Japan.
Meer dan kersenbloesems Ton van Dijk & Lambert Verhoeven
Inhoud Wat er aan vooraf ging
5
Het moet niet gekker worden; Trein op tijd, vliegtuig vertraagd!
7
Het begrip ‘best wel centraal gelegen’
15
Tokyo; een tsunami van mensen en indrukken
19
Een groep moet je ook maar liggen
27
Orde in de chaos van de officieel erkende attracties
33
Nagano, we begeven ons weer eens op glad ijs
41
Op de universiteit is sport het hoofdvak
45
Vrouwen zijn een prooi, maar mogen wel hun rijbewijs halen
51
We trekken verder de jodelvrije bergen in
55
Buddha neemt ons behoorlijk in de zeik
61
Miljoenenstad Kyoto, een warm, weldadig bad
67
Je neusvleugels doen pijn van het cultuursnuiven
73
Ons beschaving bijbrengen is pas echt monnikenwerk
83
Buddha en de monniken duidelijk opgelucht
91
Een dag met duizend buddha’s en 160.000 doden
97
Japan laten we rechts liggen en gaan terug naar Korea
2
105
De hoogste Buddha in rang komt uit de Achterhoek
111
Terug op vertrouwde bodem of toch niet?
119
Bonus: Waarheden en fabels over de geisha
124
3
4
Wat er aan vooraf ging Het inmiddels illustere reisduo Van Dijk-Verhoeven (hecht volstrekt geen waarde aan de gehanteerde volgorde) is in ere hersteld. Voor zover nodig en wenselijk. Onze laatste gezamenlijke inspanning lag in Oeganda, twee decennia na de eeuwwisseling. We bezochten aldaar onder meer een chrysantenkwekerij van Tilburgse makelij, ondergingen de onvermijdelijke safari en mochten ons een halfuurtje laven aan de gorilla’s op ware grootte, die ergens aan de grens van Zaïre een biologische, CO2 neutrale bamboelunch nuttigden. Best wel heftig, zeker als je ooit wat King Kong films hebt geconsumeerd. Ton lijdt sinds kort aan aangroeiende gezapigheid waarvoor ik hem wat enkelvoudige homeopathische middelen heb voorgeschreven. Hij is namelijk niet vatbaar voor placebo’s. Onze reis naar Japan was voor een deel toeval. Of bestaat dat (nog steeds) niet? Ton wilde zijn oudste zoon verrassen met zijn verjaardag. En dat lukt in de regel nog beter met zijn tweeën. Ik had ook geen moeite met een dagje ‘Maastreech’ en ging daarom elk weekend vast de folders van de Kruidvaten en Blokkers bestuderen op de aankondiging van goedkope(re) treinkaartjes. Toen ik daarbij dreigde te slagen kwam Ton met een achteloze opmerking. En die zijn van Ton juist het gevaarlijkst. ‘Mark loopt momenteel stage in Japan.’ Dus toch geen intercity. Daarna mijn aandacht verlegd naar brochures van de Trekpleister en de Gamma. Dat leken me nu uitgesproken bedrijven die goedkope vliegtickets naar Japan zouden kunnen aanbieden. Vergeet het maar. Dan toch maar VNC, Asia Travel. In de regel niets mis mee. Japan. Niet langs de deur. Je ziet hele hordes, nog steeds behangen met fotoapparatuur, rondom de Keukenhof, Madurodam, op de Wallen, het oorlogsmuseum in Overloon, het beiaardmuseum in Asten, dierenpark De Vleut in Best, Piet Plezier, waar niet eigenlijk? Ik wil die Japanse VVV-folders wel eens zien! Er zijn een kleine 130 miljoen Japanners, inclusief zij die hier allemaal rondsjokken en blijkbaar niet meer naar huis willen. Wat denken/doen deze mensen zoal, wat houdt hen bezig? Geen idee eigenlijk. Je spreekt ze nooit, je ziet ze alleen. Geen al te best imago opgebouwd. Onze ouders hadden het na de oorlogsjaren over ‘de Jap’. Klonk niet al te best. Ze vlogen in zelfmoordvliegtuigen, de kamikazejongens, kregen nogal wat radium over zich heen toen ze maar bleven doorvechten, vecht- en judojassen, evenals de karateka’s. Vrouwenkampen. Nog niet zo gek lang geleden kregen die kerncentrales wat soa-verschijnselen, bij nacht en ontij vomerende vulkanen, stukken grondgebied met parkinsonachtige verschijnselen, stevig doorslaand op de onvermijdelijke schaal van Richter en waarschijnlijk hanteren ze het spreekwoord ‘een dag zonder natuurramp is een dag niet geleefd’. En ze zijn al wat langer aan het bakkeleien met China over een handvol eilandjes, terwijl ze elders nog wat liggen te rotzakken met die walvissen. Ze hebben auto’s en voetballers die Honda heten. En ik herinner me boeken vol vrouwen met ingebonden voetjes. En is het geen keizerrijk? Iemand met een beetje muzikale kloten kent het überbekende ‘Big In Japan’ van onze Duitse vrienden Alpahaville. En daarom kent Ton ze niet. En tot overmaat van (natuur)ramp zouden ze reisgenoot Van Dijk met gemak kunnen aanzien voor de blonde nazaat van Anton Geesink, al decennia persona non grata in dit wel erg grote (ei)land. Kortom, alle aanleiding om niet te gaan. En daarom vertrokken we. Niemand blijft tenslotte op zijn verjaardag graag met (sushi)gebakjes zitten. Lees (met plezier) mee over onze belevenissen, onze gevoelens en ervaringen, vorm zelf een mening of het beeld van de westerling klopt met de beleving van het er zelf rond lopen, kijken en proeven. Of er nog steeds sprake is van een rijzende zon (asahi) en/of misschien wel een dalende conjunctuur. Juli 2015.
5
6
Vrijdag 10 en zaterdag 11 oktober 2014
Het moet niet gekker worden; Trein op tijd, vliegtuig vertraagd! ‘Waar sta jij? Ik sta aan de kant van het kadaster!’ (Ik wist niet dat er in de buurt van het station in Eindhoven een kadaster te vinden was). ‘Ik zit achter mijn pc te Nijnsel en ben ook nog voornemens de Suzanne-met-de-best-wel-mooie-ogen’ te bewateren.’ Ton staat al op het station in Eindhoven; zijn horloge heeft mogelijk al een voorschot genomen op de Oost-Aziatische tijd. Niet zo gek veel later arriveer ik zelf op Eindhoven ‘Steesjun’. Later blijk ik met mijn koffer zowat over de tenen van Ton te zijn gereden, maar we zien elkaar niet. Ik beland zodoende op perron 3, alwaar Ton vooralsnog schittert door afwezigheid. Ik stuur, we hangen zonder een spier te vertrekken de moderne reiziger uit, een ‘app’ uit, maar die vertrekt niet. Hij past zich moeiteloos aan aan het Nederlandse treinverkeer. Ton weet later te vertellen dat je daar Wifi voor nodig hebt. Zijn kennis van de moderne media is ongekend. In plaats van de ‘app’ pak ik dus mijn 24 kilo weer ter hand, rugzak op en ga in wankel evenwicht opnieuw op zoek naar mijn medepassagier. Terug naar de aankomsthal, kadasterzijde. ‘Ik sta er best al een tijdje.’ Mogelijk zijn lenzen achterstevoren in. En zo kan het gebeuren dat je ruim drie kwartier op een NS-niemendalletje als Eindhoven met maar liefst zes sporen rond flaneert, maar dat je toch bijna de trein mist. Een veelbelovend begin als je je realiseert hoeveel we in Japan nog moeten treinen ... 15.48 uur vertrekken we: een kalende, op leeftijd geraakte conducteur met een vette oorbel in fluit ons weg richting Amsterdam Airport, ooit Schiphol geheten. Ton heeft een topdag; hij heeft tegen al mijn verwachtingen in twee enkeltjes gekocht in plaats van de door mij vermoede retourtjes. De reis verloopt met NS-vreemde voorspoed. Op Schiphol schieten we even in de stress omdat we de vlucht naar Seoul Incheon International Airport nergens op het bord kunnen vinden. Maar dat krijg je als je in eerste instantie op een bord met ‘arrivals’ gaat staan te gluren. We moeten er nog even inkomen, laten we het daar maar op houden. ‘Departures’ geeft meer houvast en inderdaad: 20.10 uur schijnen we af te reizen naar het Best Wel Verre Oosten. Bij zo’n check-in ben je nooit alleen. Veel Koreanen ook. En plezier dat ze hebben! Nederland verlaten lijkt geen straf. We schuifelen door de traditionele Efteling-koordjes. Vooraan lacht een Koreaanse medewerkster je naar een balie. Vol trots en opluchting. Ton kan op dit soort momenten best wel argwanend kijken en is op dit soort momenten best wel bang dat zijn vergeetachtigheid op mij is overgeslagen. Ik pak een hele pak papier uit mijn rugzak die ik aan de incheckjuffrouw geef. Mijn reeds genoemde trots en opgeluchte glimlach gaan daarmee vergezeld. De balie ligt meteen helemaal vol. ‘Not necessary sir.’ Een klap in m’n gezicht, een Koreaanse voltreffer. Een volslagen gebrek aan klantintegriteitsgevoel, terwijl hier een minimaal acht pagina’s tellende review op zijn plaats was geweest. De eerste horde lijkt genomen. Het blijkt echter de eerste te zijn van een heel lang parcours ...
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
7
Trein op tijd, vliegtuig vertraagd!
Gate F9, five minutes walk. We scoren onderweg de Volkskrant, een paar sandwiches en een interessante voorraad water waarvan de juffrouw zegt dat deze binnen een uur moet zijn geconsumeerd, anders wordt het geconfisqueerd. Bij de gate een overdosis Koreanen, gemengd met een handvol blanken. Eerstgenoemden nog steeds overgoten met een stralend humeur. Dikke pret alom. Zodra ik maar enigszins vermoed dat ze Ton uitlachen, moet ik toch hard ingrijpen en deze lieden tot de orde roepen. We hebben een lange vlucht voor de boeg, zodat ik zit te denken aan het invullen van een Koreaans vijfsterren cryptogram. We moeten allemaal door zo’n mammografiehokje en onze armen in de lucht steken. De bolletjesslikkers worden geacht hiermee door de mand te vallen. Ben benieuwd waar ze m’n aambeien voor aan zien. Die mogen ze wat mij betreft in beslag nemen. Lekker drie tellen je handen de lucht in; doet me denken aan Louis van Gaal: ‘juichen!’ Ton schuift ook met een argeloze rust het controlesysteem door, zodat ik vermoed dat de cannabis in zijn holle kies nog steeds buiten schot blijft. ‘Time for boarding.’ Dat signaal daar wachten we op. De Koreaanse opwinding blijft toenemen. Ze zijn uitgelaten. Volgens mij telt het Koreaanse alfabet slechts vier (hoofd)letters: ADHD. Ton verdenkt het gezelschap ervan dat ze lid zijn van een lokale Koreaanse carnavalsvereniging, met aan het hoofd Prins Chin-Hwa d’n Uurste. De tijd verstrijkt en bij de boarding blijft het opmerkelijk rustig en donker. Iets van ‘morgenvroeg zijn we er weer.’ Departure 20.10 uur gaat het jedenfalls niet worden. Personeel genoeg maar no action. Inmiddels krijg ik een wat wee gevoel als ik aan onze NS denk. Altijd verguisd, beschimpt, verketterd. Smalend wordt gesproken over herfstbladeren, bevroren wissels, uitgezette rails hartje zomer, kapotte bovenleidingen, seinen wisselstoringen, koperdiefstal. We dulden niets, helemaal niets van Pa Spoor. Bij vliegen is dat anders. Daar hebben we alle begrip, we knikken begrijpend en instemmend. Zeggen ‘never mind, no problem at all.’ ‘Take all the time you need.’ Misschien dat de met een prodentglimlach uitgeruste, voorkomende, charmante, niet te oude, good looking, goed geklede en naar veel verse Chanel riekende juffrouw wat meer begrip oproept dan de morsige conducteur met overgewicht en oorbel. Best wel aan de wat late kant nu, vraag ik aan zo’n meisje van de, wat we vroeger in onze bronsttijd zo stoer, ‘Kus Lieve Meisjes’ noemden, wat er gaande is. Ik vraag het met milde, vooral niet overslaande stem, eigenlijk al spijt dat ik haar met deze volstrekte onnodige, irrelevante, brutale vraag in het echt niet zo bedoelde nauw drijf, terwijl je in
8
voorkomende gevallen zo’n conducteur het liefst voor een aanstormende trein zou willen duwen. Dit op een ijskoud perron met ijskouwe voeten waar je schuimbekkend in gesprek gaat met een conducteur die je nog net niet vraagt of je hem in het Limburgs wilt aanspreken alvorens je klacht in behandeling te nemen. ‘Het toestel is vertraagd meneer en ook het schoonmaken neemt iets meer tijd in beslag.’ Wat een keurig antwoord! De Koreanen hebben er dus een rotzooitje van gemaakt en, volgens goede Oost-Aziatische traditie, een deel van de maaltijd aan de vloerbedekking teruggegeven en daarna goed ingelopen. Er moest dus stevig worden geshamporrald. Ton zou zeggen, ‘de shamporallerd maakt er een potje van, dit als naschok van de mislukte FNV-fusie.’ Achter de glazen wand zie ik twee muizen over de tegelvloer tippelen, dus vooralsnog zie ik geen acuut voedselprobleem. De alom bekende Amsterdam Airport-muizen zijn voedzaam en licht verteerbaar. Zij verlagen het cholesterolgehalte en, goed nieuws voor Ton, hebben een vertragende werking op ouderdomssuiker. Na weer een uur verdwijnt eindelijk de Koreaanse glimlach. Er wordt iets omgeroepen en dit veroorzaakt een golf van ontzetting die natuurlijk ook over ons neerdaalt. Iets omroepen in het Engels, Tilburgs of Nijnsels staat niet op het programma. Ik schiet daarom maar weer eens een KLM-female aan. Het zijn nu onderhoudsproblemen geworden. Opnieuw een golf van ontzetting als er wordt omgeroepen dat er op z’n vroegst om half elf wordt ‘geboard’! Aziaten zijn mild. Ze grommen wat maar voor de rest laten ze alles gelaten over zich heen komen. Wat dat betreft hadden we hier beter tussen Russen of Marokkanen kunnen zitten; die hadden de tent afgebroken (en waarschijnlijk nog later vertrokken). We mogen ook onze gate niet verlaten, want we zijn nu eenmaal helemaal gecheckt en gescreend. Maar ook de Koreaan is maar een mens en vroeg of laat loopt ook bij hem de blaas vol en steekt dorst de kop op. Druk overleg met een steeds meer uitdijende groep ‘direct betrokkenen’. De Koreaanse meute is nu voor het grootste deel op de been en dringt langzaam maar zeker op. De KLM-ers en een handvol medewerkers van Korean Airlines worden zicht- en voelbaar nerveus. Er worden telefoons gepakt en nieuw overleg opgestart. Ton probeert de zaak nog te redden door in z’n beste Koreaans (heeft ie overgehouden van zijn aandeel in de Koreaanse oorlog in 1952) te bezigen dat ‘elk nadeel zijn voordeel heb’. Hij bedoelt hiermee dat de Koreanen nu alle tijd hebben om live de cruciale topper Nederland-Kazachstan te volgen, met de gedateerde Hiddink op de oranjebank. Hiddink is in Korea toch zo’n beetje als Christus wat eerder in de tijd in Palestina. Het pleidooi helpt niet echt. De Koreaanse blazen spannen aan. En jawel! De rode afzetlinten worden los getrokken en de Aziatische meute stormt als één man de gateruimte uit, op zoek naar toiletblokken. Opluchting en verlichting doen hun intrede.
´Ze steken de koppen bij elkaar met de rug naar de wachtende passagiers. Zo ken ik Nederland weer. Overleggen, praten, discussiëren, gesticuleren en vooral tot niets komen.´
Een kwartier later vormt zich een rij bij een man van Korean Airlines. Hij deelt maaltijdbonnen uit à raison de euri 14.25. Dat komt neer op zo’n slordige 14.000 WON, local Korean currency. Een lege blaas maakt blijkbaar hongerig want de ‘gele golf’ komt opnieuw in beweging. Ton en ik komen ook in een soort beweging, maar dat mag nauwelijks naam hebben. Na tien minuten een rij van, naar schatting, meer dan tweehonderd Koreanen bij een broodjeszaak waar zo’n anderhalve ‘tête de cheval’ staat te werken. De rij slinkt niet. Inmiddels is er ook een handvol KLM-vrouwen driftig en hooggehakt door de hallen aan het rondhollen op zoek naar nog meer eetgelegenheden die dit soort calamiteiten het culinaire hoofd kunnen bieden. De hoofden worden roder en verhitter, maar de oogst is vooralsnog mager. Bijna alle zaken zijn al dicht of
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
9
# 'We vliegen met een lichte boog richting Korea en raken hierbij het dak van de wereld.'
verkopen geen ‘brooddiner’ voor euri 14,25. Als de rij eindelijk met een kwart is geslonken volgt een oproep tot ‘immediately boarding’ voor flight KE0926, richting Seoul. Het deel van de rij dat nog niet aan de beurt is, draait spoorslags om en holt terug naar gate F9. Ongeloof neemt bezit van Ton en mij. Wat een chaos, wat bedroevend slecht georganiseerd, niemand ergens op voorbereid. Alsof het de eerste keer is! Je gelooft het niet als je er zelf geen deel van uit maakt. We zitten in een hele slechte B-film, alleen Patty Brard ontbreekt nog. De mooie, gladde, professionele commercials van Amsterdam Airport kunnen de prullenbak in. De hoogste tijd voor een fusie met de NS. ‘Samen sterker.’ Maar niet hier. Waar ik al bang voor was, komt nu ook nog eens uit. Alles en iedereen weer opnieuw door de scan en de check. De boarding is inmiddels ingezet en, geloof het of niet, om 23.35 uur, 3 ½ uur na de oorspronkelijke vertrektijd, komen de wielen los van het beton. Net voor we verdwenen in de slurf, werden we nog vergast op twee stroopwafels, voor muziekkenners, ‘not amazing’. Even na middernacht wordt het diner uitgeserveerd. Zie ik daar nu een muizenstaart…..?! Het reguliere programma wordt gewoon afgedraaid, etenstijd of niet. Zeven uur erbij geteld landen we nu aan het einde van de middag in Seoul en is je zaterdag alweer voor een groot deel om, naar de Koreaanse knoppen. Ton wordt behoorlijk somber bij die gedachte, maar, ook nu weer, kom ik met een even eenvoudige als geniale oplossing: we hoeven ons horloge natuurlijk niet per se vooruit te zetten. Altijd prettig als genialiteit in je genen zit. We vliegen met een lichte boog richting Korea en raken hierbij het dak van de wereld. Zolang het duurt ligt daar nog de Noordpool en als er geen eskimo-separisten actief zijn, zal het wel goed komen. Ik sluimer de nacht door, af en toe onderbroken door de mannen in de cockpit met aangekondigde aanvallen van uiteindelijk allemaal gesmoorde turbulentie. Helaas heb ik de pech vlakbij het toilet te zitten. Telkens als er wordt doorgespoeld, schrik ik op en vermoed ik een begin van de jihad, in gang gezet door Inuït-extremisten. Er staat ook nog een ontbijt op het programma, als toetje van het diner. Daarnaast moeten we nog wat ‘arrival and customer declarations’-papieren invullen. Ik zie onder meer dat we geen levende dieren mogen invoeren, waarbij ik hoop dat Ton gisteren voor vertrek zijn haren heeft gewassen met antiluisshampoo. De piloot belooft 24 graden en zon. Mijn Noorse sokken komen dus goed van pas. Schraal na vieren des namiddags landen we op Seoul Incheon International Airport. Ik land met mijn horloge voorlopig dik na negenen in de morgen. Geen tijd gehad om hem te verzetten ... Heerlijk, je benen strekken! Keurig vliegveld ook. Netjes, geen overspannen toestanden. Nergens lange rijen met verveelde reizigers. Bij het inchecken hebben ze twee vingerafdrukken nodig en als de camera flitst hebben ze een foto van je gemaakt. Ik wil nog even vragen voor welk blad, maar ach, laat ook maar. Ton en ik hebben het gevoel dat het nog lekker vroeg is, dat we de hele dag nog voor ons hebben. Dat is echter maar schijn. Na enig zoekwerk vinden we een gecertificeerde taxi. De rit duurt anderhalf uur en kost 75.000 WON, een slordige zestig euri. Eén euri levert al snel 1300 WON op. Het Koreaanse Geldwisselkantoor voorziet ons van local currency. We gaan de ‘bekende lange brug’ over om vervolgens te belanden in een mierennest van auto’s, ook wel verkeersinfarct genoemd. Dotteren helpt hier niet. Overigens wel een goed georganiseerde chaos met veel beschaving. Vrij van eindeloos getoeter, snijerij en opgestoken middelvingers. Enkel berusting. Overal hoge woonflats aan de buitenkant van de miljoenenstad die langzaam maar zeker overgaan in oogverblindende glazen kantoorgebouwen. Het Westland is er niks bij.
10
De geldautomaten op het vliegveld waren leeg en dat snap ik met al die pakken papier.
Veel volk op de been, veelal van recente datum. Ze zijn, net als bij ons, allemaal in druk gesprek met hun iPhone. Ook hier zakt de zon in de zee en vervolgens neemt de duisternis het heft in handen. Toch raar; je gaat voor je gevoel nog niet zo lang geleden met je vliegtuig de nacht in, je landt en vervolgens wordt het weer opnieuw donker. De goedlachse taxichauffeur roept af en toe iets naar ons op de achterbank. We knikken beleefd en hopen in de goede richting. Het enige wat ik versta is ‘today it’s saturday.’ Ik denk dat ik daar mee ga instemmen, alleen al omdat het gisteren vrijdag was. Rond de lokale klok van zes schieten we een smal straatje in. De chauffeur raakt opgewonden en dat zou zo maar kunnen betekenen dat we er zijn. Onze vermoedens blijken juist; op de deur waarvoor we stoppen staat ‘hotel Grammos’. We rekenen af met een flinke pak papier en ons ochtendgevoel is in slechts een paar uur tijd veranderd in een avondgevoel. Jammer dat we door de vliegmisère in Amsterdam een groot deel van de middag zijn kwijtgeraakt, zodat we deze op onze (sixpack)buik kunnen schrijven. We komen in het gelukkige bezit van een klein tweepersoonsbed. Belangrijk nu is dat ik zo snel mogelijk voor de eerste maaltijd mijn in Nijnsel ingepakte vork te pakken krijg. Voordat we op zoek gaan naar onze eerste lokale maaltijd gaan we eerst even, in de terminologie van Ton, ‘het sanitair verkennen’. Het is de eerste keer in mijn inmiddels 63-jaar durende bestaan dat ik een toilet aan een uitgebreid onderzoek onderwerp, beter gezegd, moet onderwerpen. Het is namelijk een computergestuurd Amerikaans model. We nemen de handleiding ter hand en proberen verschillende zaken uit. Na slechts een klein halfuur denken we het doorspoelen onder de knie te hebben. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
11
12
Na wat omzwervingen belanden we in Kkanbu Chicken. Gezellig druk met veel jongelui, zowel in de bedrijfsvoering als onder klantenbestand. Ton is de op een na oudste bezoeker. Er staat een aantal interessante kipschotels op het programma. Of ze ooit ergens hebben gescharreld wordt niet duidelijk. Ton gaat voor de zoete, knapperige versie en ik kies de ‘roasted one Uitloopkip’ met een vermoeden van knoflook. Als voorgerecht een biertje, ’MAX’. Genoemd naar de favoriete omroep van Ton waarbij hij dagelijks geniet van de leeftijdgerelateerde programma’s. Straks even checken of zijn vrouw nu al die programma’s opneemt. Ook staat er nog ‘hot dog’ op het menu, maar ik vrees dat ze dit in dit deel van de wereld iets te letterlijk nemen ... Niet veel later verschijnt een aardige dosis kip op tafel, voor twee personen, elk met twee vorken maar geen mes. In een schaaltje ligt een goedje waarvan Ton en ik zeker weten dat het hier zoete ui betreft. Voor de vorm wil je dat graag even bevestigd zien en daarom vragen we het nog even voor de zekerheid aan zo’n jonge gast van de bediening: ‘no onion.’ Hij kan ook niet alles weten. Afrekenen met creditcard. Geen pincode nodig, alleen een krabbel op een digitaal scherm. Er staat ’41.000’ op, ik hoop dat het geen euro’s zijn ... Een kop cappuccino bij de zaak met de lekker strakke naam ‘The Coffee Bean & Tea Leafs’. Prachtig zaakje. Sfeervol ingericht, uitgekiende verlichting, proper. Nodigt uit tot consumeren. We rekenen eerst af en Ton krijgt een ronde schijf in zijn handen gedrukt, een giveaway. Zoals vaak met noviteiten heeft Ton geen idee wat het voorstelt. Aan tafel begint het apparaat plotseling te trillen en rode lichten staan onophoudelijk te knipperen. Een soort Evoluon. Ik denk dat ie snel de lucht in gaat, prachtig voor kleinkinderen. Nu snap ik wat het is, daar is Ton ook blij mee. Het is zo’n ding dat je aan je fietsspaken klemt, zodat je des avonds beter zichtbaar bent. Daar zijn we dan ook weer uit. Wat het echter ook kan zijn is een signaal dat je bestelling klaar is die je tegen de inlevering van de schijf kunt ophalen. Ton heeft weer wat geleerd. We lopen nog wat straatjes door met jonge lieden die nog wat lijm op het programma hebben staan. Even verder, ‘hot massage sir?’ En laat ik nu net met mijn linkerbeen beginnen te trekken ...! Maar Ton trekt mij mee. Hij weet te melden dat dit soort activiteiten niet onder de dekking van de reisverzekering valt en hij kan het weten. De massagedames die op de affiches staan hebben het blijkbaar warm. Een avond zonder happy ending, of je moet met enige fantasie ons ruime eenpersoonsbedje als zodanig willen kwalificeren ... De trottoirs zijn hier een ondergeschoven kindje, een aaneenschakeling van stenen, beton, asfalt, klinkers. Duidelijk is dat ze tijdens de aanleg voortdurend de waterpas kwijt waren. Om 01.00 uur local time gaan we ons voorbereiden op de nacht. Alles is voorhanden behalve de slaap. We laten het raam maar open, des te sneller kan de nacht over ons neerdalen in ons smalle ledikantje. Morgenvroeg ontbijt, daarna een paar uur Seoul en alvast uitzoeken wat we hier over twee weken nog willen zien. Midden op de middag dan richting Japan met als eerste bestemming Tokyo, waar zo’n 28 miljoen mensen op ons wachten. En dat niet alleen, ook wordt er op korte termijn 198 millimeter regen verwacht, dat doet recht aan ‘oktobermaand Tyfoonmaand’. Maar goed, als geboren Nederlander ben je natuurlijk gewend aan verhoogde dijkbewaking.
13
‘EEN ENORM BILLBOARD VAN DE HEERSER UIT NEDERLAND: GUUS HIDDINK, OFWEL HIDDINK-SAN’
14
Zondag 12 oktober
Keiharde confrontatie met de oosterse versie van het begrip ‘best wel centraal gelegen’ Een oud Koreaans gezegde luidt: “Er is geen slechtere nacht dan een nacht in een vliegtuig”. Met die gedachte - en een tijdsverschil van 7 uur - was ik in de echtelijke sponde gedoken. Echter, niets is wat het lijkt, er bestaan nog slechtere nachten, bleek. Al snel werd ik wakker van een vaag bekende zoemtoon die wij zo goed kennen van de Nederlandse zomeravond: de mug. Na de constatering dat ik reeds onder de muggenbulten zat viel het me op dat de nachtrust van de Leeuw van Nijnsel ook niet bepaald ongestoord was. Naast me ontwaarde ik wilde slagbewegingen en bloeddorstig gemompel (‘Sjeminee…’). Het duurde niet lang of ‘ons Lambert’ stond in al zijn glorie op het bed te dansen, verwijzend naar zijn succesvolle verleden als muggenmepperd. Inderdaad kleurden voormalig keurig gesausde muren al snel bloedrood, maar nam het aantal muggen omgekeerd evenredig toe aan de slachtoffers. Misschien was de combinatie open raam met licht toch niet zo gelukkig. Nadat de rust was weergekeerd viel me een monotoon ander geluid op – een soort airco maar niet van ons. “Monotoon geluid, slapen we zo door heen,” oreerde Lambert. Dat lukte inderdaad, maar wel eerst om 05:30 uur in de ochtend. Gevolg: wakker schrikken om kwart over tien en tot mijn verbazing zien dat mijn reismaat nog volledig in coma ligt. Nadat we de wonden gelikt hadden liepen we als de gebroken oude mannen die we inmiddels schijnen te zijn naar buiten, op zoek naar iets van ontbijt. Allerlei gerechten lachen ons toe vanaf de plaatselijke billboards van de “Bulgogi Jip” (BBQ-restaurants) of “Saengson Jip” (rauwevisrestaurants), evenals rundvlees (Sokokt) of visschijven met sojasaus (Kan-chang). Toch spraken die gerechten ons op dit tijdstip wat minder aan. Na een tijdje lopen kozen we op laffe wijze voor een Baguette-tent waar wat sandwiches en koffie voorhanden waren. Om ons heen slechts Europese gezichten, maar dat moest dan maar even. Na deze verkwikkende lunch was het inmiddels rond het middaguur, zodat we nog maar drie uur hadden voor we weer naar het vliegveld moesten. Hotel Grammos was dan wel volgens de brochure fijn centraal gelegen, maar wel een klein uurtje van het centrum. Na overleg met wat lokalen gekozen voor een wandeling in onze “eigen buurt”. Al gauw kwamen we onder een aangenaam zonnetje op een grote winkelstraat uit. We bevonden ons in het Gangnam district, wat zoveel betekent als “ten zuiden van de rivier” – in dit geval de Hangang River. Een buurt zoals ik me een welgestelde Aziatische wereldstad had voorgesteld: veel banken, veel grote modezaken, veel verkeer en veel Amerikaanse ketens. Ik wist overigens niet dat Koreanen zulke koffiedrinkers waren; het was verbazend om te zien hoeveel luxe koffieshops - maar dan zonder wiet- hier gevestigd zijn.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
J 'wakker schrikken om kwart over tien en tot mijn verbazing zien dat mijn reismaat nog volledig in coma ligt'
15
Starbucks bepaalt het straatbeeld. Verder in de straten veel modieuze éénhaps-Koreanen: hippe kapsels bij de jongens, zwaar opgemaakte gebeeldhouwde gezichten bij de meiden. Kopen ook allemaal kleren bij dezelfde keten: rok gecombineerd met laars doet het schijnbaar prima en is in. Even verder, bij een enorm kruispunt, zag ik hem dan eindelijk: een enorm billboard van de heerser uit Nederland: Guus Hiddink, ofwel Hiddink-san. Als een veldheer uitkijkend over de stad, een vorsende blik in de ogen. Kilootje of wat lichter ook en nog niet beschadigd door Tsjechië, Kazachstan en IJsland. Dit beeld bevestigde definitief mijn gevoel: Guus Geluk moet snel stoppen als coach en als Hiddink-san de rest van zijn dagen slijten bij Koreaanse monniken. Met deze blijde gedachte in ons hoofd zetten we koers richting Grammos om daarvandaan met de taxi naar het vliegveld te verkassen. We hoopten dat deze rit wat minder ten koste ging van onze voorraad Wonnen want een rit van 80 minuten hakt er best in. Wel apart trouwens dat het in Azië gebruikelijk is het lokale vliegveld op anderhalf uur van het centrum te leggen. Misschien overigens ook wel logisch als een stad meer dan 10 miljoen inwoners telt. Gelukkig lukt het nu voor een derde van de prijs en leren we voor de volgende keer alvast hoe de bus werkt. Over twee weken deze kennis snel in praktijk brengen. Het vliegveld is druk maar goed georganiseerd. Inchecken gaat snel en om een uur of half zes staan we keurig bij de gate. Fraaie stewardessen met allemaal hetzelfde vriendelijke gezicht verwelkomen ons. Gelukkig geen tijdverschil met Japan, want deze jetlag is al erg genoeg. Met enige regelmaat is het knikkenbollen geblazen, wel fijn dat onze vlucht nauwelijks bezet is. Is toch net allemaal wat relaxter. Een uurtje of twee later zetten we voor het eerst voet aan de grond in het land van de Rijzende Zon: Nippon ofwel Japan wacht op ons. Strenge en vooral ondoorgrondelijke douanejongens loodsen ons naar hokjes. Waag het niet verkeerd te gaan staan of de formularia niet geheel ingevuld te hebben, want dan volgen sancties: collega Verhoeven moet voor straf zijn tas leegmaken. Even later komt onze bagage keurig van de band afrollen en mogen wij op eigen gelegenheid op weg naar het Shiba Park Hotel, ook “zeer centraal” gelegen. (Dat betekent dus dik 60 kilometer overbruggen….!). “Bij ons ligt het vliegveld van Eindhoven toch ook niet bij Breda”, bromt Verhoeven. Brabant blijkt een andere grootheid dan Tokyo. De bussen zijn wat onduidelijk en de jetlag groot, de drempel om een taxi te nemen dus te laag. Een man met een admiraalsuniform uit WO2 begeleidt ons naar de taxi. Prima geregeld, even later – voorzien van een voorraad yennen – onderweg naar Tokyo. Er blijkt echter een heel klein Japannertje in het dashboard verstopt te zitten dat heel snel aan de taximeter draait. Voor onze ogen zien we onze voorraad yennen verdampen en om vooral financiële redenen zijn we erg blij dat we er zijn. Volgens Lambert is het pas rust bij vv Nijnsel 1 en kunnen we nog makkelijk wat eten. Om een uur of elf zitten we met heel veel Japanners in een bar kip met bier te verwerken. Plus salade te eten met stokjes. Voor een man zonder fijne motoriek een hele klus, zo blijkt als ik naar de overkant kijk. We bestellen ook nog “chick” en hopen dat de barmeiden niet geserveerd worden. Blijkt mee te vallen, want deze chick is enorm taai. Voldoet niet aan de kwaliteitseisen uit Nijnsel want aan de andere kant van de tafel wordt weinig gegeten en veel gemompeld. We sluiten de avond af bij de Family Mart, een soort nachtwinkel waar we boodschappen doen om het taxidebacle goed te maken. Rond middernacht dan eindelijk in mijn mand, het gezever van mijn reisgenoot dat hij nog lang niet moe is, sterft snel weg.
16
VOOR ONZE OGEN ZIEN WE ONZE VOORRAAD YENNEN VERDAMPEN EN OM VOORAL FINANCIテ記E REDENEN ZIJN WE ERG BLIJ DAT WE ER ZIJN.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
17
HONDERDEN BEELDJES VAN KINDEREN. ZE STAAN OPGESTELD IN RIJEN VAN TWEE AAN DE RAND VAN HET COMPLEX.
18
Maandag 13 oktober
Tokyo; een tsunami van mensen en indrukken Nadat de taxichauffeur ons gisteravond berooid voor de deur van ons hotel heeft achtergelaten, hebben we de financiële scherven na de ‘langste en duurste taxirit ooit’ bij elkaar geveegd en ontbijten we met bij elkaar gescharrelde ‘spulletjes met zoveel mogelijk korting’ uit de nachtsupermarkt. We hebben een gat in de nacht geslapen, de haperende biologische klok. Ton heeft eerder op de morgen nog net de woedende kamerpoetsmeisjes buiten de deur weten te houden en zag zich genoodzaakt daarbij licht sumogeweld te gebruiken. Tokyo. Bijna dertig miljoen inwoners. België en Nederland samen in één stad. In de lobby aangekomen zien we buiten hotelpersoneel en passanten in de weer met paraplu’s. inderdaad, grijs en nat. Een piccolo bij de ingang steekt regelmatig zijn hand onder zijn paraplu uit. Ik denk dat ie blind is. Of doof. Hij kan het blijkbaar niet geloven: regen. Ik wil hem troosten met de prettige wetenschap dat het merendeel van de regen niet op hem valt, maar mijn kennis van de Japanse grammatica laat het even afweten. Ook kijkt hij vertwijfeld naar de grijze lucht waar al het vocht vandaan komt. Japanse hotels zijn voorbereid op natte dagen vol hemelwater want er staan overal bakken vol met plu’s. Wij pakken toevallig de mooiste, maar worden meteen teruggefloten. Een andere livreier neemt ze weer in en ruilt ze tegen twee andere. Het hoe en waarom blijft in duister gehuld. Eerder zagen we in een tuin de welig groeiende ‘umbrellaplant’, maar volgens mij toch niet echt bedoeld om onder te schuilen. We lopen naar het Zojoji Tempelcomplex, een kilometer lopen maar vraag me nu niet of dat nu naar het noorden, zuiden, oosten of westen is. Het voormalige shogun-geslacht Tokugawa zwaaide hier ooit de scepter. Opletten met oversteken, want het verkeer rijdt links. Het complex blijkt in een mooi, geaccidenteerd park te liggen met prachtige bomen, voornamelijk acers, ook wel esdoorns genoemd, en naaldachtigen. Waarschijnlijk gekweekt voor de acupunctuur. Niets mis mee, evenmin als met de tempels. Op het eerste gezicht is de opzet van de Aziatische tempels doorgaans hetzelfde. De verschillen zitten ongetwijfeld in de details. Er wordt altijd veel wierook gebrand en meerdere Buddha beelden in alle soorten en maten kijken al dan niet goedkeurend op je neer. De meesten hebben een buikje (waar blijft Sonja B.?!). Ze hebben in alle gevallen grote oren en ogen; die hebben ze ook nodig om alles wat er onder hun talrijke gelovigen gebeurt goed te kunnen volgen. De gelovigen steken doorlopend wierook aan en gaan daarbij even in de rook hangen of ze halen met handgebaren de rook naar zich toe die ze met alle plezier om zich heen laten kringelen. Niet alles is goud wat er blinkt maar wel veel. Monniken completeren het plaatje. Het goddeloze leven al lang geleden afgezworen en het haar afgeschoren. Wat me treft, nog nooit eerder gezien, zijn honderden beeldjes van kinderen. Ze staan opgesteld in rijen van twee aan de rand van het complex. Ze hebben alle een rood gehaakt en vaak tot op de draad versleten mutsje op en een kleurrijk molentje in de hand.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
19
Zeer bijzonder! De honderden grijze beeldjes, het grijze weer en al die gekleurde mutsjes en molentjes. Ik raak er maar niet op uitgekeken. En ik wil er meer van weten. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Ik schiet hier en daar wat redelijk slim uitziende Japanners aan, maar dat loont niet. Ze schrikken van mijn directe benadering en eenmaal van de schrik bekomen blijken ze onwetend te zijn of ze kennen net zo goed Engels als ik Japans. Ik heb er nauwelijks vrede mee. In een andere tempel vindt een ceremonie plaats. Een gezin, bestaande uit vader, moeder, zoon, dochter en oma zitten op vijf stoelen. Het meisje draagt een rode kimono en allen hebben hun schoenen achtergelaten. Een priester zingt en bidt voor een altaar, een monnik in een bleekselderiegroen gewaad hangt in de buurt. Misschien voor de collecte. Aan de zijflank roert een andere monnik de trom, terwijl weer een andere zingend bidt of biddend zingt waarbij hij een voor mij onbekend instrument bespeelt. Het kan niet anders dan dat deze monnik soetra’s reciteert en de gongslagen maken het feest compleet. De wierookgeuren zijn ook hier niet ver weg. Na verloop van tijd eindigt de dienst en worden er vervolgens talrijke beleefdheden uitgewisseld, dit in de vorm van diepe buigingen en gekruiste handen. Een monnik is zo onvoorzichtig om te dicht bij mij te komen en ik zie kans om dit moment van schrijnende onoplettendheid te baat te nemen door hem aan zij pij te trekken. En te vragen naar het hoe en wat van de (goed) gemutste kinderbeeldjes. Hij lacht en denkt diep na. Ook ooit een onvoldoende voor Engels gehad op zijn rapport, zo vermoed ik. Dan, heel voorzichtig, stoot hij, aangevuld door wat strakke en verwachtingsvolle blikken mijnerzijds, wat kreten uit. Het schijnt iets te zijn van ‘laat de kinderen vooral kinderen mogen blijven, zich veilig en geborgen weten, “protection”.’ Het zijn Jizo-beeldjes, genoemd naar de God van de overleden kinderen. Jizo neemt deze kinderen bij de hand en zorgt ervoor dat ze alsnog het geluk ten deel valt dat ze op aarde niet mochten vinden. Ik had het kunnen weten. Langs een soort Klaagmuur waar duizenden witte ‘gelukbriefjes’ aan hangen, verlaten wij dit mooie, serene complex, omgeven door wolkenkrabbers. Niet ver hier vandaan staat Tokyo Tower. Een namaak Eiffeltoren, maar wel een stuk kleiner en minder donkere medemensen eromheen die houten olifantjes verkopen. Ook hier kun je met de lift omhoog, maar gezien het grijze en druilerige weerbeeld verwachten we boven weinig spectaculaire beelden te zien en daarom houden we onze yennen op zak. En de Seine zal zeker niet ons gezichtsveld binnenstromen. We gaan even nadenken over onze volgende bestemming als we eensklaps oog in oog komen te staan met een ‘hop on, hop off’ bus. En dat wordt het dus. De yennen-voorraad wordt hiermee alsnog aangesproken en we stappen in. ‘Fasten your seatbelts’ en twee oordopjes. En het werkt. Een Japanse vrouwenstem die keurig vertelt hoe oud de bruggen zijn en welke kleur ze aannemen op zon- en feestdagen. Grauwheid levert ook hier niet de fraaiste vergezichten op, maar desondanks krijg je wel een aardig beeld en gevoel bij de grootte en de intensiteit van deze stad. Havens, schepen (zie je vaker in havens), brede rivieren, imposante bruggen, hoge buildings en brede avenues met een welhaast onmetelijk aanbod aan winkelnering. Oud en nieuw bij en tussen elkaar. Een prachtig theater dat dicht moet vanwege het gebrek aan ‘aardbevingsbestendigheid’. Bezoekers mogen blijkbaar alleen maar schudden van het lachen. ‘Er gaat niets boven Groningen…!’ Als je wilt kun je ‘offhoppen’ bij de Tsukiji Hongunji Market een, zo blijkt later, mierennest van allemaal kleine visrestaurantjes. Dit aanbod slaan we niet af. Hier dichtbij de grootste vis- en zeevruchtenmarkt van Japan, ja, van de hele wereld zelfs, waar ’s morgens rond zes uur als eerste de tonijn wordt verhandeld. Ik lees ergens een tip, ‘bezoekers zijn welkom, maar loop vooral de vishandelaren niet voor de voeten ...’
