Het plezier van het zoeken

Page 1

het plezier van het zoeken



Rik Pinxten

Het plezier van het zoeken Filosofie tegen de angst

Houtekiet Antwerpen / Utrecht


Š Rik Pinxten / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2011 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Jan Hendrickx Foto omslag Š Jan Hendrickx Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 163 4 d 2011 4765 9 nur 730 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.


Inhoud

woord vooraf Mijn tien geboden

9

Inleiding

11

hoofdstuk 1 Voorbij secularisme, voorbij ideologie?

25

hoofdstuk 2 Religie en humanisme: de keuze van een athe誰st

39

hoofdstuk 3 Milieu en mens: rentmeesterschap en andere voorstellen

63

hoofdstuk 4 Van homo economicus tot integrale mens

79

hoofdstuk 5 Verschil en gelijkheid

105

hoofdstuk 6 Democratie en competentie: burgerschap en cultuur

139

hoofdstuk 7 Massa en individu

165

hoofdstuk 8 Kosmopolitisme en eigenheid

189


hoofdstuk 9 De seculiere wereld van de toekomst

209

Dankwoord

233

Referenties

235

Noten

243


Opgedragen aan de zoekers van wijsheid, rechtvaardigheid en liefde

‘United, the developing countries can save the World.’ Evo Morales, de eerste indiaanse president van de Amerika’s, riep in 2010 in Bolivia alle inheemse volkeren samen om een reëel alternatief te brengen voor de mislukte milieutop van Kopenhagen.



woord vooraf

Mijn tien geboden

Alles komt feitelijk tot zijn einde binnen vijftig jaar. Ik ben bang. Het zal goed worden als we oplossingen vinden, zo niet komt alles snel tot zijn einde. Als we blind voortdoen in de toekomst zoals we nu bezig zijn, dan kennen we binnen de eeuw zeker de ondergang, en dat begint al over een halve eeuw. Als we er wel klaar voor zijn en de problemen kunnen oplossen, dan kan het fantastisch worden. (M. Gromov, 2009, bij het aan­vaarden van de Abel Prijs, de ‘Nobelprijs’ voor wiskunde).

Mijn Tien Geboden, tien jaar in het Derde Millennium 1 Het plezier van het zoeken gaat ver boven de verdoving van het vinden. 2 Geloof niet in God, maar leef met de onzekerheid. 3 Besef dat ‘wij’ en ‘zij’ niet meer zijn dan tijdelijk wervende ficties. 4 Verdeel niet, maar herverdeel. 5 Wees eerst aardebewoner, en hecht in tweede orde aan identi­ teiten. 6 Besef dat moderniteit een meervoudsvorm is. 7 Gebruik je verstand, maar ook je empathie: medemenselijke redelijkheid is superieur aan instrumentele rationaliteit. 8 Besef dat interdependentie een feit is, en onafhankelijkheid slechts een relatief recht.

9


9 Bescherm de menselijke creativiteit tegen dogma en fundamen足 talisme. 10 Maak ruimte voor spiritualiteit of het materialisme zal de aarde vernietigen.

10


Inleiding

Vuistregel: dichotomieën (pro of contra, of/of, alles of niets) zijn nagenoeg altijd fout. Actieve burgers kunnen verlicht zijn als zij schijntegenstellingen krachtig verwerpen.

Waarschuwing Sommige van mijn lezers hebben me er attent op gemaakt dat er ‘zeer veel’ in dit boek behandeld wordt. Eén vriend zei zelfs dat hij er wat duizelig bij werd. Toch wilde ik in dit boek de verwijzingen en de analyses behouden. Daar zijn diverse redenen voor. Het intellectuele werk moet ook gebeuren, want zonder argumentatie is een stelling zwak. Bovendien is de wereld, door de verstedelijking, de globalisering en de informatisering, zeer complex geworden. Complexiteit vergt nauwkeurige en uitgebreide uitleg, om simplisme en dus leugenach­ tigheid te vermijden. Ten slotte is er jarenlang bijzonder weinig na­ gedacht of geschreven in een brede humanistische traditie: in de jaren onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog was het aanbod relatief ge­sproken hoger. Alleen uit de verbreding van een op de mensheid gerichte levensbeschouwing zou de redding kunnen komen. Ik ontken natuurlijk niet dat er nu een golf van ‘radicaal atheïsme’ door de An­ gelsaksische wereld stroomt. Dat is echter niet nieuw te noemen. Van­uit een continentaal Europees perspectief bekeken is dit eerder een noodzakelijke en ook late inhaalbeweging. Dat ze voor een deel vanuit de evolutietheorie vertrekt (met Dawkins als belangrijke au­ teur) is evenmin nieuw. Ik zie dit als een zinvolle bevrijding in de

