Katinka wil schrijfster worden. De verhalen komen zomaar op in haar hoofd. Maar ze weet niet goed hoe ze ze op papier moet zetten. Daarom trekt ze op een dag de stoute
schoenen aan en klopt aan bij haar overbuurvrouw Lidwien, een beroemd schrijfster. Lidwien wil Katinka wel schrijftips geven, in ruil voor hulp in de tuin. Lidwien stelt Katinka allerlei vragen over wat lezen en schrijven voor haar betekent. Ze leert haar formuleren en vooral kijken, en Katinka schrijft en herschrijft haar leven. Want haar moeder is al jaren dood en haar vader is verliefd of heeft een midlifedinges. Of allebei. Ondertussen
hoort Katinka steeds meer over het leven van Lidwien, dat óók de moeite van het opschrijven
waard is. En terwijl er een bijzondere vriendschap ontstaat, leert Katinka iets over het leven en schrijft ze per ongeluk een boek.