Reader Ovidius, klas 4

Page 1

module 2, 2012 - 2013

STEDELIJK GYMNASIUM LEIDEN

OVIDIUS METAMORFOSEN

Pensum Latijn klas 4, | Stedelijk Gymnasium Leiden


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Publius Ovidius Naso, inleiding op leven en werk e dichter Publius Ovidius Naso (43vC – 17/18nC) werd één jaar na de dood van Julius Caesar geboren in het plaatsje Sulmo (het huidige Sulmona, zo´n 150 kilometer ten oosten van Rome). Zijn jeugd vond plaats tijdens de laatste fase van de burgeroorlogen die het einde zouden betekenen van de Romeinse republiek. Ovidius was 12 toen Octavianus zijn rivalen Marcus Antonius en Cleopatra versloeg in de zeeslag bij Actium (31vC); enige jaren later eerde de senaat Octavianus met de eretitel Augustus, en hij werd benoemd tot princeps civitatis. Vanaf dit moment (27vC) was Octavianus Augustus Caesar in feite alleenheerser over het Romeinse Rijk. De keizertijd brak aan. De heerschappij van Augustus was voor grote delen van het Rijk voorspoedig. Onder de Pax Augusta bloeide de economie en er heerste een gevoel van relatieve veiligheid. De stad Rome werd versierd met allerlei nieuwe imposante gebouwen – Augustus zou daar zelf over hebben gezegd: `ik trof een stad van baksteen aan en liet haar achter als stad van marmer.´ Aan het keizerlijk hof heerste een cultuur waarin literaire kunstenaars actief werden gesteund. Er was zelfs een soort `minister van kunst´, Maecenas, die geld of landerijen ter beschikking stelde aan talentvolle dichters. Dichters als Vergilius (70-19vC) en de vijf jaar jonger Horatius kregen zo de ruimte om te werken aan hun projecten. Vergilius componeerde in deze jaren zijn Aeneïs, een werk dat direct de status kreeg van nationaal epos. In dit werk, waarin beschreven wordt hoe de Trojaan Aeneas een lange reis maakt om de plaats te vinden waar zijn nakomelingen ooit Rome zullen stichten, zijn mythologische gegevens die teruggaan op de epen van Homerus knap verweven met gegevens uit de Romeinse geschiedenis – Aeneas´ liefdesconflict met de Carthaagse koningin Dido is bijvoorbeeld te lezen als vooraankondiging van de Punische Oorlogen. In de Aeneïs is ook ondubbelzinnige lof op Augustus te lezen: zo krijgt Aeneas de voorspelling dat het Romeinse Rijk zijn vervolmaking zal vinden wanneer zijn verre nakomeling Augustus aan de macht zal zijn… Ovidius moet als jongeman kennis hebben gemaakt met de literaire producten van deze oudere generatie dichters en hun Latijnse en Griekse voorgangers. Zelf vertelt hij in een autobiografisch gedicht dat hij al vroeg wist dat hij weinig interesse had in een maatschappelijke carrière (zoals zijn broer, die redenaar werd). Liever besteedde hij zijn tijd aan de poëzie, waar hij een bijzonder talent voor zegt te hebben: “sponte sua carmen numeros veniebat ad aptos, et quod temptabam dicere versus erat” (“uit zichzelf kwam mijn lied in een geschikt metrum, en alles wat ik wilde zeggen was een vers”).

