Ilka De Bisschop
Er is tenminste koffie
D
e waterkoeler hapte pruttelend naar adem. Zo vulde hij de plots ingetreden stilte, net op tijd voor die ongemakkelijk zou worden. Vier monden waren gestopt met mompelen, vier paar ogen even opgehouden met knipperen. De vier meisjes van de communicatiedienst, Helena, Anna, Alanis en Marie Désirée, waren elk overgeleverd aan hun eigen gedachten. Er zijn maar drie dingen die dit soort van stilte kunnen veroorzaken: goed nieuws, slecht nieuws of een gênante ontboezeming op een ongelukkig moment. In dit geval was het een beetje van die eerste twee categorieën. Eén minuut voordien had het hoofd van de dienst, Patricia Rademaekers – Patricia voor de naaste collega’s, Patsy voor de vrienden, berekend carrièrewijf voor de minder goede vrienden en mevrouw Rademaekers voor de rest – haar troepen verzameld. ‘Dames, hebben jullie een minuutje?’ Mevrouw Rademaekers was een vrouw van weinig woorden. Wat ze te zeggen had, had ze dan ook letterlijk in één minuut gevat. ‘Straks wordt een officiële mededeling verstuurd, maar ik wilde jullie persoonlijk op de hoogte brengen. Er is me een functie op directieniveau aangeboden, en ik heb die aanvaard.’ Hier liet ze een kleine pauze, om het nieuws even te laten bezinken. ‘Amai!’
5
‘Waaw!’ ‘Proficiat!’ ‘Jamaar, gaat u dan weg?’ ‘Inderdaad. Maar meneer Goossens, die ik zal vervangen in het directiecomité, blijft nog aan tot in februari, wanneer hij met pensioen gaat. Dat geeft me de tijd om mijn opvolger in te werken.’ ‘Wie wordt dat dan?’ ‘Dat is nog niet beslist. Wat wel vaststaat, is dat de vacature intern zal worden ingevuld.’ Ze pauzeerde opnieuw even om zeker te zijn dat haar woorden doordrongen. ‘Om deze dienst meer te laten inspelen op de nieuwe media, heb ik de directie geadviseerd naar een relatief jong iemand uit te kijken.’ Ze had nog even aanmoedigend geglimlacht en zich daarna teruggetrokken in haar kantoor. Ze sloot tegen haar gewoonte in de deur achter zich – als de meisjes nu immers niet even ongestoord mochten roddelen, wanneer dan wel? – maar liet hen daarbij over aan de bedremmelde stilte van hun ambitie, of hun gebrek daaraan. Mevrouw Rademaekers plofte neer in de leren fauteuil bij het raam in haar frisse, pas vernieuwde kantoor en keek uit over de boomtoppen van het park. Ze was tevreden met haar promotie, heel tevreden. Ook het feit dat een van de meisjes van haar dienst zo’n kans zou krijgen op zo’n jonge leeftijd, stemde haar vrolijk. Ze kon hen wel pruimen. Bovendien waren ze allemaal competent genoeg in hun job. Wat haar wel een dubbel gevoel bezorgde, was dat ze haar doorgaans vredige dienst zonet had overgeleverd aan een winter van rivaliteit, terwijl ze in feite al had beslist wie haar zou opvolgen. De keuze sprak vanzelf, vond ze: Marie Désirée was
6
excellent in haar huidige baan, maar mevrouw Rademaekers had zo haar twijfels of ze wel stressbestendig genoeg was voor een leidinggevende functie. Alanis werkte al het langst op de dienst, maar ze was ongeorganiseerd en miste soms deadlines. Helena was dan weer goed met mensen en heel geliefd, maar het ontbrak haar aan ambitie. Hoewel… de laatste tijd was ze bijna elke dag langer blijven doorwerken. Wie weet was dat meisje van plan haar prioriteiten te verleggen. Maar toch, Anna zat in poleposition, met haar bijna vulkanische energie en daadkracht. Maar iedereen had nog een kans, had mevrouw Rademaekers zich voorgenomen. Wie weet hoe onverwacht die meisjes uit de hoek zouden komen nu er een vette vis voor hun neus bengelde, of hoe ellendig ze zouden reageren op stress. Als ze al solliciteerden voor de baan natuurlijk. Maar daar twijfelde mevrouw Rademaekers niet aan. Ze hoopte alleen dat ze de strijd netjes zouden houden. Een beetje concurrentie was gezond, maar het kon lelijke dingen doen met mensen. Hopelijk zouden deze meisjes elkaar – en zichzelf – in hun waardigheid laten en niet al te hard met hun ellebogen werken.
