MOVE-IT: KUNST EN KLAS IN DIALOOG Tijdens het schooljaar 2013- 2014 stapten verschillende Brusselse scholen mee in Move It, een internationaal project op initiatief van kunstenaar Airan Berg. Teams van telkens drie kunstenaars met verschillende achtergrond – muzikanten, beeldende kunstenaars, choreografen,… - werkten zeven weken lang één dag per week samen met telkens een klas uit het kleuter, lager of middelbaar onderwijs (ASO, BSO en BuSO). De klemtoon lag niet op een eindproduct, maar op het proces: de samenwerking tussen leerlingen, leerkrachten en kunstenaars. Lasso ging tijdens en na het traject in gesprek met betrokken kunstenaars, leerlingen, leerkrachten en directies. Hun ervaringen en beschouwingen kunnen ons iets leren over de uitdagingen, aandachtspunten, opties en hefbomen bij het werken met professionele kunstenaars in een schoolcontext. Tekst: Julie Rodeyns - februari 2016
Kunst in de klas? Waarom als leerkracht of directie professionele kunstenaars uitnodigen om in de school met je leerlingen samen te werken? Bij navraag bleek dat de meeste scholen die aan Move It deelnamen, hoopten dat de leerlingen iets zouden bijleren over of goesting zouden krijgen in kunst. Niet dat ze verwachtten dat de kinderen nadien geprikkeld zouden zijn om individueel meer naar kunst te kijken of zelf kunst te beoefenen.
Dat zou te hoog gegrepen zijn, erkennen ze zelf en dat blijkt ook niet het geval, wanneer we na het traject ons oor bij verschillende leerlingen te luister leggen. Wél heeft het project hun kunstbegrip duidelijk verruimd. De leerlingen uit het derde jaar ASO-Economie van het Jan-van-Ruusbroeckollege (Laken) dachten bij kunst aanvankelijk aan beelden en schilderijen. Zij leerden dat ook dans en muziek kunst kunnen zijn. Het verraste hen dat je ook met gewone dingen muziek kan maken of kan dansen zonder muziek. Ook in De Windroos (Sint-Jans-Molenbeek) hadden leerlingen Fatima (12), Ayoub (11) en Kyle (12) aanvankelijk een eng begrip van dans: zij dachten aan pasjes die je uit het hoofd leert en samen zonder fouten uitvoert. De oefeningen die ze met choreografe Yentl De Werdt deden, lagen helemaal niet in die lijn. Hedendaagse kunstenaars werken zelden vanuit één medium of bepaalde stijl, maar eerder vanuit een artistiek concept waarvoor ze de juiste uitdrukkingsvorm zoeken. Hedendaagse dans is daarom niet noodzakelijk ‘dansant’: vaker dan om pasjes gaat het om bijvoorbeeld lichaamsbewustzijn. Ook interdisciplinaire samenwerking en uitwisseling zijn in hedendaagse dans zeer courant. Wie pasjes verwachtte, reageert aanvankelijk teleurgesteld. Dat geldt trouwens niet alleen voor leerlingen maar ook voor leerkrachten en directie. Ook zij hadden bij de start van het traject soms een ander begrip van kunst dan de kunstenaars. Soms leidde dat tot ongelukkige situaties. Beeldend kunstenaar Pieter Van den Bosch werkt met vuur en explosies. Hier was het de kunstenaar die ontgoocheld was, omdat veiligheidsmaatregelen in de school het werken met vuur verbieden. Ook de kunstenaars moesten dus kennis maken en rekening houden met hoe een school functioneert en wat al dan niet kan.
De werkwijze van kunstenaars Eens de verwachtingen via dialoog op elkaar waren bijgesteld, beschouwden vele leerkrachten en directies de specifieke werkwijze van de betrokken kunstenaars als een extra troef. Wat was die werkwijze precies?
