 6) is de verantwoordelijkheid van de docententeams en is onderdeel van de reguliere onderwijsontwikkeling en -vernieuwing. Behalve de Onderzoeks- en schrijfwijzer gebruikt de academie standaardhandboeken voor onderzoeksmethoden in het hoger onderwijs. 26 Per vakgebied is er behoefte aan een handleiding voor studenten, met daarin een overzicht van belangrijke standaardwerken, databestanden, relevante tijdschriften, instanties, et cetera. Daarnaast vormt het eindwerk van alumni een bron van informatie en inspiratie voor studenten. Van belang is daarom dat het eindwerk toegankelijk is.
Actiepunt 8
ocenten formuleren voor hun vakgebied een Onderzoeks- en literatuurlijst, een D overzicht voor studenten met de belangrijkste bronnen (databestanden, instanties, zoekmachines en tijdschriften) en zoektips.
Actiepunt 9
indwerk (eindscripties, stageverslagen, beroepsproducten van de stage, etcetera) E is altijd toegankelijk voor intern gebruik. Dit vraagt om een actuele en functionele database. De beste onderzoeksresultaten worden geschikt gemaakt voor externe publicatie. Ook excellente producten die zijn ontwikkeld binnen de afstudeerstage worden gepresenteerd.
so
26 Nel Verhoeven, Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken voor het hoger onderwijs.
Boom Lemma Uitgevers, Den Haag, 2011.
60
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Speerpunt positionering
61
Speerpunt positionering De Reinwardt Academie ziet zichzelf als een platform waarop gevestigde en toekomstige erfgoedprofessionals uit binnen- en buitenland kennis en ervaring kunnen uitwisselen. Hoe kan zij hier vorm aan geven? Hoe kan de academie een ‘herkenbare positie in de creatieve metropool Amsterdam’ zijn - een van de kerndoelen van de AHK? En hoe kan zij investeren in duurzame verbindingen met relevante spelers in en rond het werkveld - een van de doelstellingen van de Reinwardt Academie?
7.1 De academie en andere erfgoedopleidingen
De Reinwardt Academie presenteert zich als unieke erfgoedopleiding, die als enige aandacht besteedt aan alle vormen van erfgoed. Ondertussen staan de universiteiten niet stil en ontwikkelen zij steeds meer erfgoedopleidingen. Zo richt Museumstudies aan de Universiteit van Amsterdam zich niet alleen op het ‘voorbereiden op een wetenschappelijke functie in musea, maar ook op bijvoorbeeld de functie van tentoonstellingsmaker of een baan op de educatieve afdeling of de functie van beleidsmedewerker’. 27 Nu de Reinwardt Academie meer aandacht besteedt aan onderzoeksvaardigheden en het academisch onderwijs zich meer verhoudt tot de erfgoedpraktijk, lijkt de grens te vervagen. ‘Lijkt’, want de academie heeft als hogere beroepsopleiding een kracht en meerwaarde. De afgestudeerde aan de Reinwardt is breed opgeleid in diverse functies, onmiddellijk inzetbaar en praktijkgericht. Een academische master - bijvoorbeeld de Master of Museology aan de Reinwardt Academie - vormt een mooie verdieping voor onze afgestudeerden, maar zij zijn ook zónder vervolgopleiding al klaar voor het veld. Toch zal de academie de meerwaarde daarvan duidelijk moeten maken aan studenten en werkveld. De academie zal de komende jaren daarom de aansluiting met het werkveld en het onderwijs moeten onderhouden en waar nodig en passend bij het Reinwardt-profiel uitbreiden.
Aansluiting bij het werkveld
Om zich te onderscheiden en te profileren als de erfgoedopleiding met de meeste praktijkervaring, de meeste kennis van het werkveld en de beste aansluiting daarbij, laat de Reinwardt Academie het werkveld een grote rol in het onderwijs spelen. De aansluiting van de opleiding met het werkveld is vanouds hecht. Studenten komen direct al vanaf jaar 1 ermee in aanraking. Docenten staan in contact met het werkveld via stage-instellingen, beroepsverenigingen, alumni en nationale en internationale netwerken. Ook in de komende jaren zal de academie blijven onderzoeken welke competenties het werkveld van erfgoedprofessionals vraagt. De academie stemt haar lesaanbod daarop af door het werkveld in te schakelen als opdrachtgever bij projecten, minoren, keuzevakken en afstudeerstages en -onderzoeken. 27 Universiteit van Amsterdam, Erfgoedstudies: Museumstudies (http://gsh.uva.nl/nl/masters/masterprogramma-s/alle-masters/content4/
museumstudies.html, geraadpleegd 24 november 2014).
sp
62
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Aansluiting bij het onderwijs
We moeten goed weten welk onderwijs in het hele veld op het gebied van erfgoed wordt gegeven. Dat is nodig om de academie te kunnen profileren en om te ontdekken waar strategische allianties mogelijk zijn die inhoudelijk, organisatorisch en financieel een meerwaarde kunnen opleveren. Hierbij kunnen we denken aan de faculteiten binnen de AHK, andere hbo-opleidingen en de doorstroom mbo hbo wo. Tot slot kan ook gedacht worden aan erfgoedinstellingen en koepels met een kennisfunctie. 28
Alumnibeleid
De uitdaging voor alumni is om na het afstuderen zo snel mogelijk werkervaring op te doen, een goed netwerk op te bouwen en het werk betaald te krijgen. Vooral in de afgelopen jaren is het voor pas afgestudeerden moeilijker geworden om de arbeidsmarkt binnen de erfgoedsector te betreden. De Reinwardt Academie heeft van oudsher een band met haar alumni; zij treden op als gastdocent of als stagebegeleider in het werkveld. Alumni die in de sector terecht zijn gekomen, vinden het heel inspirerend en belangrijk om de lichtingen na hen verder te helpen. We willen deze bereidheid mobiliseren om de eerste moeilijke periode tussen afstuderen en werk te vergemakkelijken. Door samen te werken met ervaren alumni realiseren we meerdere beleidsdoelen: zowel de alumni als de academie versterken hun positie in het veld en tegelijk dragen de alumni kennis over die schaars wordt doordat de sector vergrijst en er minder mensen instromen. De academie wil daarom investeren in alumnibeleid, waarbij de relatie tussen opleiding en werkveld via alumni wordt verstevigd. Hierbij kan gedacht worden aan netwerkbijeenkomsten, portfoliogesprekken, werkervaringsplekken, (junior) bestuurfuncties en bij- en nascholing. Ondanks het feit dat de academie in haar onderwijs al veelvuldig gebruikt maakt van haar (internationale) netwerk van alumni, wil zij verdere mogelijkheden alumni aan de opleiding te verbinden onderzoeken.