7
Anna
D
e volgende ochtend wandelde Anna naar het station met de veerkracht van een nieuwe ambitie in haar stap. Misschien was die nieuwe vacature exact wat ze nodig had om opnieuw schwung in haar werk te brengen. Een project, iets om aan te bouwen, iets om te beleven. Ze staarde de hele rit uit het raam van de trein naar het landschap, dat van donker- naar lichtgrijs verkleurde. Zoals elke ochtend en elke avond zat ze in gedachten niet op het bankje van glanzend nepleer, naast een stinkend vuilnisbakje en een klaptafel met kauwgumresten. Ze verbeeldde zich dat ze op een paard zat, een groot, gitzwart, onvermoeibaar paard dat parallel met de trein mee galoppeerde. Samen vlogen ze dwars door tuinen, straten en bossen, sprongen over afsluitingen en sloten. Soms noopte het landschap haar om de imaginaire ruiterbaan iets verder van het treinspoor te doen afwijken, bijvoorbeeld door een berm of een rijtje wilgen, waarna ze onmiddellijk opnieuw haar traject aan de zijde van het treinspoor hernam. Hoewel het paard elke ochtend en elke avond exact hetzelfde pad volgde, raakte ze het nooit beu. De denkbeeldige wind in haar haren, het gehamer van de hoeven op het ritme van
9
de trein gaven haar het gevoel net dat beetje harder te leven. Harder dan de man naast haar, die naar alcohol stonk en al veertig minuten hetzelfde artikel in zijn krant las, of de gezette vrouw tegenover haar, die met het hoofd achterover en met open mond zat te dutten. Zij was niet een van hen. Na de trein kwam de metro. Na de metro kwam de wandeling naar het kantoor. Anna nam de lange route, zodat ze door een langgerekt park kon lopen. Het was een heldere, koude dag en het zonlicht op de rijp gaf de hele wereld iets knapperigs. Anna werkte intussen twee jaar voor het bedrijf en elke dag begon verdacht hard op de vorige te lijken. Maar vandaag zag ze het kantoor met nieuwe ogen. Dit gebouw was ontworpen om te motiveren en te imponeren. Van het uitgebreide park met de vijver eromheen, over de hoge hal met de marmeren vloeren waarop hakken weergalmen, tot de ingewanden van het gebouw, met zijn azuurblauw vast tapijt en hagelwitte muren. EÊn lofzang op efficiÍntie en innovatief denken. Maar dat was intussen zo’n vijfentwintig jaar geleden. De geur van vernieuwing had intussen plaats geruimd voor die van muf tapijt, kruimels en opgestapeld stof. De airco was doorheen de jaren een zacht gezoem gaan voortbrengen, dat naadloos versmolt met dat van de tl-buizen in het plafond en het gereutel van printers. Af en toe voegde de waterkoeler daar zijn humeurige gepruttel aan toe. Het territorium van de dienst communicatie lag centraal, lekker communicatief, maar ook grotendeels verstoken van ramen. Als de deur van het kantoor van Patricia Rademaekers openstond, stroomde van die kant nog een barmhartig straaltje zonlicht binnen. De ruimte werd gedomineerd door een eiland van vier grote bureaus in de vorm van een L, ingesloten tussen donkergrijze
10
dossierkasten. Op een van die kasten stonden enkele plastieken sanseveria’s, een erfenis van toen de dienst accounting nog in deze hoek zat. De plastic bladeren waren verschoten en verstoft, maar de meisjes lieten ze staan omdat ze hen toch enig gevoel van privacy verschaften. Een van de tl-lampen boven hun hoofden flikkerde lichtjes en van een andere hing een lange stofdraad naar beneden. De witte kunststoftegels aan het plafond waren grauw en smoezelig geworden. Hier en daar zat er eentje omhooggedrukt uit zijn metalen profiel, niemand herinnerde zich nog hoe of wanneer dat precies was gebeurd. De muren hadden een paar jaar geleden nog een likje verf gekregen waardoor die iets beter voor de dag kwamen. Alleen een paar vermorzelde karkassen van insecten van afgelopen zomer, en de zomers daarvoor, fnuikten die anders niet zo slechte