De kaarten herverdelen
De nasleep van de crash Kaderleden nemen het voortouw Crisis bij de kranten
juli - aug - sept 2009 • Ledenblad van het Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel • Uitgave LBC-NVK
Kader
136
NVK is de kadervakbond van LBC-NVK • Verantwoordelijke uitgever: Roger Vandenput, Sudermanstraat 5, 2000 Antwerpen
Kadernieuws: Ook bonussen geven recht op vakantie
Editoriaal
Voor meer inlichtingen Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel Sudermanstraat 5 2000 Antwerpen tel. 03 220 87 37 fax 03 220 89 83 E-Mail kader@acv-csc.be
Minimum Het Belgische minimumloon behoort volgens recent onderzoek tot het hoogste van Europa. Dat is goed nieuws. Maar waakzaamheid blijft geboden. Want het blijft voor een vakorganisatie nog steeds van uitzonderlijk belang om minima te stellen aan wat werknemers verdienen.
Website http://www.nvk.be
Een eerlijk loon is de basis voor een goede arbeidsovereenkomst. De voorbije jaren hebben we een tendens gezien in de richting van meer individuele loonafspraken, prestatiebeloning en een sterker aandeel van de voordelen in natura. Daarmee doen de werkgevers een schepje bovenop de collectief afgesproken minimumlonen.
Colofon Deze uitgave verschijnt vier maal per jaar en wordt verstuurd naar alle leden
Minimumlonen bepalen (mee) de mate waarin werknemers delen in de rijkdom van een economie. Maar het is geen garantie op een eerlijke verdeling daarvan. Het geeft bijvoorbeeld niet aan hoe groot de verschillen zijn tussen de laagste en de hoogste lonen. Het Belgische minimumloon geldt trouwens ook enkel voor voltijdse jobs. En dat is helaas voor heel wat werknemers geen evidentie.
Vormgeving www.x-oc.com
Het minimumloon is voor ons een manier om uitsluiting tegen te gaan. Het geeft werknemers die participeren aan het productieproces het recht om ook te kunnen participeren aan het maatschappelijk leven. Als een verfijning van het nationale minimumloon hebben ook de sectoren minimumlonen vastgelegd in barema’s. Ook die behoren tot de hoogste van Europa.
Foto’s Belga Van Parys Media Daniël Rys Guy Puttemans Photonews
Hoe belangrijk ook, de minimumlonen zijn niet onze enige drijfveer. We willen ons als vakbond niet beperken tot het materiële verhaal van de arbeidsvoorwaarden. Loon mag dan de belangrijkste motivatie zijn voor werknemers, toch is niet alleen dat belangrijk.
Hoofdredactie Roger Vandenput, Jan De Paepe
Kaderleden hebben rechtstreeks niets te maken met die minimumlonen. Toch moeten en kunnen ze zich ook engageren in de noodzakelijke maatschappelijke debatten. Kaderleden hebben daar een waardevolle inbreng te doen. Al te vaak ontbreekt het in die discussies aan een redenering die vertrekt vanuit de werknemer. Veelal worden de redeneringen eenzijdig gevoerd en gevoed vanuit een economisch perspectief. Dat is waarom we het nog steeds zo moeilijk hebben om ons privéleven te combineren met een voltijdse job. Dat is waarom het zo moeilijk is om kwalitatieve jobs te creëren.
Eindredactie Jan Deceunynck Drukkerij Artoos Communicatiegroep Verantwoordelijke Uitgever Roger Vandenput Sudermanstraat 5 2000 Antwerpen
Kaderleden willen en kunnen actief en verantwoord meewerken aan de fundamentele veranderingen die nodig zijn, maar nooit vanzelf komen. Het NVK wil kaderleden de gelegenheid geven om aan die maatschappelijke verandering en voorafgaande discussie te participeren. Binnen het vakbondslandschap hebben we een bijzondere positie. Het NVK legt niet de klemtoon op het apart zijn van kaderleden. Het NVK legt de klemtoon op de specifieke inbreng die kaderleden kunnen doen op de maatschappelijke discussies die moeten gevoerd worden. Roger Vandenput Nationaal-secretaris NVK 2
LBC-NVK KADER 136
In dit nummer
04 08 10
Kaderleden in de non-profitsector Het vakbondswerk in de non-profitsector verschilt nogal van het vakbondswerk in andere sectoren. Niet in het minst ook voor kaderleden. Kader vroeg aan nationaal non-profitsecretaris Mark Selleslach wat meer tekst en uitleg…
Bedwing de chaos Hoe komt het toch dat u zich na nauwelijks twee werkdagen alweer net hetzelfde voelt als vlak vóór uw vakantie? Uiteraard door die pakken werk die zich zijn blijven ophopen terwijl u weg was. Uiteraard door die overvolle mailbox die u toelacht. Maar is er misschien meer aan de hand?
Onduidelijke statuten nekken universitair onderzoek Zowat de helft van het ‘personeel’ van de Belgische universiteiten krijgt geen loon. Steeds vaker worden onderzoekstaken en didactische opdrachten uitgevoerd door doctoraatsstudenten zonder arbeidsovereenkomst, maar met een weinig attractieve beurs.
KADERNIEUWS: OOK BONUSSEN GEVEN RECHT OP VAKANTIEGELD Steeds vaker krijgen kaderleden – en ook andere bedienden – te maken met vormen van prestatiebeloning. Kader licht de afgeleide gevolgen van deze variabele loonvormen toe. Wat betekenen variabele looncomponenten voor je vakantiegeld, je gewaarborgd loon bij ziekte, je pensioen, …?
13
Crisis bij de kranten
16
Back to business, bancaire paniek is geluwd
18
De kaarten herverdelen
20
33 jaar vechten voor sociale rechtvaardigheid
Het is crisis in de krantenwereld. De kwaliteit van het nieuwsaanbod ligt steeds meer onder vuur. Eenheidsworst, commercialisering, verkleutering, … Het zijn maar een paar verwijten die de dagbladen naar het hoofd geslingerd krijgen. Eén van die critici is Han Soete van Indymedia.
De ongebreidelde hebzucht en de verslavende consumptiedrang van de financiële elite heeft de wereld in een diepe crisis geduwd. Stilaan komen er tekenen van een heropleving, maar het zal moeite vergen om ons te behoeden tegen een herhaling ervan. Ook van de vakbonden.
Het recente congres van de Franse kadervakbond CFDT pleitte voor ‘Changer la donne’. De hoofdrolspelers van de huidige economische crisis willen niet wijken van hun onvoorwaardelijk geloof in de vrije markt. Maar daar plaatst de vakbond toch duidelijke kanttekeningen bij.
Al drieëndertig jaar engageert Jean De Keyzer zich voor de syndicale werking bij Capgemini. Hij is daar, maar ook in andere vakbondsvergaderingen, een graag geziene gast die de vakbondswerking mee kleurt en inspireert. Volgend jaar wordt hij vijfenzestig en neemt hij afscheid van het vakbondswerk. 3
Kaderleden in de non profit sector Jan De Paepe LBC-NVK organiseert zijn beroepswerking via vijf verzamelsectoren: de diensten, de distributie, de financiën, de industrie en de non-profit. Die laatste omvat alle sectoren van het gezondheidswerk, welzijnswerk en het sociaal-cultureel werk. Gemakshalve spreken we van de ‘zorgsector’. Als grootste vakbond in deze sector geeft LBC-NVK hier de toon aan. De sector is syndicaal niet alleen boeiend omwille van de werknemersvraagstukken maar ook door het maatschappelijk belang van zorg. Tussen wieg en overlijden krijgen we er allemaal mee te maken. Het gaat ons dus allemaal aan! Het vakbondswerk in deze sector verschilt echter nogal van het vakbondswerk in andere sectoren. Niet in het minst ook voor kaderleden in deze sector. Kader vroeg aan nationaal non-profitsecretaris Mark Selleslach wat meer tekst en uitleg…
4
LBC-NVK KADER 136
Kader: Waarin verschilt het vakbondswerk in de non-profit van de andere sectoren? Selleslach: Eén van de belangrijkste verschillen is dat de vakorganisaties in de non-profit akkoorden sluiten die van toepassing zijn op alle werknemersfuncties, inclusief kaderleden. Zelfs directiefuncties met een werknemersstatuut vallen in bepaalde sectoren onder de toepassing van een aantal cao’s. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zelfstandigen, bijvoorbeeld artsen en paramedici die werken aan honoraria. Kenmerkend is ook dat non-profit kaderleden in de syndicale werking van LBC-NVK geïntegreerd deel uitmaken van de reguliere werking van belangengroepen en kernen, samen met de andere personeelsgroepen. Een ander belangrijk verschil is het bestaan in de non-profit van een personeelsnormering. De personeelsbezetting, waaronder ook het kaderpersoneel, is in de meeste sectoren grotendeels vastgelegd in overheidsreglementering of in collectieve akkoorden. Meer personeel en verbetering van de personeelsbezetting zijn trouwens een belangrijke onderhandelingsmaterie in de non-profit. Kader: Je zegt dat de kaderwerking in de non-profit geïntegreerd is in de reguliere vakbondswerking. Hoe uit zich dat? Selleslach: Dat in het syndicaal werk voor de zorgsector alle functies aan bod komen, inclusief de kaderleden, blijkt bijvoorbeeld uit de nieuwe functieclassificatie die op stapel staat. Met een analytische functieclassificatie en bijhorende – nog te onderhandelen – nieuwe baremastructuur zal gestreefd worden naar de juiste evenwichten voor alle functies. Het zal een vertaling moeten worden van het nog steeds geldige beginsel ‘loon naar werk’ in een zeer gediversifieerde en moderne functiestructuur. Voor heel wat functies in de sectoren is dat een belangrijke noodzaak. In sommige sectoren bestaan zeker ook vormen van schijnzelfstandigheid, of er wordt via andere technieken en constructies soms getracht om de loon- en arbeidsvoorwaarden van de non-profit te ontwijken. Het spreekt voor zich dat we daar tegen reageren. Het kan voor ons niet dat de sectorvoorwaarden, waar zo lang voor gevochten is, ondermijnd zouden worden. Ook voor nog enkele ‘achtergebleven’ deelsectoren blijven we ijveren zodat zij deel zouden uitmaken van de non-profitsector. De werknemers van de zelfstandigen in de kinderopvang bijvoorbeeld moeten dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden krijgen als de sector kinderopvang. Dat is nu helemaal niet het geval.