11


Angelsaksische wereld, maar ik betreur tegelijk dat het vooral een antibeweging is, die aan de behoeften van talloze zinzoekers naar een vrije en gedeelde menselijke moraal voorbijgaat. Bovendien zal niet elk atheïsme noodzakelijk humanistisch zijn: een alternatieve zinge­ ving, die mensen verbindt in plaats van scheidt (we moeten de hele mensheid aanspreken), lijkt mij een belangrijke opdracht vandaag, en daarover vind ik nagenoeg niets bij de zogenaamde ‘radicale athe­ ïsten’. Vermits ik zelf atheïst ben, ben ik bezorgd. Daarom schrijf ik dit boek dat alle actieve burgers wil verenigen over hun levensbe­ schouwingen heen. Daarnaast merk ik dat de sociale en menswetenschappen in de voorbije halve eeuw een zodanig boeiend traject hebben afgelegd dat het dringend nodig is om de levensbeschouwelijke discussies hierdoor te laten beïnvloeden. Dat is een belangrijke drijfveer voor mij: hoe breng ik de hedendaagse discussie over een humane inzet in de we­ reld weer in contact met en laat ik ze zelfs grondig door elkaar schud­ den door de ontwikkelingen in die wetenschappen? Als dat niet ge­ beurt, dan wordt of blijft de humane maatschappelijke inzet in het algemeen een relikwie (en ik weeg mijn woorden) van de oude en ondertussen overjarige attitude van het groot gelijk. Vanuit die ambi­ tie wil ik proberen zelf een voorstel te doen voor een positieve invul­ ling van een vrije en tegelijk humaan-solidaire zingeving: het plezier van het zoeken als basisdeugd of hoogste waarde. Dat is tenminste wat mij drijft, en ik wil dat aan het einde van het boek verduidelijken. Deze onderneming verplicht mij om er een grote hoeveelheid teksten en perspectieven bij te betrekken, en dat geeft dus een boek met heel veel materiaal en onderzoek van veel verschillende visies. De lezer die dit allemaal te veel en te zwaar vindt, kan ik alleen aanraden om telkens één hoofdstuk als maaltijd te nemen en dan de nodige tijd te nemen om dit te herkauwen. Interdependentie De voorbije jaren ben ik steeds meer onder de indruk geraakt van de onloochenbare onderlinge verbondenheid van de mensheid en de wereld. Voor het eerst groeit er een veralgemeend bewustzijn groeit

