Berlusconi is een varken
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
© Raf Sauviller / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv Houtekiet, Katwilgweg , Antwerpen www.houtekiet.com info@houtekiet.com Omslag Jan Hendrickx Foto omslag © Belga Zetwerk Intertext, Antwerpen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Inleiding | Silvio Bugiardone, Silvio het Liegzwijn
| De kale charmezanger | Papi Berlusconi | De kindervriend | Grote borsten | Ik vertel geen slechte moppen | De villa’s van Silvio Berlusconi | Het vastgoed van Silvio Berlusconi | Het geld van Silvio Berlusconi | De maffiamannetjes van Silvio Berlusconi | Silvio Berlusconi en de vrijmetselaars | Het maffiabewijs | Broeder P | Fininvest | Milan | Mani Pulite | Heilige Silvio, denk voor ons! | Berlusconi en de persvrijheid | De crapuleuze wetten van Silvio Berlusconi | De processen van Silvio Berlusconi | Silvio, de grote corruptor | Berlusconi en de toekomst Bibliografie
Silvio Bugiardone, Silvio het Liegzwijn
S
ilvio Berlusconi, de op één na rijkste man van Italië – Michele Ferrero van Nutella, Mon Chéri en Ferrero Rocher doet het beter – is al meer dan jaar aan de slag in de Italiaanse politiek. In werd hij nog maar eens presidente del Consiglio, zoals de Italiaanse premier op het schiereiland wordt genoemd. Hij was dat al een paar keer geweest: van tot , en opnieuw van tot , een hele legislatuur lang, die hij in twee regeringen uitreed. Il Cavaliere – de Ridder –, zoals Berlusconi zichzelf laat noemen, heeft ondertussen ook al de halve wereld afgehotst en elk internationaal forum bestegen als hoogste politieke vertegenwoordiger van de Italiaanse staat. Om maar te zeggen dat de man aardomspannend zichtbaar is. En toch is het pas sinds dat de serieuze – en minder serieuze – internationale pers zich druk is beginnen maken over deze Italiaanse politicus. Omdat Silvio achter jonge, jongere, té jonge meisjes aanzit. Dat is niet lovenswaardig of zelfs maar netjes, het is ook niet de essentie van L’Intoccabile, de Onaanraakbare. Die essentie is een minder hapklare krantenkop. Bij Silvio Berlusconi is niets wat het lijkt, van zijn tanden tot zijn fortuin. Hij is een man met vele geheimen. Er zijn de intense contacten met de Italiaanse maffia; er is de dubieuze oorsprong van het geld waarmee hij eerst in Milaan een vastgoedimperium en vervolgens in heel Italië een mediamonopolie opzette; er is de samenzwe-
ring waarmee hij, geruggensteund door extreemrechts, zakengangsters, vertegenwoordigers van de maffia en elementen uit de riolen van de Italiaanse geheime diensten en de corrupte zakenwereld, Italië politiek in de greep kreeg; er is de schaamteloze manier waarop hij van de Italiaanse democratie een commerciële mediadictatuur maakte, van de journalisten hoeren en van de politiek een instrument om zijn persoonlijke financiële belangen te bevorderen; en er is de manier waarop hij de magistraten, die zijn lange carrière in omkoping, fraude en het witwassen van misdaadgeld onderzoeken, het leven en werken onmogelijk maakt. Hoe komt het dat de buitenlandse pers met zijn satellietverbindingen, gespecialiseerde buitenlandse correspondenten en eminente politieke commentatoren zich nooit bijzonder heeft geïnteresseerd voor de geheime zwarte kant van Berlusconi? Omdat die pers niet altijd even diep gaat en zich, zeker in haar buitenlands werk, te vaak verlaat op clichés en op wat zij als betrouwbare bronnen beschouwt. Die gevestigde namen zijn bijna altijd persconcerns en -agentschappen die hun nieuwsgaring meer laten afhangen van hun politieke oriëntatie en de zakelijke belangen van de financiers dan van journalistieke ethiek en drive. En in Italië zijn de makkelijk bereikbare ‘betrouwbare bronnen’ zo goed als allemaal in handen van Silvio Berlusconi. Op het schiereiland beheert La Sua Emittenza, Zijn Uitzendgemachtigdheid, zoals Berlusconi enigszins spottend wordt genoemd, een commercieel