Over hoe de forensische zorg soms een intermezzo kan zijn
Gerda Elsinga
Vertelt over haar werk als bedrijfsmaatschappelijk werker
Anita Sanders
coördinator arbeidsparticipatie
‘Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt hebben we participanten nodig om de zorg te kunnen borgen.’
LENTIS MAGAZINE
I
Het tijdschrift voor medewerkers en geïnteresseerden verschijnt drie keer per jaar zowel in digitale uitgave als gedrukt magazine.
LM #2 2024
Samen sterk: het belang van erbij horen
Deze editie van Lentis Magazine draait om meedoen, participeren, bijdragen aan een groter geheel. Iedereen wil uiteindelijk ergens bij horen. Bij Lentis werken we continu aan deze belangrijke behoefte. Zo doen we al jaren mee aan de Social Run, die dit keer over ons Dennenoordterrein ging. De quote van de Social Run luidt ‘Meedoen is winnen’, een belangrijk uitgangspunt dat we volgens mij veel breder kunnen trekken. Veel participanten bij Lentis ervaren meedoen in de maatschappij als een overwinning. Je hoort er weer bij, dat geeft voldoening! In dit nummer interviewen we collega Anita Sanders, coördinator arbeidsparticipatie, over het creëren van participatiebanen. Participatie kan ook heel klein en exclusief zijn; een unieke ervaring beleven. Collega Anjo te Velde kan daar goed over meepraten, want zij ging onlangs op kloosterreis en deelt haar ervaring met ons.
Het saamhorigheidsgevoel was juist heel groot bij het Lentisfeest dat we in de zomer hebben gehad! Met honderden collega’s genoten we van muziek, eten en het EK. We blikken kort terug op dit feest en delen een fotoselectie. Voor onze cliënten is de behoefte om ergens bij te horen minstens zo groot. Cliënt Gerry vertelt dat hij zich op zijn plek voelt als hij bij Lentis in Zuidlaren terechtkomt. De reis ernaartoe verliep niet soepel, maar eindelijk voelt hij zich thuis. Hij wordt gehoord en gezien. Dat willen we toch allemaal?
Veel leesplezier!
Namens de redactie, Saskia Scholte
Colofon
Redactie Lentis Magazine
Postbus 128, 9470 AC Zuidlaren
Telefoon (050) 409 76 43, magazine@lentis.nl .
Redactie
Saskia Scholte (hoofdredactie), Petra Albertema, Anne Helmus, Ursula Sennema, Jannie Strijk en Anjo te Velde
Ontwerp en opmaak
Klaas van Slooten | bno
Inhoud
2
Social Run
Dit jaar kwam de Social Run over het Dennenoordterrein van Lentis, dat maakte deze editie extra bijzonder. We delen een verslag van dit bijzondere evenement.
5
Rense – Sport deed je samen
Vroeger werd er ook al veel aan beweging op het terrein gedaan. Rense vertelt hoe sport toen ook al voor verbinding zorgde.
6
Melina Tetzlaff interview
Melina maakt onderdeel uit van team Research van Lentis. Ze vertelt over haar onderzoek naar de behandelrelatie en hoe gek ze er zelf op is geworden.
8
Tussenjaar
Op haar negentiende wist Ursula het even niet meer: wat wil ik doen met mijn leven? Ze nam een tussenjaar en kijkt daar met een warm gevoel op terug.
10
Het roer om
Henk gooit op zijn 55e het roer om en laat zich omscholen. Hij komt bij Lentis aan het werk en heeft nu ook meer tijd voor een bijzondere hobby, namelijk modelbouw.
12 Groen Dennenoord
Jonny van der Schuur is beheerder van het Dennenoordterrein en vertelt over vergroening en verduurzaming van het terrein.
14 Anita vertelt over participatie
Uiteindelijk wil iedereen weer meedoen, ergens bij horen. Anita vertelt hoe zij participatie op de kaart zet bij Lentis én in de regio.
17 Column Stynke
Met trots vertellen we dat Stynke Castelein, hoofd Research voortaan een vaste rubriek in het magazine heeft. In haar debuutcolumn schrijft ze dat ongelijke behandeling van mannen en vrouwen soms wél wenselijk is.
18 Anjo gaat op kloosterreis
En deelt deze bijzondere ervaring met ons.
20 Hanneke Kooi over forensische zorg
Dit werk vereist een bepaald type medewerker. Iemand met een zorghart, maar ook iemand die spanning en hectiek niet uit de weg gaat. Hanneke legt uit waarom dat zo is.
24 De reis van Gerry
Cliënt Gerry heeft een lange, moeilijke reis achter de rug als hij bij Lentis in Zuidlaren terecht komt. Eindelijk voelt hij zich thuis.
28
Helmus zoekt kunst
En die zoektocht levert mooie ervaringen en kunstwerken op.
30 Ga eens praten met Gerda
Een vaak gehoord advies voor Lentismedewerkers. Gerda vertelt hoe zij te werk gaat als bedrijfsmaatschappelijk werker.
32
Samen maken wij Lentis
We sluiten spetterend af met een compilatie van beelden van het zeer geslaagde feest van afgelopen zomer!
Door Michiel Rusch
Social Run en doorgang op Lentis-terrein daverend succes
Projectleider Rhaisa Hoving:
‘We kregen alleen maar
lovende reacties’
Onvergetelijk
In het weekend van 20 - 22 september hebben onze collega’s met veel enthousiasme deelgenomen aan de Socialrun 2024, een non-stop estafetteloop van 555 kilometer. Deze bijzondere run staat volledig in het teken van inclusie en bewustwording rondom psychische gezondheid.
Collega Jeroen van der Veen is naast verpleegkundige ook runningtherapeut. In die rol kon hij natuurlijk niet anders dan meedoen. ‘Het was onvergetelijk, bijzonder, zwaar... álles in een. Je ziet als team de zon ondergaan en weer opkomen, ondertussen ben je samen ongelooflijk veel meters aan het afleggen
Jeroen al highfivend en hardlopend. ‘Het was onvergetelijk, bijzonder, zwaar... álles in een’
Ester Kuiper (Raad van Bestuur) ziet applaudisserend toe hoe cliënten Hilde en Saskia de finish bereiken
en elkaar aan het motiveren. Dat maakt het wel heel bijzonder.’
Ouderwetse ghettoblaster
En hoe moeten we dat motiveren dan voor ons zien?
Jeroen: ‘Je pept elkaar op. En we hadden zo’n grote ouderwetse ghettoblaster waar we lekker harde, foute muziek van Qmusic uit knalden. Elke twee kilometer wissel je elkaar af en moedig je elkaar aan. En je komt natuurlijk ook andere organisaties tegen met hun busjes. Bij elk busje dat wij voorbijliepen klopten we even op de ramen om ze aan te moedigen.’
Kamperen op het Lentis-terrein
Terwijl Jeroen op adem kwam in zijn tentje, nam het Gouden Team van Lentis het lopersstokje over. In het Gouden team liepen cliënten van Lentis samen
met onder andere leden van de Raad van Bestuur, Johan Oostinga en Ester Kuiper. Ester Kuiper: ‘Het was voor mij de eerste keer dat ik meedeed aan de Socialrun en ik vond het een feest van verbinding. Een hoogtepunt was voor mij het warme welkom en de doorkomst op het Lentis-terrein. Heel leuk om samen met teams van andere organisaties onderweg te zijn voor een belangrijk goed doel: bijdragen aan een inclusiemaatschappij. Ik vond het hartverwarmend, hulde voor de organisatie en alle lopers!’
Jeroen: ‘Arriveren bij terrein Dennenoord was een gevoel van thuiskomen. Het voelde echt als een feestje, heel goed georganiseerd. Er was lekker eten en goede muziek.’
Rhaisa Hoving is projectleider en mag trots zijn op hoe ze de boel heeft georganiseerd. ‘Ik sprak ook cliënten
‘We
kregen alleen maar
lovende reacties’
en die waren superblij. Ze vonden het heel leuk om mee te doen en het smaakte echt naar meer. Van andere organisaties kregen we ook lovende reacties over de organisatie op het terrein. Ze zeiden dat we echt hadden uitgepakt. Voor mij voelt dit zeker als geslaagd.’
Be the Change You Wish To See in the World Tijdens dit event staat inclusie centraal en dan kan het ook niet anders dat dat we onze cliënten hierbij betrekken. Zo heeft Ronald zich aangemeld als parkeerwachter, hebben de mannen van het verhuisteam en de Boomklever geholpen met de opbouw van het terrein en hebben ze op de WWA mooie vaandels gemaakt waarmee het terrein feestelijk versierd werd. We kunnen nog zoveel naar een inclusiemaatschappij streven maar daadwerkelijk de daad bij het woord voegen begint toch echt met dat eerste stapje die jezelf zet.
‘Er werken echt mooie mensen bij Lentis’ Rhaisa ontvangt de complimenten voor de organisatie graag, maar wil vooral aandacht voor alle vrijwilligers en collega’s die hebben meegeholpen en -gelopen. ‘Er werken echt mooie mensen bij Lentis. Iedereen heeft heel tof met elkaar samengewerkt. Ik ben superblij en trots.’
Jeroen is inmiddels hersteld van de Social Run. Hij loopt alweer volop hard. Jeroen: ‘Voor mij is rennen een manier om mijn hoofd leeg te maken, misschien zelfs een soort medicijn.’
Door Rense Schuurmans
Ontspanning en sport deden we samen
In 1956 waren gemiddeld 1188 patiënten op Dennenoord opgenomen. Als er meer paviljoenen waren geweest en meer medewerkers dan was het aantal opgenomen patiënten ongetwijfeld veel hoger geweest. In het jaarverslag staat: ‘de wachtlijst groeide tot dusdanige proporties, dat zij vrijwel niet meer te hanteren bleek’. De verwachting dat behandeling in een psychiatrische instelling, vaak ver van huis soelaas zou bieden, was nog groot. Na de jaren vijftig nam het aantal opgenomen patiënten, in de loop van enkele tientallen jaren, steeds verder af. De mensen met een verstandelijke handicap en die met een dementieel beeld gingen naar specialistische instellingen, daarnaast kwamen andere behandelvormen, zoals dagbehandeling en poliklinische zorg tot ontwikkeling.
Tijdens de jaren vijftig nam de aandacht voor ‘sport en ontspanning’ in de instelling toe. Er werd een commissie in het leven geroepen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de in de gemeenschap Dennenoord aanwezige ontspannings- en de sportclubs en een medicus. De commissie vergaderde elke 14 dagen. Er was een mondorgelclub, twee reciteerclubs (mondelinge voordracht van gebed, gedicht of prozatekst) een dam- en schaakclub, twee wandelgroepen, volkszang eenmaal per 14 dagen, een muziekcursus door een violist van
de Groninger Orkestvereniging voor patiënten en medewerkers. Radio Dennenoord verzorgde elke zaterdagavond een uitzending, de bibliotheek leende dagelijks aan patiënten en medewerkers uit, (en let wel) dit onder leiding van een patiënte. In het begin van de zomer kampeerden 144 patiënten in zes groepen, hetzij in Norg of op Schiermonnikoog. 496 patiënten in 14 groepen maakten gebruik van de rijtoeren aangeboden door ‘Tryphosa’ (bijbels: zacht, weelderig), de sinds 1905 bestaande liefdadigheidsclub van ‘gegoede dames’ van medewerkers van Dennenoord. In juni werd op de stichting een zeer geslaagde avondvierdaagse georganiseerd. Veel patiënten namen deel aan een sportcompetitie tussen de vijf noordelijke psychiatrische inrichtingen; er werd veel getraind. Daarnaast vonden nog enkele sportdagen plaats; en niet te vergeten de hengelclub met 32 leden, ging tweemaal uit vissen. In de winter werden om de drie weken muziek, toneel en filmavonden voor patiënten en personeel gehouden. Opvallend is dat veel activiteiten zowel voor patiënten als voor personeel werden gehouden. Dit is eigenlijk wel logisch, Dennenoord had in de jaren vijftig nog een dorpsachtig karakter. Op het terrein en er direct naast, in Westlaren, woonden veruit de meeste medewerkers van deze instelling die nog veel kenmerken bezat van een hechte gemeenschap.
Interview met Melina Tetzlaff
van team research
Aan de Hereweg in Groningen zit team Research van Lentis. Team Research doet onderzoek op een bijzondere manier: niet uitsluitend als onderdeel van de universiteit, maar vooral als onderdeel van een ggz-organisatie. En dat brengt voordelen met zich mee, zo weet promovendus Melina Tetzlaff: ‘Het is heel fijn dat je een kort lijntje hebt met de behandelaren. Je kan ze makkelijk bereiken om data voor je onderzoek te verzamelen, andersom kunnen resultaten uit onderzoek geïmplementeerd worden in de behandeling.’
