0110
Copyright Š Bart Van Lierde/ Uitgeverij Houtekiet, 2008 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com www.bartvanlierde.be www.bartvanlierde.nl Omslag Wil Immink Foto auteur Sara Engels Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 033 0 d 2008 4765 46 nur 330 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Bart Van Lierde
0110 Misdaadroman
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
1
E
en halfuur voordat de werkweek van Nathalie Croes erop zat, rolde de fax binnen waarop de aanslag werd aangekondigd. Er stond op dat een kneedbom van het type C-4 zou worden gebruikt. Ook de locatie stond vermeld: de bom zou afgaan in de Blauwe Zaal van deSingel tijdens het slotconcert van de 0110-actie. ‘Commissaris!’ De paniek in haar stem was een beginnersfout, dat merkte Nathalie onmiddellijk: iedereen keek haar richting uit. ‘Rechercheur!’ imiteerde commissaris Wuyts haar. Er klonk gegrinnik van de zeventien bureaus die over de werkvloer verspreid stonden. Alle aandacht verslapte echter direct. Met een gemiddelde van één moord per drie dagen, ontvoeringen niet meegerekend, was de dienst agressie met zijn vijfendertig politieambtenaren zwaar onderbemand. ‘Wat is er, Nathalie?’ Ze stond op en liep met de fax naar het bureau van commissaris Wuyts, die er met zijn grijze slapen en borstelige snor uitzag als een goedaardige vijftiger. Ze vreesde zijn kritiek echter als geen ander. Vanaf haar eerste werkdag had hij haar laten voelen dat de dienst beleid uit de honderden kandidaten volgens hem de verkeerde had gekozen. ‘Een bommelding.’ Hij knipperde zelfs niet met zijn ogen. Nathalie wou dat ze
5
zijn koelbloedigheid had. En tegelijk hoopte ze nooit zoals hij te worden. In de twee maanden dat ze voor hem werkte, had ze zelden enige emotie op zijn gezicht bespeurd. ‘Wie heeft je deze fax gestuurd?’ Ze had het onmiddellijk moeten checken. ‘Ik weet het niet.’ ‘Je weet het niet.’ Op zijn computerscherm klikte hij een programma aan dat iedere beller traceerde en de gegevens opsloeg. Zijn ogen vernauwden zich. Hij sloot het programma af, opende het opnieuw, streek met zijn vingers over zijn snor en zei: ‘We hebben een probleem.’ Nathalie wilde zich naar het scherm buigen, maar hij stond juist op, liet zijn blik over de bureaus glijden en vroeg zonder zijn stem te verheffen: ‘Wie heeft er daarnet een fax verstuurd?’ Ze wilde zijn woorden herhalen, ervan overtuigd dat hij te zacht had gesproken, maar tot achterin had iedereen hem verstaan. Alle ogen, ook van de andere commissarissen, waren op hem gericht. Niemand sprak nog. ‘Ik wil gewoon weten of het een grap is.’ Nog steeds bleef het stil. ‘Ik kom er wel achter.’ Hij ging weer zitten, opende een ander programma en negeerde alle blikken. Niemand vroeg wat er aan de hand was. Nathalie was ook geïntimideerd door zijn natuurlijke gezag, en wist niet of ze terug naar haar bureau moest gaan of blijven wachten op nadere orders. ‘Wie waagt het?’ De stem van commissaris Wuyts sneed nu door de ruimte. Nathalie week spontaan achteruit. ‘Wat is er aan de hand, Frank?’ Hoofdcommissaris Sterckx kwam zelden op de werkvloer, hij deelde zijn instructies bijna uitsluitend mee via zijn commissarissen. Nathalie had hem de afgelopen twee maanden dan ook maar enkele keren gezien. Hij had een zilvergrijze ringbaard, uitgedund haar en een uitgezakte onderbuik. Op geen enkele manier straalde hij gezag uit. 6