imperium van meer dan bedrijven. Zijn tv-afdeling Mediaset, waarin zich de commerciële tv-kanalen Canale , Italia Uno en Retequattro bevinden, heeft samen met de staatszender rai, een quasi absoluut tv-monopolie. De Italiaanse commerciële televisie is sowieso helemaal van hem. Daar is zijn specialiteit het onderste uit het vat: pulp, plat en goor, halfblote jongedames, infantiele shows, achterlijke quizzen met glinsterende prijzen, extreme en verbazingwekkend smakeloze realityshows en wat lullige softporno. En sinds hij in de politiek is gestapt en geregeld premier wordt, heeft hij het ook voor het zeggen gekregen bij de staatszender die hij vol commerciële lijfeigenen heeft gepompt. Silvio Berlusconi is Signor tv, Meneer tv. Geen uithoek van de elektronische media en het televisie-entertainment die hij niet inneemt
met zijn batterij productiehuizen, reclamebureaus, filmbedrijven, videoverhuurbedrijven, cinemaketens, enzovoort. Daarnaast bezit hij een vloot radiostations en weegt hij als lood in de wereld van de Italiaanse uitgeverijen, waar hij onder meer de mastodont Mondadori in handen heeft gekregen en zelfs een prestigieuze literaire uitgever als Einaudi Editore. Ook de Italiaanse geschreven pers houdt hij in een dubbele nelson. Hij controleert een resem lokale en regionale kranten, de nationale krant Il Giornale en het nationale weekblad Panorama. Maar hij heeft net zo goed een poot in huis bij de meeste andere nationale kranten in Italië zoals de Milanese Corriere della Sera en de Turijnse La Stampa, die mee worden beheerd door de machtige Fiatfamilie Agnelli. Van de nationale publicaties ontsnappen eigenlijk alleen de Romeinse krant La Repubblica aan zijn controle en het weekblad L’Espresso van de Gruppo Editoriale L’Espresso. Die zijn in handen van de vroegere grote concurrent van Berlusconi: Carlo De Benedetti. En sinds het najaar van is er ook Il Fatto Quotidiano, een nieuwe krant met een beperkte oplage die expliciet wordt gemaakt als reactie op de mediadictatuur van Berlusconi door een aantal vroegere journalisten van L’Unità, de vroegere krant van de Italiaanse communistische partij. Dit machtige mediainstrument gebruikt Il Cavaliere om naarstig te knutselen aan misschien wel zijn grootste succesverhaal: de mito berlusconiano, de berlusconiaanse mythe. Al veertig jaar lang wendt Berlusconi zijn aanzienlijke financiële positie, mediamacht en politieke invloed aan om Italië en de wereld te overtuigen van zijn persoonlijke visie op Silvio Berlusconi. Die zegt dat La Sua Emittenza een gift van God aan de mensheid is, een man met ontelbare kwaliteiten en talenten, eerlijk als goud en transparant als water, een geniaal zakenman en een groot denker ook, een natuurtalent dat op weergaloze wijze zijn persoonlijke American Dream heeft waargemaakt, en het in geen tijd en zonder de minste hulp van buitenaf van helemaal niks tot bijna de rijkste en absoluut machtigste man van Italië heeft geschopt. En daar houdt het niet mee op. Volgens de berlusconiaanse mythe is deze messias der commercie ook nog weldoener, filantroop, wereldverbeteraar, utopist en idealist die in al zijn verschijningsvormen – als zakenman, als mediamagnaat, als voorzitter van het sportconcern rond voetbalclub ac Milan en
als politicus – enkel het beste voorheeft met de Italiaanse bevolking en zelfs met de rest van de westerse, bij voorkeur katholieke wereld. Deze overweldigende berlusconiaanse waarheid wordt verspreid via zijn radio- en tv-zenders en de vele perskanalen die hij controleert, maar ze wordt ook verkondigd in de vele biografieën die Berlusconi over zichzelf laat verspreiden. Een van de grondleggers van de berlusconiaanse mythe was bijvoorbeeld Roberto Gervaso, een man die zichzelf journalist en historicus noemde, maar in werkelijkheid een schrijvende prostituee was wiens literaire output steeds achterliggende bedoelingen had en die uitsluitend schreef in dienst van onduidelijke, achter