a) Orde en chaos in balans Kunstenaars – of toch zeker degene die bij Move It betrokken waren - dagen graag bestaande wetten, regels en structuren uit. Liever dan antwoorden te geven, formuleren ze vragen. “Niet moeten maar mogen” is hun leuze. Bovendien stellen ze zich liever niet autoritair op. Ze zien de leerlingen als gelijkwaardig en willen ook zo met hen omgaan. Tegelijk letten ze op om niet in chaos te vervallen, want dat is niet productief. De vraag is dus: hoe vind je een goede balans? Kunstenaars ontwikkelen in hun artistieke praktijkoefeningen en strategieën om een proces te organiseren. Binnen Move It werd de aanpak vaak in intensieve dialoog met de leerkracht bepaald. Leerkrachten kennen hun leerlingen immers het best. Ze kunnen de kunstenaar bijstaan om hun strategie of oefeningen aan de doelgroep aan te passen. Neem bijvoorbeeld het traject in BuSo Kasterlinden (Anderlecht). Beeldende kunstenaars Danja Cauwbergs, Jochem Devens en Daan Milius werkten hier met een doelgroep die erg gevoelig is aan chaos, namelijk 25 leerlingen met een autismespectrumstoornis (ASS). Jongeren met ASS hebben doorgaans veel nood aan structuur en veiligheid. De school vond het waardevol om ook met deze jongeren eens de platgetreden paden te durven verlaten. De kunstenaars gaven elke leerling een kartonnen doos om individueel aan te werken. Zo creëerden ze een rode draad doorheen het traject. De leerlingen mochten zelf beslissen hoe ze hun eigen doos gingen verbouwen: in een robot, machine, auto,… Iemand die geen eigen ideeën had, kon iemand anders helpen. De dozen werden ook ingezet voor groepsactiviteiten. De leerlingen moesten dan – elk met hun eigen doos – tot een gezamenlijk, groter kunstwerk komen. De dozen boden een structuur en lieten tegelijk genoeg vrijheid en openheid. Bij groepsactiviteiten gaven de kunstenaars heel gerichte opdrachten om te vermijden dat ze de leerlingen overprikkelden. Wanneer de leerlingen individueel of in kleine groepjes werkten, grepen ze hun kans om de leerlingen uit te dagen met meer open opdrachten. De leerlingen konden zich ten allen tijde terugtrekken door aan hun eigen doos te werken of er zelfs fysiek in te gaan zitten. Dat bood hen veiligheid. Ook op andere scholen werd vaak beslist om in kleinere groepjes te werken. Op de Victor Hortaschool (Evere) bijvoorbeeld werkten ze volgens een roterende aanpak. De kinderen gingen om de beurt bij drie kunstenaars langs en bouwden verder op het werk van hun klasgenoten.
b) Geen resultaat maar een proces
Een andere manier om structuur te creëren, is toewerken naar een toonmoment of eindproduct. Dat was binnen Move It geen vereiste. Toch gebeurde het haast overal. Soms, zoals in De Windroos (Sint-JansMolenbeek), waren het de leerlingen zelf die graag iets wilden tonen. Vaker waren het directie of leerkrachten die aandrongen op een afsluitende activiteit. Juf Valerie van GO! Atheneum Toverfluit (Sint-JansMolenbeek) had de indruk dat het project positief evolueerde zodra men naar iets concreet begon toe te werken.
“Het werd leuker, de leerlingen kregen er meer zin in. Ze hebben er nood aan om te kunnen tonen dat ze ergens goed in zijn. Op de school wordt bovendien door zowel de directie als de leerkrachten en leerlingen een eindresultaat verwacht.” Haar leerlingen deden een flash-mob in de Nieuwstraat en maakten een geluidsperformance op de Grote Markt en een film, gedraaid op de schaatsbaan. Ook de kunstenaars die werkten in de Victor Hortaschool te Evere maakten samen met de leerlingen een film, waarin elementen uit alle workshops geïntegreerd werden. Hoewel kunstenaar Pieter Van den Bosch de wens naar een eindresultaat kon begrijpen, veranderde het volgens hem wezenlijk de dynamiek van het project op een negatieve manier.
Van den Bosch: “Aanvankelijk wilden we werken zonder een vooropgesteld plan, gewoon dag aan dag onze ervaringen doorgeven aan die gasten. Door toe te werken naar een eindresultaat, namen wij het toch weer almaar meer van hen over.” Van den Bosch en zijn collega - kunstenaars wilden de leerlingen graag even uit de in onze maatschappij zo dominante resultaatgerichte logica laten stappen. Ze wilden hen meegeven dat je ook plezier kan vinden in het doen in het moment: helemaal in een activiteit durven duiken (Martina Winkel, kunstenaar schaduwtheater, De Windroos Sint-Jans-Molenbeek), of leren hoe je vanuit jezelf nog enthousiast kan zijn (Daan Milius, kunstenaar, Victor Hortaschool, Evere). Opnieuw gaat het erom een goede balans te zoeken, blijkt wanneer we ons oor bij de leerlingen te luister leggen. In het Jan-van-Ruusbroeckollege (Laken) vonden sommige leerlingen de oefeningen aanvankelijk tijdsverspilling omdat ze tot niets leken te leiden. Ze misten een doel en samenhang. Na afloop van het traject kunnen sommige leerlingen duiden waarom deze manier van werken toch ook zijn waarde had.
