KOPPENBERGBLUES
Herman De Jonghe
Koppenbergblues
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
Š Herman De Jonghe / Uitgeverij Houtekiet 2008 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Jan Hendrickx Vormgeving Intertext, Antwerpen isbn 90 5240 995 5 d 2008 4765 3 nur 301 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Voor Rosa
de voorbereiding Bert
I
k had liever geen meerdaagse fietstocht gemaakt. Druk, druk, druk! Dat jaar was het in de fabriek een heksenketel. Om te beginnen: dat nieuw contract met de Tsjechen, een miljoenenkwestie. En dan nog die leveringen aan IsraÍl met een deadline eind augustus! Het was een ongemeen belangrijk jaar voor de fabriek. Voor mij trouwens ook. Franssens ging met pensioen en de plaats van chief sales manager kwam vrij. Niet het moment om vaak afwezig te zijn. Overal lagen de haaien op de loer. ’t Was dat ze bleven aandringen. Vorig jaar, herhaalden ze tot vervelens toe, vorig jaar was de fietstocht van de veteranen afgelast omdat de jongeren absoluut hun reis naar de Mont Ventoux wilden maken en de voorzitter van mening was dat de club geen twee grote tochten tegelijk kon organiseren. Te veel werk, zei hij. Te veel werk, in godsnaam! Voor een gepensioneerde! En zo kwam het dat er mordicus een meerdaagse fietstocht op het programma moest. Met alle gevolgen vandien. 7
Begin februari kwamen we met de veteranen samen om een beslissing te nemen. We zaten met een tiental rond de tafel in café De Sprinter, ons toenmalig clublokaal. Sinds de baas van De Trappers ons niet meer sponsorde, waren we in het café van Clara onder dak en was de naam van de club gewijzigd in wtc De Sprinters. Toen we verhuisden, leefde de man van Clara nog, Willy, ooit een beloftevol renner maar vroegtijdig gestopt wegens problemen met de knieën. Aan alle muren van het café hingen foto’s van Willy als jonge renner, op een afgebladderd trapje met een krans om zijn nek na een overwinning, of in volle spurt, het hoofd diep over het stuur gebogen. En, in een kader achter glas, de trui van Belgisch kampioen bij de beloften. De motten hadden er spijtig genoeg al menig feestmaal gehouden. Willy was vorig jaar overleden. Longkanker, van al die rook in het café, beweerde Clara. Dat Willy er zelf een pakje per dag doorjoeg, zal ook wel wat geholpen hebben. Na de begrafenis waren we samen met de familie in het café uitgenodigd voor de broodjes en dat was de enige dag dat de zaak gesloten was geweest. De volgende morgen stond Clara weer achter de tapkast, voorgoed alleen. Pensioen kreeg ze bijna niet. Als ze niet elke dag openhield, kon ze haar rekeningen niet betalen. De sponsoring van de club werd haast tot nul teruggebracht, maar uit piëteit bleven we trouw aan het café. Voor zolang het zou duren. Veel volk zag ze toen ook al niet meer, Clara. De jeugd had zich hier nooit vertoond. Er waren in het centrum wel hippere cafés waar ze harde muziek draaiden en Amerikaans bier schonken. In De Sprinter was het altijd een beetje donker, de ramen waren nooit gewassen, de muren bruin doorrookt, de zoldering bruin gevlekt. Op de al even brui-
8
ne stoelen was nog nauwelijks een restje te zien van de gouden bies die ooit de zitting had opgefleurd. De banken langs de kant hadden een zwart glimmende lederen zitting gekregen door generaties schuivende billen en het formica op de tafels was ooit lichter van kleur geweest, misschien crèmekleurig. Nu was het overdekt met talloze brandvlekken en bruine kringen, die er met geen vloeibaar zuur uit te krijgen waren. En alleen de Jupiler was er van het vat. Na de dood van Willy was de klandizie steeds verder teruggelopen. De mannen die met Willy kwamen praten over oude kampioenschappen en over vroeger, de tijd van Stan Okkers, de twee Rikken of Herman Van Springel, bleven een voor een weg. Die avond waren we de enige klanten. Clara stond achter de tapkast en waste glazen af. Ze bemoeide zich nooit met ons, maar ze luisterde altijd naar wat we zeiden. Alles wat met fietsen te maken had, verbond haar nog een beetje met Willy. De regen sloeg tegen de ramen, het was een hondenweer. Je hoorde de banden van de auto’s over de weg ruisen en het water nijdig wegslaan als ze door een plas reden. Binnen in het café rook het naar natte jassen en verschaald bier. ‘Zijn er voorstellen voor een meerdaagse tocht?’ Met deze vraag opende de voorzitter de vergadering. We gingen ‘brainstormen’. Alex stelde meteen Santiago de Compostela voor. De moeite waard om nog eens te doen, fantastisch van hier en van daar. Wat die met Santiago had, dat vroeg ik me al lang af. Had hij daar vorige keer misschien een liefje gevonden? Of wilde hij gaan bidden voor een fatsoenlijke job?
