Crisis in Lippensville

Page 1

crisis in lippensville


Š Jos Pierreux / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2010 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com www.jospierreux.be Omslag Wil Immink Foto auteur Š Sara Engels Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 078 1 d 2010 4765 4 nur 330 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.


Jos Pierreux

Crisis in Lippensville Nogmaals een onderzoek van Luk BorrĂŠ, de niet altijd even sympathieke Knokse speurder

Houtekiet Antwerpen / Amsterdam


Voor Aline en Pierre: Vivi felice – leef gelukkig.


Laat ik maar zo snel mogelijk beginnen. Je weet het tenslotte nooit met oude mannen zoals ik. (J. Bernlef, Op slot) Rijke mensen zijn altijd goed, anders zouden ze niet rijk zijn. (Erwin Mortier, Op reis met Gerard Reve) Zoek. Zoek in zijn boeken. Zoek tussen de regels. Daar verbergt hij zich. (Pierre Ux, Zijn leven) Je tresserai pour toi des colliers de tendresse Oui je tiendrai promesse. Nous reviendrons sur cette plage Nous remarcherons sur le sable. (Art Sullivan, Ensemble) Geld interesseert ons niet: zolang we maar lekker rijk zijn. (Panamarenko) Mensen schrijven romans om allerlei redenen: ambitie, ijdelheid, verveling, omdat ze niets anders kunnen, vanuit de hoop op geldelijk gewin of om de harten van jonge meisjes te veroveren. Niemand zal het ontkennen: dat zijn stuk voor stuk heel legitieme redenen. (Christiaan Weijts, Art. 285b) ‘Ik was altijd aan het werk, weet u. Altijd boven aan het werk.’ ‘Je bedoelt dat je schreef. Waarom zeg je dat niet?’ ‘Omdat schrijven ook werken is. Het is mijn werk.’ (Ruth Rendell, De fruitplukkers) Soon we will be together, until then, so cold the night. Soon my love, soon my secret love, soon my love. (The Communards, So cold the night)


Arme rijke op de stoep Zoveel auto’s, zoveel snoep Weinig vriendjes in de buurt Af en toe één ingehuurd. Help de rijken, help de rijken. Ze hebben veel besognes Ze hebben het niet gemakkelijk. (Raymond van het Groenewoud, Help de rijken) Ik geef moedwillig de indruk dat ik een rijke tiest ben, want de mensen hebben geen vertrouwen in een arme sukkelaar. Niets heeft zo weinig succes als iemand die geen succes heeft. (Dokter Herman Le Compte)

Voor Maurice Lippens, vrij naar Lily Allen, vertolkt door Het meerstemmig Koor der Gedupeerden: Fuck you, fuck you very much Cause we hate what you do And we hate your whole crew So please don’t stay in touch.


Najaar 2008



proloog

Mariëtte was helemaal niet van plan om dood te gaan. Maar de Knokse agente was bang dat de man die van haar hield haar zou verlaten als hij wist dat zij verkracht werd, dus had ze elk detail gepland. Alles was minutieus voorbereid: de pillen die zij slikte, het afscheidsbriefje dat haar wanhoop beschreef, de tijd die er nodig was om gevonden en gered te worden. Nu hoefde ze enkel nog te wachten tot haar geliefde thuiskwam, om hem op de meest dramatische manier met zijn neus op de onomkeerbare feiten te drukken. Hij zou minder dan een onmens zijn, als hij haar in die omstandigheden kon dumpen. Op het moment dat de dertigjarige Pierre Godart uit zijn zilverkleurige Bentley stapte en Mariëtte de laatste pillen door haar strot duwde, haastte hun buurvrouw zich naar buiten, waardoor die vrouw – zonder dit te willen of te beseffen – de eerste van een lange rij dominostenen omgooide en een mechanisme startte dat het bestaan van een aantal mensen grondig zou verstoren, ja, in een paar gevallen zelfs een eind aan hun leven zou maken. Mevrouw Simone was bejaard en eenzaam, maar evengoed principieel: ze begon het aperitief nooit voor tien uur, maar