Een interview met de Duitse PhD’er, die na zes jaar wonen in Groningen en haar studies aan de RUG (psychologie en neuropsychologie) perfect Nederlands spreekt.
‘Ik ben echt gek geworden
op de behandelrelatie’
Door Michiel Rusch
Waar gaat je onderzoek over?
‘Ik doe promotieonderzoek naar de relatie tussen behandelaar en cliënt in de GGZ: het VOICE-project. Het onderzoek bestaat al sinds 2016, ik heb het in 2022 overgenomen. Mijn voorganger heeft op basis van focusgroepen met zorgverleners, cliënten en ervaringsdeskundigen een lijstje met factoren gemaakt: factoren die invloed hebben op de
behandelrelatie tussen cliënt en behandelaar. Ik ga de diepte in met die factoren en kijk of er nog andere factoren meespelen.’
En, wat lijkt tot nu toe invloed te hebben op de behandelrelatie?
‘De factoren die mijn voorganger vond gaan over vertrouwen, de overeenstemming in de behandeldoelen, de beschikbaarheid van het behandelteam en de mate waarin er goed naar elkaar geluisterd wordt. Ik heb daar nog heel wat punten aan toegevoegd: onder andere punten die tot nu toe weinig aandacht hebben gekregen in de literatuur, bijvoorbeeld de trauma’s van cliënten en de hechtingsstijl van cliënt en behandelaar.
Wat valt je op tijdens de interviews die je afneemt voor je onderzoek?
‘Allemaal beginnen ze met factoren die te maken hebben met het gedrag van de behandelaar. Er wordt veel minder gekeken naar de rol van de cliënt. Persoonlijk denk ik dat het bijvoorbeeld heel veel uit kan maken wat een cliënt in het verleden heeft ervaren. De hechtingsstijl of hoeveel behandelaren de cliënt al heeft gezien, dat soort dingen kunnen zeker invloed hebben op de opbouw van een relatie. Dat zie ik heel weinig in de literatuur en ik heb er tot nu toe weinig over gehoord in mijn interviews en focusgroepen. Dat vind ik heel interessant, dat de focus vooral bij de behandelaar ligt.’
Waarom is onderzoek naar de behandelrelatie belangrijk?
‘Wetenschap laat zien dat de relatie heel belangrijk is voor het herstel van de cliënt. Cliënten die de relatie met de behandelaar als positief beschouwen, ronden hun therapie vaker af en hebben minder klinische symptomen. Bij cliënten die een slechte klik hebben blijven de symptomen hetzelfde of worden ze zelfs erger! Maar dat begrip klik, de behandelrelatie dus, is best ongrijpbaar. Door welke factoren ontstaat die relatie nou? Als we daar onze vinger op kunnen leggen, kunnen onze behandelaren nog beter een band opbouwen met de cliënt en ze daarmee beter helpen.’
Er is een aspect die je onderzoek uniek maakt, toch?
‘In de literatuur heb ik alleen nog maar iets gevonden over de een-op-een relatie, terwijl we binnen Lentis vaak in teams werken: de cliënt komt in aanraking met meerdere behandelaren. Om deze meervoudige relatie te onderzoeken is kortgeleden een meetinstrument ontwikkeld door onderzoekers uit Limburg, maar deze is nog niet gevalideerd. Wij gaan hiermee bezig.’
Jij hebt het VOICE-onderzoek in 2022 opgepakt. Hoe ben jij vervolgens verder gegaan met het onderzoek?
‘Ik doe zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het kwalitatieve onderzoek bestaat uit diepte-interviews met ervaringsdeskundigen en behandelaren. Het kwantitatieve onderzoek is voor duo’s: hierbij krijgen de behandelaar en de cliënt een vragenlijst. Om betrouwbare data te verzamelen willen we in totaal 150 duo’s. Daarvoor hebben we nog een aantal duo’s nodig. We werven daarvoor binnen Lentis, maar ook andere GGZ-organisaties verlenen medewerking!’
Je woont nu ongeveer zes jaar in Groningen en bent na je studie blijven plakken. Kunnen we daaruit opmaken dat je het naar je zin hebt hier, zowel privé als professioneel?
‘Zeker. Mijn vriend en ik hebben het hier naar ons zin en zijn ook op zoek naar een huisje in Groningen. En over het professionele aspect: ik ben echt gek geworden op de behandelrelatie. Het is de basis van een goede behandeling, dus het voelt ook waardevol om hiermee bezig te zijn. Ik heb het heel erg naar mijn zin bij Lentis. Je werkt niet alleen samen met onderzoekers, maar met heel veel verschillende collega’s en functies. Je kan altijd wel aan iemand je vragen stellen.
Wat mijn onderzoek ook leuk maakt, is dat behandelaren óók gek zijn op de behandelrelatie. Ze vinden het heel belangrijk, werken graag mee en lezen er veel over. Verder is team research een heel leuk team. Ik heb het dus gewoon heel erg naar mijn zin hier in Groningen!’
Doe mee aan het onderzoek of breng het onder de aandacht van mensen die mee kunnen doen!
Op mijn negentiende zat ik in de fase die achteraf als tussenjaar bestempeld had kunnen worden. Dat begrip bestond destijds niet. Anders was dat mijn antwoord geweest op deze terugkerende vraag: weet je al wat je wilt. Gestopt met de opleiding Geschiedenis, thuiswonend, wachtend op het moment dat ik het zou weten . Via het uitzendbureau kreeg ik baantjes in de schoonmaak en de catering.
Tussenjaar
Door Ursula Sennema
Drie maanden was ik kantinejuffrouw annex schoonmaakster bij een bedrijf dat handelde in bouwmaterialen en keukens. De chauffeurs kwamen langs voor koffie en de middaghap waarbij de broodbakjes op tafel kwamen. Ik verkocht Cup-a-Soup die ik zelf insloeg en verkocht voor 15 cent. Geen geld betekende geen soep, daar ging ik strak mee om. Vanuit het keukentje observeerde ik het groepje en ontwikkelde me in groepsdynamica. Eén Leader of the Pack, een paar volgers, de stille man. En vaste prik, eentje die een praatje kwam maken, met kleine verhaaltjes die toch indruk maakten. Ik glimlachte, gaf een schouderklopje, was het luisterende oor. Ik was een mini-maatschappelijk werkster in de dop. Naast het bedienen van het koffiezetapparaat liep ik met de schoonmaakkar tussen de keukens in de showroom om ze goed te laten blinken. Toen de drie maanden erop zaten haalde de chauffeur met zijn dagelijkse praatje me met een list naar de kantine. Ik kreeg een bos bloemen, een gegraveerde pen en een cadeaubon. Veel te veel natuurlijk. Het ontroerde me.
Die zomer deed ik drie weken vakantiewerk in een overheidsgebouw in hartje Stad. Koffieautomaten bestonden nog niet. Met een rinkelende koffiekar ging je bij alle kantoortuintjes langs, vier verdiepingen hoog. Voor de ambtenaren betekende de spontane vakantiekracht prettige afleiding. En natuurlijk deed ik mee met de Tour de France poule.
Eigenlijk was ik onzeker. Ik ging hiermee om door me tegenovergesteld te gedragen: ik deed zelfverzekerd en toonde bravoure. Ik had zo mijn eigen regels bedacht. Medewerkers die uit hun kamer stapten en met de eigen stenen mok zelf koffie begonnen te tappen tikte ik op de vingers. Dat vond ik te vrijpostig en ik vroeg ze te wachten, dit was míjn taak. Ik leek me niet te realiseren dat ik een passant was, iemand die er slechts drie weken was. De eerste week kwam een Aziatische mevrouw achterin de gang aangehold met de mededeling: ‘Ik hoef geen thee!’ Dat ging vier dagen zo door. Ik móest iets bedenken om deze situatie te doorbreken. Op dag vijf zag ik haar vanuit de lift weer aan komen rennen. Dit keer was ik haar voor: ‘Jij krijgt geen thee.’
Op een dag ging ik een vergaderruimte binnen vol witte overhemden en stropdassen. Met de thermoskan zou ik alle kopjes bijschenken. Echter de dop van de kan zat los en alle koffie vond zijn weg over de tafel, over de paperassen. In fraaie organische vormen, dat moet vermeld. Eén van de mannen stond op en probeerde me te troosten. Stiekem vond ik het een grappig voorval. Dat heb ik nog steeds: een heimelijk genoegen wanneer er in een formele setting iets misgaat.
Ik moest wennen aan de dienende rol van koffiejuffrouw en zij vast ook aan mij. Of ze zullen er pret over hebben gehad. Op een bureau lag op de dag van mijn vertrek een geel Post-it briefje. ‘Niet veranderen.’ Van de Aziatische mevrouw.
Ten slotte bleek er werk in het verpleeghuis in het dorp. Eerst alleen in de weekenden. Het rondbrengen van etenskarren en containers met was. Daarnaast opruimen van de uitwerpselen van het hondje dat ook in het verpleeghuis woonde. De werktijden vielen gunstig met het uitgaan, het was de tijd van de discotheken. Later werden de taken uitgebreid met poetsen. Wanneer ik om half 8 in de ochtend de emmers met water vulde was een bewoonster net wakker geworden en fladderde in haar nachtjapon langs de kamers. Met haar lange haren en soepele tred leek ze weer een jong meisje.
De bewoners fascineerden me, het was een onbekende wereld. Er was menselijkheid, er was licht, er was koffie. Het was hier dat ik ontdekte dat ik graag in de zorg wilde werken.
Waren er ook op deze werkplek bijzonderheden in mijn gedrag? Jazeker. Een keer was ik op stap geweest. De volgende vroege en zware ochtend had ik nadorst. Ik startte de schoonmaakdienst in de huiskamer. De ontbijttafel was keurig gedekt, met jus d’orange. De bewoners zouden straks binnen komen druppelen. Maar nu nog niet. De kust was veilig. De verse jus lonkte.
Interview met Henk van der Heide
agogisch begeleider bij de Lijstenmakerij
Door Anne Helmus
Henk is in de ban van 3D
Iedereen die iets ingelijst wil hebben, kan terecht op De Lijster, gelegen op het terrein van Lentis-locatie Zuidlaren, voor heen Dennenoord. Foto’s, schilderijen, posters, borduurwerk of 3D-taferelen worden er van een lijst voorzien.
De cliënten, die er werken, zagen de metalen en houten lijsten, snijden het glas en lijmen en nieten de lijsten. Henk begeleidt deze werkzaamheden qua techniek en in begeleidende zin.
Enige tijd geleden liet ik zelf iets inlijsten. Bij dat bezoek viel me op dat op de balie een natuurgetrouw model van de watertoren, die zich achter het hoofdgebouw bevindt, was tentoongesteld. Henk bleek de maker te zijn. Hij had dit model deels met een 3D-printer gemaakt. Ook waren er een aantal ingelijste 3D-tafereeltjes te zien waaronder Alice in Wonderland.
Wat vind je nu het leukst om te doen?
Henk: ‘Als kind deed ik al aan modelbouw, vooral motoren. Daar was ik al vroeg fanatiek in en door gefascineerd. Van het merk Tamiya bouwde ik
motoren. Via de importeur bestelde ik al onderdeeltjes in Japan. Ik probeerde de modellen zo natuurgetrouw en origineel mogelijk te maken. Ik bespoot mijn modellen met de originele lak van de dealer zodat mijn schaalmodel een exacte kopie was van het origineel. De interesse in modelbouw is door de jaren heen zo gebleven.
Ik heb twee keer een eigen zaak gehad. Toen had ik geen tijd meer voor al mijn hobby’s. Jarenlang heb ik er niets aan gedaan tot ik in 2008 een burn-out kreeg en de therapeut vroeg ‘Wat vind je nu het leukst om te doen en wat ontspant je?’ Ik zei dat ik vroeger modelbouw en dat soort dingen heel leuk vond om te doen. Ze zei dat ik dat maar weer eens moest gaan proberen. Ik heb toen een driemaster gebouwd, waar ik met ontzettend veel plezier aan heb gewerkt. Ik ben daar ook echt verder in gegaan en heb onder andere schepen gebouwd op afstandsbediening. Ik werd weer fanatieker en ging zo gedetailleerd mogelijk werken om de modellen zo natuurgetrouw mogelijk te maken.’
Work in progress
‘Op een gegeven moment ben ik een poppenhuis voor mijn vrouw gaan bouwen van 1.80 hoog. Het was een wens van mijn vrouw dat ze ooit eens een poppenhuis wilde hebben. En toen hadden we gelijk ook een hobby die we samen kunnen doen. Het is een huis geworden met verschillende kamers erin. We werken kamertje voor kamertje af. Het is nog lang niet klaar, duidelijk een tienjaren project. Echt een work in progress. Als het klaar is, is de lol er af. Het is een Engels landhuis, helemaal in de Dickens stijl ingericht, Victoriaans. Deze stijl is consequent doorgevoerd in de inrichting, de meubels en het personeel. Butlers, keuken- en schoonmaakpersoneel. Een aantal jaar geleden heb ik een 3D-printer gekocht en daarmee print ik onderdelen, zoals de ornamenten en de mensen die erin rondlopen. Het moet allemaal zo origineel mogelijk worden. Ik koop daar dan ook geen standaard poppetjes voor. Via het internet kun je na goed speurwerk printbestanden kopen. Deze modellen print je vervolgens uit. Ik heb daar wel affiniteit mee. Ik heb jarenlang, onder andere als 3D-tekenaar, in de
stand- en interieurbouw gewerkt. Voor de rest maak ik het interieur veelal zelf, zoals tafels, stoelen en schemerlampen.