9
Patrick vroeg of Alex op zoek was naar een aureooltje en waar hij dat dan zou hangen. Gegrinnik rond de tafel en toen Louis opperde dat iedereen tegenwoordig naar Santiago reed, viel de heilige Jacobus met Camino en al geluidloos en definitief tussen de tafelpoten. Een goeie zaak, niemand durfde nu nog met Lourdes of Rome op de proppen te komen. ‘Duitsland,’ zei Hugo, en hij trok grote ogen. ‘Beieren! Prachtige natuur, goeie hotels, lekker bier. Een ideaal fietsland!’ De voorzitter knikte instemmend. Niet moeilijk, die ging in elk geval niet mee. Zijn kleindochter trouwde of zoiets. Twee jaar daarvoor was ik meegefietst naar het Zwarte Woud. Moordend! Alle dagen regen, eindeloze beklimmingen, miserie troef… ‘Ik kan alleen meegaan als we niet langer dan een week weg zijn,’ deelde ik mee. En wie zou er dan zorgen voor het uitwerken van de etappes, het reserveren van de hotels, de verzekeringen, en noem maar op? Toen Daan er nog aan toevoegde ‘Ik moet in Duitsland nog een boete betalen voor te snel rijden, mij zien de moffen niet meer!’ ging Beieren meteen Compostela achterna. ‘Eén week maar? Dan kun je nergens naartoe,’ klaagde Fred. Die had natuurlijk tijd zat, die werkte bij de douane. Bewaakte niet-bestaande grenzen! Daarna rees de Mont Ventoux nog eens op, direct gevolgd door het onvermijdelijke Alpe d’Huez en de Dolomieten, godbetert, ze zouden er met auto’s naartoe rijden en ginder alleen maar wat gaan klimmen. ‘Dan nog liever terug naar Nederland,’ zei Daan. Daar reageerde niemand op. Ineens zei Hugo: ‘Dan maken we toch gewoon een tocht
10
door Vlaanderen? Een échte ronde van Vlaanderen. Vlaanderen rond! Door alle vijf de provincies!’ Dat laatste herhaalde hij nog eens, alsof hij zich pas nu bewust werd van het feit dat er vijf provincies waren. ‘Eerst door Antwerpen,’ tekende hij met zijn vinger op het tafelblad. ‘Dan door de Vlaanders. Met de hellingen van de Ronde, de Koppenberg, de Patersberg, allemaal! En dan zo, door Brabant naar Limburg en zo weer naar huis! Vijf provincies in vijf dagen!’ Daar waren we allemaal even stil van. De wind rammelde met de deur, de regen deed er nog een emmertje bij. De lampen van de voorbijrijdende auto’s gooiden snelle lichtvegen over de spiegels en de portretten aan de muur. ‘Vlaanderen, Vlaanderen biedt toch alles, mannen!’ Hugo werkte zijn voorstel verder uit. ‘Op de vlakke stukken kunnen we snelheid maken, langs de kust is er de wind en dan, de Vlaamse Ardennen en het Pajottenland, klimwerk! Goeie fietspaden, mooie landschappen, pittige heuvels. Allez, wat willen jullie nog meer?’ ‘Pittige heuvels, ja, zo plat als die van Martine Tanghe!’ wierp Alex op. Mister Santiago wist altijd perfect hoe hij goede voorstellen moest kelderen. Gelukkig begon de voorzitter de lof te zingen over de Vlaamse Ardennen en de klassieke hellingen. ‘Wie heeft hier al ooit de Koppenberg gedaan?’ vroeg hij een beetje dramatisch met zijn kin omhoog. Er waren er een paar die de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen gereden hadden. Ook de voorzitter stak zijn hand op. Alex niet. ‘Laat eens zien,’ zei hij tegen Alex, ‘of jij de Koppenberg op raakt of de Patersberg. Twintig procent, jongen! De Ventoux is maximum twaalf procent, op asfalt. Dat is kinderspel vergeleken met de Koppenberg! Ik zou ze de kost niet willen geven, al die toeristen die de Ventoux of Alpe d’Huez zijn opgereden, en die de Patersberg te voet moeten doen!’ 11
