Temp#23 extra

Page 1

#EXTRA

MARIA ROOSEN Paula van Doorn Breda Suzanne Vellema Groningen SylĂŠ van Olst Zwolle Elisa van Meene Tilburg Lina van Hassel Den Bosch

HET LEERLING / MEESTER PROJECT VOOR DUMMIES


Inhoud Temp #23 Pag. 4 t/m 7 Leerling/Meester voor dummies NL Door Manus Groenen Pag. 8 t/m 19 De Introductie Pag. 20 t/m 21 Groepsfoto

Pag. 30 t/m 55 Leerling/Meester #17 Oud & Nieuw MARIA ROOSEN Paula van Doorn Breda Suzanne Vellema Groningen Sylé van Olst Zwolle Elisa van Meene Tilburg Lina van Hassel Den Bosch

Pag. 22 t/m 25 Student/Master for dummies ENG Door Manus Groenen

Pag. 34 t­/m 36 Oud & Nieuw NL Door Cornelie Samsom

Pag. 26 t/m 27 Preview Hendrik Driessen

Pag. 56 t/m 57 Het Ogentkistje Door Karin van Pinxstren

Pag. 28 t/m 29 De Opening

Pag. 60 Colofon


Beste Lezer, Voor je ligt TEMP #EXTR A oftewel ‘TEMP #23. Deze TEMP#EXTR A is speciaal gemaakt door Anna Bedaux om je inzicht te geven in de werking van het Leerling/ Meesterproject, maar dan van binnenuit. Voor de nieuwe deelnemers van het komende seizoen wilden wij in deze # EXTR A laten zien, hoe het project nu eigenlijk werkt: hoe groepen samengesteld worden én hoe de studenten en de meester een samenwerking ervaren. Vandaar dat we deze editie niet, zoals gebruikelijk, beginnen met een voorwoord, maar de koe meteen bij de horens pakken en je, via een interview, introduceren met onze werkwijze. De rest van deze TEMP is gewijd aan de expositie “OUD en NIEUW’, van ‘Meester’ Maria Roosen en haar leerlingen. Deze expositie komt uitgebreid aan bod om je een idee te geven van de werking van het Leerling / Meester-project, in de praktijk.

Tot slot sluiten we deze TEMP af met een introductie op het komende jaar, door de nieuwe Jaarmeester van Kunstpodim T; Karin van Pinxteren. Beschouw deze TEMP als de afsluiting van het vorige seizoen, maar óók zeker als het startsein van het nieuwe Leerling / Meesterseizoen! Ik wens jullie veel inspiratie in het komende jaar en in deze TEMP. Namens Kunstpodium T Eindredacteur TEMP Mariska van Zutven


Leerling/Meester voor dummies Het Leerling/Meester project heeft vijf succesvolle seizoenen achter de rug met 61 zeer verschillende tentoonstellingen als resultaat. Elke keer is het maar afwachten hoe de samenwerking tussen leerlingen en meesters verloopt en wat het eindresultaat zal zijn. Maar, voordat de groepen samen aan de slag gaan, zijn er al een aantal belangrijke keuzes gemaakt. De meesters en leerlingen worden geselecteerd en vervolgens in goede combinaties samengebracht. Projectleider Marleen Hartjes en Jaarmeester Iris Bouwmeester geven in dit interview inzicht in de beslissingen die aan de programmering voorafgaan. Elk jaar begint met een ‘jaarmeester’ die door Kunstpodium-T wordt uitgenodigd. Het afgelopen jaar heeft Iris Bouwmeester deze rol succesvol vervuld. De jaarmeester stelt als gastcurator een lijst met 17 meesters samen, uit haar netwerk. Bouwmeester heeft in haar zoektocht naar geschikte meesters, gelet op verschillende aspecten. “Iedereen die meedeed moest ik op een bepaalde manier interessant vinden, maar ik heb ook gezocht naar verschillen in leeftijden én gekeken naar de status van de kunstenaar binnen de kunstwereld. Daarna keek ik of ze leuk zouden zijn om mee samen te werken én of ze interessant zouden zijn voor studenten. Ik heb ook gezocht naar een mix van disciplines en temperamenten. Toon Teeken bijvoorbeeld is speels en lichtzinnig, Arjan Janssen volgt juist een hele strenge methodiek.” Het eindresultaat is een evenwichtige lijst geworden met ongeveer evenveel mannen als vrouwen, die op 4


