CURSUS WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN 3 EM

Page 1

3 & 4 EM WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

githo nijlen 2012 - 2013 3 & 4 EM


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

INLEIDING Beste leerling, Sinds zijn ontstaan was de mens een bouwer. Er zijn dan ook heel oude tekeningen en schetsen bewaard gebleven. Vroeger, maar ook nu nog hebben deze technische tekeningen tot doel:  verduidelijken wat moeilijk te omschrijven is met woorden;  begrijpen en zich een voorstelling kunnen maken;  een realisatie kunnen maken door inzicht te hebben in het getekende schema en  details op een tekening kunnen samenstellen tot één geheel. Tijdens de Industriële Revolutie kreeg de mens meer en meer machines en werktuigen. Sinds die tijd communiceren ontwerpers en bouwers van deze tuigen met elkaar door middel van een nieuwe taal!!! WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN of TECHNISCH TEKENEN Deze “nieuwe taal” bleek erg bruikbaar tijdens WO I I. Onderdelen voor allerhande oorlogstuig werden soms (voor het eerst) duizenden kilometer van elkaar geproduceerd. Ongeacht de taal die de technici spraken; ze hadden één taal die universeel was: het technisch tekenen. Techniek is geen dode materie. Elke dag zijn er nieuwe vindingen of verbeteringen. Sinds 1953 is er in België een organisme aan het werk dat de evolutie van de techniek volgt . Zij bekijken hoe technische problemen het best worden voorgesteld. Het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) heeft sindsdien alle bijzonderheden van het technisch tekenen vastgelegd in normen (wetten). Om zich verstaanbaar te maken moet de tekenaar zich aan de afgesproken spelregels houden. Tijdens je opleiding in onze school zullen de leerkrachten technisch tekenen je stap voor stap inwijden in deze materie. Het kunnen “lezen” en “maken” van een tekening gaat immers samen. Het zal niet altijd even gemakkelijk zijn daarom doen we nu al een beroep op je doorzettingsvermogen! leerkrachten technisch tekenen githo-nijlen

githo nijlen

gemeentestraat 41

1


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

NORMALISATIE INLEIDING Technische tekeningen werden reeds in de oudheid gebruikt. Zo is bekend dat de oude Grieken en Romeinen voor hun grote bouwwerken zorgvuldig bewerkte tekeningen maakten. In die tijd was echter de techniek van het tekenen aan maar weinig mensen bekend. In de tijd van James Watt, in het midden van de 18e eeuw, was hierin nog niet veel verandering in gekomen. Er is een tijd geweest dat iedere tekenaar zijn werk naar eigen smaak en inzicht maakte. Om de tekening te kunnen lezen, begrijpen wat de tekenaar bedoeld, moest men bekend zijn met de tekenmethode die elke tekenaar zich eigen had gemaakt. De afwezigheid van vaste tekenregels leverde in die tijd nog geen grote moeilijkheden op, omdat de tekeningen meestal in een beperkte kring bleven circuleren. De uitvoerders leerde gaandeweg de speciale bijzonderheden in de wijze van voorstelling van elke tekenaar. De ontwikkeling van de industrie en de toepassing van de rationalisatie in het arbeidsproces maakten het echter nodig, dat tekeningen van een bepaalde fabriek naar elders verstuurd werden. Dit noodzaakte de grote bedrijven dezelfde tekenmethode voor al hun tekenaars voor te schrijven, waardoor als het ware een begin werd gemaakt met het normaliseren van het werktuigbouwkundig tekenen. Sinds 1918 zijn in de meeste industriĂŤle landen normalisatie lichamen in het leven geroepen. Deze stellen zich o.a. ten doel besparing te bereiken door het tegengaan van onnodige verscheidenheid. Ook het scheppen van eenheid in de opzet en inrichting van een technisch tekening behoort tot de werkzaamheden van de normalisatiecommissie. In BelgiĂŤ

githo nijlen

gemeentestraat 41

2


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

EISEN TECHNISCHE TEKENING DE VORM VAN HET WERKSTUK Het doel van een technische tekening is het overbrengen van informatie, over een werkstuk of de samenstelling van verschillende werkstukken, van de ontwerper naar de maker of fabrikant. Deze informatie moet volledig zijn. Het eerste vereiste is dat de vorm van een voorwerp duidelijk is. Om de vorm van een voorwerp duidelijk te maken zal men dit voorwerp voorstellen door het te tekenen in aanzichten. Uit ervaring blijkt immers dat men op deze manier het duidelijkst een werkstuk of voorwerp volledig kan omschrijven. Deze aanzichten kunnen ook in doorsnede worden getekend, dit om de inwendige vormen van werkstukken duidelijk voor te stellen.

AFMETINGEN MET HUN TOLERANTIES Om een werkstuk te kunnen vervaardigen is het niet alleen noodzakelijk om de vorm door middel van aanzichten en/of doorsneden te kennen. Om een werkstuk te kunnen maken is het natuurlijk ook belangrijk de afmetingen te kennen. We kunnen een maat nooit volledig juist bereiken. We moeten dus een afwijking toestaan op elke maat. De werkelijke maat moet dan liggen tussen de kleinst en grootst toegelaten maat (grensmaten).

githo nijlen

gemeentestraat 41

3


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

VOORBEELD MAAT Ø 27  De nominale maat: de maat die op de tekening vermeld staat. 27.  De tolerantie: toegelaten afwijking. +0,1.  De grensmaten: de grootst en kleinst toegelaten werkelijke maat. 27,1 en 26,9.  De werkelijke maat: de maat die gemeten wordt. 27,05.