Henk heeft de 3D-printer ook gebruikt om een schaalmodel van de Watertoren op het terrein van Dennenoord te maken. ‘Ik heb de printer vooral gebruikt om het dak en een aantal andere onderdelen te maken. Vanwege de bijzondere vormen is het best lastig om dit van bijvoorbeeld hout te maken. Je tekent het eerst met behulp van een 3D- computerprogramma, zo bouw je het helemaal op en dan print je het. Vervolgens verf je het in de gewenste kleur en heb je een mooi strak onderdeel. Gedetailleerde zaken die je vroeger met de hand deed laat je nu door de computer en 3D-printer doen.
Thuis heb ik nog een LGB-trein door de tuin lopen en daar heb ik onder andere een model van mijn eigen woning bij gebouwd in schaal 1:22. Deze keer zonder de hulp van de 3D-printer.
Sinds een jaar of negen ben ik lekker bezig in de werkplaats naast mijn huis. In 2021 ben ik definitief gestopt bij de interieurbouw en heb ik het roer helemaal omgegooid. Ik heb toen een poging gedaan om van de miniatuurbouw mijn werk te maken en heb nog wat restauratiewerk gedaan voor Miniatuuren Dinopark Wedde, Tennax. Zij hadden modellen overgenomen van miniatuurpark Appelscha om die opnieuw tentoon te stellen. Ik heb een aantal van die modellen mogen restaureren en vond dat verschrikkelijk leuk om te doen.
Façade van monumentale gebouwen
‘Op mijn 55ste ben ik echt wat nieuws begonnen. Ik ben een dag in de week naar school gegaan voor de opleiding van persoonlijk begeleider en heb hier op de lijstenmakerij stagegelopen. Gelukkig kon ik gelijk naar een vaste baan doorstromen, omdat er hier mensen met pensioen gingen. Hier probeer ik met de lijsten en andere materialen die je retour krijgt iets leuks te doen. Bijvoorbeeld door er een kastje van te maken en die te vullen met een mooi 3D-ontwerp. Zo heb ik verschillende kastjes gevuld met taferelen. En zo kwam ik ook op het idee om een model te maken van de Watertoren. Wat eraan voorafging was dat we met een aantal mensen een uitstapje naar de toren maakten. We mochten er ook in en toen dacht ik: Dat is een leuk ding om na te bouwen. Na een week of drie had ik hem af. Toen hij hier op de balie stond was
het natuurlijk het onderwerp van gesprek. Bij Lentis Erfgoed was niet zoveel informatie beschikbaar, geen bouwtekening in elk geval. Ik heb het zo op het oog nagemaakt. Qua details klopt het niet helemaal, dat zit me niet helemaal lekker, maar goed... Ik kreeg van Lentis Erfgoed de vraag of ik niet zoiets voor hen kon maken. Ik heb tegen de mensen van Erfgoed gezegd dat ik best een paar leuke ideeën heb die ik voor ze kan maken. Wat ik leuk vind is om iets te doen met
de oudere gebouwen met mooi metselwerk en niet zo recht toe recht aan. Dat is een uitdaging. Ik stelde voor om alleen de façade te maken van die monumentale gebouwen met een beperkte diepte. Niet het hele gebouw maar de voorkant waar het vooral aan herkenbaar is. Je kleedt het vervolgens een beetje aan met struiken, figuren en voertuigen uit het begin van de vorige eeuw. Ze vonden het een leuk idee omdat je het ook qua ruimte beperkt houdt en het een mooie aanvulling op hun collectie kan zijn.’
De tijd voor het interview zit erop, er komt een klant langs, die zijn ingelijste prent op komt halen.
Groen , groener, groenst –
Door Jannie Strijk
Vastgoed is al langere tijd bezig met duurzaamheid en vergroening. Op het Dennenoordterrein in Zuidlaren is de andere aanpak van terreinbeheer goed merkbaar. Cliënten, medewerkers en omwonenden van het terrein kunnen al langere tijd genieten van de akkervarkentjes die zorgen voor onderhoud van het terrein. Maar er is meer. Jonny van der Schuur is beheerder van het Dennenoordterrein en vertelt erover.
Al sinds 1895 is het terrein in gebruik als veilige plek voor psychiatrische patiënten. Destijds was de gedachte dat rust, regelmaat en reinheid de beste remedie voor het herstel van psychiatrische patiënten waren. Dat vonden ze op het lommerrijke terrein. Het is aangelegd in Engelse landschapsstijl. De Engelse landschapsstijl zie je terug in het parkachtige karakter, de beplanting en de duidelijke zichtlijnen.
Delen teruggeven aan de natuur
Jonny wordt weleens aangesproken op de rommeligheid van het terrein. Jonny: ‘Van oudsher oogt het terrein heel opgeruimd. De aanpassingen die
we doen, komen ten goede aan de biodiversiteit. En we moeten rekening houden met het klimaat.’ Toch blijft het karakter van het terrein behouden. ‘De Engelse landschapsstijl wordt zeker in ere gehouden: de doorkijkjes en de stijl blijven.’
Jonny legt uit welke plannen er zijn: ‘We gaan een deel van het terrein teruggeven aan de natuur. We willen op plaatsen waar het terrein het toelaat het bos naar binnen halen, zo komt er onder andere meer bloemengras en zaaien we bloemenmengsels. Je ziet niet meer overal strakke gazons.’
Rekening houden met klimaatveranderingen De grote partijen rododendrons en grote grasvelden zijn op het terrein indrukwekkend en beeldbepalend. Maar die ondervinden veel hinder van de drogere perioden die we nu kennen. ‘Lange droge periodes zorgen voor geel en dood gras en afscheurende takken. De rododendrons moeten hierdoor soms tot de stam worden teruggesnoeid. En het duurt jaren voordat ze dan weer wat volume krijgen. Onder de
rododendrons laten we het blad liggen zodat het vocht in de grond beter wordt vastgehouden, maar dat kan niet voorkomen dat ze soms toch last hebben van de droogte.’ Ook de gezichtsbepalende beuken zijn gevoelig voor klimaatverandering. ‘Voor beuken die verdwijnen worden geen nieuwe beuken terug geplant maar wordt gekeken naar meer klimaatbestendige bomen van dezelfde grootte zoals bijvoorbeeld de linde, acacia, den, pinus en de gouden regen.
Dieren inzetten voor groenbeheer
Inmiddels zijn de akkervarkentjes een vertrouwd gezicht. Ze worden ingezet om emelten en engerlingen
– groenbeheer binnen Lentis
uit de grasvelden op het terrein in Zuidlaren te halen. De akkervarkentjes trekken veel aandacht met hun ijverige werk. Inmiddels is besloten om de akkervarkentjes op het Dennenoordterrein te houden. Zo zullen ze ook ingezet worden om de Japanse Duizendknoop te bestrijden. Deze uitheemse woekerplant kan veel schade aanrichten.
Een ander plan voor groen terreinbeheer is het inzetten van schapen. Je ziet het ook in grotere steden vaker. Jonny: ‘Schapen worden veel ingezet voor groenbeheer. De uitwerpselen van de schapen bemesten het perceel op natuurlijke wijze. Traditioneel
worden ze in heidegebieden ingezet om heide de ruimte te geven. Ook op het terrein van Dennenoord zullen ze daarvoor worden ingezet. Bijvoorbeeld op de begraafplaats krijgt de heide na een bezoek van de schapen meer ruimte om te herstellen en door te groeien.
Ruimte voor insecten en kleine dieren
Het Dennenoordterrein is een oase voor grote en kleine wilde dieren. Wie in de wintermaanden tegen de schemering naar huis rijdt, kan worden verrast door overstekende reeën. En ’s ochtends maken ze de oversteek opnieuw. Er zijn diverse dieren die je op
het terrein niet ziet maar wel aanwezig zijn, zo zijn er in de bossen van Dennenoord dassenburchten. De kloppende specht zie je niet altijd, maar je hoort ‘m wel regelmatig. Het terreinbeheer is erop gericht om ruimte te geven aan deze dieren, maar ook aan insecten en kleine dieren. ‘We kiezen bij nieuwe aanplant voor inheemse bomen, die zijn aantrekkelijker voor insecten. Zoals de linde. Die heeft een grove schors en dat maakt dat ze aantrekkelijk zijn voor insecten. We zaaien ook bloemenmengsels in die insecten en vlinders aantrekken. Zien we in het gazon plaatsen waar bloemen groeien, dan slaan we daar een maaibeurt over.’
Uitgeroepen tot ‘Te Gek Groen’ Icoonlocatie
Heet van de pers: tijdens het schrijven van dit artikel krijgen we te horen dat het Dennenoordterrein door beweging de Groene GGZ is uitgeroepen tot een ‘Te Gek Groen’ icoonlocatie!
Een ‘Te Gek Groen’ icoonlocatie is een plek op het terrein van de zorglocatie waar de versterking van de natuur op het terrein centraal staat, met aandacht voor het gebruik van de versterkte natuur door zorg medewerkers, cliënten, en buurtbewoners.
We zijn ontzettend trots dat het Dennenoordterrein deze titel mag dragen en dat we een voorbeeldfunctie mogen zijn voor andere zorginstellingen.
Voor kleine dieren zoals egels en slangen is een goede schuilplaats belangrijk. ‘De takken die we in het bos laten liggen, bieden een mooie schuilplaats. Hoopjes mos kunnen door dieren gebruikt worden als nestmateriaal.’
Met al deze maatregelen wordt het terrein niet alleen aantrekkelijker voor dieren, maar ook voor mensen, omdat er nog meer te bekijken valt. Niet voor niets zijn er diverse wandelingen over het terrein uitgestippeld, waaronder een deel van het Pieterpad. Maar ook onze eigen poëzieroute en historische route.
Een interview met coördinator arbeidsparticipatie
Anita Sanders Participatie bij Lentis groeit en bloeit
Anita Sanders werkt sinds begin 2023 als coördinator arbeidsparticipatie bij Lentis. Ze is verantwoordelijk voor de afspraakbanen binnen Lentis en voor een goede doorstroom voor cliënten naar (vrijwilligers)werk of scholing. We interviewden haar over participatie binnen Lentis, dat interview was te lezen in oktober 2023 in Lentis Magazine. Ondertussen is er een hoop gebeurd en veranderd bij Lentis, dus tijd voor een update.
Het vorige interview werd een dubbelinterview met je collega Antina van der Ploeg. Zij is helaas niet meer onder ons. In maart 2024 is zij na een ziekteperiode overleden. Toen we haar voor het interview in oktober spraken, was ze ook al ziek, maar ze had nog steeds een enorme drive om participatie binnen Lentis te laten groeien.
Anita: ‘Ja, dat klopt. Antina was ervan overtuigd dat er altijd een mogelijkheid is om te participeren in de maatschappij of binnen een organisatie als Lentis. Haar motto was: Gebruik je verleden niet als een hangmat, maar als een springplank. Die spreuk willen we binnen arbeidsparticipatie ook levend houden.
Antina’s enthousiasme en drive om dit te laten slagen was aanstekelijk en ik borduur daar nu op verder in mijn rol binnen Lentis.’
En die rol is erg veelzijdig en divers, zo blijkt als we vragen naar een aantal dingen waar Anita nu mee bezig is. Anita: ‘Mijn functie als coördinator arbeidsparticipatie vereist dat ik met twee petten op werk: het gaat enerzijds om de visie GGZ-zorg en arbeidsparticipatie, waarin Lentis als werkorganisatie een bijdrage kan leveren. Anderzijds heeft Lentis als werkgever de verplichtingen vanuit de banenafspraak. Mijn uitdaging is om die twee werelden te combineren. Zo houd ik me vanuit de arbeidsparticipatie met de
route naar werk en scholing bezig zodat het voor de cliënten, behandelaars en begeleiders duidelijk wordt wat er allemaal voor mogelijkheden zijn als een cliënt een stap richting werk wil zetten. Zo wordt het voor iedereen duidelijk waar te beginnen en bij welke organisaties je moet zijn. We willen voor iedereen de mogelijkheid creëren om een stap richting (vrijwilligers)werk en scholing te maken.