verschillende momenten in hun carrière staan en werken in verschillende media. Vervolgens moet de projectgroep, bestaande uit Zeus Hoenderop, Marleen Hartjes en de jaarmeester, de deelnemende studenten leren kennen. De voorgedragen studenten leveren een portfolio aan dat grondig bestudeerd wordt en gaat de werkgroep op bezoek bij de academies waar de studenten zichzelf presenteren tijdens de academieontmoetingen. Zo probeert de werkgroep inzicht te krijgen in “het werk, de mentaliteit en de manier van werken van de studenten”. Tijdens dit proces wordt in het achterhoofd al meteen gezocht naar een passende meester. “Je leert iemand zijn temperament en beeldtaal kennen. Bij sommige werken denk je al meteen: dat zou geinig zijn bij die ene meester,” aldus Bouwmeester. Toch is het lastig om alle leerling-kunstenaars goed in te schatten, in hun derde studiejaar: want de ervaring leert dat er nog veel kan veranderen in het laatste jaar. Na de academie ontmoetingen volgt het gepuzzel waarin de groepen en het programma worden samengesteld. Hierbij vormen de meesters de basis. Zij zijn de kern waar de juiste studenten bij gezocht worden. Bouwmeester vindt het maken van de groepen niet zo moeilijk. “Het is net als koken. Je gooit eens wat bij elkaar en kijkt wat eruit komt.” Op de eerste plaats is het voor de projectgroep belangrijk om leerlingen en meesters bij elkaar te zetten met een overeenkomst. Hartjes: “dat wil niet zeggen dat ze visueel op elkaar lijken. Ze passen eerder conceptueel bij elkaar, en vertellen vaak samen over eenzelfde verhaal vanuit andere perspectieven en met andere media” Een goed voorbeeld van deze keuzes is de groep rond meester Maria Roosen. Hartjes: “Bij het groepje van Maria 5


Roosen speelde het onderzoek naar de vrouwelijkheid een belangrijke rol. Maar daarnaast is Maria Roosen de spil in het groepje; zij is degene die de studenten aan elkaar verbindt. De uitgesproken materiaalkeuze van de verschillende leden van het groepje maakt dat ze samen een compleet beeld geven hoe vrouwelijkheid en daaraan gerelateerde thema’s zich kunnen manifesteren in één presentatie.” Bij het samenstellen van de groepen spelen ook andere factoren een rol. Zo moeten de eerste studenten vrij snel werk leveren en dat moeten ze wel aan kunnen, bovendien zet de projectgroep graag leerlingen van verschillende academies bij elkaar. Hartjes vertelt dat ze proberen” de studenten die al ver zijn in hun artistieke ontwikkeling te combineren met studenten die nog wat minder ver zijn, om zo het niveau omhoog te krijgen.” Uiteindelijk is het aan de leerlingen en de meesters om de exposities te laten slagen. Voor de werkgroep is hun werk geslaagd als de individuele leden het beste in elkaar naar boven halen en elkaar aanvullen. Het is belangrijk dat het klikt. Hartjes: “dan worden de tentoonstellingen ook beter. Aan ons de taak om die klik te vinden.” Hier stemt Bouwmeester mee in: “We hopen dat er een soort spanning ontstaat en die kan natuurlijk allerlei karakters krijgen. De faciliteiten kunnen we leveren, maar op de kwaliteit van de tentoonstelling hebben we weinig invloed. Als de basisvoorwaarden goed zijn, kunnen de meesters en de studenten goed samenwerken en een sterke tentoonstelling maken.“

6


Het eindresultaat is voor de projectgroep dan ook elke keer een verassing, maar volgens Hartjes worden ze steeds beter in het samenstellen van spannende groepen. “Sommige exposities knetteren gewoon”, aldus Hartjes, ”dan heb je het gevoel dat de tentoonstelling de som van de individuele delers overstijgt en dat zij samen de tentoonstelling naar een hoger plan trekken, door de combinatie van werken en de samenstelling van de ruimtes.” Bouwmeester voelt zich verantwoordelijk als er iets misgaat, maar dat is gelukkig nauwelijks gebeurd. Ze hoopt dat iedereen iets aan de samenwerking binnen het Leerling/ Meester-project overhoudt. “Het maakt niet zo zeer uit wat: nieuwe contacten, nieuwe tentoonstellingen, nieuwe artistieke of theoretische inzichten.“ Het verbaasde Iris Bouwmeester “hoe verschillende groepen toch telkens weer proberen een samenhang of juist een individualiteit te organiseren binnen die ruimtes. Dat vond ik erg spannend. Ik kan van iedere tentoonstelling wel iets positiefs zeggen. Ik vond het niveau erg hoog in het afgelopen seizoen.” © Manus Groenen, 2013

7


8


Maria Roosen ‘Als meester vond ik het belangrijk om speciaal voor deze tentoonstelling een nieuw werk te maken en niet een bestaand werk te tonen.’

