DE BATTERIE: BRUSSEL AAN ZEE De Batterie is een relatief jonge kunsteducatieve organisatie die sinds een drietal jaar via langdurige en intensieve trajecten kinderen en jongeren warm wil maken voor kunst en hen in verbinding wil brengen met elkaar. Het accent ligt op kunstbeleving en de confrontatie met de meest diverse kunstbewegingen en culturen. De artistieke creaties worden door kinderen, jongeren en professionele kunstenaars samen gerealiseerd. Verbinden is een sleutelbegrip in de werking van de Batterie. Want in de artistieke trajecten wordt er naar gestreefd om jonge mensen en kunstenaars aan elkaar te koppelen maar ook om steden of sectoren met elkaar te verbinden. Bij dit alles is er specifiek aandacht voor kwetsbare personen. Interview en tekst: Frederika Van Wing Maart 2015
Brussel aan zee Tijdens het schooljaar van 2013-2014 legde de Batterie de artistieke verbinding tussen twee klassen uit twee steden, Brussel en Oostende. ‘Brussel aan zee’ werd een intensief en experimenteel artistiek parcours met als basis de samenwerking van Vlaamse en Brusselse kinderen. Het uitgangspunt van de samenwerking was de verkenning en de voorstelling van de eigen buurt aan de hand van zelfgekozen betekenisvolle plaatsen. Rondom die plaatsen legden de leerlingen een archief aan waarmee ze de leerlingen van de ander stad rondleidden en dat vervolgens de basis vormde voor een intensieve week van grafische ateliers waarin geëxperimenteerd werd met etsen, lino, zeefdruk, monotype en typografie. Het resultaat van de samenwerking en uitwisseling was een expositie, een mooi vormgegeven boek met bijbehorend stadsplan en een folder met didactische suggesties voor leerkrachten. In een gesprek met Katrien Decoster, Maaike Beuten en Anne De Loof wordt duidelijk wat de drijfveren, uitdagingen en successen van het project waren. Lasso :‘Brussel aan zee’ verbond een klas uit Brussel met een klas uit Oostende. Vanwaar de idee om deze twee steden, en kinderen met elkaar te verbinden? Verbindingen maken is de rode draad in wat De Batterie doet. Telkens zijn we op zoek naar het verbinden van kunst, mensen, steden… In ons werk streven wij steeds naar langdurige projecten waarin veel kan gebeuren. We werken liever niet in korte workshops waarbij we niet meer doen dan losse prikken geven. Het doel van dit project was om twee groepen twaalfjarigen die in een totaal andere stad en buurt wonen met elkaar te verbinden. Twee keer ging het om kinderen die opgroeien in een uitgesproken kwetsbare omgeving: de hospitaalwijk in Oostende en de wijk achter het Noordstation in Schaarbeek. We vroegen de kinderen vanuit hun gevoelens en hun persoonlijk levensverhaal de buurt waarin ze opgroeien te onderzoeken. Het uitgangspunt was daarbij een door elk kind bewust gekozen plaats in de stad. Een plek waarmee ze een persoonlijke connectie hebben, omwille van iets dat er ooit gebeurd was in hun persoonlijke leven, een plek die voor het kind dus belangrijk was. Maar het ging evengoed om toeristische plaatsen, gewoon omdat deze plek iets heel belangrijks betekent in het leven van het kind. Zo was er bijvoorbeeld een meisje wiens ouders getrouwd waren op de Mercator boot. Of een Georgisch meisje dat de Kapucijnenkerk, een hele donkere kerk, had gekozen. Blijkbaar was zij in de eerste maanden van haar verblijf in België door die kerkgemeenschap, en in het bijzonder een zuster van die kerk, opgenomen. Dus dat was voor haar de plek in Oostende waar al het goede in haar persoonlijke verhaal is begonnen.