9


ook nimmer na elven. Haar echtgenoot, een fortuinlijke avonturier die zich in de jaren zeventig in een politieke wereld van achteloze omkooppraktijken en snel bij elkaar gegraaid smeergeld als een haai in het water voelde, had haar een paar decennia eerder op de meest definitieve manier verlaten. Na een exquise maaltijd, rijkelijk overgoten met wijn en complot, hief hij zijn corrupte hoofd, hapte naar adem en viel dood op zijn bureautafel, tussen de benen van zijn inschikkelijke secretaresse; zijn kalende kruin tegen het getrimde schaamhaar dat een verticale lijn volgde van exact acht millimeter breed, een met welhaast wiskundige precisie aangebrachte versiering die pas veel later aan zijn populaire opmars begon, en waarop de voluptueuze roodharige toentertijd bijzonder prat ging. Meneer Simone liet mevrouw Simone een aktetas waardepapieren na, die zij voor een deel omzette in contanten, geld waarmee zij meteen een villa in Het Zoute kocht. Dat was een prima investering, want het vastgoed kostte in dat deel van Knokke toen nog maar amper het dubbele van elders. De rest van de aktetas verhuisde naar Luxemburg en mevrouw Simone pendelde elke trimester, gewapend met handtas en schaar. Beleggen was gemakkelijk: de beurs leek maar één richting te kennen. Wanneer in deze belabberde nazomer het tij keerde en de banken niet alleen niet langer aan de hebzucht van haar klanten kon voldoen, maar het er ook nog eens op leek dat vele deposito’s op de helling stonden, klampte mevrouw Simone haar buurman aan. Hoewel ze eerder haar neus ophaalde voor zijn nieuw vergaarde geld en zijn rondborstige vriendin, luisterde de oude dame nu geïnteresseerd naar Godarts commentaar op de kwakkelende toestand van het kapitalistische systeem.

10


De zakenman eindigde zijn betoog met een schouderklopje, en de verzekering dat niemand zich zorgen hoefde te maken: iedereen wist toch dat het liberalisme automatisch de vrije markt regulariseerde? Op die manier vond Pierre Mariëttes lichaam een handvol minuten later dan voorzien. De pillen hadden zich in de maag geopend en de toxische stoffen waren hun vernietigende reis begonnen. Mariëtte gleed weg in een bodemloze slaap. Pierre Godart dacht dat zijn geliefde dood was. Een schreeuw. Zoals geen mens ooit eerder schreeuwde. Bewoog zij? Haalde zij adem? Leefde zij nog? Pierre Godart belde de hulpdiensten en viel naast zijn vriendin op de knieën. Mariëtte was reeds in een diepe coma. Nee, het was niet haar bedoeling om écht een eind aan haar leven te maken, maar doordat een bejaarde buurvrouw haar fortuin zag wegsmelten, duurde het langer dan voorzien eer Mariëtte gevonden werd. En ja, op die manier bekeken, kun je stellen dat de exuberantste agente van het plaatselijke politiekorps één van de eerste slachtoffers was van de beurscrash. Knokke, eind september. Een metalige glans kroop over de rimpelende zee.

11



September



1

Het was een zorgeloze tijd, en het kenmerkende van zorgeloze tijden is dat ze je het gevoel geven dat zij nooit zullen ophouden en dat jij onsterfelijk en onaantastbaar bent. Nooit zal er iets veranderen, nooit zal dit overgaan. Dan komt… Nee, wacht! Het is nog niet zover. Wanneer de gebeurtenissen inzichten hebben uiteengerukt. Als de zekerheden tot op hun fundament zijn weggeblazen. Dan begint de mens moeizaam een nieuw verhaal op te bouwen. Een zware storm kan soms rust creëren. Het voorval heeft het leven van het Knokse korps in tweeën gedeeld. De periode voor de zelfmoordpoging van Mariëtte en het leven nadien. Als een sluier hangt het grimmige gebeuren om alles heen. Haar suïcide is een moeras waarin haar entourage steeds verder wegzinkt. Het gebeuren heeft in de gevoelens van haar collega’s een gat geschoten waarvan de gescheurde randen wapperen. Het duurt een tijd voordat de achterblijvers een poging tot zelfdoding aanvaarden voor wat het is: iemand die vrijwillig uit het leven wil stappen, omdat hij of zij er genoeg van heeft. Iedereen wil het kunnen plaatsen, omdat men

