Kunstenfestival & vier winden basisschool

Page 1

KUNSTENFESTIVAL & VIER WINDEN BASISSCHOOL Het Kunstenfestivaldesarts heeft een geschiedenis met Vier Winden. De samenwerking startte in 2011 met de Children’s Choice Awards. Vervolgens konden de leerlingen, veilig aan de zijlijn, Inne Goris aan het werk zien tijdens het maakproces van Hoog Gras. Voor 'Ergens hier' stapten ze in 2013 zelf de scène op. Tijdens het schooljaar 2013-2014 stonden de leerkrachten en hun culturele verkenning van Brussel centraal. En in de editie van 2015 was er opnieuw ruimte voor een artistieke voorstelling waarbij leerlingen, leerkrachten, ouders en buurtbewoners een beslissende rol spelen. In een reeks interviews met betrokkenen komt de rijke en soms bewogen geschiedenis van een samenwerking tussen twee partners naar boven. Interview en tekst: Charlotte Michils en Frederika Van Wing

Foto: Koen Broos


Ergens hier In het lijvige aanbod van Kunstenfestivaldesarts prijkte anno 2013 de artistieke creatie 'Ergens hier', het resultaat van een langlopende samenwerking van Kunstenfestivaldesarts met maker Inne Goris en de Vier Windenbasisschool in Sint-Jans-Molenbeek. Deze inspirerende samenwerking heeft een lange historiek en gaat terug tot in 2011 met het Children’s Choice Awards-project. De doelstelling van het project bestaat erin eenzelfde groep leerlingen de kans te bieden het proces van artistieke creatie voor en achter de schermen te ontdekken. Een gesprek met drie medewerkers van Kunstenfestivaldesarts over de filosofie, opzet en verloop van scholenprojecten. Een gesprek met Anne Watthee, Ann-Sophie Van Neste en An Vandevelde (Kunstenfestivaldesarts) Interview en tekst: Charlotte Michils Lasso: Waar is het idee voor dit project gerijpt? Als startmoment geldt een periode waarin wij als organisatie aan het nadenken waren over de rol van publiekswerking. De inzet was eigenlijk publieksbehoud en –verbreding of de zoektocht zeg maar om het bestaande publiek blijvend te boeien en tegelijk te speuren naar andere publieken voor het festival. We wilden beter inhaken op de constant veranderende context, inhoudelijk, politiek, maar ook maatschappelijk. We wilden als festival meer aansluiting met de stad en zijn bewoners, en de complexiteit en diversiteit van de samenleving uitdragen. Het aanboren van nog niet bereikte segmenten van de bevolking leek een logische actie. We zijn 2011, het moment waarop de kinderen, de scholen, het festival … kortom alle betrokken actoren, samenkomen. Het voorliggende schoolproject i.s.m. o.a. de Vier Windenbasisschool is niet het eerste. Al in 2008, 2009 was er een schoolvoorstelling met Toshiki Okada, waarbij we het ambitieuze doel hadden om een Nederlands- en Franstalige secondaire school aan te spreken en te confronteren met een andere cultuur, de Japanse. Bovendien lagen de publieken van de twee scholen ver uiteen, in die zin dat de kinderen uit de éne school, een lycée, geprivilegieerd waren en afkomstig uit de opperlaag van de bevolking, en die uit de andere school, een atheneum, veelal een migratieachtergrond hadden en afkomstig uit een minder gegoed, kleurrijk deel van de stad. Het behoeft weinig betoog dat iedereen zijn ogen open trok en onder de indruk was van de sociale mix en de cultuurclash. Maar goed, terug naar 2011, het moment waarop we van start gingen met voorliggend schoolproject en inzetten op kunsteducatie (schoolvoorstellingen, netwerkinitiatieven, workshops, debatten, …) als toeleiding tot de kunsten. Let wel, de kern van en het vertrekpunt voor al deze kunsteducatieve inspanningen is voor Kunstenfestivaldesarts altijd een artistieke overweging, afkomstig van de artistieke directie. Dat betekent dat de keuze voor toeleiding en kunsteducatie een beleidskeuze is, waarvoor ruimte en middelen worden vrij gemaakt die, daar zijn we ons van bewust, niet noodzakelijk een hoog geldelijk rendement opleveren. Onze keuze voor toeleiding en participatie is m.a.w. een bewuste en goed doordachte, wordt gedragen door de directie en vertrekt vanuit een artistieke visie. Met dat inzicht werd de daad bij het woord gevoegd en kreeg kunsteducatie een structurele plaats in de organisatie. Het eerste project ter uitdraging van deze visie was er één met Canadese kunstenaars, Mamelian Diving Reflex, waarbij het opzet was om een kinderjury samen te stellen (Children’s Choice Awards). Nu, die mensen van Mamelian Diving Reflex hadden totaal niet die achtergrond zoals wij die als