Actiepunt 10 U itwerking alumnibeleid, waarbij de vraag centraal staat hoe ervaren alumni en net afgestudeerden elkaar kunnen helpen. De academie onderzoekt de mogelijkheid om met koepelorganisaties, branche- en vakverenigingen en bedrijfsleven intensiever samen te werken op dit terrein.
7.2 Metropool Amsterdam
De AHK wil zich nadrukkelijker positioneren als een positieve en creatieve kracht binnen de gemeente en metropoolregio Amsterdam. Deze regio heeft een zeer hoge cultuurdichtheid. Erfgoedinstellingen van niveau en vernieuwende initiatieven zijn er sterk vertegenwoordigd: reden te meer om er tijdens de opleiding meer aansluiting bij te zoeken. Verder biedt de regio werkgelegenheid, ook voor mensen die nog studeren, bijvoorbeeld in de vorm van een bijbaan. De praktijk wijst uit dat veel alumni in deze metropoolregio terechtkomen. Als starter op de arbeidsmarkt functioneert Amsterdam als referentiekader: de stad waarin je thuis bent en die een aantrekkingskracht heeft op velen, zowel vakgenoten als creatieven buiten het erfgoedveld. De combinatie Reinwardt Amsterdam willen we koesteren en versterken. De academie blijft daarom investeren in het Amsterdamse netwerk, zowel in de erfgoedsector als de cirkel daaromheen, zoals de creatieve industrie, 28 Denk bijvoorbeeld aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Dutch Culture, Museumvereniging, BKKC, ACMC etcetera. Internationaal
bijvoorbeeld: UNESCO, ICOM, ICOMOS,IFLA, ICA, Europa Nostra, ICCROM, The best in Heritage, EMYA.
Speerpunt positionering
63
toerisme, et cetera. Met de verhuizing naar de Plantagebuurt in de zomer van 2015 ligt hier een mooie kans. Allereerst biedt dit een mogelijkheid samen te werken met erfgoedinstellingen in de buurt. Daarnaast bevindt de academie zich na de verhuizing dichter bij de andere faculteiten van de hogeschool. Studenten die kennismaken met studenten van de andere opleidingen, worden daardoor geïnspireerd en verrijkt. De komende beleidsperiode willen we hun de ruimte geven om met elkaar samen te werken, bij elkaar op bezoek te gaan, deel te nemen aan elkaars projecten of elkaar te helpen vanuit de eigen expertise. De Reinwardt Academie maakt gebruik van haar positie in de stad Amsterdam om zich zowel lokaal, regionaal als internationaal te profileren. Erfgoed speelt juist ook buiten de metropool een rol; het werkgebied van de erfgoedprofessional beperkt zich niet tot de randstad. Vanuit de stad verkent hij de rest van de wereld. Essentieel voor de academie zijn niet alleen stedelijke, maar ook regionale ontwikkelingen (zie ook paragraaf 1.3). Ook nu al heeft de academie een uitgebreid netwerk via stages, opdrachten in het onderwijs, onderzoek en bestuursfuncties van docenten. De communicatie hierover kan beter. Dat biedt niet alleen de academie maar ook andere opleidingen, instellingen en professionals de gelegenheid zich bij elkaar aan te sluiten. Doel: kennisuitwisseling, inspiratie opdoen en samenwerking.
Actiepunt 11 Zichtbaar maken van onderwijs en -onderzoeksprojecten, te beginnen met die in Amsterdam. Actiepunt 12 Onderzoek naar mogelijkheden tot samenwerking in de Plantagebuurt met verschillende erfgoedinstellingen en -initiatieven.
7.3 Internationalisering
De Reinwardt Academie is traditioneel sterk in haar buitenlandse netwerk en heeft in het buitenland een uitstekende reputatie in het werkveld. De vele internationale bestuursfuncties van docenten en de vele alumni van de masteropleiding hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen. In deze tijd van globalisering moeten we die toppositie vasthouden en versterken, zodat we de reputatie van de academie en de kwaliteit van het lesaanbod hoog kunnen houden. De academie stimuleert docenten en studenten in een internationale context actief te zijn, onder andere door congressen bij te wonen, bestuursfuncties te vervullen en samen met buitenlandse partners onderzoek te doen en onderwijs te geven. Sinds er een Europees cultuurbeleid is (2007) en er steeds meer geïnvesteerd wordt door de EU in de culturele sector, is een Europese oriëntatie van groot belang. Europa investeert fors in het behoud van erfgoed en ziet dit ook als een steeds groter wordende bron van werkgelegenheid. Daarnaast wil Europa zich ook profileren als hét cultuurhistorische werelddeel. Om deze ambitie te realiseren moeten de 28 lidstaten gezamenlijk inspanningen doen, die de EU met extra financiële middelen steunt om vooral kennisoverdracht te stimuleren. De Reinwardt Academie kan hiervan profiteren en een aantal strategische verbindingen aangaan.
sp
64
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Het is ook interessant om verbindingen aan te gaan met erfgoedinstellingen in opkomende economieĂŤn, waarbij we open moeten staan voor ontwikkelingen in de betreffende landen. Kennisuitwisseling, netwerkopbouw en marktverkenning zijn hierbij de sleutelwoorden. Voor de academie zijn er mogelijkheden om (betaalde) onderwijs- en onderzoeksopdrachten uit te voeren. Daarbij past het stimuleren van tweerichtingsverkeer, met een open attitude en de wens om van elkaar te leren. Voor de Reinwardt Academie vormen internationale contacten een kans om nieuwe kennis en ervaring op te doen, zowel voor docenten als studenten. De academie besteedt meer aandacht aan niet-westers erfgoed in het curriculum, bijvoorbeeld via gastdocenten, opdrachten en projecten, stages en onderzoek. Samengevat ziet de Reinwardt Academie het wegvallen van grenzen op meerdere gebieden als een mogelijkheid om de eigen rol en de rol van erfgoed in de samenleving verder te verkennen en uit te bouwen.
Actiepunt 13 D e academie verkent door middel van een beperkt aantal projecten de mogelijkheden van kennisuitwisseling tussen docenten en studenten, netwerkopbouw en marktverkenning in Europa en landen met opkomende economieĂŤn.
Speerpunt positionering
65
sp
66
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Actiepunten Onderwijsontwikkeling Actiepunt 1
Jaarlijks wordt het professionalseringsplan bijgesteld en vastgesteld.