Ook zelfstandige artsen die ‘eigen’ personeel tewerk stellen, zouden dat moeten doen aan dezelfde voorwaarden als voor de werknemers in het ziekenhuis waar ze zelf actief zijn. Het zijn slechts enkele voorbeelden. Kader: Ook de rol van de overheid maakt van de non-profit een buitenbeentje… Selleslach: Inderdaad. In tegenstelling tot de andere sectoren is de overheid in de zorgsector betrokken partij. In het overleg is vaak sprake van “tripartite-structuren. Een goed voorbeeld daarvan is de sociale maribel. Dat is een stelsel waarbij een RSZ-lastenverlaging voor de non-profitsectoren collectief door de RSZ wordt doorgestort naar sectorale fondsen. Met deze financiële middelen worden nieuwe jobs gecreëerd. Tot nu toe leverde dit mechanisme 20.000 extra voltijdse plaatsen, of 32.000 werknemers op. De non-profitsector zet dus lastenverlaging integraal om in extra jobs, en dit in beheer van de sociale partners!
De vele gezichten van de non-profit Om rekening te houden met de specificiteit van ieders werksituatie is de verzamelsector verdeeld in een aantal subsectoren. In ‘paritaire comités’ overleggen de werkgevers- en werknemersorganisaties over de algemene loon- en arbeidsvoorwaarden. Het sociaal overleg op ondernemingsniveau in de ondernemingsraad, vakbondsafvaardiging en preventiecomité verfijnt de afspraken. De verdeling in paritaire comités (PC) gebeurt in functie van de aard van het werk en van de bevoegde overheid. ➜ PC 318: Gezinszorg ➜ PC 319: Opvoedingssector ➜ PC 327: Beschutte en sociale werkplaatsen ➜ PC 329: Socio-cultureel werk ➜ PC 330 groepeert de ‘federale’ non-profitsectoren: ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en beschut wonen, autonome revalidatiecentra, rusthuizen/bejaardenzorg, thuisverpleging, wijkgezondheidscentra, diensten voor het bloed, poliklinieken, medische laboratoria, diensten voor ziekenvervoer, eerste hulpdiensten, kabinetten van medische en paramedische aard, labo’s, de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. ➜ PC 331 groepeert de ‘Vlaamse’ welzijnssectoren: de kinderopvang, centra voor geestelijke gezondheidszorg, centra voor geboorteregeling, teleonthaal, huwelijkscontacten, prenatale raadpleging, consultatiebureaus voor het jonge kind, vertrouwenscentra kindermishandeling, diensten voor adoptie, centra voor ontwikkelingsstoornissen, de consultatiecentra voor gehandicaptenzorg, thuisverzorging, de sociale vrijwilligersorganisaties, diensten voor strijd tegen toxicomanie, …
5
Vanaf 2010 komt er een bijkomend budget van 72 miljoen euro sociale maribel, goed voor zo’n 3.800 nieuwe jobs, omdat de non-profitsector onder impuls van LBC-NVK en ACV erin slaagde om de looncorrectie van het Interprofessioneel Akkoord om te zetten in bijkomende werkgelegenheid. Kader: In het overleg met de overheid vinden jullie ook soms een partner in de werkgever… Selleslach: In sommige gevallen zijn ook directieleden geïnteresseerd in de syndicale werking en belangenverdediging, maar hun positie en rol is vanzelfsprekend heel moeilijk. In de overlegorganen van de instellingen en in de onderhandelingen van de sectoren vertegenwoordigen zij immers de positie en de rol van werkgeverskant. De werkgevers ondersteunen in een aantal gevallen wel de sectorale syndicale acties omdat die ook belangrijk zijn voor de sector. Denk maar aan thema’s als de noodzakelijke groei van de sectoren om aan de zorgvragen te voldoen, het vinden van voldoende personeel, onder meer door een voldoende aantrekkelijk personeelsstatuut, het bekomen van voldoende subsidiëring.
6
LBC-NVK KADER 136
Kader: Hoe verhoudt de vakbond zich tegenover de verschillende beroepsverenigingen in de sector? Selleslach: Voor sommige beroepsgroepen in de non-profit bestaan er in België ook beroepsverenigingen. Zij hebben evenwel een andere rol dan vakorganisaties. Die zijn erkend als sociale partners en dragen verantwoordelijkheid voor de formele onderhandelingen met de overheid en met de werkgeversorganisaties. Op inhoudelijke domeinen trachten we indien mogelijk samen te werken met de beroepsverenigingen. We houden daar echter steeds specifieke invalshoek voor ogen: we willen een verantwoordelijke organisatie zijn, die oog heeft voor de “integrale zorg”, dus voor alle beroepsgroepen en voor alle sectoren. Dat geeft ons de noodzakelijke representativiteit en vooral ook slagkracht om resultaten te boeken. Kader: Welke thema’s heeft LBC-NVK in de non-profit op de agenda staan voor de komende jaren? Selleslach: Het tegengaan van commercialisering van de zorgsector is voor LBC-NVK een erg actueel en belangrijk thema. Commercialisering leidt tot
“De overheid moet blijven toezien op de kwaliteit van de zorg. Het baart ons zorgen wanneer de overheid minder regulering wil doorvoeren. Daar zullen we regeringen steeds op blijven wijzen.”
zorg met twee snelheden, tot achteruitgang van de kwaliteit, betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de zorg, en tegelijk tot slechtere loonen arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. De overheid moet blijven instaan voor een voldoende zorgaanbod. Wanneer er wachtlijsten bestaan, en dat is in meerdere sectoren het geval, dan zet de overheid eigenlijk de deur open voor de commerciële markt en geeft zij haar verantwoordelijkheid uit handen. Dat is niet de evolutie die wij wensen. Het winstprincipe hoort niet thuis in de zorg. Het kan daar werkelijk ravages aanrichten voor alle betrokkenen. Vanuit het winstmotief zorginstellingen, of essentiële delen ervan uitbesteden aan de markt is voor ons niet aanvaardbaar. De afleiding naar andere sectoren, met minder goede loon- en arbeidsvoorwaarden, hangt daar meestal mee samen. We zijn ervan overtuigd dat, waar nodig, ook sociale actie er moet voor zorgen dat we ons solidair zorgsysteem bewaren en behoeden. De vakbond kan daar een cruciale rol in spelen, samen met mutualiteiten, NGO’s en andere middenveldorganisaties. Kader: Wat heeft de crisis betekend voor de nonprofitsector? Selleslach: De financieel-economische crisis heeft toch een enigszins andere impact op de zorgsectoren. Je laat de gevolgen van die crisis toch niet zomaar los op zorgbehoevende mensen. Je kan toch niet gaan bepalen dat sommige bejaarden of mensen met een handicap wel opvang krijgen en andere niet, of dat sommige operaties gebeuren en andere niet? Wie in een ziekenhuis of een bejaardentehuis komt, wil (terecht) de best mogelijke opvang krijgen. Die overtuiging moeten we dan ook consequent uitdragen als het over de noodzakelijke financiering gaat en dan niet terugvallen op ‘ze moeten maar de tering naar de nering zetten’, zoals sommigen nogal achteloos zeggen. Dat ze die mensen dan ook maar eens toelichten wat dat voor gevolgen zou hebben! Enerzijds is de beschikbaarheid van voldoende overheidsmiddelen uiteraard cruciaal, maar de keuze waaraan die overheidsmiddelen besteed worden, is dat dus nog veel meer. ‘Welke zorg en welke samenleving willen wij?’, of ‘Wat wil de politieke overheid’ zijn heus geen holle slogans, maar een realiteit. Zeker in een tijd zoals vandaag. Het is trouwens veelzeggend dat ook in periodes van betere tot zeer goede conjunctuur er steeds heel hard gevochten moest worden voor voldoende budgetten voor de zorgsectoren.
