de rode badkuip
Copyright Š Paul Jacobs/Uitgeverij Houtekiet 2008 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Wil Immink Foto auteur Sara Engels Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 5240 998 6 d 2008 4765 17 nur 330 Eerste druk april 2008 Tweede druk augustus 2008 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Paul Jacobs
De rode badkuip
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
Voor Ingrid, die samen met mij aan de afgrond heeft gestaan
‘So happy. So happy.’ Laatste woorden van de Engelse dichter Gerard Manley Hopkins (1834-1889)
proloog
D
ominee Edward Louks zette zijn ruitenwissers uit en stapte uit zijn witte Chevy op de schaars verlichte parking achter het Sunny Side Up-motel in L.A., aan de oude, verkommerde kant van de sporthaven Marina del Rey. Behalve zijn Corvette Coupé stond er nog één sjofele Buick op het kleine parkeerterrein. Met de kraag van zijn regenjas overeind liep hij zonder te aarzelen naar de trap die uitkwam op de galerij achter de zes kleine appartementen. Hij kende de weg. Toen hij voorbij de Buick kwam, zag hij de bumpersticker met de Amerikaanse vlag en de tekst in god we trust. Hij liep terug naar zijn auto, pakte een flyer van de achterbank en stak hem onder de ruitenwisser van de Buick. wij kunnen u helpen. wilt u geholpen worden? stond er in grote letters, met ernaast een foto van de monumentale Pure Life-kerk in Los Angeles, waarvoor Louks door zijn televisieprogramma’s in twintig jaar tijd meer dan twaalf miljoen dollar had ingezameld. In een facsimile van zijn eigen handschrift was eronder te lezen: ‘Duizenden zondaars gingen u voor in hun blije zoektocht naar een zuiver leven. Vergeet nooit dat er in de hemel meer vreugde is om één verloren schaap dat de rechte weg terugvindt, dan om de veilige thuiskomst van de hele kudde. Bel of mail ons: uw geluk is ons veel waard.’ 7
De dominee liep de trap op en belde aan bij de hoekflat. Hij keek op zijn Rolex: halfzes, het gebruikelijke tijdstip. Als hij wat voortmaakte kon hij zijn vrouw nog oppikken, na haar yogales. De deur van het kleine appartement ging op een kier open en meteen weer op slot, nadat Louks haastig was binnengestapt. Een jonge, blonde vrouw in een korte, nauw aansluitende zwarte stretchjurk met dunne schouderbandjes stond met haar handen op haar rug in het midden van de kamer. Ze had haar haar opgestoken in een vlecht, haar neergeslagen poppenogen waren iets te sterk aangezet, haar zwarte nylons glommen in het licht van het rode nachtlampje naast het bed. Dominee Louks bekeek het meisje van top tot teen. ‘Ach Maureen,’ zei hij hoofdschuddend, ‘wat hadden we de vorige keer afgesproken? Dit zijn kleren uit de kleerkast van de duivel.’ Hij liep traag op haar toe en pakte haar schouderbandjes stevig met beide handen vast. Met een ruk trok hij ze naar beneden. Maureen keek angstig naar hem op. Haar mond ging open voor een onhoorbare kreet. ‘Verleidster! Salome!’ Louks’ fluisterstem klonk dreigend nu. ‘Het lichaam is de tempel van de ziel. Nederigheid! Ootmoed! Zuiverheid!’ Met nauwelijks verborgen wellust staarde de predikant vanonder zijn borstelige wenkbrauwen naar de zware, witte borsten in de nachtblauwe beha. Het bovenstuk van haar jurk hing als een afgestroopte huid rond haar heupen. Maureen wist wat er nu ging volgen. ‘Boete!’, verhief de dominee zijn stem, ‘doe boete voor je zonden!’ Hij stroopte het onderstuk van haar stretchjurk omhoog en liet zijn hand met de trouwring krachtig neerkomen op haar ronde billen in de smalle string. 8
Zoals altijd deden zijn klappen meer pijn dan Maureen had verwacht. Maar deze keer, terwijl de dominee haar bij haar arm naar het bed sleurde, kon het haar niet schelen. Ze rook zijn adem, ze voelde zijn klamme handen als kleverige slakken over haar hele lichaam, de tempel van haar ziel, maar inwendig triomfeerde ze, want ze dacht aan het telefoonnummer in het mica vakje van haar portefeuille. Maureen Sanderson wist dat dominee Louks haar na vandaag nooit meer zou trachten te bekeren.