Er rust een stigma op het werken met een handicap of een ziekte
In samenwerking met collega’s van Langdurig Zorg en Wonen (A&R) zijn we bezig elke stap op de participatieladder in beeld te brengen en deze te koppelen aan de verschillende werkvormen. Al een hele tijd loop ik met het idee om een spoorboekje te ontwerpen waarin alle mogelijkheden worden beschreven om een stap te maken. Met deze tool kunnen cliënten en hun omgeving makkelijker zien waar ze recht op hebben en waar ze aanspraak op kunnen maken. Ook kunnen ze zelf onderzoeken wat voor subsidies en regelingen ze zelf mee kunnen nemen naar een werkgever. Het doel hierbij is dat de cliënt meer de eigen regie kan voeren en zich meer bewust is van de mogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn het loonkostenvoordeel, de loonkostensubsidie en de no-risk polis. Als een een cliënt graag nog wil leren, maar niet meer naar school kan of wil dan is bijvoorbeeld Praktijkleren een optie, dit is een laagdrempelige leerroute waarbij je alleen in de praktijk leert. Na het volgen van deze route van vier tot zes maanden ontvang je een landelijk erkende praktijkverklaring. Deze praktijkverklaring kan een opstap zijn naar werk of een vervolgopleiding en het staat goed op je CV. Dit en veel meer mogelijkheden staan allemaal in het spoorboekje.’
De banenafspraak vereist een andere pet ‘In het kader van de banenafspraak kijk ik op een andere manier naar werk met en voor cliënten. Er rust een stigma op het werken met een handicap of een ziekte. Er zijn veel mensen met een lichamelijke of psychische kwetsbaarheid die door de maatschappij aan de kant worden gezet terwijl ze graag willen werken en goede kwaliteiten hebben. De kunst is om te kijken of iemand de kwaliteiten voor de openstaande functie heeft en wat er nodig is om het werk goed te kunnen uitvoeren. Soms moeten werkuren aangepast worden of moet een kantoor
prikkelarm worden gemaakt, of moeten er andere aanpassingen worde aangevraagd. Veel aanpassingen worden vergoed door het UWV, voor de werkgever heeft het vaak financiële voordelen om deze mensen aan te nemen. Vanuit de banenafspraak is er een jobcoach beschikbaar die zowel de nieuwe medewerker als de collega’s coacht. Deze nieuwe medewerkers krijgen altijd eerst een proefplaatsing van vier tot zes weken, omdat we zeker willen zijn van een goede match. In die weken kan je vaak een goeie inschatting maken of er van beide kanten een match is. Werkt het toch niet? Dan kan je zonder problemen weer afscheid van elkaar nemen. Een voorbeeld hierin is de ontvangst- en beheerfunctie bij de ouderenpsychiatrie. Dit is een functie vanuit functiecreatie; wij creëren een baan met het doel om de werknemers op de werkvloer te ontlasten van taken die eigenlijk niet bij een bepaalde functie horen of te belastend zijn. Deze taken hebben we vertaald in een baan. We zijn met deze banen begonnen, maar er was tot twee keer toe geen goede match. Sinds 1 oktober is er een nieuwe kandidaat gestart. In deze selectieprocedure is de zakelijke kant uiteindelijk wel van belang, voor beide partijen moet het goed voelen en de werkzaamheden moeten wel worden gedaan. Een voorbeeld van een geslaagde match is een nieuwe medewerker op een hbo-functie die vanuit een uitkering in dienst is gekomen. Deze collega weet goed aan te geven wat haar kwaliteiten zijn en ze weet precies wat haar belastbaarheid is, hier is vanuit Lentis dan ook rekening mee gehouden. Beide partijen zijn heel tevreden!’
Hoogopgeleiden en een kwetsbaarheid
Voor veel doelgroepen zijn er dus verschillende mogelijkheden om weer aan het werk te kunnen, maar sommige mensen vallen nu nog tussen wal en schip.
Anita: ‘Er zit nog wel een uitdaging bij hoogopgeleide mensen met een kwetsbaarheid. Zij krijgen weinig hulp in hun zoektocht naar werk, omdat er gedacht wordt dat ze het allemaal prima zelf kunnen. Dat is niet altijd het geval. Vaak zit het in het doevermogen van iemand (dit gaat onder andere over je zelfvertrouwen en het volhouden), dat wordt vaak overschat door de maatschappij. Samen met een groep collega’s hebben we overleg en samenwerking met de CCR van Lentis en het UWV om te kijken hoe we deze groep mensen kunnen begeleiden.’
Anita doet dit werk niet alleen. Ze is wel de enige met deze functie binnen Lentis, maar ze werkt intern samen met voornamelijk collega’s van HR, Langdurige Zorg en Wonen, IPS en Recruitment. Ook werkt ze veel samen met de Hanze
Hogeschool, de RUG, Cosis, WerkInzicht (een samenwerkingsverband van gemeenten), het UWV en met leerontwikkelingsbedrijven en partners in de arbeidsmarktregio Groningen en Noord-Drenthe. Met meer dan 600 professionals helpen ze 20.000 inwoners een stap vooruit. Samen werken ze aan een arbeidsmarkt waar iedereen welkom is, zich kan ontwikkelen en duurzaam inzetbaar blijft. Anita: ‘Het mes snijdt hierbij aan twee kanten, de cliënten die graag aan het werk willen zijn meestal ook de ‘klanten’ van WerkInzicht. Door de korte lijnen en de samenwerking kunnen we veel voor elkaar betekenen. Vaak gaat het om maatwerk en moet je net de goede wegen kennen om iemand verder te helpen. Ook zorgen ze vanuit WerkInzicht voor kandidaten voor de afspraakbanen.’
Als organisatie hebben wij ook de maatschappelijke
verantwoordelijkheid om aandacht te schenken aan arbeidsparticipatie.
In het interview in 2023 merkte Anita op dat Lentis vaak nog te bescheiden is als het gaat om het delen van dingen die we doen op het gebied van participatie. We zijn benieuwd hoe het daar nu mee gesteld is en of ze daar zelf ook een rol in speelt. Anita: ‘Ik doe dit binnen Lentis in m’n eentje en dat is best veel, want mijn functie is erg divers. Ik zou heel graag een rol willen spelen in het zichtbaarder maken van de mooie dingen die we met elkaar doen, maar dat is best lastig. Daarom ben ik ook blij met dit interview, zodat ik het verhaal kan vertellen en het op meerdere kanalen zichtbaar wordt. Het is ook belangrijk om zichtbaarder te zijn, want als organisatie hebben wij ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid om hier aandacht aan te schenken. Als organisatie zijn we gelukkig steeds zichtbaarder doordat we ook meedoen aan belangrijke evenementen rondom participatie, zoals StartFest, dat is het grootste werk- en ontwikkelfestival in Noord-Nederland. Zo doen we weer nieuwe contacten op en nemen we ook wel mensen aan. Dit is ook een mooi evenement voor iedereen die zich wil oriënteren op werk of scholing.’ Net als wijlen Antina heeft Anita ook een helder toekomstbeeld voor ogen, wat ze in het vorige interview al deelde: ze hoopt dat we ons over een paar jaar allemaal ‘veiliger voelen’, dat we ons nog meer geaccepteerd voelen en dat er meer functiedifferentiatie is. Gaan we de juiste kant op bij
Lentis? ‘We gaan zeker de goeie kant op! Kijk naar de functies van ontvangst en beheer, dat is een mooi voorbeeld van functiedifferentiatie/jobcreatie. Het wordt gedragen door de collega’s, de rollen en taken zijn duidelijk en het is in overeenstemming met elkaar tot stand gekomen. Hierdoor voelen mensen zich gezien en gehoord en dit helpt meestal mee aan je
Het StartFest was op 10 september in Tolbert en vindt op 24 oktober in Groningen plaats, op het suikerunieterrein. Alle info over het StartFest vind je via hun website www.startfest.nl
‘veilig voelen’. Collega’s op de werkvloer hebben vaak te weinig tijd om neventaken uit te voeren, zoals alles in en om het gebouw netjes houden en te zorgen voor een goede ontvangst van gasten. Op deze manier ontlast je de werkvloer en help je iemand aan het werk die heel graag wil werken. Er liggen absoluut nog mooie kansen en ik hoop dat we deze lijn binnen Lentis kunnen doortrekken naar andere functies en afdelingen. Langzamerhand ontstaat er daardoor meer diversiteit en functiedifferentiatie, mede door enthousiaste collega’s die dit onderwerp dragen en door de samenwerking met gemeenten en het UWV. Het UWV heeft onlangs ook voor geschikte kandidaten gezorgd voor functies die we niet goed ingevuld krijgen. Die kant moeten we met z’n allen ook op, met de huidige krapte op de arbeidsmarkt hebben we voor nu en in de toekomst deze mensen nodig om de zorg te kunnen borgen.’
Anita heeft nog veel meer plannen, als het gaat om participatie binnen Lentis. Daar zullen we de komende tijd meer over delen op Lentisnet en social media.
Heb je vragen over arbeidsparticipatie en de mogelijkheden die er zijn? Neem dan contact op met Anita: a.sanders@lentis.nl
Prof.dr. Stynke Castelein is Hoofd Lentis Research & hoogleraar Herstelbevordering bij Ernstige Psychische Aandoeningen, RuG
Vrouwen én mannen in de GGz: Mogen wij een ongelijke behandeling?
In de hele gezondheidszorg is er steeds meer aandacht voor man- en vrouwverschillen. Dat is niet voor niks. Zo zijn bijvoorbeeld de meeste medicamenteuze behandelingen van vrouwen gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek onder (gezonde jonge) mannen, terwijl het vrouwelijk lichaam heel anders in elkaar zit. Dit kan leiden tot onjuiste doseringen (te hoog) maar soms tijdens de overgang als er van alles verandert in hormoonhuishouding, juist weer tot een te lage dosering van medicatie. Dit probleem speelt niet alleen in de GGz, maar geldt op allerlei vlakken. Zo is er tegenwoordig ook veel aandacht voor vrouwen met hartklachten. Vrouwen hebben minder vaak de kenmerkende pijn op de borst en in de bovenarm, maar hebben juist eerder pijn tussen de schouderbladen of zijn vermoeid. Doordat dit veel minder bekend is bij de algemene bevolking, worden hartklachten bij vrouwen vaak te laat opgemerkt. In onderzoeken die nu binnen Lentis lopen, hebben we ook al een tijd oog voor deze man- en vrouwverschillen. Zo is er onderzoek naar vrouwen met autisme. Hoe kan het dat wij veel meer mannen dan vrouwen met autisme in behandeling hebben? Ziet het klachtenpatroon er misschien anders uit, waardoor we het minder snel in beeld hebben? Bij psychose geldt hetzelfde: bijna drie op de vier van de
cliënten is man. Hoe kan het dat vrouwen nagenoeg altijd beter herstellen? Wat doen zij anders dan mannen? En wat kunnen wij daarvan leren in de behandeling voor mannen? Bij autisme dachten wij aanvankelijk dat vrouwen misschien beter konden camoufleren en ook beter het gedrag van anderen konden kopiëren, maar dat blijkt veel minder het geval dan gedacht. Ook de mannen doen dit, bleek bij navraag.1 Bij een psychose doen vrouwen het eigenlijk altijd beter dan mannen op zowel klinisch als maatschappelijk herstel. Beschermende factor is hierbij ook vaak het later ziek worden van vrouwen.2,3 Dit vergroot de kans om je leven goed op te bouwen, voordat je ziek wordt. Bij Lentis willen wij natuurlijk dat onze cliënten zo goed mogelijk herstellen, of je nu man of vrouw bent doet er niet toe. Daarom een warm pleidooi voor een ongelijke behandeling, want een ongelijke behandeling is in sommige gevallen juist heel rechtvaardig! Voor zowel de man als de vrouw.
2 Castelein S, Timmerman ME; PHAMOUS investigators, van der Gaag M, Visser E. Clinical, societal and personal recovery in schizophrenia spectrum disorders across time: states and annual transitions. Br J Psychiatry. 2021;219(1):401-408. doi:10.1192/bjp.2021.48
3 Hoeksema L, Bruins J, Phamous-investigators, Timmerman ME, Castelein S. Sex differences and age of onset in well-being and recovery in people with psychotic disorders. A PHAMOUS study.
Naar het klooster
Door Anjo te Velde
Al meer dan 25 jaar heeft de Dienst Geestelijke Verzorging van Lentis een speciaal aanbod, namelijk met elkaar op kloosterreis. Jaarlijks worden er, meestal net voor de zomervakantie, twee kloosterreizen georganiseerd. Alle cliënten van Lentis kunnen zich daarvoor inschrijven. Al in september spreken mensen mij aan met de vraag: weet je al waar de kloosterreis het volgende jaar naartoe gaat? Weet je al wanneer hij plaatsvindt, dan kan ik vast een plekje in mijn agenda vrijhouden. Het afgelopen jaar is de eerste groep naar een groot en statig klooster in Steyl geweest en de tweede groep ging naar de Zusters in Oosterbeek.