12


– in het bijzonder bij de jongere generatie – dat alle mensen in het­ zelfde schuitje zitten: ecologisch wordt dit het scherpst aangevoeld door de campagnes en de media-aandacht rond de opwarming van de aarde en het afsmelten van het poolijs vandaag, en de politieke dis­ cussies die daarover wereldwijd aan de gang zijn. Maar ook op an­ dere gebieden groeit het gevoel van onderlinge afhankelijkheid van de mensheid: de demografische druk en de manier waarop die slechts op wereldschaal zinvol kan bijgestuurd worden, de uitputting van de grondstoffen, de verminderde kwaliteit van water en lucht, de armoe­ de in de wereld en de migratiestromen die er het gevolg van zijn. Dit zijn slechts enkele belangrijke thema’s. Meer dan vroeger confronte­ ren deze mondiale problemen de huidige jongerengeneratie met de onvermijdelijke impact op de eigen levensperspectieven: onzekerheid op de arbeidsmarkt door de globalisering, ademhalingsziekten door de tanende kwaliteit van de lucht in steden (Vlaanderen is een zwart­ gekleurd gebied op de kaart van de luchtvervuiling in Europa), de nakende uitputting van de grondstoffen en olie, de oncontroleerbaar­ heid van de financiële markten… Dit globale bewustzijn is echter ook een unieke positieve ontwik­ keling: voor het eerst zijn mensen zich bewust van onmiskenbare, want onontkoombare gemeenschappelijke waarden van alle mensen. Overleving, recht op een leefbare omgeving, duurzaamheid worden meer en meer beleefd als algemeen menselijke waarden. Zij vormen wat ik noem een (nieuwe) seculiere wereld. Natuurlijk hoeven die waarden niet noodzakelijk door iedereen onderschreven te worden. Het is perfect mogelijk om zich in exclusivisme en egoïsme te hullen en bewust na te streven dat mijn groep het goed zal hebben en ‘dus’ de anderen niet. Dat is wat de zeer rijken voorlopig doen door te po­ keren met de welvaart van grote delen van de wereldbevolking. Het was ook de strekking van de isolementspolitiek onder de vorige Ame­ rikaanse regering van president Bush (het Project for the New Ame­ rican Century waarin de belangen van de vs primeerden op al de rest). Deze houding kan enkel meer conflicten en geweld uitlokken, wat vermoedelijk onhoudbaar is omdat het eenvoudigweg te duur is om duurzaam te kunnen zijn. Niettemin is een sf-visie denkbaar, waarin de hele wereld door een kleine groep militair en technologisch gedi­

13


rigeerd wordt. De ontwikkelingen van de voorbije decennia schetsen een hoopvollere toekomst voor de meerderheid van de mensheid: de levensverwachting neemt toe, de overlevingskansen worden moei­ zaam maar toch beter, alle mensen krijgen dezelfde rechten (althans in principe), en geneeskunde en wetenschappen blijken het lot van de mensheid te verbeteren. Dit is een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid. En, zoals dat gaat met een ommekeer, zal de ver­ andering niet gemakkelijk ingang vinden. Maar door de veralgeme­ ning van communicatiemogelijkheden weten mensen overal ter we­ reld van ongelijkheid, macht en onrecht.1 Ik beschouw de huidige Mensenrechten in dat opzicht als een ‘vooroudervorm’ van wat zich nu in de mentaliteit van ‘interdependentie’ begint te manifesteren (een punt dat ik zeker deel met die andere zoeker naar een autonome moraal, de Nederlandse jurist Paul Cliteur, 2007). Dat bewustzijn van gemeenschappelijkheid, van een gedeelde menselijke conditie, is nieuw en is ook immens krachtig. Ik ben gematigd optimistisch dat hierin een veel grotere kracht en perspectief schuilen dan in gelijk welke godsdienst of ideologie van de vorige eeuwen. Het is zaak om die potentie te erkennen en vorm te geven. Bovendien is dit nieuwe bewustzijn vooralsnog niet dominant. De oude vormen van scheiding, overheersing en exclusieve privileges zijn nog steeds krachtig aanwe­ zig in de geesten en in de politieke regimes, en zullen dus de vol­ gende jaren voor verwarring en conflict blijven zorgen. In dit boek wil ik in de eerste plaats de menselijke verbondenheid schetsen. Ik doe dat door te focussen op nog bestaande verdeeldheden en hun onhoudbaarheid te duiden. Ik doe dat niet door ten strijde te trekken tegen de lethargische houdingen, maar wel door ze te duiden en dan alternatieve actiewegen aan te duiden waar mogelijk. Ik ben er immers steeds meer van overtuigd dat de interdependentiege­ dachte (de mensheid en de aarde als één, en dus ook als een zorg voor iedereen samen en in onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid, zoals in 2001 verwoord door B. Barker, die de term ‘interdependence’ lanceerde) niet zozeer een nobel project is, dat enkel geboren is uit menslievendheid of zuiver idealisme. Integendeel, het is ‘van moeten’. Het groeiende bewustzijn dat ik meen te bespeuren duidt aan dat we wel samen moeten zitten omdat we allemaal hetzelfde lot delen. Of­