15


zich verraden voelt. Ze zien zelfmoord als een onrecht dat hén aangedaan wordt en dat ze willen herstellen. Terwijl, om met de gebeurtenissen verder te leven, aanvaarding het écht moeilijke deel is. Waarom proberen mensen hun hele leven anderen te begrijpen? Terwijl ze van zichzelf niet eens hoogte krijgen? ‘Mariëtte die voor het minste of geringste zelfmoord pleegt? Quod non – zo is het niet gebeurd. Onmogelijk.’ Ilsa De Riddere wrijft met haar ringloze vingers door haar korte, rechtopstaande haren. Zwart bouwvakkershemd, zwarte jeans, zwarte boots. Haar rusteloze ogen geven aan dat haar hersenen druk aan het werk zijn. Brigadier Lechamps, die gewoontegetrouw aan de receptiedesk zit, onderbreekt de politiearts: ‘Er zijn maar weinig pillen waarmee je door een overdosis zelfmoord kan plegen. Terwijl we in haar kamer een Smith and Wesson .38 lichtgewicht hebben gevonden.’ ‘Mariëtte verzorgde zich,’ zegt Luk Borré. ‘Ze was te trots op haar uiterlijk om het te beschadigen. Daarom heeft ze dat pistooltje niet gebruikt.’ ‘Ik wil absolute zekerheid,’ herhaalt Daniël Pisters. ‘Onze vrouwelijke collega was niet het type dat voor een niemendal de strijd opgaf. Moord wordt vaak als zelfmoord gecamoufleerd. Wie zegt dat ze niet gedwongen werd?’ ‘Ze heeft een briefje achtergelaten,’ zucht Luk Borré. Stefaan Athenus maakt met een wegwerpgebaar duidelijk wat hij daarover denkt: ‘Een gedichtje van een paar regels.’ ‘Ze is niet dood.’ ‘Nee,’ zegt Ilsa De Riddere. ‘Maar ze ligt in een diepe coma. En niemand kan zeggen of die omkeerbaar is.’ De woorden die gesproken worden, vormen niet echt on-

16


derdeel van een gesprek. Ze blijven als ballonnen in de ruimte hangen. Als deze zouden openspatten, zou de kamer zich vullen met verwijten die onherstelbare wonden slaan. ‘Het was een zelfmoordpoging,’ zucht Borré. ‘Wie anders denkt, probeert zichzelf iets wijs te maken.’ ‘In medische termen,’ zegt Ilsa De Riddere, ‘heet dat ontkenning.’ Lechamps: ‘Waarom doet iemand zoiets?’ Stefaan Athenus: ‘Mariëtte leek alles te hebben. Ik wou dat ik haar hoofd open kon leggen en de reden eruit halen.’ ‘De eenzaamheid,’ antwoordt Borré, terwijl hij in het kantoor heen en weer loopt. ‘Als de pel van de banaan is, rest er alleen nog de eenzaamheid.’ De speurder oogt verbolgen, massief en een beetje gevaarlijk. ‘Ze had Pierre Godart. Zij was zijn afgod.’ ‘Elke relatie is destructief.’ ‘Liefde…’ ‘Liefde zal de wereld niet redden. Integendeel, liefde is vaak de bron, de voedingsbodem en de achtergrond van haat. Woede en wrok. Liefde voor de partner, ouderliefde, een nieuwe hartstocht… Hoe vaak botst het ene gevoel niet met het andere? Ach, we gaan allemaal ten onder – we kunnen enkel proberen het stijlvol te doen.’ ‘Zou jij…’ vraagt Ilsa aarzelend. ‘Zelfmoord kunnen plegen?’ vult Borré haar onuitgesproken vraag aan. ‘Ik denk het wel. Als de wereld te groot wordt, bijvoorbeeld.’ Zijn mondhoeken zakken, alsof de speurder een te laag bod heeft gekregen op iets wat hij wil verkopen. Even valt er een gênante stilte, die Stefaan Athenus meent te moeten doorbreken met het aanstekelijke enthousiasme van iemand die altijd goed geluimd en ad rem over wil komen. ‘Nadat hun golfkarretje gekanteld is, arriveren de broers