VOORBEELD MAAT 40:  De nominale maat: de maat die op de tekening vermeld staat. 40.  De tolerantie: toegelaten afwijking. +0,01.  De grensmaten: de grootst en kleinst toegelaten werkelijke maat. 40,01 en 39,99.  De werkelijke maat: de maat die gemeten wordt. 40,005.

githo nijlen

gemeentestraat 41

4


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

OPPERVLAKTETOESTAND Elk element heeft een bepaald uitzicht. Een vlak kan een zeer ruw tot een zeer glad uitzicht hebben. Deze ruwheid of oppervlaktetoestand wordt aangeduid door een V-teken met ongelijke benen vergezeld van een cijfer. De waarde van het cijfer duidt de ruwheid aan. Hoe groter het cijfer hoe groter de toegelaten ruwheid. Om niet op alle vlakken het ruwheidsteken te moeten plaatsen, plaatst men op de tekening ook de meest voorkomende ruwheidwaarde.

VORM– EN PLAATSTOLERANTIES De vorm van een element moet ook aan bepaalde voorwaarden voldoen en wordt de plaats van deze elementen ten opzichte van elkaar duidelijk bepaald. Deze voorwaarden noemt men vorm – en plaatstoleranties. Wanneer je later het vak technisch tekenen gaat doorgronden zal men verder op dit onderwerp ingaan.

githo nijlen

gemeentestraat 41

5


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

TITELHOEK EN LIJST MATERIALEN (STUKLIJST) In de hoek van iedere tekening tekent men een titelhoek en stuklijst. In deze titelhoek en stuklijst vermeld je verschillende gegevens. In de figuren beneden zie je welke gegevens men in de titelhoek plaatst.

TITELHOEK

STUKLIJST (BILL OF MATERIAL )

ALGEMEEN De verschillende onderdelen worden apart besproken in volgende hoofdstukken.

githo nijlen

gemeentestraat 41

6


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

TEKENPAPIER FORMATEN De formaten van originele tekeningen en van hun reproducties komen voor in onderstaande tabel. SYMBOLISCHE AANDUIDING A0 A1 A2 A3 A4 A5 A6

AFMETINGEN (mm)

OPPERVLAKKEN (m²)

841 x1189 594 x 841 420 x 594 297 x 420 210 x 297 148 x 210 105 x 148

1.00 0.50 0,25 0,125 0,062 0,031 0,016

Bij elk formaat is het toegelaten de grote of kleine afmeting als breedte te nemen. Men kan dus het papier zowel liggend als staand gebruiken

githo nijlen

gemeentestraat 41

7


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Indien de omstandigheden het vereisen is het gebruik van zogenoemde "speciale formaten" toegelaten op voorwaarden dat de afmetingen zijn: de enen 210 millimeter of een veelvoud van 210, de andere 297 millimeter of een veelvoud van 297.

KADERS Het kader omlijnt de tekenruimte en de titelhoek. Het laat een rand van minstens 5 millimeter breed. Voor de formaten A0 en A1 wordt dit op 10 millimeter gebracht.

githo nijlen

gemeentestraat 41

8


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SCHALEN Men kan niet alle voorwerpen op werkelijke grootte tekenen. Kleine voorwerpen (bijvoorbeeld: de onderdelen van een uurwerk) moet men groter tekenen en grote voorwerpen (bijvoorbeeld: onderdelen van een mammoettanker) moet men kleiner tekenen. Is het werkstuk groot genoeg om op een tekenblad te tekenen, tekent men op ware grootte. De schaal wordt vermeld in het vakje dat hiertoe in de titelhoek is voorbehouden

Op de tekening schrijft men altijd de werkelijke maten in, het maatgetal op de tekening komt dus overeen met de afmeting van het werkstuk. Men gebruikt meestal een van de volgende schalen: Verkleiningen: 1:2 / 1:5 / 1:10 / 1:20 / 1:50 / 1:100 / 1:200 / 1:500 / 1:1000 Ware grootte: 1:1 Vergrotingen: 2:1 / 5:1 / 10:1 / 20:1 / 50:1 / 100:1

githo nijlen

gemeentestraat 41

9


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

NORMSCHRIFT Naast de lijnen die de vorm van het werkstuk weergeven, moet ook nog veel andere informatie worden vermeld. Dit gebeurt door middel van cijfers, letters en andere tekens. Om dit eenvoudig en ordevol te houden werd het schrift genormaliseerd (ISONORM). Het is de bedoeling dat je het schrift op alle oefenbladen uit de hand tekent, dus zonder sjabloon.

githo nijlen

gemeentestraat 41

10


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

LIJNSOORTEN SOORTEN Om een werkstuk te kunnen tekenen, maakt men gebruik van verschillende lijnsoorten en lijndikten. Elke lijnsoort heeft een bepaalde betekenis. Er zijn twee lijndikten, dik en dun, en de verhouding tussen de twee moet minstens gelijk zijn aan twee.