14


wel gaan we door zoals we bezig zijn vanuit verharde standpunten van het groot gelijk (zoals de godsdiensten, maar ook sommige oude ideologische theorieën, van ‘de revolutie van de arbeiders’ tot de te­ genhanger met de mythe van de vrije markt en het recht op onbe­ grensd individualisme-cum-egoïsme), en dan is ons schip een Titanic. In dat geval kunnen we nog enkele jaren forten bouwen tegen elkaar, in een culturele of religieuze bolster kruipen en het recht op indivi­ duele vrijheid of dat op culturele onafhankelijkheid boven alles stel­ len. ‘Brasschaat vrijstaat’ als ideaal. Ofwel is het schip aarde in het groeiende bewustzijn een complexe, gemengde en tot samenwerking gedwongen bonte ark waarin een groot besef van ‘interdependentie’ een hogere waarde wordt dan een verabsoluteerd principe van onaf­ hankelijkheid. Dat wil zeker niet zeggen dat onafhankelijkheid niet meer kan: subsidiair moet dat zeker kunnen. Het wil wel zeggen dat interdependentie volgens mij als hoogste prioriteit moet erkend wor­ den, en dat elke onafhankelijkheid (van individu, cultuur, religie, en­zovoort) daaraan ondergeschikt is. Dit is een ‘onderbouwde intuïtie’ of, zo men wil, een geloofspunt. Ik zal wel proberen te argumenteren hoe we vanuit een dergelijk uitgangspunt onze mentaliteit moeten en kunnen ombuigen. Het is dus niet mijn bedoeling om een totaalmodel te ontwikkelen. Als dit al mogelijk zou zijn, is het een taak voor een groep onderzoe­ kers en niet voor één schrijver. Wel wil ik in dit boek enkele belang­ rijke twistdomeinen aanduiden en voorstellen doen. Die twistdomei­ nen zitten alle in de levensbeschouwelijke sfeer, omdat ik opnieuw onderzoek wil doen naar de mentaliteit (de ‘subjectieve factor’ in het marxisme, de vrijheidsideologie van het liberalisme, de geloofshou­ ding van de godsdiensten). Die mentaliteit is zeker niet het hele ver­ haal: economie, milieu, demografie, enzovoort zijn minstens even be­langrijk. Maar zonder mentaliteitsverandering zal ook in de mate­ riële wereld niet bijzonder veel veranderen en zal het egoïsme van de rijken voorlopig enkel verscherpen ten nadele van de minderbedeel­ den. De twistdomeinen vindt de lezer terug in de verschillende hoofd­ stukken:

15


• de splijtzwam van de oude opvatting van religie tegen een leven van kennis en moraal ‘zonder goden’, • de spanning tussen de belangen van de natuur en die van de mens als zogenaamde heerser over of rentmeester van de natuur, • de tegengestelde belangen van economie en menselijkheid, • de moeilijkheden om eigenheid en verschil samen te beleven, • de spanningen tussen democratie en competentie, • de verhoudingen tussen massa en individu, • de tegenstellingen tussen het algemeen belang (de wereld) en de lokale belangen (natie, volk), • de keuze tussen een religieuze en een seculiere ordening van de maatschappij. Ik vermijd bewust en opzettelijk de vaak aantrekkelijke vereenvou­ diging van de complexiteit van ons menselijke bestaan tot één hoofd­ principe: de economie als basis voor alles, of de godsdienstige of le­ vensbeschouwelijke regels als basisordening. Dit noemde ik vroeger al de ‘kinderziekte van het monocausale denken’ in de filosofie en de sociale wetenschappen. Ik ga ervan uit dat de complexiteit van men­ selijke individuen en gemeenschappen, geschiedenissen en verbeel­ dingswerelden zo groot is dat alles willen begrijpen vanuit één basis­ principe ideologisch misschien aantrekkelijk kan zijn, maar weten­ schappelijk gesproken nonsens is. Onder andere op grond van de hier opgesomde tegenstellingen of spanningen worden talloze conflicten beleefd en uitgevochten in onze hedendaagse wereld, zoals ook in onze lokale maatschappij. Ik bedoel daarmee niet dat de materiële verschillen geen realiteit zijn, of dat de militaire macht van de ene of de andere groep niet echt is. Ik be­ doel wel dat onrecht en ongelijkheid, onderdrukking en haat slechts kunnen gebruikt worden om mensen te verdelen en de macht bij sommigen te behouden en aan anderen te ontkennen, op voorwaar­ de dat op de medewerking van velen kan gerekend worden. Dat wil zeggen op voorwaarde dat de mentaliteit van de burger die verdeeld­ heid ook opneemt en uitdraagt. Zelfs in onze geautomatiseerde wereld hebben de monopolist en de dictator vele volgzame mensen nodig om te kunnen blijven heersen. Als de achterban niet te vangen is