9


10


Elise van Meene ‘Door het Leerling/Meester Project heb ik de rode draad in de thema’s van mijn werk ontdekt.’

11


12


Paula van Doorn ‘Tijdens het Leerling/Meester Project besefte ik dat mijn oudere werk nog relevant is, en zag daardoor de verbinding tussen oud werk en nieuw werk.’

13


14


Lina van Hassel ‘De wisselwerking die ontstond tussen de individuele kunstenaars van onze groep, was erg waardevol voor het maken van een samenhangend geheel.’

15


16


Suzanne Vellema ‘Door de nieuwe contacten heb ik frisse feedback gekregen, op persoonlijk en professioneel vlak.’

17


18


Sylé van Olst ‘Het was voor mij echt een ontdekking om met anderen samen te werken, die met dezelfde themathiek bezig zijn.’

19



Leerling/Meester #17 Vnlr- Suzanne Vellema, Elise van Meene, Paula van Doorn, Lina van Hassel, Maria Roosen, (voor) SylĂŠ van Olst

21


Student/Master for dummies The Student/Master project has passed five successful seasons, giving us 61 widely diverse exhibitions in the process. The final result and the degree of collaboration between students and masters is a surprise every time. But before the groups start off together, some important choices have been made already. Masters and students are selected and divided up into the right combinations. In this interview, project leader Marleen Hartjes and annual master Iris Bouwmeesterexplain the decisions that precede the schedule. At the beginning of each year, Kunstpodium-T invites an annual master. This past year, Iris Bouwmeester has filled this role with valour. The annual master acts as a guest curator, composing the list of 17 masters from her network. Bouwmeester took a variety of factors into account in her search. “Everybody who 22

participated had to be interesting in one way or another, but I also considered age differences, as well as their status in the art world. Then, I reviewed how enjoyable it would be to work together with them, and whether they were of interest to the students. I also tried to find a goodmix of disciplines and temperaments. Toon Teeken, for instance, is playful and lighthearted, while Arjan Janssen adheres to a very strict methodology.� In the end, she produced a balanced list containing about as many men as women, all in different stages in their careers, working in a variety of media. After the selection of the masters, the project group, consisting of Zeus Hoenderop, Marleen Hartjesand Iris Bouwmeester, gets acquainted with the partaking students. The proposed students hand in their portfolios for scrutiny;then the project group


visits the academies where the students present themselves in academy meetings. This is how they aim to understand “the students’ work, their mentality and their methods”. While meeting the students, the project group contemplates what masters would fit. “You get to know their temperament and way of using images. Some works immediately make you think: this’d work well with that master,” says Bouwmeester. Nevertheless, it can be hard to get a good assessment of all the students, who are in the third year of their studies, as we know a lot can change in the last year. After the academy meetings, the project group pores over the composition of the groups and the programme. The masters are used as a basis. They are the core to be matched with the right combination of students. Bouwmeester doesn’t think making these groups is very difficult. “It’s just like cooking. It’s a matter of throwing some ingredients in the pot and waiting to see what

you end up with.” The project group’s first priority is matching masters and students who have something in common. Hartjes: “That doesn’t mean they have to be similar visually. Rather, they should fit together conceptually, and they often show the same story from different viewpoints and in different media.” Master Maria Roosen’s group is a good example of the choices that are made. Hartjes: “In Maria Roosen’s group, the study of femininity played a major role. But Maria Roosenis the pivot of the group; she is the one who brings all the students together. The pronounced material choices the members of her group made allows them to give us a complete ideaof how femininity and related themes can be manifested through a single presentation.” There are other factors that affect the composition of the groups. The first students have little time to prepare their ex hibit, which not everyone is up to; furthermore, the project group likes to put students from 23


different academies together, and Hartjesstates they aim to “match students who are quite artistically advanced with students who are less developed, in order to boost their abilities.” In the end, it is up to the students and master to create a successful exhibition. The project group has succeeded in its goals when the individual members bring out the best in each other and complement one another. They have to click. Hartjes: “It’s what makes for better exhibitions. Findingthat click is our job.” Bouwmeesteragrees: “We like to see some tension, which can of course have any sort of nature. We can provide the facilities, but we’ve little inf luence on the actual quality of the exhibition. Given the proper conditions,the master and students can work together well and deliver a strong showing.” The final result comes as a surprise to the project group every time, but Hartjes thinks their ability to put together interesting groups is only improving. 24