BENAMING Dikke lijn (A)

LIJNSOORTEN VOORSTELLING DIKTE

TOEPASSING

2

Zichtbare omtrekken en ribben

1

Maatlijnen,hulpmaatlijnen, arceringen en in schroefdraad

1

Grens van gedeeltelijk aanzichten of doorsneden

1

Verborgen omtrekken of ribben

1

Hartlijnen en symmetrielijnen

1 en 2

Doorgangen van snijvlakken

Dunne lijn (B)

Dunne lijn met de vrije hand (C)

Dunne (D)

streeplijn

Dunne gemengde streeplijn (E)

Dunne gemengde streeplijn aan de einde en aan de veranderingen verdikt (F)

githo nijlen

gemeentestraat 41

11


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

VOORBEELDEN

githo nijlen

gemeentestraat 41

12


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Wanneer twee of meer verschillende lijnsoorten samenvallen, wordt de volgende rangorde gevolgd: 1. Dikke lijn 2. Streeplijn 3. Gemengde streeplijn 4. Dunne lijn

githo nijlen

gemeentestraat 41

13


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

PERSPECTIEF TEKENEN DOEL We gebruiken perspectief tekenen om een drie - dimensionaal voorwerp op een plat vlak (ons blad is twee – dimensionaal) te tekenen. Perspectief tekenen is als het ware het afbeelden van een object op zo’n wijze dat de voorgestelde figuur een fotografische weergave van het object vormt Er bestaan verschillende soorten perspectief. Hieronder bespreken we er enkele.

VLUCHTPUNTENPERSPECTIEF

Beide figuren stellen vluchtpunten perspectief tekeningen van een spoorlijn en een willekeurig blokje voor. De spoorlijn en het blokje worden op een natuurgetrouwe manier voorgesteld. Bij dit soort van perspectief is het moeilijk om de maten te bepalen. Daarvoor gebruiken we een ander manier van tekenen (zie aanzichten en maataanduiding).

githo nijlen

gemeentestraat 41

14


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Het uitwerken van de tekening gebeurt als volgt:  Je tekent de “horizonlijn”.  Je bepaalt op de horizonlijn de vluchtpunt(en), dit zijn punten waarop de lijnen samenkomen en verdwijnen.  Bepalen van het standpunt van de waarnemer (kan van hoog tot laag zijn).  Tekenen van wat je wilt voorstellen.

ISOMETRISCH PERSPECTIEF Een veel gebruikt perspectief is het isometrisch perspectief.  Lengte verhouding A – B - C = 1 – 1 - 1  Hoeken

α = β = 30°

DIMETRISCH PERSPECTIEF  Lengteverhouding A – B - C = 1 - 0,5 - 1  Hoeken

githo nijlen

gemeentestraat 41

α = 7° β = 42°

15


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

PARALLEL PERSPECTIEF  Lengteverhouding A – B - C = 2/3 – 1 – 1  Hoek

githo nijlen

α = 45°

gemeentestraat 41

16


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

AANZICHTEN DOEL Het doel van een werktuigbouwkundige tekening is het overbrengen van informatie over een onderdeel of de samenstelling van verschillende werkstukken, van de ontwerper naar de fabrikant. Deze informatie moet volledig zijn. De eerste vereiste is dat de vorm van een voorwerp duidelijk is. Om de vorm van een voorwerp duidelijk te maken zal men dit voorwerp voorstellen door het te tekenen in aanzichten. Uit ervaring blijkt immers dat men op deze manier het duidelijkst een werkstuk of voorwerp volledig kan omschrijven.

ORTHOGONALE OF RECHTHOEKIGE PROJECTIE

Bij een orthogonale of rechthoekige projectie wordt elk punt geprojecteerd op het projectievlak volgens een loodlijn.

githo nijlen

gemeentestraat 41

17


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

DEFINITIE Een voorwerp kan men uit 6 verschillende waarnemingsrichtingen bekijken als we de kijkrichting 90째 of een veelvoud van 90째 verdraaien.

Elk van de 6 waarnemingsrichtingen geeft een aanzicht. Een aanzicht is de voorstelling van een voorwerp bekomen door orthogonale of rechthoekige projectie van een vlak.

githo nijlen

gemeentestraat 41

18


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

BENAMING Deze aanzichten hebben dan ook een benaming.

VOORAANZICHT

BOVENAANZICHT

githo nijlen

gemeentestraat 41

19


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

LINKERAANZICHT

RECHTERAANZICHT

githo nijlen

gemeentestraat 41

20


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

ONDERAANZICHT

ACHTERAANZICHT

githo nijlen

gemeentestraat 41

21


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SCHIKKING VAN DE AANZICHTEN INLEIDING Wanneer we de aanzichten van een voorwerp gaan tekenen mogen we deze aanzichten niet gaan plaatsen op een willekeurige plaats of in een willekeurige volgorde. Dit zou onze tekening zeker niet verduidelijken en zo bestaat er een grotere kans op vergissingen.

Om deze redenen zal de plaatsing van de aanzichten gebeuren volgens een bepaalde methode. Er bestaan twee methodes voor de schikking van de aanzichten: ďƒź Projectiemethode van de eerste tweevlakshoek of Europese methode; ďƒź Projectiemethode van de derde tweevlakshoek of Amerikaanse methode. Het verschil tussen beide methodes zit hem hierin dat de ene methode het projectievlak achter het werkstuk plaats en de andere methode zal het projectievlak plaatsen tussen de waarnemer en het voorwerp.

githo nijlen

gemeentestraat 41

22


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

PROJECTIEMETHODE VAN DE EERSTE TWEEVLAKSHOEK (VROEGER METHODE E OF EUROPESE METHODE) Bij deze projectiemethode zal men het aanzicht projecteren naar achter. Het te tekenen voorwerp bevind zich als het ware tussen de waarnemer en projectievlak. Men zal de aanzichten schikken rond het vooraanzicht.