16


omdat de mentaliteit zich daartegen wapent, dan verdampt de machts­ basis van de potentaat. Of anders gezegd, de burger neemt dan zijn macht terug. We beleven nu de overgang van een lokaal, gesloten en overwegend op exclusie en op de eigen kleine groep geconcentreerde levensbe­ schouwing naar een besef dat de wereld één is en dat we allemaal belangen hebben die we delen met dichte en verre medemensen. Die overgang is vanzelfsprekend niet gemakkelijk. Dat wil zeggen dat conflicten, angst en verwarring een groot deel van de agenda zullen uitmaken. Tegelijk is het precies dan belangrijk om gebeurtenissen en opinies in de bredere context te plaatsen van de historische en mondiale analyse. Dit boek wil daartoe een bescheiden bijdrage zijn.

Wat heeft dit met actief burgerschap te maken? Als vrijdenker-humanist sta ik op een bepaalde manier in de wereld. Als humanist deel ik vele waarden en belangen met gelovigen, die ook humanist zijn: een zeker vertrouwen in de opvoedbaarheid en redelijkheid van mensen, een focus op de belangen van de mense­ lijke soort minstens naast en zelfs boven die van één individu of van een kleine groep, en boven die van een niet-menselijke autoriteit. In tijden van grote transities, zoals we nu beleven (Pinxten & Moreels, 2007), is het van groot belang om medestanders te zoeken. In dit geval denk ik dus dat alle humanisten, of ze nu gelovig zijn of agnost of atheïst, als mensen van goede wil best samenwerken als actieve bur­ gers om oude tegenstellingen in hun perspectief te plaatsen en voor­ al ook de gemeenschappelijke belangen te zoeken en actief te promo­ ten. De focus op de hele mensheid en de hele aarde vereist een nieuw inclusief basisvertrouwen: het moet spreken over alle mensen, en niet alleen over een groep van gelijkgezinden. In zekere zin is dit ‘neu­­traal’ ten opzichte van particuliere religieuze of levensbeschou­ welijke invullingen. Anders gezegd, het is een gedeelde waarde die fundamenteler is dan elke particuliere en dus exclusieve religieuze invulling. Daarom noem ik die focus (nieuw) seculier: voor we begin­ nen aan een particuliere waardeopstelling als christen, als islamiet, als atheïst zeggen we dat we allemaal mensen zijn. Dat is inclusie. 17