Geestelijk verzorger Peter de Rijk vertelt hoe het idee van de kloosterreizen is ontstaan. ‘Dit jaar is het de 27e jaargang. In 1997 had de inspectie een kritisch rapport geschreven over het magere aanbod aan activiteiten in de zomerperiode. In het voorjaar daarop zijn we met een groepje bij elkaar gaan zitten en nagedacht over een mooi aanbod. Een van de bewoners van het terrein had zelf graag het klooster in gewild. In gesprek met hem kwamen we op het idee voor een kloosterreis als zomeractiviteit.’
In dat jaar gingen twee geestelijk verzorgers voor het eerst met een busje cliënten op stap. Sinds die tijd is het elke zomer vaste prik. De groep leeft drie dagen in het ritme van de kloosterlingen mee. In Steyl kan er op drie tijdstippen op de dag een dienst gevolgd worden, in het Duits wel te verstaan. In het klooster in Oosterbeek zijn er zeven gebedsdiensten op een dag die al om half vijf beginnen. Iedereen is helemaal vrij om dat wel of niet te doen. Dat geldt ook voor het overige programma. Er zijn ook mensen die het heerlijk vinden om er zelf in de omgeving op uit te gaan.
In Steyl was er dit jaar een mooi en gevuld programma. Op de eerste avond vertelde één van de broeders over de rijke geschiedenis van het klooster en over een aantal missies die hijzelf had gedaan. Zo had hij jarenlang in China de boekdrukkunst onderwezen.
Verder werden er in Steyl bezoeken gebracht aan de prachtige tuin, het missiemuseum het wereldpaviljoen en het ketelhuis. Al met al zagen we een grote rijkdom uit een haast vervlogen tijd.
Van de reis naar Oosterbeek heeft André van der Laan een uitgebreid verslag gemaakt. Hieruit zal ik enkele zaken citeren. ‘Om kwart voor drie terug in de aula waar we onderling kennis maakten. Daar bleven we tot half zes, toen de broodmaaltijd zich voordeed. De nonnen hebben gewoon pindakaas en chocoladevlokken en stroop voor op brood. Natuurlijk moesten we snel eten want om zes uur moest het Nederlands elftal tegen Roemenië voetballen. Omdat de nonnen geen televisie, maar wel een beamer hebben, hadden we een groot scherm met geluid uit de computer.’
De volgende dag is er een gesprek met één van de nonnen over het klooster. André vertelt: ‘Het was een prettig gesprek. Ze vertelde dat er in het klooster een groep nonnen bij elkaar woont. Hun leven bestaat voornamelijk uit bidden, geestelijke lering, werken in een vast dagritme, meestal in stilte.’
André sluit zijn verslag af met de woorden: ‘Voor mensen die echt van rust willen genieten, en waar vind je dat nog tegenwoordig, is een uitstapje naar een echt klooster een regelrechte must. De broeders en nonnen zijn heel aardig.’
Mooier kan ik het zelf niet zeggen.
‘Forensische
zorg is soms
een intermezzo’
Door Anne Helmus
Een interview met psychiater en directeur Zorg en Bedrijfsvoering bij Forint
Hanneke Kooi
Forint bestaat uit de FPA, Forensisch Psychiatrische Afdeling in Zuidlaren, drie Forensische FACTteams, een polikliniek aan Laan Corpus den Hoorn en een BW, Beschermde Woonvorm, in Beijum in de stad Groningen. Daarnaast is Hanneke samen met Sander van der Kroft opdrachtnemer van de opdracht om de overgang van Forint naar de Van Mesdag goed te laten verlopen.
Hanneke: ‘De FPA in Zuidlaren is een klinische voor-
ziening met 60 bedden. De gebouwen heetten vroeger Eikenstein en Cederborg en zo heten ze nog steeds. Het geheel noemen we echter FPA Zuidlaren.
De Beschermde Woonvorm in Beijum heeft veertien bedden in de grootste locatie en drie bedden op een locatie een paar straten verderop. Er is een team aan verbonden, dat de twee locaties bemenst. In het begin protesteerden omwonenden tegen deze vestiging van Forint. Na veel gesprekken en voorlichting in de buurt is de onrust weggenomen en is er een goed burencontact.’
We zitten diep in de maatschappij
‘Dat Forint zich los wil maken van Lentis speelt al heel lang. Zowel Lentis als de Van Mesdag wil de forensische zorg concentreren. Dat gaan we doen door samen te gaan met de Van Mesdag. De eerste aanzetten stammen al uit 2006. Toen is al aan de directie gevraagd om daar goed over na te denken. Er is bijvoorbeeld ook jaren een gezamenlijke directie voor Forint en Van Mesdag geweest. Waarom het zoveel jaren heeft geduurd is omdat het veel voeten in aarde heeft. Eerst is de Van Mesdag in 2021 zelfstandig geworden en nu wordt, als alles naar verwachting verloopt, de gehele zorggroep Forint met alle patiënten en medewerkers per 1 januari 2025 door Lentis aan Van Mesdag overgedragen. De laatste formele stappen worden hier de komende paar maanden in ondernomen.
Het is volgens Hanneke goed om het te doen, omdat je zo een organisatie krijgt die zich identificeert met eenzelfde doelstelling. De forensische zorg onderscheidt zich duidelijk van de reguliere. In de
forensische zorg richt de behandeling zich primair op de risico’s voor de maatschappij. Terwijl de reguliere zorg, Lentis dus, primair gericht is op het herstel van de individuele patiënt. In de forensische zorg gaat het niet alleen over de hulpvraag van de patiënt maar ook over de hulpvraag van de samenleving. De forensische zorg werkt veel samen met andere instellingen die zich bevinden op het scheidsvlak van zorg en veiligheid en daarmee zit de forensische zorg diep in de maatschappij verankerd. We werken bijvoorbeeld nauw samen met politie, het Zorg en Veiligheidshuis, het sociale domein zoals de gemeenten. Omdat die graadmeter zijn voor het risico in maatschappij. We worden door de politie gebeld als zij zich zorgen maken over een persoon met onbegrepen gedrag die delicten dreigt te plegen en de gemeente belt ons als bijvoorbeeld het gedrag van een burger zo verward, onvoorspelbaar en dreigend overkomt dat de reguliere vormen van zorg er geen vat op krijgen. Om in dit krachtenveld te kunnen functioneren heb je een bepaald type medewerker nodig. Iemand met een zorghart, iemand die wat hectiek en spanning niet uit de weg gaat. Die heel erg lijkt op de medewerker die in de Van Mesdag werkt. Het TBS-systeem is helemaal gericht op risico denken. Dus ook de medewerkers. Die behandeling is bijvoorbeeld gefaseerd. De aanvang van de behandeling is heel erg gesloten om de patiënt goed te leren kennen. Het duurt gemiddeld twee jaar voordat de eerste verlofstap wordt genomen. Verlof wordt pas uitgevoerd als iemand in staat wordt geacht om zonder delicten dit verlof aan te gaan. Dat is op de FPA ook zo, maar dan in een veel korter tijdsbestek. Bij ambulante behandelingen gaat het erover of je bijvoorbeeld in staat bent om je werk te hervatten of wat er nodig is dat je niet opnieuw in aanraking komt met politie. We kijken dan bijvoorbeeld goed of de patiënt iets extra’s nodig heeft, of we bepaalde risicofactoren kunnen beïnvloeden zodat het voor andere mensen om de patiënt heen ook veiliger wordt. Dit soort werk vereist een bepaalde houding en ook specifieke scholing.’
Forensische zorg is soms een intermezzo ‘Door samen te gaan met de Van Mesdag ontstaat er een samenhangende keten van hoog naar laag beveiligde zorg. We richten ons ook op patiënten die TBS hebben gehad om die terug te laten keren in de maatschappij. Dat deden we al, maar we merken ook dat het zou helpen, als we allemaal dezelfde dossiervoering hebben, om zo de administratie te stroomlijnen. Lentis is in de dossiervoering vooral gefocust op de herstelgerichte zorg, terwijl we ons binnen Forint richten op de risico’s. Je hebt een andere
inrichting van het patiëntendossier nodig om dit goed te kunnen doen. Daarbij sluit de forensische zorg van Forint beter aan bij de TBS-zorg van de Van Mesdag. Dat we samen met de Van Mesdag gaan, daar zit ook duidelijk een nadeel aan. De reguliere zorg heeft af en toe forensische zorg nodig. Je creëert ook weer een breuk tussen de zorgvormen. We zijn nu aan het regelen op welke manier we van elkaar gebruik gaan maken na de overgang van Forint. We noemen dit gebied ‘snijvlakzorg’, daar bevinden zich de patiënten die reguliere zorg nodig hebben, maar soms ook forensische. We willen die groep niet uit het oog verliezen en daar gezamenlijk verantwoordelijkheid voor blijven dragen. Soms is het zo, dat iemand die behandeld wordt in een regulier FACT-team, delictgedrag gaat vertonen en tijdelijk forensische zorg nodig heeft. Soms ook een opname. Dat kan dan in de forensische kliniek. Als het risico weer naar beneden gaat kan de patiënt weer terug naar een regulier FACT-team. Want forensische zorg is dan eigenlijk een intermezzo in de zorgketen. We werken dakpansgewijs, dus bijvoorbeeld als iemand van een forensische beschermde woonvorm (BW) naar een reguliere BW gaat, blijft het forensische team aangehaakt bij de behandeling om de risico’s in te
‘Dit werk vereist een bepaald type medewerker. Iemand met een zorghart, iemand die wat hectiek en spanning niet uit de weg gaat.’
schatten. Pas als de risico’s blijvend laag zijn, dragen we over. We merken dat, als iemand weer teruggaat naar de reguliere zorg, het zicht op de risico’s wat minder op de voorgrond komen te staan. Binnen Lentis blijft aandacht voor het herkennen van risicovol gedrag belangrijk. De nieuwe zorgorganisatie Van Mesdag/Forint blijft altijd consultatief beschikbaar voor behandelaren van Lentis. En zo nodig kan een patiënt naar ons worden verwezen. Andersom blijft Lentis altijd beschikbaar voor vragen waar de reguliere zorg beter voor is ingericht. Zo hebben de bestuurders van Van Mesdag en Lentis dat met elkaar afgesproken.
Terughoudend met insluitingen
‘In onze FPA gebruiken we niet heel veel drang en dwang, verplichte zorg heet dat tegenwoordig. Terwijl we wel een heel grote groep in zorg hebben met een zorgmachtiging en risicovol gedrag. Wat we wel meer doen is bij veel patiënten verplichte medicatie geven. Dat doen we ook ambulant. We nemen ook mensen gedwongen op, dat is ook verplichte zorg.
Maar door de methodiek die we hanteren lukt het ons om heel terughoudend te zijn met insluitingen. We bieden veel nabijheid aan de patiënt op de afdeling. We houden ons bezig met de vraag: ‘Hoe komt het dat iemand zoveel risicovol gedrag moet vertonen.’
En we proberen dat gedrag te begrijpen, zodat een patiënt zich niet afgewezen voelt, de ruimte voelt een vertrouwelijke band op te bouwen. We begrenzen gedrag wat over de schreef gaat heel duidelijk, zonder het contact te verliezen. Zo zorg je ervoor dat de cultuur op de afdeling niet beheersmatig en autoritair wordt. Alhoewel je daar wel hard aan moet werken want soms is het veel gemakkelijker even een deur dicht te gooien of je stem te verheffen. Er wordt heel veel van medewerkers gevraagd.
In de forensische zorg worden ook veel mensen opgenomen vanuit het strafrecht. Die groep heeft een verplichte behandeling nodig of opgelegd gekregen door de rechter. Bijvoorbeeld in het kader van een voorwaardelijke veroordeling omdat iemand een delict heeft gepleegd. In de voorwaarden is dan opgenomen een opname in een kliniek ofwel verplichte ambulante zorgdoor een polikliniek of een forensisch FACT-team. Patiënten moeten zich aan die voorwaarden houden, doen ze dit niet dan krijgen ze alsnog gevangenisstraf, of in het geval van TBS met voorwaarden, krijgen ze alsnog TBS met dwangverpleging opgelegd. Soms snappen ze niet wat ze boven het hoofd hangt, bijvoorbeeld vanwege een lage begaafdheid. Dit vereist extra aandacht. Je hebt aan de andere kant ook heel veel cliënten die door de wol geverfd zijn, ook dit vereist een specifieke aanpak.’
Mensen willen graag af van het gedoe met politie en justitie
‘De andere groep waar we mee te maken hebben is de groep die we behandelen met een zorgmachtiging. Die hebben niet per definitie een delict gepleegd of
zijn er niet voor veroordeeld of stromen uit uit een forensische titel. Ze vertonen wel forensisch gedrag. Bij deze groep zou het maar zo mis kunnen gaan. Bij al deze mensen, of ze nu wel of niet een delict hebben gepleegd, maken we een risicotaxatie om de risicofactoren en de beschermende factoren goed in beeld te krijgen.