de schermen agerende opdrachtgevers. Gervaso was immers, net als Berlusconi, een enthousiast lid van de geheime loge Propaganda Due (P), waarmee Licio Gelli in de jaren zeventig de macht wilde grijpen in Italië. Die geheime relatie van Gervaso met de P werd zichtbaar in een aantal door de P bestelde interviews en biografieën waarin de waarheid niet bepaald een hoofdrol speelde. In pakte logeschrijver Gervaso uit met het boek Il dito nell’occhio – De vinger in het oog, een door de P gefinancierde interviewbundel gewijd aan een selectie toen nog geheime P-leden. Silvio Berlusconi zat erbij. Hij werd door Gervaso gelauwerd als ‘een selfmade man, een geboren vechter, de nieuwe man van het Italiaanse ondernemerschap, iemand die zich niet laat tegenhouden’. De bedoeling van het boek was om Berlusconi, over wie men zich na zijn mistige vastgoedavonturen in Milaan serieuze vragen begon te stellen, wit te wassen en hem het imago te geven van een bovenmenselijke stedenbouwer, een kleine ondernemer die miljardair was geworden niet door financieel geritsel in de achterkeuken, maar dankzij ‘zijn mirakelse genialiteit als zakenman’ en die zijn uitzonderlijke zakelijke carrière had uitgebouwd uitsluitend met eigen centen, ‘die ik heb verdiend met hard werken en sparen’. Het werk werd gepubliceerd door de uitgeverij Rizzoli, die al sinds financieel werd gecontroleerd door Gelli en de P. In was Gervaso opnieuw klaar met een boek vol interviews. Dit tweede boek was opgedragen aan P-baas Licio Gelli en weer stond Silvio erin. Deze keer omschreef Gervaso hem als ‘een soort magneet, barstensvol dynamiet, exploderend in alle richtingen: financiën, vastgoed, tv, geschreven pers, op zijn veertigste al
Cavaliere del Lavoro. Deze man leeft aan een verschroeiend tempo zonder zich te verbranden.’ Later zou Gervaso zijn interviews met grote Italiaanse persoonlijkheden mogen voortzetten op Canale , de commerciële tv-zender van Berlusconi, waar hij het programma Allo spiedo, interviste ai contemporanei famosi – Aan het spit, interviews met beroemde tijdgenoten – presenteerde. De enige voorwaarde om als grote Italiaanse persoonlijkheid bij Gervaso op schoot te mogen was lidmaatschap van de P. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig verschenen liefst drie biografieën over Silvio Berlusconi. Alle drie waren het boeken waarin Berlusconi de pen van de auteur vasthield. Il padrone del diavolo, storia di Silvio Berlusconi is van de hand van Giorgio Ferrari, een vriend van Berlusconi. Berlusconi in concert werd geschreven door Gigi Moncalvo, een journalist van Canale , het tv-station van Berlusconi. En uit de voorgeschiedenis van het derde boek blijkt dat Berlusconi absoluut niet vies is van enige chantage om journalisten tot betere inzichten te brengen. In september schreef Pino Farinotti, gerespecteerd filmjournalist bij de toenmalige private tv-zenders Italia Uno en Retequattro die net waren opgekocht door Silvio Berlusconi, een sleutelroman waarin de hoofdfiguur overduidelijk op Berluskaiser was gebaseerd. Die hoofdfiguur bleek er bijvoorbeeld geen enkele moeite mee te hebben politici om te kopen. Hoe Silvio Berlusconi het manuscript in handen kreeg, is Farinotti nooit helemaal duidelijk geworden, maar toen werd de journalist op het matje geroepen bij zijn nieuwe baas. Farinotti: ‘Berlusconi zette me aan een ronde tafel met een groot gat in het midden. Hij droeg een grijze flanellen broek en een lichtblauw hemd met een wit boord. Hij had geen das om. Ik wel. Berlusconi is niet groot. Hooguit , meter. Hij lijkt sterk en jonger dan hij is. De glimlach verdween van zijn gezicht. “Meneer Farinotti,” zei hij, “ik zeg u maar meteen dat ik een paar hoofdstukken van uw boek heb gelezen en ik stel ze niet op prijs. Ik stel ze hoegenaamd niet op prijs. Die meneer, uw hoofdfiguur, dat ben ik dus en u portretteert me op een totaal onaanvaardbare manier. Uw man is schijnbaar een fulltime ritselaar die zijn dagen vult met het regelen van dingen met ministers, burgemeesters en partijsecretarissen, maar ik kan u vertellen dat ik nog nooit één cent aan een politicus heb gegeven. Uw