9
Deel 1 Het wonderlijke verslag
1
M
et een tussenpauze van enkele minuten arriveerden de gasten bij de kleine villa met het rieten dak, in een rustige straat in de Antwerpse gemeente Boechout. Een vrouw in een designerjeans liet hen één voor één binnen en ging vervolgens zonder een woord te zeggen weer de kamer uit. Het was al een uur donker, maar deze maand nog zou de naargeestige wintertijd weer voor de zoveelste maal worden opgedoekt. Alle vijf hadden ze naar deze avond uitgekeken, maar nu het zover was zaten ze nerveus en lacherig naast elkaar op de brede banken. Twee schemerlampen gaven de kamer iets kneuterigs. ‘Ik dacht altijd dat zo’n tafel rond moest zijn,’ fluisterde mevrouw Lejeune, maar zo hard dat iedereen het kon horen. Haar man keek naar het andere eind van de kamer, waar voor de gelegenheid een lange, rode tuintafel van ikea van het terras was gehaald. Meneer Lejeune telde de stoelen met de kussentjes. Het klopte. Het waren er zes. ‘Ik blijf het een belachelijk idee vinden,’ zuchtte hij en veegde een denkbeeldig stofje van zijn molières. ‘Sst, dat is een negatieve houding,’ wees zijn vrouw hem terecht. Ze droeg een dure blouse met een paarlen collier, als op een familiediner waar ze haar schoonzusters wilde imponeren. Toen lachte ze verkrampt naar het stel tegenover hen, een
13
echtpaar van haar leeftijd, maar meer van wat zij dan altijd noemde: ‘het mobilhometype’. Hij had treurige ogen achter een ziekenfondsbrilletje, boven een trui en een geruit hemd. Zijn vrouw had kort, grijs haar en droeg een handgeschilderde sjaal. ‘Is het voor u ook de eerste keer?’ vroeg mevrouw Lejeune, met iets neerbuigends in haar stem. Het andere stel knikte. De man legde zijn hand in die van zijn vrouw. ‘Vooruit. Opschieten.’ Alle vier keken ze geschrokken naar de laatst aangekomen gaste in de salon. Het was een mooie, slanke vrouw van rond de vijfentwintig, met een gestreepte blouse en een strakke ribbelbroek in zwarte laarzen. Ze was niet gaan zitten, maar stond met gevouwen armen ongeduldig naar de aquarellen aan de muur te kijken. Meneer Lejeune, die zichzelf als een kenner beschouwde, quoteerde haar in gedachten met een acht plus, en inderdaad: met haar bruine halflange haar en haar donkere ogen was ze het type dat gewend was haar zin te krijgen. Vooral bij mannen dan, dacht hij geamuseerd. ‘Meneer Karzazi zou pas om negen uur beginnen,’ zei mevrouw Lejeune met zoveel hooghartigheid als ze kon opbrengen. ‘Ja, en het is tien over negen.’ Het meisje ging op de rand van de bank zitten en roffelde een deuntje op haar knieën. Negatief en niet open genoeg, dacht mevrouw Lejeune. Het zou haar niet verbazen als de avond zou mislukken door toedoen van dat wicht. ‘Goedenavond, dames en heren.’ In de kamer met de tafel was onhoorbaar een deur opengegaan: Leon Karzazi, de Grote Karzazi, was in hun midden. Het
14