Kader: De stijgende vraag naar zorg is een belangrijke uitdaging voor de komende jaren. Hoe zien jullie dat? Selleslach: De vraag naar zorg zal zeker stijgen. De vergrijzing is dan het gedoodverfde voorbeeld. Zo langzamerhand geeft de politieke wereld toe dat daarvoor niet de nodige reserves zijn aangelegd. Toch zijn er ook vele andere voorbeelden: de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, het welzijnswerk, de kinderopvang, de geestelijke gezondheidszorg, …Dat zijn belangrijke uitdagingen van vandaag die mee zullen bepalen hoe deze samenleving er uitziet en in de toekomst er uit zal zien. De overheid moet ook blijven toezien op de kwaliteit van de zorg. Het baart ons zorgen wanneer de overheid minder regulering wil doorvoeren. Ook dat zet de deur open voor de commerciële markt, die zich vaak niet aan dezelfde regels onderwerpt, en het is tevens een bedreiging voor de loon- en arbeidsvoorwaarden en de personeelsbezetting. De regelingen waarbij werknemers wat minder kunnen werken tijdens de laatste fase van hun loopbaan, hebben er zeker voor gezorgd dat werknemers hun inzet in de sectoren langer kunnen volhouden en langer aan de slag blijven. Maar dan wel op een sociaal aanvaardbare manier. Vroeger verlieten meer werknemers dan nu voortijdig de sector, of zij kregen het zeer moeilijk in deze fase van hun loopbaan. De cijfers tonen hier een relatieve positieve tendens. Dat is ook noodzakelijk, want naast het ijveren voor een voldoende instroom van nieuwe werknemers, moet je natuurlijk ook zorg dragen dat er tegelijk geen uitstroom ontstaat. De eindeloopbaanregelingen zorgen er mee voor dat jobs in de non-profit aantrekkelijk blijven. Vervangende tewerkstelling en een goede arbeidsorganisatie zijn wel degelijk heel belangrijk voor het goed functioneren van de voorzieningen en instellingen. De voorbije jaren is daar hard aan gewerkt. Aanpassingen in de arbeidsorganisatie waren de voorbije jaren ook nodig. Er is in de sector immers reeds een zeer hoge deeltijdse tewerkstelling. Dat is vaak een probleem voor jongere werknemers die meer jobtime wensen. Voor kaderleden daarentegen is het zeker nog niet algemeen aanvaard dat dergelijke functies, voor de werknemers die dat zelf wensen, ook vanuit een deeltijdse baan kunnen. Hetzelfde bij tijdskrediet of loopbaanvermindering. Daar is zeker nog werk aan de winkel. Arbeidsorganisatie en arbeidstijd zullen in de sectoren zeker nog geruime tijd voor hete hangijzers zorgen. 7
Bedwing de chaos Leiding geven is welzijn creëren
Vic Van Kerrebroeck
“Zijn we eigenlijk wel goed bezig?” is een vraag die we ons allemaal op tijd en stond mogen en misschien zelfs moeten stellen. Misschien niet tijdens die welverdiende vakantie die u net achter de rug heeft en waarbij u hopelijk het werk even achter u heeft kunnen laten. Maar wel bijvoorbeeld nu, net na de vakantie, op het moment dat u opnieuw aan de slag moet. Hoe komt het toch dat – zo werd recent nog maar eens bevestigd door onderzoekers van de universiteit van Nijmegen – u zich na nauwelijks twee werkdagen alweer net hetzelfde voelt als vlak vóór uw vakantie? Uiteraard door die pakken werk die zich zijn blijven ophopen terwijl u weg was. Uiteraard door die overvolle mailbox die u toelacht. Maar is er misschien meer aan de hand? Wij menen van wel. En we willen er graag met u van gedachten over wisselen op 13 november.
8
LBC-NVK KADER 136
2009 en (vooral) 2010 worden volgens zowat alle arbeidsmarktspecialisten jaren waarin de werkloosheid ten gevolge van de wereldwijde crisis explosief zal toenemen. Al herstructureringen, afdankingen en reorganisaties wat de klok slaat. Werk, werk, werk (behouden) en kosten besparen zal de boodschap zijn. Betekent dit dan minder of geen aandacht meer voor de kwaliteit van het werk en voor het welzijn van de werknemers? Wij hopen van niet, maar vrezen eerlijk gezegd een beetje van wel. En laat net dat nu natuurlijk het verkeerde pad zijn…
Welzijn uit de marge Verschillende factoren, waaronder niet in het minst de structurele vergrijzing en ontgroening van de arbeidsmarkt die nu al aan de gang is en zich nog verschillende decennia zal voortzetten, dwingen ons om blijven na te denken over ‘werkbaar’ werk en welzijn op het werk. Zoals we nu in veel ondernemingen bezig zijn, kan het in elk geval niet lang(er) meer verder. Uit de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor, die om de drie jaar nagaat hoe het gesteld is met de kwaliteit van de arbeid in Vlaanderen, leren we dat amper de helft van de werknemers een job hebben die het kwaliteitslabel ‘werkbaar werk’ verdient. Daar tegenover staan ruim een miljoen Vlaamse werknemers die kampen met stressklachten, het lastig hebben om de touwtjes van gezin en werk aan elkaar te knopen of onvoldoende leer- en loopbaankansen krijgen om gemotiveerd aan de slag te blijven.. Zijn we dan goed bezig? Als LBC-NVK denken we in ieder geval van niet. Wij willen daarom op 13 november een pleidooi houden voor het loskomen van een welzijnsbeleid in de marge. Voor een welzijnsbeleid dat er voor veel werkgevers bijkomt – helaas – omdat de wet het nu eenmaal voorschrijft. Wij willen hierbij samen met u nadenken over de uittekening voor en door u – vooral als LBC-NVK-militant in een OR of CPBW – van een welzijnsbeleid dat fundamenteel ingrijpt in de organisatie en het personeelsbeleid.
Ingrijpen in de organisatie en mee nadenken en kritisch oordelen over een te volgen strategie van uw organisatie/onderneming is geen sinecure en vergt durf. Maar het NVK gelooft in deze weg en wenst zijn militanten hierbij dan ook ten volle te ruggensteunen. Te beginnen op 13 november waar niet alleen de nodige analyses door experten terzake zullen gepresenteerd worden, maar waar ook ruimte zal gemaakt worden voor een getuigenis en een analyse van een kaderlid om het verband duidelijk te maken tussen het strategisch beleid en de arbeidsorganisatie in een onderneming. En uiteraard ook ruimte voor uw mening over een adequaat welzijnsbeleid en uw ervaringen daaromtrent vanuit de dagdagelijkse ondernemingspraktijk. We zijn benieuwd naar uw inbreng. Zorg dat je er bij bent. Wij hopen dat u massaal present bent zodat het positieve effect van uw vakantie volgend jaar niet opnieuw na een kleine twee dagen zal verdwenen zijn.
Studiedag Leidinggeven is welzijn creëren VRIJDAG 13 NOVEMBER 2009 Aula van LBC-NVK Sudermanstraat 5 te Antwerpen 9u 9u30 9u35
11u 11u15 12u30 13u30 14u15 14u45 15u
Ontvangst met koffie Inleiding Werk maken van werkbaar werk voor/door kaderleden Frank Janssens, Stichting Innovatie & Arbeid Pauze Bespreking in werkgroepen Middagmaal Conclusies werkgroepen (plenair) Ondernemingscase Bespreking van de ondernemingscase Welke kansen biedt de wetgeving op het welzijnsbeleid? Vic Van Kerrebroeck, studiedienst LBC- NVK Einde
Rol van kaderleden
16u
Dat we dit als NVK met jullie, kaderleden, willen bespreken, is zeker geen toeval. Kaderleden zijn immers in veel gevallen werknemers waarnaar het management in het beste geval wel eens wat langer wil luisteren en die hun ideeën ook met de nodige argumenten kracht kunnen bijzetten. Los van een pure werkgevers versus werknemers context.
Schrijf je in via een e-mail naar kader@acv-csc.be Vermeld ook je naam en adres. Graag kennen we ook de onderneming waar je eventueel een mandaat uitoefent in de ondernemingsraad of preventiecomité. Ook indien je geen mandaat uitoefent, maar toch geïnteresseerd bent in welzijn op het werk ben je welkom. 9
Onduidelijke statuten nekken universitair onderzoek
Jan Deceunynck
Zowat de helft van het ‘personeel’ van de Belgische universiteiten krijgt geen loon. Deze stelling doet u wellicht de wenkbrauwen fronsen. Toch is het zo. Steeds vaker worden onderzoekstaken en didactische opdrachten uitgevoerd door doctoraatsstudenten. Die hebben meestal geen arbeidsovereenkomst, maar ontvangen een beurs, die in omvang flink kan verschillen, afhankelijk van wie ze financiert.
10
LBC-NVK KADER 136
Twee jaar geleden trokken de bursaalstudenten, zoals deze onbezoldigde werknemers worden genoemd, aan de bel. Ze klaagden niet alleen over hun lage inkomen, maar vooral ook over de onzekere, onduidelijke en fors uiteenlopende statuten waarin ze werkten. Er waren verschillen tussen de beurzen van de verschillende universiteiten en onderzoeksgroepen, en die waren dan ook nog eens anders dan de beurzen die Vlaamse instellingen zoals het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) of het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT). Soms kon iemand een beurs te pakken krijgen die een paar jaar enige zekerheid bood, maar veeleer ging het om een beurs voor één jaar. Kortom, een kluwen waarin een kat haar jongen niet meer vindt. Jon Sneyers werkt al sinds 2004 bij het departement Computerwetenschappen aan de KUL. De eerste jaren ontving hij een beurs van de KUL, nadien werd hij betaald door het IWT. “In november vorig jaar behaalde ik mijn doctoraat. Nu heb ik nog een beurs tot november van dit jaar. Ik probeer nu een volgende beurs te pakken te krijgen om mijn onderzoekswerk verder te kunnen zetten. Maar het aantal plaatsen is kleiner dan het aantal gegadigden…”
Competitie Kader: Hoe moeilijk is het om steeds op zoek te moeten naar financiering? Sneyers: In het begin weet je eigenlijk niet echt door wie je betaald wordt. Dat wordt dan vooral geregeld door je promotor – want ook de ‘vaste’ professoren moeten steeds meer van hun tijd investeren in het zoeken van financiering voor hun medewerkers. Maar nadien moet je ook zelf aan de slag om geld te vinden voor alweer een tijdelijk contract. Het lastigste vind ik dat je steeds terecht komt in een competitie met je collega’s. De onderlinge concurrentie is groot. Dat geeft spanningen. Er zijn te veel en te vaak competitieve evaluatiemomenten. Een beetje competitie is er natuurlijk altijd. Iedereen wil zijn collega’s de loef afsteken. Maar nu is die competitie geïnstitutionaliseerd. De verliezer vliegt eruit. Tot ongeveer 20 jaar geleden kon wie dat wilde een academische carrière uitbouwen. Nu kan dat niet meer. Er is maar zeer beperkt plaats voor ZAP’ers (Zelfstandig Academisch Personeel oftewel ‘professoren’). De andere gegadigden komen terecht in onzekere statuten. Het grootste deel haakt daarom uiteindelijk af.
