Ernest Mandel

Page 1

ernest mandel



jan willem stutje

Ernest Mandel Rebel tussen droom en daad

1923-1995

Houtekiet/Amsab-isg Antwerpen/Gent


Deze uitgave kwam tot stand met de steun van de Vlaamse overheid

© Jan Willem Stutje/Houtekiet 2007 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen www.houtekiet.com info@houtekiet.com Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis Bagattenstraat 174, b-9000 Gent www.amsab.be info@amsab.be Omslag Jan Hendrickx Foto omslag José Melo Foto auteur © Houtekiet Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 5240 926 9 d 2007 4765 5 nur 130 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.


inhoud

Voorwoord 1.

2.

3.

9

De jeugdjaren: “Toen is mijn politieke houding voor de rest van mijn leven beslist.”

13

Van Krakau naar Antwerpen Liefde voor de cultuur Hitler en Stalin De Vierde Internationale

14 17 23 30

Een jongeling in de oorlog

33

Het woord van verzet Oost-Europese migranten en internationale banden Arrestatie en vlucht Illegaal in Frankrijk Deportatie naar Duitsland Naar de bevrijding

37 42 46 53 56 60

De macht van de wil

63

Het leven herneemt zijn gang De shoah Ineenstortingsvisioen Een conferentie uiteengejaagd Met vrienden Zur Russlandfrage Joegoslavië

65 68 72 73 74 78 82


4.

5.

6.

7.

La Gauche en de sociaaldemocratie

87

Herstel van oude machten Liefde en verdriet In de sociaaldemocratie Structuurhervormingen en La Gauche In conflict met partij en vakbond Het weekblad Links Wrijvingen met André Renard De algemene staking van ’60-’61 De dood van André Renard Naar een breuk

88 90 94 96 100 101 102 103 108 111

Traité d’économie marxiste, een studie over de wereld

119

Meesters en Vrienden – Roman Rosdolsky Kritieken In debat met Jean-Paul Sartre

121 126 129

In het huis van de Vierde Internationale

133

Een derde wereldoorlog Een breuk in de Vierde Internationale Een vertrouwelijk contact In Polen en Hongarije (1956) Sherry Mangan, dichter en revolutionair Steun aan de Algerijnse bevrijdingsbeweging, het fln In conflict met Michel Pablo Wapens en valsemunterij De dood van Sherry Mangan Hereniging met de Amerikaanse swp

135 137 139 140 145 146 150 153 157 160

Odyssee in de wereld van wetenschap en politiek

165

Anti-eurocentrisme Tegen Louis Althusser Roman Rosdolsky-de dood van een vriend Een samenspel van variabelen Lezingen in Berlijn

167 169 172 174 178


8.

9.

10.

11.

De anatomie van het laatkapitalisme Lange golven Promotie in Brussel

182 185 188

Liefde en revolutie

193

In het Cuba van Che en Fidel De liefde De dood van Che Guevara Berlijn 1968 – Rudi Dutschke, “Fachmann der Jugendrevolte” Parijs mei ’68 – op de barricade

194 201 210 212 219

Hoop en vertwijfeling

227

Revolutionaire partij en radendemocratie New Left Review Inreisverbod in Oost en West Gewapende strijd, elementaire mensenplicht Gisela op nieuwe vleugels Dagdromen Pijn en bitterheid

230 234 237 240 246 251 252

De revolutie voorbij

257

Groeiende spanning en tanend prestige Een nieuwe liefde Geschiedenis en de misdaad Geschiedenis en de Tweede Wereldoorlog Theorie als geschiedenis Een verwoestende levenswijze Kritiek op het eurocommunisme De revolutie in Polen

259 265 268 269 276 279 281 285

Socialisme of de dood

293

Spooksectie in Polen Spookgeruchten in Parijs Een menselijk drama Het laatste gevecht