was een indrukwekkende man, dat moest zelfs meneer Lejeune toegeven. Hij schatte hun gastheer midden in de dertig, met een stevig lichaam en niet veel kleiner dan een meter negentig. Hij had een zwarte baard en een bril met hoornen randen. Zijn dunne haar was slordig gekamd. Hij droeg een kraakwit overhemd met een open kraag en een corduroy broek, maar het opvallendst waren zijn blote voeten in open sandalen, waardoor hij iets van een gezondheidsgoeroe had. Leon Karzazi vermeed zijn gasten een hand te geven, hoewel ze alle vijf waren opgestaan en op een officiële begroeting wachtten. In plaats daarvan maakte hij een kleine buiging en nodigde hen uit aan de tuintafel te komen zitten. ‘Waar u maar wilt. Behalve hier.’ Hij wees naar de stoel aan het hoofdeind. Iedereen nam schutterig plaats: de Lejeunes aan één kant, het tweede echtpaar recht tegenover hen, het meisje met de streepjesblouse zo ver mogelijk van hem vandaan. ‘Ik dank u voor het vertrouwen dat u in mij stelt,’ begon hij ernstig. ‘Ik voel weinig weerstand in de kamer, de muur is laag, dus ik denk dat we vanavond boeiende contacten zullen kunnen leggen. U heeft mij nog nooit ontmoet en ik u evenmin, dus ik neem met u enkele regels door van de seance. Ten eerste: er wordt niet gerookt tijdens het contact. De reden: het is niet uitgesloten dat zij die zijn overgegaan zich vanavond zullen manifesteren met hun persoonlijke geur, hun parfum of het aroma van tabak, als zij verstokte rokers waren. Uiteraard wordt er ook niet gedronken. Het gebruik van drugs is verboden, hoewel ik niet denk dat u zware gebruikers bent.’ Karzazi permitteerde zich een lachje. Mevrouw Lejeune begon te giechelen. ‘Het medium wordt niet aangeraakt. Dit is belangrijk.’ Hij keek zijn gasten één voor één aan. ‘Wie een medium aanraakt
15
wanneer het in trance is, verbreekt het contact. Hij breekt soms ook het medium,’ voegde hij er met nadruk aan toe. Hij legde zijn grote, witte handen voor zich op het tafelkleed. ‘Wat nog meer? O ja, tijdens de seance staat u niet op. U blijft zitten, wat er ook gebeurt. Wie zijn voorzorgen wil nemen, kan dat nu nog even doen.’ Hij wees naar de gang. Mevrouw Lejeune lachte verlegen en ging de kamer uit. Karzazi wachtte op haar. Toen ze terug was, zei hij: ‘Een avond als deze is een feestelijke avond. Er is geen reden om ongerust te zijn. De overgegane personen zijn gelukkig en willen hun geluk met u delen. Zij weten dat u hier bent en zij zullen met u in verbinding willen treden, via mijzelf en mijn contactpersoon in de andere wereld. U stelt geen vragen, maar antwoordt bereidwillig op de mijne, als u zich aangesproken voelt. Is er nog iets wat u wilde weten?’ Karzazi knipte een schemerlamp met een rood peertje aan en doofde alle andere lampen. De sfeer van een hoerentent, bedacht meneer Lejeune. Hij hoopte maar dat de geesten zijn gedachten niet konden lezen. ‘Moeten we elkaar allemaal een hand geven?’ vroeg de vrouw met de sjaal. ‘Nee,’ zei de gastheer kortaf. ‘En dan bid ik nu het Gebed des Heren. U hoeft niet mee te bidden, maar vanaf nu is de seance begonnen.’ Karzazi begon het Onzevader te prevelen, met zijn handen op de rand van de tafel. Hij had zijn ogen gesloten en hij kon dus niet zien hoe het meisje met de laarzen hem fronsend zat aan te staren. Toen begon hij op zijn stoel heen en weer te schuiven, terwijl hij zijn sandalen over het vaste tapijt bewoog. Zijn stem klonk anders toen hij begon te spreken. Harder, roepend bijna. ‘Ik hoor een naam met een a erin, aan mijn linkerkant. Een