We hebben ook nog een groep die vrijwillig in zorg is. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan de mensen die betrokken zijn bij huiselijk geweld. Ze komen in zorg doordat ze naar de huisarts zijn gegaan met de vraag om ze te helpen. De huisarts stuurt ze dan door naar onze polikliniek. Daar kunnen ze een behandeling krijgen om het risico op (huiselijk) geweld te verlagen. We hebben ook een programma voor mensen met zedenproblematiek. Voor een deel zijn dat mensen die veroordeeld zijn. Dat zijn mensen die bijvoorbeeld kinderporno hebben gekeken of andere seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond. Die worden door de rechtbank verplicht tot een behandeling. Er is echter ook een groep mensen vrijwillig in zorg die van deze problemen af wil, wat op eigen houtje niet lukt en vervolgens via de huisarts worden aangemeld. In het begin besteden we heel veel aandacht aan het motivatietraject. Als iemand een behandeling niet wil slaat hij niet aan en kun je ook geen resultaat boeken. Het maakt nogal wat uit of je vrijwillig of gedwongen behandeld wordt. Het is belangrijk dat we binnen de Van Mesdag en binnen Forint werken met het RNR-model (Risk Needs Responsivity Model). Bij dit model merkt de patiënt dat er wordt ingestoken op de risico’s. Er wordt gekeken naar welke risico’s beïnvloedbaar zijn en welke kenmerken van de patiënt meespelen in hoe goed de behandeling aanslaat. De insteek op de risico’s hoeft niet altijd overeen te komen met de hulpvraag van de cliënt. Aan de andere kant willen mensen zelf toch ook vaak heel graag af van dat gedoe met politie en justitie, er zijn maar weinig mensen die daar plezier aan beleven. Bij de ene patiënt bestaat de behandeling uit psychotherapie, bijvoorbeeld schematherapie, bij anderen ligt het accent veel meer op het aanleren van vaardigheden. Bijvoorbeeld psychomotore therapie om je agressie te leren beheersen.
Het is altijd van belang om het systeem erbij te betrekken: als mensen op verlof gaan wordt het netwerk van de cliënt gescreend. Het is niet de bedoeling dat iemand, als hij op verlof gaat, in aanraking komt met criminele contacten. Dat is niet helpend in het verlagen van risico’s.
We maken ook gebruik van ervaringsdeskundigen. Dat is echt een goede aanvulling voor de aansluiting van de patiënt bij het motivatietraject.’
De medewerkers
‘Het team bestaat uit een gemengde groep mensen. De man-vrouw verhouding is ongeveer half om half. Je zou kunnen denken dat de forensische zorg vooral mannen trekt als medewerkers, maar we hebben echt veel vrouwen in dienst, net als overal in de zorg. Zowel onder de behandelaren als bij de groep verpleegkundigen. Deze laatsten noemen we vaker sociotherapeuten. Dat heeft ermee te maken dat het medische model in de forensische zorg vaker ondergeschikt is aan de benadering vanuit de groepsdynamiek. Een sociotherapeutische benadering richt zich vooral op de combinatie van gedrag, leefomgeving en interactie met anderen naast de beperkingen die iemand heeft ten gevolge van zijn psychiatrische aandoening.
Dat is belangrijk bij deze groep cliënten, die vaak meerdere diagnoses hebben; zowel een gedragsstoornis, als een psychotische kwetsbaarheid en een verslaving. We hebben psychiaters en verpleegkundig specialisten in dienst die zich richten op de medische oorzaken van de ontregeling en we hebben ook veel psychologen en orthopedagogen in dienst die zich meer focussen op de gedragsmatige kant van het risicovolle gedrag. Alle specialismen werken daarin nauw met elkaar samen.
‘Begrijpend lezen is nogal eens een probleem. Soms kan je beter met plaatjes iets uitleggen dan met teksten.’
We hebben binnen Forint ook een speciaal FACT-team dat zich richt op mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). We hebben daarnaast een FACTteam dat gespecialiseerd is in verslaving en een team dat zich bezighoudt met de overige groep die forensische FACT-zorg nodig heeft. Deze teams werken alle drie met de forensische insteek, dus gericht op het terugbrengen van de risico’s op het ontstaan van (nieuwe) delicten.
Het genoemde FACT-LVB-team is samen opgezet met Trajectum. Trajectum is de instelling die zich alleen richt op het helpen van mensen met een lichtverstandelijke beperking en onbegrepen risicovol gedrag. Door die samenwerking hebben we collega’s in het team die heel veel kennis hebben van het omgaan met en behandelen van mensen met een lichtverstandelijke beperking. Dat zijn casemanagers, maar ook wel bijvoorbeeld orthopedagogen. Daardoor worden de patiënten op een andere manier bejegend, door op hun niveau in te steken, waardoor de behandeling beter aanslaat. Je kan dan bijvoorbeeld denken aan het gebruiken van pictogrammen om
zaken te verduidelijken als de taalvaardigheid laag is. Begrijpend lezen is nogal eens een probleem. Soms kan je beter met plaatjes iets uitleggen dan met teksten.’
Expertise Centrum ‘Landelijk is er een groot netwerk om de kennis van de forensische zorg op peil te houden. Forint en de Van Mesdag zijn daar nauw bij aangesloten. Zo is er een Expertisecentrum voor Forensische Psychiatrie. Dat centrum is gevestigd in Utrecht, daar zijn vrijwel alle instellingen die forensische zorg leveren bij aangesloten. Dit instituut ontwikkelt allerlei programma’s op verzoek van het werkveld. De bedoeling is dat die programma’s door het hele aangesloten werkveld gebruikt worden. Er is ook een kwaliteitsnetwerk ontwikkeld tussen alle FPA’s van het land, maar ook tussen een groot aantal forensische begeleide woonvormen in het land. Binnen dat netwerk worden er vanuit verschillende instellingen reviewteams samengesteld die bij elkaar op bezoek gaat om in een FPA of BW te kijken. Samen met het gehele veld hebben we standaarden ontwikkeld waar zo’n FPA of BW aan zou moeten voldoen in de ideale situatie. Het is een cyclus van twee jaar die je je kunt meten aan die standaarden. Op een landelijke dag worden vervolgens alle resultaten gepresenteerd. De reviews zijn bedoeld om te ontdekken en om van elkaar te leren. Je wordt er niet op afgerekend als afdeling, dat is heel erg belangrijk in dit netwerk. Het netwerk bestaat inmiddels meer dan tien jaar en is heel inspirerend.’
De overgang
Op het ogenblik zijn er meer dan 100 mensen actief betrokken om de overgang van Forint goed te laten verlopen. Aan de ene kant om Forint goed te laten landen binnen de Van Mesdag en aan de andere kant om goede afspraken te maken over het gebruik van elkaars expertise en kunde in de toekomst. Zo blijven de forensische patiënten voorlopig onder de crisisdienst van Lentis vallen en blijft de forensische zorg voor Lentis beschikbaar als dat nodig is. Maar ook alle medewerkers moeten goed over, de telefoons en de pasjes moeten het doen er moet een goed werkend dossier zijn op 1 januari. Het is nog een grote klus.
Hanneke hoopt en verwacht dat de overgang goed zal verlopen en dat het dit keer wel zal lukken. Ze zegt tot slot: ‘We zitten op schema.’
De lange reis van Gerry
Ik spreek Gerry in het wijkrestaurant Zuidend op het terrein van de Lentis-locatie Zuidlaren. Gedurende langere tijd werd hij door onder andere Lentis en VNN begeleid in zijn woonplaats Winschoten. Dit ging gepaard met ups en downs. Momenteel is hij onder behandeling van Forint in Zuidlaren en is bezig om zich voor te bereiden om vanuit Eikenstein geplaatst te worden op de beschermde woonvorm van Forint in Beijum. Voordat hij hier in Zuidlaren terecht kwam heeft hij een lange reis gemaakt langs ongeveer tien instellingen. In dit artikel geeft Gerry ons een uniek inkijkje in deze reis.
‘Ik begon helemaal te flippen’ Gerry: ‘In 2020 gedurende de corona-epidemie zat ik thuis echt in een isolement. Bijna niemand kwam meer bij me langs. Lentis liet me stikken en de mensen van VNN kwamen ook niet meer op bezoek. Ook de huishoudelijke hulp liet het afweten. Na een heftige burenruzie werd er gebeld en ik zag dat er iemand voor de deur stond. Inmiddels had ik vanwege al het gedoe en stress met de buren al een fles wodka op.
De reis van Gerry
Door Anne Helmus
Ik begon helemaal te flippen en had mezelf niet meer in de hand. Ik pakte een knuppel met spikes uit de meterkast, deed de voordeur open en zag de buurman staan. Ik maakte een dreigend gebaar met de knuppel. Met als gevolg dat de politie even later, gebeld door de buren, voor de deur stond. De politie nam me mee en sloot me op in het cellencomplex Hooghoudt in Groningen. Ik werd daar vastgehouden door middel van een IBS (In Bewaring Stelling). Meester Gosselaar, mijn advocaat, die me al eerder bijstond, zei dat ik echt mazzel had dat ik zo snel weer naar huis mocht.
Uitkering gestopt Thuisgekomen ging het nog niet echt goed met me. Door de corona dacht ik echt dat de wereld zou vergaan. Ik was al langere tijd bezig om
zelfvoorzienend te worden en was volop aan het preppen (een prepper is iemand die zich voorbereidt op een noodsituatie of ramp, red.). Ik had een aggregaat op benzine in de schuur geïnstalleerd en was zo in staat mijn eigen elektriciteit op te wekken. Na opnieuw de inname van veel drank kreeg ik het weer op mijn heupen en pakte ik een jerrycan benzine uit de schuur en begon dat boven op de schutting te sprenkelen en ik dreigde de boel in de fik te steken. Ten gevolge van deze actie werd ik wederom afgevoerd naar het Hooghoudt cellencomplex en vandaaruit naar het PPC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum) in Zwolle. Dat is een oudere gevangenis. Hier ben ik drie maanden vastgehouden. Als je gevangen zit stoppen ze je uitkering, zodat ik geen geld meer kreeg om de huur en andere vaste lasten te betalen. Na wat heen en weer gepraat ben ik ermee akkoord gegaan om mijn huis op te zeggen. Als je er een zaak van maakt om je huis te behouden en je verliest, draai je namelijk op voor alle kosten. Ook meester Gosselaar kon dit niet voorkomen.
Vanaf dat moment was ik dus dakloos en werden mijn spullen ergens opgeslagen. De Ritalin, de medicatie waar ik het goed op doe, werd weer opgebouwd. Ik heb wel bezoek gekregen uit Winschoten. Wat me opviel in de gevangenis is dat kerels met elkaar op de vuist gingen. Toen mijn straf erop zat kon ik een treinkaartje naar huis krijgen. Omdat ik geen plek meer had om naar toe te gaan, ging ik me suïcidaal gedragen om ontslag te voorkomen. Ik drukte een peuk uit op mijn hand en heb heel gek gedaan. Ter observatie werd ik ondergebracht in een comfortroom observatie separeer.
Mooie tijd in Beerta
Door de bemiddeling van meester Gosselaar en de reclassering kon ik in een beschermde woonvorm in Beerta terecht. Dat was een hele stap. Het was
‘Omdat ik geen plek meer had om naar toe te gaan, ging ik me suïcidaal gedragen om ontslag te voorkomen. Ik drukte een peuk uit op mijn hand en heb heel gek gedaan.’
trouwens een hele toestand om mijn spullen terug te krijgen en dat is uiteindelijk maar gedeeltelijk gelukt. Vervolgens maakten de spullen een reis langs een aantal instellingen waar ik daarna verbleef. Er is zoveel mee rond gezeuld. Een deel staat nu nog bij een vriend in Groningen.
Vanuit de gevangenis ben ik met een geblindeerde bus, gezeten in een soort kooiconstructie, vervoerd naar de beschermde woonvorm Martinizorg. Ik werd angstig in die bus en dacht dat ik doodging. Daar in Beerta heb ik een mooie tijd gehad. Het was daar een gezellige bende, er liepen dealers rond en het personeel was volgens mij ongekwalificeerd. Ik was blij dat ik uit de gevangenis was. Ik fietste dagelijks naar clubhuis De Horizon in Winschoten.
Waar moet ik naar toe?