Actiepunt 2 Jaarlijks wordt de studiegids bijgesteld en vastgesteld, met daarin het programmaoverzicht met competentiematrix en de onderwijs- en examenregeling. Actiepunt 3 Actualiseren en/of opstellen van richtlijnen voor onderwijsontwikkeling, zoals toetskader, richtlijnen voor het gebruik van de fysieke en digitale leeromgeving en randvoorwaarden roostering.
Excellentie Actiepunt 4
Onderzoek naar de juiste vormen van excellentie in onderwijs en onderzoek.
Actiepunt 5 Onderzoeken hoe de deelname aan excellentieprogramma’s zichtbaar kan worden voor het werkveld - bijvoorbeeld op het diploma.
Onderzoek Actiepunt 6 De lectoren stellen een nieuwe onderzoeksagenda 2015-2019 op. Aan de hand daarvan zullen jaarlijks onderzoeksprojecten geformuleerd worden. Actiepunt 7 Docenten die een onderzoeksproject leiden, stellen resultaatafspraken met de lector op. Zij maken deel uit van de kenniskring. De directie en studieleiding zorgen voor beschikbare middelen. Hierbij gaat het zowel om uren voor onderzoek als om project- en programmaondersteuning (communicatie, administratie, eventuele aanvragen derde geldstroom, etcetera). Actiepunt 8 Docenten formuleren voor hun vakgebied een Onderzoeks- en literatuurlijst, een overzicht voor studenten met de belangrijkste bronnen (databestanden, instanties, zoekmachines en tijdschriften) en zoektips. Actiepunt 9 Eindwerk (eindscripties, stageverslagen, beroepsproducten van de stage, etcetera) is altijd toegankelijk voor intern gebruik. Dit vraagt om een actuele en functionele database. De beste onderzoeksresultaten worden geschikt gemaakt voor externe publicatie. Ook excellente producten die zijn ontwikkeld binnen de afstudeerstage worden gepresenteerd.
Actiepunten
67
Positionering Actiepunt 10
itwerking alumnibeleid, waarbij de vraag centraal staat hoe ervaren alumni en net afgestuU deerden elkaar kunnen helpen. De academie onderzoekt de mogelijkheid om met koepelorganisaties, branche- en vakverenigingen en bedrijfsleven intensiever samen te werken op dit terrein.
Actiepunt 11
Zichtbaar maken van onderwijs en -onderzoeksprojecten, te beginnen met die in Amsterdam.
Actiepunt 12
nderzoek naar mogelijkheden tot samenwerking in de Plantagebuurt met verschillende erfO goedinstellingen en -initiatieven.
Actiepunt 13
e academie verkent door middel van een beperkt aantal projecten de mogelijkheden van kenD nisuitwisseling tussen docenten en studenten, netwerkopbouw en marktverkenning in Europa en landen met opkomende economieĂŤn.
a
68
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Bijlagen
69
70
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Hbo-niveau Hbo-standaard
Een gedegen theoretische basis Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instroom is kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. Maar daarnaast gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. De vaststelling en de borging van zo’n kennisbasis door de opleidingen is van eminent belang. Het competentiegericht onderwijs is een belangrijke vernieuwing in het hoger onderwijs maar de invoering hiervan ging soms vergezeld van een onderwaardering van kennis. Integratie van kennis, vaardigheden en attitude past bij het opleiden van startbekwame beroepsbeoefenaren. Met een versterkte nadruk op kennis zal het competentiegericht onderwijs een andere inhoud krijgen dan enkele jaren geleden het geval was. Het gaat hierbij om de noodzaak dat studenten over de theoretische bagage beschikken die hen de basis biedt om kritisch en creatief naar hun eigen vakgebied te kunnen kijken. Deze kennisbasis is daarmee onlosmakelijk verbonden met het hbo-bachelorniveau.
Het onderzoekend vermogen Bij professionele bachelors gaat het niet alleen om het vertalen van aangeleerde kennis van hoog niveau naar een praktijksituatie. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie. Zo stelt de commissie Abrahamsen: ‘ ... the abilities to analyse problems, to synthesize, to propose solutions and to communicate about various challenges (...), also in a multidisciplinary environment, are becoming more and more important. These abilities are not only important in research environments but also in industry and the society at large. This, in combination with the knowledge and the understanding of real life processes in industry, will give industry additional innovative power. Practical and professional experience of students, by preference from the start of their study in combination with applied research, will allow these competences to develop.’ (‘Bridging the gap between theory and practice, possible degrees for a binary system’, Report Committee Review Degrees for the Dutch Ministry of Education, Culture and Science, 2005, blz. 48.)
Professioneel vakmanschap Vakmanschap is onlosmakelijk verbonden met de opleidingen die hogescholen verzorgen. De professionele bacheloropleiding is voor velen de hoogste vorm van beroepsonderwijs die zij volgen. Dat betekent dat onze bacheloropleidingen moeten zorgen dat studenten de kennis en vaardigheden aanleren die specifiek zijn voor de rol van de professional in een werkveld. Een goede verbinding tussen de opleiding en de beroeps- praktijk is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Docenten met actuele praktijkervaring en het inzetten van gastdocenten geven hiervoor de juiste context. De stages bieden studenten de confrontatie tussen de opgedane kennis en oefeningen met de realiteit van de eigenlijke beroepspraktijk. Ook het hebben van een internationale oriëntatie maakt onderdeel uit van het vakmanschap, evenals het beschikken over een ondernemende houding.
Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie Hbo-bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroepsbeoefenaren die relaties moeten leggen met maatschappelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die - in de ware betekenis van het woord - academische vorming hebben genoten. Het wordt steeds belangrijker professionals voor de zorg op te leiden die kritisch kunnen reflecteren op de waardigheid van het leven, economen op te leiden die zichzelf vragen stellen over de relatie tussen winstmaximalisatie op de korte termijn en het vertrouwen in het economisch stelsel op de langere termijn en ingenieurs voor te bereiden op een werkzaam leven waar aandacht voor duurzaamheid meer centraal komt te staan. Het gaat om het bewustzijn van de betekenis van aangeleerde kennis en vaardigheden in hun maatschappelijke context. Van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan de hand van morele waarden.