 Linkeraanzicht rechts van het vooraanzicht.  Bovenaanzicht onder het vooraanzicht.  Onderaanzicht boven het vooraanzicht.  Rechteraanzicht links van het vooraanzicht.  Achteraanzicht mag willekeurig naast het rechteraanzicht of het linkeraanzicht worden geplaatst. Op technische tekeningen hoort in de kader het ISO- symbool dat de gebruikte projectiemethode symboliseert thuis.

githo nijlen

gemeentestraat 41

23


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

PROJECTIEMETHODE VAN DE DERDE TWEEVLAKSHOEK (VROEGER METHODE A OF AMERIKAANSE MEHODE) Bij deze projectie methode zal men het aanzicht naar voor projecteren. Het projectievlak bevindt zich als het ware tussen de waarnemer en te tekenen voorwerp. Men zal de aanzichten schikken rond het vooraanzicht.

 Linkeraanzicht links van het vooraanzicht.  Bovenaanzicht boven het vooraanzicht.  Onderaanzicht onder het vooraanzicht.  Rechteraanzicht rechts van het vooraanzicht.  Achteraanzicht mag willekeurig naast het rechteraanzicht of het linkeraanzicht worden geplaatst. Op technische tekeningen hoort in de kader het ISO- symbool dat de gebruikte projectiemethode symboliseert thuis.

githo nijlen

gemeentestraat 41

24


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

KEUZE EN AANTAL AANZICHTEN  Het vooraanzicht is het aanzicht dat de vorm en het werkstuk het duidelijkst weergeeft.  Men tekent maar het aantal aanzichten dat nodig is om het werkstuk volledig en duidelijk (zonder mogelijke vergissingen) weer te geven.  Meestal kan men een voorwerp volledig omschrijven met het tekenen van twee aanzichten. 

het vooraanzicht en

het bovenaanzicht, onderaanzicht of een zijaanzicht

 Men tekent 3 of meer aanzichten (eventueel als doorsnede) als het werkstuk niet volledig of duidelijk is omschreven.  Het tekenen van een bijkomend aanzicht is te verkiezen boven het gebruik van een groot aantal verborgen omtrekken.  Het vooraanzicht wordt getekend in de stand dat het werkstuk gebruik wordt.

githo nijlen

gemeentestraat 41

25


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Men kan het aantal aanzichten beperken tot 1 indien men gebruik maakt van bepaalde symbolen (doormeterteken, vierkantsymbool enz.).

 Bij werkstukken waarbij de stand niet belangrijk (bvb. cilindrische werkstukken) worden deze getekend in de stand dat het de laatste bewerking (bijvoorbeeld op de draaibank) ondergaat.  Cilindrische werkstukken worden best in verticale stand getekend.

githo nijlen

gemeentestraat 41

26


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

DOORSNEDEN DOEL We tekenen een werkstuk in doorsnede om de inwendige vorm duidelijk weer te geven. We zagen als het ware het werkstuk denkbeeldig door.

De "doorsnede " is de voorstelling van delen van een SNUOPPERVLAK Over het algemeen bestaat het snij - oppervlak uit één of meer vlakken loodrecht op één van de projectie vlakken. De snijvlakken worden aangeduid met hun doorgang, getekend in dunne gemengde streeplijn aan de einden verdikt en gemerkt met hoofdletters waarbij de waarnemingszin wordt aangeduid met pijltjes, gericht op de doorgang van het snij oppervlak.

githo nijlen

gemeentestraat 41

27


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Als men uitsluiten het deel van het voorwerp, in het snijoppervlak gelegen, nauwkeurig wenst te omschrijven, worden de delen die achter het snijoppervlak gelegen zijn niet voorgesteld.

SCHIKKING Principieel worden de doorsneden geschikt zoals de aanzichten. Als men van deze regel afwijkt, moet de tekening al de nodige aanduidingen bevatten om ze te begrijpen. Als men van deze regel afwijkt moet men de nodige aanduidingen aanbrengen zodat er zich geen vergissingen kunnen voordoen.

githo nijlen

gemeentestraat 41

28


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

ARCERINGEN De delen gelegen in het snijoppervlak moeten worden gearceerd. Men accentueert als het ware de plaatsen waar men door het materiaal heeft gesneden. De arceringen worden uitgevoerd in dunne lijn en maken met de hartlijnen of de omtrekslijn bij voorkeur een hoek van 45째.

githo nijlen

gemeentestraat 41

29


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

De verschillende delen van één zelfde voorwerp, al dan niet in dezelfde doorsneden gelegen, worden op dezelfde manier gearceerd, (met een zelfde helling en met een zelfde tussenruimte).

De arceringen van verschillende aan elkaar grenzende voorwerpen krijgen een verschillende helling of een verschillende tussenruimte. De ruimte tussen de arceringen neemt toe in verhouding tot de grootte van het te arceren oppervlak.

De arceringen worden onderbroken op de plaats waar inschrijvingen (maten, toleranties, aanduidingen,…) moeten komen.