publiekswerkers vandaag hebben, en waren zich niet volledig bewust van de keuzes die wij als organisatie op voorhand hadden gemaakt. Op voorhand hadden de artiesten wel aangegeven dat ze met een brede sociale mix van kinderen wilden werken. Het feit dat net die specifieke scholen meewerkten aan het project, was geen gevolg van een doorgedreven selectie, dan wel van een spontaan reageren van die scholen op een oproep om mee te doen. In concreto ging het om de basisschool Vier Winden in Sint-Jans-Molenbeek, Ecole Aurore in Jette en de Vrije Basisschool Lutgardis in Etterbeek. Het kan een gevoel zijn, maar het leek ons dat de impact op een school als Vier Winden het grootst was, omdat het vaak ook de moeders aanzette tot nadenken en hen het besef opleverde dat zij niet echt de kans hadden gekregen om kunst en cultuur te exploreren. Daarnaast wilden wij dit project een meer duurzame context geven door er een vervolg op te voorzien. We wilden afstappen van het projectmatige waarbij er altijd een losse ervaring wordt geboden aan de kinderen, en waar verder geen vervolg op wordt bedacht. En zo werd het idee geboren om met diezelfde school een voorstelling te maken. De eerste fase ging over het bekijken en beoordelen van een afgewerkte productie, de tweede gunde de kinderen een blik achter de schermen en begeleidde hen doorheen een artistiek proces. Om de voorstelling vorm te geven en de kinderen te begeleiden, viel toen de naam van theatermaakster en dramadocent Inne Goris, die op Kunstenfestivaldesarts ook al met eigen creaties had gestaan. Lasso: Waar kwam de motivatie van de scholen om mee te werken vandaan? Eén van de scholen, Vrije Basisschool Lutgardis in Etterbeek, kende Kunstenfestivaldesarts. Wim Van den Brulle, toen als meester verbonden met de school in Etterbeek, nu directeur van de Vrije Basisschool Sint-Lukas in Schaarbeek, had ooit al vrijwilligerswerk gedaan voor Kunstenfestivaldesarts. De directrice van Ecole Aurore was initieel ook bijzonder te vinden voor het project, maar vond naderhand toch dat ze het op educatief vlak niet voldoende kon onderschrijven. Na die beslissing vertrok er vanuit de school wel een warme oproep om buiten de schoolcontext deel te nemen aan het project. Zo had elke deelnemende school wel een amalgaam aan redenen, persoonlijke, pedagogische, artistieke … om (niet langer) deel te nemen aan het project. Lasso: Hoe viel de samenwerking met de kinderen (vijfde leerjaar) in het Children’s Choice Award-project en in het traject erna mee? Goed. Het feit dat ze jurylid mochten zijn, en de kans werden geboden om stukken van volwassenen te gaan beoordelen, werd wel gesmaakt. Het zijn doorgaans altijd de volwassenen die gaan bepalen naar welke voorstellingen kinderen gaan kijken, hoe laat ze moeten gaan slapen, … In deze stonden ze zelf aan het roer en werden ze verantwoordelijk gemaakt voor hun eigen beslissingen. Er zijn naar aanleiding van het CCA-project in de klas ook een hele resem workshops geweest over vragen als "wie heeft het recht om wat te beslissen en waarom". De hele omkadering van een rode loper, een busje waarin ze werden rond gevoerd, … droeg bij tot dat emancipatorisch effect. De kinderjury bleef ook niet onopgemerkt bij het publiek: de kinderen werden aangesproken op hun jurylid zijn. Na de voorstelling konden ze vaak ook de artiesten ontmoeten. Omgekeerd bleken ook de volwassenen, en dan meer bepaald de artiesten, gecharmeerd door de inbreng van de kinderen. Zo was Jozef Wouters bijzonder opgezet met de lovende woorden van de kinderen voor zijn installatie op de Oude Graanmarkt. Het komt er vaak op aan om kinderen niet langer als kinderen te zien maar als partner wiens ideeën moeten gehoord en gevaloriseerd. Deze emancipatorische manier van werken, waar ook Inne Goris zo sterk op inzet, zorgde er bijvoorbeeld voor dat de kinderen zo naturel konden functioneren in het nagesprek volgend op de voorstelling die ze samen ineen hadden gestoken. Ook het feit dat die kunstprojecten de kinderen een stukje uit het schoolsysteem trekken, draagt ertoe bij dat ze zich vrijer gaan voelen en meer verantwoordelijkheid gaan opnemen.


Zoiets gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Het merendeel van de kinderen van de Vier Windenbasisschool bijvoorbeeld waren niet gewoon om hun eigen creativiteit aan te spreken. Om hen zover te krijgen, waren er verschillende kleine en individuele deeltrajecten nodig. Zo trok Inne Goris met Kevin naar Koenraad Tinel, en met Jonas naar een muzikant die hem liet kennis maken met improviseren en experimentele muziek. En Jonas is dan nog één van de kinderen die wél naar het theater gaat en viool speelt, en die om die reden trouwens ook niet zo goed lag in de groep. Het theaterproject heeft de mening van de andere kinderen over Jonas in de positieve richting beïnvloed. Daarnaast mag ook echt niet worden onderschat hoezeer kinderen trachten te anticiperen op verwachtingen van volwassenen. Spontane reacties zijn soms ver te zoeken. Ook voor Inne was een dergelijk schoolproject niet evident, in die zin dat ze vaak werkt met audities en zo doende alleen kinderen ontmoet, die heel bewust kiezen om theater te maken. In deze context werd er een klas aangezocht om mee een voorstelling ineen te steken. Lasso: Hoe zet Kunstenfestivaldesarts in op continuïteit in dergelijke projecten? We hebben het project intern geëvalueerd en de vraag over een mogelijk vervolg ligt nu (2013, nvdr) inderdaad op tafel. Als festival schud je met dergelijke projecten bepaalde individuen of instellingen wakker, of laat je ze warm lopen voor de kunsten, maar een verdere opvolging van deze of gene leerling of school, is natuurlijk moeilijk. Het gaat er zoals eerder gezegd om, blijvend te zoeken naar contact met die lagen van de bevolking die moeilijker de weg vinden naar de kunsten. Bovendien moet die zoektocht voor Kunstenfestivaldesarts ook artistiek kloppen: het uitgangspunt van de publieksbemiddelende inspanningen blijft het artistieke werk. Het is belangrijk om de impact van een dergelijk project in al zijn breedte te bekijken. Zo zijn niet alleen de kinderen onder de indruk van een dergelijk traject, maar ook de ouders of de buurt. Dat zorgt ervoor dat er heel veel mogelijke insteken zijn: zo kan je meer intergenerationeel werken of de link leggen tussen de school en de wijk. Ook ons eigen diversiteitsdenken als festival wordt mede beïnvloed door dergelijke projecten en zetten ons aan om er weer andere op te zetten. Enerzijds is er de filosofie en de intentieverklaring, anderzijds is er de praktijk waaraan je je denkbeelden kunt aftoetsen en bijsturen. Ook het zogenaamde reguliere publiek van het Festival wordt voor een stuk uitgedaagd om op een andere manier te gaan kijken naar bijvoorbeeld een schoolvoorstelling of om na te denken over 'kijken' door de inzet van een kinderjury.