D

[- 1 -]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Ovidius debuteerde als dichter in Rome toen hij nog geen twintig was. Hij kwam terecht in de kring rond Maecenas, zodat ook hij zich vrij van geldzorgen aan de dichtkunst kon wijden. Uit de werken die wij van hem over hebben krijgen we de indruk dat hij een wat vrolijker, frivoler soort poëzie schreef dan bijvoorbeeld Vergilius. Enkele van zijn werken zijn: - De Amores, liefdesgedichten gericht aan een (waarschijnlijk fictieve) geliefde, Corinna - De Ars Amandi of Ars Amatoria, de `Kunst van het Liefhebben´. Uit deze gedichten kan je leren hoe je het makkelijkst een meisje of jongen versiert en hoe je hem/haar kan behouden. In de Remedia Amoris leer je dan weer hoe je met weinig kleerscheuren van een niet-meer-geliefde afkomt. - De Heroides (`Heldinnenbrieven´) zijn brieven van mythologische vrouwen aan de mannen van wie zij houden (Dido aan Aeneas, Medea aan Jason, etc.). In deze bundel toont Ovidius zijn talent om een geloofwaardig beeld te geven van de emoties van zijn `schrijfsters´, en hij speelt een spel met het traditionele genre van de liefdespoëzie (waarin tot dan toe vrijwel alleen maar mannen sprekend optraden). - De Metamorfosen, zijn hoofdwerk. Een epos, en tegelijk ook geen epos. Een uitgebreidere inleiding op deze tekst staat hieronder. Om redenen die nooit helemaal zijn opgehelderd is Ovidius in het jaar 8nC (hij was toen dus zo´n vijftig jaar oud) op bevel van keizer Augustus verbannen naar het stadje Tomi (het huidige Costanza, aan de Zwarte Zeekust van Roemenië). In Tomi componeerde Ovidius nog twee bundels, de Tristia en de Epistulae ex Ponto. In deze teksten is de speelse sfeer van zijn vroegere werken ver te zoeken. Hij beschrijft de ontberingen die hij doormaakt in dit stadje aan de rand van de beschaafde wereld, en hij smeekt zijn vrienden in Rome om een goed woordje voor hem te doen bij de keizer. Het mocht allemaal niet baten; als balling stierf Ovidius tien jaar later. De Metamorfosen Nadat hij zijn naam gevestigd had als dichter van vooral liefdespoëzie begon Ovidius aan zijn grootste project: een doorlopend gedicht waarin de geschiedenis van de wereld werd beschreven aan de hand van een lange reeks mythen, vanaf het ontstaan van de kosmos tot in zijn eigen tijd (chronologisch eindigt het gedicht met de apotheose van Julius Caesar, een interessante overlap tussen Romeinse geschiedenis en mythologisering). [- 2 -]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat Ovidius met deze Metamorfosen een epos wilde schrijven, zoals Vergilius dat enkele decennia eerder ook had gedaan. De vorm is hetzelfde: het gedicht is geschreven in de dactylische hexameter, een versmaat die al sinds de epen van Homerus de standaard was voor epische poëzie. De lengte van het gedicht, de verdeling in boeken, een traditionele Muzenaanroep en, op veel plaatsen, typisch episch taalgebruik suggereren allemaal, dat de schrijver die tot dan toe bekend was om zijn liefdesgedichten in de voetsporen van Homerus en Vergilius wilde treden. Toch brak Ovidius op veel punten met de epische traditie. Vaste ingrediënten van het genre, zoals een focus op één conflict of onderneming, en op één protagonist (of ten hoogste een klein groepje), zal je in de Metamorfosen niet vinden. Ovidius’ gedicht is een schier eindeloze aaneenrijging van (meest Griekse) mythen waarin telkens nieuwe figuren optreden. De verheven toon van Homerus en Vergilius wordt door Ovidius regelmatig geparodieerd – de dichter van frivole liefdespoëzie bleef luchtig en komisch te werk gaan. Er is, ondanks de diversiteit aan verhalen, toch een bepaalde samenhang te zien in de Metamorfosen. In de meeste van de mythen die Ovidius vertelt verandert er een personage van gestalte (de titel van het werk betekent ook, in het Grieks, Gedaanteveranderingen). Een vrouw wordt een spin, een berin of een ijsvogel; arrogante kerels veranderen in kikkers. En al direct aan het begin van de Metamorfosen vindt de grootste gedaanteverandering ooit plaats, wanneer uit de Chaos onze Kosmos, ons heelal, ontstaat. Enigszins filosofisch zou je kunnen zeggen dat dit gedicht de eindeloze verandering die altijd in de natuur plaatsvindt, literair verbeeldt. In boek XV, nabij het slot van het werk, wordt de Griekse filosoof Pythagoras opgevoerd, die stelt dat ‘omnia mutantur, nihil interit’. Sommige verhalen uit de Metamorfosen zijn te lezen als verklaring voor het ontstaan van een bepaalde situatie of een bepaald gebruik. Zulke mythen noemen wij aetiologisch. Wanneer bijvoorbeeld van de nimf Echo wordt verteld hoe zij, gestraft door de godin Juno omdat ze met Jupiter samenzwoer, haar spraakvermogen verliest – voortaan kan zij nog slechts herhalen wat iemand anders haar voorzei – kan je deze passage ook lezen als mythologische uitleg van het ontstaan van het verschijnsel echo. De opeenvolging van verhaalde mythen lijkt soms wat losjes geconstrueerd, maar Ovidius heeft wel degelijk geprobeerd eenheid aan te brengen in zijn compositie. Groepen mythen die bij elkaar horen (een “Thebaanse cyclus”, een serie avonturen van Aeneas, etc.) worden in de Metamorfosen als logisch vervolgverhaal gepresenteerd. Daarnaast gebruikt hij het middel van de raamvertelling: zo laat hij Orpheus, wanneer deze treurt om het verlies van Eurydice, diverse mythen zingen (mythen die allemaal gaan over vreemde, tot mislukken gedoemde liefdes). [- 3 -]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