295 297 299 301


Ter verdediging van het marxisme Zorg voor de Internationale Het einde

308 309 311

Slotbeschouwing

317

Noten Archieven en Literatuur Geraadpleegde literatuur Register

327 431 437 463


voorwoord

D

it boek is een oefening in kritische bewondering: een poging om vrank en vrij het leven en werk van de Vlaming Ernest Mandel te onderzoeken, een revolutionair marxist met wiens ideeën ik me nauw verbonden heb gevoeld. Kritisch en open is het uitgangspunt, een ander zou Mandel onwaardig zijn. Ernest Mandel was een ondogmatische marxistische theoreticus en een radicale politicus, die internationaal een grote invloed heeft uitgeoefend op de generatie van ’68. Na Georges Simenon is hij de meest vertaalde Belgische auteur. Zijn geschriften verschenen in meer dan veertig talen in oplagen van honderdduizenden exemplaren. Het internationale tijdschrift Post Autistic Economics Review rekende hem in 2006 tot de dertig grootste economen van de twintigste eeuw.1 Mandels verwevenheid met België was groot. Dat blijkt uit zijn redacteurschap (1954-1958) bij het Luikse La Wallonie en Le Peuple – het Brusselse dagblad van de Parti Socialiste Belge –, zijn werkzaamheden in het vakverbond abvv en zijn betrokkenheid bij de grote staking in de winter van 1960-1961. Mandel stond aan de wieg van twee weekbladen: La Gauche en zijn Vlaamse homoniem Links, die vanaf de tweede helft van de jaren vijftig de aandacht trokken van een breed syndicaal en intellectueel links publiek. Daarnaast was hij ook in liberale, katholieke en sociaaldemocratische kring een veelgevraagd en gewaardeerd gesprekspartner. Mandel was een begenadigd spreker, die in een half dozijn talen zijn talrijke gehoor nieuwe vergezichten opende, maar hij was ook een geleerde van faam die in 1978 de prestigieuze Alfred Marshall Lectures aan de


10

ernest mandel

Universiteit van Cambridge gaf. Hij schreef een studie over de ontwikkeling van de misdaadroman (Delightful Murder), maar ook de geleerde inleidingen bij de Penguin-vertaling van de drie delen van Marx’ Das Kapital. Naar aanleiding van zijn overlijden merkte de Frankfurter Allgemeine Zeitung op: “Deze Belgische politieke-wetenschapper had meer dan wie ook de anathema’s over zich horen uitspreken van rechts en orthodox links […]. Maar voor de generatie van 1968 betekende de naam Mandel een inspiratiebron en een voorbeeld.” Met Herbert Marcuse, Ernst Bloch, Jean-Paul Sartre en andere vooruitstrevende intellectuelen omhelsde Mandel de Praagse lente, zoals hij de revolte in West-Europa en Amerika in de armen sloot, een verzet dat de burgerlijke conformisten van de moderne consumptiemaatschappij de antiautoritaire, utopische geest van de revolutie voorhield. Mandel behoorde tot het slag socialisten dat in de tweede helft van de twintigste eeuw zeldzaam was geworden. Hij was een theoreticus die zijn wetenschappelijke werk opvatte als deel van zijn revolutionaire activiteit. Een engagement dat hij vanaf zijn vroegste jeugd in het raamwerk van de door Leon Trotsky opgerichte en geïnspireerde Vierde Internationale gestalte gaf. De lezer van de biografie ontmoet Mandel en zijn lotgenoten niet alleen in de woorden van de biograaf, maar ook in hun eigen woorden. Waar het marxistisch idioom niet overheerst, zorgt die taal voor kleur en een aanlokkelijke authenticiteit. Door Mandels leven sponnen zich de draden van talloze ontmoetingen en gebeurtenissen. Economische, filosofische, sociologische, psychologische en historische denkwerelden, maar ook de literatuur en de liefde vermengden zich met zijn politieke optreden in de meer beperkte zin. De selectie was niet altijd gemakkelijk; het werk moest geen studie van de Vierde Internationale worden. Voorts moest worden gewogen welke historische contexten voor een juist begrip van Mandels leven en werk noodzakelijk waren, zonder zijn ideeën tot die contexten te reduceren. Zijn gedachten – tegelijk sociaal en conceptueel – worden op een drietal thema’s nader gevolgd: (1) de geschiedenis van het internationale kapitalisme, (2) de aard van de zogenaamde socialistische landen en (3) de plaats van de subjectieve factor: de zelfactiviteit, de radendemocratie en de revolutionaire partij. De biografie biedt de mogelijkheid Mandel in andere gedaanten te ontmoeten dan die van geleerde, ideoloog en ‘partijman in strikte zin’. Mandel was ook verzetsman, pedagoog en leraar. Volwassen werd hij in de jaren toen het feminisme het persoonlijke nog niet tot politiek had verklaard. Zoals veel socialisten van zijn generatie schermde