NIET DOORGESNEDEN STUKKEN githo nijlen

gemeentestraat 41

30


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Massieve voorwerpen zoals kogels, bouten, klinknagels, assen, pennen en kettingschalmen worden niet in langsdoorsnede getekend. Ook versterkingsruggen of –ribben, spieÍn, klepvleugels en wielspaken worden niet in langsdoorsnede getekend.

githo nijlen

gemeentestraat 41

31


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SOORTEN DOORSNEDEN SNIJDING DOOR ÉÉN ENKEL VLAK Het voorwerp wordt gesneden door één enkel vlak, evenwijdig met het projectievlak van het aanzicht waarin de doorsnede voorgesteld wordt.

SNIJDING DOOR EVENWIJDIGE VLAKKEN Het voorwerp wordt gesneden door verscheidene vlakken, evenwijdig met het projectievlak van het aanzicht waarin de doorsnede voorgesteld wordt. De richting van de snijvlakken wordt aangeduid met een dunne gemengde streeplijn, verdikt aan de uiteinden en aan de veranderingen van richting.

githo nijlen

gemeentestraat 41

32


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SNIJDING DOOR TWEE SAMENLOPENDE VLAKKEN Het voorwerp wordt gesneden door twee samenlopende vlakken, loodrecht op eenzelfde projectievlak. Deze vlakken worden neergeslagen in eenzelfde projectievlak, dat één van de samenlopende vlakken kan zijn.

SNIJDING DOOR OPEENVOLGENDE VLAKKEN Het voorwerp wordt gesneden door een gebroken lijn, meestal is deze lijn de hartlijn van het werkstuk. De richting van de snijvlakken wordt aangeduid met een dunne gemengde streeplijn, verdikt aan de uiteinden en aan de veranderingen van richting.

githo nijlen

gemeentestraat 41

33


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SNIJDING DOOR CILINDRISCH VLAK Men kan een werkstuk snijden door een cilindrisch oppervlak. De kijkrichting staat loodrecht op dat cilindrisch oppervlak. De daarin gelegen delen kunnen zowel verkort als ontwikkeld worden getekend. (voorbeeld verkort).

BIJZONDERE DOORSNEDE HALVE DOORSNEDE EN HALF AANZICHT Als een bijkomend aanzicht vermeden kan worden of als dit het begrijpen van de tekening vergemakkelijkt, maakt men gebruik van een halve doorsnede en half aanzicht. Deze stelt de ene helft van het voorwerp doorgesneden voor, de ander helft als aanzicht.

githo nijlen

gemeentestraat 41

34


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

PLAATSELIJKE DOORSNEDE Zekere details van een voorwerp kunnen nauwkeurig omschreven worden door een plaatselijke doorsnede. Deze worden begrensd door een dunne lijn met de losse hand.

TER PLAATSE NEERGESLAGEN DOORSNEDE De omtrek van een ter plaatse neergeslagen doorsnede wordt in dunne lijn getekend.

githo nijlen

gemeentestraat 41

35


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

MAATAANDUIDING DOEL Om een werkstuk te kunnen vervaardigen is het niet alleen noodzakelijk om de vorm door middel van aanzichten en/of doorsneden te kennen. Het is natuurlijk ook belangrijk dat we de maten van het werkstuk en zijn mogelijke bewerkingen kennen

UITVOERING ďƒź Een maat heeft altijd een: maatlijn, maatpijlen, maatgetal en in de meeste gevallen omvat ze ook nog de hulpmaatlijnen die echter vervangen kunnen worden door dikke lijnen of hartlijnen. Alle lijnen voor maataanduiding zijn dun .

githo nijlen

gemeentestraat 41

36


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Alle maten zijn in millimeter gegeven, uitzondering: hoeken in graden.  Hulpmaatlijnen eindigen op het werkstuk.

 Hulpmaatlijnen lopen ongeveer 1 millimeter verder dan de maatlijn.

 De maatlijn staat op 10 mm van het werkstuk, de volgende maatlijn staat op 10 mm van de vorige.

 De lengte van de maatpijlen is 3,5mm en zijn 1 mm dik.

githo nijlen

gemeentestraat 41

37


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Maatpijlen staan aan de binnenzijde van de maat, tenzij de maatlijn kleiner is als 8 mm.

 Het maatgetal staat in het midden van de maatlijn en staat boven de maatlijn. Bij plaatsgebrek, het maatgetal inschrijven op het verlengde van de maatlijn buiten de pijltjes (liefst rechts).

 De cijfers en letters zijn recht (normschrift) en hebben hoogte van 3,5 mm .

AL DEZE PUNTEN ZIJN OVEREENKOMSTEN, ZE ZIJN DUS GEEN NORM EN DAAROM WORDEN AFWIJKINGEN TOEGESTAAN

githo nijlen

gemeentestraat 41

38


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

ALGEMENE RICHTLIJNEN  Alle maten, die de uitvoerder nodig heeft, moeten op de tekening staan.  De totale lengte, breedte en dikte (of de grootste diameter)moet steeds op tekening vermeld staan.

 Alle maten die gemeten moeten worden moeten op de tekening vermeld staan, wanneer de gleuf belangrijker is (bijvoorbeeld als geleiding) moet voor maataanduiding 1 worden gekozen.