De Metamorfosen werden een groot succes. In de middeleeuwen en de renaissance was het gedicht de belangrijkste bron voor antieke mythologie (sommige mythen kennen we alleen maar omdat ze in de Metamorfosen staan!). De Hollandse schrijver Carel van Mander, die in 1604 zijn Schilder-Boeck uitgaf, waarin hij de levens van beroemde beeldende kunstenaars beschreef, meldt zelfs dat de Metamorphosen ‘Schilders-Bijbel gheheeten was, om datter veel Historien uyt gheschildert wierden’. Omnia mutantur, nihil interit? Ovidius was zo prikkelend om zelf één uitzondering op de regel te verzinnen. De laatste woorden van de Metamorfosen zijn deze: Iamque opus exegi, quod nec Iovis ira nec ignis nec poterit ferrum nec edax abolere vetustas. cum volet, illa dies, quae nil nisi corporis huius ius habet, incerti spatium mihi finiat aevi: parte tamen meliore mei super alta perennis astra ferar, nomenque erit indelebile nostrum, quaque patet domitis Romana potentia terris, ore legar populi, perque omnia saecula fama, siquid habent veri vatum praesagia, vivam. Ik heb een werk voltooid dat nooit door ’s hemels ongenade of vuur vernield kan worden, noch door strijd of vraatzucht van de tijd. Nu mag het uur verschijnen, dat mij slechts mijn lichaam ontnemen zal en mij mijn onvoorspelbaar einde brengt, dan nog stijg ik voor eeuwig met mijn betere deel tot boven de hoge sterren en mijn naam zal onverwoestbaar zijn. En tot in verre landen, waar Romeinse macht zal heersen, zal men mij lezen en ik zal door alle eeuwen heen ––als dichterswoorden waarheid zingen –– roemvol blijven leven (vert. M. d’Hane – Scheltema) De tijd heeft vat op alles, maar niet op Ovidius’ meesterwerk – zijn pars melior. Voor altijd zullen mensen zijn werk lezen, en daarmee zal hij zelf voortleven.

[- 4 -]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Publius Ovidius Naso Metamorfosen In deze eerste regels van zijn werk regels smeekt Ovidius de zegen van de goden over zijn werk af.

1

In nova fert animus mutatas dicere formas

2

corpora; di, coeptis (nam vos mutastis et illas)

3

adspirate meis primaque ab origine mundi

4

ad mea perpetuum deducite tempora carmen. Let op: probeer iedere (bij)zin of zin tussen haakjes eerst goed te ontleden: kijk goed welke woorden bij elkaar horen (uitgang). Bedenk dat Ovidius een gedicht schrijft waarbij de vorm aan vaste, strenge regels gebonden is (hierover later meer): de woordplaatsing kan dus soms een beetje vreemd lijken.

v. 1:

ferre mutatas

hier: (iemand) ergens toe brengen van “mutare” ; het p.p.p. is hier dominant gebruikt (zie blz. 40 GK of vraag aan je docent); het congrueert met …

v. 2:

Di coeptum mutastis

= Dei onderneming; verbind met “meis” in v. 3 verkorte vorm voor “mutavistis”

v. 3:

aspirare

hier: gunstig gezind zijn

v. 4:

perpetuum

congrueert met …. in hetzelfde vers; je moet het hier praedicatief (= dubbelverbonden) vertalen

[- 5 -]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

ORPHEUS EN EURIDICE, METAMORFOSEN X, 1 – 63 Orpheus is de zoon van de muze Calliope en een Thracische koning. Aangezien hij de zoon is van de muze van de epische poëzie, is hij een buitengewone zanger. Het verhaal gaat dat wilde beesten zich aan zijn voeten neerlegden en dat rotsblokken en bomen ronddansten bij het horen van zijn muziek. In zijn jongere jaren maakt hij deel uit van de bemanning van het schip de Argo, die onder leiding van Iason op zoek gaat naar het gulden vlies (maar dat is een heel ander verhaal). Later, terug in Thracië wordt hij verliefd op de bosnimf Eurydice, en zij op hem. Op hun trouwdag is toevallig ook de god van het huwelijk, Hymenaeus, in de buurt, maar ondanks zijn persoonlijke aanwezigheid zijn de voortekenen voor het huwelijk niet gunstig. Als Eurydice met haar vriendinnen door het bos zwerft wordt ze in haar hiel gebeten door een slang en sterft ……

a.

Hymenaeus bezoekt Orpheus’ bruiloft

1

Inde per inmensum croceo velatus amictu

2

aethera digreditur Ciconumque Hymenaeus ad oras

3

tendit et Orphea nequiquam voce vocatur.

v. 1:

croceus amictus

saffraangeel mantel, sluier

v. 2:

aethera

is eigenlijk de accusativus van het Griekse αἰθήρ: αἰθέρα; Ovidius wil hier zijn kennis van het Grieks laten zien. Mythisch volk in Thracië

Cicones, -um v. 3:

tendere Orpheus nequiquam

hier: vliegen van Orpheus; Ovidius gebuikt hier een bijvoeglijk naamwoord, “Orphisch”, i.p.v. een genitivus tevergeefs

[6]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013 4

adfuit ille quidem, sed nec sollemnia verba

5

nec laetos vultus nec felix attulit omen.