Kader: Op welke basis worden beurzen uitgereikt? Aan welke criteria moet je onderzoek voldoen? Sneyers: De criteria zijn volgens mij veel te kwantitatief. Hoeveel publicaties heeft iemand op zijn naam staan? Het resultaat is dat de kwaliteit van de publicaties omlaag gaat. Er is geen tijd voor grondig onderzoek, want je moet op korte termijn publicaties kunnen aantonen. Politici merken dan graag op dat het aantal publicaties fors is toegenomen en leiden daaruit af dat we er wetenschappelijk fors op vooruit gaan. Maar deze kwantiteit gaat ten koste gaat van de kwaliteit. Op termijn is die competitie nefast voor het onderzoek. Wie genoeg output kan voorleggen, en dus genoeg in wetenschappelijke bladen heeft gepubliceerd, is goed bezig. Maar dat zegt toch niks over de kwaliteit van zijn werk? Ook bij de journals of wetenschappelijke bladen is de druk toegenomen. Een bijdrage niet publiceren is broodroof. Ook hun kwaliteit en reputatie lijden dus onder de competitie. Nu ja, er zijn uiteraard journals die hun kwaliteit weten op peil te houden en sommige staan hoger aangeschreven dan andere, maar toch… De klemtoon ligt ook teveel op de onmiddellijke toepasbaarheid van onderzoekswerk, terwijl universiteiten zich zouden moeten toeleggen op fundamenteel onderzoek. Het onmiddellijk toepasbaar onderzoek zal wel gebeuren door de bedrijfswereld. Het probleem is dat fundamenteel onderzoek niet noodzakelijk op korte termijn resultaten oplevert en dat je als onderzoeker wel op korte termijn een resultaat moet kunnen voorleggen voor je evaluatie. Nu ja, ik ben er me van bewust dat elk beoordelingssysteem altijd gaten zal vertonen. Aan de criteria voldoen wordt een doel op zich. Als je een beetje handig bent, kan je er altijd voor zorgen dat je netjes aan de criteria voldoet.
Afhaken Kader: Wat zijn de gevolgen van deze situatie? Sneyers: Een belangrijk gevolg is dat een heel groot deel van de bursalen afhaakt. Soms omdat ze geen beurs meer krijgen, maar vaak ook omdat ze het zelf niet meer zien zitten. Ze kunnen elders meer verdienen of een meer zekere carrière opbouwen. Het is verder ook onmogelijk om een keuze te maken louter op basis van de inhoud van een onderzoeksproject. Je moet steeds rekening houden met het statuut en de beurs die eraan verbonden is. Nog erger is het voor buitenlandse studenten. Voor hen liggen de verdiensten meestal nog lager. Er zijn meestal vorken waarbinnen de beursbedragen moeten vallen, maar buitenlanders zitten dan vaak aan de onderkant. Als ze uit pakweg China of Chili komen ‘zijn ze toch niet veeleisend, want thuis 11
hebben ze nog minder’. Maar men vergeet dan wel dat ze tijdens hun onderzoeksopdracht hier wonen en vaak ook nog een gezin te onderhouden hebben…
Jon Sneyers
Kader: En hoe zit het met Belgische studenten in het buitenland? Sneyers: Internationale mobiliteit wordt in theorie sterk gestimuleerd. Het is dan ook een verrijking om ervaring op te doen in het buitenland of om, omgekeerd, expertise uit het buitenland binnen te halen. In ons departement komt ongeveer een kwart van de onderzoekers uit het buitenland. Maar in de praktijk is het verre van evident om aan een buitenlands project te beginnen. Ook weer omwille van dezelfde problemen: de statuten zijn heel verschillend en er zijn enorme verschillen tussen de beurzen. In Frankrijk – en zeker in Spanje of Italië – liggen de beursbedragen een stuk lager. Een buitenlands onderzoeksproject kan je loon halveren. En dat is dan nog maar binnen Europa. Als je naar Brazilië gaat kan je je inkomen delen door vijf of zes. Je kan dus niet louter kiezen op basis van de inhoud van een project. Je moet steeds ook rekening houden met de omvang van de beurs. Dat maakt internationale mobiliteit heel moeilijk. Een harmonisering van de statuten dringt zich dus op.
Verbetering Kader: Hoe problematisch is de situatie? Is een doctoraatsstudie nog leefbaar? Sneyers: De problemen zijn het minst bij beginnende doctoraatsstudenten. Zij blijven dikwijls op het kot wonen waar ze voordien al zaten, maar als je denkt aan een gezin en een eigen huisje, 12
LBC-NVK KADER 136
spelen er toch altijd financiële factoren mee. De ‘lonen’ van de bursalen zijn sowieso al niet echt hoog, zeker niet in verhouding tot wat je elders kan verdienen met een universitair diploma. Maar voor sommige projecten zijn ze echt heel laag of worden er heel hoge eisen gesteld. Bij het departement Biologie bijvoorbeeld moeten bursalen in het weekend de proefdieren komen voeren, zonder dat daar enige compensatie tegenover staat. De situatie is sinds onze acties van twee jaar geleden al wat gebeterd, maar tot voor kort liep het soms echt de spuigaten uit. Zo kreeg je bij het departement Scheikunde maar een halftijdse beurs, maar werd je wel verondersteld voltijds te werken. Kader: Maar blijkbaar zijn er toch altijd gegadigden die het ervoor over hebben… Sneyers: Dat is niet altijd verwonderlijk. We evolueren steeds meer naar de Amerikaanse situatie. Daar werken onderzoekers quasi gratis in de hoop prof te kunnen worden en dan goed geld te verdienen. In de scheikundige sector willen heel veel universitairen een doctoraatsdiploma, om daarmee uit het pure laborantenwerk te geraken. Er is dus veel vraag naar doctoraten. En daar maken de onderzoeksgroepen graag gebruik van. Maar stilaan zie je toch ook dat sommige onderzoeksgroepen moeilijk onderzoekers kunnen vinden of vasthouden. Het gebrek aan perspectief houdt studenten tegen om te kiezen voor een onderzoekscarrière. Ze stellen de meerwaarde van een doctoraat in vraag en beschouwen het als een verspilling van vijf carrièrejaren in de privé. Vaak zijn het de besten die vertrekken. Dat komt de kwaliteit van het onderzoek uiteraard niet ten goede.
Crisis bij de kranten Sociale organisaties moeten weer een rol gaan spelen
Jan Deceunynck
Het is crisis in de krantenwereld. Niet alleen in de financiële zin van het woord. Ook de kwaliteit van het nieuwsaanbod ligt steeds meer onder vuur. Eenheidsworst, commercialisering of zelfs verkleutering, gebrek aan degelijk onderzoek onder druk van de deadline, … Het zijn maar een paar verwijten die de dagbladen naar het hoofd geslingerd krijgen. Eén van die critici is Han Soete. Hij is sinds negen jaar één van de drijvende krachten achter de Belgische poot van Indymedia. Dit internetmedium brengt dagelijks nieuws dat haaks wil staan op de hierboven gehanteerde krachttermen, maar de traditionele krantenkolommen niet haalt. Op www.indymedia.be staat ook de missie van het bedrijf. Die maakt duidelijk waar het verschil zit. “Onafhankelijkheid is onze belangrijkste troef in een medialandschap waar commercialisering de norm is. Indymedia.be moet geen rekening houden met aandeelhouders of adverteerders. Indymedia.be overleeft dankzij de steun van lezers en sympathisanten en de inzet van vrijwilligers.”
“Onafhankelijkheid van redacties bestaat niet meer. Journalisten herkennen zich niet meer in hun eigen krant. De lijnen worden uitgezet door aandeelhouders en marketeers.”
13
Papierboeren Kader: Overleven ook de traditionele kranten niet dankzij de steun van de lezers? Soete: Nee. Ze overleven door de steun van de overheid. Het economisch model van een krant is afgeschreven. De krantenwereld blijft enkel overeind omdat de overheid er geld in pompt. De mediabazen zijn papierboeren, die hun drukkerijen willen laten draaien. Mensen hebben steeds minder boodschap aan een gedrukte krant. Steeds meer halen ze informatie op het net. Op allerhande nieuwssites, of op de sites van de kranten. Op het net vind je gratis alle informatie. Waarom zouden mensen dan betalen voor een gedrukte krant? Er zal uiteraard altijd wel een markt blijven voor papieren kranten. Maar het zal heel moeilijk zijn om er nog geld aan te verdienen. Kader: Hoe ziet de toekomst er dan wel uit? Soete: De crisis in de media is heel serieus, en wordt nu nog versterkt door de economische crisis. Veel media zullen gewoon verdwijnen. Of er op zijn minst heel anders gaan uitzien. In het buitenland zie je dat al duidelijk. Bij ons gaat het voorlopig nog een beetje beter, maar met wat vertraging zal de waterval hier ook niet tegen te houden zijn. Volgens Rik Van Cauwelaert, hoofdredacteur van Knack, kunnen de nieuwsmedia in twee richtingen evolueren: nog meer gratis pulp voor de massa en kwaliteit voor mensen die er stevig voor willen betalen. Volgens mij is er een alternatief: we moeten terug naar af! Het commerciële model heeft het niet gehaald. Geld verdienen aan nieuws lukt niet meer door de komst van het internet, waar alles gratis te vinden is en waar reclame maar een fractie opbrengt van wat nodig is om de kosten te dekken.