Toch ging het daar ook weer mis. Nadat ik drie keer de regels had overtreden werd ik voor een dag en een nacht geschorst. Ik was heel bang om dakloos te worden en ging naar de Lentis-locatie in Winschoten. Ik heb daar een relletje geschopt door mezelf op te sluiten in het toilet tegen sluitingstijd, dat had men al gauw door. Ik werd er uitgehaald door de politie die met twee busjes en een ambulance voor was komen rijden. Ze brachten me naar het CBL (Crisis Beoordelings Locatie) in Groningen. Daar vonden ze me te goed en namen ze me niet op. Uiteindelijk hebben ze me weer teruggebracht naar Martinizorg waar ik na wat onderhandelingen weer terecht kon. De volgende dag was ik weer helemaal het mannetje. Ik zat lekker in de tuin met mijn persoonlijk begeleider en zag een politiebusje aan komen rijden. Ik dacht ‘Die komen voor mij’ en inderdaad werd ik meegenomen naar het cellencomplex Hooghoudt in Groningen, omdat ik te veel op mijn kerfstok had. In de cel voelde ik me helemaal niet goed. Inmiddels was meester Gosselaar erbij gehaald en die heeft om
een arts gevraagd. Ik bleek een veel te hoge hartslag te hebben. Daarna ben ik vervoerd met een bus van Dienst Justitiële Inrichtingen naar de PI (Penitentiaire Inrichting) in Leeuwarden. Daar ben ik in een observatiecel beland. Ik sprak met de onderdirecteur, die zei: ‘Als je je best doet ben je binnen twee weken weer vrij’. Onmiddellijk vroeg ik me af ‘Vrij? Waar moet ik naar toe?’ Ik raakte in paniek en heb toen weer gekke dingen gedaan door de bewakingscamera’s te besmeuren, zodat ze me niet meer konden zien. Al gauw stonden er cipiers voor de deur die me dwongen om de camera’s weer schoon te maken. Vervolgens zat ik drie dagen en nachten in een observatiecel.
Er was daar een duidelijke structuur Ik werd overgeplaatst naar het Justitieel complex Zaandam. Daar deed ik veel aan bodybuilding. Ik dacht, je moet sterk zijn, je weet nooit wie je tegenkomt. Ik deed daar de koffiecorner. Daar verzorgde ik de koffie voor iedereen en ruilde medicatie voor tabak. Tabak is heilig in de bajes. Ik deed veel spelletjes. Je had negentig zenders op je kamer. Je hoefde je niet te vervelen. Ik heb het daar als een prettige tijd ervaren. Daar heb ik nog een overstroming van het toilet veroorzaakt. Ik heb op die plek arbeid verricht, dvd’s inpakken. Daaraan meedoen was wel nodig, anders had je geen geld om tabak te kopen. Alles valt van je af, want alles wordt voor je geregeld. Er was daar een duidelijke structuur. Via een pasje kon je met een in de muur ingebouwde telefoon naar buiten bellen. Het ging allemaal redelijk goed en ik zou voor verdere behandeling naar Zuidlaren gaan. Maar daar kon ik niet terecht, omdat de afdeling niet geschikt voor mij zou zijn. Dat hoorde ik van de reclassering. Ik zou voorlopig naar de FPK (Forensische Psychiatrische Kliniek) in Assen gaan.
Ik kreeg de medicatie niet! Toen ik daar werd geplaatst zei ik grappend. ‘In Assen zal ik ze verrassen.’ Ik belandde daar in de Boeg. De eerste tijd in de Boeg ging het nog wel. Het is daar heel streng. Het ging moeizaam allemaal. Met het werken ging het mis. Ik heb polyneuropathie. Steeds staan bij schoonmaakwerk is pijnlijk voor mijn voeten. Dat werd niet serieus genomen. Ik wilde mijn Ritalin terug (werkzame stof van Ritalin is methylfenidaat, het verbetert de aandacht en de stemming). Ik had helemaal geen focus en kon me nergens op concentreren. Ik kreeg de medicatie niet. Door de weigering dreigde ik een stoel door de ruiten te gooien. Ik kreeg toen een zogenaamd kamerprogramma. Ik bleef agressief en belandde in de separeer. Daar heb ik een maand gezeten. Je houdt wel contact met de begeleiding. Ze komen ieder uur een kwartier bij je. Dat was de regel, maar meestal waren ze na vijf minuten alweer weg. In de tussenruimte van de separeer waar ik verbleef hing een klok die voor liep. Naar mijn idee deden ze dat met opzet. Na verloop van tijd ging het beter met me. De volgende stap was dat ik mocht verblijven in een kleine leefruimte. Daar mocht ik lezen en schrijven en ze kwamen bij me om te praten. Vervolgens ben ik op de High Intensive Care geplaatst. Dat was heel erg waardeloos. Ik kreeg een kamer zonder stroom en water en geen tv. Geen wasbak en wc. De PVP’er (Patiënt Vertrouwens Persoon) die ik inschakelde zorgde dat mijn toilet weer stroomde en dat ik me weer kon douchen. Ik moest op mijn kamer blijven. Dat was zwaar. Ik werd daar vastgehouden onder de titel preventieve hechtenis. De rust en kamerprogramma’s dreven me tot waanzin. Door de behandelde psychiater voelde ik me niet serieus genomen. Ik kreeg wel meer vrijheden, maar werd steeds downer en depressiever. Ik dacht, ik heb eigenlijk niets meer te verliezen. Op
den duur werd ik suïcidaal. Zuidlaren ging niet door en ik voelde me, waar ik was, niet op mijn plek. De psychiater hield me aan het lijntje en hielp me niet echt. Ik heb hem opgewacht en hem een vuistslag in het gezicht toegediend. Ik was ten einde raad. Ik belde 113. Zelfmoordlijn, je raadt het al. Toen kwam de politie. Ik wilde nog mijn excuses aanbieden, maar het was al te laat. Ik ging naar het cellencomplex in Assen. Dat was niet fijn. De rechercheur die mij verhoorde zei: ‘Vertel nou maar even gewoon wat er aan de hand is’. Na telefonische bemoeienis van een advocaat heb ik bekend dat ik de psychiater heb geslagen. De psychiater was eigenlijk niet zo slecht, hij heeft me wel goede medicatie voorgeschreven. Ik had er echt wel spijt van en ben voor de rechter verschenen. Ik heb daar het hele verhaal verteld en ik kreeg een boete opgelegd van € 1050,- smartengeld.
Zuidlaren is prachtig
Vanuit Assen ging ik voor onderdak naar de Van Mesdag. Ik schrok me wezenloos. Ik werd met een psycholance vervoerd. Ik begon daar in de separeer. De beveiligers spraken me in het Gronings aan. Dat vond ik wel prettig. Daar heb ik tweeëneenhalve maand gezeten. Uiteindelijk werd ik doorgeplaatst naar Veldzicht. Daar had ik nog nooit van gehoord. Mij werd in het vooruitzicht gesteld dat ik van Veldzicht naar Zuidlaren zou gaan en vervolgens naar de BW (Beschermd Wonen) in Winschoten. In Veldzicht had ik wel een leuke tijd. Er was daar een disco waar ik met een vrouw naar toe ging. We hebben ook gezoend. Ze wilde een blanke man en kinderen. Ik dacht: ‘Nou, dat is niet aan mij besteed. Bovendien ben ik 51.’ Op de afdeling arbeid ging het heel goed. Ik mocht op de zitmaaier. Dat was fantastisch. Ik mocht op een gegeven moment ook de betere klusjes doen, zoals het aquarium onderhouden. En op den duur was er ook vorkheftruck-les. Ik kon met iedereen wel goed opschieten. Dat is ook wel belangrijk. Op een gegeven moment kwam Zuidlaren in beeld. Ik moest voldoen aan bepaalde zaken, zoals het accepteren van een depot (medicatie kan ook met een injectie worden toegediend, dat is een depot, een depot werkt enkele weken). In Veldzicht was het streng maar rechtvaardig. Vanuit Veldzicht ben ik via een warme overdracht hier terecht gekomen. In Zuidlaren begon ik op de crisis FPA, dat heet nu sinds kort Forensic High Intensive Care, FHIC. In het begin had ik weinig vrijheden. Het verkrijgen van meer vrijheid loopt langzaam op in fasen 1 tot en met 8. Ik zit nu op 8. Dat houdt ook in dat je twee nachten elders mag logeren. De urinecontroles op alcohol en drugs zijn al tijden
negatief. Ik ben onlangs drie dagen in Winschoten geweest en heb vrienden en vriendinnen en familie gezien. De mensen die ik ontmoet moeten gescreend zijn. Er wordt gekeken hoe de verhouding is. Ik zit hier nu vanaf september vorig jaar. Ik heb vrijheden opgebouwd en ik mag wel zeggen dat ik hier een graag geziene gast ben. Ik kan nu best mensen voor me winnen. Wat me heeft geholpen is de omgeving. Zuidlaren is prachtig, in de winkelstraat heb je alles bij de hand. Schematherapie heeft me geholpen. Daar heb ik een certificaat van. Met de psycholoog kan ik het goed vinden en ik heb veel aan de gesprekken. De behandeling is eigenlijk wel afgerond. Tijdens een van de laatste gesprekken gingen we een potje Yahtzeeën. Ik werk op de houtafdeling. Daar maak ik dingen die worden verkocht. Onlangs heb ik een PowerPointpresentatie gemaakt, gericht op een groep hier op het terrein, over de werking van de computer. Ik heb een flyer ontworpen om mensen te informeren en ze enthousiast te maken voor mijn presentatie. Dat ging goed. Ik had acht gemotiveerde deelnemers. Momenteel ben ik een PowerPoint aan het voorbereiden over het opzetten en het onderhoud van een aquarium.
Ten slotte
Het waren roerige tijden voor Gerry. Op zoek naar de rode draad van dit verhaal kom je al snel uit op het moment dat hij zijn huis kwijtraakte. Hij kon nergens naar terug. Op de tijdstippen dat hij op straat zou worden gezet ontstond er paniek, provocatie en agressie. Waar medewerkers van instellingen weer met de gebruikelijke middelen op reageerden. Ook werd Gerry een paar keer geconfronteerd met de harde hand van het ITB (Interne Bijstand Team). ‘Ze komen echt met schilden en knuppels op je af.’ Ook heeft hij kamercontroles meegemaakt, waarbij medewerkers met speurhonden zijn hele kamer overhoophaalden op zoek naar contrabande. Ook zijn strijd om de voor hem belangrijke medicatie Ritalin, ‘mijn heilige graal’, voorgeschreven te krijgen, ging met veel conflicten gepaard.
Gerry zou graag opgeleid willen worden als ervaringsdeskundige, zodat hij zijn ervaring in kan zetten om cliënten, die in soort gelijke situaties verkeren, te ondersteunen.
Helmus zoekt Kunst
We wachten al enige tijd in een rij met ons kampeerbusje. Op een teken van iemand van de organisatie komt de stoet van diverse, soms hip beschilderde kampeermiddelen, in beweging. We rijden langs grote tenten en houten gebouwen voor de verschillende kunstzinnige activiteiten en vinden een plek op een mooi stuk grasland omgeven door bosschages. Heerlijk wat een ruimte. Onze jongste dochter is met een van haar zoontjes aangekomen en zet haar tent op naast ons kampeerbusje. Ik had haar even geholpen en niet meegekregen dat het veld inmiddels helemaal stampvol was gelopen met campers, caravans en tenten. Ik kreeg het er een beetje benauwd van, maar heb geen tijd om te paniekeren, want we worden verwacht op het centrale
plein, waar we uitleg krijgen over de verschillende workshops, geleid door professionele kunstenaars. Dansen, schilderen, zingen, schrijven en nog veel meer.
Ik kies voor zingen. Even later sta ik samen met nog dertig anderen in een grote tent. Onze zanglerares zingt het liedje ‘A house is not a home’, gecomponeerd door Burt Bachrach, voor. Thuis op de karaoke functie van Spotify, klonk mijn zang van het nummer best goed. Na een half uur oefenen klinken we als een geoefend koor. Een aantal ‘koorleden’ zijn gevorderde zangers. Zelf hou ik me een beetje buiten het gehoor en probeer onzichtbaar te zijn. De zangjuf krijgt dit in de gaten en laat me een stukje solo zingen. Door de
zenuwen en een gebrek aan techniek breng ik er niet veel van terecht, veel gepiep en gekraak. Ik krijg wat tips en daarna gaat het een stuk beter en ik word zelfs beloond met een klein applausje.
Mijn vrouw is inmiddels buiten bezig om een zittende vrouw op een kleedje in de sfeer van Gaugain te schilderen. Dochterlief doet mee aan een experimentele dans en kan er na afloop niet zoveel over meedelen. Haar zoontje dat binnenkort zes wordt had meegedaan aan een activiteit met kabouters en het verwerken van dingetjes uit de natuur, de meeste kinderen in de groep waren een heel stuk jonger. Een beetje te kleuterachtig misschien voor hem. Ze gaat hem toch maar aanmelden voor de groep voor boven de zes jaar.