6

fax quoque, quam tenuit, lacrimoso stridula fumo

7

usque fuit nullosque invenit motibus ignes.

8

exitus auspicio gravior: nam nupta per herbas

9

dum nova naiadum turba comitata vagatur,

10

occidit in talum serpentis dente recepto.

v. 5:

stridulus lacrimosus

knetterend tranenverwekkend

v. 6

usque

onafgebroken

v. 7:

exitus auspicio

afloop abl. comparationis; zie blz. 36 GK

v. 7/8: nam … vagatur

construeer: “dum nova nupta per herbas vagatur, comitata turba Naiadum”

v. 7:

Naiades, -um

Naiaden, waternymphen

v. 9:

dente recepto

welke constructie? Zou je dit hier letterlijk vertalen?

[7]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

b. Orpheus daalt af naar de onderwereld 11

Quam satis ad superas postquam Rhodopeius auras

12

deflevit vates, ne non temptaret et umbras,

13

ad Styga Taenaria est ausus descendere porta

14

perque leves populos simulacraque functa sepulcro

15

Persephonen adiit inamoenaque regna tenentem

16

umbrarum dominum pulsisque ad carmina nervis

17

sic ait:

v. 11: quam superae aurae Rhodopeius

relatieve aansluiting de bovenwereld (lett. bovenlucht) Thracisch (naar het Rhodopegebergte)

v. 12: non temptare

niet onbeproefd laten

v. 13: Styga

Griekse vorm van de acc. van “Styx”; vgl. aantekening bij v. 2

v. 14: Taenaria porta

Bij kaap Taenaron, op de Peloponnesos was naar men zei een toegang tot de onderwereld

sepulcro fungi (dep.)

een graf krijgen

v. 15: inamoenus

onaangenaam, zonder charme

v. 16: nervos pulsare pulsis pulsis […] nervis

de snaren aanslaan; = pulsatis welke constructie?

[8]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

c. de smeekbede van Orpheus 17

“o positi sub terra numina mundi,

18

in quem reccidimus, quicquid mortale creamur,

19

si licet et falsi positis ambagibus oris

20

vera loqui sinitis, non huc, ut opaca viderem

21

Tartara, descendi, nec uti villosa colubris

22

terna Medusaei vincirem guttura monstri:

23

causa viae est coniunx, in quam calcata venenum

24

vipera diffudit crescentesque abstulit annos.

v. 18: reccidimus quicquid creare

= recido wij allen die hier: voortbrengen, baren

v. 19: falsus positis

leugenachtig = depositis (deponere); Ovidius gebruikt vaak het basiswerkwoord i.p.v. het samengestelde werkwoord. Dit wordt “simplex pro composito� genoemd

v. 20: opacus

duister

v. 21: uti guttur, -ris (o.) villosus coluber, -bri

= ut keel, strot ruig slang

v. 22: terna Medusaeum monstrum

drievoudig

v. 23: calcare diffundere, -fudi

trappen op lett.: uitgieten; verzin zelf een betere vertaling

v. 24: crescentes annos

de jaren van haar jeugd

Cerberus; hij wordt het monster van Medusa genoemd omdat het een kind (puppy?)is van haar dochter Echidna.

[9]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

25

posse pati volui nec me temptasse negabo:

26

vicit Amor. supera deus hic bene notus in ora est;

27

an sit et hic, dubito: sed et hic tamen auguror esse,

28

famaque si veteris non est mentita rapinae,

29

vos quoque iunxit Amor. per ego haec loca plena timoris,

30

per Chaos hoc ingens vastique silentia regni,

31

Eurydices, oro, properata retexite fata.

v. 27: sit welke modus en waarom? auguror, -ari (dep.) voorspellen, vermoeden v. 28: mentitus rapina:

gelogen roof, ontvoering

v. 29/30): per

bij (als in zweren bij… of smeken bij…)

v. 31: Euridices properare retexere

Latijnse transcripie van de Griekse genitivus Εὐριδίκης overhaasten, verhaasten opnieuw weven

[10]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013 32

omnia debemur vobis, paulumque morati

33

serius aut citius sedem properamus ad unam.

34

tendimus huc omnes, haec est domus ultima, vosque

35

humani generis longissima regna tenetis.

36

haec quoque, cum iustos matura peregerit annos,

37

iuris erit vestri: pro munere poscimus usum;

38

quodsi fata negant veniam pro coniuge, certum est

39

nolle redire mihi: leto gaudete duorum.”

v. 32: omnia debemur vobis moror, -ari (dep.)

