een paar gevallen van moord
Jos Pierreux
Een paar gevallen van moord Een ander onderzoek van Luk BorrĂŠ, de niet altijd even sympathieke Knokse speurder
Houtekiet Antwerpen / Utrecht
Š Jos Pierreux / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2011 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Wil Immink Foto omslag Š Houtekiet Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 153 5 d 2011 4765 1 nur 330 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Voor Gino, Greta, Pascal
‘Daarom schrijf ik boeken. Niet voor andere mensen, zelfs niet voor mijn kinderen. Ik schrijf boeken voor ik.’ (Jean Pierre Van Rossem, Humo 16/3580) ‘Schrijvers, besloot ze alras, kon men vermoedelijk het best tegenkomen op de bladzijden van hun romans, en waren evenzeer schepselen van de verbeelding van de lezers als de personages in hun boeken dat waren.’ (Alan Bennett, De ongewone lezer) ‘Weet je waarom God schrijvers in het leven heeft geroepen? Omdat Hij van een goed verhaal houdt. En Hij geeft geen mallemoer om wóórden. Woorden zijn het gordijn dat we hebben opgehangen tussen Hem en ons ware zelf. Probeer niet aan de woorden te denken. Streef niet naar de volmaakte zin.’ (J.R. Moehringer, Tender Bar)
‘Maybe you’ll get a replacement There’s plenty like me to be found Mongrels who ain’t got a penny Sniffing for tidbits like you on the ground.’ (Elton John, Goodbye yellow brick road)
‘Miljonair worden is een bewuste keuze. Het probleem is dat de meeste mensen het gewoonweg niet proberen. Ze hangen maar wat in het café en klagen over hun slechte leven. Terwijl het helemaal niet moeilijk is!’ (Duncan Bannatyne, succesvol ondernemer) ‘Ik schrijf alleen maar. Ik bedenk dingen. Eigenlijk wil ik helemaal niets zien.’ ‘En ik wil niet in een verhaal. Maak geen beeld van me. Stop mij niet in een verhaal. Dat is het enige wat ik je vraag.’ ‘Maar dat zou jij toch niet zijn.’ ‘Wel. Ook als ik het niet ben, ben ik het.’ (Daniel Kehlmann, Roem) ‘Eigen ideeën zijn zeldzamer dan we zouden willen.’ (Juli Zeh, Vrije val) ‘Hij zoog zichzelf af, en kneep zich uit in zijn boeken.’ (Pierre Ux, Zijn leven) ‘Ik ben een kunstenaar. Ik bedoel daar niet mee dat het iets heel bijzonders is, iets wat me boven anderen verheft. Wat ik bedoel is, dat ik een beetje gestoord ben.’ (Val McDermid, Een duister moment) ‘Ik zeg het alleen maar omdat ik altijd begrepen heb dat schrijvers van die hongerlijders zijn, niet om het een of het ander hoor, en afijn, schijn bedriegt soms.’ (Eduardo Lago, Noem me Brooklyn)
Ik ga alles vertellen. Zijn jullie er klaar voor? Laten we eens een kijkje nemen in Lippensville: Een boek moet ergens beginnen. Het exemplaar dat je nu in handen hebt, begint bij mijn overlijden. Zoals een moeder die een gezond kind baart, maar zelf in het kraambed blijft, zo wordt dit verhaal geboren. Het licht wekte ons. Licht dat dunne banen tussen de gordijn spleten en jaloezieën trok en door die openingen gul en dartel en dronken van levensvreugde naar binnen tuimelde. Ik wurmde mij uit zijn armen en sloop uit bed. Het parket kraakte onder mijn gewicht. Ik tuurde met duffe ogen naar de wekker. Twee minuten voor zeven. Het hout voelde koud onder mijn voeten. Ik kleedde mij aan om naar kantoor te gaan. Daar zou ik nimmer komen – maar dat wist ik toen nog niet. Mijn minnaar kreunde, draaide zich van het lawaai en het licht weg, trok de lakens over zijn naakte lijf. Mijn blauwe, satijnen lakens over zijn gebronsde, robuuste lijf. Zijn armen maakten trekkende bewegingen. Hij mompelde iets in een droom. Met een verliefde glimlach bleef ik nog even staren, terwijl ik een golf van ochtendloomheid, zinnelijkheid en geluk door mij heen voelde vloeien.