Verzuiling Kader: Hoe krijgen we de media dan gefinancierd? Soete: De sociale bewegingen en de overheid moeten opnieuw hun rol opnemen. Het probleem is dat de sociale organisaties nog zitten met de kater van Het Volk en de Volksgazet. Die kranten waren in handen van de christelijke arbeidsbeweging en de socialistische partij, maar zijn de voorbije decennia in commerciële handen gekomen. De bewegingen zitten nog in de neoliberale denkrichting: de media, dat is niks voor ons. Kader: Moeten we dan terug naar de verzuiling? Soete: Die redenering vind ik altijd zo vreemd. Alsof het nu minder erg zou zijn. Nu zijn hoofdredacteurs alleen verantwoording verschuldigd aan 14
LBC-NVK KADER 136
hun aandeelhouders. Als er winst genoeg is, zijn die tevreden. Het gaat hen niet om de kwaliteit van het nieuws of de pluriformiteit. Dat is ook duidelijk te merken in het nieuwsaanbod. Je krijgt in alle kranten hetzelfde aanbod voorgeschoteld. De marketingjongens hebben overal het roer in handen en weten welk soort nieuws het beste verkoopt. En dat is dan de weg die bewandeld moet worden, want de aandeelhouders willen zoveel mogelijk geld verdienen aan hun investering. Het is zoals in de voedingssector: ooit heeft iemand ontdekt dat mensen graag vanille en suiker lusten. En sindsdien moet overal vanille en suiker in. Met de media is het net hetzelfde. Ook daar krijg je steeds meer eenheidsworst. Alle mediahuizen zoeken naar dezelfde grootste gemene deler om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. De sociale organisaties terug in de media betrekken, zal terug zorgen voor pluriformiteit. Hun doelstelling is niet winst maken, maar informeren. Mogelijk zal hun eigen overtuiging doorklinken in de berichtgeving. Maar dat is nu ook: de mening van de aandeelhouders zorgt nu voor eenheidsworst. Dat het anders kan, bewijst een blad als MO*. Dat wordt gefinancierd door sociale organisaties en brengt zeer kwalitatieve reportages over de wereld en mondialisering. Ook wij met Indymedia hebben geen commerciële aandeelhouders, maar overleven door de steun van sociale organisaties en steungevers. Maandelijks bereiken we met ons andersoortig nieuws 100.000 lezers. Dat is niet meer marginaal he.
Deonotlogie Kader: Hoe zit het met de onafhankelijkheid van de redacties? Soete: Het romantische beeld van de onafhankelijke journalist, die zelf bepaalt waarover hij schrijft en hoe hij dat doet, is verleden tijd. Nieuwsmanagers bepalen de koers. Mediabazen kiezen zorgvuldig hun mensen op strategische plaatsen uit. Bij De Morgen zijn niet toevallig de mensen moeten vertrekken die protesteerden tegen de gang van zaken. De journalisten van De Morgen waren vroeger zeer overtuigd van hun product, maar dat neemt snel af. Ze herkennen zich niet meer in hun eigen krant. Journalisten hebben geen tijd meer om zich ernstig bezig te houden met een onderwerp. Hun dossierkennis is nihil. Checken en zeker dubbelchecken lukt niet meer. Ze moeten kolommen vullen. Dat doen ze met hapklare stukken, die hen aangereikt worden door bedrijven die met commerciële bedoelingen berichten de wereld insturen over zogenaamd wetenschappelijk onderzoek dat heeft aangetoond dat dit of dat…
Het economisch model van een krant is afgeschreven. Op het internet vind je gratis alle informatie. Waarom zouden mensen dan betalen voor een gedrukte krant?
Journalisten zijn overigens ook heel inwisselbaar. We evolueren naar redacties met een kleine kern van bekende gezichten, aangevuld met veel goedkope freelancers, die anonieme berichten schrijven. Onafhankelijkheid van redacties bestaat dus niet meer. De lijnen worden wel degelijk uitgezet door aandeelhouders en marketeers. We moeten ons trouwens ook eens afvragen of het nog wel opportuun is om mensen als Peter Vandermeersch nog een perskaart te geven. Volgens de deontologische richtlijnen houdt een journalist zich ver van marketing en het bedrijfsbeheer van zijn krant. Maar Vandermeersch liet zich in 2007 door Trends verkiezen tot marketeer van het jaar. Dat staat haaks op zijn onafhankelijkheid als journalist.
worden de middelen louter gebruikt om papier te bedrukken.
Kader: Wat moet de rol van de overheid zijn? Soete: Op dit moment is de overheid niet weg te denken. Zonder de overheid bestonden de kranten nu al niet meer. De overheid pompt elk jaar honderden miljoenen in de krantensector via goedkope posttarieven, overheidsadvertenties, … Met de huidige overheidssteun aan de media kan je alle journalisten in België betalen. Maar daar staan weinig voorwaarden tegenover. De overheid zou kunnen eisen dat er een duidelijk redactiestatuut komt dat de journalisten onafhankelijkheid garandeert, dat het geld de redacties ten goede komt en niet de papierboeren, dat de media mee evolueren met de technologische evoluties, … Maar dat gebeurt dus niet. De overheid moet in ruil voor die steun beter haar maatschappelijke rol spelen. Want de mediasector is geen sector als een andere. De media hebben de belangrijke opdracht ons beeld op de wereld ter bepalen. Ze moeten onze blik opentrekken. Er is nood aan een duurzaam mediabeleid, een soort Schone Kleren Campagne voor kranten. Maar nu
Kader: Moeten we ons daaraan ergeren? Of moeten we proberen ons verhaal zo te verpakken dat het wél in de krant komt? Soete: Beide! Als sociale beweging heb je de plicht om de media aan te spreken op de fouten die ze maken. De LBC-NVK spreekt namens 300.000 leden. Dat is niet niks, he. Jullie hebben dus recht van spreken. Maar tegelijk doe je er natuurlijk goed aan om de boodschap te verpakken in duidelijke, hapklare brokken. Bij bedrijfssluitingen merk ik dat de media smullen van verhalen van koppels die allebei voor het bedrijf werken en dus plots allebei zonder inkomen vallen. Dan speel je daar best op in en geef je hen die koppels. Vertel je verhaal dan via hen. Maar minstens even belangrijk zijn de eigen media. Wat in je eigen ledenblad verschijnt heeft meer impact dan wat in pakweg De Morgen verschijnt. De media hebben het steeds over het verdwenen vertrouwen van mensen in de politiek. Maar ik ben ervan overtuigd dat ook het vertrouwen in de media al flink is geslonken.
Hapklare brokken Kader: Ook als vakbond ergeren we ons aan de selectiviteit in de media. Het wordt steeds moeilijker om ons verhaal in de krantenkolommen te krijgen. Soete: Inderdaad. De vakbondsbetoging van 15 mei haalde bijvoorbeeld de kranten niet. Nochtans kwam er toen 50.000 man op straat, om heel duidelijke redenen. De mening van de betogers was best maatschappelijk relevant. Dat zou toch een nieuwsfeit moeten zijn? Maar het paste duidelijk niet in de agenda van de kranten, want er werd met geen woord over gerept.
15
Back to business Bancaire paniek is geluwd Roger Vandenput Voor wie zich flink wil ergeren is de roman Het vreugdevuur der ijdelheden een absolute aanrader. Het verhaal speelt zich af in de financiële wereld van New-York tijdens de Reagan-jaren. Tom Wolfe beschrijft op een ongeëvenaarde manier de ongebreidelde hebzucht en de verslavende consumptiedrang van die periode. Het verhaal draait rond een jonge effectenmakelaar wiens wereld van glamour en glitter in elkaar stort nadat hij vluchtmisdrijf pleegt na een aanrijding met dodelijke afloop. De film die er nadien van gemaakt is met Tom Hanks en Melanie Griffith heeft weinig overgehouden van het sarcasme waarmee Tom Wolfe de kroniek van die periode beschrijft. De fictie van de roman is vorig jaar werkelijkheid geworden.
Zekerheden Eind vorig jaar werden we flink door elkaar geschud. De financiële wereld daverde op zijn grondvesten. Banken die de voorbije jaren hun winsten elk jaar weer zagen stijgen waren virtueel failliet, wat de regeringen, zelfs de Amerikaanse, noopte om met behoorlijk wat publiek geld en garanties de banken ter hulp te snellen. Die massale overheidstussenkomst heeft het systeem moeten redden van een complete implosie. Niet ingrijpen had 16
LBC-NVK KADER 136
bijzonder dramatische gevolgen kunnen hebben voor spaarders, werknemers en cliënten maar ook voor de reële economie. De principiële discussie vanuit de kapitalistische pleitbezorgers pur sang die gekeerd waren tegen die publieke interventie en reddingsoperaties heeft hier in Europa gelukkig weinig aandacht gekregen.
Hefboom voor verandering Die massale reddingsoperatie heeft zijn effect gehad. De wereldwijde paniek is geluwd. Het uitzieken is nog volop bezig maar er is opnieuw perspectief. Er zijn opnieuw hoopvolle economische berichten. Back to business as usual? Wanneer crisissen ook momenten van bezinning moeten zijn en tegelijk ook kansen geven om nieuwe keuzes te maken, is het de vraag of deze crisis ons dan tot bezinning heeft gebracht en of de bankwereld een nieuwe weg is ingeslagen? In de beginperiode van de crisis beweerden velen dat het na deze
crisis nooit meer zou zijn zoals vroeger. Maar men onderschatte de hardnekkigheid waarmee snel en gemakkelijk gewin weet te overleven. Politici hebben door die massale staatssteun een hefboom in handen gekregen om een betere greep te krijgen op de financiële wereld en de financiële stromingen die binnen die wereld worden georganiseerd en georkestreerd. Het zou wraakroepend zijn wanneer ze deze kans laten voorbijgaan.
