Brief aan Jos Thévelin Oeren, 2 juli 1993
Genoteerd van originele brief
Beste Jos Ik schrijf je vanuit het zonovergoten en snikhete binnenplaats van mijn ‘vesting’ in Oeren en ik kan je al zeggen: ‘à l’ouest, rien de nouveau’. Mieja is naar haar moeder bessen gaan plukken (vrouwen moeten altijd ergens iets plukken...), mijn zoons zitten achter de boerendochters en mijn dochter is –tot mijn ontspannen genoegen- nog niet toegekomen. Het is hier dus STIL STIL STIL!! Het zijn momenten dat een mannemens zich afvraagt welke baarlijke duvel hem ooit gedreven heeft naar een wijfje te zoeken en een bende jongens te maken ipv met een klein rugzakje, een paar boeken en een (aan)tekenschrift de wereld af te reizen. Enfin, wat drijft de mens op zoek naar geluk? Ik was wel heel moe de laatste tijd. Ik slaap slecht en de slechte gedachten hebben weken als doodsvogels rond mijn kop gewapperd. Ik hoop dat Oeren me weer wat opkrikt. Ik voel me nu al een stuk beter en ik kijk al uit om op pad te gaan en wat landschapjes te tekenen, wat ik graag doe ‘op verplaatsing’. Ik heb nog heel wat verbouwd aan mijn nieuwe atelier en het is er nu wel mooi geworden, alhoewel ik mijn al timmerend toch afvraag ‘Waarmee ben ik nu toch bezig?’. Mijn atelier zit in mijn hoofd en in mijn hart. Waarom er nog aan bouwen? Anderzijds kan ik het niet laten aan mijn omgeving te sleutelen, het leidt me wat af van het schilder, wat soms nodig is, kwestie van niet knettergek te eindigen, het hoofd in een emmer gele verf. Ik heb verder aan je portretten gewerkt en bepaalde beginnen mij te bevredigen. Ik laat ze nu een tijdje weg uit mijn leven, om ze te vergeten en later met een ‘vers oog’ te herbekijken en er een paar van tentoon te stellen bij Foncke in oktober. Ik ben het portret begonnen van mijn vriendin Marijke, maar tot hiertoe is het mislukt. Ik was niet sterk genoeg. Ze komt een paar dagen naar hier en dan hoop ik een nieuwe start te kunnen nemen. Tja, de ‘condition humaine’ van de schilder wordt zo verkeerd ingeschat door het publiek en de massa. De hoogten zijn soms hoog, maar des te dieper vallen we, als doek en penseel niet meer voldoende zijn om de bodemloze put die de goden –als wraak- in onze ziel gescheurd hebben. Arme Prometheus, gefolterd door de goden, bespuwd door de mensen. Enfin, genoeg gejammer! De vlasschaard bloeit en dieren en mensen maken hier belachelijke geluiden! Ik ben de zeer goede onlangs verschenen biografieën over de dichter-cineast P.P. Pasolini aan het lezen en hij had ook wel last van al die rondhuppelende, krijsende, woedende, copulerende zwarte duivels in zijn hart en ziel en ogen.
Ach Jos, wanneer gaan we samen eens naar het schilderij ‘Het laatste Oordeel’ van Bosch gaan kijken in het Groenigemuseum en ons daarna laveloos kreupel drinken in een vuil verlaten maar warm café? Voila Jos, dat alles roert in mij, terwijl ik hier met mijn tenen in het gras aan u zit te denken en schrijven. Voor de rest is het al zonneschijn over mij, ik zal dus die zwarte rat die aan mijn ziel knaagt weer eens de nek omdraaien en je vragen: komt ons gauw bezoeken! Het bier staat fris, de luit gestemd en de vrouwen naakt! Veel liefs voor ons Kaatje en jezelf Philippe.