Bijlagen | Hbo-niveau
Kwalificaties Bachelor
Kwalificaties Master
Kwalificaties Doctor
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Heeft aangetoond een vakgebied systematisch te begrijpen en de vaardigheden en methodieken te beheersen van onderzoek in dat vakgebied.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
Heeft de bekwaamheid aangetoond om met de geëigende integriteit van een onderzoeker een omvangrijk onderzoeksproces te ontwerpen, ontwikkelen, uit te voeren en aan te passen. Heeft door origineel onderzoek een bijdrage geleverd aan verlegging van de grenzen van kennis door een omvangrijke hoeveelheid werk, waarvan een deel een nationaal of internationaal beoordeelde publicatie verdient.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
Is in staat tot kritische analyse, evaluatie en synthese van nieuwe en complexe ideeën.
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.
Kan communiceren met vakgenoten, de bredere wetenschappelijke gemeenschap en de samenleving als geheel over het terrein waarop hij of zij deskundig is.
Leervaardigheden
Dublin descriptoren
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Wordt binnen de academische en professionele context verwacht in staat te zijn om technologische, sociale of culturele vooruitgang te bewerkstelligen in een kennissamenleving.
71
b
72
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 1
Basiskennis erfgoedvorming De erfgoedprofessional heeft kennis van en inzicht in de aard van, het denken over, en omgang met erfgoed in heden en verleden.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 1 vormt de basis van kennis en inzicht voor de erfgoedprofessional. De Reinwardt Academie leidt professionals op die processen en projecten initiëren, begeleiden en uitvoeren op het terrein van cultureel erfgoed. Om dit te kunnen moet de student beschikken over kennis van en inzicht in de omgang met sporen uit het verleden in een wisselende context. Hierbij gaat het om waardering en selectie, herinneren en vergeten. De erfgoedprofessional beschikt over kennis van verschillende erfgoedbenaderingen en een algemene historische, culturele en maatschappelijke ontwikkeling. De erfgoedprofessional heeft een brede basiskennis op cultureel, maatschappelijk en historisch gebied. Hij kan zijn kennis en inzicht toepassen in werksituaties waarin sprake is van erfgoedvorming, en in de behandeling van praktijkgebonden vraagstukken op het gebied van selectie, behoud en beheer en presentatie van erfgoed. De erfgoedprofessional kent de maatschappelijke processen die in relatie staan tot de erfgoedpraktijk, zoals waardetoekenning en gemeenschapsvorming. De erfgoedprofessional weet hoe erfgoed historisch is gevormd en kan de huidige ontwikkelingen in een historisch verband plaatsen. De erfgoedprofessional is op de hoogte van de professionele ontwikkelingen in het (internationale) erfgoedveld. De erfgoedprofessional heeft specialistische kennis op de erfgoedspecifieke terreinen van collectiemanagement, communicatie en organisatie (zie kerncompetenties 2, 3 en 4). Hij is zich bewust van zijn eigen rol in de erfgoedpraktijk. Hij is zelf geen expert of specialist in één verzamelgebied maar kan verschillende experts, specialisten en niet-specialisten op relevante wijze met elkaar verbinden (zie kerncompetentie 7).
Werkveldillustratie
De erfgoedprofessional kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling, coördinatie en verantwoording van beroepsproducten- en diensten in het erfgoedveld door kennis van en inzicht in hedendaagse visies op erfgoed, vanuit een historisch bewustzijn en historisch perspectief. De erfgoedprofessional beheerst het vocabulaire waarmee hij bemiddelt in de interdisciplinaire en veranderlijke erfgoedpraktijk, bijvoorbeeld tijdens (netwerk)bijeenkomsten, congressen en (interne) visiebijeenkomsten.
Bijlagen | Kerncompetentie 1
73
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • de gangbare visies op erfgoed in disciplines die zich daarmee bezighouden, geschiedenis, museologie, etnologie, antropologie, archeologie en geografie; • processen van erfgoedvorming en de omgang met erfgoed in het verleden; • cultuurgeschiedenis: de canon en canonvorming in de voor de erfgoedpraktijk relevante gebieden (materieel, immaterieel en ruimtelijk erfgoed).
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 1.1 een visie op erfgoed formuleren en beargumenteren, kent en herkent verschillende theorieën over erfgoed en visies daarop; 1.2 erfgoed onderzoeken en waarderen, zodat men beslissingen kan nemen over beheer en communicatie (in de praktijk selecteert de conservator of collectiemanager, afhankelijk van de organisatie). 1.3 voorwerpen, tradities, gebouwen, cultuurlandschappen enz. in hun historische, ruimtelijke en sociale contextplaatsen (cultuur- en kunstgeschiedenis)
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten erfgoedtheorie en cultuurgeschiedenis, contacten met onder andere erfgoedinstellingen, ICOM, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam.
b
74
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 2 Communicatiefunctie
De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van communicatie en presentatie van erfgoed toepassen.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 2 heeft betrekking op de communicatiefunctie, een van de drie functies van de erfgoedprofessional. De samenhang tussen theorie, praktijk en de reflectie daarop vormt de essentie van elke functie. Een van de kerntaken in het erfgoedveld is het fysiek en digitaal delen van kennis en verhalen. Omdat de academie erfgoed als een dynamisch en sociaal fenomeen beschouwt, hebben communicatie en presentatie van erfgoed drie aspecten: toegankelijkheid, representatie en participatie. Toegankelijkheid betreft fysieke, mentale en psychologische aspecten. Representatie betreft de vraag: wie bepaalt wat, wie, waar, wanneer en waarom gepresenteerd wordt? Participatie betreft de vraag hoe je stakeholders intern en extern - invloed geeft op het delen van erfgoed. De erfgoedprofessional begrijpt de specifieke kenmerken, wensen en behoeften van de gebruiker. Hij beschrijft, vertegenwoordigt en waarborgt de gebruikersbelangen wanneer hij het delen van erfgoed ontwikkelt, uitvoert en evalueert (audience advocacy).
Werkveldillustratie
De erfgoedprofessional kan ‘multiversele’ producten en diensten bedenken, initiëren, opdragen, uitvoeren, en strategisch en operationeel verantwoorden. Producten en diensten zijn bijvoorbeeld (semi)permanente tentoonstellingen, (educatieve) programma’s of de ontwikkeling van games of studiereizen. De erfgoedprofessional doet publieksonderzoek en integreert dat in uitvoering en beleid. Hij kan presentaties en rondleidingen geven, evenementen organiseren, social interventions plegen en communities managen.