20
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
21
Tonijn, zalm, sardientjes in verschillende variëteiten en samenstellingen. ‘Goed spul.’ We zijn gezond bezig
22
Maar daar komen we niet voor, we komen om te happen en wel van de meest verse en gevarieerde sushi- en sashimigerechten. We leveren onze oordopjes in en uiteraard laat Ton zijn paraplu in de bus liggen. Hij stelt me nooit teleur. Niet veel later zijn we te gast in een restaurant waar bedrijvige koks elkaar toeschreeuwen, maar niet uit kwaadheid. Heel apart gedoetje hier. Afgelopen nacht toen de ‘chick’ alleen maar vet en vooral taai was (‘goed spul,’ vond Ton desondanks!), stonden drie jonge vrouwelijke bediendes elkaar keihard toe te schreeuwen (zachtjes schreeuwen bestaat waarschijnlijk niet), toen een jongeman in één teug een halve liter bier opdronk. ‘Een stem als een schuurdeur,’ placht mijn moeder zaliger vroeger te zeggen. We zitten achter een smalle toonbank die in ’t rond loopt. Iets daarboven een smalle lopende band die eveneens in ’t rond loopt. Daarbovenop een keur aan allemaal kleine schaaltjes met gerechten die op de band uitnodigend aan je voorbij denderen. Zo’n beetje als een bagageband op een vliegveld. Daar pak je dan je koffer af als ie langskomt (misschien wel bekend?!). Inderdaad, jouw koffer ...! Ton en ik pakken met een soort zelfbedieningsgevoel al snel het nodige lekkers van de band. Niet veel later realiseren we ons dat dat gerechten zijn die al eerder door andere gasten gezeten aan de balie zijn besteld en die nu inmiddels al enige tijd elders in dit etablissement vergeefs op ‘hun koffers’ zitten te wachten ... Daarna slaan we zelf maar aan het bestellen; tonijn, zalm, sardientjes en dan nog in verschillende variëteiten en samenstellingen. ‘Goed spul.’ We zijn gezond bezig, is voor even onze stellige overtuiging. Ton probeert mij, voorlopig nog steeds zonder succes, het ‘svb’ te laten halen, het ‘stokjesvaardigheidsbewijs’. Het onderricht is vruchteloos. ‘Het onderste stokje gewoon stilhouden en het bovenste bewegen als een pen’, zo declameert hij. Maar wie heeft er tegenwoordig nog een pen vast? Dat is best lang geleden! Ergens in de krochten van mijn koffer zit nog steeds die vermaledijde vork verstopt, zelf ingepakt, om toch maar vooral zeker te weten dat ik hem kan vinden ... Hoe weten ze nu eigenlijk bij het afrekenen wat wij hebben geconsumeerd, is de volgende vraag die zich aan mijn brein opdringt. Dat merken we dadelijk wel. Het blijkt niet zo moeilijk: de waitress kijkt naar de lege bordjes die je mee naar de kassa neemt. Ze ziet aan de kleur wat je gehad hebt en slaat aan de hand hiervan de juiste kassaknoppen aan. Een fluitje van een yen! En zelfs in de kleinste ballentent kun je met je creditcard afrekenen. Geen pincode, geen handtekening. Vooral niet kwijtraken, bedenk ik me. Ton laat zijn ware aard weer eens zien en geeft, min of meer per abuis, wat fooi. Het meisje breekt bijna haar rug bij het scala aan buigingen dat ze in haar arsenaal heeft en tentoonspreidt. Ze houdt het geld aanvankelijk vast en wil het geld weer teruggeven. Ze loopt ons na tot aan buiten toe maar Ton houdt zijn rug recht, voet bij stuk en blijft weigeren om het geld aan te nemen. Fouten herstellen zit nu eenmaal niet in zijn genen. Buddha zal zijn gedrag belonen en dat doet Hij al sneller dan verwacht. Het is namelijk even wat minder gaan regenen. Om vijf uur is de tyfoon voorspeld en Japanners zijn mensen van de tijd. Het is de hele dag al nat, maar vanaf vijf uur komt de regen echt zeer gestaag naar beneden. Inmiddels is ook de duisternis welhaast ongemerkt ingevallen, maar de wind houdt (voorlopig) z’n gemak. We zitten blijkbaar niet in het oog van de tyfoon. En
wat springt er in het (andere) oog, hier in Tokyo? Godvergeven SCHOON! Of de lucht schoon is, is moeilijk te bepalen. Wel zie je veel mensen met een doekje voor hun mond rondlopen. Later blijkt dat dat te maken heeft met hun verkoudheid, ze denken gewoon aan de medemens die zij op deze manier virusvrij willen houden. Leuke dingen wil je delen, onleuke niet. Je kunt aan de gezichtstrekken van de mensen niet aflezen of ze opgeruimd zijn, maar de stad in elk geval wel. En dan zonder uitpuilende vuilnisbakken met een hoop troep ernaast, het visitekaartje van openbare parkeerplaatsen naast snelwegen in Nederland. Keurige stad! Geld uitgeven in Japan is niet zo’n probleem, maar het je tijdig vergaren is een ander verhaal. Je ziet, raar genoeg, sowieso niet veel bankkantoren in deze stad en als je al een geldautomaat aantreft, dan is deze vaak alleen ‘toegankelijk’ voor een Japanse bankkaart. Gewoon om je een beetje te yennen! ‘Postcards’. Ook een drama in meerdere bedrijven. Ze snappen het niet. Ze proberen het wel. Ze laten je de naam in het Engels opschrijven en gaan dan googelen. Eén keer hadden we beet, dachten we. Het meisje met een bespottelijk hoog fris en fruitig-gehalte kirde orgastisch. Ze slaakte voortdurend kleine gilletjes (misschien ’s avonds actief in de ‘hot massage’ wereld) en maakte daaromheen subtiele maar toch duidelijk waarneembare vreugdesprongetjes. Niet al te uitbundig want de winkel was niet zo groot. Toen kwam het grote moment en kwam ze aanzetten met ... briefkaarten. Toch maar twee gekocht. En beleefd gebogen. Ik verbied Ton om ook vreugdesprongetjes te maken want de winkelinventaris moet nog langer mee. Per abuis komen we vervolgens in een ‘gamehall’ terecht. En dat hebben we geweten! Werkelijk absurd. Een kakafonie aan geluid. Of op alle apparaten geluidversterkers zitten. Allemaal in gebruik. Een vreselijke orgie van licht en geluid met volslagen onverschillige, stoïcijnse en volstrekt onbewogen en onverstoorbare gokkers! Zij moeten al langer stokdoof zijn. Deze extreme herrie kan je toch niet onberoerd laten? Om gek van te worden. We vluchten naar buiten, de ‘stilte’ van Tokyo in ... Even het station binnenwippen. Donderdag verlaten we Tokyo namelijk by train. Je moet kaartjes kopen, vervolgens activeren en daarna nog wat aanvullende handelingen verrichten. Ton heeft nog twee dagen om dit allemaal onder de knie te krijgen ... Om tien voor half zeven pakken we voor het laatste traject nog een keer de ‘hop on, hop off’ bus die minder vaak langskomt als je zou willen. ‘Last stop.’ Oordopjes in en seatbelts opnieuw vast. We zitten alleen bovenin. Raar, een bus zonder chauffeur en zonder ruitenwissers ... En Ton vindt zijn paraplu terug. We stappen uit waar we begonnen zijn, Tokyo Tower, inmiddels badend in een prachtige mengeling van rood, geel en roze licht. Het regent weer pijpenstelen en dan Japanse. Nog een kilometertje naar ons Shiba Park hotel waar je, zo lazen wij, de badkamerdeur moet dichthouden, anders gaat door de stoomvorming het brandalarm af. Tot mijn niet geringe verbazing wil Ton linksaf terwijl ik zeker weet dat we naar rechts moeten. De dag heeft toch te lang voor hem geduurd. Na enige tijd lopen we tegen het kantoor van de Lufthansa aan. Ton, best wel streng: ‘hier zijn we straks
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
23
NIET geweest….!’ Met mijn staart tussen de benen terug naar Tokyo Tower en dan toch maar links af, nog steeds met die lastige staart. Na enige tijd lopen we ‘ter links’ tegen het kantoor van Volkswagen aan. Ik, best wel streng, ‘Ton, hier zijn we straks NIET geweest…!’ Nu komt de staart van Ton tevoorschijn, wel een raar gezicht. Goed dat het donker is. Dan maar weer terug naar de toren. De tyfoon laat er inmiddels geen gras over groeien. Overal zie je rokende Japanners buiten staan. Eentje schiet ik aan en vraag hem naar het tempelcomplex, want tenslotte ligt dat tegenover ons, thans vermiste, hotel! ‘Zo en zo en zo,’ legt hij uit in zijn weliswaar beste maar niet al te uitgebreide Engels. En hij heeft gelijk! Ik vraag Ton of hij de man even wil gaan bedanken, maar dat houdt in dat we hem een paar dagen niet meer zien. Almaar zoekende in de Japanse woestijn ... Prettig als je hier in de buurt woont en anderen de weg kunt wijzen. Bij de tempel aangekomen ligt de straat naar ons hotel er niet meer! Een brutaal staaltje van ‘straatroof’ ... Zo maar weg. We klossen vervolgens door een klein, kletsnat parkje en doen er verder het zwijgen toe, onder het ‘genot’ van de almaar plenzende regen. Niet veel verder scoren we een Seattle-koffie, zodat we ook meteen de weg naar ons hotel kunnen vragen. Twee keer de hoek om, zo blijkt. We hoefden het eigenlijk niet te vragen, het lag min of meer voor de hand… Waar we na de koffie uit komen is een druk kruispunt dat we nog niet eerder hebben gezien. Zowel de vertwijfeling als de nattigheid slaat en neemt toe. Dan ben ik, in tegenstelling tot Ton, op m’n sterkst. Vlak voor mijn neus zie ik twee schichtige figuren voorbijlopen en ik zie een schim van hun gezichten: oud, nat en… blank! Meteen, zonder een moment van nadenken om vooral geen tijd te verliezen, begin ik ze op gepaste afstand te stalken. ‘Want het zou zo maar kunnen dat …’ En inderdaad! Ze schudden ergens hun door de slagregens getormenteerde lijven af voor het … Shiba Park hotel! Zij verblijven hier ook. Ton is verbijsterd door mijn extreme sluwheid en exorbitante hoge handelingssnelheid. Hij waant zich in een film. Verbijstering inderdaad maar waarschijnlijk nog meer jaloezie. Honderd meter verder, we kijken nu even goed rond, de buurtsuper waar we de ingrediënten van ons gevarieerde ontbijt inslaan. Zwarte chocolade, groentesap, walnoten, koekjes, plat water, yoghurt, broodjes waar de pindakaas al op zit en soyamelk. Sonja Bakker zal trots op ons zijn. Onze paraplu gaat in de standaard en we ‘zwemmen’ de lobby binnen, richting lift. Ik ga voorop met ons ontbijt en wanneer Ton wil instappen, hij moet daar altijd even over nadenken, gaan de deuren dicht. Enigszins verschrikt deinst hij terug. Ik kan niet meer op een knopje drukken, omdat ik aan beide handen een stevige supermarktzak heb hangen. Machteloos dus. Op ‘6’ stapt iemand in, dus deze snoodaard heeft, zonder overleg, op de knop gedrukt. Dan pas realiseer ik me dat ik geen flauw idee heb op welke etage we ergens zitten en dat Ton de sleutel heeft. Dan maar weer naar beneden met die veel te zware tassen. Ton is echter in geen Japanse velden of wegen meer te bekennen. Ik ga vervolgens wat heen en weer met de lift, maar de Tilburgse Buddha blijft onvindbaar. Dan ga ik maar even in de lounge zitten wachten, droog en warm. Vervolgens ga ik een sanitaire stop maken. Heel de dag regen gaat blijkbaar toch op je blaas werken. Weer zo’n computertoilet! Het is er vrij donker en ik denk op de juiste doorspoelknop te drukken. Voordat ik me realiseer wat er gebeurt komt er, het lijkt wel een heftige scène uit een zombiefilm, een harde, roze slang uit de pot omhoog die, zonder aankondiging, een keiharde, warme straal water in mijn gezicht begint spuiten! Vertwijfeld zoek ik, nog veel natter dan ik al was, naar de juiste ‘zet af’-knop. Het hele toilet is inmiddels nat, ik ben dus niet de enige. Net als de straal stopt, ‘val’ ik met mijn vinger op de,
24
opnieuw, verkeerde knop en begint het tafereel van voren af aan! Het toilet is intussen veranderd in een waterballet, een zwemparadijs. Ik druip letterlijk en figuurlijk af, terug naar de lounge. ‘Bad weather!,’ lacht de portier als hij me met ongeveinsd medelijden opneemt. Valt niet te ontkennen beste man. Even later ‘appt’ Ton, hij is terecht. Hij is enige tijd geleden al op onze kamer aangekomen en wacht vol verwachting op mijn komst (dit vanwege de koekjes in mijn bezit). Hij is er net achter dat hij alleen op de kamer vertoeft. En daar kan hij niet zo goed tegen. Later blijkt dat hij inderdaad enkel geïnteresseerd is in de zak voedsel, ik vermoed dat hij zijn ontbijt enigszins naar voren wil halen. We hebben, zo blijkt, een klein anderhalf uur nodig gehad om een afstand van een kilometer te overbruggen. Het had dus de nodige, in dit geval natte, voeten in de aarde. Morgen hebben we een dagexcursie geboekt met een reeks aan hoogtepunten die deze wereldmetropool op de menukaart heeft staan. Op de tv zien we dat de tyfoon met name huishoudt in het zuiden van Japan. Daar gaan we echter donderdag pas naar toe ... We zetten drie wekkers. Morgenvroeg worden we wakker met de uitslag van IJsland-Nederland. We hebben in Seoul al een foto gemaakt van een wel erg grote billboard van Achterhoekse Guus. Het zou zo maar kunnen dat we die morgenvroeg moeten ‘deleten’ ...
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
25
26
Dinsdag 14 oktober
Een groep moet je ook maar net liggen Tokyo: Tour Kamakura, Yokohama en Tokyo Bay: Grote Boeddha, Hasadera tempel, Tsugugaoka Hachimango Schrijn, Sakeien Tuin in Yokohama, Yokohama Bay bridge en Tokyo Bay. Na eindelijk weer eens een nachtrust zonder jetlag versla ik al onze drie wekkers met gemak om 07:00 uur. Zelfs bij kompaan Verhoeven ontwaar ik enige activiteit om een uur of half acht. Dit ondanks zijn Nijnsels slaapritme. Enthousiast storten wij ons op ons zelf ingekochte Family Market-ontbijt en realiseren en passant een besparing van 2.740 Yen (€ 20) in vergelijking met het hotelontbijt. Om een uur of half 9 keurig op tijd bij het ophaalpunt voor de tour. We zijn niet de enigen: om ons heen bevindt zich een stapel Amerikanen van een bouwjaar waar De Zonnebloem jaloers op is. Het is een veeg teken dat ons Lambert de jongste lijkt te zijn. Beelden van gidsen met vlaggen en fotomomenten van 25 minuten dringen zich aan mij op. Erg benieuwd naar het verloop van deze dag! We storten ons in de bus; dit blijkt echter maar een voorbode van het echte werk. Wij worden met z’n allen naar een centrale toeristenfuik gebracht waar we door allerlei buitengewoon enthousiaste Japanse dames voorzien worden van stickers en vervolgens verdeeld over de diverse gretig ogende gidsen. Het opstappunt is een kakafonie van geluiden, kleuren en in diverse staten van opwinding rondlopende toeristen. Onder het uiten van heel veel excuses (“thank you for waiting”) worden we uiteindelijk gekoppeld aan Mika, onze reisleider. Mika is een Japanse spraakwaterval met een tijdloos gezicht, zoals wel vaker hier in Azië. Geen idee of ze 30 of 45 is, maar Engels spreekt ze wel - en vooral veel ... Met bewondering volg ik haar verrichtingen. De gehele dag is ze in touw, laat foto’s, schema’s en tekeningen zien en herhaalt veel, heel veel. Met haar Engels is trouwens niets mis, er gaat wel eens een klemtoontje verkeerd wat voor enig onbegrip zorgt maar, petje af! Mika is trouwens nog een naam die naar Westerse normen te volgen is. Dat is echt een ander verhaal bij de chauffeur. Gelukkig mogen we daar Driver-san tegen zeggen. Dat is trouwens ook veel beleefder. We zijn al snel op weg uit het centrum van Tokyo naar Kamakura, een rit van zo’n anderhalf uur. Onderweg passeren we onder meer Yokohama, een stad met veel industrie en waar vele forenzen wonen die in Tokyo werken. Zij storten zich elke dag vol overgave in het openbaar vervoer om gemiddeld zo’n anderhalf uur naar hun kantoorbaan te reizen. En dat tegen een gemiddeld jaarsalaris van € 50.000 voor een man. Vrouwen verdienen gezellig circa € 26.000, overigens werken zij bijna zonder uitzondering parttime. In deze samenleving lijkt het glazen plafond nog erg hard en ook laag. (Mijn bij vlagen intelligente reisgenoot vraagt zich af of Yokohama genoemd is naar de voormalige vriendin van de heer J. Lennon, voormalig lid van de Kevers uit Liverpool.) JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
27
Met deze verdiensten is niet zo veel mis. Als echter blijkt dat het gemiddelde niet overdreven huis € 400.000 kost maakt dat duidelijk dat het niet zo is dat elke inwoner hier in luxe baadt. Aardig is ook om te horen hoe het werken in de fabrieken in Yokohama in hoog aanzien staat. Kinderen krijgen vanaf groep 3 excursies naar fabrieken om hen te leren dat werken daar een mooie droom is. De eerste excursie gaat naar een “leuke” fabriek – en elk jaar worden er ingewikkeldere en zwaardere fabrieken voorgesteld aan de schooljeugd. Aardig gebruik! Met deze bespiegelingen zijn we inmiddels aangekomen in Kamakura, een kilometer of vijftig van Tokyo. Kamakura (Kamakura-shi) is relatief één van de kleinere steden in Japan maar toch wordt de stad soms gezien als een voormalige hoofdstad: immers, tijdens de Kamakuraperiode was het Shogunaat hier gevestigd, de oude hoofdstad van de Shoguns. Kamakura was in het jaar 1250 de op drie na grootste stad ter wereld, met 200.000 inwoners en tevens de grootste stad van Japan. De stad wordt in het noorden, oosten en westen omgeven door bergen, en in het zuiden door de zee. Daarmee kan de stad worden gezien als een natuurlijk fort. Voordat er een netwerk van tunnels en moderne wegen werd aangelegd waarmee de stad nu is verbonden met Fujisawa, Ofuna en Zushi, kon Kamakura over land alleen worden bereikt via enkele nauwe bergpassen. De zeven belangrijkste hiervan stonden bekend als de Zeven toegangswegen van Kamakura. De ligging maakte Kamakura in oudere tijden tot een makkelijk te verdedigen vesting. De eerste shoguns van het Kamakura-shogunaat kozen deze locatie onder andere vanwege deze gunstige ligging. De periode waarin Kamakura de thuisbasis was van het Kamakura-shogunaat wordt de Kamakuraperiode genoemd. Wanneer deze precies begon is niet duidelijk, maar het einde was in 1333. Historici noemen verschillende tijdstippen, variërend van de oprichting van Minamoto no Yoritomo’s eerste militaire overheid in 1180 tot zijn benoeming tot Seii Taishogun in 1192. Wel nam Yoritomo in deze periode de macht over van de keizer, waardoor de hoofdstad van Japan in Kamakura kwam te liggen. In 1333 kwam er een einde aan de periode van het shogunaat toen de krijgsheer Nitta Yoshisada het shogunaat aanviel om de keizerlijke macht te herstellen. Na de val van het shogunaat kwam Japan tijdelijk in een periode van chaos terecht, maar Kamakura zelf bleef dit grotendeels bespaard. De stad bleef de controle houden over het direct omliggende land. Tijdens de Sengoku-periode kreeg Kamakura het wel zwaar te verduren. De stad werd bijna geheel verwoest tijdens het Beleg van Kamakura (1526). Veel mensen verlieten de regio toen de stad het thuis werd van de Late Hojo-clan. De laatste grote slag kwam toen het nieuwe shogunaat besloot om Edo tot hoofdstad te maken, waarmee Kamakura zijn machtspositie verloor. De stad zelf verviel nadien tot niets meer dan een klein vissersdorp. Na de Meiji-restauratie was Kamakura reeds een populaire plaats voor buitenlandse bezoekers. De stad kreeg echter zwaar te kampen met de geweldsgolf tegen het boeddhisme in 1868. In 1890 werd een spoorlijn aangelegd naar Kamakura, waardoor de stad makkelijker te bereiken werd voor toeristen. Zodoende kwam de stad weer tot bloei. Zoals gezegd is Kamakura nu een klein dorpje met smalle wegen, eeuwen geleden zo opgezet om het dorp goed te kunnen verdedigen. Shoguntechnisch natuurlijk nuttig, maar in 2014 goed voor het nodige gepiel met de bus. Mika laadt ons allemaal uit en ja hoor: ze tovert een groene vlag tevoorschijn die wij kunnen volgen. Een golf van schrik spoelt door mij heen: hoe vertellen we het thuisfront nog sterke verhalen als blijkt dat we niets meer hebben gedaan dan een vlag volgen in een weliswaar ver land? Daar staat gelukkig tegenover dat ze ons met behulp van slimme audioapparatuur - waar wij weinig van begrijpen, hoezo kanaal zoeken en knopjes bedienen? – voorziet van prima info. 28
Kamakura blijkt diverse tempels met indrukwekkende Boeddhabeelden te bevatten. Eén daarvan is de Hasadera tempel. Dit tempelcomplex dateert volgens legendes van 721 voor Christus toen de monnik Tokudo Shonin uit een enorme kamferboom twee beelden maakte die behoorden tot de elf gezichten van de godin Kannon. In dit tempelcomplex bekijken we een enorm beeld van ruim negen (!) meter hoog van deze godin. Indrukwekkend; vooral hoe zo’n enorm beeld voorzien is van de meest fijne details. Na een uurtje toeren door het tempelcomplex worden we vrolijk bij de hand genomen en doorkruisen we het dorpje op weg naar de Kotuku-in tempel. Onderweg zien we een aantal tegels die de richting wijzen naar tsunami schuilplekken; Japan is immers nog steeds een land waar natuurkrachten de dienst uitmaken. Kōtoku-in is een boeddhistische tempel van de Jōdo shū-sekte. Ons doel is daibutsu (Grote Boeddha), een monumentaal bronzen standbeeld van Amida-Boeddha, een van de beroemdste iconen van Japan. Het standbeeld is 13,35 meter hoog en bestaat uit meerdere afzonderlijk gegoten en kunstig samengevoegde delen. Het heeft een gewicht van 121 ton en is opgetrokken in de Japanse boeddhistische stijl van de Kamakura-tijd (1192-1333). Op de plek van het huidige bronzen beeld bevond zich daarvoor een uit hout gesneden boeddhafiguur, geplaatst in een houten schrijn. De eerste plannen voor de bouw van een bronzen boeddhabeeld dateren uit 1236, tijdens de heerschappij van Hojo Yasutoki, toen priester Toe no Joko er donaties voor inzamelde. In 1252 begon de bouw van het beeld van de Shaka-Nyorai-boeddha door beeldhouwers Ōno-Gorōemon en Tanji-Hisatomo. Oorspronkelijk was het beeld belegd met bladgoud en bevond het zich in een houten tempelgebouw van 44 bij 42,5 meter. In 1334 stortte dit gebouw echter in en in 1369 opnieuw, waarna het tot aan de fundamentmuren werd weggespoeld door de tsunami van 20 september 1498. Ook toen waren de verschrikkingen van tsunami’s niet onbekend, zo blijkt. Daarna staakte men de pogingen tot de bouw van een tempel en verbleef het standbeeld eeuwenlang in de open lucht. De fundamenten van de tempel bleven echter liggen en in 1879 werd opnieuw gepoogd door het inzamelen van geld een tempelgebouw op te richten, maar dit plan werd opgegeven in 1889 en het geld werd vervolgens besteed aan het vergroten en verfraaien van het terrein. De fundamenten van de tempel bleven nog liggen tot begin 20e eeuw. Van 1960 tot 1961 vonden renovatiewerkzaamheden plaats aan het beeld: de nek werd verstevigd en er werden maatregelen genomen om het beeld beter te beschermen tegen aardbevingen. Na al deze cultuur is het tijd voor een traditionele Japanse lunch met veel vis en vlees (geen chick deze keer). We verdwijnen naar een hoge verdieping van een gebouw ergens in Yokohama waar we verschillende gangen krijgen voorgeschoteld van vis- en vleesgerechtjes. En luxe eetstokjes bovendien (die veel gladder en moeilijker zijn te bedienen dan de lowbudget exemplaren die wij gewend zijn.) Gelukkig slaagt de stokjeskoning van Nijnsel erin een lepel op te snorren die ook prima dienst blijkt te doen. Aan de lunchtafel krijgen we gezelschap van Aziatische Amerikanen en avontuurlijke Nieuw-Zeelanders. Dit gezelschap wordt negatief beïnvloed door twee Oost-Duitse kogelstootsters vermomd als Australischen. Normaal prima volk van Down Under, maar nu even niet: chagrijnige gezichten, niets eten en nog minder praten. Soms heb je het niet voor het uitzoeken! We doorstaan dit feest met volharding en zijn blij dat we na de afsluitende thee losgelaten worden voor de volgende etappe: het Chinatown van Yokohama. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
29
Mika legt ons op onnavolgbare wijze uit dat dit dan wel een Chinatown is, maar wel met Japanners; er schijnt weinig Chinees gesproken te worden. Het verschil met een Chinees Chinatown ontgaat ons; het is een groot vierkant van fleurige eettentjes, snuisterijentroep enzovoort. Voor een uurtje is het prima toeven, gezellig druk en mensen kijken kun je uitstekend. We pakken nog een tempel mee, een eenzaam rustpunt hier en zetten dan koers naar Sankeien Garden: immense Japanse tuinen met een hoog esthetisch gehalte, ontworpen en aangelegd in 1885, door de Hara-familie. Het is meer een openluchtmuseum aangezien Sankeu Hara een heleboel historische gebouwen uit heel Japan hierheen heeft gesleept en opnieuw opgebouwd. Aangezien we het hebben over 175.000 m2 zijn we wel even onderweg en vinden onze weg over bruggetjes, lanen etc. Overigens nemen Japanners graag de tijd om hun tuintje een beetje op orde te krijgen; de familie Maeda in het bekende Kanazawa bijvoorbeeld deed er maar liefst tweehonderd jaar over, inclusief bladblazen. Het is altijd een feestje om ons Lambert in actie te zien bij dit soort groepsactiviteiten. Al gauw verlaat hij de kudde aan de achterkant en vervolgt in geheel eigen tempo zijn weg. Paadje links, boompje rechts, spiedend en mompelend volgt hij zijn eigen route. De groep is al snel uit het gezichtsveld verdwenen, maar dat deert hem niet, evenmin als oproepen om ergens op tijd te zijn. Net als je hem als vermist wilt opgeven, verschijnt het karakteristieke vissersvest aan de horizon en kan de reisleiderd opgelucht ademhalen. Zo ook nu als we aan het eind van de dag terugrijden door de Greater Tokyo area. Net als ik tevreden wegdommel schrik ik op van de lieftallige mededeling van ons Mika, dat de terugreis naar het hotel niet inbegrepen is. Vergelijk het even met een excursietje Keukenhof vanuit Tilburg, maar op de terugreis mag je het vanaf Breda zelf uitzoeken. Maar don’t worry, volgens Mika, zij tekent wel even op een kaartje hoe we met de metro thuis moeten komen. Ik zie beelden voor me van verwarde reizigers die opgegeten worden door de Tokyo Metro, met al zijn onbegrijpelijke tekens en supersnelle treinen. Gaat dit wel goedkomen of worden we over een half jaar verwilderd aangetroffen op onbekende stations? Het blijkt erg mee te vallen. Vergeleken met de Russische metro, waar geen official het in zijn hoofd zal halen een poging te doen je te helpen, neemt de Japanse pet alle tijd om je op het juiste spoor te zetten. Zelf een kaartje kopen is onmogelijk of op z’n minst een blinde gok, maar dat doet hij voor je op uiterst zorgvuldige wijze. Met een vers veroverd kaartje, een plattegrond en enthousiasme is het verder een kwestie van de juiste kleurtjes volgen. Het gaat allemaal wonderwel snel en is nog goedkoop ook. Onze verse metrokennis zal ons nog prima van pas komen. Ons zwakste punt – als ervaren navigators – blijft richting bepalen als je uit het metrostation komt. Aangezien wij allebei het richtingsgevoel van een dronken aardbei hebben lopen we meestal vol overtuiging een tegengestelde richting uit naar ons hotel. Vervolgens voeren wij uitgebreid discussie om meestal opeens voor de ingang te staan als we het zelf niet verwachten. Deze avond is geen uitzondering… We sluiten de avond af met een bezoek aan een fantastische sushibar “Uogashi Nihon Ichi”. Een onooglijke pijpenla met neonverlichting maar dat wordt helemaal goedgemaakt door de sushikoks en hun kompanen in de bediening. Iedere gast die aankomt of weggaat wordt luidkeels toegezongen. Het plezier spat er van af. Voeg daarbij heerlijke sushi met Asahi-bier tegen een spotgoedkope prijs van € 20 voor ons allebei en oplettende lezers begrijpen waarom wij die avond besluiten dit tot ons vaste sushiparadijs te maken.