9
Gisteravond was er een film op tv die zich eindeloos voortsleep te, met lange onderbrekingen voor reclameblokken, veel te veel geknok, achtervolgingen, helikopters, geschreeuw en be lachelijk luide muziek bij een flinterdun verhaaltje. Daarna tilde Pjotr mij uit de zetel, en droeg me naar bed. Eerst genoot hij ongegeneerd van een Barclay en een Carlsberg op het terrasje dat aan de slaapkamer van mijn exclusieve villa grenst. Mijn ogen kleefden aan zijn naakte lichaam. Het was alsof hij niet bloot was, maar dat hij zijn vel droeg als een nauwsluitend pak. Dacht hij ondertussen aan een van zijn andere vrouwen? Aan de buurvrouw misschien, een kakgravin die mij jarenlang amper wilde kennen, heel even mijn beste vriendin werd en met wie ik sindsdien in voortdurende staat van oorlog leefde? Ik hoopte dat de verlepte teef door haar venster keek: als ze zag welke forsgebouwde mannelijke wipper ik in mijn bed had, werd Hare Gefrustreerde Adellijke Hoogheid furieus van jaloe zie. Die gedachte droeg bij aan mijn geluk. Zo zijn mensen. Zo was ik. Op zijn onderarm prijkte de tatoeage van een hartje, in on zekere lijnen. Op de knokkels van zijn vingers vormden schonkige letters zijn naam. In zijn hals had hij prikkeldraad laten prikken. Op zijn enkels prijkte een brede slavenboei. Zelf had ik mij ook laten tatoeëren. Ik, die voorheen flauwviel als ik bloed zag. Die bang was van een doktersjas. Die door het lint ging als de tandarts nog maar over een spuitje praatte! Ik had de ergste handicap die een vrouw kan hebben: ik was oud. Er is niets rechtvaardigs aan ouder worden. Niets positief. Voor een vrouw is het een ramp. Een oude vrouw is een tragisch wezen. 10
Pjotr was jong. Hij was een van de weinigen die mij niet als een bejaarde behandelde. ‘Waarom stoppen met liefde, lust en dat soort dingen als je oud wordt? Waarom stoppen met seks en het uitwisselen van sappen? Waarom, Siska?’ ‘Het hoort niet,’ zei ik wel eens in een neerslachtige bui. ‘Ik kap ermee.’ ‘Jij?’ zei hij, terwijl hij lachend tussen mijn benen greep. ‘Jij stopt niet. Jij blijft neuken tot je honderd bent.’ Mijn stemming sloeg om. ‘Je hebt gelijk. Waarom zou ik zo jong opgeven? Waarom eigenlijk?’ Ik kende de trucjes die hem opwonden. Hij fluisterde ‘mmmm’ en ik wist precies wat hij bedoelde. Zelf hield ik vooral van handen die over mijn rug dartelden. Vingers die tokkelden en verkenden. Pjotr verstond de kunst om één kootje van één vinger op mijn buik te leggen, en die naar mijn navel te laten glijden tot de lust als een loom heet bad door mij heen ging. Ik transformeerde met een schok wederom in het meisje met de strakke huid en de geweldige boezem die ooit zoveel jongens imponeerde, zonder dat ze zich van die macht bewust was. Dat begeerlijke meisje van achttien dat nog steeds in mijn lichaam zat, weliswaar begraven onder ravijnen van rimpels, een slappe buik, uitdijende heupen en levenloze tepels op hangende borsten. Toen hij eindelijk naar bed kwam, bedreven we uitgebreid de liefde. Hij had gewacht tot ik klaarkwam, om aan zijn orgasme te werken. Nu gromde hij van genoeglijke inspanning. Ik was rood aangelopen en nat van het zweet.
11
Maar onder zijn zelfzuchtig gebeuk voelde ik een nieuwe golf van genot aanzwellen, zo hevig dat ik bijna uit elkaar spat te. Een vrouw bespelen, dat had hij geleerd thuis, in Slowakije. Voor zulke dingen namen mannen hun tijd in centraal Europa en in het Oostblok. ‘Ik ga dood,’ kreunde ik. ‘Als je toch wilt doodgaan, is dit een fantastische dag en een fantastisch moment.’ Mijn minnaar rolde van mij af. Ik verborg me in de holte onder zijn arm. Hij trok me tegen zich aan. Ik kon mijn mond niet houden. ‘Je bent van mij.’ ‘Ano, ik ben van jou.’ ‘Je bent van mij alleen.’ ‘Nie, niet van jou alleen.’ ‘Waarom niet?’ ‘Ik ben teveel man voor één vrouw.’ Ik stompte op zijn borst. Hoe het begon? Ons Verenigd Europa liep over van de jonge, ambitieuze kerels. Ze barstten van de plannen en de hunkering naar de toekomst, maar in hun thuisland kwamen ze amper vooruit. In het begin bracht ik hen naar hier uit compassie. Ik bood hen een baan aan in mijn bedrijf of hielp hen aan een betrekking elders, maar ze hadden snel door dat je van hard werken niet rijk werd. Ze zochten andere manieren om aan de kost te komen – sneller, makkelijker. Deze mannen waren viriel, hitsig en tuk op geld. Ik zag hen naar hun kruis grijpen telkens als er een vrouw in hun blikveld kwam – ongeacht haar leeftijd of haar