17


Leopold en Maurice Lippens in de hemel, waar God hen vanaf Zijn hoge witte troon toespreekt. Eerst richt Hij zich tot de gb: “Leopold, vertel Me: waar geloof jij in?” Waarop onze burgervader even nadenkt eer hij antwoordt: “O Almachtige, ik geloof in Knokke-Heist. Ik geloof dat België een beter land zou zijn als iedere plaats bestuurd zou worden zoals ik mijn badstad heb bestuurd. Ik weet dat het altijd beter kan, maar ik heb mijn stinkende best gedaan en er een klein paradijs van gemaakt.” God is tevreden, nodigt Leopold uit om rechts van Hem te gaan zitten en richt zich tot Maurice Lippens. “En jij, vriend, waar geloof jij in?” Waarop Maurice Lippens zegt: “Ik? Ik geloof dat Jij op mijn stoel zit”.’ ‘Ondertussen zijn we onderbemand,’ zucht Pisters. ‘We hebben inderdaad behoefte aan versterking. Maar dat gegeven is niet nieuw. Luk Borré verbleef een tijd in Luik, en dan hielden we de boel hier ook draaiende.’ Lechamps tikt als een specht met zijn wijsvinger tegen zijn slaap. ‘Wat is er met mijn hersenen?’ ‘Je krijgt ze om te gebruiken, Stefaan.’ Dat graaf burgemeester Leopold Lippens in allerijl de speurder terug moest halen om een schilderijendiefstal op te helderen, is Athenus blijkbaar vergeten. Buiten in de Van Steenestraat parkeert een Bentley, met de butler achter het stuur. Om uit te stappen, wacht Pierre Godart niet tot het portier opengehouden wordt. De leden van het Knokse korps turen door het venster. Borré: ‘Zwijg over je moordtheorie.’ Ilsa: ‘Waarom?’ ‘Het zou hem verwarren.’ ‘Verwarren?’ ‘Op ideeën brengen.’

18


‘En dan?’ ‘Ik geloof niet dat ik dat leuk vind.’ De speurder staart Ilsa aan tot er een andere blik in haar ogen komt. Er is geen grens aan de ellende die je kunt meemaken. Als één van twee geliefden sterft, is achterblijven een wreed lot. Maar als één van beiden zelfmoord pleegt, is het alsof de ander haar vermoordde. Langs de openzwaaiende deur buitelt een zwakke wind die de geuren van zand en zout met zich meebrengt. De door verdriet verteerde man stapt het commissariaat binnen. Iedereen is vol medelijden en overdreven vriendelijk, maar hij voelt hun beschuldigende blikken. Ze geven hem de schuld, al is het maar om zichzelf wijs te maken dat het hen nooit zal overkomen. Tragedies maken geen onderscheid naar rijkdom of glamour. De trots in zijn houding is wafeldun. Hij klemt zijn armen om zich heen. Zo strak, dat het lijkt alsof hij zichzelf bijeen wil houden. Hij groet niemand, maar maakt een handgebaar dat van alles kan betekenen. ‘Zijn de gegevens van het ziekenhuisonderzoek bekend?’ ‘Mariëtte heeft chloroquine genomen,’ leest Ilsa uit een map. ‘Een middel tegen bestrijding van malaria, dat relatief gemakkelijk verkrijgbaar is, op recept of via internet. We hebben in de vuilniszak een lege doos Nivaquine gevonden.’ ‘Vorig jaar zijn we op reis geweest naar Afrika,’ zegt Pierre Godart. ‘Toen hebben we iets tegen malaria geslikt.’ ‘Vierentwintig pillen van vijftig milligram?’ ‘Niet allemaal, natuurlijk.’ ‘Vier gram kan dodelijk zijn. Er zaten ook sporen van alcohol in haar bloed. En van Phenergan.’