30
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
31
32
Woensdag 15 oktober
Orde in de chaos van de maar liefst 881 officieel erkende attracties Tokyo vliegt je naar de strot! Maar wat wil je? Ruim drie dagen om een stad wat beter te leren kennen lijkt niet weinig, maar voor de Japanse hoofdstad gaat dat niet op. Honderden wijken, duizenden straten, duizenden eetgelegenheden, honderden tempels, honderden parken, honderden tuinen, tientallen paleizen, tientallen markten. Op internet kun je lezen dat Tokyo maar liefst 881 ‘officieel erkende attracties’ heeft en maak dan maar eens een (verantwoorde) keuze. We gaan echter niet bij de pakken neerzitten en proberen op onze laatste Tokyo-dag nog zoveel mogelijk aan gevarieerde highlights mee te pikken door ze zo slim mogelijk via de metro aan elkaar te verbinden. Ton heeft gisteravond weer drie wekkers gezet. Net voor de eerste af gaat wordt hij wakker. Ik houd me slapende omdat hij nu eenmaal graag als eerste wakker wordt. Ik gun iedereen zijn afwijkingen. Ton slaapt in met het idee ‘morgen moet ik op tijd wakker worden, anders lopen al die hinderlijke wekkers af!’ Beproefde methode. Het weer is somber en kil. We scoren een ontbijtje op de kamer dat bestaat uit yoghurt, pinda’s, groentesap, kokosmelk, water, veel te dikke witte sneeën brood met kaas en frambozenjam die we voor frambozenyoghurt aanzagen. Past volgens Ton nog steeds allemaal perfect in de door hem aangehouden Schijf van Vijftien. De metro is, hoe kan het anders in deze stad, van een indrukwekkende omvang. Het omgaan met Japanse metrostations gaat ons op dit moment nog wat moeilijk af, maar met behulp van de kleuren die elke lijn heeft en ‘stations tellen’ proberen we wat vat te krijgen op deze toch wel complexe materie. Het echt lastige is een kaartje trekken uit een automaat met honderden bestemmingen die alle in het Japans staan aangegeven. We pakken bij ons hotel een plu mee en we vertrekken. Nog steeds apart: een hotel dat bestaat uit twee gebouwen waar een weg tussendoor loopt. Er staat tussen de uitgang aan de ene kant en de ingang aan de andere kant altijd een klaarover, een soort mannelijke oversteekmoeder, die de hotelgasten veilig naar de andere kant van de straat loodst. Terug naar de basisschool. Als hij je op een afstand ziet aankomen, dan begint hij al met zijn armen langs de deur te zwaaien. Stel je voor dat je als gast een nanoseconde moet wachten totdat de deur openschuift! Dat gaat niet gebeuren, Buddha houdt niet van dit soort folteringen. Daarna maakt de man een diepe buiging, het is hem geraden. Onze sixpacks zwellen nog even gevaarlijk op, doet het altijd goed. Richting metrostations zie ik bussen rijden van de firma ‘Kotsu’. Doen waarschijnlijk ook aan studentenvervoer ... In tegenstelling tot ‘Vrij Nederland’ zie je overal op de (metro)stations mensen informatiebalies bezetten en niemand kijkt er verveeld! Ze kijken reikhalzend uit naar klanten ‘hoe wanhopiger, hoe liever’. We vragen netjes om twee dagtickets. De behulpzame dame, anderen heb je niet, snapt het niet helemaal maar met het bekende Japanse geduld, wat gebarentaal, de eeuwige glimlach, van ons uit geveinsde, verre van aangeboren nederigheid schiet ze vanachter haar balie uit, alle wachtende klanten verbijsterd achterlatend. Ze loopt kordaat met ons mee naar de kaartjesautomaat. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
33
Sinds gisteren ben ik er achter gekomen dat je in plaats van het ‘domo arigato gozalmashita’ (‘dankjewel’), ook kortweg ‘domo’ mag zeggen! Sindsdien maak ik daar gretig gebruik van. Ook nu en opnieuw niet zonder succes. Bijkans vliegt ze me om mijn nek, maar ze bedenkt zich net op tijd. In Japan is elke vorm van handtastelijke genegenheid buiten de deur strikt verboden. Pak dus ook nooit spontaan iemands arm vast en klop niet iemand zachtjes op zijn of haar rug, ook al wordt er hevig gehoest. Jan Boskamp zou hier dus al snel in de problemen komen. Die kleffe Europese gewoonten moet je gewoon thuis laten. Ik zou me overigens hier nooit laten omhelzen als ook Ton niet aan de beurt zou komen. Van metrostation Daimon naar een andere tongbreker en daar overstappen naar station Asakusa. Daar in de buurt ligt het indrukwekkende Sensoji tempelcomplex (645 na Christus), de ene tempel en pagode nog mooier en ouder dan de andere, naar het schijnt. En daar tussendoor meandert een straatje, genoemd Kaminarimon, waarschijnlijk Japans voor ‘Valkenburg’. Het straatje bevat inderdaad een indrukwekkend, zowel in hoeveelheid als variëteit, assortiment prullaria. Het stoort niet (echt). Alles is verlicht, het draait, het twinkelt, op elke vierkante meter 10.000 dingetjes die liggen, staan of hangen. Aan het begin van een openluchtbezienswaardigheid zie je vaak een klein, overdekt waterbassin met meerdere pollepels. Je kunt hiermee water over je handen gieten, zodat je in elk geval rein het complex betreedt, En als je je hand mocht overspelen, dan is die in elk geval zuiver, ontdaan van onreinheden. De drukte is enorm. Je ziet ook plukjes blanken, dus onze keuze lijkt gerechtvaardigd. Al snel voel ik de wierook in mijn neus prikkelen en voor even waan ik me een fervente aanhanger van Buddha. Ik prevel, houd mijn kop in de wierookwalmen, klap in mijn handen, maak buigingen en ga af en toe op mijn tenen staan. Als er ergens een bel hangt, luid hem! Dan krijg je de aandacht van Buddha die je verdient. Zo hoort het. En ik ben nu eenmaal een snelle leerling, ‘in tegenstelling tot…’ Ik hoop dat Buddha dit alles goedkeurend aankijkt en ook voor mij een plaatsje in zijn paradijs reserveert, mocht ik niet in de hemel komen. Maar misschien is het wel hetzelfde. Voorlopig nog geen zin om daar achter te komen ... Ook hier weet Buddha zich geflankeerd door veel goud, zilver en houtsnijwerk. Deed de vader van Pinokkio ook niet zoiets? En ook hier de onvermijdelijke grote oren en ogen want hij wil nu eenmaal alles zien en horen wat er in zijn rijk gebeurt. Waar hoorden we dat eerder? Hans en Grietje? ‘Oma, wat heb je grote oren? Oma, wat heb je grote ogen? Oma, wat heb je grote ...?’ Nee, dat voert te ver vrienden! Veel volk op de been, zoals gezegd. God is niet dood en Buddha al helemaal niet! Ton is al zijn hele leven daas van machthebbers, liefst van die ondoorgrondelijke met flink wat despotische trekjes. Daar smult ie van! Daarom is het ook niet vreemd dat voornoemde man het Keizerlijk Paleis wil aanschouwen, zoveel keizers zijn er tenslotte niet meer! En dat moet vooral zo blijven. Piet is dan af en toe nog in Amsterdam te zien, in zijn Arena. Ton vertelt mij in vertrouwen dat de keizerin hier al twee jaar het spoor volledig bijster is! Hij noemt dat de ‘Clausmanie’, overgewaaid uit Duitsland, maar volgens mij bedoelt hij de ‘Julianamanie’, maar dit terzijde. Net als ik ’per ongeluk’ mijn paraplu in de metro wil achterlaten, zeer irritant om dit soort spul al die tijd met je mee te sjouwen als je het niet nodig hebt, zie ik flink wat ‘nirvanawater’ op de trap naar boven liggen. Geen gesprongen waterleiding maar gewoon natuurzuivere regen. De tyfoon is blijkbaar op zijn schreden teruggekeerd en heeft de zon met strakke hand uit het uitspansel verdreven. Het plenst weer behoorlijk. En het is natuurlijk niet zo, ook nooit geweest, dat je recht van de metro het keizerlijk 34
paleis binnenstapt. Nee, je moet, hier althans, eerst een flinke tuin door. Wat heet! Het is een park, alles natuurlijk op en top in orde. Geen blaadje hangt er verkeerd en over een molshoop wordt waarschijnlijk een kleine pagode gebouwd. Bewaking. Met regenpakken en een soort pedaalemmerzak over de pet. Het park laat zich flink belopen en dan te bedenken dat de keizer in al zijn welhaast oneindige goedheid alleen de oostkant van zijn tuin voor het publiek heeft opengesteld. West, noord en zuid blijf je netjes uit. Stenen wallen met veel historie en nog meer ouderdom. En maar plenzen. We lopen nog richting een niet verkeerde brug, maar als we onze voeten horen en voelen soppen, willen we toch echt wel een keer het paleis zien en binnenschrijden. Ik schiet weer zo’n pedaalemmerzakagent-san aan en die zegt gedecideerd: ’Het paleis is niet te zien, laat staan te bezoeken.’ Ik zie het, hij verslijt ons voor dom. Alle prachtige vertrekken, ongetwijfeld beladen met goud, zilver, het kostbaarste cederhout en het zuiverste marmer gaan onze welgevormde neus voorbij. We hebben enkel een zeer nat uur mogen ronddolen in het oostelijke deel van de parkachtige tuin. Ton is ontredderd, ik was er al bang voor. Zijn dag is onherstelbaar kapot. Ik slaag er dan ook niet in hem ook maar een beetje op te beuren. Ook niet echt door hem in te fluisteren dat ik de naam ken van de man die de keizer heeft geadviseerd bij de aanleg van deze hemelse tuinen en de rijk beladen vertrekken, evenals de rijk beladen budgetten te besteden aan de oogverblindende keizerlijke luxe gebouwen. Ton is toch even verrast want hij had geen flauw idee dat ik daar weet van heb. ‘Okay.., wie dan?!’ Ik doe er even het zwijgen toe om de spanning nog wat verder op te voeren, kijk vervolgens nog even schichtig rond of niemand ons hoort: ‘Willem-Alexander….!’ Gemeentewerkers zijn universeel en uitwisselbaar, zo blijkt maar weer. Als er een karweitje aan een weg moet worden opgeknapt, dan staat er één man in een gat te graven, omringd door diverse lieden die met blauwe en rode vlaggen de verkeersstromen in goede banen moeten leiden. En ook hier krijg ik het idee dat het best allemaal wat langer kan duren ..., dat er geen druk zit op de Japanse ketel. Safety first! Niet ver van de plaats waar het koninklijk paleis nog steeds wordt vermoed, komen we weer bij dat weergaloos mooie treinstation: een plaatje. En toeval of niet, het bestaat dit jaar eenhonderd jaar! Die mooie, rode stenen, de gevels, de honderden ramen. Een sieraad. Je raakt er niet op uitgekeken, weer of geen weer. En het krijgt een nog mooier accent door al die grote, grijze, glazen kantoorpanden die het station rugdekking geven. Daar is over nagedacht. Of bezitten alleen wij de gave om architectonische hoogstandjes te herkennen die niet als zodanig zijn bedoeld? In het midden van het gebouw, je ziet het niet, zo fraai is het ingeweven, ligt het Tokyo hotel, waarschijnlijk genoemd naar de stad waar het ooit is gebouwd. Het wordt al snel duidelijk dat de beter gesitueerden zich hier aan de receptie melden. En ik denk niet dat zij ooit met de trein gaan. Te min. Er staat buiten weer zo’n typische ‘wisseling-van-de-wacht’-figuur. Maar dan zonder paard. Wat mij al eerder opviel zijn die regels gekleurde tegels die je in heel Tokyo tegenkomt, ander soort tegels, andere kleur. Je zou er gek van kunnen worden en er een film over maken. Het wordt hoog JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
35
tijd dat er in deze klare saké wordt geschonken. Ik denk dat de typische hotelfiguur het wel een keer prettig zal vinden als hij bij hoge uitzondering wordt aangesproken door een gewone sterveling. En niet zo diep hoeft te buigen als bij de hotelgasten. Ik vraag al wijzend wat die strepen betekenen. Hij doet zijn ogen dicht en wijst er vervolgens naar: ‘Aha!’ ’Domo!’ Een brede glimlach volgt. Ik vertrouw Ton toe dat ik telkens moet opletten om geen ‘dombo’ te zeggen! Maar dat zullen ze hier wellicht toch niet begrijpen, al moet je niet de fout maken om Japanners te onderschatten. Kijk bij Wikipedia anders eens onder ‘Pearl Harbor’. Nog even naar het postkantoor waar een bediende voor jou een nummertje trekt uit de automaat. Weer een ander brengt je naar het juiste loket waar je weer door iemand anders wordt geholpen. Er schijnt dus toch behoorlijk wat marge op zo’n postzegel te zitten. Ook grappig, Japanners nemen nooit rechtstreeks geld van je aan, ook hier niet. Als je ze geld in hun hand wilt stoppen, kijken ze eerst weg. Je moet het neerleggen en dan pas wordt het discreet opgepakt. Dan kijken ze je aan of het ook echt voor hem/haar bestemd is. Nog liever zetten ze een schaaltje voor je neus waar je je geld kunt inleggen en waar ook het eventuele wisselgeld weer in terug komt. Het wordt alweer aardig donker als we voor de zoveelste keer vandaag de subway inschieten, schier onaangedaan. Of we al jaren niets anders doen. Volleerde metroreizigers. Ik weet dat deze zin veel weerstand en vooral ongeloof zal oproepen bij de ervaren lezer, maar tot op dit moment hebben we alleen maar de goede trein genomen! Als Ton dan ook eens eindelijk zou leren om aan de linkerkant de trappen op te lopen, dan zie je eigenlijk niet meer aan ons dat wij uit Nederland komen, maar gewoon wat blank uitgevallen Japanners zijn. Dan komt er iets van een vermoeden van volmaaktheid over ons, zeker deze dag! Maar prijst vooral de dag niet voordat ... (de Japanse vertaling hebben wij helaas op dit moment niet voorhanden). We zijn onderweg naar Shibuya, een wijk afgeladen vol met hippe en trendy modewinkels. Net iets voor ons dus. Maar daar gaat het ons dit keer niet om. We gaan voor het andere, wereldwijd (h)erkend. Hier vinden we namelijk de drukste voetgangersoversteekplaats ter wereld! Dat wil je toch zien? Meteen uit de metro kom je op een plein, een soort Trafalgar Square in het kwadraat. Je wordt volledig in beslag genomen door fel oplichtende en bewegende reclames op gebouwen, tientallen meters hoog en overal om je heen. Alles in felle kleuren die elke seconde wisselen, evenals de beelden en de teksten. Het lijkt wel een 360 graden openluchtbioscoop. We lopen even een Starbucks binnen. ‘Even binnenlopen’ gaat nog wel, maar daarna nog kans zien om een product naar keuze te bemachtigen, dat is andere koek. Zeker 15-20 man/vrouw personeel achter de counter, iedereen druk in de weer, ook iedereen gehuld in de frisse groen witte kleuren die de bedrijfskleding voorschrijven. We gaan naar boven en daar zit je eerste rang, slechts voor een happy few weggelegd. En wij horen daarbij! Het past wel een beetje bij deze dag. Tons verdriet over het gemiste en vermiste paleis zal er niet minder om worden, maar hij kan zo wel even zijn zinnen verzetten. Een slecht Engels sprekend Duits echtpaar stapt op en wij nemen hun plek in met als beloning een prachtige view vanaf de eerste etage op het plein met zijn krioelende mensen. Wat kan oversteken toch leuk zijn! En er naar kijken nog leuker.
36
DE DRUKSTE VOETGANGERSOVERSTEEKPLAATS TER WERELD, EEN SOORT TRAFALGAR SQUARE IN HET KWADRAAT.
Een rotonde met vier zebrapaden en dwars over het plein heen nog één lange. Elke anderhalve minuut krijgen de voetgangers veertig seconden de gelegenheid om veilig aan de andere kant te komen. Zij staan dus op tien plaatsen te wachten. (Zijn er nog vragen?) Bij ‘groen’, je ziet dat op meer plaatsen, komt de meute in beweging. Inderdaad een indrukwekkend tafereel, zeker nu bijna iedereen een paraplu heeft opgestoken. Je kunt er naar blijven kijken en er wordt massaal gefotografeerd. Een soort Japanse Keukenhof, maar dan zonder entree. Ik reken uit dat er per uur zo’n slordige tienduizend ‘overstekingen’ plaatsvinden. Ton is dat nu waarschijnlijk nog aan het narekenen, het ging hem allemaal weer veel te snel. Waar komen die mensen toch allemaal vandaan, elke veertig seconden? En waar gaan ze heen? Raadselachtig! Nog even naar het toilet, maar dat is geen sinecure. De toiletten zitten ergens onderin, direct in de buurt van de videotheek. Videotheek is hier een ander woord voor doolhof. Tientallen gangen vol rekken tot het plafond toe gevuld met video’s! Je kunt nergens overheen kijken, het is er ook vrij smal, dus geen idee waar je zit. Ik ben blij dat ik toch weer bij de in- en uitgang terecht kom, laat de wc maar zitten. Ik verlang naar een computergestuurd Frans gat in de grond.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
37
Onze laatste metrorit voor vandaag staat nu op de rol en ook die verloopt nagenoeg vlekkeloos. Tijd voor de boodschappen. Water, pinda’s, koekjes, soyamelk, chocolade, twee appels (!), paar sinaasappels, smeerkaas (vermoeden we) en opnieuw veel te dikke sneeën veel te wit brood. Eens een gezondheidsfreak, altijd een gezondheidsfreak. We hebben het zelf niet zo in de gaten, maar nader beschouwd zijn we inmiddels aardig aan het voedsel-radicaliseren! Sonja Bakker is nog niet gesignaleerd in onze natte dromen, maar vroeg of laat komt zij daar binnenwandelen, ik voel het gewoon! Ton heeft mij in het voorbijgaan al eens een ‘drankfetisjist’ genoemd toen ik in een vrij rap tempo twee flesjes Evian naar binnen klokte. Ik probeer Ton opnieuw en opnieuw tevergeefs te laten kennismaken met de afdeling best wel verse biologische zeewieren, maar hij vermijdt deze gang angstvallig. Te gezond waarschijnlijk, vallen net buiten de Schijf van Vijftien. De portemonnee wordt weer op de toonbank leeg geschud en we laten de kassier de Japanse yennen van de Koreaanse wonnen scheiden. Hij doet dit met verve. Hij doet dat nog beter dan wij. Ons onderscheidingsvermogen kalft naarmate de dag vordert enigszins af. Ons ontbijt is alvast gescoord. Rond negen uur gaan we op een warme hap uit. Voor de afwisseling gaan we naar hetzelfde zaakje als gisteravond. Vriendelijke lui, ‘goed spul’ (Ton) en waar word je nog door een kok of zes uitbundig nageschreeuwd als je de zaak verlaat? Of ze zijn blij met je vertrek of juist niet, dat wordt momenteel nog nader door ons onderzocht. Ik ontdek de avocado op de kaart, met zijn wat flauwe smaak een mooie tegenhanger voor de pittige vis. Tonijn met minder, medium en best wel wat meer vet, paling, makreel, sardientjes, zalm en witvis, de koks maken het met zicht- maar vooral hoorbaar plezier klaar! Een ‘lange, culinaire zit’ komt in Japan niet voor. Je komt binnen en voordat je zit wordt de menukaart al in je handen gedrukt. Ze blijven meteen staan wachten tot je bestelt. Binnen een paar minuten staat het gevraagde voor je neus en Ton heeft in een of ander Japans kookboek gelezen dat de beste smaaksensatie wordt bereikt als je zo’n sushihap in één keer in je giechel stopt. En zo ben je eigenlijk binnen een minuut of vijf weer klaar met je maal, alleen het aangenaam smakende en alhier vermaarde asashi bier verlengt enigszins de duur van de maaltijd. Rond elven, na de sterk a capella uitgevoerde schreeuwpartij ten afscheid, schuifelen we naar ons hotel, onze laatste nacht in Tokyo, een stad om serieus rekening mee te houden. We komen ook nog een serieus uitziende vrouw tegen. ‘Kijk,’ zeg ik tegen Ton, ‘dat is nu een echte “Woman from Tokyo!” (Deep Purple, 1973, van het album “Who Do We Think We Are”). Met Ton moet/kun je echter niet over muziek praten. Als je het met hem over een ‘album’ hebt, dan denkt ie aan een postzegelalbum. Zei ik straks niet: ‘prijs de dag niet voordat ...?’ De dag leek zo mooi af te sluiten, mede vanwege het feit dat we voor de eerste keer in één rechte streep naar ons hotel liepen, maar nu ik nog even de iphone raadpleeg, komen de waterlanders. Had ik dat nu maar niet gedaan! Nu is mijn nachtrust ook nog eens naar de knoppen, naar het land van de Filistijnen, ofschoon dat nog best een eind weg van hier schijnt te liggen. Ton peilt mijn verdriet: ‘problemen thuis?’ ‘Nog veel erger!’ (slik.) Met horten en stoten komt het eruit, de stem verstikt: ‘Onno en Albert gaan uit elkaar.’ Ton huilt nu ook, met lange uithalen, schokschouderend, languit op bed. We nemen nooit beslissingen op emotie, maar het zit er dik in dat we onze reis gaan onderbreken. Tokyo-Maastricht en daarna met de TGV naar Cromvoirt.
38
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
39
40
Donderdag 16 oktober
Nagano, we begeven ons weer eens op glad ijs De nacht was kort, te kort, dankzij de enerverende verhalen van onze Lam-San over trektochten in Nepal en botsingen met paratyfus. Reizen is niet altijd een feest, maar wel goed voor het streefgewicht, blijkt maar weer. Vandaag een dag van verplaatsing zoals de Belgen zeggen. We verlaten Tokyo om in Matsumoto (Matsumotoshi) te gaan kijken hoe ‘ons Marc’ het maakt. Naast deze persoonlijke missie hebben we gehoord dat Matsumoto een mooie stad aan de voet van de Japanse Alpen is, dus de vooruitzichten in combinatie met prachtig weer zijn goed. Matsumoto is gelegen in de Japanse Alpen, op het eiland Honshu. Het heeft zich sinds de 16e eeuw ontpopt als een kasteel-stad. Naast het historische en culturele erfgoed is Matsumoto omgeven door bergen en geprezen om het prachtige uitzicht. In het westen stijgen de Japanse Alpen tot een hoogte van 3000 meter, en staan bekend als “het dak van Japan”. De stad heeft ca 228.000 inwoners. Na verorbering van ons economisch ingekocht ontbijt worden we met de taxi afgeleverd bij het Shinjuku-busstation, althans dat is de bedoeling. Een expeditie door de ons nu zo bekende metro met bagage lijkt ons toch niet helemaal de juiste weg. We treffen een taxichauffeur die Engels oefent en vooral vorsend naar het plaatje van de busterminal kijkt. Die wordt wel op tijd gevonden, maar hij zet ons met een overtuigende glimlach mooi bij het verkeerde opstappunt af. Dit met een speling van circa drie minuten is geen fijne situatie in het punctuele Japan. Weinig kans dat hier een bus een paar minuten wacht op een paar zwoegende Westerlingen. Een iets verkeerd opstappunt is in Nederland bij het gemiddelde Van der Valk verzamelpunt niet zo’n probleem, maar hier wel, gezien de enorme oppervlakte van zo’n verzamelplaats. Zwoegen en rennen met bagage dus, een situatie die ik in mijn gewichtsklasse liever vermijd. Uiteindelijk zijn we, nadat we ons door taalbarrières gevochten hadden, net op tijd en overtuigend als laatste in de bus. Ik zit gedurende deze rit van drie uur achter een lokale senior die een soort van businessclass voor zichzelf heeft gecreëerd: niemand naast hem en stoel in slaapstand, geheel naar achteren. Op één of andere manier zit ik toch comfortabel, zal wel met Japans technisch vernuft over nagedacht zijn. Zodra we Tokyo een beetje uit zijn verandert het uitzicht van wolkenkrabbers naar groene heuvels, sinaasappelbomen etc. Een wonderlijk snelle overgang die je helemaal niet verwacht, zeker niet in dit tempo. Het lijkt wel of je Zwitserland binnenrijdt, maar dan zonder besneeuwde toppen. Reizen met de bus, als je er eenmaal inzit, blijkt in Japan erg relaxed te zijn. Tussenstopje erbij, het gaat prima. Wel op tijd, want te laat zijn is hier geen optie. Strikte afspraken dus wat ook geldt voor de afvalverwerking. Afval houd je bij je, dat doet iedereen en dus zijn afvalbakken op parkeerplaatsen nergens te vinden. En afval dus ook niet, dat gooi je hier thuis of in je hotel netjes weg. Keurig op tijd komen we in Matsumoto aan, om een uur of twaalf. Kaartjes inleveren bij de chauffeur – dit gebruik moet je even weten - en dan naar JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
41
het hotel, “a two minute walk from the station”. De hele omgeving van het station is voorzien van allerlei fijne hotels, maar, een klein detail: ons hotel staat wel naast een station, maar dan in Nagano, 70 km terug ... Verbijstering alom, dit kan toch niet de bedoeling zijn: deze dagen 140 km per dag retour per trein naar Matsumoto? Ondanks volledige ontkenning door Lam-San van deze situatie, blijkt toch dat dit het geval is, reizen blijft een verrassing! Lambert is reeds klachtenbrieven aan het formuleren. We moeten dus terug naar Nagano, de richting waar we net vandaan komen. Nadat we met onze befaamde Japanse talenkennis een kaartje hebben bemachtigd voor de “local train” gaan we op weg naar Nagano, dan zien we wel verder. Deze stad, de Olympische winterstad van 1998, wint even geen goud bij ons. De trein ook niet, want die stopt bij 147 Japanse haltes, wel lekker goedkoop reizen, dat dan weer wel. Grappig om een gemiddelde Japanner te zien schrijven: hij schrijft van boven naar beneden (verticaal mag je ook zeggen als je dat makkelijker vindt) en van rechts naar links! En om het helemaal compleet maar nog iets moeilijker te maken: de Japanner maakt gebruik van een drietal schrijfwijzen. Het kanji bevat maar liefst 13.000 (!) leestekens, dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat je er voor ‘dagelijks gebruik’ maar circa drieduizend van nodig hebt. Wil iemand zich nog afzetten tegen ons eigen veilige alfabetje met zijn 26 (!) letters….? Om een uur of drie zijn we er, na er een paar uur eerder met de bus voorbijgekomen te zijn. Volgens de routebeschrijvingen is het nu een kwestie van een minuut lopen van de “East Side” van het station. Blijkt een uur later wel een minuut lopen te zijn, maar wel vanaf de “West Side”! Als we daar achter komen, zijn we al vele minuutjes onderweg ... Het is één van de vreemdste locaties voor een hotel die we gehad hebben de laatste jaren. Ook een minuut lopen van de Westside van het station is goed voor een half uur zoeken en vragen. Geen hotelachtig gebouw te bekennen. En dan staan we er opeens voor! Naast een supermarkt staat een verwijzing met een naambord. Het blijkt gevestigd op de 5e t/m 11e verdieping van een wolkenkrabber, met restaurants, winkels en kantoren. Als we eindelijk de beperkte kamer inschuiven, zijn we wel klaar met onze reisavonturen voor vandaag; ofwel: hoe een gemakkelijk busreisje best ingewikkeld kan zijn. Nog maar even vechten met ons reisburo, denk ik. Voordeel van deze locatie is dat we onze Japanse buurtsuper naast de deur hebben en dus is ons goedkope ontbijtje gewaarborgd. Na een korte inspectie van de kamer vertrekken we op zoek naar een sushi maaltijd. Dat vinden we uiteindelijk: een klassiek Japans tentje waar “de buitenlander” nog niet bekend is. Menukaarten uitsluitend in het Japans en met behulp van plaatjes en inschattingen je maaltje samenstellen. Allervriendelijkst personeel dat geen woord Engels spreekt. Een licht koortsige Lambert voert de vogeltjesdans uit, omdat hij nu eenmaal graag kip wil en dat niet uit de kaart is af te leiden. Kakelgeluiden begeleiden deze sessie. Het meisje kijkt hem verbijsterd aan: even denk ik dat ze huilend naar huis wil. Ze beheerst zich echter met Aziatische ondoorgrondelijkheid. Uiteindelijk bereiken we met twee flessen Asahi bier en enige planken sushi een optimaal resultaat. Op de terugweg belanden we voor een onschuldig kopje koffie in de kroeg van de lokale Malle Pietje, het tentje hangt vol met klokken en andere snuisterijen. We worden omringd door artistieke Japanners, en jongeren die binnenlopen om bordjes tofu te delen. Een schilderachtig decor, gerund door de barkeeper met twee tanden. Een bezoek aan een van de vele “dental clinics” hier in Japan was er schijnbaar bij ingeschoten. Zo besluiten we een ingewikkelde reisdag met een bijna foutloos loopje naar het hotel met vooruitzicht op weer een mooie dag.
42
43
EEN BIJZONDERE ONTMOETING MET DE ZOON VAN TON; MARC STUDEERT SINDS HET NAJAAR 2012 ‘ORIËNTAALSE TALEN’ EN IN DIT GEVAL DUS JAPANS.
44
Vrijdag 17 oktober
Op de universiteit is sport het hoofdvak; bijvakken zijn ongebruikelijk De achtbaan Tokyo lijkt alweer een eeuw achter ons te liggen. En dus nu Nagano-tegen-wil-en-dank. Je gaat drie dagen naar Amsterdam en ze stoppen je drie dagen lang in een hotel in Den Bosch-Zuid. We laten ons echter niet uit het veld slaan en gaan problemen neutraliseren en ombuigen tot opportunities. Ook wel ‘omdenken’ genoemd. We gaan dus drie dagen op Tienertoer 2.0. Overal om ons heen de contouren van de Japanse Alpen met toppen tussen de 2700 en 3000 meter. En het is ook te voelen want als later op de middag de zon achter de toppen haar bed gaat opzoeken, dan voel je alleen nog maar een ijzige wind, waarbij de temperatuur in korte tijd een dikke trui daalt. We nemen twee retourtjes ‘non reserved places’ en krijgen dit alles in de vorm van negen (!) verschillende tickets. Waar voor je geld dus. Alle coupés zijn niet benoemde stiltecoupés; geen schreeuwende bakvissen (ik bedenk me nu dat ik die gemist heb op de sushikaart!), niemand buurt, niemand belt, geen lieden die allemaal doelloos door coupés ronddolen, geen bezoekers van de toiletten. Een oase van rust. De conducteur komt langs. Hij is keurig gekapt en heeft een donkergroen pak aan met een smetteloos wit overhemd daaronder. Op zijn hoofd prijkt een zwierige, eveneens donkergroene pet. De coupé als catwalk. Hij buigt als een knipmes als hij de coupé binnenschrijdt. ‘Kijk, hier zitten mijn klanten, deze reizigers beleggen mijn boterham’, iets in die sfeer. Hij verontschuldigt zich als hij jou om je kaartje vraagt, vindt het allemaal maar lastig. Ik ben eens benieuwd wat er gebeurt als je geen kaartje hebt. ‘Ach, laat ook maar zitten meneer, is ook helemaal niet belangrijk, sorry dat ik er naar vroeg en u lastig heb gevallen. Dien vooral een klacht in en ik zal elke straf in opperste nederigheid aanvaarden. Laat vooral niet na om een flinke dwangsom te eisen omdat ik u ten diepste in uw eer heb aangetast.’ Ik denk zoiets. Ik stel voor dat Ton het de volgende treinreis gaat uitproberen en dat we de dwangsom vervolgens samen delen. Bij het verlaten van de coupé draait de man zich om en maakt opnieuw enkele buigingen, zoals het hoort. Ik dacht hier toch weer onwillekeurig terug aan zijn Nederlandse collega, mijn morsige landgenoot met oorbel en de shagbuil in zijn hand. Niet veel later trekt hij dan aan zo’n Javaanse Jongen, een moderne vorm van pedofilie ...? Tel daarbij op de keurige, schone stations, enkel bevolkt met gedisciplineerde reizigers, de altijd bij de hand hebbende ruime en schone toiletten, helaas wel met Amerikaanse, computergestuurde potten. Het enige waar je op moet letten is het indrukken van de juiste knoppen en zelf niet boven de bril gaan hangen ... Op een Nederlands station is je blaas al lang geknapt als je eenmaal een toilet hebt gevonden. Want een van de twee is dan toch weer defect en je moet er ook nog eens muntjes in gooien terwijl jij als moderne bankman je contant geld al lang hebt afgezworen. Kortom, de Japanse Spoorwegen NV krijgt van ons de Stijlprijs toegewezen; Nederland was helaas niet genomineerd ...
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
We gaan dus drie dagen op Tienertoer 2.0.
45
De trein vertrekt om 11.00 uur en een uurtje later rolt hij binnen op Matsumoto-station. En zoals afgesproken krijgen we iemand in het vizier die we al wat langer kennen, zeker Ton, zijn zoon Marc! Afgelopen maandag werd hij 22 en dat mag je als vader toch zo maar niet voorbij laten gaan. Hij studeert sinds het najaar 2012 ‘Oriëntaalse Talen’ en in dit geval dus Japans. Gewoon de makkelijkste kiezen, heel verstandig. Ofschoon echte makkies waarschijnlijk niet voorhanden zijn. Hij is met deze studie gestart in de Stad van de Flikken die gisteren, zo lazen wij, de Televizierring hebben gewonnen. ‘Vrouw Schijf, dat is nog eens een lekker….’ Ach, laat ook maar zitten. Het is nog net iets te vroeg voor Sinterklaasgedichten. Ik had Marc al even niet meer gezien en hij maakt een solide, zelfverzekerde indruk. De vlucht onder vaders vleugels vandaan heeft hem klaarblijkelijk geen windeieren gelegd….. Een stage in Japan schijnt een ‘jong mens’ goed te doen. We wisselen wat beleefheden uit en gaan snel aan de wandel, op weg naar een bijzonder monument in deze contreien: het Zwarte Kasteel. Het werd gebouwd eind 1500 en er hoort ook hier een stevig stukje historie bij. De mensheid vecht zijn hele leven al en dat was hier niet anders. Vele clans bevochten elkaar en rolden samen van de ene burgeroorlog in de andere. We betalen wat yennen aan de kassa en kunnen helaas geen gebruik maken van het ‘aanbod van de dag’, groepen vanaf driehonderd personen genieten een substantiële korting ... Het kasteel in de vorm van een tempel telt zes verdiepingen. Bij de ingang staat een man van wie ik aanvankelijk denk dat hij mijn schoenen wil kopen. Ik moet ze tenminste uit doen. Maar dan zie ik dat iedereen wordt gesommeerd deze handeling te verrichten. Je krijgt een zak om ze in te doen. Ik zoek even een rek waar je ze kunt achterlaten, maar die zoektocht levert niets op. Je zeult ze dus al die tijd zelf mee. Ton, baken van wijsheid, valt in het oog, niet een keer door zijn lengte, omvang en John de Wolf-look, maar in het bijzonder door zijn even onafscheidelijke als onvermijdelijke witte sokken. Het is er druk. De kudde mensen gaat omhoog via hele smalle en steile trappen waarbij je dus ook nog eens constant een stroom tegenliggers hebt te verwerken. Tussen sommige verdiepingen moet je treden bestrijden die zo’n veertig centimeter uit elkaar liggen en daar krijg je dus pas echt het Mount Everest-gevoel van. Maar goed, die koene lieden hangen tenminste nog met een touw aan elkaar vast en hebben wat meer plaats op de berg. Het bordje ‘mind your head’ hangt er natuurlijk ook niet voor niets. Alle trappen zijn van blinkend hout, dus als jij daar met je gladde sokken overheen roetsjt, dan kun je vast een beetje wennen als straks het ijzeltijdperk Nederland gaat binnenvallen. Op de zesde verdieping fraaie uitzichten waarbij je tussen grote en kleinere gaten door moet kijken. De grote gaten waren ooit voor de boogschutters en de kleinere voor de geweren. Dit spul wordt op de verdiepingen keurig tentoongesteld in glazen vitrines. Niet veel later, na een hachelijke afdaling, gaan de schoenen weer aan en lopen we in een open landschap langs vijvers waar honderden koi karpers hun domein hebben. Zowel in het kasteel als in de parkachtige omgeving honderden jonge, onbezorgde maar vooral uitgelaten basisschoolklanten, allen getooid met een boekentas op de rug en een wit mutsje op. Eenheid van tenue. Zou er nog ooit iemand geboren worden
46
die het voorrecht krijgt om zijn leven lang kind te mogen blijven? Het kasteel schijnt overigens het enige in heel Japan te zijn dat ongeschonden uit alle burgeroorlogen tevoorschijn is gekomen! De laatst overgebleven vijanden in deze tijd zijn de aardbevingen en de onberekenbare tsunami’s. Ze liggen hier altijd op de loer. Hier en daar zie je op trottoirs aanwijzingen naar vluchtwegen, mochten de vloedgolven een onverwacht maar zeker ongelegen bezoek aan je stad of dorp brengen. Ze nemen in de regel vooraf geen contact op. We gaan een lunchgelegenheid en een geldautomaat zoeken. Het eerste is in de regel een stuk makkelijker. Marc denkt dat we bij de 7-Eleven in deze mogelijk succes kunnen boeken. Hij krijgt gelijk. De yennen verdwijnen weer in de pocket en vervolgens kunnen we met een gerust en hopelijk goed doorbloed hart de lunch het hoofd bieden. Hoe klein de zaak ook is, ze hebben hier altijd menukaarten in A3-formaat met megafoto’s in schreeuwende kleuren. Voor de rest is het gissen. Vandaar de prettige aanwezigheid van Marc die al rap in de slag gaat met de serveerster. Heel de kaart (boekwerk) vol Japanse culinaire hoogtepunten wordt uitgebreid doorgenomen. Vervolgens kijkt iedereen heel gespannen en verwachtingsvol naar Ton die als laatste ons wil teleurstellen: ‘doe mij maar zo’n hamburger en een cola.’ Verbijstering alom. Ik grijp wel mijn kans en vraag Marc naar de vertaling van ‘kip’. En dat valt niet tegen: ‘toriniku’. Ik kan niet wachten tot de serveerster mij aankijkt en wie ben ik om haar (opnieuw) teleur te stellen na de bestelling van maar liefst één hele hamburger. Onze blikken kruisen elkaar en dan ga ik los: ‘doe mij maar een toriniku.’ Kijk, dat slaat in en aan. Maar dan zijn we er nog niet, want wat moet er allemaal nog bij en omheen? Marc lost ook dit probleem op. Voor toekomstig gemak vraagt Ton naar de vertaling van ‘rund’. Dat blijkt het voor de hand liggende ‘gjuunigjuu’ te zijn en wat vis betreft komen we op ‘sukanu’ uit. Waarom zijn we daar zelf niet opgekomen? Tot slot van deze korte maar zeer zinvolle workshop komen we te weten wat de vertaling is van ‘welk gerecht kunt u ons aanbevelen?’ ‘Oossuusumè wa nandesla?’ En vervolgens maar even afwachten. Ik laad voor het eerst sinds lange tijd wat schaaltjes vol bij de groentebar, want dat mag hier onbeperkt. Ze willen er blijkbaar graag van af. Trostomaatjes, sla, mais, broccoli, druivengelei (volgens mij geen groente) en dragon fruit (evenmin). Marc tovert ergens zijn fiets vandaan en ‘hij loopt ons voor’ naar zijn appartement. ‘Reken op een klein halfuurtje’. Het trottoir is smal en je moet het hier altijd delen met fietsers. Want daar is hier niets voor geregeld. Het past bij het dagelijkse verkeersbeeld, niemand doet er dan ook moeilijk over, niemand slaat je van je fiets af. Na dat aangekondigde halfuurtje stoppen we bij een pand, ‘hier woon ik.’ Geen kasteel dit keer, maar ook hier gaan de schoenen uit. Aardig optrekje dat overigens nog met twee andere bewoners moet worden gedeeld. Met mijn bouwkundige achtergrond tel ik snel circa tien vierkante meter. Matras op de grond. Japanners kennen geen bedden. ‘Moeten de meubels nog komen?’ Nee dus. Een tafel van circa veertig centimeter hoog en Marc heeft er toevallig gisteren een bijpassende stoffen stoel bij gekocht maar dan zonder poten. Kan later nog altijd. Je moet je af en toe wat kunnen ontzeggen. Hij zit dus als het ware op de grond. In de andere kamer, waarvan ik aanvankelijk dacht dat daar het toilet was, woont een Japanse student en de derde kamer behoort toe aan een knaap met wie we nu kennis maken, Lars. Je hoort meteen waar hij vandaan komt, maar waar precies? ‘Kerkraaj.’ Met enige geografische verfijning; ‘Chevremont.’ ‘Aha, een koempel! Roda JC!’ Hij veert meteen op als hij die magische klanken hoort en haalt vervolgens het bekende gele voetbaltricot uit de kast. Hij glimt van trots. Zo wil ik het zien. Ik praat natuurlijk niet over de troosteloze degradatie van
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
Ik laad voor het eerst sinds lange tijd wat schaaltjes vol bij de groentebar, want dat mag hier onbeperkt.
47
het Limburgse voetbalbolwerk enkele maanden geleden. We zijn hier tenslotte te gast. Ton krijgt nu ook eindelijk de tijd om wat rond te kijken. ‘Best ruim!’ Humor kun je deze man niet ontzeggen. Ton en ik zijn al blij als we ’s avonds een Japanse tafeltenniswedstrijd op tv kunnen vinden. Deze jongeman Lars presteert het om in het holst van de Japanse nacht live te kijken naar de topper ‘MVV-Roda JC’!! Het moet niet gekker worden. Vanwege licht claustrofobische verschijnselen trekken we onze schoenen weer aan. Lars zien we morgen weer. Ook hij heeft het hier goed naar zijn zin en wil na de afronding van zijn studie over anderhalf jaar in Maastricht zich definitief in Japan vestigen. Hij heeft nu al twee opties; leraar Engels op een middelbare school of gaan werken op een reisbureau waar Japanners zich melden die naar Europa willen. Hij komt dan terecht ergens in de buurt van Osaka of Okinawa. Als je straks over twee jaar alleen nog maar Japans hoort praten op het Vrijthof, dan weet je welke baan het uiteindelijk is geworden. En in augustus met zijn allen naar de oefenwedstrijd Roda JC tegen Matsumoto Boys met onder de rust workshop sumoworstelen.
Vanzelfsprekend gaan we nog even de universiteit bezoeken waar de boys een groot (???) deel van hun tijd doorbrengen.
48
De universiteit ligt op vijf minuten fietsen maar we zijn wel te voet. We betreden in het schemerdonker Shinshu University. De avond valt en Ton bijna. Ook in Japan moet je opletten waar je loopt. Een uit de kluiten gewassen dorp, zo kun je dit universiteitsterrein het beste omschrijven. Het wemelt er van de gebouwen: kantines, sporthallen, sportzalen en sportvelden. Mogelijk ook leslokalen ... In een van die zalen zien we vrouwen in blauw sporttenue, op blote voeten en een helm op, verbonden met een traliewerk dat ze voor hun gezicht dragen. Ze proberen met een lange stok elkaar de hersens in te slaan, onderwijl vreselijk schreeuwend. ‘Kendo,’ zegt Marc. In een andere zaal, hoe kan het anders hier, zijn ze aan het judoën. Zij bestrijden elkaar op leven en dood. Elders basketbal en op twee fel verlichte velden speelt men honkbal. Nog steeds, volgens Marc, de populairste sport, maar voetbal zit het op de hielen. Nog populairder schijnt golf te zijn, maar dat noem ik geen sport. Zijn we nu eigenlijk op een groot sportcentrum of op een universiteit?! Verderop nog wordt volop getennist en natuurlijk wordt er vanavond nog gebadmintond. Marc vindt het studentenleven hier best leuk, omdat het elke avond tot negen, tien uur druk is. Dit in tegenstelling tot Nederland waar iedereen aan het einde van de middag is gevlucht. Maar wat wil je ook met die rijkdom aan (gratis) sportfaciliteiten?! Marc is ook aan het sporten geslagen. In zijn lesrooster van tien tot vijftien lesuren per week (….) kan hij af en toe toch nog een gaatje vinden om te sporten ... We zijn hier blij met onze trui want de temperatuur is danig gekelderd. Ton is gehuld in traditioneel rood. Ik raak hem dus NOOIT kwijt, maar ik geloof niet dat dit de oorspronkelijke opzet ervan is. Marc zet ons af bij een bushalte, in de hoop dat er nog een bus langs komt die zo vriendelijk is om ons bij het station af te zetten. Er staan ook nog twee studentes te wachten die de Rode Hulk eens aandachtig opnemen voordat zij straks instappen. Maar ze doen het wel, samen met ons. Ook de Japanse
studentes schuwen tegenwoordig geen enkel risico. Om mogelijke zwartrijdersverdenkingen te voorkomen, stap ik meteen op de chauffeur af. Hij trekt echter al op en ik vermoed dat hij me verzoekt om te gaan zitten. Meteen komt, tot verbijstering van Ton, een van de meisjes naast mij zitten om het betalingsproces toe te lichten. Zij wijst mij in eerste instantie op een verlicht bord dat voor in de bus hangt. Daar staan alle bestemmingen op met bijbehorende prijzen. Dus, niets raars eigenlijk, hoe langer je blijft zitten, hoe meer je afrekent. Ze geeft aan dat wij voor onze rit naar het station 200 yen zijn verschuldigd en die dienen we bij het uitstappen in het plastic bakje te gooien dat naast de chauffeur staat. Zo gezegd, zo gedaan. De chauffeur stapt als eerste uit en bedankt iedereen uitgebreid voor het meerijden, het is net een knikengel. Volgens mij zie ik zelfs een traan opwellen als ik goed hard mijn yennen met het plastic in aanraking laat komen. We zijn één minuut te laat voor de trein die ons terug brengt naar Nagano. En dus anderhalf (!) uur wachten tot 19.46 uur. Niet leuk maar ook geen straf. We schieten bij de Starbucks binnen. Ton ziet iets in de vitrine liggen dat hem aanspreekt. Totale onkosten 1036 yen. Ik betaal met een briefje van 10.000 yen (we weten nog niet dat vandaag opnieuw alle beurzen zijn gekelderd) en snel schud ik mijn overvolle portemonnee leeg op de balie, vol met munten euro’s, yennen en wonnen. Dit in de veronderstelling dat ik de kassière help om daar 36 yen uit te vissen. Het arme kind snapt er echter helemaal niets van. Ze kijkt naar Ton voor hulp, maar dan kun je lang kijken. Ton houdt echter niet van patstellingen en graait snel 36 yen bij elkaar. Handig die lenzen en dat je niet telkens je leesbril hoeft te zoeken. We zitten aan de buitenste ring van de Starbucks, dus zo’n beetje in het station. Bepaald geen straf! Pal tegenover ons bevindt zich namelijk een grote, chique dameskledingzaak. Grote merken voor kleine Japanse vrouwen en daarnaast een zaak met exquise parfums. Op de prijskaartjes staan veel cijfers voor de komma. Bezoekers dus voornamelijk van het vrouwelijke geslacht en met een prettige leeftijd. We dompelen ons dan ook zonder gêne een uurtje onder in de rol van voyeur. Opvallend is het schoeisel van de bezoekende dames die we in het vizier krijgen en dat behoorlijk op scherp staat. Extreem hoge hakken, fel brandweerrood, geldt ook voor bijbehorende tas en shawl en laarzen die vaak reiken tot, hoe zullen we het noemen, de vrouwelijke hamstrings. Het is alleen al een kunst om je hier op voort te bewegen. Ik denk bijna net zo moeilijk als met stokjes eten. Na een uur is het speelkwartier om. Je trein missen hoeft dus niet altijd een straf te zijn. Misschien alleen als het je laatste van die dag was.