held pakt ook graag uit met zijn succes bij de vrouwen. Ik zweer u dat ik nog nooit een secretaresse of actrice in bed heb gepraat. Ik heb zelfs nog nooit met een van mijn werknemers geslapen… Wie uw boek leest, zal onmiddellijk aan mij denken zonder de essentiële verschillen te zien tussen mij en uw hoofdfiguur. Men denkt nu al dat ik in de slag zit met de politici, dat ik een en ander te verbergen heb. Het is zelfs de gewoonte geworden om te roepen dat Berlusconi een mannetje van Craxi is. Onzin! Ik ben een vriend van Bettino Craxi omdat ik deze politicus zeer waardeer. Waar zou de socialistische partij zijn zonder hem? En ik ben niet de enige die zo denkt. Iedereen hier is die mening toegedaan. Dus luister goed, Farinotti, ik doe je een voorstel. Als er dan toch een boek moet komen, laat het dan een serieus boek zijn, een waar boek met echte namen en feiten. Eerst praat je met mijn medewerkers, daarna praat je met mij.”’ Het nieuwe boek van Farinotti, I maghi del canale – de tv-tovenaars –, verscheen in bij de P-uitgeverij Editore Rizzoli en was een aanfluiting van de waarheid. En Farinotti was niet langer een gerespecteerd journalist. Alles wat niet in het evangelie van Berlusconi past, iedereen die in de slangenkuil achter de veelkleurige propaganda van Berlusconi kijkt, wordt te vuur en te zwaard bestreden. Berlusconi gebruikt zijn mediamonopolie om zijn vijanden en hun verhalen te vernietigen met scheldkanonnades, vunzige roddels en onversneden leugens. Volgens het berlusconiaanse denken bestaat de wereld immers uit vrienden, met wie je iets kunt regelen en die je dus geld geeft, en vijanden, met wie je niets kunt regelen en die je dus ook geld geeft of, als ze dat niet willen aannemen, vernietigt. Zijn grootste ‘vijanden’ zijn de paar onderzoeksjournalisten die nog knokken voor de vrije meningsuiting in Italië en die het leven van Silvio Berlusconi blijven uitpluizen, de politici van meestal links die niét plooien voor zijn rijkdom en het handjevol magistraten dat vindt dat de criminele activiteiten van Silvio Berlusconi niet ongestraft mogen blijven in een West-Europese democratie en een rechtsstaat die zich willen laten respecteren. Magistraten zoals Antonio Di Pietro, een stugge boerenzoon uit het noorden van Italië. Di Pietro begon als onderzoeksrechter in Milaan en werd in het begin van de jaren negentig
een van de hoofdrolspelers in het zich vanuit Milaan over de rest van het schiereiland uitspreidende Mani Pulite-onderzoek (Schone Handen), de kettingreactie van juridische dossiers naar de extreme corruptie en omkoping in het Italiaanse zakenleven en het politieke bestel in de jaren zeventig en tachtig. Mani Pulite leidde binnen de kortste keren tot het einde van de Eerste Republiek en de implosie van het traditionele politieke decor in Italië dat veertig jaar lang was gedomineerd door machtspartijen als de katholiek-rechtse Democrazia cristiana (Dc) van Giulio Andreotti en de geheel verrotte Partito socialista italiana (Psi) van Bettino Craxi. De strategie van Berlusconi in het epische gevecht dat hij nu al dertig jaar voert met zijn tegenstanders, is altijd van een ontroerende eenvoud geweest. Zijn uitgangspunt is dat zijn ‘vijanden’ allemaal linkse extremisten zijn, negatieve cryptocommunisten, jaloerse nihilisten die hem zijn centen misgunnen en de Italiaanse staat ondermijnen, de Italiaanse waarden van kerk en familie perverteren en de Italianen belastingen willen laten betalen. Silvio Berlusconi denkt en ageert nog altijd zoals die Europese extreemrechtse politici van dertig, veertig jaar geleden die ook rijk en vet werden van de communistenangst. Wat hem betreft staat de Berlijnse Muur nog altijd overeind en waart er nog steeds sinister rood volk door