Alex haalde zijn schouders op en zei dat hij Luik-Bastenaken-Luik al gereden had en de muur van Hoei had beklommen zonder een voet op de grond te hoeven zetten, maar de voorzitter had toch indruk gemaakt. ‘Er zit iets in,’ zei Patrick. Hij had ooit de Kwaremont geprobeerd, in de regen. De kasseien hadden hem de das omgedaan, zijn achterwiel was gaan slippen en hij was onderuit gegaan. Hij zag een revanche wel zitten. ‘Met je nieuwe fiets zal dat geen probleem zijn,’ spotte Hugo venijnig. De nieuwe fiets van Patrick had de gemoederen danig beroerd. Zesduizend euro had het kleinood gekost! Een kader in koolstof, titanium versnellingsapparaat, superlagers. Die fiets woog nog geen zeven kilogram. Niemand in de club had zo’n ding. Als Patrick niet in de buurt was, werd er veel commentaar op gegeven. ‘Met dat geld zou ik toch iets anders doen.’ ‘Het komt niet op de fiets aan, jongens, maar op het mannetje.’ ‘Die kaders in koolstof, ik zou dat niet willen, dat breekt veel te gemakkelijk.’ ‘Zo goed is Patrick nu toch ook weer niet? Als er geklommen wordt, moet hij lossen. Ja, die éne keer, maar wat had hij toen geslikt? Komaan, zeg, dat weet toch iedereen? Allemaal bullshit, die dure fietsen!’ Ik deed niet mee aan dat geroddel. Als ondervoorzitter van de club paste het niet dat ik mijn mening uittoeterde. Wie leiding wil geven, mag alleen maar dingen zeggen waarvan hij zeker is en waarvan hij weet dat ze de zaken vooruithelpen. Negatieve dingen handel je af onder vier ogen, positieve smeer je zo breed mogelijk uit, zo werkt dat op ons niveau. Iemand ontslaan doe je in één klap, iemand bevorderen in verschillende fases, zodat het wekenlang hot news is. 12
Iedereen was overigens volgens het clubreglement vrij om zijn eigen materiaal te kiezen en te kopen, met uitzondering van de kledij die de naam en de kleuren van onze sponsor droeg. Ik geef toe dat ik geen grote voorstander was van overdreven competitie. wtc De Sprinters was van bij haar oprichting een vriendenclub voor mannen die graag een rondje fietsten, voor hun gezondheid en ter ontspanning. Zo stond het in de statuten. Dat de jongeren er af en toe een wedstrijd van maakten, ja, dat hoorde bij hun leeftijd, maar de veteranen moesten beter weten. Als de voorzitter of ik dit bij gelegenheid nog eens onder de aandacht brachten, knikte iedereen, maar bij sommigen drong het toch moeilijker door dan bij anderen. Op de vergadering werd nog lang gepraat. Er kwamen nog een paar andere voorstellen op tafel, maar ik had de indruk dat de beslissing al gevallen was. Op de vraag wie eventueel mee zou gaan, staken er negen hun hand op. Een mooi ploegje voor onze ronde van Vlaanderen. Een maand later werd de keuze nog eens bevestigd en we konden beginnen na te denken over de praktische voorbereiding. Vermits de voorzitter die avond afwezig was, nam ik de leiding. Er moest een etappeschema gemaakt worden, er moesten hotels vastgelegd worden, er was een volgauto nodig, aankoop van proviand, organisatie van dit en van dat窶ヲ Alex stelde voor het etappeschema te maken. Tevergeefs probeerde ik het uit zijn handen te houden, want je kon er gif op innemen dat het dan veel te laat klaar zou zijn en met spuug aan elkaar zou hangen. 窶連lex, luister, diegene die de hotels vastlegt, moet ook het
13