‘Rechercheur Croes heeft juist een fax ontvangen waarop een bomaanslag wordt aangekondigd. Toen ik controleerde wie de afzender was, kreeg ik het faxnummer van onze afdeling te zien.’ Er ontstond consternatie, want het vertrouwen in elkaars moraliteit was hun levensverzekering. Commissaris Wuyts liet zijn ogen over de werkvloer flitsen, terwijl hij vervolgde: ‘Maar ik ken een methode waarmee je kunt zien wiens faxapparaat is gebruikt.’ Er viel een stilte. ‘Wie heeft het gewaagd?’ zei de hoofdcommissaris nu zelf, en hij liep naar het bureau van commissaris Wuyts, boog zich naar het computerscherm en schudde zijn hoofd. ‘Dit moet een vergissing zijn.’ ‘Of juist niet.’ Commissaris Wuyts sloeg met zijn vuist op het bureaublad. ‘Ik kom er wel achter.’ Met grote passen liep hij naar de deur en sloeg die achter zich dicht. Nathalie boog zich op haar beurt naar het computerscherm: de fax bleek verstuurd door F. Wuyts. Dat was onmogelijk. Zijn reputatie was onberispelijk. Hij zou de hoofdcommissaris over een halfjaar opvolgen. Dit was nooit betwist. Althans niet openlijk. Zouden de andere commissarissen hem in diskrediet willen brengen? Ze keek nu op dezelfde manier naar iedereen op de werkvloer als de hoofdcommissaris zonet had gedaan. ‘Wie is het?’ klonk het dan ook van alle kanten. De hoofdcommissaris liep naar zijn kantoor en enkele seconden later verdween de informatie van het computerscherm. Toen ze even later in het kantoor werd geroepen, begreep Nathalie al wat er aan de hand was. ‘Vergeet wat je gezien hebt tot ik een nader onderzoek heb uitgevoerd. En ga commissaris Wuyts even kalmeren.’ Nathalie slikte, maar verroerde zich niet. Commissaris
7
Wuyts was haar teamleider. Dit incident had hem geschaad of zou dat doen. Hoe kon de hoofdcommissaris erover praten alsof het een vervelend akkefietje was? ‘Het is normaal dat je emoties voelt,’ zei de hoofdcommissaris, die zijn blik van een geopend dossier op zijn desk voor het eerst op haar richtte. ‘Alleen moet je leren om ze voor jezelf te houden. We leven hier onder de doden. Als je de situaties gaat dramatiseren, dan wordt het veel moeilijker om je werk niet mee naar huis te nemen, en er moet toch één plek zijn waar je tot rust kunt komen.’ Nathalie wist dat hij indirect verwees naar haar huilbui van vorige week. Tijdens de huiszoeking bij een man die zelfmoord had gepleegd, was ze in de kinderkamer over een pop gestruikeld. Althans dat had ze gedacht. Toen ze het licht had aangedaan, had ze gezien dat de man zijn dochter in de dood had meegenomen. ‘Het is dus niet erg dat ik niet kan wennen…’ ‘De dag dat je niets meer voelt bij het zien van een vermoord kind, kun je beter zelf dood zijn.’ Opeens begreep Nathalie waarom de hoofdcommissaris gezag kon uitoefenen zonder dominant over te komen: hij kon mensen op cruciale ogenblikken laten voelen dat hij ze doorzag en begreep. ‘Dank u,’ zei ze, en ze verliet het kantoor. Hoewel iedereen getraind was om alleen op orders te reageren en andere informatie zo vlug mogelijk te vergeten, was de commotie op de werkvloer niet verdwenen. Er was vastgesteld dat de informatie over de persoon die de fax had verstuurd door de hoofdcommissaris was geblokkeerd – de vraagtekens stonden in ieders ogen. Nathalie liep de gang op. Niemand. Maar in de eetzaal klonk geluid. Bij het espressoapparaat stond commissaris Wuyts. 8
‘De informatie is beveiligd,’ zei ze. ‘Niemand weet ervan. Er komt een onderzoek.’ ‘Wees er maar zeker van dat er een onderzoek komt.’ Al pratend kneep commissaris Wuyts in zijn plastic bekertje, zodat de koffie over zijn hand liep. Hoewel de pijn in zijn ogen vlamde, liet hij het bekertje niet vallen.