“wij allen komen U toe”, óf “U heeft in alle opzichten recht op ons” Je ziet: vertalers/commentatoren hebben vaak verschillende interpretaties… dralen, hier misschien: blijven, wachten

v. 33: serius & citius

wat voor vormen?

v. 35: humani generis

genitivus obiectivus

v. 36: iustos annos maturus peragere, -egi

een behoorlijk aantal jaren hier: op rijpe leeftijd doorlopen, volbrengen

v. 37: iuris vestri munus, muneris (o) usus, -us

in jullie/Uw macht geschenk (bruik)leen

v. 38: quodsi venia

maar indien gunst, genade

v. 38/9: certum est mihi

het staat voor mij vast dat

v. 39: letum

dood (subst.) [11]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

d. Orpheus ontroert ieder met zijn muziek 40

Talia dicentem nervosque ad verba moventem

41

exsangues flebant animae; nec Tantalus undam

42

captavit refugam, stupuitque Ixionis orbis,

43

nec carpsere iecur volucres, urnisque vacarunt

44

Belides, inque tuo sedisti, Sisyphe, saxo. v. 40: dicentem & moventem

deze twee participia worden zelfstandig gebruikt; vraag je docent om verdere uitleg over het participium.

v. 41: exsanguis flere

bloedeloos huilen om

v. 42: refugus stupere orbis, -is

terugwijkens stilstaan (van verbazing) hier: wiel

v. 43: carpere, carpsi

hier: vreten van

 Tantalus, Ixion, de Belides (beter bekend onder de naam Danaïden) en Sisiphus: zoek op de computer of ouderwets in een boek op, wie deze figuren waren en waarvoor zij in de Tartarus gestraft werden. Bedenk ook, waarom een bekende Leidse korfbalclub naar één van deze mythische figuren is genoemd.

[12]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013 45

tunc primum lacrimis victarum carmine fama est

46

Eumenidum maduisse genas, nec regia coniunx

47

sustinet oranti nec, qui regit ima, negare,

48

Eurydicenque vocant: umbras erat illa recentes

49

inter et incessit passu de vulnere tardo. v. 45/6: tunc …. genas

construeer: “fama est tunc primum genas Eumenidum, victarum carmine, maduisse

v. 46: Eumenides (v. mv.) lett. “de goedgezinden”; eufemistische benaming voor de Furiën, afzichtelijke wezens die misdadigers in de Tartarus straften. v. 47: negare ima (o., mv.)

het object van negare staat hier in de dativus “het diepste [van de onderwereld]”

v. 48: Euridicen

op z’n Grieks gevormde accusativus

v. 49: inter

Is natuurlijk een voorzetsel, maar om metrisch/poëtische redenen staat het achter de woordgroep waar waar het bijhoort

[13]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

e. Euridice mag mee, maar…. 50

hanc simul et legem Rhodopeius accipit heros,

51

ne flectat retro sua lumina, donec Avernas

52

exierit valles; aut inrita dona futura.

53

carpitur adclivis per muta silentia trames,

54

arduus, obscurus, caligine densus opaca,

55

nec procul afuerunt telluris margine summae:

v. 5o: lex

hier: voorwaarde

v. 51: lumen, -inis (o.) v. 51/2: valles Avernas

hier: ogen de onderwereld ( men meende dat er bij een meer in Campanië, het “lacus Avernus” een toegang tot de onderwereld was

v. 52: inritus

ongeldig

v. 53: carpere, carpsi adclivis trames, -itis (m.)

afleggen steil pad, weg

v. 54: caligo, -inis (v.)

duisternis

v. 55: margo, -inis (v.) tellus, -uris (n.)

rand aarde [14]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013 56

hic, ne deficeret, metuens avidusque videndi

57

flexit amans oculos, et protinus illa relapsa est,

58

bracchiaque intendens prendique et prendere certans

59

nil nisi cedentes infelix arripit auras.

60

iamque iterum moriens non est de coniuge quicquam

61

questa suo (quid enim nisi se quereretur amatam?)