 Geen lijnen van de tekening gebruiken als maatlijn (wel als hulpmaatlijn).

githo nijlen

gemeentestraat 41

39


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Maten slechts eenmaal weergeven.

 Maten die bepalend zijn voor een element moet men zoveel mogelijk groeperen en plaatsen in het aanzicht dat het duidelijkst dat element weergeeft.

githo nijlen

gemeentestraat 41

40


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Maatlijnen mogen geen andere lijnen (hulpmaatlijnen, volle lijnen en andere maatlijnen) snijden.

 Hulpmaatlijnen mogen elkaar snijden.

 Hulpmaatlijnen loodrecht op het element waar men de maat zal van aanduiden.

githo nijlen

gemeentestraat 41

41


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Bij conische werkstukken mogen de hulpmaatlijnen schuin getekend worden.

 Maatgetallen moeten altijd leesbaar zijn van onder en/of van rechts. Ze moeten ook steeds boven de maatlijn geplaatst worden.

githo nijlen

gemeentestraat 41

42


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

 Bij plaatsgebrek mag de maatpijl vervangen worden door een bolletje en het maatgetal verplaatst worden.

 Zonder rekening te houden met de schaal van de tekening geeft men altijd de maten van de werkstukken aan.

githo nijlen

gemeentestraat 41

43


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

VOORBEELDEN  Voor de maten van stralen slechts één pijltje tekenen aan de binnenkant van de boog. Bij plaatsgebrek aan de buitenkant. Het middelpunt aanduiden door een duidelijk punt.  Bij omwentelingslichamen die slechts door één aanzicht weergegeven zijn of wanneer verwarring mogelijk is, worden de diametermaten voorafgegaan door het symbool ø.  Hetzelfde geldt voor vierkante stukken, maar met het symbool

□.

 De straalmaten worden voorafgegaan door R.  Van afschuiningen geeft men steeds de twee maten van afschuining.  Van soevereinen geeft men één maat en één hoekmaat.  Is deze hoekmaat 45°, dan mag ze gegeven worden zoals in de figuur.

githo nijlen

gemeentestraat 41

44


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

SCHROEFDRAAD DOEL We zullen schroefdraad op een tekening niet voorstellen door middel van reëel aanzicht of doorsnede van de schroefdraad. Dit zou een te complexe tekening met zich meebrengen.

UITWENDIGE SCHROEFDRAAD UITWENDIGE SCHROEFDRAAD IN LANGSAANZICHT

 De buitenmiddellijn is een dikke lijn.  De kernmiddellijn is een dunne lijn.  Het begin en het einde van een schroefdraad is een dikke lijn tot aan de buitenmiddellijn.  De draaduitloop is een dunne onder een hoek van + 15° (is niet verplicht).

githo nijlen

gemeentestraat 41

45


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

UITWENDIGE SCHROEFDRAAD IN DWARSAANZICHT

 De buitenmiddellijn is een dikke lijn.  De kernmiddellijn is een dunne iets meer dan driekwart van een cirkel. De uitsparing van de cirkel bevindt zich bij voorkeur onderaan links.

UITWENDIGE SCHROEFDRAAD IN LANGSDOORSNEDE

 De buitenmiddellijn is een dikke lijn.  De kernmiddellijn is een dunne lijn.  Het einde van een bruikbare schroefdraad wordt best getekend met een dunne streeplijn.

UITWENDIGE SCHROEFDRAAD IN DWARSDOORSNEDE

 De buitenmiddellijn is een dikke lijn.  De kernmiddellijn is een dunne lijn, iets meer dan driekwart van een cirkel. De uitsparing van de cirkel bevindt zich bij voorkeur onderaan links.

githo nijlen

gemeentestraat 41

46


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

INWENDIGE SCHROEFDRAAD INWENDIGE SCHROEFDRAAD IN LANGSAANZICHT

 Alle lijnen worden in dunne streeplijnen getekend

INWENDIGE SCHROEFDRAAD IN DWARSAANZICHT

 Is de schroefdraad zichtbaar dan wordt de buitenmiddellijn in dunne lijn getekend, iets meer dan driekwart van een cirkel. De uitsparing van de cirkel bevindt zich bij voorkeur onderaan links.  De kernmiddellijn is een volledige cirkel in dikke lijn.  Is de schroefdraad onzichtbaar dan worden deze twee cirkels dunne streeplijn.

INWENDIGE SCHROEFDRAAD IN LANGSDOORSNEDE

 De buitenmiddellijn wordt getekend in dunne lijn  De kernmiddellijn wordt getekend in dikke lijn.  Het einde en het begin van de schroefdraad wordt getekend in een dikke lijn.

githo nijlen

gemeentestraat 41

47


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

INWENDIGE SCHROEFDRAAD IN DWARSDOORSNEDE

 De buitenmiddellijn in dunne getekend, iets meer dan driekwart van een cirkel. De uitsparing van de cirkel bevindt zich bij voorkeur onderaan links.  De kernmiddellijn is een volledige cirkel in dikke lijn. De arceringen lopen door tot op de kernmiddellijn

SCHROEFDRAAD IN SAMENSTELLING

 In een samenstelling blijven de juist besproken regels geldig.  Uitwendige schroefdraad heeft steeds de voorrang op inwendige schroefdraad.

githo nijlen

gemeentestraat 41

48


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

OPPERVLAKTEGESTELDHEID INLEIDING In verband met de functie of werking van een werkstukonderdeel stelt men niet alleen eisen aan de maat en vormnauwkeurigheid maar ook aan de oppervlakteafwerking of ruwheid. Onder oppervlakteruwheid verstaat men de onregelmatigheid van een oppervlak, die het gevolg is van sporen of afdrukken, ontstaan door het oppervlak te bewerken. De oppervlakteruwheid is van grote invloed op het gedrag van het werkstukonderdeel tijdens de werking. Ook de wrijving en slijtage van elkaar rakende oppervlakken is afhankelijk van de ruwheid.