Het is belangrijk om de impact van een project n al zijn breedte te bekijken. Zo zijn niet alleen de kinderen onder de indruk van een dergelijk traject, maar ook de ouders of de buurt. Lasso: Welke inbreng heeft een school in deze artistieke projecten. Wat wordt van de school, de individuele leerkracht, de directeur, … verwacht of, anders gesteld, welke rol wordt er door hen opgenomen? Inhoudelijk is er relatief weinig wisselwerking. Qua omkadering wordt er natuurlijk heel wat gevraagd van de school en de begeleidende leerkracht. Zo zijn er in het laatste traject constant gesprekken geweest met bijvoorbeeld de juf, Ilse Van Coillie, om het proces nieuw leven in te blazen of om raad te vragen over het gedrag van bepaalde kinderen. De bemiddelingsfunctie van de leerkracht, van de school, … in de groep, naar de ouders, … mag niet worden onderschat. Op een bepaald moment zijn er ook enkele kinderen uit het traject gezet, omdat samenwerken onmogelijk was en het voor de anderen ook heel erg storend werd. Ook voor een maker en artistiek begeleider als Inne is het belangrijk om te worden bijgestaan door iemand die het groepsproces helpt mee te bewaken, die tussenkomt bij discussies of storend gedrag, die er


mee voor zorgt dat er een inspirerend klimaat is om in te werken. Tegelijk moet er ook een zekere vrijheid ontstaan in de hoofden van de kinderen om hun ding te kunnen doen, en dat betekent dat te veel inmenging van de school, juf, … ook niet wenselijk is. Beide kanten, maker en school, moeten maximaal op elkaar worden afgestemd. Daarbij is het van het grootste belang dat je van bij het begin grondige gesprekken voert, en dat het voor iedereen duidelijk is wat er wordt verwacht. Het is soms veel wenselijker om een duidelijke 'nee' of weerwerk te krijgen in het begin, zodat alle partijen er zich blijvend goed bij voelen. Het behoeft weinig uitleg dat het ook in dit verhaal vaak om overeenkomende persoonlijkheden gaat: een juf of directeur die het belangrijk vindt om te investeren in een artistiek project, een inspirerend samenwerken, … Toch is het fijn als de gedragenheid verder reikt dan één of meer individuen en als je als organisatie het gevoel krijgt het project te kunnen loslaten. Lasso: Welke tips & tricks zou je formuleren voor andere scholenprojecten? Een reden voor het welslagen van het laatste project is het co-auteursschap: het feit dat alle ideeën, alle vondsten, de uitwerking ervan, gebeurde door Inne én de kinderen. Het werd een gedeeld verhaal voor maker en kinderen. Dat constant betrekken van de ander geldt ook voor de school. Als artiest of organisatie kun je niet zomaar binnenvallen in een school; het is van het allergrootste belang dat alle neuzen in dezelfde richting staan, en dat het engagement constant blijft.

Een reden voor het welslagen van het laatste project is het co-auteursschap: het feit dat alle ideeën, alle vondsten, de uitwerking ervan, gebeurde door Inne én de kinderen. Het werd een gedeeld verhaal voor maker en kinderen Daarnaast is ons inziens naast het proces ook het product echt belangrijk, waarvoor middelen dienen vrijgemaakt. Een eindvoorstelling zorgt ervoor dat het proces niet vrijblijvend is en de aandacht wordt vast gehouden. Tot slot willen nog eens hameren op een inleidend gesprek waarbij de projectdoelstellingen (inhoudelijk, artistiek, praktisch, engagement, financieel, …) goed worden doorgesproken. Enkel zo vindt een project de juiste partners, enkel zo wordt samenwerken een succesverhaal. Een wel doordachte filosofie is voor de partner die de eerste stap zet, primordiaal. Het moet duidelijk zijn welke plaats een dergelijk project in de organisatie kan innemen, hoe big het kan worden, hoeveel aandacht en middelen het kan toebedeeld krijgen.


Inne Goris, de juf van de rare vragen Inne Goris’ kunsteducatief traject startte bij BRONKS, waar ze terecht kwam bij Oda Van Neygen, toen ze in haar laatste jaar sociale en culturele agogiek aan de VUB op zoek ging naar een onderwerp voor haar eindwerk. BRONKS bleek voor Inne een blijvertje, want ze deed er ook haar stage, inleidingen en naverwerkingen bij voorstellingen en kon er uiteindelijk aan de slag. Zeven jaar bleef Inne er; ze was er de architect en educatieve begeleider van tientallen projecten met kleuters en lagere schoolkinderen. Ook toekomstige leerkrachten vormden haar publiek. Inne studeerde af als sociaal assistent, ging vervolgens aan de VUB haar licentie sociale en culturele agogiek halen en voltooide tot slot de opleiding tot dramadocent-regisseur aan de Toneelacademie Maastricht. Dit laatste liet zich mooi combineren met haar job bij BRONKS. Inne wordt geïnterviewd naar aanleiding van haar voorstelling ‘Ergens hier’, het eindproduct van een langlopende samenwerking van Kunstenfestivaldesarts met Inne en de Vier Windenbasisschool in Sint-Jans-Molenbeek. Interview en tekst: Charlotte Michils Lasso: Hoe kwamen de drie partners in dit project bij elkaar? Hoe kwam jij terecht bij Kunstenfestivaldesarts, en kende jij de Vier Windenbasisschool al vooraleer je dit project aanvatte? Na zeven jaar BRONKS wilde ik even iets anders doen dan kunsteducatie. De drang om weer te gaan 'maken' had opnieuw de bovenhand. Ik heb dus een tijd geen projecten meer gedaan. Toch is het zo dat ik voor mijn creaties ben blijven werken met kinderen en jongeren; alleen ging ik anders te werk. De kinderen kwamen in mijn producties terecht via audities. Die manier van werken trekt een heel ander publiek aan: het zijn enkel de gemotiveerde kinderen waar je mee verder gaat, in tegenstelling tot een schoolproject, waar je met een klas aan de slag gaat, waarin sowieso kinderen of jongeren zitten voor wie een dergelijk project niet zo nodig hoeft. Mijn werk situeert zich sowieso ook op de grens tussen dans, theater, film, beeldende kunsten; daarnaast werk ik met kinderen, voor kinderen, met acteurs voor kinderen, met kinderen voor volwassenen, waardoor ik zowel in het jeugdtheater- als avondcircuit thuis ben. Op Kunstenfestivaldesarts heb ik ondertussen gestaan met ‘Muur’, een voorstelling met vier jongeren en vier oudere mensen, met ‘Hoog Gras’, een voorstelling van twee jaar geleden gemaakt met jongeren, … Eigenlijk ben ik als maker al in gesprek met Kunstenfestivaldesarts van in de tijd toen Frie Leysen nog directeur was. Hoe dan ook was het An Vandevelde, publieksmedewerker bij Kunstenfestivaldesarts, die me vorig jaar vroeg om een proces van artistieke creatie te doorlopen met een groep leerlingen van de Vier Windenbasisschool. Op zich vond ik dat een charmant idee, omdat die school de laatste was waarmee ik op het einde bij BRONKS heb samengewerkt. Bovendien woon ik ook aan het kanaal, zij het dan aan de overkant (niet de kant van Sint-Jans-Molenbeek, red.), en leek het met fijn om in de buurt waar ik woon, aan de slag te gaan. Ik moet wel zeggen dat ik ondertussen geen mensen meer kende in de school. Lasso: Hoe verliep de samenwerking met de school en de ouders? Ik heb met verschillende juffen samengewerkt. Voor mijn productie ‘Hoog Gras’, waarvan de kinderen het maakproces hebben gevolgd, heb ik samengewerkt met juf Karlien, voor ‘Ergens