poging tot keurigheid. Terwijl Anna’s pc opstartte en haar eerste koffie van die dag gezapig in een bekertje sijpelde, gluurde ze het glamoureuze kantoor van mevrouw Rademaekers in. Dat kantoor moest ze hebben. Een doel, dat moest ze hebben. De laatste keer dat Anna echt werklust had gevoeld, laat staan passie voor haar werk, was zo ongeveer geleden van haar eerste werkdag. Maar mensen namen haar voortdurende revolte tegen de wereld om haar heen al eens ten onrechte voor ambitie. Als ze inefficiëntie in het systeem aanklaagde, was dat niet zozeer omdat ze de verantwoordelijkheid wilde om dat systeem te verbeteren, maar veeleer uit balorigheid. En als ze die verantwoordelijkheid dan toch met een geërgerde ruk naar zich toeschoof, was dat uit ongeduld en niet uit drang om zich te bewijzen.
11
Anna hield niet van het leven op kantoor. Ze hield niet van de dagelijkse ellendig lange updates van iedereens liefdesleven bij bekertjes kleffe koffie. Ze hield nog minder van vergaderingen die uitliepen of dagen wachten tot hoger geplaatsten met minder kennis van zaken haar teksten terugstuurden vol weinig ter zake doende opmerkingen met schrijffouten erin. Ze haatte treinen met vertraging, collega’s met allergieën en airconditioning die geen stand kende tussen ijskoud en broeierig heet. Anna hield van spectaculaire vergezichten, exotisch eten, opzwepende muziek en hoge snelheid. De laatste persoon met wie ze was wezen snowboarden – en die haar niet had kunnen volgen – had het als volgt uitgedrukt: ‘Jij deelt verdomme meer kicks uit dan Jacky Chan en ze komen nog harder aan ook.’ Diezelfde persoon had haar overigens verzekerd dat ze nooit oud zou worden. Waarop Anna droog had geantwoord dat haar dood tenminste een dikke vette hit op YouTube zou zijn. Hoewel die woorden bedoeld waren als een verwijt, galmden ze in haar oren als een lofzang. Ze had de hele conversatie op haar naamkaartjes afgedrukt als ze had gedurfd. Dat was in feite hoe ze wilde leven, letterlijk en figuurlijk met tweehonderd kilometer per uur. Maar ze had nu eenmaal een job nodig om die belangrijke dingen des levens te betalen. Anna was de laatste die aankwam die dag, wat een zeldzaamheid was. Gewoonlijk begonnen de andere drie later dan zij. Vandaag was dat zelfs nog vreemder, want in de namiddag werd een teambuildingevenement georganiseerd, waardoor de meisjes later moesten blijven. Er was dus maar één conclusie mogelijk: er waren kapers op de kust. Ook de collega’s waren uit op de job, op háár job. Ze ging meteen over tot de orde van de dag, te beginnen met haar mailbox. Ze nam alle aan haar persoonlijk gerichte
12
mails snel en efficiënt door en borg ze indien nodig op in de juiste mappen. Nadat ze kort door de nieuwsbrieven van die ochtend was gefietst, zat er nog één mail te lonken. Magnificent luidde het onderwerp. Zo heette ook de bijlage. Anna klikte de bijlage open en een PowerPointpresentatie nam de controle over haar scherm over. Eerst verschenen letters op het scherm, een voor een, alsof ze getikt werden door een antieke schrijfmachine. Behold the magnificence of planet earth, las de aankondiging die uiteindelijk het scherm vulde. De letters vervaagden en in plaats daarvan verscheen een besneeuwd vergezicht, dat na enkele seconden plaats ruimde voor een close-up van een arend. Dan volgde de Grand Canyon, een groepje groene eilanden in een azuurblauwe zee, gefotografeerd in vogelperspectief, een rijzige Masai die door de savanne schreed terwijl zijn paarse gewaad fel afstak tegen het dorre gras. Anna voelde de opwinding rijzen. Samen met het scherm had de fotoreeks ook haar gemoed overgenomen, zo leek het wel. Alle impulsen en indrukken van haar virtuele wereldreis stegen naar haar hoofd. Een lichte euforie sloeg toe terwijl ze in haar hoofd alle mogelijkheden