Verantwoordelijken
is. Financiële experts leggen de mechanismen bloot die het fout hebben laten lopen en stellen maatregelen voor om dit in de toekomst niet meer te laten gebeuren. Dit heeft zeker zijn belang. Maar is er niet meer nodig dan dat. Welke mechanismen gaan beletten dat overdreven winstbejag een drijfveer blijft, dat er onnodige risico’s worden genomen om de winst te optimaliseren. Welke mechanismen gaan ervoor zorgen dat winstbejag niet meer de oorzaak zal zijn van het negeren van de knipperlichten en het verzwijgen van de nodige informatie aan het publiek en de toezichthouders.
Op 29 april keurde de voltallige Kamer van Volksvertegenwoordigers het verslag goed van een gemengde parlementaire commissie. De opdracht van de commissie bestond erin om op basis van een deskundigenrapport de mechanismen en verantwoordelijkheden te analyseren die hebben geleid tot de financiële en bancaire crisis in ons land, alsook het toezicht op de sector, het beheer van de crisis en de eventuele tekortkomingen van de wetgeving. De commissie kreeg eveneens tot taak de Belgische wetten en reglementen inzake toezichtmechanismen op hun deugdelijkheid te toetsen, aanpassingen voor te stellen en denkpistes op Belgisch en Europees niveau te suggereren.
Veranderingen zijn nodig en het gevaar is reëel dat die er niet gaan komen vanuit de sector zelf. Veranderingen komen echter niet vanzelf. Dat vergt vaak externe factoren.
Het verslag dat door de parlementairen is goedgekeurd, is interessante lectuur. Niet de stijl van Tom Wolfe maar toch ontluisterend en leerrijk. Desondanks blijven we met een onvoldaan gevoel zitten.
Zoals gezegd hebben de politici hier een belangrijke opdracht en verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid zal heel wat politieke moed vergen. In elk geval hebben zij de opdracht om verder te kijken dan de financiële wereld en moeten ze ook heel wat andere belangen in rekening brengen.
Het rapport van de experts is bijzonder hard voor de topbankiers. Hen wordt verweten hun banken in gevaar te hebben gebracht door overdreven winstbejag, het negeren van duidelijke waarschuwingen en een barslechte interne en externe communicatie. Alhoewel dit correcte vaststellingen zijn en de verantwoordelijk van de bankiers bijzonder groot is, zijn er nog anderen die boter op het hoofd hebben. De controle op een zo belangrijke economische activiteit als het bankieren heeft gefaald. De toezichthouders hebben dit doemscenario niet kunnen vermijden. En is dat niet hun taak, opdracht en reden van bestaan? De ratingbureaus hebben zich op een onverantwoordelijke manier verrijkt met gunstige beoordelingen voor rommelproducten.
Denkkader Belangrijk wordt nu vanuit welk denkkader je de bankcrisis bekijkt. Het gevoel is dat financiële wereld zichzelf aan het evalueren en remediëren
Het is veelzeggend dat banken die overheidsgeld hebben gekregen, dit snel willen terugbetalen, daarvoor is het nodig dat ze winst maken – behoorlijk wat winst. Wat gaat aandeelhouders beletten om opnieuw te willen aanknopen met goede winstcijfers en royale dividenden.
Politici aan zet
Ook vakbonden, naast andere maatschappelijke organisaties, moeten de kans krijgen op dit debat te wegen. Zowel op het brede maatschappelijke terrein als op het niveau van de ondernemingen hebben ze een rol te spelen. Ze moeten er zich wel van bewust zijn dat dit ook heel wat keuzes vragen. Welke normen – niet in het minst ethische normen – moeten voorop staan? Het mag dan al duidelijk zijn wat niet wenselijk is, het gewenste alternatief is veel minder duidelijk. En welke strategie is er nodig om dit, samen met andere vakbonden, internationaal aan te pakken? Moeten vakbonden de ethische normen van een onderneming ter discussie stellen op de ondernemingsraad? Zij ze klaar voor de consequenties daarvan? Wie zich engageert in dit debat, krijgt ook een verantwoordelijkheid te dragen. De verantwoordelijk van de eigen keuzes. Vakbonden hebben in het verleden belangrijke keuzes gemaakt en hun verantwoordelijkheid genomen. Ze kunnen dat nu nog. 17
De kaarten herverdelen Franse kadervakbond CFDT roept op tot verandering Jan De Paepe Elke vier jaar congresseren de kaderleden van de Confédération Française Démocratique du Travail (CFDT - www.cadres-plus.net). Dit jaar verzamelden ze van 17 tot 19 juni onder het motto “changer la donne”. Die titel verwijst naar het herverdelen van de kaarten in het kaartspel. Deze metafoor maakt duidelijk dat ze de klassieke manier van ondernemen in vraag stellen. Er zijn andere spelregels nodig. CFDT kiest daarbij voor het georganiseerd debat waaraan kaderleden, via hun vakorganisaties, actief participeren.
Schokdemper Het congres ergerde zich aan de manier waarop de hoofdrolspelers, die ons in de huidige crisis loodsten, gewoon verder willen gaan met hun onvoorwaardelijk geloof in de logica van de vrije markt. Dat hun model faalt en hun zeepbel in het niets verdwijnt, stoort hen niet om de ooit zo verguisde overheid ter hulp te roepen als ‘amortisseur de crise’. Het lijkt er sterk op dat de werkgevers het begrip solidariteit herontdekt hebben, maar hen een blanco cheque toestoppen is onaanvaardbaar. Kunnen wij immers verwachten dat dezelfde methoden, die deze crisis veroorzaakten, ook de oplossingen zullen leveren? De congresdeelnemers
Waarom zou je lid worden van een vakbond? ➜ Om steun te zoeken ➜ Om uit het isolement uit te komen ➜ De werkomgeving beter leren kennen ➜ Benieuwd zijn naar de syndicale analyse ➜ Deelnemen aan het collectieve ➜ Principes omzetten in acties ➜ Wegen op het democratisch en intern debat ➜ Slagkracht willen ontwikkelen ➜ Zich integreren in sociale netwerken ➜ Willen verdedigd zijn ➜ Van diensten willen genieten ➜ Zijn interprofessionele solidariteit willen betuigen
Wat is CFDT cadres? De organisatie groeide oorspronkelijk uit de christelijke en syndicale werking van ingenieurs en kaderleden van de privé en de openbare sector. Ze verlieten de categorale werking en schreven zich in in de werking van de grote industriële confederaties. Deze erkenden toen in hun werking bepaalde secties als kaderleden, bedienden en arbeiders en organiseerden deze op regionale basis. Sinds 1964 werd de band met de christelijke sociale moraal doorbroken en koos men voor democratische waarden.
18
LBC-NVK KADER 136
vrezen dat dezelfde scenario’s zich dan zullen herhalen en roepen ondernemingen op om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Kaderleden kunnen een belangrijke rol spelen in het debat omdat ze als hooggeschoolden goed geplaatst zijn om specifieke kengetallen te interpreteren en de productieprocessen te analyseren. De CFDT’ers aarzelen niet om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen en willen via sociaal overleg een bijdrage leveren om na te denken over duurzaam ondernemen. De financiële crisis heeft immers naast strikt economische ook een aantal sociale implicaties, want zowel tewerkstelling als sociale plannen komen onder druk en tasten het vertrouwen van de werknemers aan. Ze hebben er niet om gevraagd.
Anders besturen Het relanceplan van Sarkozy is voor CFDT niet meer dan een opsmukoperatie van een vervallen voorgevel. Ook de politieke besluitvorming heeft dringend nood aan structurele veranderingen. De klassieke referentiekaders op het nationaal niveau moeten overstegen worden door meer kansen te bieden aan het Europese forum. Deze integratie zal voor een krachtiger politiek bestuur zorgen, met meer ruimte voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Aandacht voor duurzame ontwikkeling zal het logisch gevolg zijn en kan meer hoog gekwalificeerd werk creëren. Tot op vandaag lieten de lidstaten en hun regeringen na om ondubbelzinnig de Europese motor op gang te trekken. Egoïsme, nationalisme en protectionisme maken nog te veel deel uit van het beleid en staan een gecoördineerde aanpak in de weg. Voor CFDT moet ook dit politiek veranderingsproject rekening houden met de sociale agenda. De vakbonden zullen niet nalaten om hier hun
verantwoordelijkheid op te nemen en druk uit te oefenen op het beleid.
Kaderleden en vakbond Als kaderleden een grotere rol te spelen hebben in het sociaal overleg en de vakbondswerking, dan zullen zij ook de nodige ruimte opeisen om hun aandachtspunten naar voor te brengen. Eens ze in de vakbond hun logische partner herkennen zullen ze gemakkelijker aansluiten. Maar impact krijg je niet cadeau. Je moet dit verdienen. Naast goed onderbouwde argumenten vergt het ook een sterke organisatie met een breed maatschappelijk draagvlak. Daarom kiezen de kaderleden van CFDT resoluut voor solidariteit met de andere werknemers. Er bestaan immers al heel wat netwerken die ook door kaderleden gebruikt kunnen worden. Corporatisme kan een valkuil zijn. Ook in Frankrijk zijn kaderleden het minst van alle werknemers aangesloten bij een vakbond. Er is dus nog een hele weg te gaan. CFDT wil daarom een vakbond zijn die heel dicht bij de kaderleden staat. Solidariteit met de andere werknemers sluit aandacht voor de eigen specifieke noden en belangen van kaderleden niet uit. De (individuele en collectieve) vragen zullen hooguit voor meer diversiteit in de eisenbundels zorgen en voor meer differentiatie van het sociaal overleg.