Als ik me niet vergis vraagt de studente of ik met haar uit wil vanavond, maar ik geef aan dat dat niet mogelijk is vanwege mijn mantelzorgverplichtingen. Ze snapt het helemaal.
Op perron 3 verschijnt de sneltrein die behoorlijk vol is. In een klein uurtje, er is ook niemand die ook maar één woord heeft gebezigd, komen we aan in Nagano. Ook hier een frisse alpenwind zodat we blij zijn met de korte trip naar ons hotel Sunroute. Ton stelt voor om het diner over te slaan en ons over te geven aan een romantisch samenzijn op onze chaotische kamer. Geen kaarsjes of een gelig ledlicht, maar een dikke snee witbrood met kaas en de laatste zak mogelijk vers gebrande amandelen. Om half twaalf gaan we bij onze fijne buren, de nachtwinkel, inkopen doen. Japanners zijn enorme zoetekauwen want welke winkel je ook binnenstapt, het grootste assortiment bestaat in alle gevallen uit allerlei soorten koek en gebak, aangevuld met enkele stellingen zeewier. Die laatste vijf procent blijft dan voor ons: dikke sneeën witte mik, kaas, water, koekjes in de reclame, yoghurt en organic groentesap. Het schijnt belangrijk te zijn dat je varieert in je dagelijkse voedingspatroon ... Morgen dus geen amandelen maar walnoten en geen koekjes met chocola maar met een dikke laag fondant. Meer kunnen we op dit moment niet doen Sonja! Ik lees na middernacht nog even in Nicci French terwijl Ton al enige tijd redelijk hoorbaar zijn zegeningen en zijn schaapjes telt. Morgen wacht, voor de afwisseling, de trein ... JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
49
50
Zaterdag 18 oktober
Vrouwen zijn een prooi, maar ze mogen wel hun rijbewijs halen We zijn alweer een week onderweg in het land van de Rijzende Zon. Tijd om eens na te denken over opvallende zaken die we hier ervaren. Het eerste wat mij te binnen schiet zijn de rituelen rondom “de buiging”. Het is prachtig en soms bijna ontroerend te zien hoe de Japanners elkaar en ons buitelanders (“gaijin”) bejegenen. Alles gaat met uiterste beleefdheid en een scala van verschillende buigingen en buiginkjes. Overal in het straatbeeld zie je mensen buigen, een gewoonte die je haast vanzelf overneemt. In de trein begroet de conducteur zijn gasten in de wagon met een buiging - en ook als hij het rijtuig verlaat, groet hij je weer netjes op dezelfde manier. Vol toewijding en zorg worden je kaartjes geknipt en vervolgens worden deze exact in de juiste volgorde teruggegeven. Je voelt je welkom en vertrouwd bij zo’n man. Mobieltjes staan op “stil” en worden alleen gebruikt om spelletjes mee te doen of te appen. Je bent geen getuige van luidruchtige gesprekken van medereizigers; er heerst rust en fatsoen in de trein en als medepassagiers naast je willen zitten, wordt er een vriendelijk verzoek gedaan - met buiging uiteraard. Een mooi voorbeeld van de manier waarop Japanners met elkaar omgaan, zagen we op het station van Matsumoto. Een goed gelukte jongedame vraagt met buiging aan een jongmens dat de vuilniszak vervangt in een afvalbak van een koffieshop, of zij wellicht haar koffiebeker alvast weg mag gooien. Jongmens geeft vriendelijk toestemming waarna er nog een bedankje volgt van haar kant – met buiging. Het klinkt allemaal wat overdreven en lachwekkend, maar het is zo authentiek dat ik helemaal niet de neiging heb om hierom te lachen. Sterker, deze manier van omgaan met elkaar straalt een vreemd soort rust uit, waardoor je enorm relaxed door Japan reist. En je realiseert dat de gemiddelde treinreiziger in ons land van een enorme lompheid is. Tot nu toe hebben we nergens afval in de openbare ruimte gezien – en in het verlengde daarvan nauwelijks prullenbakken. Dat is ook niet nodig want noch in treinen noch op perrons zie je mensen eten. En als dat in een enkel geval toch zo is, wordt het afval keurig mee naar huis genomen en niet op allerhande plaatsen achtergelaten. Wonen er dan alleen heiligen in het Verre Oosten? Dat dan weer niet, getuige het feit dat er in diverse wagons en perrons gebieden zijn gemaakt voor “women only”. In smaakvol roze beletterd, overigens. Navraag bij de lokalen leert dat de, in de regel oudere, Japanse man dermate grijpgraag richting het andere geslacht is dat geen enkele vrouw – en zeker niet in het openbaar vervoer – veilig is voor zijn zeer ongewenste intimiteiten. Graaiend, grijpend en knijpend baant de gemiddelde mannelijke forens zich schijnbaar een weg door overvolle treinen en perrons, zodat de vrouwelijke reizigster zich moet verschansen in “women only”-gebied om nog enigszins onberoerd op haar bestemming te verschijnen. Het gaat zelfs zover dat in de nabijheid van een “women only”- universiteit in Tokyo geen vent wordt toegelaten; daar moet eerst een studente schriftelijk toestemming JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
De conducteur heeft geen gekreukeld NS-pak aan maar ziet eruit als een piloot van 's werelds grootste vliegtuig. Zijn gezag wordt door niemand een moment ter discussie gesteld. Eén van de dingen waarom reizen met het openbaar vervoer in Japan een geweldige ervaring is.
51
voor geven en dan moet het manspersoon toch voor 22.00 uur het terrein, onder strikte begeleiding, weer verlaten hebben. Ook in het zakenleven wordt “de vrouw” zwaar achtergesteld en ben je als vrouwelijke zakenmens je eerbaarheid niet zeker op de gemiddelde (personeels)borrel. Je Japanse collega’s of zakenpartners staan je bij het begin van de festiviteit al grijp- en knijpgraag op te wachten, waardoor enige assertiviteit gewenst is om te overleven. Geen land van heilige oosterse bonen, dus maar meer één van verdwaalde handen. Vandaag vertrekken we om een uur of tien met onze bekende Express-trein vanuit Nagano richting Matsumoto waar we om een uur of elf hebben afgesproken met Marc en Lars, de sympathieke koempel uit Kerkrade. We gaan met z’n allen een middagje op stap naar Narai, een oud poststadje uit de Shoguntijd (1603 – 1868) dat in die tijd floreerde als laatste pleisterplaats voordat handelslui op de route Tokyo – Kyoto – de oude Shogunhoofdstad - de moeilijk begaanbare Torii-pas overstaken. Elf uur is trouwens een rekbaar begrip voor studenten, ook in Japan. Ze arriveren uiteindelijk om half twaalf per fiets met vage verhalen over aflopende kettingen. Er schijnt ook nog iets te spelen met te laat opstaan… Het stadje Narai strekt zich meer dan een kilometer uit langs de Nakasendo Road; eigenlijk beslaat de hele stad uitsluitend deze straat. Bijzonder is dat men er in is geslaagd alle oude gebouwen uit de Shoguntijd te behouden, zodat je het idee hebt in een oude Japanse film rond te stappen. Geen toeval overigens, want de stad is in 2011 inderdaad gebruikt bij televisieopnamen voor de serie Obisama, waar eenieder uiteraard mee bekend is ... Onze studenten zorgen ervoor dat we in de goede trein zitten en gaan in (vloeiend?) Japans gesprekjes aan met medepassagiers die allemaal van nieuwsgierigheid branden waar die akelige blanke mannen toch vandaan komen. Ik begin zelfs het idee te krijgen dat het opgehoeste collegegeld niet geheel verspild is. Opmerkingen van beide heren over het aantal lesuren (wel 15, het studentenleven is bijzonder druk..) in verhouding tot het aantal uren sporten en (veel) uitgaan stellen dit beeld weer wat bij, maar we gaan vooruit, denk ik zo maar. Aan het begin van de middag duiken we bij prachtig weer onder in de wereld van het ouden Japan met tempels, monniken en authentieke gebouwen van honderden jaren geleden. We verleiden nietsvermoedend een monnik tot een sprint door even te doen of we een klok gingen luiden, maar dit misverstand werd snel opgelost. Een straat lang de Japanse historie voor je zien, alleen de samoerai moet je er even bij denken. En dat allemaal in de frisse berglucht van de Japanse Alpen. Binnenkort wordt het hier berekoud en spectaculair mooi, denken we zo maar. Na een paar uurtjes vervlogen tijden keren we terug met onze boemeltrein naar Matsumoto. Het wordt tijd om afscheid te nemen van de heren studenten, ze kunnen niet te lang meer blijven; de mannen moeten namelijk naar een ”all you can eat and drink party”. Grootse plannen dus. We maken nog wat etablissementen onveilig zodat ze een goed bodempje hebben voor vanavond en nemen dan afscheid. Alhoewel ik ervan overtuigd ben dat het helemaal goed gaat komen met Marc en Lars in Japan, toch een speciaal moment. Als begin twintiger aan het andere eind van de wereld in niet de meest toegankelijke cultuur en een strenge winter voor de boeg, is toch heel wat. Ik bespeur enige vaderlijke trots. In ieder geval hebben ze na deze periode een berg ervaring voor de rest van hun leven in de tas; daar ben ik dan weer jaloers op!
52
De oude garde vertrekt per Express naar Nagano om daar voor de laatste keer succesvol en scherp in te kopen bij de lokale Super. Dan maar eens inventariseren wat we morgen gaan doen als we verder de Japanse bergen intrekken met een bus. Benieuwd of ons hotel dan wel in de buurt van het busstation is ... 53
54
Zondag 19 oktober
We trekken verder de jodelvrije bergen in ‘Ohayo gozaimas!’ Goede morgen. Wat vroeger uit de Japse veren dan anders, want we gaan vandaag weer op verplaatsing, en dus voor even een voorlopig laatste treinreis. Geen straf maar er gaat alleen zoveel tijd in zitten. In 2004 zagen er onze hotelkamers ook zo uit, bedenk ik me. Veel te klein voor twee mannen die graag het overzicht houden en daarom hier en daar wat neerleggen, het wordt er ook altijd gezelliger van, is mijn ervaring en die is al best wel lang. Traditioneel als wij zijn, kunnen wij nog echt genieten van onze bagage en dan moet je hem niet in je koffer laten zitten. Ooit gaat de tijd wat sneller dan je wilt, zo ook hedenochtend. Normaal gesproken stap je in Nederland je bed uit als de kerkklokken je tot enige spoed aanzetten, maar Buddha werkt niet met klokken. Wel met wierook maar ik denk dat de wind verkeerd staat. Ofschoon haastige spoed zelden tot succes leidt, moet deze nu wel worden aangewend want de trein naar Matsumoto vertrekt om negen uur en de grote wijzer reikt al een flink stuk over de acht. Met een bewonderenswaardige en haast beangstigende efficiency gooien we alle losse spullen in de koffers, tassen en zakken die onze bagage nu telt. Tussen deze bedrijven door verwerken we de welhaast traditionele veel te dikke witte boterham, deze keer in het gezelschap van rookkaas en snijworst. Verder de drinkyoghurt, een handvol amandelen en een groentesapje. Ik moet bij de receptie nog een postzegel afrekenen, gisteren lukte dat niet binnen een minuut of tien. Hopelijk nu wel binnen vijf ... Mogelijk een aanname op niet rationele gronden. Toch lukt het of eigenlijk ook weer niet. Met enige wellicht ook wat overgedoseerde fantasie vertaal ik de Japanse woorden in: ‘Laat maar zitten jongens, jullie waren geweldige gasten.’ Zoiets moet het zijn geweest. We buigen over en weer en haasten ons naar beneden. Nog tien minuten hebben we om perron 6 te bereiken, dit keer met al onze bagage die nog een paar stenen trappen en minimaal één roltrap moet overwinnen. Daarna moet Ton nog kaartjes kopen. We laveren tussen veel tegemoetkomend reizigersverkeer en komen boven aan. Bij het ticketoffice is het deze zondagmorgen niet zo druk. Samen nu vier kaartjes voor één enkele reis. Ieder van ons moet er dan vier in een gleuf stoppen waarna even verder de deurtjes openklappen. Ook nu lukt het Ton niet de juiste kaartjes bij elkaar te houden, ook nu gaan de poortjes niet open en ook nu moet een Japanse NS-er vanachter zijn loketje uit komen om het verstoorde proces te herstellen. Ik zal zo snel mogelijk voor Ton een paar Japanse woorden gaan opzoeken: ‘excuses weer voor het ongemak’. Maar de man doet het zonder enig spoor van chagrijn; tijdens het werkoverleg met zijn collega’s hebben wij bovenaan de agenda gestaan. Het zou zo maar kunnen dat het niet aan ons ligt…… Hij pakt bij mij een kaartje uit m’n handen en wisselt dat om met een van Ton, de grote wisseltruc. Straks in Matsumoto moeten we weer de juiste kaartjes door de juiste gleuf halen om het station te kunnen verlaten. Om precies één minuut voor negen nemen we onze plaats in. Even zuchten en hij vertrekt voor een tochtje van 49 minuten. We kunnen dit traject inmiddels dromen. ‘Sayonara Nagano!’ Tot ziens Nagano. Wat mij het meest zal bij blijven van de voormalige Olympische stad? JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
Ochtendstond heeft ook hier goud in de mond want op nuchter maag lees ik dat Feyenoord opnieuw heeft gewonnen. Nu is Heracles Almelo weer de pineut. Het dreigt zo een saaie competitie te worden. PSV wint zeer verrassend thuis van een sterk verzwakt AZ/ Scheringa. 55
Het lijkt allemaal zo makkelijk, klantvriendelijk zijn, maar het wordt toch een steeds schaarser artikel, behalve bij de Rabobank en de Westland Adviesgroep natuurlijk.
De verwarmde wc-bril van onze hotelkamer. Je moet tegenwoordig in de tweede helft van oktober nog zonnebrand op je billen smeren. Over klimaatverandering gesproken! Buiten het station van Matsumoto staan opnieuw, gisteren ook al, twee rijen jongelui met een pamflet. Om de beurt declameert een van hen iets en vervolgens wordt dat gezamenlijk gedaan. Op de hoek van elke rij houdt iemand een kartonnen doos vast met een gleuf erin. ‘Yennen please.’ Volgens Marc is het een tak van de Japanse jehovagetuigen. Ik mis echter de Wachttoren. Daarom zie ik dan ook af van een bijdrage. We bekijken nog even het tafereel en verwijderen ons dan na deze korte dweilpauze van het station. Nu op weg naar de busterminal waar we snel en makkelijk inchecken. Een klein uurtje wachten en dat vullen we in met een korte break bij La Vie en France, een luxe banketbakkerij met de bekende, heerlijk zoete geuren die onlosmakelijk bij zo’n winkel horen. Het begint te rommelen in mijn mond. Glazuuraanvallen! Verder een kwartet frisse, jonge en zeer voorkomende meiden die je vol vreugde en al buigend begroeten. De Keizer van Nijnsel kennen ze toch ook overal! Straks eens een geschiedenisboek kopen, of we er al in staan ... Koffie en druivensap rekenen we af. Het zoet in allerlei geuren en kleuren laten we maar (een keer) aan ons voorbij gaan. Die veel te dikke en veel te witte boterhammen zitten nog steeds in de weg, om maar niet te spreken van die roomkaas en snijworst. De meiden brengen ons nog net niet naar de bus, maar er vormt zich bij de winkeldeur wel een soort erehaag als we opstaan voor vertrek. Wat Ton betreft zal het de ouderdom zijn en dan blijft er nog de wijsheid over ... De shoguns Van Dijk en Verhoeven vervolgen hun weg. De bus vertrek om 11.06 uur, dat stond ook op het bord, en er zijn wat (nog) oudere Nederlanders aan boord. De chauffeur telt de passagiers, geen idee waarom. Een passagier meer of minder, wat zal dit hem zijn Japanse reet roesten?! De route is prachtig, al slingerend en stijgend tussen fraaie, tot de top toe beboste bergen. Ton vertrouwt mij toe dat dit de bergen zijn van Gifu, nog steeds deel uit makend van de Japanse Alpen. We zwalken dus naar boven en bedwingen onderweg menig tunnel met een beangstigende engte! De rode trui van Ton vloekt enorm met het intense groen van de omgeving. Maar goed, beter dat de trui vloekt dan Ton. We maken af en toe een stop en zijn op onze hoede of we al dan niet op onze eindbestemming zijn. Van de Japanse dorpsnamen kunnen we, ondanks twee dagen intensieve Japanse les van de twee rasstudenten, nog steeds geen chocola maken. We zijn dus, geen idee of we dit al hebben gemeld, onderweg naar Takayama, een authentiek bergstadje, met in de winter ernstige Kitzbühl-trekken. Nu hebben de zon en het groen nog de overhand, maar Koning Winter kan elk moment zijn opwachting maken. Ik geef Ton aan dat hij wat mij betreft vandaag nog rustig een keer kan gaan abseilen en morgen bijvoorbeeld kan gaan rodelen, de vrije kür. En na de derde borrel smaakt de saké geheid hetzelfde als de glühwein, de uitwerking zal sowieso niet veel anders zijn. Na tweeëneenhalf uur zijn we er dan toch, dat voel je. En iedereen stapt uit, dat helpt ook. ‘Hotel vijf minuten noordelijk,’ zo citeert Ton. ‘Maar waar is dan het noorden?’, lijkt de meest logische vervolgvraag. Als Ton nu het zuiden zou weten….. Japanse meligheid. En over meligheid gesproken, ik schiet gemakshalve maar even een Bakker Bart binnen. Dat soort mensen weet vaak wel waar het noorden zit of kent mensen die met de noorderzon zijn vertrokken. En jawel, de geschiedenis herhaalt zich. Bart zelf is er niet maar de bakkersvrouw schiet de winkel uit en als ik dan eindelijk zelf eens buiten ben, staat ze al enige tijd resoluut naar het vermoedelijke noorden te wijzen.
56
We buigen allebei respectvol, waarom doet zij dat als hulp biedende eigenlijk, en onze genegenheid gaat zo ver dat we er beiden bijna een lelijke hoofdwond aan overhouden. Niet veel later komt het Hida Hotel Plaza al in zicht, richting het noorden…. Ton en ik beseffen stilzwijgend dat dit een historisch moment betreft; het is de eerste keer dat wij rechtstreeks, okay, met een klein beetje hulp, naar ons hotel lopen. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het aan dezelfde weg ligt als waar onze bus stopte. Maar wie weet zijn er ook hier wel twee hotels met dezelfde naam ... Hida Plaza is een comfortabel stulpje, een paleisje. Ruim licht, luxe zithoeken, mooie materialen, smaakvolle loungehoeken, fonteinen. Dat komt toch prettig binnen waarbij je even niet aan de kosten moet of wilt denken. Zijn we hier wel goed? Aan de kamer moeten we wennen, te ruim ... Probleem is dat we veel te weinig bagage bij ons hebben voor dit soort kamers. We hebben niet genoeg bij ons om de grond en de bedden helemaal te bedekken. Hoe vinden we overmorgen onze bagage terug als het allemaal te ver uit elkaar ligt? Eerst maar even naar het toilet. Als je ervoor staat gaat eerst automatisch het deksel omhoog, vervolgens de bril. Tot mijn teleurstelling volgt er dan geen vrouwenhand die je gulp openritst. Daar had het toch even alle schijn van. Op dit gebied is dus nog duidelijk verbetering mogelijk. Op het geluid van de ritssluiting treedt het doorspoelmechanisme in werking. Even later gevolgd door het sluiten van de bril en het deksel. Later wil ik graag ervaren wat er met het toiletpapier gebeurt….. En nu maar hopen we geen last krijgen van obstipatie….! En ik druk natuurlijk NOOIT meer op de bidetknop, alleen als ik dorst heb of na het tandenpoetsen. Japanse, technologische wonderen! Genoeg nu over het sanitair. Waarover onze verbazing maar blijft standhouden is de krakkemikkige elektriciteitstoevoer! Komt er ooit iemand in België? En zie je daar altijd op het platteland en in dorpen van die houten en ijzeren palen kris kras door elkaar met kilometers zwarte kabel er over heen en van die grote witte porseleinen potten? Dat spul zie je hier overal en dan nog in versterkte mate. Is Japan ooit bezet geweest door België? Ton moet maar eens gaan googelen. Je kunt nauwelijks een fatsoenlijke foto maken met die horizonvervuilende toestanden. Of zou het te maken hebben met het aardbevingsgevaar, bedenk ik me nu? Ik zal binnenkort eens in Groningen gaan kijken en de Slochterenaar bevragen. We lopen terug naar het plein waar we straks zijn uitgestapt en kijken wat we de komende twee uur nog kunnen ondernemen. We pakken de route met ‘preserved houses’. Mogelijk nog aangevuld met een museumpje. Ik zou een moord doen voor een museum waar je je schoenen niet uit hoeft te doen. Het is druk in Takayama! Veel Japanse toeristen op de been. Volgens Ton is het voor de meeste Japanners door de week vijf dagen keihard werken, op zaterdag sporten met je collega’s en/of je bezuipen en op zondag tenslotte ‘familyday’! Een lange straat met oude, opgeknapte pandjes, ze lijken veel op die van Narai waar we gisteren te gast waren. In alle panden zit een winkel; eten uiteraard, drinken uiteraard, een friteskraam zonder frites maar met lokale lekkernijen, lakwerk, sieraden en daaromheen allerlei snuisterijen met een hoog prullariagehalte, ‘made in Valkenburg’ of, wat dichterbij, ‘Taiwan’. Ontzettend veel afbeeldingen van uilen op allerlei gadgets. Wordt dat dier voor ‘wijs’ versleten? We doen één museum, mooi oud spul uit vervlogen tijden, om precies te zijn uit het Edo-tijdperk dat zo’n beetje liep van pakweg eind 1500 tot een heel eind in de 1800. Best wel even dus. De kassière begeleidt ons naar de ingang; drie verdiepingen, geen foto’s en, nog erger, geen schoenen!
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
57
Ruim tweeduizend gebruiksvoorwerpen van sakékommen tot sigarettenetuis en van geishakimono’s tot dubbelloops geweren. Ton voelt zich in dit soort etablissementen als een koi in het water. Ik waan me opnieuw in Thialf met mijn sokken op spiegelgladde, keurig geboende vloeren. De Japanse huisvrouw verstaat haar vak! Jammer dat we geen foto’s mogen maken voor thuis ... We zijn en blijven de enige bezoekers. Zegt dat nu iets over ons of over het museum? Net voor we weer (ten) onder gaan in het drukke, smalle straatje voeg ik de kassière/hoedster op leeftijd nog ‘bjoetiefoel!’ toe en ik laat dit grondige compliment vanzelfsprekend vergezeld gaan van een lichte, respectvolle buiging. Ton, die achter mij loopt, ziet nog net dat ze bijna flauwvalt. Maar wat maakt het uit, het is toch bijna sluitingstijd. Ik koop nog wat walnoten en Ton zoekt (al dagen) vergeefs naar een samoeraivechterspop. Maar hij is ook blij met de walnoten, zo blijkt later. Terug in het hotel belanden we in het hotelcafé Pico waar we minestronesoep bestellen, rijst, currie, beef en kip. Dit alles laten we vooraf gaan door twee koele, kloeke en tintelende glaasjes Asahi-bieren. Het mocht wel weer eens, zo vonden wij. ‘Kampai!’ Proost. In het café-restaurant wordt gerookt, vreemd en niet verwacht hier! Bij het kleinste, verlopen eettentje staan ze buiten te roken en in dit volgens ons ‘stevig be-sterde’ hotel kun je rustig gaan zitten paffen! Slaapkamerdiscussie. Er zullen op de Japanse universiteiten en hogescholen ongetwijfeld honderden leergangen zijn, maar ‘stadsarchitectuur’ ontbreekt daar zonder twijfel! Op Tokyo na zijn de dorpen en steden welke wij tot nu toe hebben gezien een ratjetoe van beton, staal, steen, glas en hout. Schreeuwende reclames op gebouwen en torens, alles schots en scheef, niets op dezelfde hoogte, niets netjes naast of achter elkaar, dit alles ‘keurig om- en overspannen’ door afzichtelijke trossen elektriciteitskabels en palen waar het allemaal op-, aan- of over hangt. Alleen Karel Appel zou hier echt lyrisch van kunnen worden! Wat een flagrante tegenstelling tot de superstrakke Japanse tuinen! In een verder zo geordende Japanse samenleving komt dit heel raar, zeg rustig bizar, over! Ton voelt sterk de behoefte een lokale welstandscommissie op te gaan richten. We maken een stevig dagprogramma voor morgen, in de wetenschap dat we altijd wel wat afromen. Op tijd ontbijten, ochtendmarkt bezoeken, twee wandelingen, misschien fietsen. Fietsen kunnen we huren, maar omdat fietsen op trottoirs niet in onze genen zit en Ton een niet te onderschatten gevaar vormt voor de argeloze voetganger, zien we nu al van dit mogelijke onderdeel van ons dagprogramma af. Het personeel van de Eerste Hulp kan gewoon weer vrij nemen. Ons hotel biedt verder een zwembad, badhuis, een sauna met jacuzzi’s. Later op de dag willen we ons te goed doen aan lokale streekgebonden lekkernijen zoals boekweit, diverse berggroenten van de wel heel kouwe grond, de niet te versmaden hoba miso oftewel de sojabonenpasta. Ik ben bang dat het allemaal binnen de Schijf van Vijftien valt……
58
tabel stulpje, een Hida Plaza is een comfor zithoeken, mooie paleisje. Ruim licht, luxe ungehoeken, fonteinen. materialen, smaakvolle lo
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
59
60
Maandag 20 oktober
Buddha neemt ons behoorlijk in de zeik Vandaag gezond weer op - denk ik – om het bergplaatsje Takayama te verkennen. We hebben al veel mooie verhalen gehoord over de bezienswaardigheden hier, dus we hebben er zin in. Even denken we er zelfs over een fiets te huren. Gelukkig blijkt echter al snel dat we dit idee kunnen laten waaien omdat het hier allemaal best te lopen is. Ik ben nog steeds in shock over ons hotel, voorzien van allerlei foefjes, zwembaden, sauna’s, winkels en restaurants. We verblijven altijd in middenklasse hotels en kunnen het erop houden dat het gemiddelde van dit hotel en dat in Nagano die “middenklasse” is. Overigens blijkt maar weer dat fraai uiterlijk vertoon vaak niet meer is dan schone schijn. Dat blijkt hier ook als het douchewater – spaarzaam gebruikt als altijd – onder de douchedeur de badkamer instroomt. Gelukkig is deze van een dermate omvang dat het wat kan hebben, maar dit kan toch niet de bedoeling zijn. Een verstoppinkje, wat ons in eerder eenvoudige verblijven nog niet is overkomen. In een mum van tijd staat een complete Technische Dienst voor ons neus en met chirurgische precisie, militaire discipline, verlicht met het nodige buigwerk, wordt het probleem snel verholpen. Kwaliteit verloochent zich toch niet! Dan maar eens een echt Japans ontbijt geprobeerd. Eten met stokjes kent dan wel weinig geheimen meer, maar het opscheppen van heerlijk zeewier op een bord is van een andere orde. Gelukkig is er ook roerei ... Even na negen uur zetten we koers richting stad: Takayama (Takayama-shi) ligt in de prefectuur Gifu op het eiland Honshu en telt 94.000 inwoners. Qua oppervlak is Takayama zelfs de grootste stad van Japan. De dichtheid van 43,3 inwoners/km² is echter sterk vertekend, doordat 92% van het bergachtige oppervlak bedekt is met bos. Takayama ligt in een keteldal, centraal in de Hida-regio. Om het van de andere Takayamas te onderscheiden wordt de stad wel Hida-Takayama genoemd. De stad ligt aan de oever van de rivier Miyagawa. In de stad zijn prehistorische vondsten gedaan; de eerste historische vermelding van Takayama dateert uit de zevende eeuw. In de 16e en 17e eeuw regeerden hier de daimyo’s van de familie Kanamori de han Takayama in de provincie Hida. Uit deze periode komen de historische gebouwen zoals de Takayama Jinja. In de 18e en 19e eeuw kwam de stad onder de directe invloed van het Tokugawa-shogunaat. We beginnen met de ochtendmarkt in het centrum langs de rivier de Miyagawa. Het plan is om vervolgens vanuit die basis een wandeling van een kilometer of zes te maken rond het dorp en, met name, door het Openluchtmuseum Hida-Takyama. Het weer is grijs en ik meen een spat regen te voelen. Volgens de Paulusma van Nijnsel betreft dit slechts verbeelding. Alles binnen deze stad is goed aan te lopen en al gauw gaan we op in een veelheid van stalletjes met fraai gevormde en gekleurde vis, groenten, wilde gember, enorme paddenstoelen etc. De traditionele Japanse JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
61
rijstwafel blijkt een stuk lekkerder te zijn dan zijn halfzachte Nederlandse soortgenoot overigens en verovert een plaats in onze rugzak en later in onze maag. De Paul Huf van de Klaproosstraat worstelt met zijn lokaal aangeschafte fotokaartje van veel bytes; ondanks diepgaande technische analyses komt het niet goed en moeten we op zoek gaan naar de winkel die dit exemplaar op de markt gebracht heeft. Geheel in lijn met ons alom geprezen richtinggevoel slagen wij er moeiteloos in dit behulpzame heerschap te achterhalen die ons van een passend exemplaar voorziet (niet overigens nadat hij het dringende advies had gegeven de historische camera van Lambert te vervangen). Vervangen is echter geen optie voor een camera uit Ushaia, Argentinië, bouwjaar 2007, dus deze suggestie wordt achteloos terzijde geschoven. Voorzien van een passend en vers kaartje beginnen we aan onze tempeltocht. Het weer lijkt inmiddels nog iets grijzer. In een flits besluit ik een paraplu te kopen; volgens de Lambert nergens voor nodig. Na het nodige geruzie met de te volgen pijlen – misschien hebben we toch niet zo’n goed richtinggevoel en was er sprake van een eenmalige opleving – raken we goed op weg en wandelen langs een woud van eeuwenoude tempels en door buitenwijken. Opvallend is dat er werkelijk geen Japanse sterveling op straat is en ook alle huizen liggen er verlaten bij. Zowel monniken als werkende Japanners zijn nergens te bekennen; het lijkt zowat oorlog. We kunnen de oorzaak hiervan niet goed achterhalen; waarschijnlijk toch erg veel tweeverdieners en heel lange schooldagen? We struinen een enorme hoeveelheid tempels af, alleen al in de Higashiyama Temple Area een stuk of twintig schat ik zo. Verder dringen we door tot het oude “gemeentehuis”, doorkruisen bossen en het Shiroyama park, pakken een de Jinya-mae markt mee (heerlijke appels!!) en bemerken dat het ophoudt met zachtjes regenen. Ontkennen heeft ook voor Paulusma V. geen zin meer, daar hij langzaam maar zeker in een waterpoel verandert. Het kopen van een paraplu is echter een gepasseerd station. De gifbeker van neerslag moet geheel worden leeggedronken. Persoonlijk voel ik me prima met mijn 1 dollar paraplu, het ding doet prima zijn werk maar onze Nijnselse monnik verandert gestaag in een Oosterse versie van de Verzopen Kat. Zoals een geoefend reiziger betaamt geeft hij zijn missie echter niet op om alle tempels in de omgeving te bewonderen, zodat we voortploegen langs rijstakkertjes, over heuvels en langs verlaten woningen. Na een uur of drie bereiken we de bewoonde wereld weer waar we nog aanzetten voor een bezoek aan weer een historisch gebouw waar de belastingophaler van de Shogun nestelde. Dan overvalt ons een aanval van tempelmoeheid en besluiten we huiswaarts te keren. Om weer enigszins op te warmen besluit Lam-san het lokale badhuis – in het hotel – te bezoeken en hult zich daartoe in de traditionele kledij die keurig bijgeleverd wordt. Hij vertrekt in een smaakvolle combinatie van badslippers, bordeauxrode overgooier en crème pyjama en ik hoop dat dit geen invloed heeft op de bezettingsgraad van ons onderkomen. Gezien de weersomstandigheden kiezen we culinair gezien voor de “in house” beef-curry. Aangevuld met prima bieren gaat dat best. Tenminste als je niet aan een Japans serveerstertje het toch redelijk universele begrip “bread” gaat uitleggen… Een kansloze missie, zo weten wij nu. We sluiten af met een rustig avondje met Frida Klein en bereiden ons voor op de dag van morgen, als we via bus en trein Kyoto hopen te bereiken.
62
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
63
(Hoog) bezoek aan een Japans badhuis. Na de interessante trip op maandag door Takayama komen we redelijk
Grote, sfeervolle ruimte om om te kleden.
doorweekt terug in Hida Plaza. Ton wat minder want die had op zijn
Niet van die harde ijzeren dichtgooideuren
‘weerapp’ gezien dat het ‘in de loop van de middag wat natter zou
net als bij ons die zo veel herrie maken, maar
kunnen gaan worden’. En hij vergat mij blijkbaar hierover te informeren.
gewoon een mandje. Je hebt tenslotte ook
Ton is de man van risico’s inschatten en niet te veel nemen. Vandaar
niet veel meer bij je dan een handdoek. Ook
dat hij bij de laatste winkel van het dorp zich nog snel een paraplu
geen zorgen over een sleutel. In de sauna
aanschafte, voordat wij het grote maar vooral natte Tempelbos in trok-
één oudere gast. Ik wil eigenlijk eerst even
ken. Heerlijk om weer even wat spirituele brandstof te tanken. Dan
de kat uit de bonsai kijken, maar met slechts
maakt de literprijs ook niet meer uit, evenmin als het kwartje van Kok.
één gast is dat best moeilijk. Hij zit van boven
Vandaar mijn besluit om de lichaamstemperatuur weer wat op het
tot onder onder de zeep in zijn eigen hoek-
gewenste niveau te laten komen door middel van een bezoek aan
je. Er zijn ongeveer twintig van die plekken.
een badhuis. Ton haakt af want het laatste wat hij wil is om de Ja-
Een heel smal krukje waar net een doorgaans
panse man een minderwaardigheidscomplex te bezorgen... In de
smalle Japanse kont op kan. De sumowor-
kast van de hotelkamer hangt een pak; wijde broek, wijde blouse
stelaars zullen, naar ik mag aannemen, hun
en een rode gilet. Ik dacht eerst dat het carnaval er aan kwam of,
eigen sauna hebben met hun eigen krukjes.
nog dichterbij, de 11e van de 11e, maar niets van dit alles. Het is ge-
Een kleine houten wastobbe en elke plek is
woon onze badkamerkimono! Paar slippers eronder, handdoek-
voorzien van drie grote flessen met kleurige
je erbij en off I go. Mannen links, vrouwen rechts. Voordat de lezer
inhoud. Ook een borstel om je rug mee af te
na het tot zich nemen van dit verslag spoorslags naar Japan afreist,
schrobben en scrubben is voorhanden, even-
svp eerst even kennisnemen van de belevenissen in de ‘natte hoek’.
als een groot stuk zeep. Aan de muur hangt een grote spiegel en een handdouche. In de saunacabine liggen gele handdoeken op de banken. En die blijven daar liggen, zo blijkt later. Er wordt niets gewisseld of handdoeken mee naar binnen gesjouwd. Een stuk rustiger, maar mogelijk ook wat minder hygiënisch ...
64
De man wijst discreet op mijn slippers. Taboe!
obstakel is een groot zoutbad, een beetje de Dode Zee in het klein. En
Men gaat hier voor de volle naaktheid. De rust
over ‘klein’ gesproken ... Voor alle duidelijkheid, je kunt nergens naar
is zalig. Niemand praat en nergens, zoals in
buiten om even een luchtje te scheppen. Ik probeer even bij te komen
de Nederlandse sauna, hangers beladen met
op zo’n krukje en ondertussen zijn er enkele wijze maar vooral oude-
een bonte mengeling van badjassen in de
re heren van Japanse makelij binnengeslopen. In alle rust natuurlijk.
meest afzichtelijke kleuren, waar ook nog al-
Naast mij zit een man die mij grondig opneemt; hij heeft daar nog
lerlei handdoeken in dezelfde kleuren over of
net één zeepvrij oog voor. Hij begin een zacht gesprek, daar was ik
langs hangen. Je hebt hier alleen jezelf en het
al bang voor ... Na een minuut of tien zegt hij, ‘u spreekt voortreffelijk
water. Niet lang na mij komt er een jonge gast
Portugees ...’ Zo heb je talenten waar anderen je blijkbaar op moe-
de cabine binnen. Hij gromt ‘goeiendag’, ver-
ten wijzen ... Een aantal mannen heeft een doekje bij zich. Je ziet ze
moed ik, het kan ook ‘rot op’ zijn geweest, en
wel eens hangen op kleine toiletten bij kleine wasbakken. Geen doekje
gaat liggen waarbij hij zijn benen ONDER zijn
voor het bloeden, misschien later bij het scheren. Het houdt het mid-
lichaam legt. Cirque du Soleil? Hij oogt onrus-
den tussen een kleine handdoek en een groot washandje. Daarmee
tig. Na een dikke twintig minuten heb ik het
wordt elke centimeter lijf ingezeept, afgeboend en afgeschrobd. On-
wel gehad en wil uitstappen. Maar net voor ik
dertussen wordt het doekje een keer of twintig in de kleine wastob-
wil opstaan, staat de jonge man op en gaat,
be uitgewassen. Alle kranen lopen uitbundig. Haren wassen en uit-
bij zo’n 100 graden, allerlei rek- en strekoefe-
spoelen. Tot slot van dit ritueel wordt er geschoren, de scheermesjes
ningen doen! Ik volg nog maar even met veel
liggen overal binnen handbereik, evenals grote flessen gele lotion.
belangstelling dit tafereel. Om te voorkomen
In de omkleedruimte gaat het nog even door. Met een wattenstaaf-
dat ik zo dadelijk word omringd met hompen
je nog even in je oor roeren en je tenen droogblazen met een föhn.
verschroeid mensenvlees verlaat ik alsnog de
Dit alles voltrekt zich nog steeds in volledige stilte Je hoort alleen
oven. Een ongelooflijk schouwspel met deze
het zoemen van de föhn en af en toe een rochel die wordt gesom-
hitte! Niet veel later springt hij letterlijk on-
meerd het lichaam te verlaten en dat dan ook doet. Je rekent niet
der de koude douche onder het uitslaken van
af want er valt niets te eten of te drinken. Geen Story of de Linda.
allerlei oerkreten. Vervolgens vliegt hij weer
Spartaans. Het draait hier alleen om de complete reiniging van het
de cabine binnen. Ik douche zo koud mogelijk
lichaam en daarmee vermoedelijk ook de geest, of althans een deel
en schuif daarna zonder al te veel enthousi-
daarvan. Je blijft hier dicht bij de kern, de commercie wordt buiten-
asme het dompelbad in, een prachtige, oude
gesloten. Ik hoop ook dat het een ‘organic’ badhuis is, want onder de
stenen pot. Even doorbijten ... Het volgende
douche begon mijn blaas toch wat recalcitrante trekjes te vertonen...
Japan, niet alleen een schoon land maar ook met schone mannen. En aan de andere kant van de muur zal het niet anders zijn. Eens kijken of ik mijn travestiepakje bij me heb, of anders dat van Ton kan lenen, zodat ik morgen nog even 'te gener zijde' van de muur mijn ervaringen kan optekenen ...