Bijlagen | Kerncompetentie 2
75
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • ethische beroepsdilemma’s rond het delen van erfgoed; • methoden en technieken van publieksonderzoek; • communicatietheorie, mediacommunicatie, mediawijsheid, (digital) storytelling en hospitality; • leer- en ontwikkelingspsychologie en didactiek, formeel (primair, voortgezet en vervolg-) onderwijs en informeel onderwijs (volwassenonderwijs, reminiscentie, resocialisatie, outreach en burgerschapsvorming); • ontwerptheorie, zowel 2D als 3D, ruimtetheorie, innovatietechnologie.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 2.1 publieksonderzoek bedenken en uitvoeren; 2.2 erfgoed doelgroepgericht communiceren en de juiste mediadrager(s) inzetten; 2.3 erfgoededucatieve programma’s ontwikkelen en uitvoeren; 2.4 erfgoed conceptualiseren en ontwerptheoretische principes toepassen in zowel 2D als 3D producten; 2.5 een ontwerp maken voor de inrichting van ruimten, zoals een tentoonstelling of museum als geheel.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten publiek en tentoonstellen, contacten met onder andere erfgoedinstellingen, ontwerpbureaus, ICT-bedrijven, software companies, ICOM, EXCITE, Nederlandse Museumvereniging, museumconsulenten, BNO en verwante onderwijsinstellingen.
b
76
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 3 Collectiefunctie
De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van het beheer van erfgoed toepassen.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 3 heeft betrekking op de collectiefunctie, een van de drie functies van de erfgoedprofessional. De samenhang tussen theorie, praktijk en de reflectie daarop vormt de essentie van elke functie. Een erfgoedprofessional met de functie van collectiemanager kan specifiek erfgoed binnen de context van een instelling analyseren, interpreteren, waarderen en selecteren en is deskundig op het gebied van duurzaam beheer, behoud en ontsluiting. Het gaat daarbij niet alleen om tastbare voorwerpen (traditionele museale collecties, archieven en historische bibliotheken), maar ook om digitaal gecreëerd en gedigitaliseerd materiaal en het vastleggen en documenteren van immaterieel erfgoed, zoals tradities en verhalen. De kern van wat een collectiemanager doet is erfgoed waarderen, selecteren, beheren, toegankelijk maken en behouden. De keuzes vinden plaats in alle bedrijfsprocessen tussen verwerven en afstoten en hebben vooral een erfgoedtheoretisch kader (kerncompetentie 1). Selectie is methodisch en ethisch verantwoord. Behoud van cultureel erfgoed behelst respect voor de fysieke, functionele, contextuele en conceptuele integriteit van objecten. Het gaat daarbij om maatregelen gericht op omgevingscondities (preventieve conservering) en ontsluiting van erfgoedverzamelingen. Bij beheer en behoud worden daarnaast digitale technieken toegepast; dit betreft zowel het duurzaam beheer van digitaal gecreëerde objecten als de digitalisering van fysieke objecten. Collectiemanagement gaat ook over het beschikbaar stellen van erfgoed, waarbij risico’s zorgvuldig afgewogen worden met het oog op de veiligheid van de objecten, erfgoedprofessionals en gebruikers. Beheer van erfgoed omvat ook het beheer van informatie over erfgoed. Dat kunnen bedrijfsmatige, conserveringstechnische en inhoudelijke gegevens zijn. Het management van erfgoedinformatie betreft de selectie, de inrichting, het beheer en het gebruik van informatiesystemen ter ondersteuning van de administratie en inhoudelijke ontsluiting van erfgoed. Duurzaam beheer van metadata is hierbij essentieel, ter ondersteuning van zowel beheer als communicatie van erfgoed (kerncompetentie 2).
Werkveldillustratie
Elke collectiemanager streeft naar een collectie die zo goed mogelijk wordt geselecteerd, geconserveerd, ontsloten en duurzaam beheerd. Afhankelijk van zijn positie, doet hij dit op strategisch, tactisch of operationeel niveau. De collectiemanager verenigt in zich de bekwaamheden van de registrator en registrar, collectiebeheerder, e-conservator, informatiespecialist en archiefbeheerder (en archivaris B, indien de specialisatie Archieven gevolgd en afgerond is). Producten en diensten op het gebied van (preventieve) conservering zijn bijvoorbeeld het opstellen van en uitvoering geven aan een collectiebeleidsplan, een collectiehulpverleningsplan, depotinrichtingsplan (fysiek en digitaal) en procedures voor verwerving, afstoting, bruikleenverkeer, administratie en transport van bruiklenen. Ook omvatten ze het treffen van voorzieningen voor de opstelling van objecten in een tentoonstelling. Producten en diensten op het gebied van informatiemanagement zijn het opstellen van een informatieplan, het ontsluiten van collecties, het beschikbaar stellen van (collectie-)informatie voor onderzoek of (her)gebruik door derden, en het creëren en beheren van managementinformatie (zie ook kerncompetentie 4).
Bijlagen | Kerncompetentie 3
77
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • materialen: intrinsieke eigenschappen, toepassing en interactie; • omgevingsmanagement: hij herkent en beheerst schadefactoren die een collectie kunnen aantasten; • risicomanagement: hij maakt afwegingen tussen gebruiksnut en gebruiksrisico’s; • informatiemanagement: informatiesystemen, -architectuur, authentificatie en beveiliging, IT-standaarden en functionele mogelijkheden, standaarden en normen op het gebied van ontsluiting en auditing.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 3.1 technieken en hulpmiddelen voor waardering en selectie kiezen, beoordelen en toepassen; 3.2 maatregelen en richtlijnen voor (fysieke en digitale) duurzaamheid voorstellen en uitvoeren, gericht op preventieve conservering van collecties, rekening houdend met de omgeving (bijvoorbeeld depot, tentoonstelling of transport); 3.3 procedures opstellen voor collectiemanagement (verwerving, ontsluiting, afstoting, bruikleenverkeer, etcetera); 3.4 de hulpmiddelen en informatiesystemen voor beheer, behoud en toegankelijkheid beoordelen en selecteren, inrichten, gebruiken, beheren en controleren; 3. 5 bijdragen aan verbeteringen van administratieve ondersteuning en duurzame inhoudelijke ontsluiting.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten beheer en behoud en informatiemanagement en gebaseerd op inzichten gangbaar in het werkveld, zoals Blue Shield, Metamorfoze, Restauratoren Nederland, Art Restorers Association (afdeling Nederland), Nederlandse Museumvereniging (SIMIN, sectie Collecties, sectie Veiligheidszorg, ICOM (CIDOC en ICOM-CC), ICA, BRAIN en KVAN.
