Vallen
12-03-2004
16:31
Pagina 1
VALLEN
Eerste druk oktober 1994 Twintigste druk februari 2011 Š Anne Provoost / Linkeroever Uitgevers nv / Houtekiet Katwilgweg, 2, b-2050 Antwerpen www.houtekiet.com info@houtekiet.com www.anneprovoost.be Omslag Jan Hendrickx Foto omslag Jan Hendrickx Vormgeving Gregie de Mayer isbn 978 90 8924 165 8 d 2011 4765 14 nur 285
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Anne Provoost
Vallen
Houtekiet
Antwerpen/Utrecht
Vallen
12-03-2004
16:31
Pagina 4
Vallen
12-03-2004
16:31
Pagina 5
HET MOMENT DAT CAITLIN naar huis gebracht wordt, sta ik langs de weg. Niemand heeft me verteld wanneer ze uit het ziekenhuis ontslagen zal worden, maar ik heb een voorgevoel, en ik sta er al de hele morgen. Ik drentel wat rond, knijp met mijn nauwelijks genezen vingers de uitgebloeide koppen van de geraniums op de vensterbanken af en wrijf de grassprieten, die door de regen opnieuw hun groene kleur hebben, onder mijn schoenzolen tot bruine worstjes. Door het dichte wolkendek lijkt het alsof het met klimrozen bedekte huis en het klooster beneden onder een reusachtig, waterdicht tentzeil staan. Het opvallendst zijn de open luiken. De hele zomer zijn ze dicht gebleven om de zon buiten te houden. Nu waait de vochtige lucht naar binnen. Wanneer de ziekenwagen voorbijrijdt, sta ik met mijn rug naar het huis, in de binnenkant van de bocht. Door de wind en het ruisen van de bomen heb ik hem niet horen aankomen. Hij komt langzaam van om de hoek de helling op, de motor laag brommend in tweede versnelling. Ik krijg ruimschoots de tijd om door de raampjes naar binnen te kijken. Caitlin ligt niet achteraan op de berrie, zoals drie weken geleden, toen ze met loeiende sirenes weggebracht werd. Ze zit rechts van de chauffeur, zelfbewust voor zich uit kijkend alsof ze gewoon is met ziekenwagens te reizen. (‘Ik krijg geen hoogte van je,’ heb ik op een keer gezegd. Ze heeft zich een kwartslag gedraaid en geantwoord: ‘Als je altijd van woonplaats moet veranderen, maak je geen vrienden meer.’) Behoedzaam neemt de ambulancier de bocht. Ik volg hun beweging niet alleen met mijn ogen en mijn hoofd, maar met mijn hele lichaam door langzaam om mijn as te draaien, mijn armen slap naar beneden en mijn kin een beetje vooruit. Voor ik het goed besef kijken we elkaar in de ogen. Ik wil knikken, mijn ogen snel sluiten en weer openen, of iets roepen, maar
5
Vallen
12-03-2004
16:31
Pagina 6
mijn gezicht versteent. Ze kijkt naar me zoals je naar een voorbijschuivend gebouw kijkt, of naar een onbekende wandelaar waar je geen acht op slaat. Ze ziet er gewoon uit, niet anders dan anders, op de gelige kleur van haar gezicht na. Ze zit rechtop en strekt haar hals zoals sommige watervogels vlak voor het opstijgen. Ik weet hoe ze praat en beweegt als ze iets zegt. Ik zie voor me hoe ze naar iets kijkt, met haar ogen knippert, zich omdraait en vraagt: ‘Wat zei je?’ Ze lijkt een heel gewoon meisje, zoals ze daar zit, een meisje dat de helling af fietst en ze te voet weer beklimt, een meisje dat op warme dagen tot aan haar knieën in de vijver gaat staan, en zich plots, onverwacht, met een schreeuw languit in het water laat vallen, een meisje dat ‘Shit, die rem doet het niet!’ roept als ze zonder dat haar moeder het weet met de auto een rit door de heuvels maakt. Ons oogcontact duurt niet langer dan een halve seconde mijn blik verspringt meteen naar een punt in de verte en zij kijkt naar het wegdek - maar het lijkt een eeuwigheid te duren. Ik word me helemaal bewust van hoe ik daar sta, in jeans, met mijn voeten bloot in mijn schoenen en mijn hals gestrekt om haar goed te zien. Mijn handen zitten op een paar plaatsen nog in het verband. Ik wrijf mijn vingers over elkaar om de pijn te voelen, maar de wonden zijn droog en bijna allemaal dichtgegroeid. Ik word alleen een soort gevoelloosheid rond mijn nagels gewaar, en een fluweelachtige overgevoeligheid op de plaatsen waar nieuwe huid gegroeid is. Plotseling weet ik waarom ik daar zo openlijk sta: ik wil doen alsof ik me niet schaam voor wat er gebeurd is. Zodra de witte wagen achter de bomen verdwenen is, loop ik om het huis heen. Ik zeg niets tegen mijn moeder, die de tuinstoelen onder het afdak zet en de kussens met plastic bedekt. Ik ga naar binnen, loop door het achterhuis de trap op en ga naar de slaapkamer die vroeger van mijn grootvader was. Ik doe de deur achter mij dicht, en als ik hoor dat mijn moeder het huis in komt, draai ik de sleutel om. De twee reiskoffers waar ik eer-
6
Vallen
12-03-2004
16:31
Pagina 7
der vanmorgen mijn vakantiespullen in opgeborgen heb, staan midden in de kamer. Ik pak ze op en zet ze tegen de muur. Vervolgens probeer ik de schrijftafel geruisloos tot onder het dakraam te schuiven, maar het lukt me nauwelijks: de plankenvloer is oneffen en de tafel zwaar. De poten maken een schrapend geluid. Ik ga op de tafel staan en kijk door de opening in het gebladerte naar het erf voor het kloostergebouw. Ik ben op tijd. De ziekenwagen komt net aan, vertraagt en houdt stil. De ambulancier stapt uit, hij springt bijna, alsof hij wil laten zien hoe gezond hij is. Met een halve huppelpas loopt hij om de wagen heen en opent Caitlins deur. Eerst haalt hij twee grijze krukken te voorschijn en laat ze tegen het geopende portier rusten. Hij biedt zijn linkerarm aan. Op zijn witte mouw verschijnt Caitlins hand. Bij het zien van de beweging van de hand naar de mouw gaan de haren in mijn nek overeind staan. Even lijkt het of ik haar vingers op mijn arm voel. Ik weet dat haar handen nooit klam zijn, altijd koel, alsof ze ze regelmatig onder de koudwaterkraan houdt; ik heb ze bijna iedere dag aangeraakt, telkens wanneer we langs het herderspad naar de benedenstad gingen en we de hoek afsneden door over de rots van Challon te klauteren. Hij helpt haar uitstappen. Zolang ze moeizaam bezig is zichzelf naast het voertuig te tillen, zie ik niets ongewoons. Secondenlang geloof ik dat alles toch goed gekomen is. Maar dan maakt ze een kwartdraai. Ze staat met haar gezicht naar me toe, gooit haar hoofd lichtjes achterover en blijft een ogenblik doodstil staan. Ze weet natuurlijk dat ik hier op de tafel sta en naar haar kijk. De uitdrukking op haar gezicht kan ik niet zien omdat ze zich op een te grote afstand bevindt. Het begint zachtjes te regenen. Als bij vergissing komt een zwerm duiven aangewaaid die meters achter haar hobbelig neerstrijkt. Ze neemt onder elke arm een kruk en plaatst haar benen een beetje uit elkaar. Nu zie ik duidelijk dat haar linkervoet weg is.
7