“The sparks are f lying off some of these exhibitions”, she says; “they make you feel like they’re more than the sum of their parts. They seem to lift the exposition to a higher level by the combination of works, the composition of the rooms.” Bouwmeester does feel responsible when something goes awry, but thankfully, this is rare. She hopes all participants gain something from the collaboration. “It doesn’t really matter what: new contacts, new exhibitions, new artistic or theoretic insights.” Iris Bouwmeester was surprised to see “how different groups always try to organize some coherence, or conversely, individuality, within these rooms. That excited me. I have good things to say about every exhibition. The level of quality was very high.” © Manus Groenen, 2013 Vertaling Lenne Priem


25 Paula van Doorn tijdens de opbouw van de expositie


Voor de opening van de tentoonstelling: de preview met Hendrik Driessen, directeur van Museum de Pont.


27


De Opening Juni 2013



L/M#17 Maria Roosen - Oud & Nieuw

30



Maria Roosen (1957) ‘Red Door’ (2013)

32


33


Oud & Nieuw Volwassen kunstenaars zoeken in hun werk vaak naar de onbevangen blik uit hun kindertijd. Ongehinderd door bagage of feitenkennis kunnen kinderen kijken en opgaan in het hier en nu, en daarmee verbanden zien die even grappig als waar kunnen zijn Kunstenaar Maria Roosen probeert te werken vanuit een pure kern of concentratie. Deze kern wordt volgens haar verdoezeld door dingen die je bedacht hebt, in plaats van dat je ze echt ziet. In tekeningen stript Roosen haar binnenwereld tot een uiteindelijke vorm, die ze vervolgens door anderen laat uitvoeren. De verbinding met andere makers is een wezenlijk onderdeel van het werk. Door de chemie tussen haar idee en dat van anderen, laat Roosen verschillende werelden samenkomen en ontstaat een beeld dat ook zij niet had kunnen voorspellen. Een vriendin van mijn moeder woonde vroeger op een boerderij. Het was er ruig en gemoedelijk tegelijk. Op een tv onder volgestouwde boekenplanken vol zware literatuur keek ik naar Bud Spencer. In de opkamer luisterde ik naar de warme stem van Elvis, terwijl buiten een straffe zeewind over het erf joeg. Buiten lag de rauwe schoonheid voor het oprapen. Soms ging de boerin iets uit de vriezer halen. Terwijl ze de klep open maakte, scheen er ineens licht de donkere, immense schuur in. In mijn verbeelding was dan alles mogelijk. Op de boerderij boeiden contrasten niet, en kwamen de dingen samen.

34


Voor de toeschouwer zijn de vormen van Roosen even nieuw als herkenbaar. Zwammen, zonnebloemen, borsten en penissen tonen zich plastisch aan de toeschouwer, maar kunnen tegelijkertijd iets anders zijn. Hun zachtaardige voorkomen en plagerige ondertoon laten contrasten verdwijnen en maken de weg vrij voor verbeelding. Ze geven licht, maar dan wel gemoedelijk. De boerin stierf, de boerderij brandde af. Jaren gingen voorbij voordat de vriezer weer terugkeerde naar mijn bewustzijn. De komst van een kind slingerde mij terug naar het erf, naar de dingen die belangrijk waren. In Oud en Nieuw weet Roosen opnieuw verschillende makers en werelden met elkaar te verbinden. Het is te zien dat Roosen bij de opbouw de regie in handen gehad heeft. Ook hier laat ze zien waar ze goed in is: de dingen terug brengen tot een kern. In kunstpodium T zijn de werken helder in de ruimte geplaatst met voldoende licht en ruimte. Dat maakt het gevoelige, intu誰tieve werk dat er te zien is ook weer nuchter. Elise van Meene wilde zich in het werk direct verhouden tot de ruimte door ter plekke een installatie - een slaapkamer - te bouwen. Zwarte stoffen drapeerde ze langs muren, ramen en over een groot blok met daar onder een diep, rommelend geluid. De slaapkamer als kraamkamer, altaar en graftombe. Een soort ode aan de plek waar alle kernmomenten van het leven samenkomen: seks, geboorte en dood. Suzanne Vellema toont lef door openlijk haar muze centraal te stellen: haar paard. Vellema verbeeldt de band tussen mens en dier op ingetogen liefdevolle wijze: een paardenstaart met een jasje erover heen, een foto van een arm over een paardenrug. Ik voel heimwee naar de boerderij. Waarom teken ik altijd beesten, maar zoek ik ze nooit op? 35