Hier’ met juf Ilse, … Daarnaast is het inderdaad zo dat de school, de Vier Windenbasisschool, gekend is in de sector als een fijne en gretige samenwerkingspartner. Hoewel de school met heel veel dingen tegelijk bezig was (bouwdossier, traject over zittenblijven, overgang naar graadklassen, …) hebben we toch beslist dat we weliswaar geen volwaardige voorstelling zouden maken, maar wel een stevig eindproduct dat kon gebracht voor een publiek. Zo was dat ook afgesproken met Kunstenfestivaldesarts. Een eindproduct is voor mij toch iets noodzakelijks: het houdt de aandacht vast en het zorgt ervoor dat het hele proces niet te vrijblijvend wordt. Hoe dan ook, het voorstel waarmee ik naar de directie ben gestapt (wekelijks samenkomen op dinsdagnamiddag en ook tweemaal een volledige werkweek buiten de schooluren), en waarvan ik overtuigd was dat het te ambitieus ging worden bevonden, werd tot mijn grote verrassing wel degelijk aangenomen. Als je van de kinderen een dergelijk engagement vraagt, moeten ook de ouders van de kinderen geraadpleegd. Zo zijn er drie bijeenkomsten ingelegd, waarbij we het ganse traject van a tot z uit de doeken hebben gedaan, en de verwachtingen met hen overliepen. Het was voor ons niet alleen een informeren, we wilden met die bijeenkomsten, de uitnodigingen voor toonmomenten ook echt de ouderbetrokkenheid stimuleren. Het feit dat die ouders dan kwamen kijken, gaf de kinderen en mij dan ook weer telkens een doel om goed door te werken en iets toonbaars klaar te hebben. Daarnaast zijn we met (iets meer dan de helft van) de ouders en de kinderen ook driemaal naar een voorstelling geweest, tweemaal bij BRONKS en eenmaal bij de KVS, zodat het traject toch ook af en toe eens loskwam van de school. Lasso: Voor de één blijkt een eindvoorstelling of een eindproduct een stimulans, voor de ander onnodige stress. Jij bent duidelijk voor? Ik weet wel dat er makers zijn die de heterogeniteit in de groep, om maar iets te noemen, soms een onoverbrugbaar euvel vinden om tot een eindproduct te komen, of dat er makers zijn die op voorhand liever niet x aantal voorstellingen vastleggen. Voor hen is het proces heilig en het eindproduct bijkomstig. Voor mij is dat inderdaad niet zo. Wat het einddoel ook is, een voorstelling voor de mama’s en papa’s of een ander leerjaar, een film, … het is belangrijk om een zekere druk te ondervinden. Sommigen benoemen dat als stress, voor mij is dat positieve druk. Ik vind onduidelijkheid m.b.t. het eindpunt van het proces veel stresserender dan een helder omschreven einddoelstelling. Ik merkte vroeger ook vaak dat bijvoorbeeld bij het werken met studenten, korte toonmomenten van al was het maar drie minuten, ervoor zorgden dat de focus behouden bleef. Lasso: Was het makkelijk om de kinderen blijvend te motiveren? De groep die voor de eindvoorstelling op het podium stond, was net niet de volledige klas. Dat het niet gemakkelijk is geweest om zo’n grote groep aan boord te houden, kan ik je wel verzekeren. Ergens in het proces heb ik twee jongens moeten vragen, niet meer mee te doen. Dat is niet zomaar gebeurd. In december, na gesprekken tussen de kinderen en de directeur, de juf en mij, werd besloten om met hen verder te werken. We waren er allemaal wel op de een of andere manier van overtuigd dat we een kind niet zomaar een kans mogen ontnemen. Toch bleven de problemen aanhouden, en de eerste dag van de paasvakantie is de bom dan toch ontploft. Er stonden op dat moment een paar mensen van de scenografie bij me, die me zegden: "Inne, als je die twee kinderen buiten zet, kun je verder werken." Het feit dat het bijnabuitenstaanders waren die op zo’n korte tijd (al na een kwartier!) een analyse van de situatie konden maken, heeft me doen inzien dat het niet langer betrekken van deze kinderen, de juiste beslissing was. Ook de juf en de directeur hebben me in die beslissing gesteund. Maar nogmaals, zoiets beslissen is niet gemakkelijk. Alle betrokkenen (school, ik, Kunstenfestivaldesarts, …) waren van mening dat het een socio-artistiek project was, en dat er zwaarder diende ingezet op het proces, maar uiteindelijk bereik je wel een punt waarop je tot de conclusie komt dat het zo niet verder kan. De reacties van de jongens waren tegenovergesteld.