“Verbindingen maken is de rode draad in wat De Batterie doet. Telkens zijn we op zoek naar het verbinden van kunst, mensen, steden…”
Kortom, heel uiteenlopende plaatsen die om erg verschillende redenen gekozen waren. De volgende stap was om die plaatsen te onderzoeken. We zijn er met de kinderen op uitgetrokken om de plaatsen in beeld te brengen aan de hand van schetsen, tekeningen, audioopnames, foto’s, filmpjes… Maar ook vroegen we de kinderen om de geschiedenis erover op te zoeken die los staat van hun eigen ervaringen. Zo was er een jongen die te weten kwam dat het zwembad waar hij zo graag naartoe ging vroeger een slachthuis was. Dat zijn wel grappige dingen die dan plots boven komen. Al hun tekeningen en feitenmateriaal vormden samen een archief waarmee ze achteraf aan de slag te gingen. Lasso: Behalve de kinderen in verbinding brengen met hun buurt, hebben jullie hen ook verbonden met leeftijdsgenoten uit een andere stad: Brussel ontmoette Oostende en omgekeerd. Hoe is dat concreet verlopen?Brussel aan zee’ verbond een klas uit Brussel met een klas uit Oostende. Vanwaar de idee om deze twee steden, en kinderen met elkaar te verbinden? Nadat ze hun buurt aan de hand van de subjectieve plaatsen in kaart hadden gebracht, hebben ze elkaar ontvangen. De kinderen werden in groepjes opgedeeld en zo hebben ze een aantal van de plaatsen van de andere kinderen bezocht. Met twintig kinderen àlle plekken bezoeken en verkennen was niet haalbaar. We wilden namelijk ook echt de tijd nemen om bij elke plaats stil te staan en het hele verhaal dat erbij hoorde vernemen.
Bij dit alles stond de ontmoeting centraal en dook spontaan de vraag op om voor elkaar te koken. Zo was er een Oostendse jongen die het Mosselhuis van zijn grootmoeder had gekozen
en in Schaarbeek was er een jongen die heel fier was op het Turks köfterestaurant van zijn vader. Dat bracht ons op het idee om daar iets mee te doen. En zo zijn er dus in Oostende mosseltjes gegeten en in Schaarbeek werd er door de vader köfte gemaakt. Dat waren hele fijne momenten in het project. Lasso: Een volgende fase in het project was om alle materiaal dat de kinderen verzameld hadden over hun plek te verwerken in ateliers? In de grafische ateliers zijn veel dingen in ontstaan: etsen, typografie… Het kwam allemaal voort uit hun indrukken van de plek, niet alleen wat er concreet te zien is, maar ook wat je er hoort, hoe het er ruikt, kortom alle zintuiglijke indrukken. En zo was het wel opvallend om vast te stellen hoe kinderen uit de andere stad andere indrukken hebben van die plaats. Neem nu het bezoek van enkele Brusselse leerlingen aan de plek dat een Oostends meisje had gekozen. Voor ze haar verhaal doet aan de Brusselaars, vraagt ze hen om de ogen te sluiten en te vertellen wat ze horen. Dan is het wel verrassend wanneer de Brusselse kinderen vinden dat het zo kalm is in Oostende, maar ook bijvoorbeeld dat voor hen de geur zo anders is. Dat zijn allemaal dingen die je past echt ontdekt door die uitwisseling, door kinderen uit Brussel een voor ons bekende plaats te laten beschrijven. Vanuit die confrontatie ontdek je heel wat nieuws. Lasso: Het materiaal dat uit de grafische ateliers ontstond werd vervolgens verwerkt tot één boek. In hoeverre zijn de leerlingen betrokken bij het samenstellen van dat boek? Dat was moeilijk. Er was over al die verschillende plaatsen heel veel materiaal ontstaan. Dat samen brengen was op zich al een hels werk. Je moet namelijk een duidelijke lijn in het boek krijgen. Dat is iets wat wij gedaan hebben zonder inbreng van de leerlingen. We hebben wel niets weggelaten, alle materiaal heeft een plaats in het boek gekregen waardoor je soms drukke pagina’s krijgt. Maar dat mag ook wel, het eindresultaat klopt. Lasso: Alles werd dan ook nog eens getoond in de tentoonstellingen? In Brussel vond die plaats in de galerij van Sint-Lukas, wat fijn was omdat die in de buurt van de school ligt. In Oostende konden we terecht in cc De Grote Post. De tentoonstelling zelf werd door ons ingericht, we wilden dat het één geheel vormde. Maar er was toch een actieve rol weggelegd voor de school en de kinderen. Zo was er ook in deze fase uitwisseling voorzien en gingen de kinderen naar elkaars werk kijken. De kinderen leidden zelf de bezoekers rond in de tentoonstelling en vertelden hen over de door hen gekozen plaatsen. En ook al was de school aanvankelijk eerder sceptisch, het is toch gelukt om ook de ouders mee te krijgen. Zo hebben ouders zelfs de catering voor de tentoonstelling verzorgd en was er een overvloed aan Turkse en Marokkaanse hapjes.