62

supremumque 'vale,' quod iam vix auribus ille

63

acciperet, dixit revolutaque rursus eodem est.

v. 56: hic deficere, -io videndi

verwijst naar… verzwakken (het subject is “zij”, Euridice) welke vorm in welke naamval? Waarom?

v. 57: oculos flectere protinus

hier niet letterlijk vertalen; bedenk een mooie vertaling direct

v. 58: prendi

welke vorm van het werkwoord?

v. 59: arripere, -io

grijpen naar

v. 60/1: queor, questus sum (dep.) klagen over v. 61: quid …amatam quereretur

construeer: quid enim quaereretur, nisi se amatam <esse> coniunctivus potentialis van het verleden: “wat had ze kunnen klagen”

[15]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

DAEDALUS EN ICARUS, METAMORFOSEN VIII, 183 - 235 Daedalus is een Atheense uitvinder die moet vluchten omdat hij, al dan niet per ongeluk, verantwoordelijk is voor de dood van zijn neefje Talus: deze zou hem in kundigheid hebben overtroffen. Tijdens zijn omzwervingen komt hij met zijn zoontje Icarus terecht op Kreta, waar hij door Koning Minos wordt gevraagd een verblijfplaats te maken voor de Minotaurus, een wezen half mens, half stier Daedalus ontwerpt het labyrinth, een doolhof waaruit niet te ontsnappen valt. Uit bewondering voor Daedalus’ kundigheid en uit angst dat Dardalus het geheim van de Minotaurus ooit zal verraden aan anderen, zorgt Minos ervoor dat Daedalus niet van Kreta kan wegkomen.

a. Daedalus heeft er genoeg van… 183

Daedalus interea Creten longumque perosus

184

exilium tactusque loci natalis amore

185

clausus erat pelago. “terras licet” inquit “et undas

186

obstruat: et caelum certe patet; ibimus illac:

187

omnia possideat, non possidet aera Minos.” v. 183: Creten perosus v. 184: tangere, tetigi tactus natalis loci natalis

(griekse) accusativusvorm van Creta hatend, vervuld met haat voor raken, aanraken geboortewelke genitivus

v. 185: claudere, clausi, clausus pelagus licet + coni.

opsluiten zee ook al…; het onderwerp van licet […] obstruat is Minos

v. 186: illac

daarlangs

v. 187: aera

Griekse acc.:

aer = lucht(ruim)

[16]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

b.

en gaat aan de slag

188

dixit et ignotas animum dimittit in artes

189

naturamque novat. nam ponit in ordine pennas

190

a minima coeptas, longam breviore sequenti,

191

ut clivo crevisse putes: sic rustica quondam

192

fistula disparibus paulatim surgit avenis;

193

tum lino medias et ceris alligat imas

194

atque ita conpositas parvo curvamine flectit,

195

ut veras imitetur aves. v. 188: animum dimittere ignotus

zich verdiepen in onbekend

v. 189: novare penna

vernieuwen veer

v. 190: coepi, coeptus breviore sequenti

beginnen welke constructie?

v. 191: clivus rusticus

helling boeren-

v. 192: fistula dispar avena

rietstengel fluit ongelijk, van ongelijke grootte (riet)halm

v. 193: linum cera alligare medias et […] imas

draad was verbinden, vastbinden vul aan: “pennas”: het midden en het onderste van…

v. 194 curvamen, -inis (o.) kromming

[17]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

c.

Icarus staat erbij en kijkt ernaar

195

puer Icarus una

196

stabat et, ignarus sua se tractare pericla,

197

ore renidenti modo, quas vaga moverat aura,

198

captabat plumas, flavam modo pollice ceram

199

mollibat lusuque suo mirabile patris

200

impediebat opus. v. 195: una

erbij

v. 196: ignarus + AcI (dat) tractare

onwetend (dat), niet wetend

v. 197: os, oris (o.) renidere modo … modo vaga aura

gezicht stralen, glanzen nu eens … dan weer windvlaagje

v. 198 captare flavus pollex. –icis (m.)

(steeds weer) vangen (goud)geel duim

v. 199: mollire

zachtmaken (wat valt je op aan de vorm “mollibat”?)

hier: spelen met

[18]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

200

postquam manus ultima coepto

201

inposita est, geminas opifex libravit in alas

202

ipse suum corpus motaque pependit in aura;

v. 200: coeptum manus ultima imponere

onderneming

v. 201: opifex, -ficis librare ala

maker balanceren vleugel

de laatste hand leggen aan

construeer: opifex libravit ipse suum corpus in geminas alas v. 202: pendere, pependi

hangen

[19]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

d.

vluchtinstructies

203

instruit et natum “Medio” que “ut limite curras,

204

Icare,” ait “moneo, ne, si demissior ibis,

205

unda gravet pennas, si celsior, ignis adurat:

206

inter utrumque vola. nec te spectare Booten

207

aut Helicen iubeo strictumque Orionis ensem:

208

me duce carpe viam!” pariter praecepta volandi

209

tradit et ignotas umeris accommodat alas.

210

v. 203: limes, -itis (m.) currere

baan, koers, route hier natuurlijk niet letterlijk vertalen, maar hoe dan wel…

v. 204: demissus

laag

v. 205: gravare celsus adurere

zwaar meken hoog verzengen

v. 206: Bootes, acc. -en

de Ossendrijver (sterrebeeld)

v. 207: Helicè, acc. -en Orion, -is

de Grote Beer (sterrebeeld) Orion (sterrebeeld

v. 208: me duce carpere praeceptum

welke constructie? afleggen voorschrift, regel

v. 209: umerus accommodare

schouder aanpassen, aandoen

[20]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

e.