19


‘Het antibraakmiddel?’ ‘Juist. Mariëtte had bovendien een aantal kalmeringspillen geslikt.’ ‘Temazepan?’ ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Ik gebruik het soms ook,’ zegt Pierre Godart. ‘Voor een belangrijke meeting.’ ‘Niet doen,’ zegt Ilsa. ‘Eer je het weet, zit je elke ochtend voor het medicijnkastje te hijgen.’ Korpscommandant Mangels komt het commissariaat binnen. Hij merkt Pierre Godart op en biedt zijn medeleven aan. ‘We zullen voor jou bidden, Pierre.’ Hij heft een hand op, alsof hij op het punt staat een kruis te slaan. ‘Ik wil niet dat je voor mij bidt, Theofiel,’ zegt Pierre Godart, met een lichte trilling in zijn onderlip. ‘Maar enfin, wat voor zin heeft het leven zonder geloof ?’ ‘Geen. Het leven heeft geen zin. Ik wil ook niet dat je voor haar bidt. Je zou me een groot plezier doen, als je niet voor ons bidt. Ik wil zelfs niet…’ ‘Ik bid niet voor zelfmoordenaars,’ zegt de overste afgemeten. Pierre Godart gaat met gebalde vuisten voor korpscommandant Mangels staan. De spieren in zijn nek zijn gespannen. ‘Een God? Ergens daar in de ho-ho-hoogte? Wat een gelúl!’ Luk Borré komt tussenbeide. ‘Rustig,’ zegt hij. ‘We zijn allemaal een beetje overstuur.’ Godart zet een stap achteruit. Mangels kijkt zijn ondergeschikte giftig aan. Elk woord komt als in steen gebeiteld uit zijn mond. ‘In uw plaats zou ik niet zoveel praatjes hebben, meneer Borré. U werd al een keer overgeplaatst en dat zou best op-

20


nieuw kunnen gebeuren. Zonder de tussenkomst van graaf burgemeester Lippens zat u nu nog altijd in Luik te rotten. U heeft bij uw retour totale inzet beloofd, en uw ijver wordt door mij maandelijks gerevalideerd. Glij met uw schaats niet scheef, of u zakt door het water.’ De overste trekt de deur achter zich dicht en verdwijnt in zijn kantoor. Daniël Pisters houdt Borré bij de arm tegen. ‘Laat hem!’ ‘Aquilla non captus muscas,’ fluistert politiearts De Riddere. ‘Een grote geest is boven de aanvallen van kleinen verheven.’ Borré maakt een wegwerpgebaar. ‘Zijn hoofd zit diep in zijn eigen kont, en hij herkent niet eens de omgeving.’ Het wordt even pijnlijk stil. ‘Toen ze gevonden werd,’ zegt Stefaan Athenus, ‘kwam Mariëtte bij de kapster vandaan. Ze droeg haar juwelen, een nieuwe jurk, nieuwe laarsjes.’ ‘Ze had het goed voorbereid,’ zegt Pierre Godart. De even opflitsende lichtjes in zijn ogen verraden hoe trots de man op de spilzucht van zijn geliefde is. ‘Ze leek alles te hebben wat ze wou,’ zucht Daniël Pisters. Pierre Godart zegt gedecideerd: ‘Ik wil weten waarom ze het heeft gedaan.’ ‘Pijnig jezelf niet.’ ‘Hier woont ze,’ zei Pierre Godart, met zijn vinger tegen zijn voorhoofd tikkend, ‘hier leeft ze.’ ‘Je kunt de situatie niet omkeren. Je kunt niet op alles een antwoord vinden, hoe hard je ook zoekt. Soms moet je leren de dingen gewoon los te laten.’ ‘Ik begrijp het niet.’ ‘Dat je het niet begrijpt, wil nog niet zeggen dat het niet waar is. Of niet gebeurt.’ 21