b
78
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 4 Organisatiefunctie
De erfgoedprofessional kan kennis op het gebied van management toepassen.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 4 heeft betrekking op de organisatiefunctie, een van de drie functies van de erfgoedprofessional. De samenhang tussen theorie, praktijk en de reflectie daarop vormt de essentie van elke functie. Binnen het werkveld - de culturele en creatieve sector in de breedste zin van het woord - gaat het om het organiseren van een duurzame relatie tussen het erfgoed en de omgeving. Erfgoedprofessionals hebben de kennis en ervaring om, zowel strategisch als operationeel, erfgoed een plek te geven in de maatschappij en daar de juiste vorm voor te kiezen. Een effectieve strategische positionering volgt uit adequaat stakeholdermanagement, omgevingsgevoeligheid, kennis van wetgeving, codes en conventies en een scherp oog voor de maatschappelijke meerwaarde van erfgoed. Daarbij wordt de gebruiker, klant of stakeholder centraal gesteld en waar mogelijk bij dit proces betrokken. Ook grassroots-initiatieven worden bestudeerd en ondersteund, evenals bestaande en nieuwe vormen van leiderschap en governance. Marketing is van wezenlijk belang voor de interactie met de omgeving. De erfgoedprofessional stimuleert het contact tussen erfgoed en samenleving en versterkt het maatschappelijk draagvlak voor de duurzame omgang met erfgoed door in te spelen op actuele vraagstukken. Daarbij zet hij op passende wijze marketinginstrumenten in. De professional kan het werk ontwerpen, structureren en resultaatgericht organiseren door (strategische) doelen te formuleren, een (project)organisatie op te zetten, en richting te geven aan de structuur en cultuur van de organisatie en de beheersing van het project of proces. Dat vraagt onder andere om kennis van organisatiekunde en projectmatig werken. Met het oog op de veranderende arbeidsmarkt kan de professional een eigen bedrijf opzetten en managen. Binnen en buiten een instelling kan de erfgoedprofessional verschillende expertises verbinden om te komen tot producten en diensten in het erfgoed. Dit vraagt om een uitgebreid repertoire van marketing- en managementvaardigheden.
Werkveldillustratie
De erfgoedprofessional kan verscheidene rollen vervullen binnen of buiten een instelling, zoals die van projectmanager, communicatiemedewerker, adviseur, coรถrdinator (van bijvoorbeeld publieksactiviteiten), marketingmedewerker, (zelfstandig) ondernemer, account- of relatiemanager, beleidsmaker, cultuurscout of -makelaar, touroperator of informatiemanager. De erfgoedprofessional kan een bijdrage leveren aan beroepsproducten en diensten, zoals een marketing(communicatie)plan, projectplan, adviesrapport, persbericht, begroting, financieringsplan, jaarverslag, beleidsplan, ondernemingsplan, implementatieplan, rapportage evaluatieonderzoek, presentatie, pitch, platform, forum, symposium, debat, lezing, rondleiding, arrangement, evenement, een inhoudelijke en wervende bijdrage aan paid, owned, shared en earned media.
Bijlagen | Kerncompetentie 4
79
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • strategisch beleid, met aandacht voor cultuurbeleid en maatschappelijke trends; • organisatiekunde, met aandacht voor financieel, personeels- en informatiemanagement; • projectmanagement; • marketing; • wettelijke kaders en gebruiken en gewoonten binnen het erfgoed; • (cultureel) ondernemerschap.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 4.1 strategisch beleid formuleren of daar een bijdrage aan leveren, en businessplannen opstellen; 4.2 strategisch beleid en businessplannen omzetten in actieplannen; 4.3 bijdragen leveren aan de positionering en profilering van een erfgoedinstelling of -initiatief; 4.4 stakeholders en samenleving informeren, involveren en motiveren, bijdragen aan het draagvlak voor erfgoed(beleid) en de uitvoering, monitoring, evaluatie en presentatie daarvan.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten management en informatiemanagement, contacten in het werkveld, ICOM, Blue Shield, Associatie Culturele Marketing en Communicatie (ACMC), Nederlandse Museumvereniging, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
b
80
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 5 Oordeelsvorming
De erfgoedprofessional kan onderzoek verrichten, een oordeel vormen en ethische afwegingen maken.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 5 heeft betrekking op de ontwikkeling van onderzoekende en reflectieve vaardigheden, van belang voor alle functies in het (erfgoed)werkveld. De erfgoedprofessional is in staat om zelfstandig een onderzoek op te zetten en uit te voeren, waarbij hij gestructureerd gegevens verzamelt. Hij kan deze gegevens interpreteren en waarderen op basis van zuiver redeneren. Hij kan ook de vorm kiezen waarin deze gegevens gerapporteerd zullen worden aan een vooraf bepaald publiek. In het werkveld eisen factoren als tijd, geld, beschikbaar personeel en risico’s van de erfgoedprofessional dat hij keuzes maakt en beargumenteert. Hiervoor moet hij onderzoek doen, waarbij hij oog heeft voor zowel de argumenten vanuit de eigen positie/organisatie als die van partnerpartijen. Deze partnerpartijen kunnen zich ook buiten het erfgoedwerkveld bevinden en allerlei stakeholders zijn. Denk hierbij aan (gewenst) publiek, sponsors, overheden, beleidsmakers, doelgroepen, etcetera. De erfgoedprofessional moet zich kunnen verplaatsen in het belang en de behoefte van deze andere partijen zonder het eigen belang en standpunt uit het oog te verliezen. De erfgoedprofessional houdt rekening met relevante ethische codes en discussies. De erfgoedprofessional is ervan doordrongen dat hij zich een gefundeerd oordeel moet vormen, zodat dit meegenomen kan worden bij de ontwikkeling van verschillende beroepsproducten.
Werkveldillustratie
Onderzoeksvaardigheden en oordeelsvorming staan nooit op zichzelf maar maken in de beroepspraktijk onderdeel uit van producten en diensten die ontwikkeld, uitgevoerd of geĂŤvalueerd worden. De werkveldillustraties bij kerncompetenties 2, 3 en 4 vragen bijvoorbeeld om onderzoek of de vorming van een afgewogen oordeel. De erfgoedprofessional is in staat om door middel van onderzoek, reflectie en argumentatie een oordeel te vormen en hierdoor een betekenisvolle bijdrage te leveren aan bijvoorbeeld een collectieplan of afstotingsbeleid, een educatief programma of inrichting van een tentoonstelling, een organisatieadvies of subsidieaanvraag. De erfgoedprofessional kan een gefundeerde bijdrage leveren aan actueel erfgoeddebat.