bejubelde. Ja, ja, dat wilde ze allemaal zien! Daar wilde ze staan, daar, op die bergtop die uitstak boven de wolken, zwemmen aan de voet van die waterval. Graag, dankjewel. Click to close. Terug naar het hier en nu. Ze keek om zich heen naar haar collega’s. Allemaal staarden ze voor zich uit, hun onbewogen gezichten spookachtig wit in het licht van het computerscherm. Een ritmisch geroffel van toetsenborden begeleidde hun trance. Oké, toegegeven, dat was overdreven. Marie Désirée kon Anna aan de overkant van het eiland niet zien zitten, maar er steeg een werkzaam klinkend getokkel op van achter haar computerscherm. Alanis zat voor zich uit te staren terwijl ze met een balpen op een klein schriftje tikte
13
en Helena zat gesmoord te grinniken achter haar scherm. Vermoedelijk speelde zich ook daar dus bijzonder weinig noeste arbeid af. Maar toch, voor Anna hadden ze op dit moment even goed spookachtig kunnen zitten staren. Of hun hoofd had driehonderdzestig graden kunnen ronddraaien op hun hals. Ze voelde zich opgesloten. Als een vogel in een kooi met tl-verlichting, waarin ze de hele dag van stokje a op stokje b kon springen en weer terug. Ze keek naar de klok: nog zeven en een half uur te gaan. Er moet meer in het leven zijn dan dit, gonsde het door Anna’s hoofd. De plastieken sanseveria’s, het geroffel van de toetsenborden, de kleine wereldjes waarin de collega’s zich leken te begraven, levens die vooral draaiden om de zoektocht naar een man… soms vulden ze haar met afschuw. Dan rees een gesmoorde angst in haar hele lijf, tot in haar vingertoppen. Dan wist ze dat ze de hele middagpauze zoek zou maken met surfen naar websites van vliegtuigmaatschappijen. Op zoek naar koopjes, speciale aanbiedingen, interessante last minutes. Eenmaal ze een reis had geboekt, keerde een blijde verwachting in haar terug. Ze had iets om naar uit te kijken. Elk reisje of weekendje weg omarmde ze telkens weer als de nieuwe Messias. Ze zou haar zinnen verzetten en zich ontspannen en heel erg veel spannende dingen beleven en nadien met volledig opgeladen batterijen aan een bruisende carrière beginnen te timmeren. Maar telkens opnieuw was ze nauwelijks weer thuis of haar onrust stak opnieuw de kop op. Dat haar persoonlijk leven niet naar haar zin verliep, joeg haar nog meer op reis. Ze was al enige tijd verliefd op haar beste vriend, Raf. Raf was een bon vivant met rasta’s die tot halverwege zijn rug reikten en de getatoeëerde woorden hakuna matata op zijn rechterschouder. Ze wilde zijn zoals hij. Omdat
14
hij daarom van haar zou houden, maar ook om de vrijheid die hij zichzelf zomaar toe-eigende en die ze zo bewonderde. Maar diep vanbinnen wist ze dat ze die mate van vrijheid niet in zich had. Daarvoor hield ze net te veel van een mooie nieuwe handtas met bijpassende pumps, hoewel ze dat nooit zou toegeven. En intussen fnuikten haar reizen in feite haar leven thuis. Telkens als er enige toenadering plaatsvond, vertrok ofwel Anna ofwel Raf immers weer, voor een paar dagen of een paar weken. Doordat ze elke vrije dag uiterst economisch aan reizen wijdde, hoopten bovendien al Anna’s andere bezigheden en verplichtingen zich op, dicht tegen elkaar aangeklemd in de luttele uren tussen haar werkdagen en slaap. Familiebezoeken, appartement poetsen, de was en de strijk, talencursussen, gitaarworkshops… Anna had het gevoel dat ze van de ene klus naar de andere verplichting holde. Ze had tijd te kort. Tijd om in ledigheid voor de tv te hangen of een uitgebreid bad te nemen bijvoorbeeld. En het opgefokte tempo van elke dag deed haar nog harder hunkeren naar haar volgende reis. Doorheen de jaren had ze, zwaar tegen haar zin, een inzicht gekregen. Routine hielp om alle verplichtingen in het gareel te houden. Als je je organisatie en planning goed uitkient en je daar dan elke week opnieuw zorgvuldig aan houdt, dan blijf je boven water. Dan krijg je alles gedaan. Er was maar één groot probleem. Anna had een hekel aan routine. Niet alleen omdat routine saai was en elke onverwachte zintuiglijke ervaring in de kiem smoorde, maar vooral omdat het haar trager en dommer maakte, vond ze. Routine rukte stilaan op in haar hele leven. Drie jaar copywriting hadden haar opgezadeld met een onvermoeibaar opmerkingsvermogen voor taalfouten. Ze kon er niet aan ontsnappen, zelfs niet in haar