De ene begreep het wel, de andere was kwaad. De ene had naderhand ook wel veel spijt, de andere is kwaad gebleven. Soit. Lasso: Wat was de impact van zo’n lang traject? Vrij groot denk ik. De school had ook geen ervaring met zo’n lang traject. Nu, noch de school, noch ik, kunnen om de haverklap een dergelijk engagement opnemen. Zo’n project is toch iets waar je even van moet bekomen. Ik heb van de school heel veel steun gekregen, er zijn bijzonder veel reacties op gekomen, zowel van de ouders van de deelnemende kinderen, als van andere kinderen, … Een dergelijk project roept ook vragen op bij de leerkrachten in de school. Vragen van een buitenstaander als ik over het niveau van de kinderen (zo hadden veel kinderen het constant over 'de meisje'), houden opnieuw een spiegel voor. Ook de ganse discussie over wat je als school aanvangt met iets als muzische vorming, komt opnieuw naar boven drijven. Daarnaast is het proces ook voor mezelf heel confronterend geweest. Ik ben iemand die graag in de diepte werkt, die elk kind graag een zoekproces laat doorlopen. Nu, doordat het zo’n moeilijke groep was, bleek die zoektocht naar diepgang echt geen evidente. De kinderen bleven precies vrij oppervlakkig geëngageerd, en ze bleven vooral de spelletjes het leukst vinden. Bijzonder moeilijk. Om uit die impasse te geraken, ben ik op een bepaald moment één-op-één-trajecten gaan organiseren, waarbij elk kind (dertien in het totaal) op bezoek ging bij een kunstenaar die hem of haar fascineerde. Zo werd Zora (die graag danst, beweegt) in contact gebracht met Samantha van Wissen na haar voorstelling ‘Drumming’ in de Singel. Beiden hebben dan een ganse namiddag geïmproviseerd. Ik kan je vertellen dat elk van die momenten vaak heel bijzonder en intens was. Veel van dat materiaal is trouwens ook verwerkt in de voorstelling. Niet alles. Een ander voorbeeld van zo’n tandem waren Roba en auteur Kaat Vrancken. Roba zou een verhaal schrijven en zocht feedback bij Kaat. Lange tijd ging het verhaal over en weer, en begon bij Roba de moed in de schoenen te zinken. Totdat ik Roba vertelde dat ook mijn maakproces zo in elkaar zat. De éne dag doe je dit, de dag erna wordt het resultaat van de vorige dag compleet weggesmeten, … Ook bij de juf bemerk je op zo’n moment een aha-erlebnis. Ook die gaat zich dan op een bepaald moment afvragen of ze niet wat veeleisender mag omspringen met een opstel bijvoorbeeld. Lasso: Wat is voor jou het allerbelangrijkste in zo’n project? Voor mij is het van groot belang om de deurtjes open te zetten in de hoofden van de kinderen, om hen verder te laten denken dan hun neus lang is, om hen andere dan de standaardantwoorden te ontfutselen. Het schoolsysteem houdt kinderen zo hard voor dat er slechts één antwoord mogelijk is op een vraag. Welnu, ik vind het mijn taak om rare vragen te stellen en de kinderen te triggeren om hun fantasie aan te spreken. Zo begon ik mijn sessie soms met een vraag als "mijn hoofd lijkt op …" en ik vertelde erbij dat het een gebouw moest zijn … De kinderen over de drempel halen om anders te denken dan anders, dat is lang mijn drijfveer geweest; het heeft lang geduurd vooraleer ik met hen inhoudelijk aan de slag kon. Lasso: Slaagde je erin 'als juf van de rare vragen' om het project uit zijn schoolse context te halen? De schoolcontext betekent voor de kinderen allereerst een veilige omgeving. Het is een plek waarin ze wel een paar dingen kunnen ondernemen, zonder al te hard op hun bek te gaan. Om maar een voorbeeld te geven van wat een vertrouwde omgeving met een kind doet ... Op een bepaald moment kwam er een journalist van Klara langs om twee meisjes te interviewen rond de eindvoorstelling. De interviewer en de meisjes namen plaats in het lokaaltje naast het bureau


van de directeur. Nu bleek dat interview ontzettend moeilijk te lopen. We hebben de interviewer en de meisjes vervolgens laten plaatsnemen in het klaslokaal van de meisjes, en toen bleek het gesprek opeens wel te vlotten. Toeval of niet? Daarnaast zijn we voor het project ook elke week naar het Huis der Culturen getrokken om er te werken, dus een groot deel van het repetitieproces voltrok zich ook letterlijk buiten de schoolmuren. Idem voor de eerder aangehaalde individuele trajecten, die ook allemaal stuk voor stuk buitenshuis waren. Ik vind persoonlijk ook dat de grootste doorbraken in het werkproces zich buitenshuis voltrokken hebben. Je moet de kinderen durven halen uit hun vertrouwende omgeving. Het feit dat je kinderen ertoe brengt om op een andere manier naar de dingen te kijken, ook naar zichzelf, vind ik persoonlijk een grootse realisatie van muzische vorming. Het feit dat ze het bijvoorbeeld niet goed doen op school, of dat ze op school niet goed in de groep liggen, en dat ze door een muzisch project, welke vorm het ook aanneemt, een ander beeld van zichzelf krijgen, … daarvoor doe ik het.

Kijken naar de dingen en er ook tijd voor nemen In mei 2013 stonden de leerlingen van het 6de leerjaar van de Vier Windenbasisschool uit SintJans-Molenbeek zo goed als voltallig op een van de podia van het Kunstenfestivaldesarts en brachten de voorstelling ‘Ergens hier’ die ze samen met kunstenares Inne Goris gemaakt hadden. Het was het – voorlopige – eindpunt van een intensieve samenwerking die al enkele jaren eerder startte. Ondertussen ging de samenwerking tussen het Kunstenfestivaldesarts en de school verder met een tweeledig traject waarbij de leerkrachten naar verschillende hedendaagse podiumvoorstellingen gingen kijken en parallel daaraan een vormingstraject met een kunsteducatieve organisatie volgden. Een levendig gesprek met Ilse Van Coillie (leerkracht 6eleerjaar) en Dirk Letens (directeur) die het hele proces van dichtbij opvolgden. Behalve een terugblik op de voorbije samenwerking met het Kunstenfestivaldesarts en Inne Goris, vertellen ze ook al een en ander over hun plannen en dromen voor de toekomst. Interview en tekst: Frederika Van Wing Lasso: Het concrete creatieproject met theatermaakster Inne Goris ligt nu (zomer 2014, nvdr) een jaar achter ons. Hoe kijken jullie daar op terug, wat is er echt blijven hangen? Ilse: Het was een heel leerrijk project, en het was heel fijn dat het zo intensief was omdat je samen met de kunstenaar een weg aflegt. Bovendien leerden we via Inne heel wat mensen en organisaties kennen waarmee zij samenwerkt uit de buurt. Voor mij als leerkracht blijft wat er met de groep kinderen gebeurd is het meeste bij en dan meer bepaald hoe de kinderen op een niet-schoolse manier een jaar op pad zijn geweest. Het is opmerkelijk om te zien hoe de groep doorheen dat jaar geëvolueerd is en wat zij uiteindelijk als resultaat neergezet hebben. Voor mij was het uniek om de evolutie die zij doormaken te mogen beleven. Het is een ervaring die zij meenemen voor de rest van hun leven. En het is iets dat jij hen als leerkracht niet kan bieden.