Actiepunten De specifieke aandachtspunten van CFDT staan meestal niet ver van onze eigen NVK-werking: arbeidsduur, werkdruk, collectief overleg, gelijke loopbaankansen voor mannen en vrouwen, … Het belang van de sterke organisatorische band tussen de beroepswerking en het interprofessionele op federaal en internationaal niveau wordt herbevestigd. CFDT wil een antwoord bieden op zowel de individuele als de collectieve bezorgdheden van kaderleden. Daarom wil de vakorganisatie zich met voorstellen en concrete dienstverlening naar haar leden richten, in elke fase van het beroepsleven. De syndicale werking wil rekening houden met de ‘professionele identiteit’ van kaderleden. Experimenten om in dialoog te treden met een aantal beroepscategorieën zijn een begin. Zo denken ze aan een opvolgingsproject voor jonge onderzoekers die soms tot hun 35 jaar onderzoek verrichten in speciale statuten en niet bijdragen tot hun later pensioen. Of jongeren die bij de overgang van de studieperiode naar het pro-
fessioneel leven vragen om ondersteuning. Er zijn kansen om dit zowel via de interprofessionele als via de beroepswerking te doen. Het ogenblik van een ondernemingsstage is het ideale moment voor het eerste contact. Vandaag hebben veel organisaties een aanbod voor kaderleden. Wanneer het over arbeidsgerelateerde diensten gaat, kunnen vakbonden hun waarde bewijzen. Zij beschikken immers over een stevig netwerk dat nuttig kan zijn. CFDT plant een pilootproject om afstemming te zoeken met een aantal beroepsorganisaties. Tijdelijke samenwerkingsverbanden kunnen mogelijk de grens van de onderneming of zelfs de vakbond overstijgen. De Fransen hebben op dit terrein al een zekere ervaring opgedaan met Apec (www.apec.fr), hun succesvol centrum voor loopbaanbegeleiding. Ook hun actieve participatie in Eurocadres ervaren ze als belangrijke uitkijkpost en inspiratiebron. Ook CFDT heeft moeite met het medialandschap waarin vakbonden onvoldoende aan bod komen. Daarom richt de vakbond zich actief op nieuwe communicatievormen en web 2.0-toepassingen, die hen de kans geven veel meer interactief te werken. Bovendien bieden ze de kans om zelf het initiatief te nemen en heel dicht bij de doelgroep te komen.
Representatiever zijn werkt Vakbonden moeten zich aanpassen aan de zapcultuur. Vooral jongeren onderhouden een lossere band met hun werk en hun onderneming. Ook hun engagement is veranderd. De zorg die aan individuele vragen besteed wordt, is dan ook bepalend voor de interesse en het engagement naar het collectief en interprofessioneel programma. Daarom luistert de vakbeweging best ook naar de individuele klachten van hoog gekwalificeerde werknemers. In het zoeken naar een antwoord kan de noodzaak van een collectieve actie duidelijk worden. Lidmaatschap kan verschillende vormen aannemen: discreet of vertrouwelijk lidmaatschap, participatief, geëngageerd of militant. Het is vaak ook een kwestie van vertrouwen en tijd om van het ene naar het ander niveau over te gaan. Het syndicalisme op basis van leden verschilt van het syndicalisme op basis van militanten. Kaderleden moeten de vrije keuze hebben. Het engagement groeit in een zoektocht naar een zekere coherentie tussen politieke, sociale en culturele aspiraties enerzijds en persoonlijk ervaring anderzijds. Economische crisissen kunnen dit proces hoogstens wat versnellen. 19
NVK-militant Jean De Keyzer
33 jaar vechten voor sociale rechtvaardigheid Jan De Paepe Reeds drieëndertig jaar engageert Jean De Keyzer zich voor de syndicale werking bij Capgemini. Jean houdt van het debat en is nooit verlegen om een specifieke zienswijze naar voor te brengen. Dat maakt hem een graag geziene gast die de vakbondswerking mee kleurt en inspireert. Volgend jaar wordt hij vijfenzestig en neemt hij afscheid van het vakbondswerk. Jean de Keyzer werd geboren vlak na de tweede wereldoorlog en groeide op in een tijd waarin studeren geen prioriteit was. Ook niet ten huize De Keyzer. Toen hij als vijftienjarige met een herexamen thuiskwam, oordeelde vader dan ook dat zoonlief de school maar beter vaarwel kon zeggen en op zoek mocht naar werk. Zonder lager secundair diploma waren zijn kansen echter beperkt. Jean koos daarom niet voor de makkelijkste weg, maar combineerde de jaren nadien werken met studeren in avondonderwijs en examencommissies. Hij beet door en leerde aanvankelijk over radiotechniek en kristalontvangers en behaalde in avondschool een diploma ‘boekhouder/administratie’. De opleiding nam wekelijks drie avonden en zondagvoormiddag in beslag. In combinatie met
zijn voltijdse job – destijds duurde een werkweek nog 45 uren – waren zijn weken meer dan gevuld...
Van Sarma tot Capgemini Bij Sarma vond hij zijn eerste ‘vaste’ job als operator klassieke machines. Hij maakte er de ponskaarten klaar die nadien met de computer zouden verwerkt worden. Die eerste kennismaking met informatie- en communicatietechnologie avant la lettre was een openbaring. Hij voelde de groeikansen aan en evolueerde mee met de job. Toen hij een opleiding tot programmeur wilde volgen, botste hij echter op een njet van de personeelsdienst van het inmiddels gefuseerde bedrijf Sarma-Nopri. “Waar democratie te kort schiet groeit frustratie,” filosofeert hij over deze weigering. “Is een arbeidsverhouding niet steeds ondemocratisch? Ik voelde de weigering om de opleiding tot programmeur te kunnen volgen aan als onrechtvaardig. Misschien ligt daar de oorsprong van mijn syndicale reflex. In die periode werd ik door LBC-NVK gevraagd om op te komen als jongerenkandidaat voor de sociale verkiezingen”. Uiteindelijk heeft hij wel de opleiding kunnen volgen, maar moest hij nadien het bedrijf verlaten. In 1972 verkaste de 27-jarige Jean naar het huidige Capgemini. Het toenmalige CES verzorgde als informaticabedrijf de boekhouding van De Post, waar Jean in totaal twaalf jaar als gedetacheerde aan de slag was. Hij kende dat bedrijf intussen van naaldje tot draadje, maar vreesde dat zijn toekomst te hard verbonden was met het contract met De Post. “Op het einde was ik uitgekeken op mijn job en vroeg ik zelf om weg te gaan en een andere kans te krijgen.”
20
LBC-NVK KADER 136
Vakbondswerk In die jaren groeide de syndicale interesse bij Jean. “Aanvankelijk kon ik mijn vakbondsengagement niet tonen. Als jonge vader van twee kinderen moet je wat voorzichtig zijn.” In 1976 was de tijd echter rijp. “Toen de directie eenzijdig het arbeidsreglement wilde wijzigen ontstond er veel ongenoegen. Die operatie mondde uit in een klacht bij de arbeidsinspectie. Als gevolg hiervan moesten de verkiezingen voor het CVG (het huidige CPBW, nvdr) overgedaan worden. Ik stelde me kandidaat en werd verkozen.” Van dan af is het blijven groeien: eerst volgde de vakbondsafvaardiging en in 1987, toen de onderneming de drempel van 100 werknemers haalde kwam er ook nog de ondernemingsraad bij. Bij Capgemini is LBC-NVK duidelijk de sterkste vakbond. Arbeiders zijn er niet in het bedrijf, maar met drie mandaten voor de bedienden en drie mandaten voor de kaderleden scoort de groene vakbond meer dan behoorlijk op een totaal van negen zetels. “Eén mandaat in de ondernemingsraad is voorbehouden voor een jongere,” legt Jean uit. “Dat hebben we als LBC-NVK niet kunnen invullen, bij gebrek aan kandidaten. Het is moeilijk om in die specifieke doelgroep gegadigden te vinden. Er is daar een groot personeelsverloop. Vaak worden ze al aangeworven tijdens hun studieperiode en krijgen een bruto beginwedde van ongeveer 2.500 euro voorgespiegeld”. Jean is door de jaren gegroeid in het vakbondswerk. Hij speelt niet alleen een belangrijke rol in de ondernemingswerking als hoofdafgevaardigde voor LBC-NVK, effectief lid van de Europese Ondernemingsraad en plaatsvervanger in het CPBW. Daar bovenop zetelt hij als sociaal rechter in de arbeidsrechtbank van Brussel, neemt hij deel aan de vergaderingen van de nationale en gewestelijke belangengroep van het ANPCB en maakt hij deel uit van het Nationaal Comité van het NVK. In het afdelingsbestuur van Vilvoorde werkt hij mee in de stuurgroep ICT. “Het mandaat in de vakbondsafvaardiging neemt meest tijd in beslag. In 2001-2002 was er een collectief ontslag. Dat was een moeilijke periode omwille van de dualiteit en tegenstrijdigheid die aanwezig zijn in elke herstructurering. Enerzijds is er dankbaarheid van leden over wat je realiseert. Maar anderzijds vinden veel mensen het nooit goed genoeg en vragen soms het onmogelijke”. Om louter technische redenen is Jean fier over wat hij
mee heeft helpen realiseren in die periode maar echt sociaal vind hij dat allemaal niet. Niettegenstaande de goed afgesproken criteria zijn er enkele excessen. Het positieve van de vakbondsinbreng is niet altijd gemakkelijk en duidelijk te meten. “Je moet je soms hard opstellen, maar daar kan je niet te ver in gaan. Een aantal managers gaan op een rampzalige manier om met vakbondsafgevaardigden. Daar bovenop heb je bij het kaderpersoneel ook afwijzende collega’s die onze syndicale positie verzwakken. Wanneer ik in de onderneming werk aan bv. een betere wachtdienstregeling, dan krijg ik sommigen uit mijn eigen achterban tegen”.