2 Dirk klopte nogmaals op de deur van de slaapkamer, harder nu. ‘Brit?’ riep hij. Waarom reageerde ze niet? Hij moest zich bedwingen om niet naar binnen te gaan. Als ze naar haar iPod aan het luisteren was, zou ze hem uitmaken voor indringer en naar buiten jagen. En dan had hij evengoed niet kunnen aankloppen. ‘Ga weg,’ klonk het opeens. ‘De tafel is gedekt.’ ‘Ik eet straks wel.’ Hij wist dat hij naar binnen zou moeten gaan en haar tot de orde roepen, maar het zou haar verzet doen toenemen en de kloof tussen hen vergroten. En dat wilde hij niet. Hij vond het al erg genoeg dat ze een vreemde voor hem was geworden. Haar tot zijn vijand maken, wilde hij niet. ‘Is er krabsalade?’ Ze was toch naar buiten gekomen, had haar pyjama nog aan. Hij wilde zeggen dat ze zich eerst moest aankleden, maar slikte zijn woorden in en antwoordde met een hoofdknikje. Ze volgde hem naar de eetkamer. ‘Ga je niet naar de gratis concerten op de Grote Markt luisteren? Er komen groepen optreden waar je fan van bent.’ 9
Zijn poging haar tot een gesprekje te verleiden leek te doorzichtig, want ze haalde haar schouders op, ging zitten en pakte een boterham, zonder hem ook maar een blik waardig te gunnen. De staande klok sloeg twaalf keer. Dirk controleerde de tijd op zijn horloge. De begeleider had er al moeten zijn. Over anderhalf uur begon het huisconcert en ze moesten nog een generale repetitie houden. Hij haalde zijn gsm uit zijn broekzak. ‘Ik verwachtte al dat je zou bellen,’ klonk het even later aan de andere kant van de lijn. ‘Ik zit vast in het verkeer. De straten rond de Grote Markt zijn autovrij gemaakt voor de 0110-actie.’ ‘Je had via de bovenring moeten komen. Of met de fiets.’ ‘Over een kwartier ben ik er.’ Dirk had een hekel aan artiesten die te laat kwamen. ‘Haast je.’ Hij legde uit dat ze het concerto van Paganini opnieuw moesten doornemen. Het tempo moest worden opgedreven, zeker dat van het allegro. ‘Dat zal niet gaan,’ zei de begeleider, ‘ik kan het niet sneller spelen. En als je niet wat vriendelijker bent, dan keer ik terug naar huis. Het is voor mij ook zondag.’ ‘Ik wacht wel.’ Dirk verbrak de verbinding, legde zijn gsm op de tafel en wreef met zijn handen over zijn gezicht, waarna hij een diepe zucht slaakte. ‘Problemen?’ ‘Dat is het minste wat je kunt zeggen.’ Hij haalde diep adem, schonk zichzelf een kopje koffie in en nam een slokje. ‘Die verdomde begeleider is waarschijnlijk nog niet eens vertrokken.’ ‘Las het huisconcert gewoon af. Je speelt straks toch al in de Blauwe Zaal.’ Dirk besefte nu pas dat zijn dochter niet op de hoogte was
10
van de meest recente gebeurtenissen. Onmiddellijk greep hij haar nieuwsgierigheid aan. ‘Vorige week heeft de directeur van het conservatorium beslist dat Karl Liebmann in mijn plaats zal spelen. Dit huisconcert is bedoeld als wraak. Ik wil laten horen dat ik het repertoire beter kan spelen dan hij.’ Voor het eerst keek ze hem recht in de ogen. ‘Heb je dan geen contract?’ ‘Oorspronkelijk had het concert helemaal niets met de 0110actie te maken. Het was gewoon een optreden waar het orkest van het conservatorium mij als solist zou begeleiden. Ik had aangeboden gratis te spelen, als reclame voor de opleiding. Daarom heb ik niets op papier laten zetten.’ ‘Ik begrijp het,’ zei ze. ‘Het concert wordt uitgeroepen tot slot van de 0110-actie, de koningin laat weten dat ze zal komen…’ Ze stopte abrupt met praten, fronste haar voorhoofd. ‘Het houdt geen steek. Waarom zou de directeur je vervangen? Karl Liebmann is toch van een lager niveau?’ ‘Ik begrijp er ook niets van.’ ‘Hij moet een persoonlijke reden hebben,’ zei ze. En ineens werden haar ogen groot. ‘Papa, wat heb je gedaan?’ ‘Niets, ik zweer het.’ ‘Kan niet, je moet weer iets hebben…’ Ze kreeg tranen in haar ogen, gooide haar boterham neer en stond op. ‘Echt niet!’ Hij gebaarde dat ze moest gaan zitten, maar ze bleef hem beschuldigend aankijken. ‘Geloof me toch,’ drong hij aan. ‘Ik weet echt niet wat er aan de hand is. Hij heeft zelfs gedreigd me te ontslaan als ik het huisconcert zou geven.’ Deze nieuwe informatie leek haar te verwarren. ‘Is dat niet onwettig?’ ‘Perfect legaal,’ zei hij. ‘Al tien jaar werk ik in het conservatorium met een tijdelijk contract. Om de drie maanden wordt het vernieuwd. Door dit systeem te handhaven hoeft het con-
11
servatorium minder af te dragen aan de staat en kunnen er meer lessen georganiseerd worden. Ik bouw geen pensioen op, maar klagen helpt niet: er zijn voldoende virtuozen die in de rij staan om les te komen geven.’ ‘Dus als je contract is verlopen, kan hij je gewoon op straat zetten.’ ‘Die macht heeft hij.’ ‘Waarom zou hij dat doen? Je bent een virtuoos met internationale faam.’ Ze kreeg weer tranen in haar ogen. Leek weer te denken dat hij de directeur een reden moest hebben gegeven om hem eruit te zetten. ‘Ik weet het niet, werkelijk niet.’ Het moest eerlijk hebben geklonken, want ze ging opnieuw zitten en at verder van haar boterham. Haar gefronste voorhoofd en starende blik gaven aan dat ze aan het nadenken was. ‘Vertel eens wat meer over Karl Liebmann,’ zei ze na enige tijd. ‘Liebmann bezit zo veel geld dat hij orkesten kan betalen om hem als solist in te zetten. Ook al zijn cd-opnames heeft hij zelf bekostigd.’ ‘Hij moet de directeur hebben omgekocht.’ ‘Daar heb ik ook aan gedacht,’ gaf hij toe. ‘Toch houdt het geen steek, want de raad van bestuur zal hem er bij de volgende vergadering op afrekenen. Hij is zijn eigen baan aan het verliezen.’ Er viel een stilte. Het afgelopen jaar had Dirk met zijn dochter geen gesprekken van deze aard meer gevoerd. Het ontroerde hem dat ze had aangevoeld dat hij haar steun nodig had. ‘Heb je me vergeven?’ vroeg hij. Ze schudde haar hoofd en keek naar haar bord. ‘Maar ik wil dat je weet dat ik je graag ben blijven zien.’ Op de een of andere manier kreeg hij de indruk dat ze afscheid van hem nam. ‘Wil je het huisconcert bijwonen?’ 12
‘Ik wil je nooit meer horen spelen, dat weet je.’ Ze schoof haar stoel achteruit en stond op. Hij wilde haar tegenhouden, het gesprek terugbrengen op zijn problemen, al was het maar omdat ze hem weer even recht zou aankijken. Maar zijn gsm op de tafel ging over. De begeleider wilde waarschijnlijk laten weten dat hij nog steeds vastzat in het verkeer. Terwijl hij de gsm oppakte, zag Dirk zijn dochter naar buiten glippen. In haar kamer zou ze haar iPod op maximaal volume zetten, zodat ze de generale repetitie en ook het huisconcert niet zou hoeven horen. ‘Ja!’ riep hij tamelijk hard. ‘Schat, ik ben het.’
3 Nathalie kon horen dat haar man geagiteerd was. Maar ze had geen tijd en ook geen zin er aandacht aan te besteden. Sinds hij vorig jaar het geluk van hun dochter had achtergesteld op zijn carrière, had ze geweten dat de enige manier om hun huwelijk te redden erin bestond hem minder te zien. ‘Ik moet een kwartiertje overwerken, en daarna ga ik fitnessen. Ik zal pas laat in de middag thuis zijn.’ ‘Je komt dus niet naar het huisconcert.’ ‘Ik moet me even ontspannen. Mijn hoofd leegmaken.’ Het was een leugen, ze ging helemaal niet fitnessen. Ze was doodop. Een week lang had ze onafgebroken dienst gehad. Van wacht aan huis was niet veel terecht gekomen. Voordat ze haar straat nog maar had bereikt, was ze alweer opgeroepen. Meer dan wat hazenslaapjes op een van de veldbedjes in de aanpalende ruimte had ze dan ook niet gedaan.