etappeschema maken. Of denk je dat er overal hotels zijn waar we met tien, twaalf man kunnen binnenvallen? In juli!’ ‘Die staan allemaal leeg in juli,’ wist Patrick, ‘want alle Belgen zitten in Turkije.’ ‘De kopman moet de weg het beste kennen,’ meende Frits met een vals lachje. Er was wat gegniffel rond de tafel, en ik wist heel goed waarom. Het kwetste me, ik geef het toe. Ik reed inderdaad nooit vooraan. Snapten die mannen dan niet dat iemand met mijn carrière niet zo veel tijd had om te trainen? Ja, met een nineto-five-job is het gemakkelijk om drie keer per week een rondje te doen. Om maar te zwijgen van kerels die om de haverklap werkloos zijn en thuis niets om handen hebben. Maar als ondervoorzitter hield ik mijn mond. Toen ik die nacht thuis kwam lag Dorien al in bed. Ze was tv aan het kijken, naar die paljas van een Dr. Phil. Hoe het geweest was, vroeg ze, zonder de tv stiller te zetten. Ik vertelde haar over onze plannen en ze proestte het uit. ‘Amai! Durven ze niet meer verder? Ze worden oud, zeker?’ Ik deed mijn pyjama aan en kroop zwijgend in bed. Wat wist ze ook, Dorientje? Ze had nog nooit tien kilometer aan één stuk op een fiets gezeten. Na vijf minuten had ze al pijn aan haar poep! Ik draaide me op m’n zij en vroeg of ze de tv wat stiller kon zetten. De afspraak was dat alles op papier zou staan voor de vergadering van eind mei. Zoals verwacht had ik vooraf geen etappeschema gezien, niet in maart, niet in april. Ik keek voor alle zekerheid zelf maar eens op een kaart, zocht een paar hotels op internet en reserveerde alvast. Zo hadden we toch al wat concreets op de dagorde staan! 14
Eerst werd er nog wat over algemene dingen gepalaverd, en daarna gingen de veteranen apart zitten. De jongeren bleven in de buurt rondhangen. Ze kwamen er niet graag voor uit, maar ze waren heel nieuwsgierig naar onze plannen. Op teken van de voorzitter kwam Clara nog eens vragen wat iedereen dronk. Alex begon met allerlei smoesjes om uit te leggen waarom het traject nog niet uitgestippeld was. Problemen met de computer, een kopieerapparaat dat niet goed werkte, pech met de auto en de problemen tussen Amerika en Iran, alles kon dienen als excuus. Die zou ook nooit veranderen. En dan maar rondstrooien dat het mijn schuld was dat hij bij ons was ontslagen! ‘Ik heb dan maar op basis van een ruw etappeschema gewerkt,’ zei ik, nadat het eerst een tijdje stil was gebleven rond de tafel. Zo besefte iedereen nog eens hoeveel we op Alex konden rekenen. ‘Deze hotels hebben plaats voor ons… Ik heb gerekend op een vijftal tweepersoonskamers, maar dat kan nog altijd veranderd worden.’ Ik deelde de lijst met hotels uit. Brugge, dan de Zwalmstreek, van daar naar de omgeving van Maastricht, en de laatste nacht in Baarle-Hertog. Van Baarle zouden we naar huis rijden. Er werd wat gemompeld, maar niemand merkte wat op. Erger werd het toen ik opnieuw vroeg wie er mee zou rijden. De helft bleek plots niet meer te kunnen. Geen vakantie gekregen op het werk, een njet van mevrouw, problemen met de kinderen… Ja, het was fraai. Ik had veel zin om te zeggen: ‘Nou, dan bekijken jullie het maar!’ Voor mij hoefde die tocht niet, integendeel. Had ik dat toen maar gedaan. Dan was ik Dorien niet kwijtgeraakt, dat weet ik zeker. Het
15
is op die fietstocht begonnen. Er is daar iets gebeurd wat haar veranderd heeft. We zijn allemaal veranderd. En waarom? Toch niet omwille van die kleine deuk? Wat ik hoorde over Patrick, ik geloofde het eerst niet. Helemaal op de dool! Maar toen dacht ik: het hele evenement afblazen zou alleen maar heibel en ruzie veroorzaken. Dat kan je als ondervoorzitter niet maken. Alex wilde meerijden, die had natuurlijk niets anders om handen, samen met Hugo, Patrick, en ik. Met z’n vieren! Het kleinste groepje ooit. Daarvoor moest ik dus een week de fabriek in de steek laten. Het goede nieuws was dat de vrouw van Hugo bereid was om met hun auto voor volgwagen te