Als actief wereldburger leef ik in een wereld met mensen die over vele zaken anders denken. Er is bijvoorbeeld de manier waarop de gelovige zich tot de basiskeuzen verhoudt: hij zal, in mijn evaring, soms terugplooien op overgave en onderschikking aan een hogere macht. In de Oudheid kon men terecht bij het Lot of de Schikgodin­ nen om een verklaringsgrond te vinden voor wat de mens overkwam en hem verder onverklaarbaar leek (Kinneging, 2005). In de boekgods­ diensten is die rol toegeschoven naar God. Hij is, voor de gelovigen van deze godsdiensten, de oorsprong van alles en heeft ook alle be­ langrijkste verklaringen aan de mens meegedeeld. Het is echter poli­ tiek en wetenschappelijk nodig om te beseffen dat het bindende, exclusieve en maatschappelijk vertaalde geheel van ’godsdienst-ken­ nis-moraal’ typisch is voor de drie godsdiensten van de Middellandse Zee. Het is niet of slechts partieel terug te vinden in de vele andere religieuze tradities in de wereld (waar vaak een ‘god’ ontbreekt, of enkel rituelen voorkomen, of een kerkelijk instituut ontbreekt, of moraal en religie niet gelinkt worden, enzovoort). Dit punt is indrin­ gend onderzocht door Sloterdijk (2008): de boekgodsdiensten werken met een god die zeer ‘menselijk’ is, omdat hij eruitziet als een soort supermens. Tegelijk is hij door de monotheïstische invulling ook in­ trinsiek totalitair. De ene god wordt namelijk een soort supermens die het allerhoogste en het begin en einde van alles incorporeert (in vergelijking met de feilbare goden van de polytheïsmen in de Griek­ se en Romeinse oudheid, die ook regelmatig een strijd verliezen, ja­ loers zijn, verliefd worden, enzovoort). Door de gelovige in dit mono­ theïstische denken op te voeden wordt gemakkelijk begrijpbaar hoe de drang naar extremen en naar onderwerping van alle anderen aan het geloof in die allerhoogste god een drijvende kracht kon worden, die niet alleen voor verregaande onderwerping en psychische afhan­ kelijkheid van individuen en groepen zorgde, maar ook nagenoeg noodzakelijk tot ‘heilige oorlogen’ moest voeren (Sloterdijk, o.c.). Door de toenemende rol van de invulling van religie als geloof en geloofsovertuigingen (en de toenemende afbouw van overgave en louter ritueel) in de godsdiensten van het boek sinds enkele eeuwen (Smith 1979, Armstrong 1999) zie ik een grotere funderingsrol voor God in die godsdiensten. Ook voor wat het verstand niet kan bevat­

18


ten. De zekerheid of betrouwbaarheid die aan kennis wordt toege­ schreven in jodendom, christendom en islam, krijgt een complement in de zekerheid van het geloof voor wat de kennis te boven gaat. In de wereld van onderlinge interdependentie wordt samenwerking over de grenzen van geloof en levensbeschouwing heen belangrijker voor de overleving, dan leven binnen de grenzen van die overtuigingen. Dat is nieuw en vergt eigenlijk een andere mentaliteit van iedereen om die overleving te willen garanderen. Afscheid nemen van absolutis­ me is noodzakelijk, denk ik. Bondig gezegd, ik neem aan dat ik feil­ baar ben: mijn grootste plezier in zingeving ligt in het zoeken, en niet in wat ik eventueel vind. Dat is een existentieel lastige positie op sommige momenten, want wat ik vind zal waarschijnlijk in een vol­ gend zoektraject weer opgegeven moeten worden. Maar het is ook een bevrijdende instelling, die bovendien talrijke andere voordelen biedt (zie hiervoor het laatste hoofdstuk). Ik nodig daarmee alle ‘men­ sen van goede wil’ uit om dat plezier in het zoeken met mij een cen­ trale plaats in onze zingeving te geven, en daardoor het belang van overtuigingen en stellingen (datgene wat we dan ‘gevonden’ zouden hebben) te verkleinen. In de loop van de voorbije decennia leek het erop dat de wester­ ling het besef van de oude waarden van de Antieken en van de boek­ godsdiensten verloor, en dat tegelijk ook de bescheidenheid van de kritische dimensie zoek raakte. Dit leidde dan tot een amoreel en on­bevredigend bestaan, dat ook een uitholling van solidariteit en an­ dere deugden met zich meebracht. Dit is grondig bekritiseerd door onder meer Kinneging (2005). De Franse filosofe-psychanalytica Kris­ teva (2010) spreekt van een steeds groeiend nihilisme en narcisme. Wij zijn in de westerse cultuur steeds meer gefixeerd op de nu-wereld (en hebben dus geen verdere zingeving dan wat we nu bezitten: ni­ hilisme) en we beperken onze horizon tot het ego, een individu dat op en voor zichzelf bestaat (het narcisme). In de huidige seculiere wereld, die vele religies en levensbeschou­ wingen toelaat maar geen ervan op wereldschaal als allerhoogste en enige optie wil nastreven, zijn er twee grote principes om met een andere mentaliteit in de nieuwe wereldsituatie te leven:

19


• medemenselijke redelijkheid. Dit houdt in dat de mens gezien wordt als een complex wezen, vol aandriften en irrationele mechanismen, maar ook toegerust met een vermogen tot rede en het maken van een keuze. Dat is geen louter rationalisme met ontkenning en/of onderdrukking van de irrationele elementen in de mens. Ik ver­ moed dat ontkenning of onderdrukking geen duurzame en heil­ zame weg is om met deze krachten om te gaan. Populair gezegd: het dier in ons laat zich niet rationeel opzij zetten, maar vermoe­ delijk wel domesticeren. Dat kunnen we door met empathie en in overleg om te gaan met die irrationele aspecten. Overleg impliceert redelijkheid, vandaar mijn combinatiebegrip van ‘medemense­ lijke redelijkheid’. Het is een constructief voorstel dat onderschik­ king aan een buitenmenselijke autoriteit en simpelweg verbieden van wensen en driften als onvoldoende verwerpt voor een enga­ gement van mensen met hun menselijke vermogens. • bewuste afspraak in plaats van naastenliefde of caritas. Er is op zich niets verkeerd aan caritas. Er is wel een probleem met naastenlief­ de als enig of cruciaal principe van maatschappelijke organisatie of zelfs van individuele zingeving. De geschiedenis van honderden jaren jodendom, christendom en islam hebben geen serene of har­ monieuze wereld voortgebracht, maar bijzonder veel oorlog en geweld, naast de weldaden van caritas en naastenliefde (of andere vormen van godsdienstig gefundeerde solidariteit). Naastenliefde is dan een voluntaristische inzet, een wilsdaad van het individu om de medemens goed te behandelen. Uiteraard is dit een mooie deugd, maar dat haar beleving enkel gebaseerd is op de wil of be­ reidheid van het individu is een zwak element. Ik denk dat naas­ tenliefde een toevoeging kan zijn, of een motiverend element, maar dat ze op zichzelf niet volstaat. Het voorstel van de Verlich­ ting (18de eeuw) bestond erin dat bindende en redelijk doorgespro­ ken afspraken tussen mensen, gebaseerd op erkenning van belan­ gen en grenzen aan de menselijke mogelijkheden, een goed en noodzakelijk uitgangspunt moeten zijn, waarvan caritas of naas­ tenliefde een complement kan vormen. Of, in een strengere versie: die bindende afspraken zijn de basis, en naastenliefde is een mo­ gelijk, maar niet noodzakelijk complement. Zoals bij het eerste

20


principe wil ik niet enkel de rationaliteit volop uitspelen bij ‘be­ wuste afspraken’, maar ook de emotionaliteit van de mens. Dat laatste komt het best aan bod in mijn herhaald pleidooi voor em­ pathie. Noch despoten (hoe ‘verlicht’ ze soms ook waren), noch directieven van een god hebben tot een ‘goede wereld’ geleid. De burgerlijke staat zie ik dan als een alternatief project om een leef­ bare en duurzame samenleving mogelijk te maken. De eerste paar eeuwen zie ik opnieuw een verglijden naar agressie en geweld, in het geval van de nationalistisch gedefinieerde staten. Recent ont­ staan echter grotere samenlevingsverbanden zonder excessief in­ tern geweld. Ik denk hier aan de Europese Unie en in beperkte ma­te ook de Verenigde Naties. Die interne vreedzame samenlevin­ gen gaan wel ten koste van groot extern geweld: buitenlandse ge­­bieden (kolonies of grondstofgebieden) worden door middel van veel geweld in een ondergeschikte positie gehouden. Die situatie lijkt, in de transitie van macht in dit millennium, moeilijker houd­ baar dan ooit. In een optimistisch perspectief kan men nu streven naar een reële implementering van Mensenrechten, al is dit ideaal zeker nog niet gerealiseerd. Democratische staatsvorming en ook de meer kosmopolitische verbanden zijn projecten uit het Verlich­ tingsdenken, dat daarmee brak met de traditie die uitging van een godsdienstig platform, zelfs wanneer dit naastenliefde of caritas als principes hanteerde. De Mensenrechten willen in principe uni­ verseel rech­ten garanderen aan alle mensen, en niet enkel aan de eigen groep van volgelingen en via een voluntaristische act van naas­tenliefde ook aan anderen. Dat is een fundamenteel verschil. Het feit dat de Verlichtingsbegrippen niet volledig of niet altijd cor­rect werden uitgewerkt, is geen tegenargument. Het wijst erop dat weerstand blijft bestaan, en dat dit prille project (nog) niet door iedereen gedragen wordt. Maar het is sterker dan alle andere, en Europa zou het ten volle en met groot engagement moeten uit­ dragen. De lethargie en de voorkeur voor gewin boven deze prin­ cipes in het huidige Europa zijn daarom problematisch op zich, maar geen bewijs van de principiële onwaardigheid van de begrip­ pen en voorstellen van de Verlichting.