15
vrije tijd. In e-mails, folders, ondertiteling, parkeermeters‌ overal stormden ze op haar af en prikten haar met hun kromme degens, en zij kon ze niet buitensluiten. Die machine kon ze niet meer uitzetten. Ook had ze zichzelf er al op betrapt dat ze haar fiets of haar voordeur probeerde op slot te doen door haar sleutel ernaar te richten en erop te duwen. Nog zoiets: ze poetste meermaals per dag haar bril, ook als die niet vuil was. Macht der gewoonte. Het begin van een mechanisch leven. Een nieuwe ambitie had een nieuw sausje over haar job gegoten, maar na enkele uren kwam Anna tot de conclusie dat elke hap werk nog altijd hetzelfde smaakte: taai en eentonig. Het duurde een eeuwigheid voor de middag schoorvoetend langskwam. Zeg maar: voor het sociaal acceptabel was geworden om naar de klok te kijken en te declareren dat het middag was. Daarmee was het eindelijk tijd om het werkdeel van de dag af te sluiten. Maar de creativiteitstraining van die namiddag bracht niet meteen de opluchting waarop Anna had gehoopt. Samen met hun Franstalige collega’s werden de vier meisjes samengedreven in een conferentieruimte. De man die zijn dunner wordende haar achterovergooide en zich voorstelde als een consultant met bijna dertig jaar ervaring, beloofde hen dat deze namiddag niet alleen creatievere en betere mensen van hen zou maken, ze zouden bovendien alles te weten komen over de internetgeneratie. Dat was grofweg de leeftijdscategorie van achttien- tot tweeÍndertigjarigen, en laat het nu net die generatie zijn die een product kan hypen of kraken. Via het internet welteverstaan. Het grote doel van de namiddag was een doorgedreven training om te leren creatieve oplossingen te bedenken om die groep te bereiken.
16
‘So far, so good’, dacht Anna. Aan de hand van een PowerPointpresentatie. ‘Shit.’ De volgende twee uur en vijfenveertig minuten leerden ze dankzij gestructureerde schema’s in creatieve kleurtjes welke voordelen associatieve cirkeldiagrammen hebben. De dames en heren van de communicatiedienst vernamen alles wat dertig jaar ervaring en drie jaar onderzoek hadden geleerd over de manier van denken van twintigers. De ironie van het hele concept was echter niet aan Anna besteed. De eerste drie kwartier had ze doorgebracht in een staat van groeiende ergernis, de laatste twee uur in de weldadige vergetelheid van een imaginaire besneeuwde bergtop. Halverwege een spectaculaire afdaling – buiten de piste – floepte het licht aan. De consultant schreed naar voren. ‘Laten we nu eens alles wat we zonet hebben geleerd, aan de praktijk toetsen.’ Hij draaide zich om en schreef de woorden nieuwe media op het bord. De stift bracht een piepend geluid voort bij elk streepje. Anna schoof haar opgetrokken mouwen weer naar beneden in de hoop het kippenvel op haar armen te temmen. ‘Laten we het eens proberen. Even kijken… Jij daar.’ Anna zuchtte. Ze had op slag ook kippenvel in haar nek gekregen. Ze had nauwelijks een woord gehoord van de presentatie. Maar goed, twintigers en nieuwe media, daar moest een twintiger met een Facebook-, Twitter-, LinkedIn- en Google+account wel iets zinnigs over kunnen zeggen. Ze ging rechtop zitten achter haar tafel. ‘Oké, stel je voor dat je vierentwintig bent’, stak de consultant van wal. ‘Ik ben vijfentwintig.’