65
66
Dinsdag 21 oktober
Miljoenenstad Kyoto, een warm, weldadig bad De morgenstond mag dan wel goud in de mond hebben, maar dat kan ook bladgoud zijn. Zo protesteerden vannacht mijn ingewanden tegen de inname gisteravond van rijst, currie en de anders zo befaamde ‘Hida-beef’. Dat wordt dus vandaag beschuit en slappe thee. Nu nog even in het Japans. Ton schept een keur aan lokale gerechten op zijn ontbijtbord en werkt deze in no time naar binnen. ‘Goed spul.’ Ik neem mijn toevlucht tot droge witte rijst, wat trostomaatjes en wilde boekweit, ‘in de hoop dat’. We checken uit en lopen binnen tien minuten naar de Takayama Terminal waar we om tien voor tien vertrekken naar Shirakawago, klein uurtje tuffen naar het schijnt. Als we in de rij staan loopt er regelmatig een medewerker, keurig in kostuum, de rij langs om toch maar vooral aan iedereen te vragen of hij/zij wel in de goede rij staat. Japanners laten liever niets aan het toeval over en of ze nu de plee schrobben, het Lied van Jehova zingen of jou een zak rijstcrackers verkopen, ze leggen er al hun ziel en zaligheid in, ze wijden zich volledig aan hun taak, groot of schier onbeduidend. Half werk leveren kennen ze niet, je ziet nergens verveelde gezichten, zelfs niet bij ambtenaren. Tegen elven komen we aan in het dorpje en we zijn niet de enigen. Tientallen bussen met toeristen rijden de hele dag af en aan. Hier en daar wat blanken; Frans horen we, Italiaans, Duits en Amerikaans, maar toch voor het overgrote deel Japanners die hier hun Volendam komen bezoeken, maar dan zonder haven en gerookte paling. Je mag hier sowieso op weinig plaatsen roken. Zij zullen zich ook wel verbazen over ‘al die verschillende nationaliteiten’, als je weet dat Japan bevolkt is met 99% Japanners en 1% Koreanen ... Shirakawago is een semi-openluchtmuseum, net als in Arnhem, waar boerderijen staan van circa 250 jaar oud. Ze zijn alle uitgerust met een rieten dak van een halve (!) meter dik. Dit om de enorme pakken sneeuw te weerstaan die hier (niet in pakken) in de winter blijkbaar naar beneden komen. We zijn, zo zult u begrijpen, nog steeds te gast in de inmiddels vertrouwde Japanse Alpen die het dorp en dus ook ons nu omringen. De heer (of mevrouw) UNESCO heeft in 1995 al dit moois op zijn alsmaar uitdijende Werelderfgoedlijst geplaatst en daar vaart dit museum natuurlijk wel bij. In de straatjes dus ook de onvermijdelijke winkeltjes; eten, drinken, prullaria, ook leuke en meer kostbare spulletjes. Onze bagage hebben we bij de entree in een locker kunnen opbergen, want om half vijf stappen we pas weer op en dan in een andere bus, andere richting. Het wordt deze dag voor een groot deel portemonnee trekken, schoenen uit, slippers aan, slippers uit, schoenen aan en fotograferen. Het grijze weer van gisteren heeft zich weten te handhaven, maar de nattigheid die gisteren ook van de partij was, blijft nu voor een groot deel achterwege. Maar prijst de dag niet, voordat ...! Goed en wel bij de imposante hangbrug aangekomen begint de regen toch weer aan te trekken.
67
We ondernemen een korte, maar pittige klim naar een 'panoramic view'. Onderweg zien we waarschuwingsborden dat er een heuse beer rond stiefelt 'in this area'! Je mag hem naar alle waarschijnlijkheid niet voeren, misschien ben je dat lekkere hapje zelf wel. Nu snap ik pas dat er zoveel mensen omdraaien als ze Ton zien, de Grote Blonde Beer!
68
De enige mogelijkheid om de heer Pluvius een halt toe te roepen is dat ik een paraplu ga kopen. Dan houdt de regen meestal op. En zowaar, ik klap mijn paraplu open, terwijl andere bezoekers op dat moment hun plu dichtklappen. Het gaat pas weer regenen als we onze paraplu voor de zoveelste keer ergens laten staan. De boerderijen staan er keurig bij, uitgebreide begeleidende teksten op een bord en op sommige plaatsen kun je ook binnen een kijkje nemen. Schoenen uiteraard uittrekken want een beetje boer trok vroeger ook zijn klompen uit. Hier en daar ook een fraai tempeltje want die mogen in een voormalige leefgemeenschap natuurlijk niet ontbreken. Buddha zal inmiddels ook zeker niet ontbreken op de Werelderfgoedlijst en schijnt zelfs met stip op nummer 127 te zijn binnengekomen. Naast Shirakawago ligt nog zo’n troeteldorpje: Gokayama. Samen vullen zij deze fraaie vallei. De gassho-zakari boerderijen liggen vanzelfsprekend niet te dicht bij elkaar want als hier de vlam in de pan slaat… Er werden vroeger ook ‘noodboerderijen’ gebouwd, dus als je eigen tent afbrandde en je was onderverzekerd, dan kon je toch tijdelijk onderdak vinden in een noodbehuizing, helemaal van ... riet! Je mag in het openluchtmuseum maar op een beperkt aantal plaatsen buiten roken en als je een peuk durft weg te gooien of te schieten, dan wordt de beer later afgeschoten dan jij. We nemen een kopje koffie en een bakje slappe zwartesteeltjesthee en herhalen deze manoeuvre. Ton rekent af en gooit niet alleen al zijn charme in de strijd maar ook al zijn munten. Na een half uurtje schijnt het te kloppen en omaatje buigt ons de deur uit. Later koop ik nog wat rijstkoeken met zeezout en ‘ingebrande’ groenten. Vervolgens gaan we knusjes op een bankje voor de winkel zitten. Waarom weten we eigenlijk niet. Net als we zitten komt de winkelmevrouw naar buiten gestormd. Ik vermoed dat we weer met Koreaans geld hebben afgerekend, maar dat vermoeden blijkt niet juist. Ze heeft twee plastic zakjes in haar hand. Zou ze ons een hond willen verkopen? Neen. Het bankje is een beetje nat, vandaar dat ze bezorgd is over een mogelijk nat bipsje onzerzijds ... Rond drie uur ontdekken we nog een tak van het museum waar, wonder boven wonder, bijna niemand rondloopt! Gebrek aan winkeltjes? En het is er zo mooi! De herfst klopt hier stevig op de deur en dat maakt er een prachtig pittoresk geheel van. Het zal wel Freudiaans zijn, als de voorste linie zich in een bepaalde richting begeeft, dan volgt de rest vanzelf en zonder nadenken. En rondtrekkende mensen in een toeristische omgeving moeten nu eenmaal snel eten, drinken en shoppen binnen handbereik hebben. Aan de rand van een akkertje staan twee vogelverschrikkers. We keken vanmorgen lang tegen zes uur ‘boerderijkijken’ aan, maar het viel zeker niet tegen! Mensen kijken is in de basis sowieso interessant, zeker als veruit de meesten uit een heel ander deel van de aardkloot komen. We ontmoeten veel groepen met een kwetterende gids voorop, in één hand een microfoon, in de andere het onvermijdelijke vlaggetje. De meeste Japanners die de groepjes bevolken hebben de AOW-leeftijd, al zou het hier wel eens anders kunnen heten. Het zijn, naar ik mag aannemen, allen leden van de BBO, de Boeddhistische Bond voor Ouderen, en het BVG, het Boeddhistische Vrouwen Gilde. Ook hier weer groepen scholieren, lid van de BPJ, de Boeddhistische Plattelands Jongeren. We genieten nog even van de herfstkleuren in de vleugel van het museum die door andere bezoekers wordt gemeden. ‘En in Tokyo was alles nog groen jôh!?’ Ik leg Ton uit dat dat met de kou heeft te maken. Hoe kouder de nachten, hoe sneller de bladeren verkleuren en gaan loslaten. Ton luistert ademloos naar mijn betoog. Na vieren terug naar de ingang waar het druk is met dagjesmensen die over een paar uur avondmensen worden. Ze zijn hun gids kwijt, hun partner, hun bus, hun verstand of een combinatie daarvan. We pikken onze bagage weer op en gaan op zoek naar de busterminal. Ook hier weer vriendelijke, geüniformeerde lieden die zich niet willen be-
zondigen aan de niet geringe kans dat wij in de verkeerde bus stappen. En het wordt tevens ons laatste busritje van onze nu reeds memorabele reis, die ruim vijf kwartier in beslag gaat nemen. De chauffeur telt opnieuw zijn passagiers met een klein telmachientje dat ie telkens indrukt. Waarschijnlijk ooit moeten aanschaffen toen hij een ‘4’ op zijn rapport had voor het vak ‘buspassagiers tellen’. Hij heeft blijkbaar voldoende quotum, want we vertrekken dit keer naar het station in Kanazawa. Vlekkeloze rit. De chauffeur stapt ook hier als eerste uit, bedankt iedereen al buigend dat hij ins ons gezelschap mocht verkeren en wenst iedereen nog een mooie en veilige reis toe. Hij zou wat mij betreft ook een fooitje mogen geven ... Grappig om te zien dat als mensen een telefoongesprek voeren, hierbij ook regelmatig buigen. We worden geholpen door een jonge, kleine pantalon (noem het voor mijn part een broekie!) die zijn uiterste best doet en (glim)lachend zijn werk verricht. Hij moet even naar achteren om iets op te zoeken, maar hij smeekt ons niet weg te gaan en maakt vooraf zijn uitgebreide excuses, ‘omdat het allemaal zo lang duurt’. Dat laatste klopt, want we staan al zeker twee minuten binnen. Nog wat stempeltjes zetten en we zijn er weer klaar voor. De twee eerstkomende treinen zitten al vol in de gereserveerde wagons. De enige mogelijkheid is de laatste trein van 20.45 uur, dan ben je twee uur later in Kyoto. Ton legt zich al hierbij neer. Dat betekent eerst meer dan twee uur wachten, terwijl mijn gammele status alleszins geruststellend is. Daarom vraag ik het jonge broekie of we ook niet in de ‘non reserved’ coupés mogen plaatsnemen. Dat is, zoals te verwachten, geen probleem, dus schuiven en rollen we richting perron 3, waar om 18.42 uur de ‘Thunderbird’ vertrekt. Passagiers gaan op een perron keurig in de rij staan voordat ze instappen. Dus niet op z’n westers met honderd man/vrouw tegelijk op die deur af en de uitstappende mensen systematisch en met een goed vooropgezet plan onder de voet lopen. In een mortuarium kan het niet stiller zijn dan in een Japanse trein! Geen enkel woord, laat staan een onvertogen. Driekwart pit en de rest ‘iphonet’. oktober is dus echt de maand van de (t)iphone! Ik werp wat schalkse blikken op Ton want tien jaar geleden nog leverde hij een doodsstrijd in de TransSib, ter hoogte van de bekende plaats Oesolje-Sibirskoje, net voorbij het Siberische Irkutsk, waar hij op de lokale markt aan het diepe maar vooral ijskoude (het water wordt nooit “warmer” dan 4 graden!) Baikal meer een lokaal visje had verschalkt, dat hem later in de trein tot aan de rand van de afgrond deed belanden. Geen zeemansgraf maar een ‘conducteursgraf’ stond hem te wachten, al waren de raampjes wel erg klein om iemand naar buiten te duwen. We waren er echter toen wel klaar voor. Maar als ik Ton nu zo bekijk, dan lijkt hij redelijk hersteld al moet hij, zonder het toe te geven natuurlijk, een treintrauma eerste klas hebben opgelopen. Zelfs de conducteur doet zijn mond niet open. Geruisloos buigen als hij de coupé binnenkomt en ons nederig om onze kaartjes vragen. Ik verdenk hem ervan dat hij, voordat zijn dienst begon, zijn kniptang heeft geolied, opdat deze maar vooral geen ongewenst geluid zou produceren. Mocht dat onverhoopt toch gebeuren, dan dient hij ogenblikkelijk zijn ontslag in voordat zijn baas hem voor is en hij suïcidaal wordt. Tegen negenen rollen we het station van Kyoto binnen, was ooit maar liefst meer dan duizend (!) jaar de hoofdstad van Japan. Een miljoenenstad die wonder boven wonder in de oorlog gespaard is gebleven en daarom een schat aan onbeschadigde historische bezienswaardigheden herbergt. De afgelopen dagen zijn we in de bergdorpen enigszins ‘’verberberd” en daarom valt Kyoto in al zijn omvang en drukte over ons heen! We weten absoluut niet wat ons overkomt, wat we allemaal horen en zien! 31 december 23.55 uur Times Square, the Big Apple. Het is er zwoel, overal kakofonieën en symfonieën van geluid en licht. Het bruist, het tintelt, het vibreert. Op het immens JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
We zijn in het bezit van een Japan Rail Pass en die moet nu worden verzilverd
69
Daarom laat ik altijd nog stiekem, buiten medeweten van Ton dus, enkele muntjes achter achter de schemerlamp op het nachtkastje, voordat we een hotel verlaten. Ik heb nu eenmaal een zwak voor onderbetaalde vrouwen.
grote plein voor het station een licht-, kleur- en geluidspel. Waterstralen in allerlei kleuren spuiten onder welluidende klanken de lucht in, ze dansen als het ware op de muziek. Wat een welkom! Onvoorstelbaar. Volledig flabbergasted. Je kunt er ademloos naar kijken, maar niet te lang natuurlijk. En wat te denken van Kyoto Tower? Een enorme fallus, gehuld in rode en gele tinten, steekt verderop de inktzwarte lucht in. ‘Irasshaimasse!’ Welkom! Zeg dat wel. Volledig geslaagd. De reispapieren geven aan, ‘hotel op only five minutes walk’. Dat hebben we vaker gelezen! Volgens mij is dat een standaardzin. De hele skyline is vergeven van hotels, maar het New Miyako Hotel kunnen we daartussen nog niet zo snel ontwaren. We worstelen ons daarom met onze bagage maar voorlopig tussen de grote drommen mensen door, die ons overal omringen. Bomvol. Ik schiet even de overvolle Starbucks binnen en trek even een jong gastje aan zijn groen-witte Starbucks-kloffie, ofschoon bepoteling in het openbaar absoluut ‘not done’ is. Ik zie het in dit geval meer als een kortstondige en noodzakelijke vorm van genegenheid. waar niemand iets achter moet zoeken. Ik vreesde maar één ding en zoals dat ons zo vaak overkomt, deze vrees wordt opnieuw bewaarheid: ‘At the other site of the station, sir ...!’ ‘Ik ben niet kwaad op die jongen’, zo houd ik mij alsmaar voor. Een lichte pandoering zou op zijn plaats zijn, maar mijn vergevingsgezindheid is sterker. Ton is nog onwetend, dacht binnen vijf minuten onder de douche te kunnen springen. Dan maar de ‘licht- en muziekdouche’. Zou wat zijn hier! Douchen is voor Ton zijn ballenbak. En als je dan weet hoe groot hier de stations zijn ... We maken dus rechtsomkeer en krijgen ‘Kyoto-station’ weer in zicht. We lopen en lopen, lopen vast en zetten ons biologisch kompas in, dat nog nooit heeft gewerkt. Met wat vragen en, vaak verkeerd, gokken komen we dan toch eindelijk aan de 8erkant van het station uit. Geen neonletters te zien met de gehoopte naam en daarom maar weer een taxichauffeur lastiggevallen. Hij wijst, zoals we vaker beleefden, niet naar één specifiek punt, maar in een boog, ‘daar ongeveer’. Die kant uit dan maar en, geloof of het niet, ‘nog dezelfde avond’ komen we voor ‘onze’ hotelingang te staan met een assortiment diep buigende piccolo’s ervoor! Volgens Ton nog steeds mannen met een jaarsalaris van € 50.000. Benieuwd wat dat per buiging is. Vrouwen verdienen nog steeds meer dan de helft, € 26.000. En, niet onbelangrijk, ze mogen nog steeds hun rijbewijs halen ... New Miyako Hotel. Een klein, geslaagd dorp, maar vooralsnog niet op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO, waarschijnlijk wel een nominatie en zeker met aspiratie. Winkeltjes, restaurantjes, zithoeken; handig als je hier een ‘TomTom’ hebt. Etages voor conferenties, personeelsuitjes, het aanrichten van banketten en bruiloften. Plasmascherm op de kamer, ijskussens, nagelknippers, koortsthermometers, strijkplanken, theecorner, kimono’s, slippers. Verder niets eigenlijk. En redelijk wat ruimte op de grond om onze spullen neer te leggen. Het fototoestel van Ton heeft geen energie meer. Geen nood echter, hij heeft batterijen bij zich, met slecht één ongemak: ze zijn iets groter dan het toestel zelf. Dat wordt dus nog even puzzelen. Niet ver na middernacht daalt de betrekkelijke rust eindelijk op onze kamer neer, maar niet op Kyoto. Daar kun je de stekker nooit uittrekken. Deze dag heeft ons aardig opgebrand, dus een paar XXL Duracell batterijen zijn even welkom als noodzakelijk. Om half negen verzamelen bij de receptie voor een volle dag ‘sightseeing Kyoto’. Eens kijken wat morgen het daglicht allemaal prijsgeeft, het duister was in elk geval zeer veelbelovend. Om half zes even op de iphone kijken of Barcelona het Ajax nog moeilijk heeft kunnen maken. Ton gaat overigens morgen als eerste zijn rechtsbijstand bellen, we gaan nu echt een klacht indienen. We moeten hier, zonder ook maar enige vorm van overleg vooraf, zelf ons toilet weer doortrekken. Ongehoord!
70
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
71
72
Woensdag 22 oktober
Je neusvleugels doen pijn van het cultuursnuiven Best fris wakker om vandaag de omgeving van Kyoto te bekijken. Kioto of Kyoto (Kyōto-shi) is een stad in Japan met een bevolking van rond de 1,5 miljoen inwoners. Vroeger was Kioto de keizerlijke hoofdstad van Japan, maar het is nu alleen de hoofdstad van de prefectuur Kioto. Het gebied van Kioto is pas door mensen bewoond vanaf de 7e eeuw, en wel door de Hata-clan die Japan binnenkwam vanuit Korea. Tijdens de 8e eeuw werden boeddhistische godsdienstige autoriteiten erg machtig, hetgeen een reden was voor de Japanse keizer om de hoofdstad ver van de boeddhistische invloed te vestigen. De nieuwe stad, Heiankyo genoemd, werd de zetel van het keizerlijke hof vanaf 795. Later kreeg de stad de naam Kioto. Kioto bleef de hoofdstad van Japan tot het einde van de Edoperiode in 1868. Nadat Edo was herbenoemd tot Tokio (dat ‘oostelijke hoofdstad’ betekent), was Kioto korte tijd bekend als Saikyo, dat ‘westelijke hoofdstad’ betekent.
Kioto wordt beschouwd als het culturele centrum van Japan. Gedurende de Tweede Wereldoorlog, terwijl brandbommen door het hele land neerkwamen, bleef Kioto met zijn 1600 boeddhistische tempels, 400 Shinto-heiligdommen, paleizen, tuinen en architectuur gespaard. Een Amerikaanse generaal had er zijn wittebroodsweken doorgebracht en besloot daarom in al zijn goedheid de stad te sparen. Vandaag de dag is het de enige grotere stad in Japan die nog steeds een overvloed aan vooroorlogse gebouwen heeft, hoewel de moderne tijd toch doorbreekt. In 1997 werd in Kioto de conferentie gehouden die resulteerde in het Kyoto-protocol over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen. Kioto ligt midden op het eiland Honshu en is omringd door bergen. De stad is berucht vanwege de enorme hitte zonder een zuchtje wind tijdens zomernachten.
Om een uur of acht verzamelen we in de hal van ons hotel om voorzien te worden van stickers om zodoende als één van de kudde opgenomen te worden in het reisgezelschap. Deze rituelen kennen we nog vanuit Tokyo, evenals de luidruchtige, bejaarde, kreupele en anderszins beperkte Amerikaanse toeristen om ons heen. Ditmaal geen verzamelpunt, maar we gaan meteen op pad onder leiding van vrouwelijke, zeer voorkomende tourmanagers en een buitengewoon punctuele gids. Deze op het oog vriendelijk man deelt mee zeer punctueel te zijn, enige seconden te laat terug bij de bus betekent zwaaien naar de vertrekkende lampen en vervolgens op eigen gelegenheid verder. Bij deze mededeling kijkt hij zeer streng en kondigt aan buitengewoon “mean” te zijn op dit gebied. Aangezien ons concept van tijd toch iets Caribischer is, belooft het nu al een interessante dag te worden ... JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
73
Een ander aspect dat iedere Japanse gids schijnbaar op de gidsenschool heeft geleerd, is dat er maar één goede gids is, en dat is een pratende. Dit exemplaar is geen uitzondering en overstroomt ons met nuttige, maar ook zeer veel overbodige informatie. Aangezien de gidsen in Kyoto niet voorzien zijn van een “uitknop” wordt dat met name aan het einde van iedere tour buitengewoon vermoeiend. Gelukkig bereiken we al snel de eerste bestemming: het Nijo Kasteel. Kasteel Nijō (Nijō-jō) Kasteel Nijō is een kasteel gelegen in de wijk Nakagyō-ku. Het kasteel bestaat uit twee ringen van verdedigingswerken, beide omgeven door een gracht. Er bevinden zich onder andere de ruïnes van het Honmaru-paleis, het Ninomaru-paleis, verschillende bijgebouwen, en tuinen. Het totale oppervlak beslaat 275.000 vierkante meter. Het kasteel is sinds 1994 met dertien andere monumenten erkend als werelderfgoed als deel van de Historische monumenten van oud-Kioto (Kioto, Uji en Otsu). Het behoorde tijdens de Edoperiode toe aan het Tokugawa-shogunaat.
In 1601 gaf Tokugawa Ieyasu alle landheren in West-Japan opdracht om bij te dragen aan de bouw van Kasteel Nijō. Het kasteel werd voltooid in 1626 tijdens de regeerperiode van Tokugawa Iemitsu. Enkele stukken van het kasteel behoorden oorspronkelijk toe aan Kasteel Fushimi-Momoyama. Deze werden in 1625-1626 overgeplaatst naar Kasteel Nijō.
Het Tokugawa-shogunaat had haar hoofdvestiging in Edo. Kasteel Nijō werd als uitvalsbasis gebruikt tijdens bezoekjes aan Kioto, waar de keizer met zijn familie woonde. Het Keizerlijk Paleis van Kioto ligt ten noordoosten van kasteel Nijo. Het centrale gebouw, of donjon, brandde in 1750 af na een blikseminslag. In 1788 werd het binnenpaleis verwoest door een brand. Pas in 1893 werd de nu lege plek opgevuld met een prinselijk vertrek dat oorspronkelijk bij het keizerlijk paleis hoorde.
HUIDIGE PLATTEGROND VAN KASTEEL NIJŌ.
In 1867 droeg Tokugawa Yoshinobu in Kasteel Nijo zijn macht over aan de keizer van Japan als onderdeel van de Meiji-restauratie. Het kasteel werd daarmee eigendom van de keizerlijke familie. In 1939 werd het paleis door de keizerlijke familie aan de stad Kioto geschonken en een jaar later opengesteld voor publiek. Tegenwoordig maakt het deel uit van de Historische monumenten van oud-Kioto en staat sinds 1994 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. 74
Kasteel Nijō heeft twee verdedigingsringen, elk omgeven door een gracht en een muur. De buitenste muur heeft drie poorten, en de binnenste twee. Binnen de binnenste muren ligt het Honmaru-paleis met de bijbehorende tuin. In de buitenste ring liggen het Ninomaru-paleis, de keukens, de wachtershuisjes en enkele andere tuinen.
HET NINOMARU-PALEIS
Ninomaru-paleis Het Ninomaru-paleis (Ninomaru Gōten) bestaat uit vijf afzonderlijke gebouwen, met een totale oppervlakte van 3300 vierkante meter. De gebouwen zijn verbonden door gangen. Het gebouw is bijna geheel gemaakt van hout van de Chamaecyparis obtusa. Van buiten is het paleis gedecoreerd met houtsnijwerk en gouden afbeeldingen, die vooral tot doel hadden om bezoekers te overtuigen van de macht en rijkdom van de shogun. De schuifdeuren en muren van de kamers zijn beschilderd door kunstenaars van de Kanō-school. Het kasteel kent aparte vertrekken voor het ontvangen van bezoek en zit vol inventieve beveiligingsmaatregelen. Bezoekers van lage rang werden ontvangen in de buitenste gebouwen, terwijl bezoekers met een hoge rang ook de binnenste vertrekken mochten zien. Bij het betreden van de binnenste vertrekken werden de bezoekers voorzien van speciale kleding, die rennen – en dus een onverhoedse aanval op de Shogun – onmogelijk maakte. Verder zijn de vertrekken voorzien van twee niveaus, zodat de bezoekers altijd lager zitten dan de Shogun zelf en hebben alle bezoekers een symbolische waaier voor zich liggen, waar zij niet voorbij mogen. Op die manier wordt mentaal al een barrière gebouwd tussen hen en de Shogun. De bezoekers moesten ook de wapens, met name de lange zwaarden, achterlaten in de bezoekersruimte. Het korte zwaard – bedoeld om indien gewenst “Harakiri” te plegen - mocht wel mee, dat werd niet als een wapen beschouwd. Het gebouw bevat verschillende woonruimten en kantoorruimten van de Shogun zelf. Ook hier beveiliging zonder inbraakalarm: een kenmerk zijn de zogenaamde “nachtegaalvloeren” in de gangen; deze zijn zo gemaakt dat eroverheen lopen een geluid produceert dat doet denken aan het tjilpen van een vogel. Zo werd voorkomen dat indringers onopgemerkt naar binnen konden sluipen. Tenslotte bevatten de percelen speciale JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
75
deuren waarlangs de wachters van de Shogun snel de kamer konden betreden. In de binnenste vertrekken van de Shogun werden ook diverse Geisha’s gesignaleerd destijds, Shogun zijn was niet alleen een kwestie van hard werken begrijp ik. Na aanschouwing van deze Japanse schonen, begreep ik van Lambert dat ook Nijnsel hard toe was aan de installatie van een eigen Shogun ... Kasteel Nijo heeft tuinen met onder andere Sakura en Umebomen. De tuin van het Ninomaru-paleis werd ontworpen door landschapsarchitect en theemeester Kobori Enshu. Deze heeft een vijver met drie eilandjes ontworpen waarbij rotsblokken een duidelijk stempel drukken. De rotsblokken zijn intimiderend bedoeld; zij staan symbool voor kracht van de Shogun. De vijver van de Ninomarutuin We schuifelen met onze medetoeristen door het Ninomarupaleis, de muurschilderingen zijn indrukwekkend en de prachtig aangeklede poppen van de Shoguns en hun personeel en bezoekers maken dat het hier weinig moeite kost om je het oude Shogunleven voor te stellen. Ik slenter voornamelijk voort met rondom me een enorme Italiaans-Amerikaanse familie van wel vijftien mensen, van oma tot kleinkinderen. De vrouwen overduidelijk aanwezig met een enorm grote mond – ze praten net als de Nanny - en dito make-up. De gemiddelde geisha is er niets bij. Zo te horen zijn ze al lang onderweg en hebben op de hun kenmerkende luidruchtige wijze ook al China bezocht. De verkoop van oordoppen is daar sindsdien enorm gestegen….. Aan het einde van onze rondgang ben ik niet alleen op de hoogte van alle ins en outs van het Shogunleven, maar ook van dat van de Soprano’s. Als we ons weer naar de bus wurmen, is het een stuk grijzer geworden in de lucht en ziet het er naar uit dat we weer een drukke paraplu-dag krijgen. De volgende stop is de Gouden Tempel, Kinkaku-ji.
76
Kinkaku-ji Kinkaku-ji (Japans, Gouden Paviljoen Tempel) is de bijnaam van de Rokuonji (Hertentuin Tempel) tempel in Kioto, Japan. Het is één van de bekendste toeristische trekpleisters van Japan en van Kioto. Het meest beroemde deel van de tempel is het Gouden Paviljoen (Kinkaku) in de tuin bij de tempel. Het Gouden Paviljoen is gevestigd in Kinkakuji-chō, Kita-ku, ten noordwesten van Kioto. Het is omgeven door bergen, met in het westen de bergen Kinugasayama en daarachter Hidari Daimonjiyama. De bergen in het noorden van Kioto staan bekend onder de naam Kitayama, maar rond het paviljoen worden ze ook wel Hokuzan genoemd, een alternatieve uitspraak van de karakters (Kitayama). Deze naam dateert vanuit de Heian periode (794-1185), oorspronkelijk gebruikt om het grote gebied (Kitayama) te onderscheiden van het kleinere (Hokuzan). Vanaf de Mid-Heian periode werden er veel mensen begraven. Vandaag de dag zijn er nog vele graftomben te bezichtigen, onder andere die van keizer En’yū (969-984 v.C.). In het hele gebied zijn er graven en de bekende grafheuvels te vinden. Vandaag is dit gebied ten westen van het Gouden Paviljoen gekend voor Himuro (Ice chamber), doordat het keizerlijke hof hier werkte. In de winter werd er ijs in blokken gesneden en bewaard in kamers. Deze ijsblokken legde men in de diepe nissen van bijvoorbeeld de berg Hidari Daimonjiyama, waar het bewaard kon worden voor warm weer. Tijdens het Muromachi tijdperk (1392-1573) kwam het terrein onder de aandacht van shogun Ashikaga Yoshimitsu (1358-1408), die er in 1397, na zijn aftreden in 1394, een villa en het Gouden Paviljoen op bouwde. Yoshimitsu had goede handelsbetrekkingen met Ming China. Hij had een uitgebreide Chinese collectie van voorwerpen die de basis vormen van de Kitayama cultuur. Na de dood van Yoshimitsu verloor Kitayama zijn officiële status als residentie van de Shogun en nam de zen tempel de naam Rokuon-ji aan (naar de vroegere naam Rokuon-in). De tempel werd een aantal malen door brand verwoest tijdens de Onin oorlog (14671477), maar de tuinen zijn gespaard gebleven. In de Meijiperiode (1868-1912), verloor de Rokuon-ji door de regering zijn basis van financiële steun, maar het doorstond deze moeilijkheden. De deuren werden voor het eerst voor het publiek geopend in 1894. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
77
In 1950 werd het Gouden Paviljoen in brand gestoken door een geestelijk gestoorde monnik, Hayashi Shōken. Hij heeft zelf in de vlammen de dood willen vinden, maar is in angst naar de heuvels achter het Paviljoen gevlucht. Daar trachtte hij tevergeefs opnieuw zelfmoord te plegen en werd vervolgens gearresteerd. De tempel is in 1994 aangewezen door de UNESCO als een World Heritage Site. Het meest beroemde deel van de tempel is het Gouden Paviljoen (金閣, Kinkaku) in de tuin bij de tempel. Het dient als een shariden, als opslag voor relieken van de Boeddha. Het gebouw weerspiegelt fraai in de vijver, die spiegelvijver wordt genoemd. Het gehele paviljoen, behalve de onderste verdieping, is bedekt met zuiver bladgoud, hetgeen de tempel bijzonder waardevol maakt. Het dak is gedekt met dunne boordjes van Japanse cypres en er staat ook een feniks. Het gebouw is een goed voorbeeld van de architectuur uit de Muromachi-periode, aangezien het een combinatie is van drie verschillende stijlen. Het Gouden Paviljoen trekt enorm veel bezoekers en is een vast paradepaardje voor de culturele reizen die scholen in Japan organiseren. En dat doen ze inderdaad precies in de weken die wij in Japan zijn, zodat we doorlopend moeten opboksen tegen hordes schoolkinderen, die met militaire precisie door ‘Japanse Juffen’ worden begeleid en zo kennismaken met hun culturele erfgoed. Na een uurtje hebben we dit wel gezien en zetten koers naar het oude keizerlijke paleis van Kyoto. De gids is nog niet moe en teistert onze oren met allerhande teksten die steeds minder indruk maken. Gelukkig zijn we er snel en mogen we dit paleis bewonderen. Echter alleen nadat wij in militaire rijtjes van vier worden opgesteld, geteld en voorzien van instructies het buitencomplex kunnen betreden.
Het Keizerlijk Paleis van Kyoto (Kyoto-gosho) Het Keizerlijk Paleis is het oude hoofdkwartier van de Keizer van Japan. De recente keizers wonen echter in het Keizerlijk Paleis van Tokyo sinds 1869 toen de keizers de macht overnamen van de Shoguns. Ondanks de overstap naar Tokyo heeft de Keizer in 1877 het behoud van het Keizerlijk 78
Paleis in Kyoto bevolen en vandaag kun je via de “Imperial Household Agency”: een rondleiding boeken om het paleis te bezichtigen. De betekenis van dit keizerlijk paleis is sterk afgenomen sinds de verhuizing naar Tokyo van de keizerlijke familie, maar de Taisho en Showa Keizerlijke Families hebben hier wel hun kroningsceremonie gehouden. In feite kan elke keizerlijke familie op elk gewenst moment weer verhuizen van Tokyo naar Kyoto of vice versa. Na al deze cultuur verlangen we naar een voedzame, traditionele Japanse lunch. Weer lekker met de stokjes in de weer ... We worden afgeleverd bij een restaurant waar we een vegetarische lunch voorgeschoteld krijgen aan een lange tafel. Gerechten met vreemde kleuren en nog vreemdere vormen. Ik zie bedenkelijke blikken van de man uit Nijnsel, vergezeld van gemompel. Ik meen “sjeminee” te verstaan maar weet dit niet helemaal zeker. Ons culinair avontuur wordt verlevendigd door een Engelse advocate die daar ook zo maar verdwaald was. Geheel alleen, want haar advocatenman moest compleet met pruik optreden in een Engelse rechtbank. Als een soort bewijs van onafhankelijkheid was ze dan maar alleen gegaan, maar dat viel nog niet helemaal mee, begrepen wij. Al snel zijn we in geanimeerd gesprek over allerhande reisbestemmingen, terwijl we ook nog proberen te achterhalen wat we nu eigenlijk eten. Inmiddels schuiven andere gasten aan, bedenkelijk kijkend, prikkend en nippend aan voor hen even onbekende gerechten. Mooi om te zien hoe de één vol overtuiging dit culinair onbekende gebied binnentrekt, terwijl de ander zich haastig aan een cracker uit de eigen tas wijdt en niet verder komt dan een Japanse kop thee. We besluiten met z’n drieën onze reis te vervolgen maar tijdens het hectische vertrek met de volgende bus naar Nara, verdwijnt onze advocate in het niets en moeten we het in onze nieuwe bus doen met een Amsterdams koppel wiens zoon met een Japanse is getrouwd en die nu de schoonfamilie hebben bezocht. Mooi koppel, hij slecht ter been en zij volledig ongeïnteresseerd of hij het allemaal wel redt zo met een stok en trappen. Old school. Bemoederen hoeft niet, maar je man hulpeloos achterlaten bovenaan steile trappen is nu ook weer zo wat ... Ze draagt een vermoeden van lang vergane weelderigheid. Mijn intelligente medereiziger komt er op een gegeven moment achter dat we de verkeerde excursie te pakken hebben ...! We zouden in Kyoto wat dingen gaan doen, maar zijn nu onderweg naar een plek ver buiten de stad ... We hebben een nieuwe gids: meneer Yoshitaka Harada. Een zeer bijzonder exemplaar. Na de eerste tien zinnen Engels vraag je je af welke taal hij nu eigenlijk spreekt, maar als je eenmaal aan het accent gewend bent, spreekt-ie eigenlijk hartstikke goed Engels. Zit vol verhalen over Europa in verhouding met Japan, cultuur, het familieleven etc., etc. Eigenlijk heb je met zo’n man geen excursie meer nodig. Is misschien ook veiliger zonder excursie, want Yoshitaka deelt graag zijn verhalen, maar is niet echt geïnteresseerd of alle leden van de hem toevertrouwde kudde er nog zijn of hun weg wel kunnen vinden. Je moet zelf maar een beetje kijken wanneer je teruggaat. Hoe je precies moet lopen, weet hij wel, maar jij toch minder. We begrijpen dat Nara een unieke plaats is om te bezoeken, overigens wel een beetje ver weg, blijkt al snel. Nara (Nara-shi) Een stad in het zuiden van het Japanse eiland Honshu. Het is de hoofdstad van de prefectuur Nara. De stad werd gesticht door keizerin Genmei onder de naam Heijō om dienst te doen als hoofdstad voor Japan. De naam Nara kwam pas later in gebruik, maar de periode waarin Heijō de hoofdstad van Japan was (710-784) heet desondanks de Naraperiode. Heijō volgde in deze hoedanigheid Fujiwara op.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
79
De plattegrond van de stad was gebaseerd op die van de toenmalige Chinese hoofdstad Ch’ang-an. Er was een rechthoekig stratenpatroon, met het keizerlijke paleis aan het noordelijke uiteinde. Ook lagen er in de stad veel boeddhistische kloosters. Hoewel de stad maar een kwart van het formaat had van het Chinese voorbeeld, was het nog te groot voor de relatief kleine Japanse hofhouding en entourage. Het westelijke deel van de stad is nooit gebouwd zoals gepland. Toch was het geen kleine stad; het inwoneraantal wordt door sommigen geschat op 100.000 aan het begin van de achtste eeuw, groeiend tot 200.000 in 784. Volgende keizers ondernamen diverse pogingen om een nieuwe hoofdstad te bouwen. Het was uiteindelijk Kanmu die in 784 Heijō verliet. Hij had een nieuwe hoofdstad gebouwd in Nagaoka, maar in 794 verhuisde hij opnieuw, naar Heian, het latere Kioto, dat daarna meer dan 1000 jaar lang de keizerlijke residentie zou blijven. Nara verloor na 784 snel aan belang en grootte. Dankzij de grote aantallen boeddhistische tempels en shintoschrijnen is Nara een bekende bestemming voor toeristen. Diverse bezienswaardigheden staan op de Werelderfgoedlijst zoals de Boeddhistische tempels Tōdai-ji, inclusief Nigatsu-dō, Saidai-ji, Kōfuku-ji, Gangō-ji, Yakushi-ji en Tōshōdai-ji. In de buitenwijken, en met name in het Narapark, lopen veel tamme sikaherten vrij rond . Deze staan bekend als heilige dieren. Overal in het park worden zogenaamde “shika sembei” (hertenkoekjes) verkocht die mensen aan de herten kunnen voeren. Inmiddels is het behoorlijk beestenweer geworden: de paraplu’s, nu ook door de weergod van Nijnsel aangeschaft, doen goed hun best en zorgen ervoor dat we ons tamelijk relaxed een weg banen door de sikaherten. Slimme beesten overigens, want ze hebben donders goed in de gaten dat zij van domme toeristen sneller een koekje krijgen als ze een buiging maken. Zo word je voortdurend tegemoet getreden door slimme, buigende herten met een verwachtingsvolle blik in de ogen. Nadat we gezien hebben wat we wilden zien, lopen we op eigen gelegenheid terug naar de bus. Uitdrukkelijke instructie om gezien het vorderend uur, op tijd te zijn bij de bus. Ik loop op met onze gids om nog wat van zijn inspirerende verhalen te horen. Ver achterop ontwaar ik mijn reisgenoot, ook druk in gesprek met deze en gene, zoals ik gewend ben. Na een minuut of tien zit ik veilig en droog in de bus. De medepassagiers druppelen binnen, één voor één. Elke keer verwacht ik het vissersvest te zien verschijnen wat mij zo bekend is, maar niets van dit alles. Als ook de hinkepoot van Amsterdam ter plaatse is, toch maar eens vragen of ze Lambert ergens hebben gezien. Ik krijg een vaag verhaal van ja, maar ook dat hij een andere kant was opgelopen om nog een tempel te bekijken die volgens mijn info enige kilometers verder gelegen is. Ik word nu toch erg benieuwd… Yoshitaka vraagt: “Why doesn’t your friend return to the bus?” en “Why does your friend run away?” Hij moest eens weten dat dit niet meer dan normaal gedrag is van deze eigenzinnige. Ik kijk neutraal voor me uit en weet dat het goed komt….,, alleen niet wanneer. Net als ik overweeg de bus te verlaten om met z’n tweeën terug naar Kyoto te gaan verschijnt dan toch het vissersvest met onschuldige blik. Hij kijkt 26 paar verwijtende ogen vriendelijk aan en schuift op z’n plaats. Bedoelde tempel toch niet gevonden en druk geweest om de hinkepoot van een trap te redden waar zijn vrouw hem had achtergelaten. Het blijft toch een goei menneke…… Bij de volgende tempel in Nara krijg ik uitdrukkelijke instructies goed op hem te letten Dit mag natuurlijk niet meer voorkomen. We raken op de terugweg – het is inmiddels donker – verder in gesprek met onze gids, die vertelt hoe het leven is als oudste zoon van een Japans gezin. Geen vrouw, want een Japanse schone wil geen oudste zoon, want die moet zorgen voor de ouders en hen in huis nemen. Geen geld, want 80
dat gaat naar de ouders en geen auto, maar een fiets, want dat is beter te betalen. Verder veel werken en weinig privacy en het leven in teken van het “een goede zoon� zijn. Het lijkt me een vermoeiend bestaan, zeker als je de verschillen met Europa en de rest an de wereld hebt gezien zoals hij heeft gedaan. Tenslotte vertelt hij nog over een slechte recensie die hij heeft gekregen van een Amerikaanse toerist. We besluiten vanuit Nederland een welgemeend verhaal te vertellen hoezeer wij zijn reisbegeleiding hebben gewaardeerd. Dat zal ze daar leren de Yanks! Inmiddels is het donker en spoeden wij ons terug naar Kyoto, waar we ons in ons onderkomen kunnen gaan voorbereiden op de reis naar de monniken, per kogeltrein, metro en kabelbaan. We zijn bijzonder benieuwd hoe het middeleeuwse, Boeddhistische Japan ons gaat bevallen op Mount Koya!