‘Haar naam staat op mijn schouder. Mijn naam staat op de hare. Jij was in het korps haar beste vriend, Borré. Naar jou keek ze op. Ik wil dat je me alles vertelt. Zelfs als je mij met die woorden kwetst.’ ‘Dit heeft geen zin, Pierre.’ ‘Het regent vragen en zelfverwijten,’ zegt Pierre Godart. ‘Als er geen antwoorden komen, word ik gek.’ ‘Ik ga Mariëtte zelf ook nog eens onderzoeken,’ zegt politiearts De Riddere. ‘Doe haar geen pijn.’ ‘Ik zal je de resultaten van dat onderzoek kenbaar maken.’ ‘Dat apprecieer ik.’ ‘Wat ga je nu doen?’ ‘Ik ga naar… huis.’ Hij hapert bij dat woord. ‘Slaap je goed?’ ‘Mijn bed en matras liggen niet meer lekker. Ik blijf ’s nachts wakker. Ik drink. Hoewel ik weet dat dat niet mogelijk is, lukt het me bijna om me voor te stellen dat zij de kamer binnenkomt. Maar als ik mijn hand uitstrek, is er natuurlijk niemand.’ ‘Is er ondertussen iemand die je gezelschap houdt?’ ‘De butler. En Amy troost me.’ ‘Amy?’ ‘Amy Winehouse. Mariëtte was… is gek op haar stem. We hebben haar drie keer live aan het werk gezien.’ ‘Vrienden? Familie?’ Pierre Godart, abrupt: ‘Ik ben bereid om voor inlichtingen te betalen. Verspreid het gerucht.’ Borré zegt haastig: ‘Dat is geen goed idee. Geld doet gekke dingen met de fantasie van een mens.’ ‘Verdriet ook.’ ‘Zoek verstrooiing. Steek wat meer tijd in je bedrijf. Werken is een goede afleiding.’

22


‘Waarom zou ik nog werken? Ik heb geld genoeg. Ik heb mijn hele leven gecijferd. Daar ben ik mee gestopt.’ ‘Wanneer?’ ‘Toen ik haar vond. Gisteren. Haar zelfmoordpoging… Ik wil weten waarom Mariëtte het gedaan heeft. Ik wil weten wie de schuldige is. Als blijkt dat ik het ben… Een lang, stevig touw en een haak die mijn gewicht kan dragen.’ De dertigjarige man draait zich als een militair op zijn hakken om en verlaat het commissariaat. Op de achterbank van de Bentley zakt hij in elkaar en begint hartverscheurend te huilen. Zijn lichaam schokt spastisch. Stefaan Athenus kijkt met morbide fascinatie naar deze uiting van intens extreem verdriet. ‘Het komt goed met ’m.’ Lechamps: ‘Het komt niet goed met ’m.’ ‘Waar kan hij heen?’ ‘Naar zijn lege dure villa in Het Zoute,’ zegt Borré. De speurder kruist zijn armen voor zijn borst. ‘Hij is bereid om voor inlichtingen te betalen,’ zegt Ilsa. ‘Cede majori – aan de kant voor het grote geld!’ ‘Jij hebt een doktersdiploma. Je hebt een eigen praktijk opgegeven om politiearts te worden. Dat verdient minder. Als je liever in lijken hakt dan mensen geneest, wat zegt dat over je?’ Borré trekt wit weg: ‘Niet zo brutaal, Stef !’ Ilsa’s kaakspieren spannen zich: ‘De doden liegen en bedriegen niet!!’ Brigadier Stefaan Athenus krabt in zijn kruis. ‘Blijf van je hersenen,’ blaft Ilsa. Er kruipt een rode kleur uit haar hals omhoog. Korpsoverste Mangels duwt de deur open. Hij rukt aan de panden van zijn jasje, ook al zit zijn pak onberispelijk.