17
‘Zo nauw steekt het niet. Stel je voor dat je vierentwintig bent, pas afgestudeerd, net aan het werk. Oké?’ ‘Dat moet lukken.’ De consultant schonk haar een glimlach vol mededogen. ‘Super. Hoe kan ik, als bedrijf, jou bereiken om je warm te maken voor mijn product?’ ‘Behalve een steengoed product produceren, bedoelt u?’ Ergens achter haar steeg een gegeneerd gegiechel op, maar Anna vertrok geen spier. ‘Anna, ik geloof dat je verondersteld wordt het thema via nieuwe media te benaderen’, riep mevrouw Rademaekers haar tot de orde. ‘Maar ze heeft een punt, ze heeft een punt’, gaf de consultant goedmoedig toe. Hij liep terug naar het bord en schreef goed product in de rechterbovenhoek, in al ietwat slordiger letters. ‘Oké, we hebben een bedrijf, we hebben een goed product. Hoe kunnen we nu een vierentwintigjarige als jij attent maken op ons product, via het gebruik van nieuwe media? Begin misschien eens met een voorbeeld te geven van een medium dat we kunnen gebruiken.’ ‘E-mail?’ ‘Goed zo’, juichte de consultant en schreef e-mail links centraal op het bord, met een zwierige cirkel eromheen. ‘Hoe kunnen we jou daarmee bereiken? Hoe kunnen wij e-mail aanwenden op een creatieve manier om jou ons product voor te stellen?’ ‘Door een banner te plaatsen onder of boven alle mails?’ ‘Banners! Heel goed!’ Hij trok een lijn vanaf de cirkel rond e-mail en schreef aan het uiteinde ervan het woord banner. ‘Komaan nu, doorgaan. Laat je creativiteit de vrije loop! Leg associaties! Denk buiten de lijnen!’ ‘Nieuwsbrieven?’ suggereerde Alanis voorzichtig.
18
‘Nieuwsbrieven! Super! Wel wachten tot ik jou het woord geef, oké? Super! Doorgaan nu! Komaan mensen, de bal van creativiteit is aan het rollen. Doorgaan!’ ‘Nieuwsbrieven gooit iedereen toch meteen weg’, zei Anna. ‘Een link naar een grappig reclamefilmpje op YouTube heeft veel meer effect.’ ‘Onderschat de kracht van een nieuwsbrief niet, jongedame. Maar bon, we zijn bij iets interessants aanbeland. YouTube! Viral videos! Hij schreef eerst nieuwsbrieven bij het woord e-mail, en pende daarna YouTube ernaast. Met kleine letters en de correcte kapitalen deze keer. Hij trok er vervolgens een nieuwe cirkel rond en verbond die via een lijn met de woorden viral videos. Anna voelde de ergernis opnieuw rijzen. ‘Nee, echt waar, er is geen enkele twintiger die een nieuwsbrief van een verzekeringsmaatschappij leest.’ ‘Onderzoek heeft uitgewezen dat ze wel degelijk gelezen worden, jongedame.’ ‘Wat voor onderzoek was dat? Van hoe lang geleden?’ ‘Anna, alsjeblieft!’ Dat was mevrouw Rademaekers opnieuw. ‘Geen probleem, mevrouw. Ik laat jullie alle info over onze onderzoeken per e-mail geworden. Ik kan een kritische kijk zeker smaken. Hoewel ik zou willen voorstellen om het beleefd te houden.’ Hij gooide Anna opnieuw een meewarige blik toe. Daarbij besefte hij niet dat hij haar daarmee niet in verlegenheid bracht, maar louter haar toorn opwekte. ‘Iemand anders misschien? Welke nieuwe media zijn er nog die we kunnen gebruiken?’ ‘Facebook?’ ‘Facebook, super!’ Het woord verscheen op zijn beurt op het bord, met een cirkel eromheen. ‘Wat nog?’ ‘Twitter!’