Lasso: Stond het concept en het concrete verloop van het project vooraf volledig vast? Of heeft dat concept doorheen het proces vorm gekregen? Het concept – de kinderen verzamelen materiaal over een plek in de buurt, dat we uitwerken en verfijnen in grafische ateliers en dat vervolgens de basis voor een boek zal vormen – stond vooraf grotendeels vast. Vanaf het begin stond het concrete resultaat, zoals het boek dat we samen zouden maken, voorop en dat was duidelijk voor iedereen. Maar het hele precieze traject en welke stappen dat ze daarin allemaal gingen zetten, daar waren de kinderen zich niet van in het begin bewust van. Zelfs als we zeggen dat we samen een boek gaan maken, dan nog kunnen ze zich niet inbeelden wat het allemaal concreet betekent om dat boek dan effectief te realiseren. En ook voor ons ligt het niet allemaal vast. Je laat nog veel ontstaan doorheen het gebeuren. Je kunt wel bedenken wat je wilt doen maar een keer je eraan begint, lopen sommige zaken toch andere zoals gedacht. Zoals bijvoorbeeld het ontstaan van het idee van wandelroutes. We wisten vooraf niet goed hoe groot het gebied ging zijn waarbinnen de door de kinderen gekozen plaatsen vallen. Uiteindelijk lagen alle locaties redelijk kort bijeen, waardoor de idee ontstond om er een wandeling van te maken en een wandelroutekaart toe te voegen aan het boek. Dat was op dat moment in het project een logische beslissing, al was het aanvankelijk niet gepland. Praktisch hebben we ook een en ander moeten herbekijken. Zo hadden we voor de grafische ateliers twee maanden uitgetrokken, maar we merkten al gauw dat het voor de scholen niet evident was. Alleen al die hele zeefdrukinstallatie opzetten, was al een heel werk. Dan hebben we zelf voorgesteld om de acht ateliermomenten niet te spreiden maar allemaal in één intensieve projectweek te geven. Dat werkte voor de scholen veel gemakkelijker, om voor één
week een atelier te installeren. Waar we ook op hebben moeten inbinden is de hoeveelheid uitwisselingen. Het was de bedoeling dat ze elkaar nog vaker gingen bezoeken, maar we hebben moeten vaststellen dat de scholen hun limieten hebben wat betreft het aantal verplaatsingen en het werken op locatie. Anderzijds zagen we ook dat zij onderling contact hielden, bijvoorbeeld via facebook en dat was ook waardevol. Lasso: In hoeverre is het mogelijk om in een vooraf vastgelegd concept de vrije ruimte te geven aan de kinderen? Sommige zaken kun je niet echt uit handen geven. De samenstelling van het boek of de opbouw van de expositie kun je niet als een groepswerk aanpakken als je ook wilt dat het een mooi geheel wordt. Maar zoals gezegd, trachtten we steeds om de kinderen daar op een of andere manier actief bij te betrekken. Hoe dan ook is het als begeleider steeds zoeken naar een evenwicht. Zoals met de meisjes die, in beide steden, een winkelcentrum kozen als referentieplek. Je probeert dat zo’n dingen niet compleet het overwicht krijgen. Of omgekeerd was er een meisje dat een heel aangrijpend verhaal vertelde bij de door haar gekozen plaats. Toen hebben we aangegeven dat haar plaats en haar verhaal op een tentoonstelling gebracht zullen worden waar veel mensen zullen komen kijken en vragen zullen stellen naar haar verhaal. Op dat ogenblik moet je die consequenties wel schetsen aan een kind, waarna zij heeft beslist dat ze dat verhaal niet naar buiten wou brengen. Je treedt als begeleider zo nu en dan wel sturend op.