Vermindering van de ruwheid kan leiden tot een betere:  smering en  geringere wrijving Dit geeft dan ook:  vermindering van de slijtage en  vermindering van het energieverlies Ook bij het behandelen van het oppervlak speelt de ruwheid een rol (lijmen, spuiten, enz.).

githo nijlen

gemeentestraat 41

49


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

De oppervlakteruwheid betreft uitsluitend de “kleine� onregelmatigheden van het oppervlak. Golvingen en vormafwijkingen blijven hierbij buiten beschouwing gelaten.

Begrippen als glad, fijn en ruw zijn subjectieve begrippen. Om deze reden is er dan ook systeem van meetbare getalwaarde ontwikkeld.

METEN VAN RUWHEIDWAARDEN ALGEMEEN Voor de meting van ruwheidwaarden maakt men gebruik van een ruwheidmeetinstrument. Daarbij wordt een taster over het werkstukoppervlak bewogen.

Deze beweging wordt in het meetinstrument geanalyseerd, waarna het resultaat wordt weergegeven.

githo nijlen

gemeentestraat 41

50


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Er is een aanlooplengte en een uitlooplengte waarin niet wordt gemeten. Tussenin wordt de gemeten lengte opgedeeld in 5 delen (we noemen dit de cut-off of testlengte). Vanuit deze 5 delen wordt de ruwheid berekend.

 L1: testlengte of Cut-off  Ln: de 5 testlengtes  Lpe: aanlooplengte  Lpo: uitlooplengte  Lt: totale evaluatielengte De ruwheid wordt uitgedrukt in µm (1µm = 0,001mm). Door een juiste keuze van de cut-off lengtes kan men het verschil aanduiden tussen golving en vormafwijking enerzijds en ruwheid anderzijds.

Behalve van een ruwheidmeetinstrument kan men ook gebruik maken van zogenaamde ruwheidsvergelijkingsmonsters. Men vergelijkt hiermee

githo nijlen

gemeentestraat 41

51


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

een gegeven oppervlak met dezelfde bewerking op zicht en/of door aftasten met de vingernagel.

DE RUWHEIDWAARDE RA Ruwheidwaarde Ra is de meest voorkomende ruwheidparameter. Voor de waardebepaling van de ruwheid wordt uitgegaan van een loodrechte profieldoorsnede van het oppervlak. Op de figuur hieronder zie je oppervlakteprofiel sterk uitvergroot. Bij het weergegeven profiel is vergroting in de Y- richting vele malen groter dan in de X- richting. Men denkt zich nu een middellijn M-M door het oppervlakteprofiel die hierdoor aan weerszijden oppervlakken A1 en A2 insluit, waarvan de gezamenlijke grootte gelijk is. De waarde van de ruwheid Ra is gelijk aan de gemiddelde afstand van het oppervlakprofiel tot de middellijn M-M in verhouden tot de testlengte (cut – off).

∑

githo nijlen

gemeentestraat 41

52


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Ra is de hoogte van de rechthoek waarvan de oppervlakte van die rechthoek gelijk is aan het profiel gelegen tussen het ruwheidprofiel en het gemiddelde profiel. Bij het aanduiden van de ruwheid op de tekening worden de volgende waarden aanbevolen:  0,025µm

 1,6µm

 005µm

 3,2µm

 0,1µm

 6,3µm

 0,2µm

 12,5µm

 0,4µm

 25µm

 0,8µm

 50µm

Genormaliseerde waarden voor de testlengte (cut-off) zijn:  0,08mm

 2,5mm

 0,25mm

 25mm

 0,8mm Zonder nadere aanduiding geldt voor de testlengte:  Ra ≤ 3,2µm l=0,8mm

githo nijlen

Ra >3,2 µm l=2,5mm

gemeentestraat 41

53


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

ANDERE RUWHEIDPARAMETERS Naast Ra bestaan er nog andere ruwheidparameters, we bespreken kort enkele.

DE RUWHEIDWAARDE RZ Het gemiddelde van de maximum en minimum van de 5 meetlengtes.

DE RUWHEIDWAARDE RMAX De grootste van de maximum en minimum van de 5 meetlengtes.

DE RUWHEIDWAARDE RT De afstand tussen de maximum en de minimum over al de meetlengtes.

githo nijlen

gemeentestraat 41

54


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

DE RUWHEIDWAARDE RPK De gemiddelde hoogte van de pieken.