Bijlagen | Kerncompetentie 5
81
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • onderzoek: verschillende onderzoeksmethoden en hun toepassing, brononderzoek, bronkritiek en annotatie; • adviesstrategieën, (interculturele) communicatie en processen van (bestuurlijke) besluitvorming; • filosofische principes die zijn gekoppeld aan argumentatieleer en debatteertechnieken; • ethiek en erfgoed: ethische discussies die binnen het erfgoed gevoerd worden.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 5.1 literatuur en onderzoeksresultaten in de verschillende erfgoeddisciplines en erfgoedfuncties vinden, begrijpen, op betrouwbaarheid en bruikbaarheid beoordelen en verantwoord gebruiken; 5.2 zelfstandig een probleem definiëren, een onderzoek objectief en methodisch opzetten en uitvoeren; 5.3 kritisch reflecteren op de keuzes die zijn gemaakt gedurende het onderzoek, een oordeel vormen, dit onderbouwen en plaatsen in bestaande discussies binnen het erfgoedveld; 5.4 onderzoeksresultaten presenteren, rekening houdend met de doelgroepen, van algemeen publiek tot experts; 5.5 adviseren, waarbij hij rekening houdt met verschillende stakeholders, mogelijke gevolgen, relevantie en praktische uitvoerbaarheid.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten onderzoeksvaardigheden, literatuur over onderzoeksmethoden in het hoger onderwijs, andere onderwijsinstellingen (zowel op mbo-, hbo- als wo-niveau), VSNU.
b
82
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 6
Communicatieve vaardigheden De erfgoedprofessional kan informatie, ideeテォn en concepten doelgroepgericht overbrengen.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 6 heeft betrekking op de ontwikkeling van communicatieve vaardigheden in brede zin, van belang voor alle functies in het (erfgoed)werkveld. Onder deze competentie verstaan we allerlei vormen van communicatie in verschillende beroepssituaties: schriftelijk en mondeling communiceren, vergaderen, onderhandelen, presenteren en visualiseren. De erfgoedprofessional kan verschillende doelgroepen aanspreken en maakt daarbij gebruik van passende communicatietechnieken. Hij uit zijn ideeテォn, waarna ze verder gedeeld kunnen worden met anderen. Bij schriftelijke communicatie gaat het om rapportages, beleidsnotities, onderzoeks- en adviesrapporten en correspondentie. De erfgoedprofessional kan doel- en doelgroepgericht schrijven. Bij mondelinge communicatie gaat het om onderhandelen, feedback geven en ontvangen, argumenteren, motiveren, rondleiden, adviseren en informeren. De erfgoedprofessional kan in woord en beeld communiceren en verschillende (digitale) audiovisuele technieken toepassen. Hij kan (zichzelf) presenteren, zowel fysiek als digitaal. Hij kan visualiseren, een presentatie houden voor uiteenlopende doelgroepen, beeldmateriaal inzetten, informatie over onderzoeks- en ontwerpresultaten in verschillende ontwerpfasen overdragen. Hij kan informeren, verleiden, overtuigen en stimuleren, zichzelf presenteren via curriculum vitae en portfolio. De communicatieve vaardigheden zijn de bouwstenen voor andere competenties, zoals erfgoed communiceren en daarvoor de juiste mix van mediadragers inzetten (kerncompetentie 2).
Werkveldillustratie
De erfgoedprofessional kan diverse beroepsproducten en 窶電iensten leveren of daaraan bijdragen. Zo kan hij verschillende soorten teksten schrijven, waaronder plannen (bijvoorbeeld een communicatieplan, collectieplan, businessplan), tentoonstellingsteksten, beleidsrapportages, correspondentie (zoals e-mails en brieven), essays, artikelen, wervende en voorlichtende teksten. De erfgoedprofessional is ook in staat (audio)visuele producten (mede) te ontwikkelen, zoals flyers, affiches, films, audiotours. Hij zet moderne media in om een boodschap over te brengen. Hij kan zich goed uitdrukken in gesprekken en debatten, waaronder vergaderingen, discussiebijeenkomsten, brainstorm- en andere creatieve technieken. Hij kan presentaties en rondleidingen voorbereiden en geven, eventueel met gebruik van multimedia en beeldmateriaal.
Bijlagen | Kerncompetentie 6
83
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • massacommunicatie, mediagebruik en –theorie, mediawijsheid; • interculturele communicatie; • wetenschapscommunicatie: het doelgroepgericht uitleggen van wetenschappelijke kennis; • persuasieve communicatie; • perceptieleer; • interpersoonlijke communicatie, zoals houding, beweging, toon en stijl; • semiotiek en beeldtaal; • (digitale) communicatievormen en –technieken.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 6.1 zich schriftelijk uitdrukken en daarbij de juiste vorm (rapport, essay, artikel, etcetera) en stijl hanteren, afhankelijk van doel en doelgroep; 6.2 zich mondeling uitdrukken in verschillende situaties, zoals vergaderingen, debatten, presentaties en rondleidingen, en hierbij ook non-verbale communicatie inzetten om te overtuigen; 6.3 (audio)visuele technieken inzetten en toepassen om effectief te communiceren.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten basisvaardigheden, literatuur op het gebied van communicatieve vaardigheden in het hoger onderwijs en onderzoek bij vergelijkbare opleidingen.
b
84
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Kerncompetentie 7 Leervaardigheden
De erfgoedprofessional is in staat zijn professionele en persoonlijke ontwikkeling vorm te geven.
Beroepsprofiel
Kerncompetentie 7 heeft betrekking op de ontwikkeling van een professionele houding, van belang voor alle functies in het (erfgoed)werkveld. Wat voor functie de erfgoedprofessional ook in het werkveld zal vervullen, hij zal zich professioneel verder moeten ontwikkelen. Omdat hij meestal niet alleen opereert, gaat het daarbij niet alleen om de eigen gewenste ontwikkeling maar ook om het vermogen samen te werken en zichzelf daarbij zo goed mogelijk te positioneren. Door het snel veranderende werkveld moet de erfgoedprofessional vaardigheden ontwikkelen die hem voorbereiden op een nog onbekende toekomst. Banen verdwijnen, nieuwe arbeidsomstandigheden ontstaan. Een belangrijke vaardigheid in de 21ste eeuw is het vermogen tot samenwerken en verbinden. Als erfgoedprofessional sla je een brug tussen de verschillende functies enerzijds en sectoren anderzijds, binnen het erfgoedveld maar ook tussen andere beroepssectoren. Daarnaast heeft de erfgoedprofessional een duidelijke verantwoordelijkheid jegens de maatschappij. De maatschappij is in verandering. Complexe problemen van de toekomst zijn overwegend interdisciplinair van aard. Om deze vraagstukken op te kunnen lossen, moet de erfgoedprofessional kunnen improviseren, durven experimenteren en ondernemen. Hij stelt de juiste vragen, bedenkt nieuwe oplossingen en kan die ook uitvoeren. Hij is in staat persoonlijke talenten en ambities te herkennen en ontwikkelen. Dat vraagt om nieuwsgierigheid, zelfreflectie en zelfstandigheid. Het is daarom voor de student van belang de eigen professionele ontwikkeling vorm te geven door een duidelijk beeld te hebben van zichzelf en de mogelijke/gewenste positie in het (toekomstige) werkveld. Zelfkennis betekent inzicht in de eigen waarden en overtuigingen, sterke en zwakke punten, interesses, ambities en gedragingen.