NVK-werking “Er zijn strikt genomen weinig verschillen tussen bedienden en kaderleden,” vat Jean zijn visie op vakbondswerk voor kaderleden samen. “Kaderleden werken veel zelfstandiger dan bedienden. Op technisch objectieve gronden moet er geen aparte kaderwerking bestaan. Maar de realiteit is nu eenmaal zo dat mensen op subjectieve basis zich verschillend voelen. Voor mij maakt het NVK weinig uit, maar ik stel wel vast dat anderen daar anders over denken. Er zijn immers uitersten tussen bv. de arbeiders uit de metaal en bouwsector en sommige bedienden enerzijds en kaderleden die iets mildere syndicale standpunten durven innemen. Er zijn gradaties.” “Het is belangrijk om op dat subjectief gevoel in te werken. Het moet allemaal wel heel overwogen gebeuren maar een aparte kaderorganisatie, die alleen leidinggevenden aanspreekt en de ander groepen uitsluit, betekent niets. De kracht komt juist uit de diversiteit”. “De NVK werking moet naar mijn mening meer aandacht besteden aan aspecten van zelfstandig werken, bv. terbeschikkingstelling van werknemers, die weliswaar met een arbeidsovereenkomst zijn verbonden met een werkgever, maar toch tijdelijk in een ander bedrijf tewerkgesteld zijn. Dit is niet alleen een probleem in de informaticasector. Veel mensen worden verplicht om met het statuut van zelfstandige te werken als bediende. Deze groep zou een specifieke doelgroep van de NVK-werking kunnen worden. De Nederlandse vakbond FNV Bondgenoten verleent al specifieke diensten aan deze doelgroep. We kunnen ook inspiratie halen bij de onthaalouders. Ook zij waren aanvankelijk in feite ‘zelfstandigen’. LBC-NVK heeft voor hen veel verdienstelijk werk gedaan. De realiteit is dat schijnzelfstandigen niet aan de vetpotten zitten”. 21
“Ik maakte mei ‘68 mee als jongvolwassene maar ben een kind van mijn tijd. Ik vind dat gezag moet uitstralen van een persoonlijkheid en niet vanuit een functie of titel. We zijn allemaal gelijk. Een baas kan wel zeggen wat ik moet doen maar in het debat zijn we gelijk. Krapte in de democratie zorgt altijd voor frustratie. Ook in een onderneming. De vakbondswerking kan voor een antwoord zorgen. Nu heeft het management een overgewicht. Het moet leren leven met de debatcultuur en voortstellen willen bespreken. Nu zijn er teveel neoliberalen. Ze realiseren zich niet dat er enkel duurzaam kan onderhandeld worden met een goed georganiseerde groep. Er bestaat over democratie veel begripsverwarring. Deze moet immers rekening houden met alle stromingen en niet alleen met de mening van de grootste groep. Hierin moeten de discriminaties van kaderleden in het toepassingsgebied van de
Capgemini Toen Siemens in 1971 een groot aantal computers aan De Post verkocht, richtten een aantal informatici van Siemens een informaticabedrijf op (Computer Engineering Services – CES). De Post werd een regiebedrijf en moest daarom een industriële boekhouding voeren. CES kreeg deze opdracht toebedeeld en was daarmee meteen gelanceerd. Een paar jaar later werd CES overgenomen door CAP, dat op zijn beurt werd opgelorpt door het Franse Sogeti. Het nieuwe bedrijf werd Capgemini (aanvankelik nog CAP Gemini geschreven). Het bedrijf, met hoofdzetel in Parijs, is inmiddels uitgegroeid tot een multinationaal bedrijf, actief in alle continenten en in meer dan dertig landen. Wereldwijd heeft het meer dan 90.000 werknemers op de betaalrol staan. Het levert consultancy en informaticagebonden diensten aan andere ondernemingen. In ons land werken 700 à 750 werknemers voor Capgemini België.
22
LBC-NVK KADER 136
cao’s gesitueerd worden. We kunnen hier syndicaal veel afdwingen.”
EOR “Samen met de Franse, Belgische en Zweedse collega’s hebben we in 1996 geijverd voor de oprichting van een EOR. Dit was juist na de invoering van de Europese richtlijn hierover. Na lange onderhandelingen was de EOR een feit in 2001. In de beginperiode was het eerder een praatbarak. Nu is dat gelukkig veranderd. Er zijn vier vergaderingen per jaar: twee van twee dagen, met de directie in de Capgemini universiteit in Frankrijk en twee met de effectieven en plaatsvervangers op diverse locaties.” Jean is drie jaar lid van het bureau van de EOR. Die vergadert eens per maand telefonisch en de week daarna in Parijs met de voorzitter en werkgeversvertegenwoordigers van de EOR. “Een van de belangrijkste uitdagingen is de opbouw van vertrouwen in de EOR. De vergaderefficiëntie is op te drijven met de hulp van een goede coach. Daarnaast is ook vorming in de diepte nodig over de EOR. De ervaring leert dat werkgevers niet erg open staan voor externe experten. De leden van de EOR komen vandaag met 1 mandaat uit Finland, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Nederland (2), België, Luxemburg, Polen, Potugal, Frankrijk (3), Spanje, Italië. Daarnaast zijn er nog waarnemers uit de Verenigde Staten en India. De thema’s die aan bod komen zijn zeer divers. Op de personeelsvergaderingen nemen we zelf de besluiten. Ik stel vast dat velen nog strikt nationaal denken. De lonen zijn immers niet overal dezelfde omdat de context van de onderneming overal verschilt. De lokale situatie speelt een belangrijke rol. Je moet ze steeds kennen”.
Adressen NVK
LBC-NVK Antwerpen Karin Schaerlaekens Nationalestraat 111-113 2000 Antwerpen tel. 03/222.70.15 - fax 03/220.88.02
LBC-NVK Mechelen Magali Verhaegen Onder den Toren 5 2800 Mechelen tel. 015/28.85.64 - fax 03/220.88.14
LBC-NVK Brussel-Halle-Vilvoorde Annie Kerkhove Pletinckxstraat 19 1000 Brussel tel. 02/557.86.58 - fax 03/220.88.05
LBC-NVK Oostende Erik Buylaert Kan. Dr. L. Colensstraat 7 8400 Oostende tel. 059/55.25.49 - fax 03/220.88.15
LBC-NVK Brugge Erik Somers Oude Burg 17 8000 Brugge tel. 050/44.41.64 - fax 03/220.88.04
LBC-NVK Oudenaarde-Aalst Marnix Sandrap Burgschelde 5 9700 Oudenaarde tel. 053/73.45.26 - fax 03/220.88.03
LBC-NVK Dendermonde/Sint-Niklaas Patrick Wauman H. Heymanplein 7 9100 Sint-Niklaas tel. 03/760.13.44 - fax 03/220.88.19
LBC-NVK Roeselare Piet Foulon H. Horriestraat 31 8800 Roeselare tel. 051/26.55.45 - fax 03/220.88.17
LBC-NVK Gent-Eeklo-Zelzate Swat Clerinx Poel 7 9000 Gent tel. 09/265.43.15 - fax 03/220.88.08
LBC-NVK Turnhout Frans Geerts Korte Begijnenstraat 20 2300 Turnhout tel. 014/44.61.62 - fax 03/220.88.20
LBC-NVK Hasselt Frederik Scheys Mgr. Broekxplein 6 3500 Hasselt tel. 011/29.09.83 - fax 03/220.88.09 LBC-NVK Ieper Karel Hoorelbeke St. Jacobsstraat 34 8900 Ieper tel. 059/34.26.41 - fax 03/220.88.10 LBC-NVK Kortrijk Gino Dupont President Kennedypark 16D 8500 Kortrijk tel. 056/23.55.63 - fax 03/220.88.12 LBC-NVK Leuven John De Decker L. Vanderkelenstraat 32 3000 Leuven tel. 016/21.94.33 - fax 03/220.88.13
Nationaal secretariaat Nationaal-Secretaris NVK Roger Vandenput Sudermanstraat 5 2000 Antwerpen tel. 03/220.87.27 - fax 03/220.89.83 NVK-Secretaris Jan De Paepe Sudermanstraat 5 2000 Antwerpen tel. 03/220.87.19 - fax 03/220.89.83 Dagelijks Bestuur NVK Marnix Aerssens, voorzitter Isabelle Ven, ondervoorzitter Dirk Decock, bureaulid Frank Spiessens, aanvullend secretaris Luc Bosmans, werkgroepwerking Thierry WargĂŠe, opvolging Bestuurlijke Raad Wilfried Eynatten, secretaris 23
Tijdschrift toegelaten gesloten verpakking Antwerpen X
LBC-NVK Sudermanstraat 5 2000 Antwerpen
België - Belgique PB - PP Antwerpen X
José Saramago
“Vreugde en verdriet kunnen samengaan, ze zijn niet als olie en water”
Gekaderd