En waarom heb ik eigenlijk een atelier midden in de stad? Zo weten een kunstenaar en haar merrie belangrijke vragen op te roepen. Paula van Doorn toont een klassiek ogende tekening van een menselijk lichaam en planten én gehaakte objecten van wol. Een meerborstig lijf dat onderuit gezakt tegen de muur zit oogt even koddig als monsterlijk, even misvormd als sensueel. Een aanstekelijke mix van klassieke ernst en frisse keet maken het leuk om in de ruimte te blijven. Op een foto van Lina van Hassel kijkt een hond liefdevol en verdrietig in een vers gegraven gat. Wie ligt daar? Het portret is zo menselijk dat ik aan liefde, dood en verlies denk. Het universum van Sylé van Olst is allesbehalve lieflijk. Haar animatie is een soort tussenwereld van droom en de rauwe werkelijkheid. Haar ruimtelijke objecten doen denken aan verkoolde, verminkte lichamen. In de ruimte hangt een soort brutale warmte. De grove, trefzekere wijze waarop het werk gemaakt en geplaatst is, maakt het geheel echter ook weer guitig en licht. Licht is een begrip dat vaker terugkeert in Oud en Nieuw. De ondertoon is warm en geestig, en ook: ‘dit is wat we doen, en dat is het’. Alsof het de kunstenaars niet zo bezighoudt wat high brow of heftig is. Dat maakt Oud en Nieuw licht, terwijl het je terugslingert naar de dingen die belangrijk zijn. © Cornelie Samsom 2013

Elise van Meene (1990) Academie Beeldende Vorming, Tilburg

36

‘In Between’ (2013) stof, opvulling, geluid installatie


37




Paula van Doorn (1988) AKV | St. Joost, Breda

‘Symphoricarpos Albus’ (2012) pantykous met vulling en kraaltjes

‘Ribus Uva-Crispa’ (2013) wol

40

‘Digitalis Purpurea’ (2013) wol


41


42


‘Heracleum Mantegazzianium’ (2013) papier met acryl, tekeninkt, oostindische inkt en potlood.

43


Lina van Hassel AKV | St. Joost ‘s Herthogenbosch

‘l’origine du Monde’ (2013)


‘een begrafenis in nijmegen’ (2013)


46


47


Suzanne Vellema (1990) Academie Minerva, Groningen

‘Muze’ (2013)



‘Fryske Merje Ilja’ (2013) zwarte paardenstaart, spijkerjasje

‘Seks’ (2011) tapijt

50


51


‘Meltdown’ ecoline en inkt (2013)


SylĂŠ van Olst (1991) artEZ, Hogeschool voor de Kunsten, Zwolle


‘Penetratie van Buik en Netvlies’ (2013) (boven) latex en plastic latex, kauwgom, katoen, plastic en papier

54


55


Het Ogenkistje

door Karin van Pinxteren, Jaarmeester 2013/2014

In juni 1994 beleefde ik mijn laatste dag op de academie. Nog altijd staat er een werk boven mijn bureau, op een plank: ‘Het Ogenkistje’, een van de eerste opdrachten van het propedeusejaar. Een kubus met klepjes, achter elk klepje een maniëristisch oog. De verborgen blik die alleen werkt als de beschouwer het klepje opent: als er daglicht bijkomt. Dit werk is intuïtief ontstaan. Ik wist niets van kunst. Het kistje heeft zijden van 30 centimeter, is van karton, één keer gevallen, de lijm heeft losgelaten. Het is aan het vergaan, toch houd ik het bij me. De ogen van het kistje komen uit de kunstgeschiedenis en kijken je aan, kijken niet weg of slaan niet neer. Het is een confrontatie, eye-to-eye, met grote stijlvolle maniëristische oogleden. Een van de ogen vind ik na uren zoeken terug in een boek. Het is het rechteroog van Lucrezia Panciatichi van Agnolo Bronzino uit 1540. Ik besef me dat ik het kistje niet voor niets al die jaren heb bewaard en dat veel van mijn werken terug te voeren zijn naar dit object: het openen van de ontmoeting, tegenover de ander staan en de onmogelijkheid om binnen te treden in het hoofd van de ander zijn nog steeds thema’s die je terug kunt vinden in mijn werk. Umberto Eco schrijft dat de figuren van maniëristen zich in een surreële dimensie bewegen. Ik lees ergens anders dat Bronzino zijn portretten maakte met een koele reserve, met psychologisch inzicht en simpel opgebouwd. Dat alles ligt dicht bij mijn eigen kunstwereld. Intuïtief heb ik 24 jaar geleden iets gemaakt dat in zich draagt waar mijn werk nu, nog steeds over gaat. 56