23


‘Gaat het?’ ‘Ik vertelde ze alleen…’ ‘Ja. Dat hoorde ik, Ilsa. Net als de rest van Knokke.’ Pierre Godart gaat niet naar zijn villa. De butler parkeert de Bentley op de parking van het hospitaal. Die ochtend om elf uur komt de dokter, een bruingebrande jongeman, wiens naam niet tot Pierre Godart doordringt. Hij spreekt met een stem als zachte zalf. In zijn dokterstas heeft hij twee mappen: in de ene de medische geschiedenis van zijn patiënte, in de andere voorbeelden van mensen die een diepe coma overleefden. ‘Geef haar de best mogelijk medische hulp. Geld speelt geen rol.’ ‘We weten over coma betrekkelijk weinig,’ zegt de arts. ‘Algemeen wordt aangenomen dat sommige impulsen de zieke kunnen overtuigen om zich uit zijn slaap te rukken en weer in de realiteit te stappen.’ ‘Wat voor impulsen?’ ‘Het horen van de favoriete muziek. De stem van een vriend. De aanraking door een geliefde.’ ‘Voelt Mariëtte het als ik haar bezoek?’ ‘Baat het niet, dan schaadt het niet,’ zegt de arts. ‘Maar er is meer…’ Om dat te vertellen neemt hij de man mee naar een kamertje dat als een bokaal in het midden van de verdieping troont. Smetteloze witte muren. Glanzende metalen kasten met op de schappen gesteriliseerde instrumenten. Een goed gevulde medicijnenkast. Vergrootglazen en meetapparatuur op verstelbare standaards. En een koelkast met brede laden. Een schoonmaakster met een donkere huid is bezig de

24


koffiebekers op te ruimen en het papier uit de manden in een plastic zak te gieten. Als de twee mannen binnenkomen, verdwijnt de vrouw meteen. De arts praat ernstig. Terwijl hij de mededeling over zich heen laat gaan, sluit Pierre Godart zijn ogen. Als Borré thuiskomt, schiet Rena overeind en springt boven op hem, haar benen om zijn heupen klemmend. Haar rode string licht op als een fakkel in de nacht. Ze zegt dingen tegen hem, zinnen die oud zijn als de mensheid en waarvan ze denkt dat hij denkt dat zij ze als eerste heeft verzonnen, hier en nu, als eerste en als enige. ‘Alleen jij, Luk. Alleen jij bent er voor mij,’ zegt Rena plechtig. ‘Jij bent mijn man. Eeuwig, eeuwige eeuwigheid.’ En ze zegt het nog eens. En nog eens en nog. Tot Borré met zijn lenige tong de hare tot zwijgen brengt. Hij wil ook dingen zeggen, dezelfde dingen, alleen met andere woorden, maar hij weet niet precies hoe, of hij begrijpt dat het zinloos is – even zinloos om dat soort dingen te zeggen als ze te denken. Of hij is afgeleid, want Radio Paradijs speelt Teenage Depression, en de speurder weet hoe dat voelt, hij herinnert zich precíés hoe dat voelt. Terwijl hij haar neukt, kijkt ze recht in zijn ogen, waardoor zijn lid aan kracht verliest. Ze zuigt aan zijn penis alsof ze de kurk uit een wijnfles probeert te krijgen. Maar direct na de ontlading voelt de speurder zich weer onrustig. Het lijkt of de muren om hem heen beginnen te draaien. Hij kijkt door het raam naar buiten. Eerst naar de zee, dan naar de skyline van zijn badstad. Waar nog geen flats staan, zwenken hoge bouwkranen bouwmateriaal aan. Later liggen ze in elkaar gedraaid in hun kingsize bed.