Als een vogel…

210

inter opus monitusque genae maduere seniles,

211

et patriae tremuere manus; dedit oscula nato

212

non iterum repetenda suo pennisque levatus

213

ante volat comitique timet, velut ales, ab alto

214

quae teneram prolem produxit in aera nido,

215

hortaturque sequi damnosasque erudit artes

216

et movet ipse suas et nati respicit alas.

217

v. 210: monitus, -us gena madescere, madui senilis, -is

waarschuwing wang nat worden; welke vorm is maduere van de oude man

v. 211: tremere, tremui osculum

trillen, beven kus

v. 212: non iterum repetenda levare

“die niet herhaald zouden worden” optillen

v. 213: ante (bijw.) comes, -itis (m.) ales, alitis (v.)

voorop metgezel vogel

v. 213-14: velut…nido

construeer: “velut ales, quae teneram prolem ab alto nido in aere produxit”

v. 214: proles,-is (v.) producere, -duxi

kind, kroost, broedsel leiden, uitgeleide doen; hier missch. “laten uitvliegen”

v. 215: damnosus erudire

verderfelijk leren

v. 216: respicere, -spexi

omkijken naar

[21]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

d.

alles lijkt goed te gaan

217

hos aliquis tremula dum captat harundine pisces,

218

aut pastor baculo stivave innixus arator

219

vidit et obstipuit, quique aethera carpere possent,

220

credidit esse deos. v. 217: tremulus harundo, -inis

trillend hengel

v. 218: baculum stiva innitor, innixus sum (+ abl.) arator

stok, staf ploegstaart

v. 219: aether, acc. aethera

leunen op, steunen op ploeger, boer het hemelruim (Griekse acc.)

[22]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

e.

maar dan gaat het mis‌ et iam Iunonia laeva

220

221

parte Samos (fuerant Delosque Parosque relictae)

222

dextra Lebinthos erat fecundaque melle Calymne,

223

cum puer audaci coepit gaudere volatu

224

deseruitque ducem caelique cupidine tractus

225

altius egit iter. v. 220: Iunonia laevus

van Iuno:het eiland Samos (v.) was gewijd aan Iuno links

v. 222: dexter, -trum, -tra fecundus (+ abl.) mel, mellis (n.)

rechts vol van, rijk aan honing

v. 223: volatus, -us

vlucht, het vliegen

v. 224: trahere tractus

, traxi, (aan)trekken

v. 225: altius iter

welke vorm? hier: weg

[23]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

f.

‌ heel erg mis

rapidi vicinia solis

225

226

mollit odoratas, pennarum vincula, ceras;

227

tabuerant cerae: nudos quatit ille lacertos,

228

remigioque carens non ullas percipit auras,

229

oraque caerulea patrium clamantia nomen

230

excipiuntur aqua, quae nomen traxit ab illo. v. 225: rapidus

verzengend

v. 226: odoratus ceras vinculum

geurig dichterlijk meervoud; gewoon enkelvoud vertalen dus. boei

v. 227: tabescere, tabui

zacht worden, smelten

v. 228: remigium carere

(metafoor) roeituig, riemen missen

v. 229: os, oris (o.) caeruleus

mond (dichterlijk meervoud) donkerblauw, groenblauw, zwartblauw

[24]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

231

at pater infelix, nec iam pater, 'Icare,' dixit,

232

'Icare,' dixit 'ubi es? qua te regione requiram?'

233

'Icare' dicebat: pennas aspexit in undis

234

devovitque suas artes corpusque sepulcro

235

condidit, et tellus a nomine dicta sepulti. v. 232: qua regione requirere

in welke streek zoeken (requiram: welke vorm & waarom?)

v. 234: devovere, -vovi

verwensen, vervloeken

v. 235: condere, -didi tellus, -uris (v.)

bijzetten, ter aarde bestellen, begraven land, gebied

[25]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

de dactylische hexameter

De dactylische hexameter is het rijmschema, waaraan elke regel uit een epos (= heldendicht) moet voldoen. Hierbij geldt de vuistregel "een-regel-eenvers". Een dactylische hexameter omvat zes versvoeten (dus altijd wanneer je op 5 of 7 voeten uitkomt, heb je een fout gemaakt!). De bouwstenen zijn: de dactylus: −  ("lang-kort-kort") de spondaeus: − − ("lang-lang"). de laatste lettergreep: − X ("lang-anceps", waarbij anceps betekent "lang of kort"; het X-teken geeft aan, dat je de keuze "lang of kort" open laat.)