16
man. Een oudere man. Hij is familie van iemand van u. Hij wil praten. Hij is vriendelijk. Nu is hij vriendelijk, maar bij leven kon hij ook opvliegend zijn. A… A!’ Hij schreeuwde de letter over de tafel. De vrouw met de rode sjaal stootte haar man aan. Toen zei ze aarzelend: ‘Zou het mijn vader kunnen zijn? Iedereen noemde hem Bert maar hij heette Albert.’ ‘Nee!’ zei Karzazi beslist. ‘Ik hoor een lange a, zoals in “ga”‘ ‘Pa. We zeiden pa!’ ‘Uw vader vraagt of het goed gaat met zijn beschermeling. Hij is bezorgd.’ ‘Hij zal zijn petekind bedoelen. Ja, het is goed met hem,’ zei de vrouw. ‘Hij heeft het moeilijk gehad, maar nu is het goed. Met zijn nieuwe vrouw.’ ‘Ik hoor bezorgdheid. Over seks. Over lichamelijkheid. Misschien meer nog dan over liefde.’ ‘Ja, Bart is rustiger geworden. Annie is een betere vrouw voor hem. Een warmere vrouw.’ ‘Warmte…’ Het medium zuchtte en keek met gesloten ogen naar het plafond. ‘Warmte was belangrijk voor uw vader. Hij wil praten over warmte en kou. Over geld. Ik hoor “Geld”.’ De vrouw met de sjaal keek onthutst naar haar man. ‘Is mijn vader nog kwaad? Kunt u hem dat vragen? We moesten zuinig zijn in die tijd.’ Karzazi trok een pijnlijke grimas. ‘Hij had het koud. Er was ruzie.’ Ze snikte bijna. ‘We konden het niet helpen. Mijn man was zijn baan kwijt. We dachten: een of twee graden zal geen verschil maken. Maar hij zat natuurlijk de hele tijd in die stoel.’ Er verscheen een brede glimlach op het gezicht van het medium. ‘De overgegane zegt dat hij nooit meer een jas aan hoeft. Hij zegt: de zon schijnt hier altijd.’ 17
‘Dan is het goed,’ zei de vrouw. ‘Gelukkig. Sorry, pa.’ Karzazi wendde zich nu met gesloten ogen naar de andere kant van de tafel. Hij ademde diep in en uit. ‘Ik heb contact met een vrouw.’ Hij pauzeerde. Twintig seconden. Dertig seconden. Een hele minuut. Twee keer stond mevrouw Lejeune op het punt iets te zeggen, maar telkens schudde haar man van nee. ‘Een vrouwelijke ziel,’ ging het medium verder. Hij fluisterde bijna nu. ‘Een jonge vrouw zoekt contact. Ze heeft een gewone naam, maar het was geen gewone vrouw. Er denkt nog dagelijks iemand aan haar, iemand in de kamer. Dat doet haar plezier.’ Mevrouw Lejeune begon te knikken. ‘Anneke?’ vroeg ze aarzelend. ‘Ja, ik hoor een verkleinwoord. Lieveke. Anneke. Een jonge vrouw. Een meisje. Ze heeft nooit ten volle afscheid kunnen nemen.’ ‘Dat is Anneke… De dochter van mijn zuster.’ ‘Tante. Ik hoor “tante”. Een lief meisje. Ze heeft spijt dat het zo heeft moeten gaan.’ ‘Ze is verongelukt. Met haar fiets. Het was de oogappel van mijn zus. Hoe gaat het met haar? Is ze genezen? Ik bedoel…’ ‘Anneke is gelukkig, zoals voor het ongeval. Ze vraagt of haar moeder nu minder verdriet heeft.’ ‘Ja, mijn zuster heeft lang om haar getreurd. Tot ze zelf gestorven is. Het was haar enige dochter.’ ‘Ze zijn weer samen nu, maar soms hangt het verdriet van uw zuster nog als een donkere wolk boven haar hoofd.’ Karzazi begon trager en onduidelijker te spreken. Hij strekte zijn handen uit naar de jonge vrouw recht tegenover hem, alsof hij haar over de tafel heen wilde aanraken. Het meisje had al een paar keer haar hoofd geschud, nu richtte hij zich direct tot haar. 18