13
‘Geniet ervan.’ ‘Jij ook,’ zei ze. ‘Succes.’ Ze was zijn studente geweest, later zijn minnares en was uiteindelijk zijn vrouw geworden. Maar ze had het niet aangekund in de schaduw van zijn talent te staan en haar studie opgegeven toen ze zwanger was geworden. Omdat ze zonder diploma geen fatsoenlijk werk had kunnen vinden, had ze aan het externe examen deelgenomen om inspecteur bij de federale politie te worden en was zo politieambtenaar geworden. ‘Hoe is het zover tussen ons kunnen komen?’ vroeg hij. ‘Een andere keer,’ zei ze. ‘Officieel ben ik niet met jou aan het bellen. En zo dadelijk moeten we een belangrijk dossier overdragen aan de nieuwe ploeg.’ ‘Nathalie!’ Commissaris Wuyts stond met rood aangelopen hoofd voor haar. Onmiddellijk verbrak ze de verbinding. ‘Ja, meneer.’ ‘Heb je de minister-president ingelicht?’ ‘Nog niet.’ ‘Doe het. Nu!’ Commissaris Wuyts ging alle bureaus af, stelde vragen en vuurde bevelen af, en dit allemaal in een tempo dat de indruk wekte dat de bom ieder ogenblik kon afgaan. Enkele minuten later maakte hij weer een ronde. ‘Wat is het antwoord van het veiligheidsdetachement? Komt de koningin? Vraag aan de dienst honden steun om het gebouw uit te kammen op explosieven. Zeg wel dat het maar voor de zekerheid is. Ik wil niet dat er iets uitlekt naar de pers. En laat het parkeerterrein aan de voor- en achterzijde bewaken door geüniformeerde politie. Blijf op de vlakte over de reden van de surveillance. Ik wil een lijst met alle politieke genodigden, waar blijft die?’ Nathalie durfde commissaris Wuyts er niet op te wijzen dat de vervangende ploeg de zaak beter zelf had kunnen opstarten,
14
want nu zou die gebrieft moeten worden, wat meer tijd in beslag zou nemen. ‘Wat is het antwoord van de minister-president?’ Nathalie trok haar hoofd tussen haar schouders en belde Kris Lenaerts. Ze hoefde zelfs niet naar het nummer op haar scherm te kijken, haar vingers drukten uit zichzelf de juiste cijfers in. ‘Met Lenaerts.’ ‘Goedemiddag, met Nathalie Croes.’ ‘Ik ben in een vergadering, ik kan je nu niet te woord staan.’ ‘Het is zakelijk. Ik werk bij de recherche.’ Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Daarom ging ze verder: ‘Er is een melding binnengekomen over een mogelijke bomaanslag tijdens het slotconcert.’ ‘Jullie waren hier toch op voorbereid? Als de koningin komt, dan wil ik niet wegblijven.’ ‘Het veiligheidsdetachement wil pas beslissen nadat het gebouw is uitgekamd.’ ‘Laat me iets weten.’ Ze legde uit dat haar dienst er bijna opzat, maar dat een van haar collega’s hem zeker op de hoogte zou houden, en vroeg hem om niets naar de pers te laten uitlekken. ‘Spreekt voor zich.’ Ze wilde neerleggen, maar de minister-president vervolgde: ‘Je kon er niets aan doen.’ Onmiddellijk wist ze waar hij naar verwees, en vroeg: ‘Hoe gaat het met hem?’ ‘Zijn toestand is verslechterd. Na de verkiezingen ga ik hem laten opnemen. Hopelijk is het dan nog niet te laat.’ Uit zijn openhartige antwoord leidde ze af dat hij niet in een vergadering zat en vroeg dan ook: ‘Is het zo erg?’ ‘Iedere dag vrees ik voor zijn leven.’
15
Ze wist waarom hij zijn zoon pas na de verkiezingen wilde laten opnemen. Ook hij stelde zijn carrière boven het welzijn van zijn kind. ‘Weer een persoonlijk gesprek aan het voeren?’ Commissaris Wuyts leek wel een duveltje uit een doosje. ‘Tot later.’ Ze legde neer en richtte zich tot commissaris Wuyts. ‘Ik ken de minister-president van vroeger. Als de koningin komt, zal hij er ook zijn. Hij moet op de hoogte worden gehouden.’ Commissaris Wuyts keek haar geringschattend aan, alsof hij zich afvroeg hoeveel schade zijn promotiekansen hadden geleden door haar de afgelopen twee maanden laatdunkend te behandelen. Uiteindelijk keerde hij zich naar de werkvloer en hief zijn armen in de lucht. Ook de mensen die een dossier aan het doornemen waren, keken op, alsof zijn gebaar hun blik aanzoog. ‘De dovo moet een eenheid paraat houden. De mug moet ook klaarstaan om uit te rijden, zorg dat er meer dan één urgentiearts beschikbaar is. Zoek een plattegrond van het gebouw. En nogmaals: vermijd concrete informatie. Zolang er geen opheldering is over de herkomst van de bommelding, blijft de kans bestaan dat we een schim najagen.’ De deur van de werkvloer ging open. Commissaris Blanquart kwam binnen, gevolgd door twee andere commissarissen en veertien rechercheurs. Het leek wel een peloton. ‘Is hier een bom afgegaan?’ Commissaris Blanquart wees naar de chaos op alle bureaus. Omdat niemand lachte, werd hij onmiddellijk ernstig. Nog geen twee minuten later volgde een briefing waarop iedereen zijn taken overdroeg aan de nieuwe ploeg. Daarna mochten Nathalie en haar collega’s nog steeds niet weg. Commissaris Blanquart had een gesprek met de hoofdcommissaris. Toen hij naar buiten kwam, stond zijn gezicht bedrukt.