spelen. Ze hadden een grote wagen, ruim genoeg voor de bagage van ons kleine groepje. Een aanhangwagen was niet nodig! Moniek had wel gevraagd of er nog iemand wilde meerijden. Het was gezelliger met twee in de auto en die medepassagier kon dan de kaart lezen. Toen we naar het Zwarte Woud reden hadden de vrouw en de zoon van de voorzitter de volgwagen bemand. Zijn zoon had een kleine camionette. Of zijn vrouw dit jaar eventueel mee kon gaan als kaartlezer? De voorzitter krabde in zijn baard. Dat zou moeilijk zijn, heel moeilijk. Er was dat trouwfeest in augustus, maar hij wilde het wel eens vragen. ’t Was toch het beste dat we allemaal thuis nog eens rondkeken of we niemand vonden, suggereerde hij. Thuis rondkijken? Patrick was vrijgezel, die ging van de ene vriendin naar de andere, en Alex was gescheiden en leefde volgens mij ook van de scharreltjes. Daar viel niets te van te verwachten. Ik dus? Dorien? Ik negeerde het en vroeg of het goed was dat ik de hotels
16
definitief vastlegde. Ik zou een voorschot storten vanuit de clubkas. Ik was namelijk ook penningmeester. Alle deelnemers zouden me deze week nog een voorschot sturen, beloofden ze. Hugo haalde een wegenkaart te voorschijn en zocht op waar de hotels lagen en hoe de etappes moesten uitgetekend worden. ‘Als we van de Zwalmstreek naar Maastricht rijden, moeten we Brussel voorbij,’ wees hij Alex. Die haalde zijn schouders op. ‘Ga je boven Brussel of onder Brussel door?’ Daar had onze kopman nog niet over nagedacht. ‘Onder, zeker? Als je boven Brussel rijdt, dan fiets je bijna door je straat. Nogal belachelijk, hè?’ ‘Dan neem je best het traject van de Gordel,’ raadde Hugo aan. ‘Blijf weg uit Waals-Brabant. Achterlijk! Slechte wegen! Geen fietspaden! Je vraagt je verdomme toch af wat de Walen doen met die miljarden die ze elk jaar van Vlaanderen krijgen. Villa’s bouwen in de Provence voor hun ministers zeker?’ Over dat onderwerp kon Hugo zeer lang en breed uitweiden. Vlaanderen, de Kerk, echtscheiding, het waren te mijden onderwerpen! Zulke tirades eindigden steevast met gebeuk op de tafel. Alex wist dat drommels goed, maar die kon het niet laten olie op het vuur te gieten. ‘Ik ga in elk geval mijn Frans eens goed oppoetsen,’ meesmuilde hij, ‘als ik in Brussel de weg moet vragen of zo!’ Het volgende kwartier werd de Vlaamse ontvoogdingsstrijd nog eens dunnetjes overgedaan en bezwoer Hugo ons een einde te maken aan de verfransing van Brussel en het Waalse profitariaat. Toen ik er eindelijk in slaagde het gesprek weer in goede
17
banen te leiden, moest Patrick opstappen en was het te laat om weer over onze tocht te beginnen. Ik had Dorien overigens beloofd dat ik op tijd thuis zou zijn. Ik had die week al drie avondvergaderingen achter de rug. Trop is te veel, en te veel is trop, zoals een wijze dwaas ooit zei. Ik haastte me dus naar huis in de hoop dat Dr. Phil zijn ding al gedaan had. Die laatste weken voor het vertrek werkte ik dag en nacht zodat iedereen in de dienst wist wat hem of haar te doen stond. Gelukkig was het vakantie en mocht het iets trager gaan. Enkele haaien hadden het vliegtuig naar de Balearen genomen, anderen cirkelden onvermoeid rond Franssens. Vijf dagen, vier nachten, dacht ik bij mezelf en ik kruiste mijn vingers. Laat ons hopen dat de schade beperkt blijft. De weersvoorspellingen waren slecht: er kwam een hittegolf opzetten en die zou de hele week van onze ronde blijven duren. Absoluut geen fietsweer. Elk verstandig mens was thuisgebleven, maar niks aan te doen. Alles lag vast, alles was voorbereid.
18