‘Ik word moe. Mijn contact in de andere wereld staat stilaan verder af. De dierbare overledenen verdwijnen een voor een. Ik hoor… Ik hoor nog… één vage stem. Een stem van een ouder persoon.’ Hij wachtte, maar het meisje reageerde niet. ‘Hoe is uw naam?’ ‘Ellen,’ zei de jonge vrouw, zichtbaar tegen haar zin. ‘Ellen… Ik hoor twee klinkers. Het is geen moderne naam.’ Nog geen reactie. De echtparen links en rechts van de jonge vrouw keken haar in het licht van de rode lamp bemoedigend aan, alsof ze haar in gedachten aanmaanden een rivier over te steken via een wankele brug. ‘Is er dan niemand…?’ begon mevrouw Lejeune, maar de Grote Karzazi legde haar meteen het zwijgen op. ‘Ssst. De stem wordt zwakker. Twee klinkers.’ Hij slikte hoorbaar. ‘Ik heb dorst. Ik voel weerstand. De muur wordt hoger. De Múúr. Hà!’ Met een kreet opende het medium zijn ogen. Hij staarde verbaasd om zich heen, alsof hij niet wist waar hij was. Toen zette hij zijn bril af en wreef traag over zijn gezicht. Niemand sprak een woord. De assistente die de deur voor de gasten had opengemaakt, was weer in de kamer verschenen. Ze had een tweeliterfles mineraalwater bij zich en schonk het medium een glas in, dat hij in enkele slokken uitdronk. Vervolgens knipte ze de schemerlampen weer aan en doofde het rode licht. Met een vragende blik keek Karzazi naar zijn assistente. Ze legde haar hand op zijn schouder en knikte hem bemoedigend toe. Toen richtte hij zich tot zijn gasten. ‘Ik geloof dat het goed was?’ Twee van de drie vrouwen en de man met de bril begonnen enthousiast door elkaar heen te praten. Zelfs meneer Lejeune had zijn aanvankelijke scepsis laten varen. ‘Ik moet zeggen, meneer: u heeft mij overtuigd.’
19
‘Het was ongelooflijk.’ ‘Indrukwekkend!’ ‘Mijn broer zal in de wolken zijn.’ De Grote Karzazi stond op en schudde iedereen de hand. ‘Ik ben blij dat ik u heb kunnen helpen.’ Toen hij bij het meisje met de laarzen kwam, zei hij, met oprechte spijt in zijn stem: ‘Voor jou heb ik weinig kunnen doen, Ellen. Wil je niet nog even blijven? Ik heb het gevoel dat een belangrijke boodschap niet is overgekomen.’ Ze aarzelde, maar terwijl de overige gasten in de gang hun jassen kregen, leidde hij haar al naar de salon. ‘Een glas wijn?’ Ze hoorde de voordeur dichtgaan, de wagens starten. Toen ging de deur naar de keuken open en een tweede man, niet ouder dan de gastheer, stormde met veel gedruis de kamer binnen. ‘Tommie, godverdomme, je was weer geweldig! Alles staat erop.’ Hij zag het meisje te laat en bleef staan. ‘Verdomme! Sorry.’ En nog eens: ‘Godverdomme!’ ‘Het geeft niet,’ zei de jonge vrouw. Voorzichtig nam ze Leon Karzazi’s hoornen bril van zijn neus. ‘Ik dacht het al: vensterglas. Dat worden weer hoge kijkcijfers, meneer Breens.’
2 Ze waren alle drie om haar heen komen zitten, het kernteam van de tv5-candid cameraserie De Ongelovige Thomas. Tom Breens had hen één voor één voorgesteld: David Maes, hun
20