Werkveldillustratie
De erfgoedprofessional ontwikkelt zelfkennis en een professionele houding om flexibel te kunnen reageren op veranderingen in de toekomst. De erfgoedprofessional kan een bijdrage leveren aan interdisciplinaire teams en oplossingen aandragen voor vraagstukken waarbij vragen uit verschillende disciplines in het werkveld samenkomen. Hij draagt bij vanuit de eigen vakkennis en is zich bewust van de eigen vaardigheden en eigenschappen.
Bijlagen | Kerncompetentie 7
85
Body of knowledge
De erfgoedprofessional heeft kennis van: • groepsdynamica en methoden en theorieën om (interdisciplinaire) samenwerking te kunnen sturen; • projectmanagement; • besluitvormingsprocessen, leiderschapsstijlen; • kwaliteitszorgsystemen, waaronder evaluatiemethoden; • leerstrategieën; • methoden en technieken voor zelfsturing en zelfreflectie.
Deelcompetenties
De erfgoedprofessional kan: 7.1 verantwoordelijkheid nemen in een team en daarin verschillende rollen vervullen, realistische doelen stellen, plannen, delegeren en op resultaat sturen; 7.2 zich inleven in de behoeften van anderen, omgaan met verschillende werkstijlen en culturen, tegengestelde belangen en conflictsituaties; 7.3 zelfstandig richting en inhoud geven aan de (studie)loopbaan op basis van zelfreflectie en feedback; 7.4 zichzelf in een team en in het werkveld profileren en een relevant netwerk opbouwen en onderhouden.
Validatie
Deze kerncompetentie is tot stand gekomen door afstemming met docenten, decaan en coördinator studieloopbaanbegeleiding, contacten met het werkveld, literatuur op het gebied van algemene hbo-competenties, onderzoek bij vergelijkbare opleidingen.
b
86
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Bronnen Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Instellingsplan 2013-2018. Amsterdam, 2012. Commissie externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs. Vreemde ogen dwingen. Den Haag: HBOraad, 2012. Commissie Dijkgraaf, Onderscheiden, verbinden, vernieuwen. De toekomst van het kunstonderwijs. Den Haag, mei 2010. Commissie Veerman, DifferentiĂŤren in drievoud. Omwille van kwaliteit en verscheidenheid in het hoger onderwijs. Advies van de commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel. Den Haag, 2010. Expertgroep BKE/SKE, Verantwoord toetsen en beslissen in het hoger beroepsonderwijs. Een voorstel voor een programma van eisen voor een basis- en seniorkwalificatie examinering (BKE/SKE). Vereniging Hogescholen, 2013. Expertgroep Protocol, Beoordelen is mensenwerk. Bevindingen over de wenselijkheid en mogelijkheid van een gezamenlijk protocol voor het beoordelen van (kern)werkstukken. Den Haag: Vereniging Hogescholen, 2013. HBO-raad, Kwaliteit als opdracht. Den Haag, augustus 2009. HBO-raad, Focus op toptalent. Sectorplan hbo kunstonderwijs 2012-2016. Den Haag, 2011. HBO-raad, Focus op toptalent. Plan van aanpak bij sectorplan hbo kunstonderwijs 2012-2016. Den Haag, 2011. HBO-raad, Focus op toptalent. Houtskoolschets sectorplan hbo kunstonderwijs 2012-2016 voor de disciplines muziek, autonome beeldende kunst en vormgeving. Den Haag, 2012. Hobeon. Beoordelingsrapport. Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Cultureel Erfgoed voltijd. Amsterdamse Hogeschool voor de kunsten. 2013. Netwerk Erfgoed en ruimte, Onderzoek en onderwijs. Karakterschetsen Nationale onderzoeksagenda erfgoed en ruimte. Deel 1, Kennisagenda. Den Haag: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Adviesrapport Amsterdamse Hogeschool voor de kunsten. Instellingstoets kwaliteitszorg. Den Haag, 2013. Raad voor Cultuur, Slagen in Cultuur. Culturele basisinfrastructuur 2013-2016. Den Haag, 2012. Raad voor Cultuur, De Cultuurverkenning. Ontwikkelingen en trends in het culturele leven in Nederland. Den Haag, 2014. Reinwardt Academie, Onderwijsbeleidsdocument 2004-2005. Amsterdam, 2004. Reinwardt Academie, Onderwijsbeleidsdocument 2008 (concept). Amsterdam, 2008.
Bronnen
Reinwardt Academie, Erfgoedpraktijk op de snijtafel. Lectoraatsprogramma Reinwardt Academie 2012-2015. Amsterdam, 2012. Reinwardt Academie, Beleidsplan Reinwardt Academie 2013-2018. Borgen + actualiseren = excelleren. Amsterdam, 2013. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Nationale kennisagenda voor het museale veld. Amersfoort, 2014. Topteam Creatieve Industrie, Smart en creative human capital. Talent voor de Topsector creatieve industrie. Human capital agenda voor de topsector creatieve industrie. 2012. 
87
88
Reinwardt Academie | Onderwijsbeleidsplan
Colofon Tekst
Nancy van Asseldonk Met dank aan allen docenten
Eindredactie
Anneke van Huisseling Liesbeth de Lange
Fotografie
Nancy van Asseldonk Sven van Baarle Bob Bronshof Koosje Hofman Ruben Smit Willem van der Zel, Zuiderzeemuseum
Ontwerp
Meester Ontwerpers, Amsterdam
Reinwardt Academie
info@rwa.ahk.nl www.reinwardtacademie.nl Š 2014