het politieke struikgewas, klaar om de communistische dictatuur te installeren en Il Cavaliere zijn geld en zijn villa’s af te pakken. Kritische vragen zijn dan ook niet besteed aan Silvio Berlusconi. Hij geeft uitsluitend persoonlijke interviews aan bevriende persorganen en daarbij eist hij totale controle op de journalist en het artikel zoals het uiteindelijk verschijnt, tot de koppen, inleiding en onderschriften bij de foto’s toe. In juli publiceerde het maandblad Prima Comunicazione het eerste grote interview met Berlusconi, die meteen ‘de beroemdste urbanistische ondernemer van Italië’ werd genoemd. Het interview was een lijdensweg. ‘Nadat we schriftelijk aan de persdienst van Berlusconi het interview hadden aangevraagd, was onze redactrice liefst twee maanden in de weer om een vragenschema op te stellen dat aanvaardbaar was voor Berlusconi… Voor het uiteindelijke interview hebben we Berlusconi niet minder dan vier keer gesproken. Uiteindelijk gaf hij toestemming voor een gesprek met op voorhand op papier gezette vragen en ant-
woorden. Vragen die hem niet aanstonden, werden zonder meer geschrapt. Het hele interview was bedoeld om van hem het beeld van een selfmade man neer te zetten,’ schreef men later in het maandblad. Berlusconi legt het er allemaal zo dik op dat de belachelijkheidsmeters voortdurend zwaar in het rood slaan, maar toch lijkt zijn discours nog altijd heel wat volk in Italië aan te spreken, vooral onder de kijkers van zijn tv-zenders. Ook al omdat op het schiereiland nauwelijks nog iets anders te horen of te zien is. Andere meningen komen in Italië al lang niet meer op je af. Die moet je zelf zoeken, buiten de geijkte paden, diep in de marge. En ook buiten Italië, waar we er mogen van uitgaan dat er nog wél persvrijheid bestaat, lijken de meeste journalisten zich grotendeels aan de officiële Berlusconibijbel te houden, die zegt dat het allemaal leugens zijn en de man geheel respectabel is en boven elke verdenking staat. Uiteraard is niet iedereen overtuigd. Ondanks zijn niet aflatende persoffensief en de ampele buitenlandse, meestal op gebrek aan kennis gebaseerde journalistieke goodwill voor de man blijft Silvio Berlusconi de meest ellendige reputatie op het westelijke halfrond hebben. ‘De man is een psychopatische leugenaar,’ zegt Maurio Guarino, de Italiaanse journalist die samen met zijn nu overleden collega Giovanni Ruggeri het eerste kritische boek over Berlusconi heeft geschreven: het standaardwerk Berlusconi, Inchiesta sul signor tv uit . ‘Hij beliegt en bedriegt alles en iedereen: zijn vrouw, zijn kinderen, zijn kiezers, zijn werkvolk, zijn klanten, zijn publiek… Hij kan het niet laten. Het is pathologisch.’ ‘Silvio Berlusconi is de meest oprechte leugenaar die er bestaat,’ verklaarde Indro Montanelli, de in overleden hoofdredacteur van Berlusconi’s eigen krant: Il Giornale. ‘Hij is de eerste om zijn eigen leugens te geloven. En dat maakt hem zo gevaarlijk. Hij kent geen enkele schaamte. Berlusconi ontgoochelt nooit: op de momenten dat je verwacht dat hij weer een kanjer zal produceren, doet hij dat ook. Hij heeft een allergie voor de waarheid en een aangeboren, bijna sensuele voorkeur voor de leugen.’ Volgens Marco Travaglio heeft Berlusconi zelfs een absoluut record gevestigd. Tijdens zijn verklaringen aan het gerecht van Milaan
vertelde Berlusconi in minuten niet minder dan duidelijk weerlegbare onwaarheden. ‘Elke anderhalve minuut een leugen,’ zei Travaglio. ‘Dat wijst op een buitengewoon talent. Dit is duidelijk een kwestie van gewoonte en van doorgedreven training, een training van vele lange en inspannende jaren. Berlusconi moet ook over een opmerkelijke controle van zijn gezichtsspieren beschikken. Want in zo’n korte tijd leugens vertellen zonder daarbij in lachen uit te barsten, is niet gemakkelijk.’ In Italië halen de Berlusconi-schandalen meestal de voorpagina’s en de prime time journaals niet. Het is enkel in de ‘kleine pers’ die ontsnapt aan de media-almacht van Silvio Berlusconi dat men het verleden van La Sua Emittenza archiveert en analyseert, dat men de geschiedenis niet aan de honden voert, maar de bezigheden en verklaringen van de presidente del Consiglio zorgvuldig bijhoudt. Daar wordt het ware leven en werk van deze buitenissige en gevaarlijke politicus, wiens beweegredenen en doeleinden zich altijd in de riolen van het Italiaanse openbare leven afspelen, geschreven. Het zijn journalisten als Mario Guarino of Marco Travaglio – niet meteen linkse oproerkraaiers zoals Berlusconi alle kritische stemmen pleegt af te doen. Integendeel, ze zijn hun carrière begonnen bij Il Giornale, de krant van Berlusconi, onder de sturende hand van de rechtse hoofdredacteur Indro Montanelli. Ze hebben zich niet laten verleiden door het geld en de handelsfilosofie van Silvio Berlusconi. Zij zijn het die de waarheid proberen op te vissen uit de agressieve tsunami van de berlusconiaanse leugens en misleiding die over de Italiaanse samenleving spoelt, verpakt in blote benen, puilende borsten, valse tanden en haarimplantaten. Berlusconi is ondertussen meer dan zomaar een crimineel, economisch of politiek fenomeen. Hij is een allesomvattend maatschappelijk verschijnsel geworden in de Italiaanse samenleving die heel wat waarnemers de wenkbrauwen doet fronsen. Het invloedrijke katholieke tijdschrift Famiglia Cristiana stelde zelfs dat de politicus Silvio Berlusconi verantwoordelijk is voor een verandering der zeden in Italië. Het tijdschrift had het over ‘een verslechtering van de politieke mores en het barbaars worden van de waarden in de samenle-
ving door het propageren van een Amerikaans model, waarbij het “hebben” belangrijker is dan het “zijn” en dat dus heel ver verwijderd is van de modellen die het katholieke geloof voorstaat.’ Het Vaticaan liet meteen weten dat Famiglia Cristiana een belangrijke katholieke publicatie is, maar dat het tijdschrift zeker niet de mening weergeeft van het Vaticaan of van de Italiaanse kerkelijke overheden. Berlusconi noemt zichzelf een man van het volk, iemand die de taal spreekt van de gewone man. Hij heeft het hart op de tong en zegt wat hij denkt. Spijtig genoeg voor hem zou hij hetgeen hij denkt, meestal beter niet zeggen. In april deed zich een tragedie voor in het hart van Italië: de aardbeving in de Abruzzen in en rond de stad L’Aquila. Berlusconi was er als de kippen bij om de slachtoffers moed in te spreken en van berlusconiaanse troost te voorzien. De daklozen die werden opgevangen in tenten, vertelde hij dat ze het moesten zien ‘als een weekendje erop uit met de tent’. Bij een snel bezoekje aan de basisschool van Poggio Picenze, die ook was vernietigd in de aardbeving, deelde hij truitjes van ac Milan en Juventus uit aan de Italiaanse kinderen, aan de Macedonische kinderen gaf hij handtekeningen met de opmerking: ‘Niet verkopen voor minder dan euro.’ Een kleine riep: ‘Ik vraag er zelfs voor!’ ‘Dat is de manier,’ zei Berlusconi tevreden. Ook in rampgebieden blijft zijn geest van stofzuigerverkoper draaien. Bij het buitenlopen sloeg hij een zwarte arbeider op zijn rug en riep: ‘Jij bent ook goed gebruind,’ een vlotte babbel die hij wel vaker aanwendt als hij met zwarte mensen wordt geconfronteerd. In L’Aquila kreeg Berlusconi naar eigen zeggen tranen in de ogen en een krop in de keel. Omdat er toen heel wat mensen spontaan accommodatie aanboden aan de daklozen, wilde Berlusconi niet achterblijven. Hij bood ook drie van zijn huizen aan. Over welke drie huizen hij het had zei hij er niet bij. Vermoedelijk niet zijn immense villa’s in Punta Lada, Macherio of Arcore. Maar hij had natuurlijk nog keuze uit een breed aanbod aan anderssoortig onderdak dat hij in Italië en in het buitenland bezit. In augustus vroeg de dakloze Antonio Bernardini aan Berlusconi of hij tijdelijk in zijn supervilla in Sardinië of zijn spectaculaire palazzo in Rome mocht intrekken.
