Lijstjes maken
Isabelle Dams
Lijstjes maken
Maandag
• • • • • • •
• • • •
Diphantoïne + Imigran ZW 32513-230 TCk240 abonn 5/12 mrd Roxane Reyntens mrd Hilde v/dH Renders → tom → spagh → 7up Feline Breed boeken Nicole Hubo → zand → cmnt Marlboro
6
Proloog ‘Vogeltje.’ Hij herhaalde het twee keer. ‘Vogeltje... Vogeltje...’ Het was de dag waarop hij het jonge vogeltje ving en het Federaal Planbureau bekend maakte hoeveel de komende regering precies moest besparen. ‘Vogeltje.’ Het was de dag waarop menig Europees minister besefte dat hij verkeerd zat. Dat er wel degelijk structureel bezuinigd moest worden. Het was ook de dag waarop de vroegste hittegolf begon sinds de eerste klimaatwaarnemingen in België. Het was verschrikkelijk heet die dag. ‘Vogeltje... Vogeltje...’ Het was de dag waarop heel wat Europese kiezers de gevolgen van de crisis concreet voorgekauwd kregen. De dag waarop aan hun welvaart werd geraakt en onrust ontstond. Een soort verdriet ook, om de achteruitgang. ‘Vogeltje.’ Maar vooral was het de dag waarop Roxane Reyntens Het Lijstje vond. Roxane wist dat het een rotdag zou worden. Als ze niet zo goed opgevoed was geweest, had ze het een ‘kutdag’ genoemd. Sommige dagen ging het nu eenmaal zo, als je de problemen bijna letterlijk kon ruiken. Dat klinkt melodramatisch en onheilspellend, maar zodra ze haar excentrieke buurman op dat vogeltje zag azen, kon ze het gevoel van naderende rampspoed niet langer ontkennen. ‘Vogeltje... Vogeltje...’ Geloof hem niet, dacht Roxane terwijl ze het gevallen kuiken aankeek, voor je het weet heeft hij je opgesloten in een kooi waar je nooit meer uitkomt. 7
De overdreven gearticuleerde o-klanken en de halfzachte buiging in de stem van de grijsaard konden haar niet langer misleiden. Hij was het soort man dat door jongeren ‘kwiek’ werd genoemd, maar Roxane beschouwde haar oude buurman als een natuurkracht waarmee niet te spotten viel. Dit was geen lief opaatje dat door de jaren heen zo knorrig was geworden dat het weer aandoenlijk werd. Dit was een vervelende, vuile, oude vent met een verzamelwoede die ratten aantrok. Bovendien had hij een gevaarlijk temperament en een voyeuristisch kantje. Het zou Roxane niets verbaasd hebben als hij jonge vogeltjes die dapper maar voortijdig het nest hadden verlaten, zou opgepeuzeld hebben als ontbijt. Het zou het zoveelste punt op de lange lijst van ’s mans onhebbelijkheden zijn geweest. Marcel Himmler. De naam zei het zelf. Roxane keek naar het vogeltje, pluizig en plompverloren in het midden van het voetpad. Het meesje – gokte ze, ze was een stadsmens – piepte hartverscheurend terwijl het op twee breekbare pootjes de verkeerde kant op wipte. Die van Himmler op zijn hurken, met de hand uitgestoken als om te zeggen: ‘Ik kom in vrede. En ik heb iets lekkers voor je.’ Roxane onderdrukte de neiging om het kuiken stampvoetend de andere kant op te jagen. In de plaats daarvan bleef ze het beestje strak aankijken, alsof de intensiteit van haar blik kon doordringen tot het piepkleine brein om het duidelijk te maken dat het de andere richting op moest. Ze betrapte zichzelf erop dat ze haar adem inhield. Maak dat je wegkomt! Andere kant! ‘Kom, vogeltje,’ siste Himmler. Zijn rechterarm hield hij nog steeds uitgestoken, klaar om het kuiken te grijpen zodra het binnen handbereik wipte. Met zijn linkerhand veegde hij de verwilderde, witte plukken haar aan weerszijden van zijn hoofd uit zijn ogen. Het groen-wit geruite hemd vertoonde gigantische, ellipsvormige, opgedroogde zweetplekken onder zijn oksels, alsof hij een vreemde tie-dye had toegepast of met zijn armen voor zich uit de zee in was gewandeld tot het water precies onder zijn oksels stond. ‘Vóóóógeltje...’ kirde Himmler, ‘vóóóógeltje...’ gevolgd door vreemde pss-geluiden, alsof hij een kat riep. De hoge, langgerekte ‘o’ kon zo uit de mond van Sneeuwwitjes boze heks komen. Wie is de móóóóiste van het land? 8