12
omvang. Op zoek naar gezelschap nam ik een van die kerels mee naar mijn huis – dezelfde avond accepteerde ik de seks die hij mij aanbood. De volgende dag klopte zijn vriend aan de deur. Die vriend bracht een kennis mee, en die kennis vertelde het aan zijn broer. Ik werd eindelijk weer vrouw, eentje met niet enkel behoeftes, maar een exemplaar dat blijkbaar toch nog begeerte opriep. Als ik het financieel niet zo breed had gehad, zouden die jonge mannen waarschijnlijk niet voor mij zijn gevallen, maar de zaken zijn soms zoals ze zijn, de wereld draait zoals hij draait, de dingen gaan zoals ze lopen. Meer is het niet – begrijp je? Hoe het verder ging? Hoe het een business werd? In een kleine gemeenschap als Het Zoute gaat nieuws als een lopend vuurtje. Omdat een vriendin zich erover verbaasde dat ik plotseling weer straalde, vertelde ik haar wat mij overkomen was, op voorwaarde dat ze beloofde haar mond te houden. Die vriendin, die met de hand op haar hart verzekerde dat ze eeuwig zou zwijgen, kon het niet laten om over de jonge, willige mannen te vertellen aan een andere vriendin, tijdens een uitgelopen digestief in het sterrenrestaurant Oosthoek. Die vriendin garandeerde op haar beurt dat haar lippen verzegeld waren, maar familieleden telden niet, dus vertelde ze het ’s avonds aan haar schoonzus. Die schoonzus geloofde amper in dat soort dingen. Toch schamperde ze erover op de golfclub om indruk te maken op de recentelijk van Parijs naar Knokke verkaste zangeres Axelle Red en haar entourage. Zo deinde het verder uit.
13
In elk kliekje waren verschillende vrouwen van hun man af, onder andere Marijke. ‘Zal ik die Siska eens bellen?’ ‘Nee,’ zei Sonja met een waarschuwing in haar stem. Sonja was de schoonzus van die vriendin van mijn vriendin. ‘Waag het niet, Marijke. Vergeet niet: ik heb geheimhouding beloofd.’ Maar Marijke was heel hard aan de lichamelijke geneugten van een man toe. Zij hoorde geen waarschuwing meer. ’s Avonds kreeg ik mijn eerste telefoontje – en weet je wat? Ik legde de hoorn neer en giechelde als een schoolmeisje. Aan de ene kant had je mannen, op zoek naar seks en naar een inkomen. Aan de andere kant wenkten vrouwen, flapperend met contanten en met hun schaamlippen. En in het midden stond ik, die het geld goed kon gebruiken, want door de econo mische crisis draaide mijn transportfirma amper winst. Ik was officieel gigolowaardin geworden. De volgende dag: ‘Heb je nog gebeld,’ vroeg Sonja. Marijke deed alsof ze nergens van af wist. ‘Gebeld?’ ‘Ja. Gisteren. Met Siska.’ ‘Siska?’ ‘Je weet wel.’ ‘Ja.’ ‘Ja, wat?’ ‘Ja, ik heb gebeld.’ ‘En? Wat antwoordde ze? Kon ze iets regelen,’ vroeg Sonja op luchtige toon, alsof het haar eigenlijk niet interesseerde.
14
Ik stond op de eerste rij om de mannen te proberen, ik nam mijn part van de snoepjes. Maar nu, nu ik Pjotr beter had leren kennen, was ik klaar om mij opnieuw te binden. Ik was verliefd. Ik wou geen andere man meer. Ik was tachtig. Als ik nu nog leefde zou ik ondertussen eenentachtig geworden zijn. Is dat te oud om te trouwen? Vijftien over zeven. Normaal heb je in Knokke Zoute op dit uur de wereld voor jezelf. Niet nu. Niet vandaag. Niet nu ik zo meteen ga sterven. Vraag mij niet waarom ik weet dat mijn laatste uur geslagen is. Zoiets voel je gewoon. Ik probeer weg te rennen, glijd uit, weet amper mijn evenwicht te bewaren. De laatste stappen van mijn leven. De eerste slag zet meteen de toon: hij is goed raak, ik bloed. Mijn pink hangt in een onmogelijke hoek. De knokkels van mijn handen scheuren uit het vlees. Mijn huid barst. Spieren splijten. Beenderen kraken. Mijn schedel die breekt. De dreun waarmee mijn lichaam op de grond valt. Mijn leven stroomt uit de wonden weg. Het Zoute houdt geërgerd zijn adem in. Het ene ogenblik bestaat alles, het volgende ogenblik is alles verdwenen. Hoe was het om mij neer te knuppelen?
15
Nu ben ik een lijk. Ik ben dood – al weet ik nog niet wat dat inhoudt. Wie me liefheeft, mag huilen. Laat het boek beginnen.
16