voorwoord

11

hij zijn intieme leven af. Het persoonlijke was privé en irrelevant. Dat mensen er soms een gecompliceerd intiem leven op nahouden is deel van de levensgeschiedenis en hoeft niet verborgen te blijven. Ik heb getracht te onderzoeken of de persoonlijke en emotionele ervaringen van dat leven historisch relevant zijn. Anders gezegd: of met de kennis van de intieme wereld Mandels optreden in de openbare sfeer beter begrepen kan worden. Na de relatief grote weerklank van Mandels denken in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw in Europa, vooral in Frankrijk, Duitsland, in de Verenigde Staten en Latijns-Amerika, trad in de jaren negentig een kentering op in de receptie van zijn theorieën. Dat hing samen met de aftakeling van de Europese arbeidersbeweging, met de ineenstorting van de Sovjet-Unie en met het abrupte einde aan de hoop het autoritaire bureaucratische regime plaats te zien maken voor een democratisch en humanistisch socialisme. Aan de grootschalige verkoop van Mandels geschriften kwam een einde, het werk werd niet meer herdrukt en vertaald. Dat lot trof ook andere auteurs zoals Baran en Sweezy in de Verenigde Staten, Herbert Marcuse en Ernst Bloch in Duitsland of Louis Althusser en Henri Lefebvre in Frankrijk. Nieuwe, liberale en postmodernistische theorieën beleefden zegetochten, keerzijde van de plotselinge ingetreden ‘zonsverduistering’ van het marxisme. De breuk was voor mij een aansporing om het werk van Mandel opnieuw te evalueren en te onderzoeken wat het waard is om behouden te worden, en wat als achterhaald moet worden verworpen. Toen de generatie van ’68 de studie naar het kapitalisme begon, herontdekte ze in auteurs als Gramsci, Lukács, Lenin, Trotsky en Rosa Luxemburg de creatieve marxistische traditie van de jaren twintig. De marxistische nieuwkomers werden getroffen door hun moderniteit. Een volgende generatie critici van het kapitalisme zal op de auteurs stuiten die met de wijdere horizon van de jaren zeventig en tachtig het materialistische denken verrijkten. Het positief-utopische elan dat van Mandel uitging zal herinnerd worden en zijn hoofdwerk Der Spätkapitalismus en zijn theorie van de ‘lange golven’ zullen opnieuw worden bestudeerd. Een omvattende biografie die het landschap van Mandels leven en denken reconstrueert en toegang geeft tot het werk, ontbrak tot nu toe. Deze studie beoogt in de lacune te voorzien.