. Juf Ilse: Het is een ervaring die de leerlingen meenemen voor de rest van hun leven. En het is iets dat jij hen als leerkracht niet kan bieden


Lasso: Jullie evaluatie achteraf wees uit dat jullie het Kunstenfestivaldesarts als een partner graag in huis hielden? Ilse & Dirk: Ja, zeker! Absoluut! Dirk: Er waren heel wat collega’s die door het project waren geprikkeld. Aan de andere kant kwam bij de evaluatie wel naar boven dat het alles bij elkaar een heel intensief project was. Ilse: Het was intensief voor mij, maar zeker ook voor de leerlingen. Het vraagt een grote tijdsinvestering en het vraagt veel van de groep en de leerkracht. Ik heb het nog al gezegd: ik vind het een fantastisch project, maar ik zou het nooit elk jaar doen. Daarvoor is het gewoon te intens. Dirk: Het was inderdaad een heel tijdsintensief project: er werd in de herfstvakantie gerepeteerd, een week tijdens de paasvakantie, daarbuiten waren er ook nog momenten... Er ging veel vrije tijd naartoe. En op deze school staan leerkrachten daar zeker voor open, maar dit was toch intensief. Nu, het Kunstenfestivaldesarts ziet dat uit een ander oogpunt: zij zijn een innovatieve en hedendaagse kunstenorganisatie met andere doelstellingen dan wij. Maar waar deze werelden elkaar ontmoeten, brengt dat een dynamiek teweeg. Het doet ons naar onszelf kijken en de kunstenpartner naar zichzelf. Ilse: Op dat vlak was het een echte zoektocht: hoe twee werelden die ver van elkaar staan, bijeen brengen? Hoe een manier vinden waar iedereen zich goed bij voelt en iedereen zijn eigen doelen kan behalen? Ik denk dat in dit project de lijnen wel duidelijk waren, we wisten waar we naartoe gingen. Maar je moet er toch blijven over spreken met elkaar, zodat het voor iedereen duidelijk is welke doelen we nastreven. Inne was daarin een heel sterke persoon. Ik denk niet dat elke kunstenaar het in zich heeft om dat te doen. Maar zij heeft echt wel die ervaring met onderwijs. Het was een grote troef om met haar samen te werken. Lasso: In een eerder gesprek vertelde Inne over haar wil om het artistieke werk met de kinderen inhoudelijk uit te diepen en te verrijken, terwijl de kinderen vooral geënthousiasmeerd waren door de spelelementen en niet altijd even gemakkelijk te motiveren waren om dieper, abstracter te gaan in hun fantasie of verhaal. Hoe hebben jullie en de leerlingen dat ervaren? Ilse: Het klopt dat het artistieke en het streven naar een kwaliteitsvol resultaat voor haar heel erg belangrijk was. Nu, het concept was ook dat de hele klas deelnam. Maar de klas heeft daar niet zelf voor gekozen. En dat is vaak teruggekeerd in de gesprekken: dat het niet evident is voor alle kinderen. Niet iedereen is zo gebeten door cultuur of voelt zich goed op het podium. En dan is deze formule niet altijd ideaal. Maar toch is ze erin geslaagd om een sterk resultaat neer te zetten. Het is altijd een beetje afwegen: wat willen we bereiken en hoe komen we tot dat einddoel? Lasso: Op basis van de vaststelling dat zo’n intensief project niet meteen voor herhaling vatbaar was, maar dat jullie wel graag bleven samenwerken met het Kunstenfestivaldesarts, zijn jullie voor dit schooljaar tot de keuze gekomen om eerder met de leerkrachten te gaan werken. Ilse: Ja, en dat was een vraag vanuit het team. We vinden deze manier van samenwerken met een kunstenaar fantastisch. Maar tegelijk stelden we vast dat wij, leerkrachten, over te weinig kennis en vaardigheden beschikken om zelf zulke creatieve processen te begeleiden. Zo ontstond de vraag of we hierin niet geholpen konden worden. Zodat we voortaan zelf beter in staat zijn om muzisch en creatief te werken met een hele groep en om het werken rond theater in de school binnen te brengen.


Lasso: Dat is dan een traject geworden waarbij jullie de hedendaagse podiumkunsten in Brussel konden ontdekken? Dirk: Dat is één aspect van het traject, want er waren twee luiken. Het eerste luik was een kijktraject, waarbij het Kunstenfestivaldesarts een voorstelling selecteerde waar we met het team en enkele ouders naar gingen kijken. Het was niet evident om de ouders mee te krijgen. Bij de start lukte dat wel, naar het einde toe ging dat wat moeilijker. Het was ook intensief: vanaf januari gingen we elke maand kijken, tijdens het festival was dat elke week. Dat waren wel wat voorstellingen, en de ene kende al wat meer succes dan de andere. Ik moet zeggen dat het Kunstenfestivaldesarts erg avant-garde is, maar je komt wel op plaatsen in Brussel waar je anders niet zou komen, zoals in Cinema Marivaux. Het is dan ook geweldig hoe je blik wordt verbreed. Die van jezelf als leerkracht, maar ook die van de ouders – al is dat voor hen niet evident. Naar de meest toegankelijke voorstelling zijn ook de meeste ouders, en zelfs enkele leerlingen, komen kijken. Maar zelfs deze voorstelling riep nog veel vragen op. Het was dan ook jammer dat er – doordat het telkens om avondvoorstellingen ging, en vele leerkrachten verderaf woonden – te weinig aandacht was voor de nagesprekken. Dat is dus een punt dat we, achteraf bekeken, anders zouden aanpakken. Ilse: Onder elkaar spraken we er wel over, maar we misten iemand met een sterkere achtergrond in de podiumkunsten om onze kijkervaring te helpen kaderen. Dirk: Er was wel de inleiding op elke voorstelling, maar zoals Anne van het Kunstenfestivaldesarts zei: het is altijd oppassen om in die introducties niet al te veel informatie te geven die de kijkervaring van de toeschouwer stuurt. Er waren wel nagesprekken, maar dat hadden er nog meer mogen zijn. Een ander aandachtspunt in het kijktraject is de gedragenheid door het hele team. Het was de vrije keuze van de leerkrachten om er al dan niet aan mee te doen. De leerkrachten die niet meededen, stonden er natuurlijk verder van af. Ik begrijp hen natuurlijk ook, want het is weer iets is wat erbij komt, naast bosklassen enz. Zo blijft het dus zoeken naar de mate waarin je mensen kunt engageren en mobiliseren zonder hen te overbevragen. Lasso: Het verkennen van podiumkunstenvoorstellingen, was dat voor veel collega’s nieuw? Ilse: De toegankelijkheid was niet altijd evident. Zelfs al ben je opgeleid of opgegroeid in deze cultuur, en al woon of werk je hier in Brussel, en ben je dus wel wat gewoon, dan nog is het niet evident. Dirk: Maar anderzijds, we hebben daarvoor ook al veel met hedendaagse kunst gewerkt. In het begin stond ik ook verwonderd te kijken. We hebben ondertussen een partnership met Ultima Vez en hun danser Seppe Bayens komt in onze atelierwerking. Daarvoor werkten we – ook rond hedendaagse dans – samen met MUS-E Belgium, in het Huis der Culturen hier verderop… dus gaandeweg worden de barrières wel kleiner. Ilse: Het is allemaal erg gegroeid de laatste jaren. Vroeger ging het louter om gaan kijken naar de jeugdtheatervoorstellingen, maar ondertussen wordt het veel breder en doen we veel meer intensieve projecten. Lasso: Behalve de leerkrachten, werden ook ouders op sleeptouw genomen. Hoe lukte dat? Dirk: De rol en betrokkenheid van de ouders was nu volledig anders dan toen we een voorstelling maakten. Naar zo’n voorstelling komen zo goed als alle ouders kijken. En dat hele creatieproces wakkerde de interesse van de ouders aan voor andere zaken die we met de school doen. Die intensieve betrokkenheid was er nu niet. Bovendien was de diversiteit van de betrokken ouders veel minder groot en was er echt te weinig sprake van een olievlekeffect