Maximiliaan: “Ik vond het in feite wel goed dat we niet echt wisten waar we naartoe werkten, want nu hebben we eerst alles opgepikt om het daarna te leren gebruiken. We zouden niet hetzelfde resultaat gekregen hebben als van bij het begin een doel was afgebakend, denk ik”. Ook leerkracht Valerie van GO! Atheneum Toverfluit in Sint-Jans-Molenbeek ging de dingen trouwens meer genuanceerd zien: “Ik heb veel gesprekken gehad met de kunstenaars, voor, tijdens of na een werkmoment. Daar hebben we veel uit geleerd. De kunstenaars om meer structuur te brengen, ik om de zaken af en toe los te laten.”
Resultaten Juf Valerie zag haar leerlingen bovendien merkbaar veranderen doorheen het proces.
“Ze hebben ontdekt dat een goede voorbereiding, inzet en motivatie nodig zijn om iets te kunnen maken en dat je iets kan bereiken wanneer je er samen je schouders onder zet.” Ook andere leerkrachten getuigen over positieve veranderingen. Leerkracht Jeroen (Jan-vanRuusbroeckollege, Laken) zag gedemotiveerde leerlingen openbloeien. In het BuSo Kasterlinden (Anderlecht) waardeerde men bijzonder hoe kunstenaars de leerlingen met een open geest en frisse blik benaderden. Leerkracht maatschappelijke vorming en atelier Pieter merkte hoe zijn leerlingen groeiden in sociale vaardigheden zoals elkaar helpen, samenwerken en zelf op zoek gaan naar oplossingen wanneer zich een
probleem voordoet. Sven, leraar metaal in de 2de graad BSO (Victor Hortaschool, Evere), apprecieerde dat in dit project doelstellingen behaald werden binnen de eindtermen, die zij als leraren normaal gezien niet zo gemakkelijk halen.
“Samen in groep iets leren doen of je in het verkeer goed gedragen om je te verplaatsen naar een andere locatie, bijvoorbeeld.” En de leerlingen zelf? Hoe kijken zij terug op het traject? In haast elk gesprek benadrukken leerlingen hoe fijn ze het vonden dat er naar hen geluisterd werd. Doordat ideeën groeiden vanuit dialoog en vanuit hun ervaringen, fantasie en fascinaties, voelden ze zich aangesproken en betrokken. Op het Jan-vanRuusbroeckollege (Laken) ontdekten Lien (14) en Maximiliaan (14) dat de dingen leuker worden wanneer je gewoon durft te proberen en je niets aantrekt van goed of fout. Ook leerlingen uit andere scholen vonden het fijn om te mogen experimenteren met iets nieuw. Op De Windroos (Sint-Jans-Molenbeek) speelde Ayoub (11 jaar) voor het eerst piano. Hij vertelt trots dat hij niet wist dat hij dat kon, maar er volgens kunstenaar Soufiane erg goed in is. Op GO! Atheneum Toverfluit in Sint-Jans-Molenbeek proefde Edwina van acteren en ontdekte ze dat ze dat erg graag deed. En als ze de kunstenaars aanvankelijk misschien rare snuiters vonden, groeide haast overal begrip en respect.
Conclusie Net zoals een school codes en regels nodig heeft om te functioneren, hebben ook kunstenaars een bepaalde werkmodus, gekoppeld aan een filosofie, waardenpatroon en levenshouding. Omdat bij Move It het proces en niet zozeer een artistiek eindresultaat centraal stond, kwam deze werkmodus erg sterk bovendrijven. Kunst en onderwijs zijn twee verschillende werelden, liet Linda Dobbeleers, directrice van de Sint Gillis basisschool, optekenen. Dat is zeker zo. De opvattingen van de kunstenaars ‘schuurden’ soms met de opvattingen en regels van de leerkrachten en school en vice versa. Geen enkel traject van Move It ging zonder slag of stoot. Dat mag ook niet verbazen. Uit je comfort zone stappen is confronterend en dat moest elke betrokkene (kunstenaars, leerkrachten en directie én leerlingen) hier doen. Move It leert dat dit het best kan slagen wanneer leerkrachten en kunstenaars nauw samenwerken. Leerkrachten moeten openstaan voor kunst en hoe kunstenaars werken. Kunstenaars kunnen veel leren uit de pedagogische inzichten van leerkrachten. Om dat te realiseren, moet iedereen met de juiste verwachtingen instappen. Ook tijdens het traject moet er voldoende tijd voor dialoog ingepland worden. Dan kan men tot een proces komen, dat de leerlingen werkelijk laat openbloeien.
Julie Rodeyns