21


De hele discussie over oorlog en maatschappelijke ordening wordt vaak gevoerd als een discussie voor of tegen de Verlichting. Men kan beweren dat de immense bloedbaden van de wereldoorlogen precies het gevolg zijn van het verlies aan invloed van de godsdiensten en dus een resultaat van het Verlichtingsdenken (Kinneging o.c.). Of, men kan integendeel verwijzen naar de manifest door de Verlichting ge­ ïnspireerde constructies zoals de vs, de eu en de Mensenrechten die minstens bepaalde interne oorlogen (in het Westen) hebben verhin­ derd in de voorbije zestig jaar. Dit is uiteraard een bijzonder complex thema. Ik verschil hier van mening met de jurist-filosoof Kinneging (2005) die in een lijvig boek rond goed en kwaad betoogt dat precies de Verlichting het begin van de ondergang van de wester­se beschaving is. Door het loslaten van de waarden uit en het verlies van de kennis over de Oudheid en het christendom heeft de Verlichting het begin van de vervlakking en dus van de ‘barbarij’ ingezet, zegt deze huma­ nist. Hij zet zich hiermee expliciet in het rijtje van sommige andere hedendaagse conservatieve humanisten in Nederland en Vlaanderen: herwaardering van de morele opvoeding als voldoende ‘oplossing van maatschappelijke problemen’. Ook hier is een genuanceerde positie belangrijk: natuurlijk is een morele opvoeding een werkbaar middel gebleken om mensen duurzaam te laten samenleven. Of ze volstaat of zelfs noodzakelijk is, dat is voor mij een vraag, en geen gegeven. Nog een waarschuwing voor de argeloze lezer. Van een antropoloog verwacht men dat hij iets meer weet over andere culturen dan de gemiddelde burger. Vaak verwacht men echter ook dat hij die andere culturen idealiseert en als ‘beter’ beschouwt dan de eigen cultuur. Dat heeft zijn wortels in een romantisering van het andere, of het nu oosterse culturele producten en tradities betreft (de chinoiseries van de 18de en 19de eeuw) of de indiaanse leider (met een hele commercie eraan verbonden), of een banale toeristische hunker naar het exoti­ sche leven. Ik deel deze houding niet. Alle culturen ter wereld hebben gruwelijkheden begaan, anderen evengoed als wij. Hier is geen plaats voor idealisering of romantisering. Tot vandaag worden er wandaden begaan vanuit traditie en onwetendheid, en dat kan ik als humanist niet goed vinden. Ook in onze cultuur en in onze godsdiensten vonden en vinden velen argumenten om de eigen traditie superieur te noe­

22


men. Ook dat bestrijd ik. Nagenoeg alle culturen hebben knappe, kwa足liteitsvolle uitingen voortgebracht, en tegelijk domme of gruwe足 lijke praktijken en opvattingen. Tegen die achtergrond neem ik soms de vrijheid om een gewoonte of een gebruik van elders voor te stellen als een betere oplossing voor een probleem waar we mee te maken hebben, dan wat de westerse cultuur tot nu toe heeft voortgebracht (bijvoorbeeld voor het omgaan met verschillen). Maar soms kan dat ook omgekeerd (bijvoorbeeld de keuze voor opvoeding zoals in een seculiere maatschappij in plaats van voor religieus dogmatisme). Geen simplistische verdoeming van het Westen en dito verheerlijking van andere tradities dus, maar ook niet het omgekeerde. Telkens moeten en mogen we kritisch afwegen wat de mens heeft uitgedacht en ge足 realiseerd, om dat dan op zijn particuliere waarde voor overlevings足 situaties te toetsen.

23



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.