Om ons heen op de camping is het een gezellige boel. Het is tegen vijven. Overal hoor je dat flessen worden ontkurkt en blikjes bier worden opengetrokken. De Friese vriendinnengroep tegen over ons heeft gierende lol. Ze vertellen elkaar over een hilarisch voorval tijdens een workshop. Kleinzoon racet met zijn fietsje over het terrein. Hij blijft een tijdje staan kijken bij een groepje jongens die aan het voetballen zijn. Na een korte observatie voegt hij zich tussen de spelende kinderen. Hij mag in het doel staan. Samen op een veldje staan verbindt. Je leert elkaar snel kennen, omdat je ook dingen samendoet en nieuwe ervaringen opdoet. Het geheel heeft wel iets weg van een therapeutische setting.
In mijn werkzame leven heb ik vaak deel uitgemaakt van een multidisciplinair team met als doel groepsbehandeling om de sociale interactie te bevorderen en binnen een veilige omgeving aan problemen te werken. Zo’n team verzorgde allerlei therapievormen, zoals creatieve therapie, muziek-, drama- en bewegingstherapie. Cliënten waren bijvoorbeeld vaak heel geconcentreerd aan het schilderen of kleien. Groepsgewijs gingen patiënten ook met elkaar in gesprek binnen de context van psycho- of sociotherapie.
Qua administratie ging het er vaak wat kneuterig aan toe, als je het beschouwt vanuit de digitalisering van de administratie van nu. Bijvoorbeeld tijdens behandelbesprekingen leverde iedereen een strookje papier in, waarop observaties en bevindingen van de therapeut stonden. Op basis hiervan vond er uitwisseling plaats. De strookjes met tekst werden onder elkaar geplakt in het schriftje van de desbetreffende patiënt. De coördinator vatte de tekstbijdragen samen en formuleerde een doel voor de komende periode. De ingeleverde teksten bevatten zinnen als: ‘Je bent duidelijk meer in je kracht komen
te staan.’ Of ‘Dichter bij jezelf gekomen.’ Of ‘Je bent jezelf tegengekomen en dat was schrikken!’ Alles helemaal volgens het jargon van die tijd.
De volgende dag van dit Buitenkunstweekend ga ik schilderen. Alle deelnemers verzamelen zich rond de schilderdocent in zijn ribfluwelen jasje: ‘We gaan repeterende patronen schilderen, die je hier om je heen ziet.’ Ter inspiratie laat hij een aantal afbeeldingen zien met natuurtaferelen. Het zonnetje schijnt en iedereen zoekt een plekje buiten. We krijgen een megagroot stuk karton dat we plaatsen op een grote ezel. Acrylverf is in ruime mate beschikbaar en wordt vanuit de flacons in royale klodders op het palet gespoten. Zelf besluit ik daar even mee te wachten en begin met viltstift een wirwar van campers, tenten en poppetjes op het karton te tekenen. Dat is wat ík vooral om me heen zie. De schilderklas is vol overgave bomen, luchten en bladeren aan het schilderen. De docent komt ook bij mij langs. ‘Dat mag gerust hoor, zoals jij het aanpakt, maar je zult jezelf straks nog wel tegenkomen.’ Hij krijgt gelijk. Terwijl iedereen aan het afronden is ben ik nog aan het zwoegen op mijn werkstuk. Zoals bij een kleurplaat moet ik alle met viltstift getekende caravans en campers nog met verf inkleuren. Werkelijk een enorm karwei.
Kleinzoon neemt inmiddels deel aan een programma voor wat oudere kinderen. Vol trots staat hij die avond op het toneel om samen met andere kinderen het ingestudeerde liedje te zingen. Glimmend staat hij onder de spotlights te stralen en kijkt vrijmoedig de zaal in. Op een gegeven moment staat hij onrustig te wiebelen, meestal een teken dat hij nodig moet plassen.
Zijn deelname aan de voorstelling blijft beperkt tot om zich heen kijken, want de andere kinderen zingen de tekst vanaf papier. Hij zingt niet mee, want hij kan nog niet lezen.
Als we na afloop van de mooie voorstelling terug naar ons busje lopen, zegt hij plotseling. ‘Ik ga even naar onze tent hoor, een andere broek aantrekken…’
Door Anne Helmus
Ga eens praten met Gerda
In gesprek met bedrijfsmaatschappelijk werker Gerda Elsinga
De ontvangst in haar sfeervolle praktijkruimte is hartelijk. Ik krijg een lekker kopje koffie en mag op een comfortabele bank plaatsnemen. Naast de stoel van Gerda staat een dienblad met daarop vastgelijmde kopjes uit de kringloop (zie foto). Dit object heeft ze gekregen van een relatie en verwijst naar het advies dat Gerda regelmatig gaf als coach in situaties waar relaties waren verstoord. ‘Niet mailen of appen, maar ga er gewoon even langs om een kopje koffie te drinken.’
Gerda Elsinga heeft een veelzijdige achtergrond: Verpleegkunde A, Kinderverpleegkunde, daarna is ze in het sociale domein gaan werken onder andere bij de GGD en OGGZ. Vervolgens naar Buurtzorg om daar als regiocoach van 44 teams te gaan werken, waar ze individuele en team coaching verzorgde en eveneens het HR-gedeelte.
Toen corona kwam is Gerda de opleiding voor bedrijfsmaatschappelijk werk gaan volgen. Na een aantal klussen in deze sector werd ze een vrijgevestigde maatschappelijk werker voor onder andere Lentis en een scholengemeenschap.
Gerda: ‘Daarnaast doe ik team coaching en ben ik locatieleider in de opvang van Oekraïners. We hebben net het pand Vredestein op het terrein van Lentis in Zuidlaren geopend voor de opvang van deze groep vluchtelingen. Ook ben ik toezichthouder in de zorg. Ik doe veel verschillende dingen.’
Bedrijfsmaatschappelijk werk
‘Bedrijfsmaatschappelijk werk bij Lentis verzorg ik onder de vlag van Elly de Jong Consultancy. Zij is hoofdaannemer en zij heeft de onderhandelingen met Lentis gedaan. Ik werk in onderaannemerschap, in opdracht voor haar.
Lentismedewerkers komen bij mij terecht via de bedrijfsarts, leidinggevende of ze nemen zelf contact op. Het verschil tussen de bedrijfsarts en de bedrijfsmaatschappelijk werker is dat de bedrijfsarts als medicus mag diagnosticeren en uitspraken doet over ziek of niet ziek zijn. Daar ga ik niet over en spreek me daar niet over uit.
Er zal overigens best een overlapping zijn. Ik zal uitleggen wat ik doe. Ik pleit onder andere voor preventieve gesprekken. Als een leidinggevende bij een medewerker ziet dat het allemaal niet zo lekker loopt op verschillende fronten en er uitval dreigt kan hij zeggen: ’Ga eens praten met Gerda’, om in een andere omgeving met een wildvreemde te spreken. Ik ontmoet hier mensen in de praktijk vanuit heel Lentis, behalve uit Forint en Dignis. Ik spreek mensen vanuit de administratie, verpleegkundigen, therapeuten, psychiaters en mensen vanuit de staf.’
De buitenbeentjes hebben het moeilijk ‘Na het eerste gesprek maak ik even een korte rapportage. Na goedkeuring van deze tekst door de betreffende medewerker gaat deze ook naar de leidinggevende. In principe hanteer ik het zogenaamde vijfgesprekken model. Dat is geen wet van Meeden en Perzen. Soms is één gesprek genoeg, soms twee, maar meestal is het met vijf wel klaar. Ik wandel vaak met mensen. We doen de wandelschoenen aan en lopen dan vanuit hier zo het bos in. Of we zitten hier en als het frisjes wordt doen we de houtkachel aan. Bij mooi weer zitten we onder de veranda. Soms zeggen mensen: Ik wil hier niet weer weg.
Het gaat in de gesprekken veel over de balans tussen werk en privé. Maar ook ‘hoe combineer ik het werk met de zorg voor mijn ouders?’. Of er is iets met een kind of er zijn relatieproblemen. Ook worstelen medewerkers met de vraag of ze nog wel op hun plek zitten.
Dus eigenlijk gaat het veel over de gewone dingen van het leven. Het kan verhelderend zijn om die even los van het werk te bespreken. Het feit dat ik geen werknemer ben van Lentis maakt dat mensen vrijuit spreken en ik mag alles vragen vanuit mijn onafhankelijke positie. Soms raak je dingen aan die toch wel lastig zijn.
De samenstelling van het medewerkersbestand is best divers. De buitenbeentjes, de mensen die het net even anders doen, hebben het vaak moeilijk. De druk om zich aan te passen aan de norm is groot. De sfeer is toch al gauw, doe nou maar normaal, net als wij. De vraag hierbij is, mogen er ook verschillen zijn in hoe je aanwezig bent en hoe je acteert in het team? Via een beproefde methode probeer ik samen met de cliënt erachter te komen hoe ze weer in balans kunnen komen en waar ze energie van krijgen.’
Gerda is systemisch en in stoïcijnse gespreksvoering geschoold. Ze kan ook de methode van familieopstellingen inzetten om zaken te verduidelijken.
Wil je het horen?
‘Ook kunnen er zaken vanuit je verleden zijn die je kwellen en die van invloed zijn op het functioneren op je werk. Ik ben heel oplossingsgericht. Ik ben niet iemand die eindeloos vraagt: Wat denk je er zelf van? Tijdens een gesprek komt er wel eens wat bij me naar boven. Dan vraag ik: Wil je het horen? Ik werk ook met oefeningen. Hoe ga ik om met niet helpende gedachten of hoe ga ik om met perfectionisme? Perfectionisme is iets waar veel mensen last van kunnen hebben. Via de sociale media krijgen mensen
een ideaalbeeld voorgeschoteld waar ze zich aan spiegelen. Het is ook wel complex, hoe je omgaat met sociale media. De omgang met de diverse media kan verslavend zijn. Ook kan er sprake zijn van verslavingen aan alcohol en drugs. Dat vraag ik wel uit. Ook hoe mensen hun tijd besteden. Dit alles om de mate van zelfzorg bespreekbaar te maken.’
Gesprek breder maken
‘De kracht van bedrijfsmaatschappelijk werk is dat ik alle levensgebieden bij langs loop. Vaak komt men met één ding, maar dan blijkt tijdens het gesprek al snel dat de problemen op een heel ander vlak liggen. Dan stel ik ook altijd even de vraag: ben je bij mij aan het juiste adres of is het toch meer iets voor een psychiater, psycholoog of lichaamsgericht werk of een haptonoom. Ook al zijn de hulpverleners vanuit hun beroep gewend om de ander te helpen, toch laten ze zich over het algemeen goed helpen. Al zijn er ook wel eens mensen weggelopen. Dan raak ik iets aan waar de tijd nog niet rijp voor is. Alles wat hier in de ruimte gezegd wordt blijft hier, of er moet een reden zijn om het gesprek breder te maken met bijvoorbeeld een leidinggevende erbij. Soms loopt het contact niet goed tussen de medewerker en de leidinggevende. Het kan dan verhelderend zijn om samen met een derde onafhankelijke persoon de nuance erin te brengen. Organisaties veranderen. Niet altijd worden medewerkers daarbij betrokken. Belangrijk hierbij is de vraag: Hoe communiceer je besluitvorming?
Bijvoorbeeld toen de SPV-ers vrij plompverloren werd meegedeeld dat ze weer in de crisisdienst mee moesten draaien. Dit gaf veel onrust en er werd van bovenaf meegedeeld: Als je problemen hebt met deze beslissing, neem dan maar contact op met bedrijfsarts of bedrijfsmaatschappelijk werk. Ik heb toen gelijk bezwaar aangetekend tegen deze opstelling. En aangegeven dat dit iets is wat niet met mij besproken moet worden.’ Gelukkig is binnen Lentis goed duidelijk geworden dat dit anders moet, zo blijkt nu uit de aanpak van het project ‘professionalisering crisisdienst ANW’. Er wordt uitgebreid de tijd genomen om met zoveel mogelijk medewerkers in gesprek te gaan en de communicatie wordt zorgvuldiger voorbereid.
‘Het werk dat ik doe is intensief. Als ik zes of zeven gesprekken per dag heb moet ik tussendoor wel even een rondje lopen en in de avond iets doen om te ontspannen. Naast dit bedrijfsmaatschappelijk werk heb ik ook andersoortige opdrachten, die mix van verschillende dingen geeft me energie en plezier in mijn werk.’
Weet je het nog? Op 21 juni was het Lentisfeest en wat was het een succes! Het enthousiasme, de positieve energie en de gezellige sfeer hebben voor een onvergetelijke avond gezorgd. Zo werd er genoten van een spannend potje EK voetbal, gezongen, gekletst, gegeten, gedronken en uiteraard gedanst. We sloten de avond knallend en feestend af met het foute uur van Qmusic. De zorg voor onze cliënten draait altijd door en daarom stonden we ook stil bij de medewerkers die deze avond aan het werk waren. Voor hen stond een klein presentje klaar op de afdeling waar ze hopelijk van hebben genoten.