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
81
82
Donderdag 23 oktober
Ons beschaving bijbrengen is pas echt monnikenwerk Het leek er aanvankelijk steeds meer op dat de zon Japan, dat zelf toch al eeuwenlang koketteert met de slogan ‘Wij zijn het Land van de Rijzende Zon’, de rug had toegekeerd. Vandaag echter wordt onze twijfel gelogenstraft! En dat mag wat ons aangaat. Tenminste wat het eerste deel van de morgen betreft, want als ik naar buiten kijk, zie ik flinke flarden blauw. En dan is de zon nooit ver weg. Ton is aan het pakken en heeft zijn lijf alweer schoongeboend. Dit wijst alleszins op een ‘vertrek’. We gaan een uitstapje maken waarvan we niet precies weten wat we er van moeten verwachten, ‘een nachtje bij de monniken’. En die wonen toevallig niet hier om de hoek in een tempeltje met huursubsidie, maar om deze heren in de bekeerde ogen te kunnen kijken moeten we drie verschillende treintrajecten afleggen, daarna nog met een Alpentreintje verder omhoog en tot slot nog een stukje met de bus. Dat had makkelijker gekund, maar daar zijn we niet voor hier. We reizen dus vandaag naar Mount Koya. Volgens de reisbeschrijving een mogelijk (nieuw) hoogtepuntje van deze reis. Maar er is concurrentie! Want Ton en ik beschouwen het al als een hoogtepunt als we binnen een halfuur ons hotel hebben gevonden, terwijl de reisbeschrijving aangeeft: ‘just five minutes walk’. Maar goed, een hoogtepuntje kan er altijd nog wel bij; er is tenslotte ook voor betaald…. Ton is, zo laat ik hem weten, ook al langer toe aan een ‘Zen-Zuivering’ en dat dat door een stevige douchebeurt niet wordt bereikt, al doet ie daar dagelijks uitgebreid zijn uiterste best voor. Zoals aangegeven in ons reisplan laten we onze ‘grote bagage’ hier achter. Heel prettig dat we voor één nacht en met zo’n ‘overstaprijk’ traject niet alles hoeven meesjouwen. Ons pukkeltje is dus genoeg, inclusief wat overgebleven etensrestanten met een sterk oosterse twist, hoe kan het anders hier. We maken ons wel wat zorgen over het tot nu toe ontbreken van een lokale Voedselbank. Daar hadden we toch wel een beetje op gerekend ... Om 09.00 uur moet er ergens op het ‘Kyoto-Doolhof station’ een trein vertrekken naar Osaka. ’En Ton, waar kennen we Osaka van? Kom op!’ Een muziekvraag en dan laat Ton het altijd afweten. ‘The Shoes, Theo van Es, 1970!’ Hij haalt zijn schouders op en ik proef enige schaamte. We proberen het nu eens een keer zonder hulp van zo’n klantvriendelijk manneke, ofschoon hij daar zeker niet gelukkig van zal worden, en we belanden op perron 7. We voelen ons in een speeltuin, al is het niet gemakkelijk dat gevoel nog helemaal terug te halen. Overal om ons heen rijden die majestueuze snelheidstreinen af en aan, schitterend glanzend in de zon: slank, roomwit, een prachtige kop als een raket, geluidloos. Indrukwekkend voor ons laaglanders, alleen maar ervaring hebbend met pleeloze sprinters en stoptreinen die in weilanden stranden, ‘de vertraging bedraagt meer dan een uur’. Ton doet de speeltuin op slot. ‘Hier moeten we niet zijn’. Ik probeer het niet te horen. ‘Deze treinen vallen niet onder de Japan Rail Pass’. Ton is scherp, lag gisteren ook op tijd op bed. Snel terug want we hebben nog slechts enkele minuten. Dan toch maar zo’n jongen weer bij z’n Japanse kladden gevat. We verstaan hem niet, hij ons ook niet, maar hij wijst ons wel de JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
83
Ik denk serieus na over het, na deze reis, geven van lezingen voor zalen vol leergierige managers: 'het doorlopend worden geconfronteerd met uitdagingen die je boven het hoofd dreigen te groeien', door L.A. Verhoeven. Vijfduizend euro inclusief sushilunch. 'Neem voor een plaats op de wachtlijst contact op met mijn management: tonvandijk@uitdagingen.nl. Houd rekening met lange wachttijden.'
84
goede richting, zo blijkt niet veel later. Intuïtie. We komen nog langs een restaurantje, waar het weer zo gezellig druk was gisteravond, dat Ton spontaan zijn jasje achterliet voor het personeel. Waarschijnlijk kunnen ze er twee of drie jasjes van maken. Net op tijd, maar wel staan, vasthouden aan zo’n lus. Nog steeds spitsuur. Japanners doen graag aan ochtendgym, maakt niet uit waar ze zijn. Jong en oud zie je regelmatig wat met hun nek draaien, armen losgooien, licht voetenwerk. Ik kijk Ton aan, maar hij maakt vooralsnog geen aanstalten. We moeten aankomen om 09.29 uur en daar kun je je klok dan ook op gelijk zetten. En vijf minuten om over te stappen. Op een voor ons volslagen onbekend station van een van de grootste steden van Japan natuurlijk een peulenschil. En verdraaid, we hadden het ook nog bijna gehaald als we niet, uiteraard per abuis, naar ‘west’ waren gelopen! Je ziet op zo’n station natuurlijk ook niet waar de zon opgaat, want dan wordt het een stuk makkelijker! Maar we zijn nu eenmaal niet gecharmeerd van de weg van de minste weerstand…. Die jongen had toch echt ‘east’ gezegd en nog zo duidelijk de richting gewezen. Na een minuut of vijf komen we weer op ons beginpunt uit, dus langs de jongen ... Hij slaagt er heel goed in, heeft ook met respect voor de ouderdom te maken, om niet in lachen uit te barsten. Mogelijk voelt hij zich ook schuldig. Eigenlijk wel terecht, want voor hetzelfde geld loopt hij even met ons mee. We doen dus maar net of onze neus bloedt. Een halfuur later dan het schema stappen we dan toch uit in een stad met veel medeklinkers. Hier pakken we/worden geacht te pakken de volgende trein naar een station met nog meer medeklinkers. Dat wordt een wat langere zit, zo’n anderhalf uur. Meer overstaptijd nu, ruim zelfs, een kleiner station en dus slagen we erin om net op tijd in de gereedstaande trein te stappen. Als liefhebber van eenjarig zomergoed springt mijn hart open als ik onderweg prachtige velden cosmea zie langskomen. Ik meen ze al eerder te hebben gezien hier, in de verte, maar nu zijn alle twijfels weggenomen. De cosmea, bij de lezer ongetwijfeld beter bekend als de cosmos bipinnatus, is een sympathiek ogende, wat slungelachtige eenjarige met bloemen in voornamelijk Fifty Shades of Paars en Roze. Hier en daar tref je een albino. In Nederland heeft ie bijna afgedaan, maar ik ben oprecht blij dat hij hier in Japan de aandacht krijgt die hij nog steeds verdient. We zitten dwars in de trein met banken tegen de zijkanten van de wagons. Levert duidelijk minder zitplaatsen op, maar ik besluit vooralsnog geen navraag te doen naar het hoe en waarom. Voor de benen van Ton is het een feest en ze waren al in Halloweenstemming. De trein gaat steeds langzamer en dat heeft alles te maken met het klimwerk dat hij inmiddels moet verrichten. Geen zuurstofflessen te ontdekken, ofschoon de bergen zich steeds nauwer om ons heen sluiten. Nog even en we kunnen de toppen aanraken. Ik heb speciaal voor deze gelegenheid mijn nagels de afgelopen tijd niet geknipt. Af en toe moet de trein even op adem komen en zet de machinist hem gewoon even stil, ‘langs de kant’. Liefde voor het vak heet dat. Het levert vooralsnog geen tijdverlies op. de machinist komt tijdens deze pauzes gezellig even langs om mooie folders uit te delen van de omgeving waar we uiteindelijk terecht komen. Jawel! Welgeteld éénhonderdtwintig kloosters in Mount Koya! En wij dachten nog best recent ‘één klooster vinden moet toch niet al te moeilijk zijn….’ Maar goed, we noemen dit gewoon weer een uitdaging. We zijn inmiddels bedreven in confrontaties met uitdagingen, ‘het aangaan van’. Deze tot een goed einde brengen kan echter ook wat extra tijd vergen. Van het perron waar we uitstappen kunnen we meteen de bergtrein in die een eind verderop staat. Het nodigt uit tot jodelen, maar we laten het toch maar achterwege. We hebben er alle vertrouwen in dat de monniken boeddhistische glühwein schenken. Vijf minuten redelijk steil omhoog om een busterminal te bereiken.
‘Bus nummer 2,’ zegt een man achter een piepklein loketje. Je ziet alleen z’n mond. Dat heeft de goede man inmiddels tegen meer reizigers gezegd, want de bus zit mudje- en mudjevol. Mij resteert een plekje op de onderste trede bij de achterdeur. Je moet je plaats kennen. Het reisschema in het kort voor hen die na ons komen: 09.00u - 09.28u Kyoto – Osaka 09.34u - 09.49u Osaka – Shin Imamiya 10.02u - 11.23u Shin Imamiya – Gokurakubashi Matsuyamasengoku 11.29u - 11.34u Gokurakubashi Matsuyamasengoku – Mount Koya (bergbaan). Allemaal voor de hand liggend, maar toch. Ik zit klem tussen een francaise op leeftijd en de deur en ben benieuwd wat er gebeurt als de deur bij de volgende stop opengaat ... En hopelijk gaat ie ook alleen maar open als de bus is gestopt ... Voor we vertrokken leerde een snelle blik mijnerzijds op een bord dat we er bij de vijfde stop uit moeten. One small problem, zo blijkt later, je kunt er alleen aan de VOORKANT uit, de achterste deur blijft dus dicht. Daar staat straks de chauffeur op mijn muntjes te wachten. Goed voor de/mijn veiligheid, maar hoe geraak ik ooit aan de voorkant om uit te stappen? Waarschijnlijk aan het einde van het traject ... Ik ga toch beginnen met mijn kruistocht om naar voren te geraken, wat uiteindelijk betekent dat we vier stops later dan gewenst uitstappen. De afstanden tussen de stops zijn echter te overzien, zodat we welgemoed van busstop 9 beginnen aan de terugtocht richting ‘5’. Fijn dat we vanmorgen nog wat proviand in onze rugzak hebben gestopt. Aangekomen bij busstop 5, Koya Keisatsumal’, is het volgens het reisplan ‘only a few minutes walk’ naar het klooster waar de, mogen wij aannemen, gastvrije monniken van ‘Fukuchiin’ ons opwachten Het klooster staat keurig omcirkeld op ons plattegrondje. We proberen verschillende richtingen, maar na ‘five minutes walk’ lopen we weer terug naar ons beginpunt, de bushalte. Nergens een teken van herkenning, alleen het rondje op de plattegrond ... Na bruut twee argeloze voetgangers te hebben klem gezet, weten we (ongeveer) welke richting. Daarna nog een JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
85
keer vragen en dan klinkt het met opluchting doorspekte enthousiasme, ‘we zijn er!!’. Wat een feest. Een buigende monnik die buiten een beetje aan het vegen is, brengt ons naar een andere buigende monnik en die begeleidt ons op zijn beurt naar een receptioniste (!) die wat minder diep buigt, maar we zijn te moe en te blij om haar dat kwalijk te nemen. Dat kunnen we later nog altijd doen. Ze heeft een mooi grijs kleed aan en vraagt of we onze namen op de gastenlijst willen aanwijzen. We lopen een keer of drie de lijst door, maar komen onze namen niet tegen en ook niets wat er op lijkt. ‘Party Van Dijk/Verhoeven’. Vermist! Dan zit er niets anders op dan dat Ton zijn voucher gaat opsnorren, dat natuurlijk onder in zijn rugzak zit. ‘Ah,’ zegt de dame in kwestie, ‘other hotel!’ En inderdaad. Als we nu zelf op het voucher kijken zien we daar ook ‘Muryokoin’ staan in plaats van ‘Fukuchiin’! Kleinigheidje blijf je houden. ‘Only five minutes walk!,’ lacht ze ons vriendelijk haar keurig aangeharkte tuin uit. Het zal voor eeuwig een raadsel blijven wie ‘Fukuchiin’ op ons kaartje heeft omcirkeld…..! Ton verdenkt de duivel, maar die denkt misschien wel het tegenovergestelde ... We (Ton zou zeggen “jij”) lopen eerst aan de verkeerde kant van de weg te zoeken omdat we er aanvankelijk niet aan denken dat de bussen (en niet alleen de bussen) hier links rijden. Dan maar oversteken ofschoon we van de Japanse tekens ‘aan gene zijde’ ook niet veel wijzer worden. Even verderop staat een jonge monnik met een dikke zwarte bril de stoep te vegen waar vroeger heksen patent op hadden en waarmee zij het luchtruim doorkliefden. ‘We zijn er (weer!’ Dat maak ik tenminste op uit de weinige woorden van de Veegmonnik. Of wil ik ze alleen maar al te graag horen?! We lopen de binnenplaats op met een mengeling van verholen opluchting en gespeelde onverschilligheid. We doen maar net of we een ‘five minutes walk’ achter de rug hebben. De Receptiemonnik heeft niet veel woorden nodig: ‘drie uur inchecken en zes uur eten.’ Het is nu één uur, dus besluiten we al heel snel om de omgeving uit te kammen op zoveel mogelijk ‘highlights’. In de folder van de conducteur staan er acht. Het wordt dus opnieuw een middagje ‘tempelhopping’ en misschien kunnen we nog ergens de Vespers meepikken. Kongobuji. Een juweeltje. Zeg rustig een juweel. Tenminste een flink uit de kluiten gewassen tempel. En omringd door acers in herfst-tooi. Alle kleuren dragen ze in een bonte mengeling van rood, bruin, geel, oranje en dat alles in de juiste verhouding en schakering. Vraag het aan bomenkenners bij je in de buurt: welke boom kleurt er het mooist in de herfst? Het steevaste antwoord zal luiden: de acer, de esdoorn. Zo niet, dan is hij definitief als bomenkenner ontmaskerd. Of kleurenblind. Indrukwekkende buddhabeelden, altaren, wierook. Mooie tempels vervelen nooit. Blij dat we weer zoveel moois hebben gezien en nog blijer dat we weer niet zijn verongelukt op die rottige slippers. Stel dat we die ook in de trein aan zouden moeten ..., Dit soort nachtmerries gun ik niemand.
86
Het museum Reihokan is ook niet mis. Prachtig gekalligrafeerde documenten, bijna allemaal uit de 11e en 12e eeuw, dus ze vieren bijna hun duizendjarig bestaan. In de laatste zaal een fraaie collectie houten beelden: Buddha’s, samoeraivechters, shoguns. Ter afsluiting een verwarmde wc-bril. Eerder kregen we een kopje groene thee. De zon maakt zich op voor de dagsluiting. Moet zij weten. Terwijl hier iedereen rondloopt in truien of dikke truien, loop ik, wanneer is het ook weer de Dag van de Onnozele Kinderen, hier rond in een T-shirt met korte mouwen. Mijn truien liggen veilig en wel opgeborgen in de bagagekluis van een hotel in Kyoto ... En we gingen toch de bergen in? Vermetelheid is mij echter niet vreemd, dus we gaan vol goede moed verder met onze kunsthistorische route. Garan. Een verzameling tempels, een aantal geschilderd in vermiljoen en daarom behorend tot het shintoïsme, rijk aan kami, natuurgeesten en voormalige verblijven van ‘hooggeplaatsten van toen’. Smaakvol. Telkens word je verrast door de schoonheid en eenvoud van de ‘Japanse kamer’. Letterlijk ben je er snel op uitgekeken. GEEN meubilair, alleen maar prachtige wandtekeningen die altijd een betekenis hebben: kracht, macht, vrijheid, dapperheid. Rieten vloeren. Cipressenhout. Rijke mensen hadden en hebben altijd een neusje voor de mooiste, meest duurzame materialen. De slippers kunnen weer uit en we lopen nog even naar het ‘hoogste punt’ van deze gemeenschap, tevens het begin van een gebergte dat vruchtbare vlakten en valleien omhult. De thermometer wijst 11.4 graden aan, maar de gevoelsthermometer komt lang niet zo hoog. Maar die staat nooit op een thermometer. Daimon heet het hier. Een grote (wat is hier eigenlijk klein?) oude poort, zonder deur weliswaar, ik vermoed zo’n 25 meter hoog, die het symbolische einde aanduidt van deze gemeenschap met daarachter genoemde bergen en vlakten. Mijn handen voel ik al enige tijd niet meer, zouden die ook in die bagagekluis liggen?! Vijf uur geweest, dus terug naar ons verblijf, inchecken en om zes uur eten. We lopen nagenoeg goed en verkleumd komen we aan, Ton in zijn acerrode trui. Daar is over nagedacht! De vraag is alleen door wie. Ik kijk even rond en verwacht hier zonder meer een mooie blauwe monnikskap (aconitum), ongeveer de kleur van mijn handen, in de kloostertuin waarin een Japanse nachtegaal het hoogste lied zingt. Niet dus. De Tuinmonnik is niet goed bezig geweest. Stoelen zijn er niet, dus Ton moet op de knieën om een formuliertje in te vullen. Mijn handen functioneren niet meer, dus dit ritueel moet ik aan Ton overlaten. Hij kwijt zich prima van zijn taak, dat moet gezegd. Hij komt voor zijn doen redelijk soepel overeind. De Receptiemonnik is tevreden en de Theemonnik brengt ons naar ons verblijf, terwijl wij ons natuurlijk al weer enige tijd op slippers begeven. Hij wijst ons de badkamer die alleen van vijf tot negen uur ’s avonds te gebruiken is. ‘Not tomorrow morning.’ Ton zal dus morgenvroeg op zoek moeten naar een, hopelijk, niet dichtgevroren rivier. Kamer 5 wordt het, ‘Japanese room.’ Matrasje op de grond, een kleine, lage tafel, paar zitkussens, geen stoelen, geen ramen. Alcatraz 2.0. Nee, een meubelmaker kan hier nog geen droge rijstwafel verdienen. Zojuist dacht ik nog; ‘eindelijk, een heerlijk warme kamer, wat zal ik daar van genieten!’. Niets van dit alles. Het is binnen net zo koud als buiten. De Theemonnik zegt nogmaals: ‘zes uur eten en OP DE KAMER’. Waarom zegt hij geen cel, in de cel? Je settelen hoeft en kan hier niet, want er staat niets en jij hebt niets bij je. We zijn wat verward omdat we gewoon zijn bij het betreden van welke kamer dan ook, onze bagage te luchten en alles een plaatsje te geven op de vloer en het bed. We maken geen onderscheid, trekken niemand voor.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
87
Dan de teleurstelling: heb zojuist een nieuwe tube Elmex gepakt en daar zit altijd zo'n plastic dingetje op dat je er zonder schaar met geen mogelijkheid kunt af krijgen! Jammer. Die Elmex toch.
88
Niet veel later komt de Avondetenmonnik. Twee lage tafeltjes met acht kommetjes, waarin zo’n vijfentwintig verschillende gerechten. Wat ik herken: drie druiven en een halve peer. Ton is mij nog steeds systematisch aan het uithongeren. Als ik hem daarmee zou confronteren, zou hij zeggen dat het hier een eeuwenoude Japanse traditie betreft, waarmee wij onder geen enkele voorwaarde mogen breken. Hij werkt in dit geval driekwart van de inhoud van de schaaltjes naar binnen. ‘Goed spul.’ Het CD-tje van Ton. Dan blijven er voor mij nog zo’n vijf over, waarvan er drie naar zeep smaken. ‘Lokale groenten.’ Die neemt Ton dan nog voor zijn rekening en dan zijn we vlug klaar! Veel wordt gepaneerd en dan zie je sowieso niet wat er onder zit. Zoet/zuur, daar komt het in de meeste gevallen wel op neer. Goed dat ik gisteren mijn menuwensen bij thuiskomst al naar het thuisfront heb ‘door-geapp’t’, want de WiFi-monnik laat het hier afweten. Of hij is uitgetreden! Kippensoep, wortelstamp, verse worst, appelmoes en een verwarmde wc-bril. Niet op de grond eten. Meer culinaire noten had ik niet op mijn zang. Nu echter nog ‘local food’. Ton probeert mij nog even aan de laatste restjes te krijgen, maar mijn koude handen laten de noodzakelijke verfijnde stokjesmotoriek niet toe, zo verklaar ik mijn draalgedrag. Waar heb ik nou toch die vork ingepakt?! De Buddha zij gedankt dat ik hedenochtend nog snel twee mandarijnen en een rode appel uit de nachtwinkel in mijn rugzak heb gestopt. Het grootste goed van deze spaarzame ruimte is de heteluchtkachel. De handleiding is in het Japans, terwijl ik met een Nederlandse handleiding nog nooit een heteluchtkachel heb aangekregen. Ton bemoeit zich er niet mee. Te veel gegeten ... En heeft sowieso niets met Japanse heteluchtkachels, nooit gehad ook. Om deze avond en nacht totale vernikkeling te voorkomen, ga ik er letterlijk en figuurlijk toch eens voor zitten. Dit in de wetenschap dat de Heteluchtkachelmonnik niet voorhanden is en vermoedelijk in gebed verzonken. En jawel, er komt wat beweging in! Alleen zijn er veel te veel knoppen om aan te draaien. Eerst blaast ie alleen maar koud. Dat komen we nog net te kort. Dadelijk komt er nog een laagje ijs op onze groene thee te liggen ... Vervolgens ontdek ik een groene knop die groene cijfers aanduidt die je kunt laten stijgen ... Top! Vol trots voel ik niet veel later warme lucht de kamer binnenstromen. Ik lees weer een Nicci French uit en zie, net op tijd, dat ik nog een paar minuten de tijd heb om, uitdrukking Ton, ‘de bek te schrobben’. Maar waar was de badkamer ook alweer? Gangetje in, gangetje uit, weinig licht en alles lijkt op elkaar. Pardoes, puur toeval, loop ik net voor sluitingstijd de ijskoude badkamer binnen. Prettig. Je moet wel andere slippers aandoen en heb je nog een toiletbezoek in de planning, dan weer andere. De Japanse Schoenenreus doet wel goede zaken. Terug op de kamer krijg ik een flinke klap. Dit keer niet van SM-Ton maar van de hitte! Dat klopt wel, want de thermometer geeft inmiddels 26 graden aan! En hij blijft maar loeien en blazen. Wat ik ook probeer, ik krijg de thermostaat niet meer naar beneden. De handleiding geeft geen uitsluitsel in deze, ik denk vergeten te vermelden. Dan maar de stekker eruit en vlug naar ‘bed’. Ton is al eerder aan de hitte bezweken en ligt uitgeteld op zijn ultradunne matrasje, met zijn trui aan ... De Avondetenmonnik heeft alle spulletjes weer netjes opgehaald, terwijl de Ontbijtmonnik al aangegeven heeft, ’08.00 hours breakfast.’ Daarna moeten we meteen door naar de Uitcheckmonnik, dat zijn de huisregels. We moeten om uiterlijk 09.00 uur het pand hebben verlaten, zo verordonneerde eerder de Opzoutmonnik. De Gebedsmonnik tenslotte gaat met de kippen op stok, maar wordt ook weer samen met de kippen wakker: ‘service begins at 06.00 o’clock’. En geen minuut later, denk ik er zelf bij. De aanhoudende hitte heeft me wel dorstig gemaakt. Zou ik nog iets kunnen bestellen bij de Drankenmonnik, een Trappistje of zo? Of een Boeddhistje, 2.0?
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
89
90
Vrijdag 24 oktober
We treden niet in en keren terug naar de bewoonde wereld. Buddha en de monniken duidelijk opgelucht We overnachten in de Muryoko-in, een traditionele Boeddhistische tempel. Het is een Shingon Tempel en Shukubo van meer dan 1000 jaar oud en bestaat eigenlijk uit twee tempels: Muryokoin en Shichhiin die na de grote brand op Koyasan in 1888 op deze locatie zijn herbouwd. Muryokoin betekent tempel van het onmetelijke licht. Deze naam verwijst naar Amida Nyorai, de voornaamste godheid van deze tempel. Amida is de Japanse naam van Buddha Amitabha, de Boeddha van het oneindige licht en dus van de onsterfelijkheid. Shicchin betekent de tempel van Siddhis. De Honzon (voornaamste godheid) van Shichiin is Aizen-Myo-o, de koning van de passie. Dit spreekt reisgenoot Verhoeven enorm aan. Het Shukubo systeem is ontwikkeld om pelgrims gastvrijheid te bieden. Koyasan is het eindpunt van veel pelgrimstochten, zoals de tocht langs 88 Shikoku tempels en de Kudamo-route. Toen de pelgrims in vroeger tijden aankwamen in Koyasan, hadden zij een overnachtingsplaats nodig en Muryokoin was één van de twee tempels die pelgrims onderdak boden en als een soort moderne pelgrims (ik dan) overnachten wij nu hier. Muryokoin werd gesticht door de vierde zoon van Shirakawa Keizer, Prins Gakuhō Shino (1092-1153) tijdens de Heian-periode. Hij werd een monnik en eerste abt van Muryokoin. Shichiin werd gebouwd door Kangensōjō (854-925). Deze periode van 1467 tot 1573 (Sengoku: Strijdende Staten periode) was waarschijnlijk de meest onrustige tijd in de Japanse geschiedenis. Vele beroemde krijgers vestigden hun faam in die tijd. Sommigen van hen werden helden en zijn nog steeds populaire karakters in de hedendaagse mangacultuur. De meeste tempels in Koyasan tonen één of meer zeehonden, “Mon” in het Japans. Deze Mons – eigenlijk een soort zegels - laten zien met welke machtige clans de tempels verbonden zijn: Muriykoin was verbonden met de familie Asano van Hiroshima, uit het huis van Oda en de clan van de beroemde krijger Uesugi Kenshin. Een nachtje slapen bij de Boeddhistische monniken in een traditionele tempel die oorspronkelijk dateert uit 794 is een unieke ervaring. Een ervaring die je bewust beleeft want van daadwerkelijk slapen was in mijn geval geen sprake. Nadat monnik Verhoeven gisteravond laat met het onbedoeld luiden van de gong de gehele tempel op stelten trachtte te zetten, trokken wij ons terug op onze traditionele Japanse mat, de tatami. Onze kamer is ruim. De wanden zijn van bordpapier zoals je ook in Japanse films ziet. Het openschuiven van de deuren vereist enig precisiewerk om niet met de hele constructie in je handen te staan, dat is ook weer zo wat. Aan de buitenkant van de kamer loopt een lange gang van een meter of twee breed en dan de “buitenmuur”. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
91
Buiten onze kamer is het ontzettend koud, tenslotte zitten we in de bergen en is het ook al oktober. Binnen onze kamer is het echter goed uit te houden, niet in de laatste plaats door onze traditionele Japanse pyjama en prima dekens. De tatami is traditioneel en in Westerse ogen na een tijdje vooral heel hard. Slapen is een kwestie van pijn verdelen tussen rechterheup en -knie en dan linkerheup en -knie. Praktisch gezien komt dit erop neer dat je heel veel van de tempelnacht bewust meemaakt. Keuring van het sanitair in de nacht is een kwestie van een kwartier liggen, overwegen of je nu wel of niet naar het toilet gaat, dan voorzichtig en zo geluidloos mogelijk opstaan, deuren openschuiven zonder vernielingen, de buiten de deur wachtende slippers aan je voeten schuiven en zo geruisloos mogelijk de operatie volbrengen. We hebben de bedoeling de ochtendceremonie in de gebedsruimte om zes uur bij te wonen. Zoals gebruikelijk val je dan net om kwart over vijf in slaap en worden we opeens gewekt door de gongslag dat de dienst gaat beginnen. Monnik Verhoeven mompelt eerst dat hij wel wat later gaat, maar verlaat dan plotseling met enorme snelheid met zijn race-slippers onze kamer om net op tijd aan te sluiten bij de dienst. Als lensdragende monnik is mij een dermate snelheid natuurlijk niet gegund en ik besluit het verslag van deze dienst van een ooggetuige later wel te horen. Al snel is het klooster gevuld met het sonore bromgeluid van biddende monniken (Shomyo) die Shingon mediteren. Om een uur of acht zie ik Lambert san geheel verlicht terugkeren. Hij is enthousiast over het zojuist geboden programma en genoot naar eigen zeggen intens van de mystiek, het vuur, de wierook, de gezangen. Er was zelfs een vrouwelijke Spaanse monnik die hier een, tot nu toe succesvolle, cursus ‘vuur aanhouden’ volgt. Boeddha was hier wel heel dichtbij, ging als het ware onder zijn huid zitten. Vervolgens storten wij ons met ons gezelschap van circa tien Westerlingen op het vegetarische ontbijt (Shojin-Ryori). Alle gerechten zien er avontuurlijk uit, maar de wetenschap dat nergens onbestemd vlees in zit maakt het gemakkelijk om gewoon alles te proberen. Soms een verrassende smaak maar samen met de Japanse thee een prima ontbijtje. Het moeilijkste van eten in monnikenstijl is het zitten. Stoelen zijn er niet, tafels staan op 30 centimeter hoger. Aangezien de gemiddelde Boeddhistische monnik een kilo of zestig lichter is dan ik en zestig keer zo flexibel, is een ontbijt veelal een gevecht tegen kramp. Na ongeveer zestig houdingen geprobeerd te hebben, lukt het wel een geanimeerd gesprek te voeren met Belgen, Portugezen en andere nationaliteiten die de tempel tijdelijk bewonen. Een mooie verzameling mensen, van wie sommigen alleen al in het Koyasan gebied weken doorbrengen. Na het ontbijt checken we uit bij onze monnikenbroe92
ders om de rest van Koyasan te bekijken. Er is een goede busverbinding maar lopen is veel leuker en buitengewoon goed te doen. Koyasan (Kōya-san) is een berg in de prefectuur Wakayama ten zuiden van Osaka. De berg werd voor het eerst betrokken door de monnik Kukai, de stichter van het Shingon-boeddhisme, in 819. Koyasan is nu vooral bekend als hoofdkwartier van het Shingon-boeddhisme, een belangrijke school binnen het Japanse Boeddhisme. Het oorspronkelijke klooster is gelegen in vallei op 800 m hoogte, te midden van de acht pieken van de berg. Geleidelijk aan is het klooster versmolten met de gemeente Koya. Op de berg vindt men een religieuze universiteit en 120 tempels. We zetten koers naar de Okunoin-begraafplaats, met het mausoleum van Kukai en de grootste begraafplaats van Japan. Het is een indrukwekkende begraafplaats waar je uren rond kunt zwerven langs de met lantaarns verlichte paden. Okunoin is de plaats waar het mausoleum staat van Kobo Daishi (Kukai), de stichter van het Shingon Boeddhisme. Kukai is één van de belangrijkste figuren in de religieuze geschiedenis van Japan. Boeddhisten geloven dat hij niet is gestorven maar rust in eeuwige meditatie in afwachting van Miroku Nyoria (Maihreya), de Boeddha van de Toekomst. Okunonoin is een van de heiligste plaatsen van Japan en wordt veel bezocht. (Wat altijd weer grappig is, is dat er bij veel bezienswaardigheden een kleurig bord staat dat een kind voorstelt. Dat betekent dat er voor kinderen speciale teksten zijn gemaakt die zij beter begrijpen. Een soort Jeugdjournaal. Goed bekeken, klant- en kindvriendelijk.) Op dit tijdstip gelukkig nog niet, zodat we een uurtje of wat kunnen rondslenteren. Op de terugweg besluiten we dat we nu wel genoeg tempels hebben gezien op Koyasan en dat een terugkeer naar de 21e eeuw helaas niet te vermijden is. Op weg naar de bus komen we ons explosieve stel van gisteren tegen: Nederlandse pannenkoek/Roemeense vrouw. Wellicht maant de rust van Koyasan hen wat tot kalmte. De bus is een kwestie van instappen en aan het einde van de rit betalen. Verder vooral hopen dat je de goede kant opgaat en geconcentreerd uit het raam staren of dat wel zo is. Aan het einde van de reis betalen aan driver-san. Hoeveel is altijd weer een schatting, dat hangt dan weer af van de naam van de bushalte. Bij het verlaten van de bus bij het station voor de kabelbaan kijkt Driver san ons streng aan en bast: “What busstop did you get in?”, althans dat verstaan we na drie keer. We hebben geen flauw idee, maar bij het zien van zijn barse blik verzinnen we snel een naam die schijnbaar wel aanslaat. Na betaling van wat losgeld mogen we de bus dan ook ongeschonden verlaten. Na de korte etappe met de kabelbaan gaan we met de trein weer verder. Lastig proJAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
93
bleem blijft altijd welke trein we nu precies moeten hebben want Japans lezen is nog niet ons sterkste punt. We hoppen op min of meer goed geluk een trein in waarvan wij denken dat die richting Kyoto gaat. Wel moeten we nog ergens instappen. Bij een tussenstation zijn we ervan overtuigd over te moeten stappen, rennen het perron af, trap af, trap op, perron op en snel in de volgende, goede trein, die ons later wel erg bekend voorkomt. We zien een eindje verderop tenminste dezelfde mensen zitten ... Al snel blijkt dan ook dat we op briljante wijze zijn overgestapt in dezelfde trein, maar wel een wagon verder, een belangrijk succes… Na nog wat avonturen op het station van Osaka en het laatste stukje Osaka – Kyoto – duurde wel erg lang – komen we weer veilig en een heleboel ervaringen rijker aan in ons bekende hotel. Onze bagage staat nog keurig op ons te wachten en de nieuwe kamer hebben we snel betrokken. Om weer wat energie op te doen na al die vegetarische maaltijden stort ik me op wat chocoladekoekjes op aanraden van kameraad Verhoeven, die uiteraard zelf niets neemt. We besluiten nog even de 1001 boeddha’s te bezoeken. Helaas levert een combinatie van lopen en lokale treinen op dat we precies vijf minuten na sluitingstijd arriveren. We weten in ieder geval waar het nu is, voor morgenochtend. We sluiten af met een gezonde hamburgermaaltijd in Japanse stijl, in het restaurant waar ze intussen keurig op mijn jas hebben gepast. Had ook niet anders verwacht in dit keurige land. Dan voorbereiden op morgen, een combinatie van 1001 boeddha’s en Hiroshima, ben erg benieuwd!!
94
95
96
Zaterdag 25 oktober
Een dag met duizend buddha’s en 160.000 doden Ton is vanmorgen al vroeg zijn sponde uit geslopen, heeft ook reeds geshopt en inmiddels een compleet ontbijt aangericht dat de volledige goedkeuring van Sonja Bakker kan wegdragen. En juist om die reden kun je het dan misschien wel beter links laten liggen of staan. Ik lees uit betrouwbare bron dat ‘der’ Willem-Alexander, onze Bloedeigen Bolle Buddha, aanstaande maandag met zijn voormalige asielzoekster naar Japan afreist. Waarschijnlijk op zoek naar nog een buitenhuis met verwarmde wc-brillen en als hij nog wat yennen overheeft, dan zouden er zomaar nog wat tempels van eigenaar kunnen wisselen. Vandaag op ‘bedevaart’ naar Hiroshima, bepaald niet de fijnste plek op aarde. Ik zie er dan ook wel een beetje tegenop, al mag het natuurlijk in een Japans reisprogramma niet ontbreken. In elke Tour de France zitten altijd een paar rustdagen, maar deze ontbreken in onze Tour de Japan. De epo werkt dus goed, alleen het hematocrietgehalte van Tons bloed neemt alarmerende vormen aan. En we doen vandaag ook nog een voorgerecht dat we gisteren als dessert wilden laten opdienen, het Sanjusangen, oftewel het Museum van de Duizend Buddha’s! Na een stevige wandeling gistermiddag op voor ons volslagen onbekend terrein, hadden we het dan toch eindelijk gevonden, maar helaas, de poort was net gesloten. We denken er met de trein (relatief) snel te kunnen komen, maar dat valt toch tegen. We begrijpen de verbinding niet goed en we stappen weer snel terug in de trein waar we net uitstapten. We schuiven weer een stukje dichterbij, maar durven toch niet langer te blijven zitten. Ton dreigt het bijltje er zelfs even bij neer te gooien, wat helemaal niet zijn stiel is. Hij zegt terecht dat het voorgenomen museumbezoek niet ten laste mag gaan van het ‘hoofdgerecht’ Hiroshima! Ondanks onze twijfels en bedenkingen lopen we toch verder en als we niet veel later de route van gisteren herkennen, dreigen we zelfs vrolijk te worden en probeert zelfs een lichte opwinding zich van ons meester te maken. We zijn vanmorgen vroeg vertrokken en dus hebben we ook relatief wat meer tijd, ofschoon we geen flauw idee hebben ‘hoe ver’ Hiroshima reizen is. Kaartje kopen, schoenen uit en naar binnen. Wat we te zien krijgen is echt de moeite waard, delicious als het ware. Heel bijzonder. Duizend (we hebben ze niet geteld) vrouwelijke, koperachtige Buddhabeelden bij elkaar. Sinds 1996, u raadt het al, een vaste plaats verworven op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Ze prijken dus nu al bijna twintig jaar op deze lijst en terecht, ze horen daar ook thuis. Tien rijen van honderd forse, authentieke beelden. Als bij toverslag is onze aanvankelijke terughoudendheid omgeslagen in een eruptie van opperste verrukking! Zelden zijn we aangestaard door duizend hunkerende vrouwen. Dat realiseren we ons maar al te goed. Helaas ook hier niet fotograferen, overal wordt op je geloerd. Wel op z’n Japans, niemand kijkt boos of met een dreigende blik. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
97
Meer is er eigenlijk ook niet, nog wat oud spul achter glas, maar dat doet er ook niet meer toe. Na de bewondering van de duizend vrouwen ben je voldaan, boven verwachting tevreden. Daarna is het zaak om over de schaatsbaan opnieuw zonder beenbreuken het schoenenrek te bereiken. Schoenen aan en terug naar Kyoto, Kyoto station om precies te zijn. Een goedgeluimde jongeman heeft de vertwijfeling in onze ogen al snel op de juiste waarde geschat en verwijst ons met een vriendelijk lachend gezicht naar perron 14. Japanners zijn fervente reizigers, niet alleen buiten hun eigen land maar ook zeker daarin! Terwijl je in Nederland op 65-jarige leeftijd van je kinderen een kistje geraniums krijgt om achter te gaan zitten, gaan de Japanse ouderen onverdroten op pad. Pas zagen we nog een vrouwtje op een perron, met haar neus bijna op de grond, stijf van de artrose, rugzakje op en lekker met de trein. Nu kijken we weer in de ogen van een stel, ik denk toch zeker, vitale tachtigers met beiden een bult bagage bij zich. De supersnelle Shinkansen. ‘Dat wordt dik bijbetalen,’ zegt Ton, maar later blijkt dat deze supersonische snelheidsmonsters toch onder onze Japan Rail Pass vallen! Dat is boffen. Jammer dat we daar niet eerder achter kwamen. Coupés 1 tot en met 3 zijn ‘non-reserved’. Op het perron staat altijd keurig aangegeven waar welke wagon stopt. Je gaat gewoon op zo’n tegel staan en de deur verschijnt precies voor je schoenen. In de verte zie je hem aan komen, je hoort hem niet. Prachtig gestroomlijnd en roomwit met een strakke blauwe streep en maar liefst zestien (!) coupés. Zo’n aanduiding op het perron is niet alleen handig maar ook noodzakelijk, want stel dat coupé 1 voor je neus stopt en je moet in 16 zijn! Want, het is niet te geloven, binnen twee minuten glijdt hij alweer het station uit. Geen gefluit, geen gezwaai met zo’n erwtensoepbord op een steel. Iedereen gaat ook meteen zitten. Chique, blauwe stoelen en een zee van beenruimte. Niemand holt, niemand praat, niemand belt. Met zo’n driehonderd kilometer per uur zoeft hij door het Zuid-Japanse land. Na een paar korte, nauwelijks merkbare stops, verschijnt na ruim anderhalf uur de naam ‘Hiroshima’ op het elektronische bord in de trein. We hadden vooraf niet echt een idee over ligging, omvang en grootte, maar als je op het perron stapt, dan heb je al heel snel een idee wat zo’n stad voorstelt. In de meeste landen heb je grote en kleine steden; in Japan heb je alleen grote en heel grote steden. Op het station staat al aangegeven hoe je het ‘Hiroshima Memorial’ kunt bereiken. Dat kan met de trams 2 of 6. Uitstappen bij halte Genbaku Dome, de elfde halte, zo blijkt. Goed rondkijkend bevestigt ons vermoeden dat we ook hier te maken hebben met een indrukwekkend grote stad, hoge gebouwen, brede, lange boulevards, een enorm winkelaanbod, ontelbaar veel mensen op de been. Ook in deze tram moeten we langzaam maar zeker naar voren schuiven om op tijd te kunnen uitstappen. We houden onze munten klaar en we verheugen ons op de buigingen en de dankbetuigingen van de tramconducteur. Alsof hij zelf het geld mag houden. De straat oversteken en we staan meteen bij de ingang van het memorial. Een parkachtige omgeving met brede lanen, bruggen, fonteinen, herdenkstenen, enzovoorts, dit alles badend in de zon. Allemaal interessant voor later. Want meteen aan onze linkerhand staat ‘het’. Het valt als het ware koud op je dak. Het is een ruïne, met een groot aantal stukken steen op de grond. Het was ‘ooit’ een grote hal en dit was dan ook het enige gebouw in de wijde omgeving dat na de alles verwoestende krachten nog enigszins overeind bleef. Er zit ook nog een gehavende toren aan vast. Het beeld is alleszeggend, behoeft geen verdere toelichting. Bij het gebouw zijn boven op een lage muur wat plateaus geplaatst die ‘het verhaal’ vertellen.