25


Daniël Pisters en Irma, zijn echtgenote, brengen samen hun geadopteerde zoon Bert-Bertie naar bed. Daarna kijken ze nog naar een quiz op televisie. Eén van de vragen gaat over de lengte van de penis. Elk van de – mannelijke – kandidaten gokt veel te hoog. Ook het cijfer dat Pisters uitspreekt, zit ruimschoots boven het gemiddelde. Als door de presentator het juiste antwoord wordt gegeven, schudt Irma schamper haar hoofd. Haar halflange eksterzwarte haren dansen. ‘Natuurlijk is het veel minder dan mannen zelf denken,’ zegt ze. ‘Ik vraag me af waar jullie het vandaan halen!’ Die opmerking raakt Pisters diep, maar de inspecteur laat niets merken. Hij moet er even uit. Naar buiten. Lucht inademen die zo fris is dat het pijn doet. Door hun afwijkende reactie op de dood van hun eerste zoon kende hun huwelijk een moeilijke periode. Omdat de inspecteur zich in een harnas van verdriet opsloot, zocht Irma troost buiten hun relatie. Die episode werd uitgepraat en afgesloten: de echtelieden vonden elkaar terug en geen van beide heeft nog reden om aan de andere te twijfelen. Daniël Pisters heeft het gebeuren gerationaliseerd, geplaatst en opgeborgen. Wég! Maar af en toe – als hij het het minst verwacht – steekt het vreselijke beest zijn kop op en moet Pisters een misselijkmakende jaloezie verdrukken. Slijt het? Misschien wel, in die zin dat de frequentie daalt. Vroeger zeurde de pijn constant, nu raakt ze hem nog slechts af en toe. Maar tegelijk treft ze hem als een moker. Soms vraagt hij zich af of de trouw van Irma iets met haar leeftijd te maken heeft. Trouw als een ouderdomskwaaltje.

26


Toen Daniël Pisters achttien was, keek hij naar de moeder van het meisje waarop hij zijn zinnen had gezet, om te weten wat voor vrouw zijn liefje ging worden, en of hij met dat beeld kon leven. Irma is nu ouder dan de moeder van dat meisje toen. Je bent nooit opgewassen tegen de ergernissen die de tijd met zich meebrengt. Daniël Pisters lijkt onaangedaan. Maar niemand kan zien hoe hij zijn handen in zijn broekzakken tot vuisten balt. Nu ligt Pierre in de fauteuil die naast het ziekenhuisbed van zijn geliefde staat. Haar huid is blauwwit. Haar ogen zijn gesloten. Zelfs nu ziet ze er nog bijna obsceen sensueel uit, als een prinses die ligt te slapen. Hij trekt zijn ogen moeizaam los van zijn vriendin. De muskusgeur van haar parfum glijdt in zijn neusgaten. Pierre Godart realiseert zich plots dat hij en zij op dit moment dezelfde lucht inademen. Als zij overlijdt, kan dit nooit meer. Haar zwarte laarsjes staan in de kast. Haar juwelen bevinden zich in een bakje op een tafel met wieltjes. Mariëtte draagt enkel haar verlovingsring, die als een baksteen aan haar vinger hangt. Haar retrojurk, die op een schap ligt, vormt een levendige kleurvlek, te midden van het steriele deprimerende van de ziekenhuiskamer. Pierre Godart heeft honger. Maar bij de gedachte aan voedsel komt zijn maag in opstand. De laatste mededelingen van de dokter hebben hem ontzettend verward. Ineens hangt Mariëtte tegen het plafond. Ze is van een transparante schoonheid. De man kijkt verbaasd toe hoe zijn vriendin met dromerige bewegingen langs de wand naar beneden glijdt. ‘Makkelijk zat,’ zegt Mariëtte, zonder met haar amandelkleurige ogen te knipperen. ‘Maar je moet er wél schijndood voor zijn.’ 27


‘Hoe voelt het, een coma?’ ‘Hoe is het als je slaapt?’ ‘Droom je?’ ‘Nu niet.’ Pierre durft niet te bewegen – amper adem te halen. Hij heeft duizenden vragen, maar hij stelt ze mondjesmaat. ‘Hoe moet het nu verder?’ klaagt hij. ‘Met mij, zonder jou?’ ‘Ik ben er toch, gekkie?’ ‘Niet in de betekenis van het woord.’ ‘Geen gezeur,’ zegt Mariëtte, en de agente flikkert als een lamp. Haar ogen zinken weg in hun kassen als in twee kleine grafjes.

28


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.