12

ernest mandel

Ik ben dank verschuldigd aan het Vlaams Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (fwo) dat mij onder verantwoordelijkheid van prof. dr. Els Witte van de Vrije Universiteit Brussel (vub) vier jaar lang in staat stelde onafgebroken aan de biografie te werken. Het plan voor een biografie rees eerder in gesprekken met dr. Joost Kircz en met prof. dr. Marcel van der Linden. Hun vertrouwen heb ik zeer op prijs gesteld. Aan Els Witte was het te danken dat de Vlaamse academische wereld van het belang van het onderzoek overtuigd raakte. Met haar samen te werken was een eer. Reaal Verzekeringen stelde me met een startsubsidie in staat een begin te maken. Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam bood mij gedurende vier jaar een gastvrij onthaal en een stimulerende wetenschappelijke ambiance. Ik trof er in Marcel van der Linden een erudiete en vertrouwenwekkende gespreksgenoot. Hem ben ik veel verschuldigd evenals Anne Mandel-Sprimont en de Ernest Mandel Foundation, die mij toestemming verleenden om de collectie-Mandel te raadplegen. Hoewel het boek geen collectief product is – historische oordelen zijn daarvoor te fluïde – hebben velen er met hun aanmoedigingen, ideeën en kritiek toe bijgedragen. Ik dank Hans Blom, Hans Boot, Willem Bos, Wilfried Dubois, Bruno Coppieters, Peter Drucker, Lex Heerma van Voss, Karin Hofmeester, Joost Kircz, Marcel van der Linden, Michel Mandel, Tom van der Meer, Klaas Stutje, Fritjof Tichelman, François Vercammmen en Els Witte voor hun waardevolle commentaren. Zonder Wilfried Dubois hadden notenapparaat en bibliografie zeker tekortgeschoten. Ten slotte ben ik de meeste dank verschuldigd aan hen die hun herinneringen aan Mandel schriftelijk of mondeling met mij wilden delen. De diepe emoties zijn me niet ontgaan. Het boek is aan hen opgedragen: Gilbert Achcar, Elmar Altvater, Daniel Bensaïd, Bruno Coppieters, Helmut Dahmer, Guy Desolre, Jan Debrouwere, Georges Dobbeleer, Ernst Federn, Hilde Federn, Maurice Ferares, Maurice Fischer, Adolfo Gilly, Janette Habel, Willy van der Helst, Joost Kircz, Victor Klapholz, Gretchen Klotz-Dutschke, Leszek Kolakowski, Zbigniew Kowalewski, Hubert Krivine, Jean Van Lierde, Livio Maitan, Jan Malewski, Anne MandelSprimont, Michel Mandel, Karl Manfred2 , Klaus Meschkat, Wilbert van Miert, Jakob Moneta, Sigi Moneta, Bodo Morawe, Herman Pieterson, Max Plekker, Catherine Samary, Rudi Segall, Fritjof Tichelman, CharlesAndré Udry, François Vercammen en Robert Went.


hoofdstuk 1

De jeugdjaren: “Toen is mijn politieke houding voor de rest van mijn leven beslist.”

E

rnest Mandel kende aan zijn Joodse achtergrond nauwelijks betekenis toe. In zijn ouderlijk huis werd geen Jiddisch gesproken, hij las geen Hebreeuws, genoot geen Joodse opvoeding en wijdde aan de kwestie van de Joodse identiteit niet meer dan een enkel artikel. Net als Leon Trotsky verbond Mandel de Joodse kwestie aan het lot van de wereldrevolutie.3 Zoals de Jood uit de Oekraïne die een Russisch revolutionair werd, voelde Mandel zich een internationalist verbonden met de arbeidersklasse. Toch miskende hij zijn culturele en etnische wortels niet. Het liefst typeerde hij zich als “een Vlaams internationalist van Joodse herkomst”; een omschrijving die hem bestempelde als voorbeeld van een nonJewish-Jew, van een ketter die zich op de grenslijnen van de verschillende beschavingen en nationale culturen bewoog, wiens denken uitging boven dat van de eigen samenleving, maar er wel mee verbonden bleef.4 De etnische en culturele banden die Trotsky doorsneed, bleven bij Mandel – hoe betrekkelijk ook – behouden. De internationalist Mandel was “comrade Shylock” en “comrade Uilenspiegel” tegelijk.5