98
Op 6 augustus 1945 om kwart over acht ’s morgens liet een Amerikaanse B 52-bommenwerper een zogeheten ‘A-bom’ (de ‘Little Boy’) op 9500 meter hoogte vallen boven Hiroshima. Japan was nog steeds in oorlog met het ‘westen’. Op zeshonderd meter boven het zuiden van de stad ontplofte hij. 1.4 seconde lang was het deze ochtend 4000 graden in Hiroshima! Gevolg van de intense hitte en de drukgolf: 160.000 doden, 140.000 Japanners en 20.000 Koreanen. Alles plat, overal dood en verderf. Er liggen ook diverse boeken met foto’s en krantenartikelen van ‘toen’. Er zijn ook meer dan afschuwelijke foto’s met, excusez le mot, ‘monsters’. Zij moeten pasgeboren baby’s voorstellen, geboren zes (!) jaar na het vallen van de bom. Volledig verminkt door de nog steeds verwoestende invloed van de vrijgekomen straling. Zwartwit foto’s met slachtoffers overdekt met brandwonden, de ondraaglijke pijn en wanhoop schep je nog steeds zo van hun gezichten af. Het gebouw, het monument, heet nu de ‘A-bom Dome’. Jarenlang is er hier gediscussieerd of deze ruïne wel moest blijven staan, gezien de schrijnende herinneringen die er aan kleefden. Ergens in de jaren zestig is de discussie beëindigd met dit resultaat. Nog nooit heeft een ruïne, een bouwval zo veel indruk gemaakt. Het vertelt het hele verhaal. We zien ook grote, zwartwitfoto’s van de stad net na de aanval. Inderdaad alles plat, alles verwoest en dit gebouw nog enigszins overeind, vermoedelijk omdat er nogal wat ijzer in verwerkt zat. Overigens viel er een paar dagen later weer een soortgelijke atoombom (de ‘Fat Man’), nu boven de stad Nagasaki. Deze stad had de pech dat het oorspronkelijk doelwit, de stad Kokura met zijn uitgebreide oorlogsindustrie, uiteindelijk werd gemeden vanwege de vele laaghangende bewolking. Een ‘gelukje’, als je dat zo
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
99
mag noemen, was dat ook Nagasaki niet geheel wolkenvrij was en daarom de bom drie mijl buiten het centrum werd afgeworpen. Er waren uiteindelijk 39.000 doden en 25.000 gewonden te betreuren. Deze tweede bom werd afgeworpen omdat de Japanse keizer nog steeds de vlag niet wilde strijken en geen tekenen van overgave vertoonde. Na de tweede bom deed hij dat wel, maar wel onder de voorwaarde dat hij en zijn familie ongemoeid zouden blijven en hun bezittingen mochten behouden ... Koningen en keizers, sommige plagen raakt de mensheid nooit kwijt. Als er ergens een atoomproef wordt gehouden, stuurt de burgemeester van het ‘geofferde’ Hiroshima namens de inwoners nog altijd een vredelievend telegram naar het betreffende land; ‘hebben wij voor niets geleden, was één keer niet genoeg?’ En of ‘wij’ iets hebben geleerd van deze tragedie? Tegen een lantaarnpaal hangt een lijstje met de aantallen kernwapens en de landen die op dit moment ‘in het gelukkige bezit zijn van’. We hebben er met zijn allen nog honderden van! De VS zijn nog steeds koploper, maar landen als Frankrijk, Iran, Rusland, Pakistan, India en Israël staan ook in de top tien en willen daar graag blijven. Het is maar dat je het weet. ‘Volkel’ staat er niet bij of misschien in het Japans. Het lijstje is, denk ik, opgesteld voordat onze eigen monumenten Lubbers en Van Agt vrij recent nog een boekje open deden over hun kennis van zaken. Het park baadt nog steeds in de zon. De fonteinen kletteren en aan de oever van de rivier vindt een korenfestival plaats. In het midden een mooie gedenksteen met verse bloemen en buddhabeeldjes met een houdbaarheidsdatum die al enige tijd achter hen ligt. Het monument bevat een graftombe waarin de 160.000 namen van alle overledenen zijn gegraveerd. Veel Japanners staan er letterlijk en figuurlijk bij stil. Ze slaan hun ogen neer, handen gevouwen, wippen wat op hun tenen en klappen daarna in hun handen. Een buddhistisch Onze Vader zullen we maar zeggen. Ton ben ik al een tijdje kwijt. Hij is eerder opgehouden door een drietal leeftijdgenoten, oudere mensen die geïnteresseerd in wat de Tilburger drijft. De man heeft hem in de val gelokt door wat geveinsde interesse en hem daarna uit- en overgeleverd aan de twee dames. Ook zij stellen wat obligate vragen, maar niet lang daarna kwam de bijbel op tafel. Ton werd stevig ondervraagd over zijn actuele bijbelkennis en die kon wel een update gebruiken, zo constateerden de dames. Er loopt nog een afspraak. (Ton dacht aanvankelijk dat de dames het over Kyoto Tower hadden, maar het bleek de Wachttoren te zijn.) Dus als Ton binnenkort met zijn boekentasje bij je aanbelt, stel hem dan niet teleur en kom dan niet met die belegen grap af als Ton zegt dat hij ‘de leer komt brengen’ door te antwoorden: ‘zet hem maar achterom’. Aan het einde van het park staat een indrukwekkend gebouw. In de hal wordt duidelijk aangegeven wat je kunt verwachten als je de kassa bent gepasseerd: foto’s, archiefmateriaal, teksten van ooggetuigen, een soort ‘horror’-museum. Ik twijfel en zet die twijfel uiteindelijk om in het verlaten van de hal. Ik kan het niet opbrengen, heb aan het begin van dit monument al genoeg gezien en gelezen. Laat maar zitten. Het trammetje puft en rammelt weer richting station. We verlekkeren ons alweer op die heerlijke, zoevende zweeftrein die om 16.16 uur op het menu staat. Nog steeds zestien rijtuigen lang. Wat een power. En dan al zo snel een hoge snelheid ontwikkelen. In Osaka komt een mooi, jong chickie naast ons (mij) zitten, nadat natuurlijk eerst netjes te hebben gevraagd. Ik ga er gemakshalve van uit dat Ton dat ook wel goed vindt. Hij heeft een groot hart. Ze heeft een minuut of twintig nodig om haar gezicht nog wat bij te plamuren, ofschoon dat niet echt nodig is. Dan vraagt ze heel bedeesd, (hallo!? gaan we praten in de trein?!), waar we (laat ik maar ‘we’ zeggen) 100
vandaan komen, natuurlijk in Japans Engels. ‘Holland.’ Ze is niet onder de indruk, sterker nog, het zegt haar helemaal niets! Ik herhaal, sterk en rustig articulerend, ‘H-O-L-L-A-N-D.’ ‘Oh,’ zegt ze, ‘Iceland.’ ‘Nee,’ ik laat het toen door mij gebezigde woord hier gemakshalve maar even achterwege: ‘Holland.’ Ik sta verbaasd over het geduld dat ik hier aan de dag leg! Ze doet er verder het zwijgen toe. Dan zal ik het verder ook maar niet hebben over onze ‘oranje huisbuddha’ die binnenkort een bezoek brengt aan haar land. Even later, zeer enthousiast: ‘Europe?!’ ‘Yes! Holland in Europe!’ Dan vertelt ze dat ze afgelopen jaar een tijdje heeft gestudeerd aan de universiteit van Parijs. Maar Holland…? Wat leren ze tegenwoordig nog op een Franse universiteit? En ik maar denken dat Nijnsel een voorstad is van Parijs?! Majestueus glijdt de onvolprezen, sierlijke en onoverwinnelijke Sinkansen met veel gratie Kyoto station binnen. Jammer! Kun je ook verliefd worden op een trein? Op het perron kunnen we haar nog twee minuten bewonderen en dan maakt ze zich weer snel uit de (welgevormde) voeten, richting Tokyo. Het meisje staat keurig op om ons door te laten en maakt daarbij een lichte buiging; krijg ik toch nog even het Willem-Alexander gevoel! Aan de achterkant het station verlatend, lopen we binnen een paar minuten alweer de lobby van ‘onze’ New Miyako binnen. De piccolo raakt met zijn neus bijna de grond. Ton gaat snel badderen, radiumvrees?, maar neemt eerst zijn toevlucht tot een heerlijk kopje groene thee van mijn hand. Blij dat we weer gesetteld zijn. Dat we ‘er’ geweest zijn. Ik denk nog even terug aan mijn bezoek, nu twaalf jaar geleden, aan de Killing Fields in Cambodja. Een miljoen doden van wie de meesten eerst grondig gemarteld. Maar nee, dat mag je niet vergelijken. Ook een ramp echter van ongekende omvang: het massaal afslachten van je ‘eigen mensen’. Het leed is geleden, maar nieuw leed dient zich telkens weer aan. In Hiroshima realiseerde ik me dat de overlevenden de pech hadden dat ze overleefden. Zij gingen een gruwelijke toekomst tegemoet vanwege de straling waaraan zij hadden bloot gestaan. Rond negen uur zakken we af naar ons inmiddels favoriete restaurantje in het stationcomplex. Drie avonden op rij probeerden we een plekje te bemachtigen bij de sushi-buurman. Tevergeefs! Telkens volle bak en nog velen op het wachtbankje langs de muur. Het lopende bandje vol heerlijke visgerechten maakt volop overuren. Dit is onze laatste Japan-avond, dus we weten ons inmiddels opgezadeld met een deemoedig gevoel. Met dezelfde deemoed bestelt Ton een Highball Ginger Flavor, hij ziet dat volgens eigen zeggen ‘iedereen hier’ drinken. Heel apart moet ik zeggen. Ik ga dan maar voor een witte rioja. Het vaste voedsel bestaat voor Ton uit een kip. Er staan verschillende kippen op het menu, ik mis alleen de stresskip. De ‘five pieces JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
101
chicken’ komt in een mandje. Ik start met een tomatensoep, waarbij ik voor de derde keer op rij vergeefs probeer wat brood bij te bestellen. De kom is altijd half vol en je krijgt er een theelepel bij, het mag blijkbaar niet te snel gaan. Ergens ligt een prachtige cd op, met enkel stokoude Beatles-hits. Smullen! Hey Jude, Love Me Do, Dizzy Miss Lizzy, Stg. Pepper, Daytripper and others. Tijdloze nummers die IEDEREEN kent, minimaal hoort te kennen. ‘Wie zijn dat toch?’ Ton. ‘De Bintangs Ton. Uit Beverwijk destijds.’ ‘Het lag op het puntje van mijn tong.’ Hij spreekt zich ook weer uitdrukkelijk uit tegen bierdrinkende meisjes. Hij kan zich er maar niet mee verenigen. En meisjes loopt bij Ton tot 30 jaar. Om Japan te vieren besluiten we de avond te besluiten met een flesje saké, rijstbrandewijn, huisdrankje van dit land. ‘Zit wel erg veel water bij.’ Ton. Hij verwachtte vermoedelijk een strohrum. Maar goed, als verstokte wodkadrinker uit de Trans Siberië Express snap ik precies wat hij bedoelt. De afrekenjongen kan het niet laten ons ‘twee leuke Noren’ te vinden. Met het vileine, vuige en vikingachtige uiterlijk van Ton ben ik de laatste die hem deze opmerking zal euvel duiden. Ton echter meent hem op z’n plaats te moeten zetten, hem zo nodig te moeten pandoeren en zegt gedecideerd, zelfs enigszins dreigend, ‘No. Holland.’ De jongen haakt en rekent af. Nog even wat vitaminen voor morgenvroeg inslaan en dan gaan we alweer aardig richting middernacht. Morgen opnieuw redelijk vroeg uit de Japanse veren: Kyoto-Osaka Airport. En van daaruit nog een paar daagjes Seoul, Zuid-Korea, even bijkomen van Japan ... Vandaag was het de Dag van de Grote Getallen: duizend buddha’s, honderdzestigduizend doden. Indrukwekkend. Morgen gaan we dus al een klein stukje richting huis, je moet op onze leeftijd niet al te drastisch meer te werk gaan.
102
103
104
Zondag 26 oktober
Japan laten we rechts liggen en gaan terug naar Korea, waar het gehele treinpersoneel weer in opperste staat van paraatheid wordt gebracht Onze tijd in Nippon is omgevlogen. Vandaag staat helaas alweer ons vertrek richting Westen op het programma. Om niet geheel “cold turkey” af te kicken van het ontzettend Verre Oosten hebben we onszelf getrakteerd op nog een paar dagen Seoul, om de hoofdstad van Guus H. nogmaals te bekijken. Ik zie er naar uit, alhoewel dat wat minder wordt nu ik mij opeens de nachtelijke beelden van Lambert de Muggenmepperd herinner aan het begin van de reis. Goed voorbereid als wij altijd zijn, hebben we becijferd dat we om een uur of negen weg kunnen. We zijn dan om ongeveer half tien in Osaka en dus ruim op tijd voor onze vlucht naar Seoul. We kunnen hier spreken van een “eitje”. Nadat we onze weg gevonden hebben in het enorme station van Kyoto – dat inmiddels wat minder geheimen kent dan een paar dagen geleden – staat we keurig op tijd op het perron van de Shinkansen-line (naast Women Only) voor de Nozimi Bullet trein naar Osaka. Het binnenkomen van dit futuristische vervoermiddel is indrukwekkend. Alles straalt snelheid uit, je ziet hier wat High Tech kan brengen in het openbaar vervoer. Treinen in Nederland is nooit meer hetzelfde ... De Shinkansen is een netwerk van hogesnelheidslijnen in Japan, waarop de beroemde kogeltreinen (Japanse hogesnelheidstreinen) rijden. De Shinkansen wordt geëxploiteerd door vier maatschappijen van de Japan Railways-groep (JR), de geprivatiseerde nationale spoorwegmaatschappij van Japan. De benaming Shinkansen betekent letterlijk “Nieuwe (stam)lijn”. De naam duidt dus de spoorlijn aan en niet de trein zelf, die officieel “Super Express” genoemd wordt. De treinen zijn in Japan bekend als Shinkansentreinen. De benaming “kogeltrein” (Engels: bullet train) is in het Westen uitgevonden, vanwege de kogelvormige neus van de eerste versie van het materieel. De naam wordt nu meestal geassocieerd met de snelheid, omdat de neus van het latere materieel helemaal niet meer op een kogel lijkt. Japan was het eerste land ter wereld dat zich toelegde op de bouw van hogesnelheidslijnen. Vanwege de vele bergen had het bestaande spoorwegnet een spoorwijdte van 1067 millimeter (Kaapspoor). Dit smalspoor is echter niet geschikt voor hoge snelheden. Dit maakte de noodzaak van een nieuw en snel spoorwegnet in Japan veel groter dan in andere landen. De Shinkansen heeft een spoorwijdte van 1435 millimeter (normaalspoor). In oktober 1964 werd de eerste Shinkansen in gebruik genomen tussen Tokio, Nagoya en Osaka, onze trein van vandaag dus. De Tokaido-express, zoals de treinen op deze lijn genoemd werden, reden met 200 kilometer per uur, wat later verhoogd werd naar 220 kilometer per uur. Tegenwoordig wordt er door sommige typen shinkansentreinen JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
105
300 kilometer per uur gereden. Daarmee is de shinkansentrein iets minder snel dan de ICE en TGV die beide in de dagelijkse dienst 320 kilometer per uur rijden. De Shinkansen staat internationaal bekend om de stiptheid waarmee de dienstregeling wordt uitgevoerd. De vertraging per jaar wordt gemeten in seconden. Tijdens een aardbeving op 23 oktober 2004 is een Shinkansentrein ontspoord, wat de eerste ontsporing was in de veertigjarige geschiedenis van de Shinkansen. De stiptheid van de dienstregeling wordt vandaag volledig eer aan gedaan en stipt om ‘negen uur zes’ schuiven we naar binnen. De rust die je tegemoet komt bij deze manier van reizen in Japan is overweldigend. Geen schreeuwende, telefonerende mensen, geen smerigheid om je heen, gewoon een soort rijdende huiskamer met vriendelijke, welgemanierde mensen. Gewapend met Frieda Klein installeren wij ons voor dit ritje. Vandaag is het immers een eitje hadden we vanochtend besloten. In de trein is één Frans gezin aanwezig, met één Frans – overigens best gemanierd kind. Deze mensen gedroegen zich keurig, maar desondanks slaagt dit jongetje erin meer lawaai te maken dan de hele kogeltrein bij elkaar. Hij is bovendien bezig een croissantje in zijn giechel te schuiven, met als gevolg dat zijn zitplaats en de gang rondom hem bestrooid zijn met croissantresten met jam. Tevens slaagt Pa Fransman erin zijn koffie om te stoten zodat het een chaos voor ons wordt. De Japanse gebruiken van je gedeisd houden en niet eten, althans geen rommel maken, zijn zo slecht nog niet. In Europa zou dit gezin hoog scoren op manieren, in Japan zouden zij troosteloos onderaan hangen in de maatschappij, vrees ik. In ieder geval slagen ze erin meer troep en herrie te produceren dan een hele trein Japanse forensen. Inmiddels zien we Osaka keurig op schema naderen; we zijn trots op de planning. Een enorme vloed van huizen, fabrieken, flats en golfafslagplaatsen op garages trekt aan ons voorbij. Best groot, dat Osaka. Het wordt half tien, kwart voor tien en tien uur. We bevinden ons nog steeds in Osaka en reizen met gemiddeld 200 km per uur. We worden nu toch wat zenuwachtig, wellicht is deze dag toch minder een eitje dan wij dachten. Lam-san kijkt nerveus om zich heen, zijn boek is bijna uit en we zijn er nog steeds niet ... het vliegveld is toch wel echt in Osaka? Enig bladerwerk in de papieren stelt ons hierin gerust. Om half elf krijgen we het best warm en hebben we het gevoel heel Japan doorgereisd te hebben. De gebouwenzee van Osaka vertoont echter geen enkele zwakheid. Tenslotte zien wij om kwart voor elf dan toch de contouren van het vliegveld, zodat we uiteindelijk om elf uur het vliegveld inrazen, ruim op tijd voor onze vlucht van 11.50 hours sharp ... Weer een bewijs dat de omvang van de steden in Japan niet te vergelijken is met de stadjes die we in Nederland zo’n beetje hebben. Het voordeel van wat aan de late kant zijn, is op vliegvelden altijd dat je de verloren tijd snel inhaalt. Inchecken en door de douane gaat zeer spoedig. Je reisgenoten zijn immers al lang weg en wachten zenuwachtig op je in muffe wachtlokalen. Wij hebben echter geen wachtrijen, kunnen relaxt nog wat Yennen wisselen en komen opgeruimd en uitgerust achteraan sluiten. Is ook niet erg, want de meerderheid is al binnen, dus kun je snel opschieten. We volbrengen de drukke maar relaxte vlucht met verve, goed verzorgd door onze pastelkleurige stewardessen. Prima beenruimte ook, bij Korean Airlines, ondanks het feit dat Koreanen gemiddeld 1 meter zestig zijn. We zijn klaar voor de volgende missie, dat is het beperken van de taxikosten van 75.000 Wonnen naar 30.000 Wonnen. De tegenwaarde in euri zullen we hier niet vermelden om het thuisfront niet ongerust te maken. We charteren een bus die ons keurig afzet 106
bij Gangnam Station, lekker goedkoop ook. Gangnam Station is “in de buurt” van ons hotel. Een Aziatisch “in de buurt” betekent echter een cirkel van 10 kilometer, blijkt. We lopen wat af om die ene zijstraat naar het Muggenhotel te vinden maar tevergeefs. Zelfs Guus H. biedt geen uitkomst. Niet bang om contact te maken met de lokalen, schieten we een bomvolle Koreaanse apotheek binnen. Een korte blik op de voorraad leert mij dat het begrip “medicijn” hier ruim uitgelegd moet worden. Het is meer de winkel van de lokale Malle Pietje. Bovendien wordt de apothekersstudie in Korea niet in het Engels gegeven, want zelfs een beetje Engels is er niet bij. Dat wordt echter geheel goedgemaakt door Aziatische hulpvaardigheid. Uiteindelijk belt de pillendraaier het hotel voor advies. Er ontspint zich een gesprek dat ondersteund wordt door gebaren en tekeningen van 45 minuten. Uitkomst: neem maar een taxi en vraag het daar maar aan. Best een heldere conclusie na 45 minuten woordenbrij! Taxi dus maar die ons tenslotte aflevert na nog een aardig ritje bij ons Muggenhotel. Kosten wel degelijk gedrukt, ook vier uur verder. De afweging van het nut hiervan laten wij graag aan de oplettende lezer. Een hernieuwde inspectie van het hotel leidt tot een bezoek aan de Gym. Collega Verhoeven wil zeker gaan sporten om aan zijn verwaarloosde, maar toch atletische lijf te gaan werken. We gaan het zien ... We plannen de stadstour voor morgen om Seoul uitgebreid te beleven en lopen tegen een probleem aan: de voorraad Wonnen slinkt te snel. En pinnen is in deze moderne stad even niet goed mogelijk ... We spreken de creditcard aan van de rijkaard uit Nijnsel, wat best spannend is. Bij betaling mag je zonder enige code je handtekening krassen op het schermpje van een soort van pinautomaat en dan zou het goed moeten komen. Creditcard dus maar niet verliezen dus… De veilige eter Verhoeven wil zich ’s avonds op zijn no risk-kip storten in hetzelfde restaurant als een week of twee geleden. Moeiteloos lopen we deze tent binnen om aan de hand van de menukaart te constateren dat het toch een geheel andere locatie betreft. Wel een mooie gelegenheid om de Koreaanse BBQ te proeven, de “bulgogi”. In het midden van je tafel wordt een luik geopend en heb je je eigen BBQ-oven voor je. Vervolgens doen we een symbolische poging om ons eigen vlees te barbeknoeien waardoor een bezorgde, charmante dame ons vlees komt bereiden. Tegen zoveel onkunde is zij blijkbaar niet bestand. Verder verschijnen allerlei aparte bijgerechten. De veilige eter bekijkt het met argwaan en voert een achterhoedegevecht met de stokjes. Het blijkt een prima maaltijd met evenzeer prima bier! Koreaans natafelen bestaat niet. We zien om ons heen constant gezelschappen bestellen, eten en in rap tempo de tent verlaten. Dit onder dwang van serveersters die je bord al opruimen als je het amper leeg hebt. Wij kunnen dit natuurlijk niet accepteren en blijven onder het genot van een goed gesprek en de nodige vloeistof gewoon twee uur zitten. Verbijsterde blikken om ons heen. Uiteindelijk belanden wij in een ditmaal mugvrij hotel Grammos. We kunnen natuurlijk pas slapen als de voetbaluitslagen uit Nijnsel binnen zijn. Dat lukt uiteindelijk zodat wij in dromenland op weg kunnen naar de laatste echte reisdag in Korea. Misschien was vandaag toch niet zo’n “eitje”...
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
107
Religie. Na je dood kun je alles rustig op een rijtje zetten. We ervaren elke dag al dan niet aan den lijve dat religie op een verkeerde manier beleden tot traumatische situaties leidt. Dat is overigens niet iets van ‘deze tijd’, maar dat ongerief gaat al eeuwen terug. De christelijke kruistochten zijn daar een goed voorbeeld van, al zal de term ‘extremisme’ destijds nog niet in de Dikke van Dale hebben gestaan. In Japan had en heeft men een ‘unieke (oer)godsdienst’: het shinto-
Ook het shintoïsme kent zijn heiligdommen
ïsme. Uniek omdat het alleen in Japan tot bloei kwam en dat ergens
met, vaak, ‘parttime priesters’. Vroeger waren
in de 6e eeuw voor Christus. Over het hoe en waarom van het shin-
dat een soort ‘voorraadschuren’. Later echter
toïsme wordt niet overal hetzelfde gedacht. Maar wat maakt het uit?
kregen de heiligdommen toch steeds meer
Eén stroming is van mening dat ‘men’ een tegenhanger wilde voor het
het gezicht van een tempel, ofschoon wel
Boeddhisme. Het is maar wat je wilt geloven. Ook zijn er mensen die
gedrenkt in soberheid. Veel zijn geschilderd
het woord shintoïsme verafschuwen en het willen vervangen door
in vermiljoen kleuren, dan heb je altijd een
shinto. Er loopt zelfs een geschil met de reeds genoemde corpulente
shinto-heiligdom te pakken. Er zijn echter ook
heer Van Dale uit Sluis die vooralsnog weigert het woord ‘shinto’ in zijn
niet geschilderde heiligdommen die eveneens
woordenboek op te nemen.
bij het shinto behoren. De heiligdommen van
De goden of (natuur)geesten die binnen het shintoïsme een rol spelen
het boeddhisme en het shintoïsme gingen
noemt men ‘kami’, een verzamelnaam. Hachiman is bijvoorbeeld de
dus steeds meer op elkaar lijken (er zijn er in
kami van de Oorlog, dus een oorlogsgod is door de eeuwen heen altijd
Japan zo’n 160.000 te bewonderen!), zij het
belangrijk gebleven, dit in tegenstelling tot goden die iets met vrede
dat deze laatste ‘jinja’, in het Engels ‘shrine’,
hadden. Ook hij moet het echter afleggen tegen de meest aanbeden
wordt genoemd (geen Nederlandse vertaling
kami, namelijk de zonnegodin Amaterasu. Opvallend is dat het shin-
voorhanden, die Dikke uit Sluis is niet goed
toïsme geen stichter kent, geen heilig boek, geen dogma’s. Dat heeft
bezig!) en altijd voorzien is van een rode poort
te maken met het feit dat deze religie vanuit het volk is gegroeid en
van twee palen met daarop twee dwarsbal-
uiteindelijk heeft postgevat. Het aantal kami’s is niet te tellen want
ken (‘torii’). Daarachter begeef je je op heilige
zij kunnen voorkomen in grotten, bomen, een waterval, de maan, een
grond. Zoals in zo veel andere godsdiensten
steen, ja, waar niet? Men veronderstelt dat er talloze anonieme kami
wordt ook hier de religie ‘ingezet’ voor het
in de natuur hun domicilie hebben.
vragen om geluk, genezing voor een zieke, de
Een belangrijke rol door de tijden heen is weggelegd voor de ‘voorou-
gezonde geboorte van een baby, het zonder
derskami’. Als mensen zijn overleden treedt de kami automatisch uit
ongelukken bouwen van een huis, het succes-
het lichaam en voegt zich bij een groep andere. Deze kami worden ver-
vol afleggen van een examen.
eerd door de kinderen en krijgen op het huisaltaar (kaminada) allerlei
In de praktijk van alledag zijn het boeddhis-
offers aangeboden, met name bij ‘speciale gebeurtenissen’. Onder het
me en het shintoïsme steeds verder naar el-
motto ‘voor wat, hoort wat’ bieden de kami op hun beurt de kinderen
kaar toe gegroeid en in elkaar vervlochten.
bescherming tegen onheil. De uitgetreden geest blijft nog 33 jaar ac-
De verschillen worden dus ook kleiner. Eén
tief. Dan volgt er nog een laatste eerbetoon, voordat hij opgaat in de
groot verschil blijft echter onverkort over-
anonimiteit.
eind: het shintoïsme wordt met name beleefd
108
voor het leven, terwijl het boeddhisme zich duidelijk meer richt op het leven na de dood. Het leven is meer een tussenschakel, een lastige tussendoortje, waarbij je wel bonuspunten kunt verdienen om het leven na de dood nog wat meer franje te geven. Trouwen doe je op ‘z’n’ shintoïtisch en als je je laatste adem uitblaast, dan komen de boeddhistische rituelen om de hoek kijken, omdat je toch graag een beetje wilt doorleven, maar dan op een andere plek. Het shintoïsme is lang de staatsgodsdienst geweest van Japan, van 1868 tot 1946. In dat jaar werd het shintoïsme ‘verboden’ door de Amerikanen (keizer Hirohito was aan de macht). Heel apart overigens dat een ander land jouw godsdienst kan verbieden! Het had natuurlijk wel een bepaalde achtergrond. Japanners dachten namelijk dat de keizer rechtstreeks afstamde van de reeds genoemde kami Amaterasu, de zonnegodin. Hij was een ‘ikigami’, een levende kami. De keizer liet zich dat natuurlijk met alle plezier welgevallen, want alles wat hij verordonneerde werd klakkeloos nagevolgd en uitgevoerd. Het strakke militarisme is hier een duidelijk voorbeeld van. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook de Japanse jeugd anders tegen de godsdienstbeleving aankijkt dan hun (voor)ouders. Japanse jeugd wil nog wel meegaan met het Boeddhisme op moderne leest geschoeid, maar het shintoïsme wordt vaak niet (meer) serieus genomen. Een god die door een rijstveld rondstruint en onder een steen kruipt om daar zijn potje te koken en zijn dagen te slijten, dat gaat veel jeugdigen anno 2014 toch te ver. Ook zullen zij niets hebben met het quiëtisme, het zo veel mogelijk afstand nemen van de wereldse drukte met al zijn verleidingen. Zij zitten er het liefst middenin, willen niets missen! Sterker nog, voor een deel zijn zij zelf de veroorzakers! Het boeddhisme en het shintoïsme hebben als religies in Japan het heft stevig in handen. Het aantal andere religies dat wordt beleden (christendom, taoïsme) mag nauwelijks naam hebben.
109
110
Maandag 27 oktober
De hoogste Buddha in rang komt uit de Achterhoek Inmiddels is het tijdverschil met Nederland opgelopen tot acht uur. Dat is de schuld van genoemd land, want hier is niets veranderd. Hier in Korea is het weer volop vooruit, hurry up. Dan ga je in elk geval niet je klok een uur terugdraaien, zelfs geen uur. En zo kan het gebeuren dat ik ‘app’ met mijn zoon, allebei zittend op de rand van ons bed. Hij staat (zit) op het punt om zijn bed in te rollen na een lange derde helft bij ‘Nijnsel/TVE Reclame 1’, (16.15 uur – 00.15 uur) en ik sta op het punt om het douchewater te testen en aan een nieuwe dag te beginnen. In tegenstelling tot onze eerste nacht hier heeft de Koreaanse steekmug zich afgelopen nacht niet aan ons verlekkerd. Toen golden we nog als een exotische smaaksensatie, zo vaak ging er die nacht de angel in. We gingen destijds nog op muggenjacht en dat mogen we achteraf gezien rustig als onze grootste historische fout beschouwen ooit. Zeg maar gewoon blunder. Want, Buddha kan letterlijk in alles aanwezig zijn, een bloem, een boom, een wolk, een rots, een mug ... Dus als je een mug van het leven berooft, dan heb je mogelijk ook aan (een) Buddha het leven ontnomen. Griezelige gedachte. Voor de afwisseling gaan we in ons hotel ontbijten. Het ontbijt dient in de regel apart te worden voldaan. Einde ontbijt 09.00 uur, dus je krijgt er in elk geval geen brunchgevoel bij. Tegen half negen worden we (opnieuw) door te veel bedienden ontvangen, temeer omdat we de enige ontbijtgasten zijn. We hebben ruim een half uur de tijd. Er is geen ontbijtbuffet, er wordt ons echter wel naar ‘voorkeuren’ gevraagd. Voor de afwisseling gaan we dit keer voor een aantal ei-varianten. Vervolgens krijgen we een bord ‘groenvoer’ (is het soms Werelddierendag?) met wat strepen bosbessenyoghurt erover en een handvol amandelschaafsel. Niet veel later verschijnen er twee borden champignonsoep op tafel. Tons humeur klaart nog verder op, want hij weet dat deze allebei voor hem zijn. Ik walg van die muffe paddenstoelen. Misschien heeft hij ze vanmorgen al stiekem besteld. Op de achtergrond zien we enkele koks druk in de weer. Het ziet er allemaal goed uit, het ruikt goed (op de soep na), de bediening is hartelijk. Kortom, wat de rest van de dag ook moge brengen, het begin is ijzersterk. Dan komt er een jongeman binnen, zwarte bril, jas aan, boekentas op de rug. ‘Verhoeven/Van Dijk, room 902?’ Waar bemoeit hij zich mee?! ‘Yes.’ ‘Bus is waiting!’ Bus is waiting?! Negen uur hadden we toch afgesproken?! Hij gooit behoorlijk wat roet in het Koreaanse eten! ‘Five minutes,’ zegt Ton die zich (te) snel gewonnen geeft. Die hebben we nodig om de niet-begrijpende bediening tot rust te manen, inmiddels door paniek bevangen. Daarna moeten we ons nog naar boven spoeden om wat attributen bij elkaar te rapen. We hebben angstbeelden van 48 zeer boos en vol onbegrip kijkende mede-toeristen vol grommend ongeduld in een bus. Hij staat ons beneden bij de lift al op te wachten. Onder het telefoneren troont hij ons naar een busje voor het hotel, een chique ‘van’, waar we hallo zeggen tegen de chauffeur en vertrekken. Waarschijnlijk weer naar een afzichtelijk grote terminal om vervolgens daar opnieuw in een andere bus te worden gestopt. Echter niets van dit alles! We zijn JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
111
blijkbaar de enige twee deelnemers aan deze ‘morning tour’, zeer exclusief dus! We hadden eerst nog het idee om voor een dagtour te kiezen, maar daar was op onze inmiddels aardig vol lopende harde schijf geen plaats meer voor. De sympathieke jongeman, ‘call me Philip’, legt zo’n beetje uit wat we kunnen verwachten. Jammer dat je in een miljoenenstad in verhouding altijd veel tijd kwijt bent om je te verplaatsen in het verkeer. Seoul, twaalf miljoen inwoners, maakt daar geen uitzondering op. Lang geen jam gezien, maar nu mogen we toch proeven aan een ‘traffic jam’. En erg wennen aan de discipline van het verkeer, of beter gezegd, het gebrek daaraan. Twee weken geleden leek het een stuk beter gesteld met de discipline, maar we realiseren ons dat we van het zeer gedisciplineerde Japan af komen, waar bijvoorbeeld niemand van de honderden wachtende voetgangers er ook maar een seconde aan denkt om één teen op het zebrapad te zetten voordat het ‘groen’ is. Je zit hier wat betreft verkeersgedrag zowat tussen Europa en Japan in. Ook jammer dat ik door de onverwachte consternatie vanmorgen me niet heb gerealiseerd dat het nu buiten wel eens koud zou kunnen zijn en dat ik misschien beter een trui had kunnen meenemen. Jammer! Maar het ziet er wel stoer uit en je hebt veel bekijks….. Philip vertelt dat Zuid-Korea zo’n 48 miljoen inwoners rijk is, dus viermaal Seoul. Ongeveer driemaal Nederland en samen met Noord-Korea komen we op 80 miljoen Koreanen uit. 70% bestaat uit bergen, vandaar dat er driftig in de hoogte wordt gebouwd. Onze eerste stop geldt, wie had anders verwacht, een tempel. Daar hebben ze echter een stilstaand bloemencorso omheen aangelegd! Tienduizenden chrysanten in potten, maar ook verwerkt in bloemstukken in allerlei varianten. Heel bijzonder. Voerkleur geel, maar er zijn ook roestbruine variëteiten. Prachtig. En de zon maakt het allemaal nog een stuk fleuriger. Een soort Buddhistisch Allerzielen. Philip vertelt dat de Koreaan wel Kerst viert, maar dan voornamelijk als feestelijke vrije dag. Het Kind in de kribbe komt niet in beeld en ook de Drie Koningen zullen hier geen ster in de duisternis ontdekken die hen voorgaat. In de tempel staan drie majestueuze, gouden Buddha’s naast elkaar te pronken. Om hen heen tientallen mensen knielend op een kussen. Ze bidden, prevelen en buigen dat het een lieve lust is. Ook wordt er uit boeken gelezen, iedereen is lekker bezig op z’n eigen kussentje! Nee, die Buddha is hier in Azië toch echt een grote Meneer/Mevrouw, telt talrijke aanhangers. Het paradijs zal best wel groot moeten zijn, bedenk ik me, misschien ook wel met wolkenkrabbers. Of zal het ook daar druk zijn, maar de toegangspoort nauw (Lucas 13, 22-30)? Ton luistert veel, ik knip meer en luister minder. Onderweg vanuit het ‘Koreaanse Zundert’ naar de volgende stop komen we langs het presidentiële paleis. We vangen er een glimp van op: een groot, tempelachtig huis in een prachtige, blauwe teint, omgeven door een indrukwekkend grote tuin, idem hekwerk en bewaking. We komen aan bij de ‘shrine Dongmyo’. Onze gids moet zijn autoriteit nu overdragen aan een andere gids die het hier waarschijnlijk voor het 112
zeggen heeft, op ‘haar domein’. Philip haalt onderweg even een betaalautomaatje voor de dag om midden op het trottoir tussen honderden passanten ‘even met de creditcard de excursie af te rekenen’. Want stel je voor dat we straks per abuis de verkeerde kant van het park uitlopen ...Het zou ons zo maar, zonder kwade opzet overigens, kunnen overkomen. Aan alles is blijkbaar gedacht. Philip neemt voor een uur afscheid van ons en legt ons lot in de charmante, en later zal blijken ook professionele, handen van een vrouwelijke gids die met haar microfoontje en versterker goed is te verstaan. Ze praat rustig en duidelijk, heeft er zin in en werkt veel met haar gemanicuurde handen. Ze heeft een soort kimono aan, waarschijnlijk ook gestoord tijdens het ontbijt. Er zijn nog zestien andere belangstellenden die in haar kielzog proberen aan te haken. Ofschoon dit lommerrijke gebeuren op de UNESCO Werelderfgoedlijst prijkt, zijn er voor zover we kunnen zien geen bezoekers te ontwaren! Mooi complex, mooi gelegen ook. Misschien heeft iedereen het al ooit gezien. Wat ik ervan heb begrepen, is dat er de nodige koningen hebben geleefd, hier ook het leven lieten en vervolgens elders aan de gezegende aarde werden toevertrouwd of aan de likkende vlammen prijsgegeven. De voerkleur is donkerrood. Gezien het mortuariumachtige karakter verder niet al te veel uitbundigheid. Over alle brede zandpaden loopt in het midden een smalle steenstrook. Voor een argeloze toerist is het absoluut not done om je op die stroken te begeven, omdat daar vroeger de geesten, de ‘spirits’, overheen hebben gewandeld. En volgens mij is een geest niet aan een sterfdatum gebonden, zodat je, als je het niet treft, hen ongewild voor de voeten kunt lopen. En dan delf je het onderspit. In Korea wordt er bij een overlijden tussen de 27 en 36 maanden gerouwd. Dus als je jong bent, veel ooms, tantes en oudere neven en nichten hebt, dan ben je zowat je hele leven in de rouw! De gids vertelt exclusief tegen mij dat ze jaren in Amerika heeft gewoond en dat ze nu ook serieuze plannen heeft om volgend jaar voor ’t eerst Europa aan te doen. ‘Which countries?’, breng ik in. Ze somt moeiteloos zowat alle Europese landen op, behalve ...! Als ik haar daar mee confronteer, wordt ze helemaal blij: ‘Holland! Guus Hiddink! We love him!’ Liefde is ook hier (steke)blind. En iedereen maakt fouten. Maar bij Ton moet je toch wel heel erg goed zoeken ... Straks dreigde ze nog boos op mij te worden, toen ik vroeg of het Koreaans (heel) misschien was afgeleid van het Japans. Ik heb altijd geleerd dat er geen domme vragen zijn, maar er zijn blijkbaar toch uitzonderingen ... Er stak echt een lichte verontwaardiging bij haar op. ‘Hoe kom je daar nu bij, sukkel?,’ zie ik haar denken. Ze valt even uit haar rol. Nee, Korea en Japan worden nooit vrienden. We mogen nog even wat rondstruinen en fotograferen. ‘See you in seven minutes.’ Niet over vijf minuten, net als bij ons gebruikelijk, maar zeven, een soort geluksgetal, mede omdat het niet deelbaar is. Vier is hier een ongeluksgetal, ons hotel heeft ook geen vierde etage. En ik dacht ook al geen ‘negen’. Heeft te maken met dood en pijn. Twee cijfers die worden doodgezwegen. Anders zoek het zelf even op! JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
Er zitten ook twee jonge Parisiennes in de groep. Volgens mij sporen ze niet helemaal, maar misschien denken ze dat ook wel van ons ... Ik ben echter even de Franse term voor 'sporen' kwijt, dus ik kan ze er niet mee confronteren. Ze hebben een konijntje (petit lapin) en nog een ander klein stoffen frutseltje bij zich. Bij elke foto die ze maken, en dat zijn er veel, moeten die twee op de voorgrond. Elke gek heeft zijn gebrek, toch?