En nog voor Roxane het zag gebeuren, had Himmler het vogeltje te pakken. Het was nog geen negen uur ’s ochtends en al zesentwintig graden toen hij het wegstopte in zijn linkerhand. Hij zou het water moeten geven. Of wat dronken vogeltjes? ‘Wat ga je daarmee doen?’ vroeg Roxane. ‘Het nest opzoeken?’ voegde ze daar hoopvol aan toe. Himmler bromde zoals gewoonlijk iets onverstaanbaars terwijl hij op haar toeliep en daarbij haar personal space volledig negeerde. De witte snor had zoveel nicotine opgeslorpt dat de onderkant permanent geel was uitgeslagen. Roxane vroeg zich af of hij ooit zijn tanden poetste. Of op zijn minst nu en dan zijn mond spoelde, dat zwarte, gapende gat vol rotte kiezen. Toen hij recht tegenover haar stond, rukte Himmler met zijn vrije hand aan de onderkant van Roxanes loshangende topje, dat ze over een veel te strakke en te warme legging had aangetrokken. Hij zwaaide met de zachte stof die hij tussen twee vingers geklemd hield, alsof hij haar koelte wilde toewaaien. De intimiteit van het gebaar trof haar. ‘Ik heb iets gevonden wat volgens mij van jou is,’ zei hij wapperend, ‘ik heb het onder de ruitenwisser van je auto gestopt.’ Even abrupt als hij ermee begonnen was, liet Himmler haar topje weer los. Hij keek haar aan alsof hij een kus verwachtte voor zijn attente gebaar. Bovendien gedroeg hij zich koddig, alsof dat wat hij gevonden had iets heel erg stouts was. Roxane voelde haar wangen gloeien. ‘Ik denk toch dat het van jou is,’ zei Himmler schouderophalend, ‘je naam staat erop.’ Terwijl Roxane naar de auto liep die voor haar deur geparkeerd stond, hield ze het vogeltje in de gaten. Ze haalde het briefje onder de ruitenwisser vandaan en zag het kuiken beven terwijl Himmler met zijn pink over het kopje streelde. ‘Vogeltje... Vogeltje...’ bleef hij maar herhalen. Roxane las het briefje, een kattebelletje op geruit papier, de helft van een a4-blad. ‘Vogeltje.’ Het was iemands to do-lijstje, vol haastig neergekribbelde drukletters in een nerveus, bijna kinderlijk handschrift. Zoals elke lijstjesmaker 9
gebruikte ook deze persoon afkortingen die toch begrijpelijk bleven. Redundantie, dacht Roxane, zo noemen ze dat begrip in de taalkunde. We kunnen woorden zonder klinkers toch lezen omdat we woordbeelden zien in plaats van afzonderlijke letters. Roxane las het lijstje opnieuw om na te gaan of ze het op dezelfde manier zou lezen. Of ze zich niet vergist had. Misschien zag ze iets over het hoofd, misschien waren klinkers in dit geval toch nodig. Waren klinkers in het Nederlands niet slechts gedeeltelijk redundant? Toch niemand kon van ‘m n’ ‘mooie uien’ maken? Haar ogen flitsten over het blad terwijl haar hersenen het weer op exact dezelfde manier invulden. Omdat het klopte, omdat klinkers grotendeels redundant zijn, varianten van het Hebreeuwse en het Arabische schrift gebruiken zelfs helemaal geen klinkers. Ook Roxane sloeg klinkers over als ze afkortte. Het leed geen twijfel wat daar geschreven stond. ‘Vóóóógeltje...’ ‘mrd Roxane Reyntens’ stond er. Haar mond vormde zich tot een volmaakte ‘o’.
10