Dat mocht niet. Volgens Berlusconi had hij wel drie van zijn appartementen in Rome ter beschikking gesteld van de Italiaanse civiele bescherming. Of er ook echt daklozen in het vastgoed van Berlusconi hebben gelogeerd, is onduidelijk. Ook met zijn plechtige belofte om de streek zo snel mogelijk weer op te bouwen en de mensen binnen de kortste keren allemaal terug een degelijk huis, bestand tegen aardbevingen, te bezorgen, liep het moeilijk. In september werd een eerste lading huizen opgeleverd en overgedragen, maar veel slachtoffers zaten toen nog altijd te wachten en de kerkelijke autoriteiten in L’Aquila riepen de politici in Rome op om te stoppen met hun steriel geleuter en hun politiek van de haat, en haast te maken. ‘Heeft Berlusconi huizen overgedragen aan de slachtoffers van de aardbeving in de Abruzzen?’ lachte Antonio Di Pietro, ex-magistraat en nu leider van de antiberlusconiaanse partij Italia dei Valori (IdV) – Italië der waarden – eind september . ‘Dan heeft hij zelf vermoedelijk alleen de champagne gegeven en ik betwijfel het of hij die ook zelf heeft betaald.’ Hoe dan ook is het in Italië wel weer toegelaten om de premier een hansworst te noemen. In juni werd in Milaan de freelance journalist Pietro Ricca door het hof van Cassatie vrijgesproken. Toen Berlusconi in mei voor de rechter moest verschijnen in het proces stond Ricca in de gangen van het gerechtsgebouw terwijl Berlusconi omringd door lijfwachten naar buiten liep. ‘Hansworst! Laat je berechten!’ riep Ricca verontwaardigd en vergeleek Berlusconi ook nog even met de vroegere Roemeense dictator Nicolae Ceaucescu. Berlusconi had het gehoord en kookte over. Als een almachtige Romeinse keizer gaf hij opdracht aan zijn lijfwachten om de journalist op te pakken en uit te vissen wie hij was. Er werd een klacht tegen Ricca ingediend en Berlusconi eiste even euro schadevergoeding. In eerste aanleg volgde het Italiaanse gerecht Berlusconi zelfs. Ricca werd, tot stomme verbazing van elke Italiaan die nog geloofde dat hij in een rechtsstaat woonde, effectief veroordeeld tot een boete van euro. Ricca ging echter in beroep en uiteindelijk werd de oorspronkelijke rechterlijke uitspraak door het Hof van Cassatie afgedaan als onzinnig. Berlusconi beledigen mag dus toch in Italië. ‘Maar Italië is geen rechtsstaat meer,’ zegt Mario Guarino. ‘En ook geen democratie, vrees ik.’
Dit boek bestrijkt net niet de volledige Berlusconi. Het blijft weg van het politieke doen en laten van premier Berlusconi, zijn antisociale aanpak, de manier waarop hij zijn ridicule verkiezingsbeloftes niet nakomt en bijvoorbeeld ziekenzorg en cultuur als goedkope Chinese handelswaar versjachert, of de nietsontziende wijze waarop hij het probleem van de illegale immigranten aanpakt, volgens hem de enige echte criminelen in dit land van maffia en fraudeurs. Die afdeling van Berlusconi is goed voor een ander boek.
ďœąďœ¸