KEUZE VAN DE RUWHEIDWAARDE Bij de keuze van de gewenste ruwheidwaarde voor een werkstukoppervlak is primair de functie van het desbetreffende oppervlak van belang. Deze keuze wordt mede bepaald door:  Materiaal  Afmetingen van het werkstuk  Beschikbare fabricagemethoden  Kosten van bewerking… In bijlage vind je een tabel met richtlijnen voor het verband tussen de functie van het werkstukoppervlak en Ra. Over het algemeen heeft men de neiging een machineonderdeel mooi glad af te werken. Men realiseert vaak niet dat dit de kostprijs van het werkstuk de hoogte injaagt. Een werkstuk met ruwheid 1,6µm kost dubbel zoveel als een onderdeel met ruwheid 6,3µm. Uit economisch oogpunt moet men de ruwheideisen niet hoger stellen dan strikt noodzakelijk. Als men de ruwheidwaarde Ra voor de functie van het werkstuk heeft bepaald zal men bepalen met behulp van welke bewerkingsmethode de gestelde ruwheideis te verwezenlijken is. In bijvoegde tabel vind je de richtlijnen voor het bereiken van ruwheidwaarden van metaaloppervlakken bij de verschillende bewerkingsmethoden (verspanende en nietverspanende).

githo nijlen

gemeentestraat 41

55


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

RUWHEIDWAARDE OP DE TEKENING De vereiste oppervlakteruwheid wordt aangeduid op de tekening met behulp van ruwheidsymbolen en de bijbehorende gegevens. Het basissymbool bestaat uit twee lijnen die elke een hoek van 60° maken met de begrenzinglijn van het bedoelde werkstukoppervlak. De rechterlijn is langer dan de linker. Wanneer dit ruwheidsymbool wordt toegepast is de wijze vormgeving niet voorgeschreven. De getalwaarde wordt aan het symbool van ruwheid toegevoegd. (voorbeeld: willekeurige bewerking: Ra 6,3¾m)

Als het materiaal moet worden verspaand of afgescheiden bvb. door middel van zagen moet in het symbool een horizontaal lijntje worden aangebracht. (voorbeeld: bewerking met verspaning Ra 3,2)

Als geen materiaal mag worden verwijderd, wordt in het basissymbool een cirkeltje getekend. (voorbeeld: bewerking zonder materiaalverwijdering Ra 12,5)

githo nijlen

gemeentestraat 41

56


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Soms gelden speciale eisen met betrekking tot de ruwheid van een oppervlak. In onderstaand voorbeeld zijn we:  Ra is 0,4µm  Geslepen de bewerkingsmethode  0,8 de testlengte (CUT –OFF) in mm  = het bewerkingspatroon  0,3 de bewerkingstoegift in mm

De bewerkingsmethode wordt alleen vermeld als dit in verband met de functie van het werkstukoppervlak noodzakelijk is. De materiaaltoegift wordt in normale gevallen niet vermeld. Als het noodzakelijk is de maximale en minimale toelaatbare ruwheidwaarde te vermelden moet de maximale waarde boven de minimale waarde worden geplaatst.

Als het voor een werkstukoppervlak in verband met de functie nodig is de richting van de bewerkingssporen op de tekening te vermelden, ge-

githo nijlen

gemeentestraat 41

57


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

beurt dit met de symbolen volgens onderstaande figuur. Het bewerkingssymbool wordt recht naast de van het basisruwheidssymbool geplaatst.

Als het nodig is de oppervlakteruwheid aan te duiden zowel voor als na een oppervlaktebehandeling kan dit gedaan worden volgens onderstaande figuur. (voorbeeld: voor het verchromen Ra: 0,4 en na het verchromen Ra: 0,2)

Het symbool en bijbehorende gegevens moeten vanaf de onderkant of vanaf de rechterzijde van de tekening leesbaar zijn (dit is in overeenstemming betreffende de plaatsing van maten). Mocht er te weinig

githo nijlen

gemeentestraat 41

58


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

ruimte zijn voor een directe plaatsing dan kan het symbool worden verbonden door een aanhaallijn die in pijlpunt eindigt. Het symbool of de pijlpunt dient op de buitenkant van het materiaal of op het verlengde hiervan te worden aangebracht.

De ruwheidaanduiding wordt bij een symmetrisch stuk herhaald voor beide oppervlakken. Voor een bepaald oppervlak mag de ruwheid maar eenmaal worden vermeld en wel bij voorkeur in dat aanzicht (of doorsnede) waarin de afmeting of de stand van het oppervlak is aangegeven.

Onderstaande figuur is een voorbeeld van de ruwheidaanduiding bij een omwentelingslichaam.

githo nijlen

gemeentestraat 41

59


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Voor gelijke boutgaten vermeldt men de ruwheidaanduiding slechts in één gat of op de hulpmaatlijn hiervan.

Voor tandflanken wordt de ruwheid op de steekcirkel vermeld.

Voor de flank van een schroefdraad wordt ruwheid op een aanhaallijn die in een pijlpunt eindigt op het midden van de flank.

githo nijlen

gemeentestraat 41

60


WERKTUIGBOUWKUNDIG TEKENEN

3 en 4 EM

Als van een bepaald gedeelte van het werkstuk een afwijkende ruwheid wordt geĂŤist wordt dit aangeduid volgens onderstaande figuur.

Als voor alle vlakken dezelfde ruwheidwaarde geldt dan mag dit in de titelhoek vermeld worden onder algemene ruwheidaanduiding.

Als voor het merendeel van de vlakken van een werkstuk dezelfde ruwheidaanduiding geldt dan word(t)en aan de algemene aanduiding de afwijkende ruwheidaanduiding tussen haakje toegevoegd.

githo nijlen

gemeentestraat 41

61


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.