Brief aan Jan Hoet Gent, 7 november 1993
Genoteerd van originele brief
Jan, Mijn alleen-staan zal wel tot grote eenzaamheid leiden, dat ik naar u een brief schrijf. Ik doe dit dan ook met veel schroom, want ik ken u eigenlijk niet. Maar toch móet ik het doen, al is het voor mijn onrustig evenwicht. Ik bevind me in een ruim atelier; door de vele vensters komt er klaar licht, maar al de poorten ervan zijn op slot. De laatste (5?) jaren is er zoveel voor en in mij veranderd. Uit de ‘belovende’ jonge schilder die ik ooit was is een ander man gegroeid. Mijn wereld werd tot stilstand gebracht en sindsdien heb ik, alleen, verder gewerkt aan het – mijn – schilderij en zo mijn wonden gelikt en zo aan de weg van mijn leven – en dat van mijn dierbaren – gebouwd. Zo zal het blijven tot het einde. Het is het absoluut enige wat ik kan en moet doen. Af en toe lijkt één van de poorten op een kier te staan, maar het is een trompe l’oeil, een valse opening op de muur van het atelier geschilderd; en de schilder vliegt er met zijn hoofd en zijn hele lijf tegen. Zo gaat dat. Een paar – trouwe – medereizigers omringen me soms en – de vriend – Richard Foncke toont nog het werk. Ik kan niets verwachten van u, dat weet ik; maar wel dat u komt kijken naar de schilderijen, vraag ik u: Maak de sloten – de grendels – niet nóg zwaarder... Philippe Vandenberg