19
‘Twitter, zeer goed. Wat nog?’ Het werd even stil. Ten slotte weerklonk een voorzichtig stemmetje. ‘Netlog misschien? Maar dat is meer voor tieners.’ ‘Inderdaad, maar toch.’ Netlog verscheen op het bord, ergens aan de zijlijn. ‘Komaan, mensen, denk eens goed na, er ontbreekt er nog eentje van de grote kleppers. Ik weet zeker dat je het gebruikt.’ Na enkele minuten denken en gissen viel uiteindelijk het woord. ‘Msn?’ ‘Yes! Msn, dankjewel.’ ‘Msn? Wie zit er nu nog op msn?’ zei Anna. De consultant kreeg het nu duchtig op zijn heupen. ‘Jongedame, ik zou graag werken in een constructieve sfeer. Wat bedoel je, wie zit er op msn? Zowat iedereen van de internetgeneratie gebruikt msn! We hebben drie jaar onderzoek gevoerd, drie jaar. Waarom zou jij het beter weten? Buikgevoel? Nattevingerwerk?’ ‘Drie jaar geleden had iedereen inderdaad msn. Maar wij van de internetgeneratie hypen en kraken doorgaans in een ietwat hoger tempo.’ De consultant sloeg zijn ogen ten hemel. Hij liep terug naar het bord, schreef er msn op en trok er twee, drie vette cirkels rond. ‘Oké, tijd voor een rollenspel. Jullie twee, komen jullie even vooraan staan alsjeblieft?’ Het leek alsof Anna’s coltrui haar begon te wurgen. Ze begon te zweten. Een blik op de klok leerde haar dat de trainingsnamiddag nog minstens twee uur en dertien minuten zou duren. Ze probeerde terug te keren naar haar besneeuwde berg. Waar zat ze ook weer? Oh ja, ergens halverwege een steile helling buiten
20
piste, met een ijzige wind in haar haren en de zon op haar gezicht. Maar de stemmen van Marie Désirée en Helena, die met veel geschuifel en geaarzel een mondelinge impressie van een chatgesprek ten beste gaven, hielden haar in de beslotenheid van het vergaderlokaal. Van het te warme vergaderlokaal. Van het te warme, te grauwe vergaderlokaal. Waarom was het hier zo broeierig? Haar ogen zochten het raam. Dat zat te hoog om er iets anders uit te kunnen zien dan de lucht. Het blauw was dieper geworden sinds vanmorgen. Een vliegtuig liet een dubbel wit spoor na. Anna wenste dat ze op dat vliegtuig zat, om het even waar het naartoe vloog. Aan de bovenkant van het raam hingen een paar druppeltjes waarin ze de weerspiegeling van het zonlicht kon zien. Wat moest het daarbuiten heerlijk en zonnig zijn. Maar tegen de tijd dat ze dit lokaal zou verlaten, was het vast alweer donker. Net zoals morgen. En overmorgen. ‘God nee’, gierde haar eigen stem in haar hoofd. Ze spiedde nerveus om zich heen, maar iedereen zat naar de twee stumperds vooraan te kijken. Ze had dus niet hardop geschreeuwd. Goed zo. En dan wenste ze opeens dat ze dat wel had gedaan. Dat ze had gebruld als een tijger: ‘Vrijheid! Leven!’ Ze stond op en stapte naar de deur. Ze liep de gang in, liet het grauwe lokaal en de geneuzelde dialoog achter zich. Alsmaar sneller stapte ze door de ingewanden van het gebouw. Tegen dat ze de lobby bereikte, rende ze. Ze duwde de draaideur een stand hoger in haar ongeduld en rende zo snel als ze kon de knisperende, koude buitenlucht in. Ze zoog haar longen vol, keerde haar gezicht naar het zonlicht en lachte.
21