waarbij ouders elkaar motiveren en aanspreken om mee te doen. Maar bon, ik denk dat die verantwoordelijkheid bij de school lag. Wij hebben te weinig oog gehad voor de ouders om hen mee te vragen, op te volgen, na de voorstelling de tijd nemen om erover na te praten... We deden dat wel, maar uiteindelijk bereikten we toch eerder de typische ouders die al veel deelnemen. En dat is ook niet de bedoeling. Lasso : En dan was er nog een luik in jullie samenwerking met het Kunstenfestivaldesarts? Dirk: Het tweede luik was een vormingstraject waarvoor het Kunstenfestivaldesarts de kunsteducatieve organisatie De Veerman had aangetrokken. Het uitgangspunt was een voorstelling op het Kunstenfestivaldesarts die we vooraf niet konden zien. In deze voorstelling, Work Table van Kate McIntosh, krijg je een voorwerp dat je vervolgens stuk maakt. Met die resten ga je naar een andere ruimte. Daar krijg je de brokstukken van een andere toeschouwer en daarmee mag je een nieuw voorwerp creëren. Heel de idee hierachter werd vervolgens in het vormingstraject ingebracht. De eerste sessies met De Veerman gingen erover hoe je deze voorstelling kunt vertalen naar jezelf en hoe je aan de slag kunt rond ‘bouwen’, ‘afbreken’, ‘nieuwe functies geven’… En dat zorgde ervoor dat de leerkrachten meteen iets concreets hadden. Dat concrete is echt wel een meerwaarde, want tijdens de allereerste sessie met De Veerman, die over geluiden ging en voor ons toch wel experimenteel was, stelden we nog veel vragen. Ilse: Veel hangt af van de lesgever en of die erin slaagt om zijn manier van denken en werken binnen te brengen in een school. Het is gewoon ook niet evident om aan de slag te gaan met een diverse groep van volwassen leerkrachten die goed weten waarmee ze bezig zijn en waar ze naartoe willen. Maar het was wel leerrijk! Dirk: En het is confronterend en het zet je aan het denken. Bijvoorbeeld over die productgerichte aanpak. Doordat het net ging om iets afbreken en weer opbouwen, iets maken en dat vervolgens weer uiteen halen, of aan een collega doorgeven die er dan weer iets anders van maakt… Kort door de bocht: dat staat wel haaks op de aanpak in het onderwijs waar we doorgaans iets willen afwerken en ervoor willen zorgen dat er een resultaat is.

Dirk: het is confronterend en het zet je aan het denken, bijvoorbeeld over de productgerichte aanpak van het onderwijs Ten slotte hebben we deze uitgangspunten (afbreken, doorgeven, creëren…) kunnen koppelen aan de atelierwerking in onze school. De ateliers gaan breder dan het muzische, zo komen ook sport of wereldoriëntatie aan bod, en elke vier weken krijgen ze een andere invulling of focus die we zoveel mogelijk laten aansluiten bij de talenten en interesses van de kinderen en de leerkrachten. De ateliers van mei stonden geheel in het teken van het muzische en alle ideeën die we hadden opgedaan met het werken rond Work Table. Dat alles mondde uiteindelijk uit in een tentoonstelling op ons schoolfeest dat samenviel met de slotdag van het Kunstenfestivaldesarts. Lasso: Merk je dat alles wat je aan ideeën hebt opgedaan tijdens het gehele traject doorsijpelde in je eigen manier van werken met de kinderen? Ilse: Zeker naar het einde toe, wanneer het de bedoeling was dat iedereen een atelier voorbereidde rond een zelfgekozen muzisch domein. Iedereen heeft dat ook effectief gedaan. Zo zijn er ateliers gerealiseerd die erg verschillen van hoe we voordien werkten. Het was een geslaagd opzet. Iedereen was ook wel angstig en stelde zich de vraag hoe we dat zouden doen – dat niet productgerichte – maar zelf vond ik het heel fijn om te doen.