Het heeft tijd nodig gehad om zich te manifesteren, om dit te begrijpen. Zo blijkt er tussen de academietijd en het kunstenaarschap een onzichtbare draad te hangen. In 1997 hoorde ik Christian Boltanski in de Pont zeggen dat je altijd hetzelfde zegt maar dat het evolueert. Het gaf me destijds veel houvast om deze eenvoudige zin te vernemen van een meester. Door ‘Het Ogenkistje’ besef ik me dat hij gelijk heeft met zijn bevrijdende uitspraak. Geboeid kijk ik naar de exposities bij Kunstpodium T en weet dat de thema’s er al zijn bij de leerlingen, het ligt te zoemen, te grommen, te murmelen, het zet zich schrap, geeft zich vorm, heel spannend om te zien. Ik verheug me als jullie nieuwe jaarmeester zeer op het nieuwe seizoen 2013/2014 van het dynamische Leerling/Meester project en de wervelende energie die het - net als de voorgaande jaren - zal gaan genereren. Door het Leerling/Meester project staan ‘de Leerlingen’ letterlijk met één voet in de academie en één voet in de professionele kunstwereld. Eén stap waarin de wereld totaal zal veranderen: van bescherming naar spotlights, van kijken naar bekeken worden. Het is fantastisch dat Kunstpodium T voor jonge aankomende kunstenaars deze stap intensiveert en uitvergroot. In de verdiepende gesprekken met de bevlogen Meesters én met elkaar, zullen de Leerlingen zich bewuster worden van het eigen werk, de standpunten en hun posities. Het werk zal verbinding krijgen met werk van andere Leerlingen en in relatie staan met het werk van de Meester waarmee wordt geëxposeerd. Daarvoor zullen keuzes worden gemaakt die inzicht geven in de eigen denkwereld. Ik kijk nog een keer naar het Ogenkistje en hoop het komende jaar op mooie uitspraken van de Meesters die houvast geven op de weg die komen gaat. 57


Colofon Temp Special #23 Hoofdredactie Zeus Hoenderop

Eindredactie Mariska van Zutven

Kunstpodium T Noordstraat 105 5038 EH Tilburg +31 (0)6 23284954 info@kunstpodium-t.com www.tempmagazine.com

Beeldredactie & idee Anna Bedaux

Grafisch Ontwerp Rick Luyks

Openingstijden Donderdag t/m zondag 13.00u - 18.00u

Oplage Fotografie Anna Bedaux Mariska van Zutven

1000 exemplaren

Coverfoto Suzanne Vellema

Teksten Karin van Pinxteren Manus Groenen Cornelie Samsom

Mede mogelijk gemaakt door

Vertaling Lenne Priem

Temp komt voort uit de behoefte de tijdelijkheid van onze tentoonstellingen te overstijgen en deze te laten voortleven in de vorm van een tijdschrift. In onze uitgaven vind je korte kritische besprekingen van kunstwerken die geĂŤxposeerd worden in de presentatieruimtes van Kunstpodium T tijdens het Leerling/Meester project.


De maker van de

Temp#Extra:

Anna Bedaux, 22 jaar oud, fotografie student aan het AKV | St. Joost Breda en loopt stage bij Kunstpodium T. Als afsluitende opdracht van haar stage heeft zij deze Temp#Extra ontwikkeld, met het doel het proces van de Leerling/ Meester-exposities van Kunstpodium T te laten zien; van individuele kunstenaar naar samenwerkingsverband. www.annabedaux.nl


Follow us on:

d1 F

Temp is gratis te verkrijgen bij Kunstpodium T en bij de deelnemende academies. Alle bijdragen in Temp zijn tevens terug te vinden op de website www.tempmagazine.com. Voor meer informatie mail naar: redactie@kunstpodium-t.com

is een uitgave van Kunstpodium T Jaargang 3 | 2012 - 2013


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.