113
Het schijnt hier allemaal zo’n beetje te zijn begonnen in 1608. En, volgens mij heb ik het al eerder ergens vermeld, het hele handeltje staat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Nu het Draaiend Huis in Tilburg nog, dan is de lijst vol en staat er zowat alles op. Een prachtig lang gebouw van maar liefst 101 meter met negentien kamers voor de voormalige koningen vormt het onvolprezen hoogtepunt van dit kostelijke monument, waar ik ook al niet uitgekeken raak op de prachtige bomen in geel en rood. Na precies een uur vallen we weer in handen van hoofse Philip. Er zijn in Seoul volgens zijn zeggen vijf voormalige paleizen en wij gaan er één van bezoeken: ‘the best reserved’. Het zal niemand verbazen dat dat het Gwanghwanum paleis wordt, zo’n beetje opgeleverd in 1395. In tegenstelling tot waar we vandaan komen, is het hier een drukte van jewelste. Indrukwekkende mensenmassa. Ton zal toch niet denken...?! Het is er echter ook groot, zodat niemand onder de voet wordt gelopen. De zon is wat sterker geworden inmiddels, zodat het (plof)kippenvel mij inmiddels heeft verlaten. Wel (veel te) veel snaakse scholieren die hier, in flagrante tegenstelling tot hun oosterburen, een redelijk schrijnend gebrek aan discipline aan de dag leggen en elkaar schreeuwend achterna zitten. Ze hebben gisteren blijkbaar weer veel te veel Red Bull gedronken. Maar goed, ook een Koreaanse scholier wil natuurlijk niet op zijn Japanse evenknie lijken, in niets! Samen met Philip kijken we wat rond waarbij hij een en ander vertelt, uitlegt en toelicht. Een ouderwetse keizer blijkbaar met slechts één vrouw en elf concubines. Tegenwoordig huur je een Joegoslaaf in als je uit bent op het leven van een collega-crimineel, maar in de tijd van de keizers was dat een stuk moeilijker. Die zaten opgesloten achter dikke muren in enorme paleizen. De enige manier om ze voorgoed een toontje lager te laten zingen was ze te vergiftigen. Als deze dan toch een keer onverwacht het Koreaanse loodje legde, dan sneden ze zijn maag open en voerde de inhoud ervan aan een kanarie. Als deze vervolgens ook zijn hoogste lied niet meer ten gehore bracht, dan kwam de Koreaanse Peter R. de Vries in actie. Hij kon dan op zoek naar de dader, als hij het zelf al niet was. Volgende statie, de tijd schiet op. Time flies when you’re having fun en je het niet meer koud hebt. We worden min of meer gedwongen een edelstenen/amethystenwinkel te betreden. Een vrouw, strategisch opgesteld, wacht ons op. Zij handelt natuurlijk met voorkennis, wat blijkbaar hier niet strafbaar is. Zij begroet ons uitermate hartelijk en benadrukt de kracht en de schoonheid van de edelsteen in het algemeen. Het wordt trouwens onze ‘lucky day’, want alleen vandaag is er sprake van een serieuze maandagmorgenkorting op vrijwel alle artikelen. Ze neemt op haar ronde haar telmachine mee en troont ons mee langs de meest indrukwekkende, voornamelijk blauwe, stenen. Verfijnde stenen tegen verfijnde prijzen, ook al is de speciale maandagmorgenkorting er al af. Ze laat me even later op haar telmachine een aantrekkelijke prijs zien voor een prachtig crucifix (‘You are Christian? Me too!’). Als het zo uit komt zal ze ook wel bij de orde horen van de Vrije Metselaars of de Bovenmatig Gereformeerden. Had ik een minaret om mijn nek hangen, dan was ze moslima geweest en had ze ergens een hijab vandaan getoverd. Het getal bleek echter de korting te zijn. Alles ‘for your wife’, weer een vitrine vol. Maar die slaapt nu nog. Oorbellen, hangers, armbanden, halskettingen en colliers die met een beetje vouwen en trekken in vier verschillende vormen tevoorschijn komen! Hoe heette de vrouw van Fred Kaps ook alweer? Ze laat ons duizend dingetjes zien, duizend prijskaartjes, duizend brutoprijzen en duizend prijzen met korting. Een best wel vermoeiend bezoek. Meerdere glimlachende dames en geen klanten. We zitten dus als het ware in de val. Philip is in geen Koreaanse velden of wegen meer te zien. Die duimt voor zijn provisie. We gedragen ons als echte Nederlanders: ‘wel kijken, maar niet ...!’ Ton zorgt 114
voor een pakkend slotakkoord: ‘ze deed me te veel denken aan Cruella DeVil ...’ En we moeten nog kaartjes kopen voor de metro want ook nu worden we opnieuw niet bij ons hotel afgezet, maar in een ‘interessant handcraft en aardewerkstraatje’. Philip zegt nog wel hoe we van het straatje naar het dichtstbijzijnde metrostation kunnen lopen. Precies half een nemen we afscheid en beginnen we aan ons straatje. Vervolgens naar het metrostation. We stoeien wat met de ticketautomaat en jawel, na wat duw- en trekwerk en de tijdige aanvoer van wonnen, spuugt het apparaat uiteindelijk twee kaartjes uit. We hopen in het bezit te zijn van twee enkeltjes ‘halte Yeok sum’. Eerst de oranje lijn, daarna de groene. Hele grappige metro trouwens! Je staat als wachtende achter één lange ‘plastic wand’. Je ziet dus geen trein, kunt ook niet van het perron af. Er volgt een klingeltje, de deur schuift open, men stapt uit en in. Als je Japan gewend bent is het uitermate rustig hier, ofschoon hier toch sprake is van een zeer uitgebreid metronetwerk. We hebben helaas geen getuige(n) maar we rijden in één keer goed. Sterker nog: toen we weer eens op zijn zieligst op het perron lethargisch stonden weg te staren, schoot er een Koreaanse dame op ons af die hulp wilde bieden. Ze zag de noodkreet in onze ogen. En wat geschiedt? Ze wijst ons de verkeerde kant op! Het moet de duivel zijn die ons tart. Maar we hebben haar tijdig door, negeren haar advies en komen, zoals gezegd, best wel meteen goed aan. Boven aangekomen wordt het weer een ander verhaal en grossiert Seoul in veel verkeersaanbod en dozijnen wolkenkrabbers, hoge kantoorgebouwen, winkels en veel voetgangers. Zo’n metrotrein zet je in de regel nooit af voor je hotel. We menen echter wat herkenningspatronen te zien van twee weken terug en gaan op goed geluk op pad. Aangezien niemand zonder geluk wel vaart, krijgen ook wij op onze ‘laatste Azië-dag’ een portie geluk in de schoot geworpen en lopen de goede kant in en krijgen daarbij hotel Grammos in zicht. Langere tijd van voedsel verspeend, komen we snel terecht bij ‘Paris Baguette’. Ook een prettige ervaring van twee weken geleden. ‘Nep.’ Ton. Het ‘minder goed spul’ ziet er allemaal wel ernstig verleidelijk uit, de grens tussen goed en slecht is flinterdun. Er staat echter bijna overal ‘organic’ op, zelfs op de puddingbroodjes en de roomsoezen (Of zou het alleen voor de verpakking gelden die overal omheen zit?). We werken met plezier een en ander naar binnen en voelen ons al snel organic. We slaan op ons gemak de bedrijvigheid van de kwebbelende dames gade en doden zo een deel van onze tijd. Ergens midden op de middag legen we ons dienblad en zien we de dames opgelucht ademhalen. Ze roepen net iets te gretig ‘goodbye, have a nice day.’ Moeten we dit incident melden aan Guus? Gisteren drukte ik (het kon niemand anders zijn geweest want ik stond als enige in de lift) blijkbaar op de verkeerde knop, stapte kordaat uit en poef, zat ik in de basement en stond ik oog in oog met een keurige selectie fitnessapparaten. Alle aanleiding eigenlijk om op de vlucht te slaan, maar de lift was alweer weg. Daarom toch maar even rondgekeken en me verlekkerd aan twee zeer professionele loopbanden, voor insiders of mensen die op het punt staan een slordige vijfduizend euri te investeren in een zeer fatsoenlijke loopband. Het is de Eunsung T 61. Roomwit en gestroomlijnd als een Japanse superieure snelheidstrein. En dan weet je het wel: love at first sight. Daarom leen ik de schoenen van Ton die met drie paar sokken nog steeds een paar maten te groot zijn, pak een T-shirt en was zo slim om net voor vertrek naar het Verre Oosten achteloos een korte loopbroek in mijn koffer te mikken. Toch een kenmerk van de echte sportfreak ... Op dit moment dus, met enige improvisatie, ‘ready to take off’. Na een minuut of vijf, het lijkt haast op afroep, neemt een jonge vrouw bezit van de andere loopband. Ton zou haar een meisje noemen. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
Op de kamer aangekomen telefoon van het management. Eindelijk. Ton wordt uitgebreid bevraagd over het ontbijtincident van hedenochtend. We hebben het vanmorgen wel snel allemaal even uitgelegd, maar vergaten gemakshalve even dat 'ja knikken' meestal 'ik niet begrijpen' betekent. Er worden over en weer uitgebreid excuses aangeboden. Morgenvroeg doen we het nog een keer over. Speciaal voor ons wordt er om half negen een tafel gereserveerd, terwijl de andere waarschijnlijk leeg zullen blij ven ...
115
Tussen ons in, schuin voor ons, een groot maar vooral lawaaierig plasmascherm. Dat schijnt er tegenwoordig bij te horen. De vrouw/het meisje is een ADHD-ertje, want de ene minuut raadpleegt ze haar iphone en de volgende zet ze een andere TV-zender op. En zo gaat dat heel lang door. Heet dat niet neurose? Zo krijg je de tijd ook vol. Ze doet alleen aan de warming up want de snelheid wordt niet opgevoerd. Op haar linkerarm zit een tattoo, waarschijnlijk een buddha, maar dat kan ik niet goed zien. Ik doe wat aan intervallen en werk een dikke 430 calorieën van mijn lijf. Shirt nat, wat rekken en strekken, paar bekertjes water. Als je niet beter weet, ben ik wel heel professioneel bezig. Beetje afdrogen en dan weer naar boven. Een illusie en wat calorieën armer. Buiten lopen geeft toch duidelijk wat meer voldoening met weidse vergezichten, frisse lucht en geen Koreaanse MTV aan je getekende kop. Nog even de regendans onder de regendouche. Niet alleen het eten is hier ‘very spicy’, maar ook de bodylotion! Ze hadden er wat mij betreft ook ‘midalgan’ op kunnen zetten. Het brandt hier en daar. We gaan vanavond weer aan de kip, zo hadden we al eerder besloten: Kkanbu! Goede ervaringen. Zaakje met een aantal enthousiaste jonge ondernemers, bij ‘ons’ om de hoek. Een stuk of twintig kipgerechten. Tussen de kip door berijdt Ton een ander dier, zijn stokpaardje: ‘joh, wat zitten die meiden (net geen dertig) hier aan het bier!?’. Hij kan er nog steeds niet over uit. Er hangt balorigheid in de lucht. Veel mannen in pak op straat van wie er een aantal zijn vaste tred wat kwijt is. Dit gaat gepaard met lawaai. Ook in de kippenzaak wordt behoorlijk luidruchtig gekakeld. Veel kleine groepen aan tafels die zich met stemverheffing willen laten gelden. Je zou kunnen denken dat er in hoge mate wordt ingenomen, maar dat valt mee. De Aziaat heeft de ‘pech’ dat hij met een wat afwijkende stofwisseling rondloopt. En dat betekent dat de alcohol bij hem/haar sneller zijn/haar werk doet dan bij ons westerlingen. Niet altijd handig. Wel goedkoop. We krijgen beiden een stapel kippen voorgezet. Daar zijn ze hier niet zuinig mee. Een stuk of acht verschillende sauzen en de inwendige mens komt ruimschoots aan zijn trekken. De kippen zijn gloeiend heet, niet van smaak maar van temperatuur. Mannen drinken grote potten bier met daarnaast een glaasje rijstbrandewijn. Het stimuleert de stembanden. En dat allemaal op maandagavond. Een caffeïne-afzakker bij Coffine Gurunaru, huiskleur purper. ‘Place to rest’ staat er links en rechts te lezen, maar dan moet je geen aangeschoten Koreanen binnen hebben. Dan wordt het meer een ‘House of Noise’. Onze voorraad wonnen is geslonken tot onder het vriespunt, maar de creditcard brengt hier altijd uitkomst. Waar je bij ons tot voor kort moest chippen, reken je hier af met de Mastercard. Bij Intratuin staat een bord bij de kassa waar op staat dat je bij aankopen onder de 75 (!) euri niet mag afrekenen met de creditcard. Kneuterigheid ten top. Het is fris buiten, een dun windje zorgt ervoor dat we er even flink de pas in zetten. Met de loopband in gedachten benoem ik me zelf tot de ‘marathon man’. Nu zien we pas dat het kamermeisje een hor voor het raam heeft gezet! Dit om de steekgrage buddhamuggen het hoofd te bieden. Bravo! Dit soort initiatieven kan zonder meer onze goedkeuring wegdragen. We maken ons langzaam maar zeker op voor onze laatste nacht in dit verre deel van Azië. Dit alles in ons knusse tweepersoonsbedje…. Morgen de megatocht naar Amsterdam. Volgens het vliegticket doen we er maar vier uur over ...
116
117
'Ook aan schier eindeloze periodes komt een einde, na een half etmaal. Ik voel de Brandaris onder me wegschieten en zo komen we noord Noord-Holland binnen, op zoek naar Amsterdams beton.'
118
Dinsdag 28 oktober
Terug op vertrouwde bodem of toch niet? Want de trein is redelijk op tijd De nacht is niet bepaald vlekkeloos (figuurlijk gesproken natuurlijk) verlopen. Een klein tweepersoonsbed met Ton ‘op rechts’ geeft niet al te veel speelruimte. Daarnaast was het buiten langere tijd onrustig. Eerst dacht ik nog aan binnenvallende Noord-Koreanen, er werd hard geroepen en gerocheld. Het was best warm op de kamer en op een gegeven moment diende zich een droom aan met een beeldschone geisha die op het punt stond mij het geheim van een eenvoudige goocheltruc te onthullen, totdat Ton met een rake elleboogstoot bereikte dat de geisha zich snel uit de voeten maakte om vervolgens niet meer terug te komen. De gemankeerde stofwisseling zal wel debet zijn geweest aan het luidruchtige dronkenmansgelag. Daar kwam nog bij dat afgelopen nacht de overdadige kip van gisteravond haar ei niet kwijt kon in haar rondgang langs diverse organen, op zoek naar de uitgang die na vandaag niet meer zal zijn omsloten met een verwarmde wc-bril. En misschien nog wel wat naweeën van de ‘spicy bulgogi’ van eergisteren, de ‘barbecued beef’. Een regelrechte ramp, een aanslag op je ingewanden. We zitten net als gisterenmorgen gezellig knusjes met ons tweeën in de ontbijtzaal. Dat is maar goed ook, want er is maar vijf man/vrouw bedienend personeel en twee koks. Zijn ze hier in staking? Of is het soms een door ons gemiste feestdag? Opnieuw de groene salade met bosbessenyoghurt en nootachtigen, champignonsoep en, gisteren dus gemist, een semi Engels ontbijt met scrambled eggs, broccoli, tomaat, spek en stukken worst. Het Engelse deel laten we aan ons voorbij gaan. Per kok één bord, complimenten aan de keuken. Groene thee en koffie. Tussen negen en elf douchen, de bek schrobben, opruimen (eigenlijk niet nodig), scheren, taxi bestellen, herschikken, inpakken, elkaar in de weg lopen, wonnen klaarleggen voor de poets, minibargebruik opschrijven, geld tellen, naar buiten kijken, bijna mijn hardloopshirt vergeten dat Ton gisteren op eigen initiatief (!) heeft uitgehangen, nogmaals vergeefs zoeken naar mijn vork. Ton heeft een beetje feest vandaag want het is ongeveer 25 jaar geleden dat hij de marathon van Athene (uit)liep, afgelegd in ruim vier uur. ‘Maar het was daar wel heuvelachtig.’ Tegen elven beneden, afrekenen, uitchecken, buigen. Taxi arrives. Koffers erin en een dik uur naar het vliegveld. Zonnig maar fris. Langere tijd volgen we de Han-rivier. Aan de oevers geen riet of lisdodden, enkel wolkenkrabbers. Hemelwoningen. Even na twaalven worden we keurig gedropt bij de terminal van ‘Korean Airlines’. De bekende rituelen op een groot, internationaal vliegveld. Tot mijn teleurstelling mag ik mijn schoenen aanhouden. Ik ben er met al dat tempelshopping behoorlijk handig in geworden, al zeg ik het zelf. We moeten op een speciaal daarvoor ingericht plekje vijf minuten wachten. Als we binnen die tijd niet in de kraag worden gegrepen, dan mogen we weer door. We worden in die tijd waarschijnlijk in alle computers ingevoerd en gescreend. Na een kwartiertje zegt Ton: ‘De vijf minuten zijn voorbij.’ Hij heeft op Curacao gewoond. Hij gaat creatief inkopen doen met zijn laatste vierduizend won. JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
119
Lange vliegreizen zijn altijd een straf. Aan boord is doorgaans wel een zitplaats voor het trombosespook. Buddha stelt ons op de proef en wil haar gezag ook in dit vliegtuig nog steeds laten gelden. De stewardessen deelden straks slippers uit. De overdosis Koreanen trekt ze aan, maar wij niet. Een vliegtuig is nu eenmaal geen tempel of museum, zo luidt onze stelling. En van ons geloof vallen is niet ons ding.
120
Ik verwacht hem terug met twee volle tassen, maar slechts één cappuccino was zijn deel. De koers van de won is niet meer wat hij geweest is. We zitten bij een gate waar de helft van de wachtenden naar Amsterdam gaat en de andere naar Jinan, een Chinese provinciehoofdstad. Opletten dus. Al is China geen verkeerde bestemming, zo is onze ervaring. Bij de balie staat een man te schreeuwen in zijn telefoon. Die heeft hij eigenlijk niet nodig. De meisjes achter de balie kruipen in hun Koreaanse schulp die niet groot hoeft te zijn. Af en toe neemt een van de meisjes de telefoon over, zij schreeuwen niet. De gate is al enige tijd dicht, maar er wordt niet vertrokken. Iedereen staat naast de schreeuwende man. Ik vrees voor de dakconstructie. Eng. Er lopen medewerkers van Korean Airlines af en aan, ik verwacht eigenlijk elk ogenblik de (K)ME. Wat is er toch aan de hand? Dan snelt de man de roltrap op, samen met enkele medewerkers. Even later wordt het duidelijk: hij komt gestrest maar niet meer schreeuwend terug, in het gezelschap van zijn jonge zoon……. We vertrekken redelijk op tijd, rond kwart voor drie. Even een aanloopje en Ton declameert met enigszins omfloerste stem: ‘we zijn los van Koreaanse bodem’. Prachtige woorden. Alleen Ton kan dit soort filosofische teksten bezigen. We gaan er maar van uit dat we naar het westen vliegen, daar waar meestal de zon ondergaat. Elf uur en dertig minuten zuivere vliegtijd. Er is keuze tussen een Koreaans maal of continental. Ach, waarom niet een keer continental…? Ton zet zijn koptelefoon op en wendt interesse voor muziek voor. De stewardessen lopen af en aan, gebeeldhouwd. Gezichtstrekken, als je ze al ontdekt, geven niets van hun gemoed prijs. Is dat de aantrekkingskracht van de Aziatische vrouw? Geen enkel idee ook hoe oud deze vrouwen (Ton zegt meisjes) zijn. ‘Allemaal verkering,’ zegt Ton, ‘gewild artikel.’ Keurig gekleed in zachte pasteltinten en geen gram te veel. Morgen zitten we weer thuis meteen na het avondeten verlekkerd te kijken naar de vrouwelijke leden van de FNV, de Federatie van Nederlandse Viespeuken, de Patricia’s, de Patty’s en andere fossielen. Af en toe onderweg wat turbulentie, maar niet in de buik. Een rood wijntje verzet de zinnen. Misschien redeneert de piloot ook wel zo ... Ton roept eensklaps: ‘Kijk! We vliegen precies boven Ulaanbaatar!’ Het is de hoofdstad van Mongolië waar we ooit eerder vertoefden, nu ruim tien jaar geleden, en waar we deel uitmaakten van een groep verdwaalde en verdwaasde gasten, zoals een topambtenaar van een ministerie, stedenbouwkundig architect, FIOD-gast, rare chirurg met een nog veel raardere vrouw en een makelaar in zwenkgrassen. En wij dan. Bizar. We zijn er gevormd. Het ‘happy (wodka)hour’ aan boord van de Trans Siberische Express is ons, en later door ons in de arm genomen afkickdeskundigen, nog lang bij gebleven ... We vliegen een heel eind om, ‘boven overheen’. Hoe zou dat toch komen ...? Mannen kijken naar gevechtsfilms op het scherm voor hun neus, de vrouwen en ik naar de onvermijdelijke kostuumdrama’s. Bijna twaalf uur achtereen zitten, zonder bewegingsvrijheid. Ik verlang naar onze tijd in Guantanimo. Ik hoef het allemaal niet uit te tekenen. De hele vlucht moeten de jaloezieën dicht en de lichten blijven uit. Bezopen. We hadden zeker een aantal uur in het licht kunnen vliegen. In het looppad worden volop rek –en strekoefeningen gedaan. Dat geldt ook voor de wachtenden bij de toiletten. De nek wordt voorzichtig losgemaakt en de vingertoppen raken de grond. Ik kijk Ton aan, maar die slaat een keer over ... Bij binnenkomst van ‘the plane’ volop Koreaanse kranten. Nederlandse reizigers spelen blijkbaar geen rol. Het is hun maatschappij, hun toestel en ook in Amsterdam wordt steeds minder Nederlands gesproken, zo ervoeren wij eerder. We werden eerder al uitgemaakt voor Portugezen, IJslanders en Noren. De klompen en tulpenbollen hebben hun beste tijd gehad, evenals aardewerk uit Makkum. Tijd voor iets anders, de marketeers zijn er waarschijnlijk al mee bezig. Misschien speldjes van Sonja Bakker of dildo’s met Vrouw Paaij
erop. Maar goed, alles beter dan het trauma dat ik opliep in de eerste helft van de jaren tachtig in de United States. Toen wist een onnozele American Woman ergens in een van de zuidelijke staten van de VS mij doodleuk te vertellen dat Nederland ‘een provincie was van Duitsland’! Toen ik haar wurgde zag zij nog net kans mij te informeren over het feit dat in Amerika nog steeds de doodstraf bestaat. Dat was haar en waarschijnlijk ook mijn redding. Daarna dronken we samen nog een Budweiser en consumeerden we een very organic muffin met wortel en rozijnen. We hebben afgelopen zomer in Nederland een tsunami aan publiciteit gehad, dankzij de discipelen van heer Poetin, het ging nergens anders meer over. Internationaal, zeker in andere werelddelen, is zo’n incident echter de volgende dag al vergeten, als het al opgevallen is. Een stipje op de horizon, maar daarna weer verdwenen. Mensen hebben andere dingen aan hun hoofd. Nu staat de ‘(ouderen)zorg’ alweer maanden hoog op de nationale agenda, een nationaal politiek item. Wie heeft het er niet over? En dan denk ik weer aan die heerlijke Japanse oudjes die ondanks de gesel van de botverkalking samen in de trein stappen. Vroeger haalden mensen kracht uit het geloof, dat later is vervangen door de farmaceutische reuzen. Mensen willen van niets en niemand meer afhankelijk zijn, maar beginnen meteen te piepen als het lijntje breekt. Elk kwartier kijk ik op mijn horloge en dan zijn er vijf minuten voorbij. Het is al zo’n tien uur donker, daar komen er op tien kilometer hoogte nog minimaal twee bij en straks in Amsterdam nog eens twaalf. Als je nu nog geen Lapland-gevoel krijgt ... Een nieuwe maaltijd komt langs, alleen de bezorgster is een lekker hapje, Koreaanse makelij. ‘Ze krijgen geen rimpels.’ Ton. ‘Ze worden echter wel in één keer oud.’ Als je nou eens zou weten wanneer ... De uren kruipen tergend langzaam voorbij, geketend in seatbelts. Rijst met kip, ananas, water, broodje. Goed bedoeld maar de liefde van de kok vind ik er niet in terug. Ofschoon de sterren al langere tijd binnen handbereik zijn, zijn de Michelin sterren verder weg dan ooit ... Ik kijk met medelijden naar onze Koreaanse medepassagiers; zij moeten nog allemaal een keer terug. Het zijn geen asielzoekers. En nog meer pech: terwijl wij op de heenreis allerlei formulieren mochten invullen, wordt dit voorrecht de Koreanen onthouden. Nederland neemt het niet zo nauw, iedereen is welkom. Ton zou stewardess moeten worden; lijkt me een geweldig gezicht als hij gloeiend hete koffie over de handen van passagiers giet. Veel mensen slapen lelijk. Je zou jezelf eens moeten zien! Daarom durf ik nooit te gaan slapen in een vliegtuig. Is er geen sprookje met een schone slaapster? Dat moet dan echt een sprookje zijn. Helsinki komt eraan. Finland. Net zo groot als Japan, alleen 121 miljoen (!) inwoners minder en dan houd je er nog een slordige vijf miljoen over. Iedereen snottert, snuit, niest, hoest. Nou, dan moet je eind oktober vooral naar Nederland komen. Ook aan schier eindeloze periodes komt een einde, na een half etmaal. Ik voel de Brandaris onder me wegschieten en zo komen we noord Noord-Holland binnen, op zoek naar Amsterdams beton. Binnen een halve dag van gast naar gastheer. Hoe zullen deze mensen Nederland ervaren zonder één fatsoenlijke tempel en een treinconducteur die niet buigt en je liever kwijt dan rijk is? Kan Guus Hiddink (‘we love him!’) die zich als een bezadigde en overvoede buddha in zijn luxe grachtenpandje schuilhoudt, dit ongerief allemaal compenseren? Ik hoop het van harte voor deze mensen die de tulpen alleen maar als bollen in de grond kunnen vermoeden. De molens zijn misschien wel in volle werking en bij mijn weten mag je je schoenen aanhouden als je er naar kijkt. En mocht je je schoenen om welke reden dan ook uit willen doen en onbewaakt achterlaten, dan zul je ze binnen de kortste keren kwijt zijn.
JAPAN. MEER DAN KERSENBLOESEMS
De derde Nicci French staat in de steigers. Een boek zonder echte inzinkingen en een aardig gevonden ontknoping. Waar vind je dat nog?
121
In een fikse novemberstorm zullen de wieken zich op hun best voelen. Zouden de Koreanen weten dat Zuid-Nederland en Noord-Nederland niet meer met elkaar in oorlog zijn en dat we geen gedemilitariseerde zone hebben? Jan Soldaat hangt bij ons een groot deel van zijn tijd in de kazernekroeg en is alleen paraat om zijn tijd in ledigheid door te brengen tegen een riant soldij, dat dan weer wel. Ook de koning kan hen niet ontvangen want die heeft ons zojuist met zijn Argentijnse geisha afgelost in Japan, daar ongetwijfeld genietend van eenvoudige goocheltrucs. De Koreanen kijken vertwijfeld rond: wanneer mogen/moeten wij nu eindelijk eens papieren invullen? Wie we zijn, ons paspoortnummer, onze bestemming, hoe lang we blijven, waar we naar toe gaan, wat we bij ons hebben? Waar worden vingerafdrukken afgenomen? Nee beste mensen, zo gaat dat niet in Nederland! Doe gewoon wat je wilt en je kunt ook gaan en staan waar je wilt. Ton breekt de spanning op het juiste moment met de luide en nu al historische uitroep: ‘Kijk, we vliegen boven Giethoorn!’ Dit steekt iedereen een hart onder de riem. De landing verloopt volgens het boekje en iedereen denkt nu waarschijnlijk aan de stappen die gaan volgen. Het Koreaanse gevoel geeft aan dat we midden in de nacht zijn geland, maar het is ‘bij ons’ slechts half zeven in de avond! Er ligt dus nog een lange lokale avond en nacht in het verschiet! We taxiën vervolgens een minuut of twintig door. Goed dat we nog geen treinkaartje hebben, want we hebben het idee dat we thuis voor de deur worden afgezet. Als eerste bij de bagageband gaan staan is nergens een garantie voor. Als ik me nog schrap denk te moeten zetten voor de douane, staan we al op het treinstation. Nothing to declare. Pauze natuurlijk of net afgewerkt. Als je de Schipholtrein neemt, dan ben je het eerste uur zoet met het luisteren naar medereizigers die hun telefoon vol met vakantiebelevenissen schreeuwen. Slecht weer, slecht hotel, slecht eten, geen busje om ze af te halen, te veel herrie onder het hotelraam, de douches niet meteen op temperatuur, geen verwarmde wc-bril ... Kortom, alles liet te wensen over. De uitgesproken Nederlandse vakantieganger. We vermoeden Turkije en dan voor 200 euro ultra all inclusive. Welkom terug in Holland! Om 21.15 uur stappen we uit in Eindhoven. We blijven dus toch nog lekker even grossieren in grote steden: - Tokyo 28 miljoen inwoners - Seoul 1 2 miljoen inwoners - Osaka 1.6 miljoen inwoners - Kyoto 1.4 miljoen inwoners - Hiroshima 1.3 miljoen inwoners - Amsterdam 800.000 inwoners - Eindhoven 206.000 inwoners - Tilburg 202.000 inwoners - Nijnsel 002.469 inwoners. De Lichtstad is in duister gehuld. Wie heeft die naam ooit verzonnen? Philips is al decennia weg, maar Eindhoven zit nog steeds in de ontkenningsfase. Ton reist door naar Tilburg, dus van de vijfde naar de zesde stad van Nederland. Hij kan maar geen genoeg krijgen van de trein en hoopt stiekem nog steeds op een conducteur zonder oorbel die een keurige buiging maakt voordat hij de coupé binnenschrijdt. Hij wordt opgeslokt door perron 5 en reist nog verder westwaarts, alsof hij het Verre Oosten zo ver mogelijk achter zich wil laten.
122
Ons volgende reisplan staat inmiddels een heel eind in de steigers. Na het overweldigende Japan en een snuif Korea gaan we nu naar een land dat de laatste jaren uitblonk in stabiliteit: Iran. Boordevol cultuur en historische bezienswaardigheden. Buddha is dan van het strijdtoneel verdwenen en haar plaats wordt ingenomen door de Profeet. De tempel wordt ingeruild voor de moskee, maar één ding blijft hetzelfde: schoenen uit! Met de berbers de bergen in en ook hier kans op aardbevingen, maar zonder tsunami’s. We kijken ook uit naar vier weken zonder alcohol ... Ton gaat ‘ergens in 2015’ in Tilburg-Noord een workshop ‘ritueel slachten’ volgen en als hij die succesvol afrondt, dan zouden we in 2016 zo maar in een vliegtuig kunnen stappen richting het Imam Khomeini International Airport in Teheran ...
123
Waarheden en fabels over de geisha Eerst de fabels Deze ‘entertainster’ is onlosmakelijk verbonden met de stokoude Japanse tradities. ‘Entertainen’ door een vrouw roept bij ons westerse mannen maar al te graag en al snel eenzijdige beelden op waarbij de libido bepaald geen bijrol speelt. Relatief onschuldige begrippen als ‘relaxen’ en ‘escorteren’ zitten al langere tijd in de hoek waar de sm-klappen vallen en lust en begeerte de scepter zwaaien. In Japan zijn geisha’s echter vrouwen die in de basis voor jou dansen en eenvoudige goocheltrucs opvoeren. Ze vullen er hele avonden mee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik tot voor kort niet besefte dat er zoveel eenvoudige goocheltrucs waren. Ton en ik krijgen aanvankelijk ook moeilijk vat op het begrip geisha. Eerstgenoemde heeft naar zijn zeggen al jaren goede ervaringen in de ‘escortwereld’. Ik schrik daar toch een beetje van op, maar hij bedoelt alleen maar dat hij jarenlang met succes Ford Escort heeft gereden. Als ik aan een ‘gezelschapsdame’ denk, denk ik aan een vrouw die met jou gaat zitten ganzenborden. Want stel dat je in je eentje gaat zitten ganzenborden en je raakt, letterlijk en/of figuurlijk in de put, dan heb je wel een probleem. Dan dien je de Thuiszorg te bellen. Als je op dat moment niet het risico wilt lopen op een licht verlopen dame die naar tabak ruikt en je kapsel in model hoest, dan moet je even pas op de plaats maken. Als je haar ook nog verdenkt van een lichte snor en voetschimmel, dan kun je beter het zekere voor het onzekere nemen en vooraf een bestandje geishadames raadplegen voordat je bestelt. Of je wilt om acht uur gaan rikken en om vijf voor acht belt de buurvrouw af met een lichte hersenbloeding, dan mis je de vierde hand. Ook dan kan een geisha uitkomst brengen. Ton denkt dat het met een geisha nog verder gaat, kan gaan. Je kunt volgens hem ook bellen en bestellen als je eenzaam bent, minimaal erover wilt praten. En als je dan samen bent uitgepraat en de munten nog niet helemaal op zijn, kunnen er alsnog andere interessante ontwikkelingen hun intrede doen. Bijvoorbeeld een hand op je knie leggen waarbij je verstijft. En als dat al niet tot het gewenste resultaat leidt, dan kan ze mogelijk verlichting brengen met een eenvoudige goocheltruc, lekker organic!
En dan nu de waarheid! De geisha is een weliswaar schuwe maar erudiete dame die er op uit is om je op afstand te entertainen! De kern is en blijft het uitvoeren van dansen en het, jawel, uitvoeren van eenvoudige goocheltrucs! Ze treedt meestal op voor een kleiner gezelschap, dit in een ‘ochaya’, een theehuis waar merkwaardigerwijs geen thee wordt geschonken, enkel genegenheid ... Een lekker potje thee lurken doe je maar in je eigen tijd en dit kan in een chashitsu. In Nederland bel of mail je zo’n obligate kok met over(ge)wicht of een paaldanseres om je gasten te vermaken, in Japan huur je een geisha in. Vertier op niveau. Voordat zij tot een volwaardige geisha is uitgegroeid, heeft zij een zware, jarenlange HBO-studie achter de rug! Vervolgens gaat ze nog een tijd als ‘maiko’, geisha in opleiding, door het leven. In alles toegewijd en met veel opofferingsgezindheid. Daarna mag zij pas de bühne betreden. Smaakvol gekleed, haar gezicht minutieus prachtig wit opgemaakt en voorzien van kostbare haarpinnen. Haar gezicht verraadt niets, ze kwijt zich zeer geconcentreerd van haar taken, zal nooit iets laten blijken van haar gevoelens. Kortom, professionaliteit ten top!
124
In slechts een beperkt aantal gevallen blijkt er sprake te zijn geweest van andere contacten met de gastheer die net wat verder gingen dan dans en goocheltruc. Dan blijkt er eensklaps de paringsdans op het programma te staan en komen er andere goocheltrucs uit de hoge hoed. Let wel: het gaat hier in alle gevallen om vaste klanten! Nou en? In Nederland gaat de crimineel toch ook op de voostoer met de vrouwelijke gevangenisbewaker, zo leren ons de lokale media? Maar het blijven uitzonderingen. Ze zal ook niet snel de koffer induiken met een sumoworstelaar, want dat leidt vrijwel onmiddellijk tot de verstikkingsdood. Ton vraagt zich af of je binnen een uur als vaste klant kunt worden bestempeld, maar daar laat de literatuur zich niet over uit. Ton en ik zijn erg blij dat we met deze verhandeling alle westerse misvattingen over het ‘onderwerp’ geisha wat ons betreft voorgoed hebben weggenomen! Noem ons wat dat betreft voortrekkers, kwartiermakers. De geisha verdient een serieuze en respectvolle benadering en is bij deze volledig gerehabiliteerd van alle bezoedeling. Ze mag haar plaats claimen in de wereld van eenvoudige goocheltrucs. En met een meer dan milde glimlach denk ik dan altijd weer met alle plezier terug aan de tijd dat we mochten genieten van de Enige Meester van de Eenvoudige Goocheltruc: the late Tommy Cooper.
DE GEISHA, EEN VROUW MET STIJL, KLASSE EN ALLURE! ZIJ VERDIENT ALLE LOF EN TREFT GEEN ENKELE BLAAM.
125