Een lettergreep is lang: - van nature - door positie

van nature: Wanneer je in een woordenboek de Latijnse woorden goed bekijkt, dan zie je steeds liggende streepjes op bepaalde lettergrepen. Dat betekent dat Romeinen die lettergrepen lang hebben uitgesproken (vergelijk onze klemtoon). Omdat Latijn onze moedertaal niet is, weten wij dat niet zo feilloos. Toch zijn er enkele vuistregels. Een tweeklank (ae, au, oe – en soms bij Griekse leenwoorden eu) is altijd van nature lang.Verder valt er over diverse naamvalsuitgangen wat te zeggen. Hieronder de declinaties met onder de uitgangen soms een streepje; een streepje duidt aan: van nature lang. [26]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

cura

dominus

consul

res

currus

curae

domini

consulis

rei

currus

curae

domino

consuli

rei

currui

curam

dominum

consulem

rem

currum

cura

domino

consule

re

curru

curae

domini

consules

res

currus

curarum

dominorum

consulum

rerum

curruum

curis

dominis

consulibus

rebus

curribus

curas

dominos

consules

res

currus

curis

dominis

consulibus

rebus

curribus

EEN LETTERGREEP DIE VAN NATURE LANG IS, WORDT NOOIT KORT door positie: Wanneer een klinker door twee of meer medeklinkers wordt gevolgd, wordt de lettergreep van die klinker door positie lang. Hierbij tellen de medeklinkers ook over de woordgrens door. In het voorbeeld zijn de lettergrepen waar deze regel opgaat vet gedrukt: (Aen.9,1) atque ea diversa penitus dum parte geruntur

N.B.: een uitzondering op deze regel is de zogenaamde "molenaar"-regel: als na een klinker slechts twee medeklinkers volgen waarvan de achterste een m, l, n, of r is (dus in het woord "molenaar" voorkomt) en de eerste niet in “molenaar� voorkomt,MAG de lettergreep voor die medeklinkers ook kort zijn.

[27]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Voorbeeld: (Aen.6,33) bis patriae cecidere manus. quin protinus omnia pa- in patriae is hier kort. quin moet lang, want er zijn drie medeklinkers na de i. om- in omnia moet lang zijn, want nu komt ook de eerste medeklinker in "molenaar" voor en dan vervalt de uitzonderingsregel! Overigens is dit een gemeen vers omdat hier per uitzondering het woord omnia maar twee lettergrepen telt (uitspraak "om-nja"). Gewoonlijk heeft om-ni-a drie lettergrepen.

elisie: Elisie vindt plaats, wanneer een woord eindigt op een klinker of de letter m en het volgende woord begint met een klinker (of de letter h, die niet als medeklinker telt). Hierbij valt de slotlettergreep van het eerste woord weg en wordt alleen naar de lengte van de beginlettergreep van het tweede woord gekeken. Elisie is verplicht. Het resultaat van een elisie is open: de lettergreep mag zowel kort als lang zijn (ook wanneer de weggevallen lettergreep lang was). Een voorbeeld van veel elisies in ÊÊn vers: (Aen.7,757) me refero. inruerant Danai et tectum omne tenebant. (Dit vers telt drie elisies!) Nog even enkele voorbeelden: wèl elisie bij:

puella illa

maar geen elisie bij:

puellam illam

illa mater illam matrem

puella haec puellam hanc

[28]


Ovidius Metamorfosen module 2, 2012 - 2013

Nu zijn we rijp voor het schema. Tussen de versvoeten staat steeds | om de grens aan te geven. −  betekent steeds, dat de dichter kan kiezen tussen lang-lang of lang-kort-kort.

schema: −  | −  | −  | −  | −  | − X

Het valt op, dat voet 5 en 6 vast liggen, en dat de keuzes daarvóór gemaakt moeten worden. Uit het schema kan de beta ook meteen concluderen, dat een versregel minimaal 13 en maximaal 17 lettergrepen telt. In de praktijk zal blijken, dat je in het begin veel puzzelt en na veel oefening een intuïtie ontwikkelt. Tot slot een aan te bevelen stappenplan: 1.

Ga eerst na, of er sprake van elisie is (zet tussen de twee eliderende lettergrepen onder de regel een boogje om dit aan te geven en zet het streepje of boogje voor de lengte van de lettergreep boven de eerste lettergreep van het tweede woord).

2.

Vul voet 5 en 6 in: −  | − X

3.

Ga ervoor van rechts naar links na of je van bepaalde lettergrepen zeker weet dat ze lang zijn en vul die in. NB: een korte lettergreep komt nooit in zijn eentje voor, de letter x telt als twee medeklinkers en de letter qu als één.

4.

Probeer nu het vers af te maken. In 7 van 10 verzen heb je na stap 3 zoveel informatie verzameld, dat er nog maar één oplossing over blijft.

Veel plezier!

[29]


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.