16
‘Het is perfect mogelijk,’ zei hij, ‘om het computerprogramma te manipuleren dat aangeeft welk faxapparaat intern is gebruikt. Nader onderzoek zal duidelijk moeten maken wie van ons banden heeft met het extremisme.’ Nathalie beschouwde het als een onfortuinlijke speling van het lot dat ze niet in de ploeg van commissaris Blanquart was tewerkgesteld. Zijn witte tanden, kortgeschoren blonde haar en gespierde lichaam maakten hem tot een Hollywoodacteur onder de commissarissen. Dat de vrouwelijke rechercheurs hem op handen droegen, vond ze vanzelfsprekend. Maar waarom de twee andere commissarissen van de ploeg – die meer anciënniteit én ervaring hadden – zich onderdanig opstelden, wist ze niet. ‘Er is meer slecht nieuws.’ Nathalie luisterde opnieuw met aandacht. ‘De afzwaaiende ploeg moet zich paraat houden. Als er inderdaad een bom afgaat, dan moeten we alle vijfendertig in actie schieten. Alle recherchediensten van het land moeten dan gecoördineerd worden. Ga dus naar huis, slaap bij, en zorg dat je gsm onder je hoofdkussen ligt. Ik dank jullie.’ Nathalie hoopte dat er geen bom zou zijn. Over een halfuur had ze een afspraak. Een die ze niet wilde afzeggen. Ze pakte haar handtas en liep naar de lift. Nog voor de deuren zich sloten, kwam commissaris Wuyts aangelopen. Normaal bleef hij nog wat rondhangen op de dienst, hij had niemand om naar terug te keren, dat wist ze van de roddels die de ronde deden. Zijn vrouw was van hem gescheiden en zijn kinderen wilden hem niet meer zien, omdat hij enkele keren was opgeroepen toen hij juist een afspraak met hen had. ‘Hoe ken je hem?’ vroeg hij, zodra de lift in beweging was gekomen. Ze wist dat hij doelde op de minister-president. Blijkbaar
17
wilde hij de andere collega’s in de lift niet in het gesprek betrekken, dus bleef ze ook op de vlakte. ‘Via mijn dochter.’ Hij knikte, maar kon nog niet begrepen hebben hoe de vork in de steel zat. Ze besloot het uit eigen beweging te vertellen: ‘Mijn dochter en zijn zoon hebben verkering gehad.’ ‘In die zin,’ zei hij. De liftdeuren schoven open. Ze liep in de ondergrondse garage naar haar auto, knikte nog even naar haar collega’s, die vast en zeker zouden zijn komen vragen wie nu eigenlijk die fax had verstuurd als commissaris Wuyts niet naast haar geparkeerd had gestaan. Ze verwachtte dan ook verscheidene telefoontjes zodra ze vertrokken was. Haar gsm piepte twee keer. Het was een sms. Riskeerde nu al iemand ernaar te informeren? Ze had besloten het hoe dan ook niet te vertellen. De hoofdcommissaris zou het haar nooit vergeven, en commissaris Wuyts zou er misschien een geldige reden in vinden om haar te laten ontslaan. Ze las het berichtje. Laten we bij mij thuis afspreken. Er stond een adres onder. Hier kon ze niet op in gaan. Een bepaalde grens wilde ze niet overschrijden. Ze moest hem bellen. Tegelijk wist ze dat hij haar zou overtuigen toch te komen: ze was te moe om weerstand te bieden. ‘Tot straks,’ zei commissaris Wuyts. ‘Laten we hopen tot volgende week.’ Ze opende haar auto en stapte in. ‘Met zo’n instelling kun je beter bij de post gaan werken.’ ‘Zo ken ik je weer.’ Zijn ogen namen haar even nauwlettend op. Ook in haar oren had haar reactie brutaal geklonken, zeker in vergelijking met de manier waarop ze normaal over zich heen liet lopen. Voordat hij haar opnieuw iets kon toewerpen, sloeg ze haar portier dicht, en alsof ze iets wilde duidelijk maken, drukte ze op de automatische vergrendeling. 18