“Voor ons was het verrassend te zien hoe spontaan en gemakkelijk de kinderen elkaar vonden. En de absolute opsteker is dat we achteraf hoorden dat er nog kinderen bij elkaar zijn gaan logeren! Dat is voor ons een teken van verbinden." Lasso: In het geheel van het project, wat was voor jullie een echte ‘eyeopener’? Voor ons was het heel verrassend te zien hoe spontaan en gemakkelijk de kinderen elkaar vonden. En de absolute opsteker is dat we achteraf hoorden dat er nog kinderen bij elkaar zijn gaan logeren! Dat is voor ons een teken van verbinden. Zeker als je bedenkt hoeveel vooroordelen er waren vóór ze bij elkaar op bezoek gingen - dan is het echt niet vanzelfsprekend dat ze elkaar zo gevonden hebben. Het contact blijft ook bestaan door facebook, waarmee ze elkaar heel snel konden vinden en waarvoor ze ons niet nodig hadden, laat staan dat wij dat in de hand hadden. Wij waren trouwens heel old school gestart, met kaartjes waar ze een vraag op moesten zetten en waar ze op de achterkant op moesten antwoorden en terugsturen. Maar dan blijkt dus dat zij heel rap de communicatie overnemen en elkaar opzoeken. De jongens hielden wel minder contact, de vooroordelen over migranten waren ook sterker bij hen. Maar de meisjes mixten meteen, en zo zijn er dus enkelen bij elkaar gaan logeren. Dat vinden wij ongelooflijk, zeker als je bedenkt op welke korte tijd dat gebeurd is. Dat logeren zegt zoveel over wat zo een project kan betekenen los van het artistieke luik: stereotiepen doorbreken, vooroordelen wegnemen, die connectie veel dichter maken. Het feit dat ze zonder ons medeweten beginnen afspreken om bij elkaar te gaan logeren, dat slaat alles.
We werken altijd naar een artistiek resultaat, maar dat verbinden vinden we ook zo belangrijk. Lasso: De leerlingen waren dus duidelijk mee. Hoe ging dat met de leerkrachten? In beide scholen zat het al bij aanvang juist, men begreep waar wij naartoe wilden. Het vertrouwen was er ook vlug, zeker nadat de eerste ateliers hadden plaatsgevonden. Wat zeer bepalend is bij een project, is betrokkenheid van de leerkracht. Als je in een school komt om een voormiddag te werken, dan wil je dat de leerkracht daar volop in meegaat. De leraar heeft op dat moment echt een belangrijke rol en een voorbeeldfunctie. Hoe de leerkracht betrokken is bij het project en het tussen de ateliers levendig houdt, is zeer bepalend voor de interesse en betrokkenheid van de kinderen. Anderzijds veronderstellen leerkrachten ook gauw dat ze niets kunnen toevoegen. Terwijl dat echt niet is. Het is niet dat ze op grafisch vlak geen meerwaarde zouden hebben of de kinderen niet zouden kunnen helpen met hun beeldvorming. Gewoon het tonen van interesse in wat ze doen – door actief mee te doen of door de leerlingen een handje te helpen hier en daar – kan juist verschrikkelijk veel betekenen. Lasso: Zonder een project volledig te willen beoordelen op de gerealiseerde effecten, welk verschil kan een project als ‘Brussel aan zee’ maken? Een project kan wel het verschil betekenen in het leven van een kind. Zo was er een meisje dat echt haar ding had gevonden in de grafische ateliers en dat door deze ervaring overwoog om naar de academie voor beeldende kunst te gaan. De ouders zijn op de vernissage nog komen vragen wat de mogelijkheden op dat vlak zijn. We zijn ervan overtuigd – want we zien dat keer op keer gebeuren – dat we kinderen enorm kunnen laten groeien door hen een beeldtaal te laten ontdekken. Alles wordt doorgaans zeer sterk afgetoetst aan het cognitieve en het verbale. Wanneer we een andere – de grafische – taal aanreiken waar kinderen mee aan de slag kunnen, zien we dat er kinderen zijn die zich eindelijk kunnen uitdrukken. Door die taal aan te bieden kan je voor die kinderen veel betekenen, omdat het de rollen in de klas omgooit. Kinderen die anders weinig kansen tot uitblinken hebben, zie je nu groeien in hun zelfbewustzijn. Dat is waar we in geloven.
Educatieve koffer Bij het project werd een educatieve koffer gemaakt met daarin het boek en de wandelkaart met originele opdrachten voor de leerkrachten. De koffer kan geleend worden bij de Batterie, Muntpunt en Horizon Educatief.
Contact Anne@debatterie.be Katrien@debatterie.be www.facebook.com/debatterie Vzw de Batterie wordt structureel gesteund door de Stad Brugge. Het project “Brussel aan Zee’ werd gerealiseerd met de steun van de Vlaamse minister, bevoegd voor Brussel. Het project ontving ook een subsidie van de “Stichting Koningin Paola”.