Dirk: Er waren ook coachingsmomenten met de mensen van De Veerman. Zij hielpen je bij de voorbereiding van je atelier en dachten mee na over je aanpak. Op een bepaald moment zijn ze ook komen observeren, en bleven daarbij niet gewoon op de zijlijn staan. Ze participeerden ook zo nu en dan in de activiteit die gaande was met de kinderen. Daarna volgde een gesprek waardoor bijsturing mogelijk was. De meesten onder ons hadden nog nooit eerder op deze manier muzisch gewerkt, en dat lukt niet altijd meteen. Op zo’n moment is die coaching wel erg waardevol. Dat bleek ook uit de feedback van de leerkrachten bij de algemene evaluatie. Lasso: Nu voor de toekomst - misschien zijn er al concrete ideeën voor het vervolg? Dirk: Ja, er zijn al wel ideeën voor het vervolg… Voor ons is het duidelijk dat we als school een keuze moeten maken. Want er was wel een spanningveld tussen de doelstellingen en ideeën van het Kunstenfestivaldesarts, en die van de leerkrachten en dan ook nog eens die van De Veerman. Zo werd de vorming van De Veerman heel erg geapprecieerd door onze leerkrachten. Maar voor het Kunstenfestivaldesarts volstaat dat niet, zij willen de link leggen tussen hun voorstellingen, hun festival en hun artistieke ideeën. En daar moeten we de keuze maken of het team er verder in wil gaan. Er was zeker interesse, maar dat is niet voldoende. Want tegenover interesse, staat engagement, en dat is niet vanzelfsprekend en ook niet vrijblijvend. Maar goed, er zijn wel ideeën om iets te doen met een voorstelling, met workshops… weliswaar niet zo intensief als voorheen, en waarbij dan eerder met de ganse school zou gewerkt worden. Bijvoorbeeld door opnames van stemmen te maken die dan verwerkt worden in een voorstelling. Lasso: Vier Winden is een erg actieve school die gemakkelijk de samenwerking met partners aangaat. Hoe maak je hierin keuzes? Het aanbod in Brussel is erg groot, maar een engagement opnemen vraagt heel wat. Wie maakt die keuzes en op basis waarvan beslis je om mee te werken? Dirk: Ik kan me inbeelden dat er scholen zijn die, als ze zo’n vraag van het Kunstenfestivaldesarts krijgen, dat niet meteen zien zitten. Om in te schatten wat er op je afkomt, weten dat het crisis kan worden en dat je alles fundamenteel in vraag gaat stellen… dat is niet vanzelfsprekend. Maar de keuze om zo’n project binnen te halen komt natuurlijk voort vanuit de visie van de school. Wij willen graag met buurtpartners samenwerken en ervoor zorgen dat kinderen een open kijk krijgen op Brussel, de wereld en op àlle dingen. Neem nu het project met Ultima Vez, waar beweging en lichamelijkheid centraal staan. We weten dat onze kinderen weinig bewegingsruimte hebben, in een keurslijf zitten en vaak hun eigen lichaam niet kennen. Wanneer we dan de kans krijgen om samen te werken met een hedendaagse dansgezelschap, dan gaan we daar graag op in. Zo’n project met Inne Goris, dat kinderen stimuleert om te durven spreken in het openbaar, voor een publiek te staan, het Nederlands en andere talen op een heel nieuwe manier te gebruiken… dat spoort met onze interesses. Want oorspronkelijk wilden we van alles doen op locaties in de buurt, voortbouwend op wat al met Festival Kanal was gebeurd. Het idee was om de kinderen hun impressie van de buurt te laten vertalen naar scènes, die dan de bouwstenen voor iets groters zouden worden. Dat is dan bijgestuurd, onder andere omwille van het feit dat onze kinderen snel afgeleid zijn en hun concentratie niet altijd even hoog is. Daarom hebben we besloten om te gaan werken in een zaal waar er minder prikkels zijn en de concentratie hoger ligt. Dat was goede keuze, we hadden anders nooit zo’n resultaat neergezet.

Dirk: buurtbetrokkenheid is voor ons ontzettend belangrijk. En het is ook nodig. Zelfs gewoon leren rondkijken in je buurt is belangrijk. Ook dat kwam bij leerkrachten naar boven dit jaar.


Om maar te zeggen dat die buurtbetrokkenheid en het gebruik maken van de mogelijkheden van de buurt, voor ons ontzettend belangrijk zijn. Dat is ook nodig. Zelfs gewoon leren rondkijken in je buurt is belangrijk. Dat kwam ook bij leerkrachten naar boven dit jaar: kijken naar dingen en daar iets van opsteken, dat gebeurt te weinig. Want die eerste fase – iets van op afstand observeren en pas nadien overgaan tot actie – slaan we doorgaans over omdat we een idee hebben en daar meteen ook actief mee aan de slag willen gaan. Zoals we bijvoorbeeld met die lichtprojectoren in de sessie met De Veerman hebben gedaan. We leggen allerlei materialen op de projector en kijken welke figuur we kunnen ontdekken. Het kijken naar de dingen en je tijd ervoor nemen – dat is iets dat we letterlijk uit de projecten, voorstellingen, navorming en ateliers hebben geleerd. Lasso: Als we konden, dan zouden we… waar dromen jullie van? Ilse: We doen al eigenlijk alles al (lacht). Dirk: Als ik bekijk wat wij al allemaal hebben kunnen doen, dan kan ik niet meteen bedenken wat ik nóg zou wensen. En weet je, het dient zich aan, en het is gewoon kiezen. Spring ik hier mee op de kar? Soms denken we: waar zijn we aan begonnen? Want het blijkt ineens veel zwaarder of intensiever dan aanvankelijk gedacht. Maar als je kunt terugblikken – “wij hebben een voorstelling gebracht op het Kunstenfestivaldesarts!” – en je weet dat die impact zoveel breder is dan de school op zich… dat is ongelooflijk.

2014 - 2015 Ook in 2014-2015 bundelen Vier Windenbasisschool en het Kunstenfestivaldesarts hun krachten. In de editie van 2015 wordt de voorstelling ‘Corbeaux’ van Bouchra Ouizguen getoond in samenwerking met en binnen de muren van de school. Vrouwen verbonden met (de omgeving van) de school vullen de cast aan voor de voorstellingen in Brussel. De organisatie van het evenement in de school wordt geleid door de leerlingen: zij zijn het die je begroeten bij de ingang, kaartjes verkopen en programmaboekjes uitdelen – kortom leren hoe een professioneel evenement in de praktijk wordt georganiseerd. Verschillende klassen wonen de voorstelling bij en werken aan het stuk in hun klas. De kunsteducatieve organisatie De Veerman reikt een educatief kader aan. Om Ouizguens stuk te kunnen kaderen, gaat een groep leerkrachten tijdens het schooljaar ook al voorstellingen kijken. Ze denken na over wat het betekent om vandaag naar hedendaagse kunst te kijken. Meer informatie via http://www.kfda.be/nl


© Cie O


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.