14

ernest mandel

Van Krakau naar Antwerpen Mandel groeide op in een geassimileerd Joods milieu, waar met religieuze gebruiken geen rekening meer werd gehouden. Zijn vader, Henri (Henoch) Mandel, werd op 12 mei 1896 geboren in het dorp Wieliczka, vijftien kilometer ten zuidoosten van Krakau, dat toen tot het Oostenrijkse deel van Polen behoorde. Het golvende landschap was beroemd om zijn zevenhonderd jaar oude zoutmijnen. Toen Henri tien jaar oud was, kochten zijn ouders in Krakau een huis om de kinderen in staat te stellen goed onderwijs te volgen. Naast Henri waren er een oudere broer Simon en drie jongere zusjes: Mania, Gina en Bertha. Krakau kende een grote Joodse gemeenschap, die opeengepakt samenwoonde in de wijk Kazimierz. Honderden jaren lang tot aan het begin van de negentiende eeuw was het Joden verboden zich buiten het getto te vestigen. Wie in goeden doen was, trok na opheffing van dat verbod naar naburige stadsdelen. De arme en orthodoxe gelovigen bleven in de nauwe straatjes van de sjtetl achter, te midden van de talloze barokke synagogen en het oude kerkhof waarvan de eerste grafstenen dateren uit de zestiende eeuw. Tijdens de Duitse bezetting werden de 70.000 Joden wederom gedwongen zich in Kazimierz te vestigen. Het getto was de eerste stap op weg naar Auschwitz, waar de meesten omkwamen. Ook Henri’s moeder,6 Mania en Simon en hun geliefden trof dat lot. De familie was bemiddeld.7 Henri’s vader bezat een winkel in textiel. Hoewel zijn vrouw officieel zonder beroep was, verzette zij met hulp van haar oudste dochter Mania het meeste werk. Zoals gebruikelijk bij orthodoxe Joden, deden de mannen niets anders dan studeren. Ook Henri werd door zijn vader aangezet tot Bijbelstudie. Maar tot meer dan een beheersing van het Hebreeuws en een grondige kennis van de Thora en de Talmoed kwam het niet. De jongen zag niets in een religieuze opleiding. Net als zijn vijf jaar jongere zusje Gina, die zich aangetrokken voelde tot de socialistisch-zionistische organisatie Poale Zion, weigerde hij naar de strenge regels te leven. Hij maakte zich los uit de orthodoxie en vertrok na voltooiing van zijn middelbare school in juli 1913 naar Antwerpen. In de Scheldestad hoopte hij in een minder religieuze omgeving de studie voort te zetten.8 Contact met de familie in Polen werd nauwelijks meer onderhouden. Pas bij het overlijden van zijn vader in oktober 1932, zag Henri zijn geboortegrond terug. Van het plan in Antwerpen te studeren kwam weinig terecht, al kreeg hij de twee landstalen snel onder de knie. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 verhin-


de jeugdjaren

15

derde het. De stad bereidde zich in die zomer voor op een belegering. Onheilspellende berichten deden de ronde: de forten van Luik waren gevallen, Leuven was verwoest, platgebrand als vergelding voor een aanval van zijn burgers op de Duitse troepen, althans dat meldde het vijandige opperbevel. Onverhoeds verschenen zeppelins boven de stad en stortten hun bommenlast neer. Terwijl de gebouwen brandden, trok het leger zich terug, westwaarts tot aan de kust. In hun kielzog vertrokken de vluchtelingen. Een eindeloze stoet ging op weg naar het noorden in de hoop in Nederland een veilig onderkomen te vinden. Ook Henri Mandel trok naar Holland. Hij bezat een Oostenrijks paspoort en kon voor dienst in het Oostenrijkse leger worden opgeroepen.9 Tot elke prijs wilde hij dat voorkomen. Met een oom en tante vestigde hij zich in Scheveningen, dat bekend raakte als Klein Warschau toen vele bemiddelde Joden van Oost-Europese, Duitse of Oostenrijkse komaf er hun toevlucht zochten.10 Hij vond er werk in een apotheek en doodde de tijd met zelfstudie. Hij had veel aandacht voor scheikunde, maar ook voor politiek; die belangstelling was al in Polen gewekt. Zijn ‘Hollandse tijd’ sloot hij af als vertegenwoordiger van de diamantfirma P. Guthwirt in Amsterdam, voor welke firma hij geregeld reizen naar Duitsland maakte.11 In Den Haag kwam hij in aanraking met communistische jongeren en door hen met vluchtelingen uit Duitsland. Ze lieten een blad verschijnen, Der Kampf, waaraan ook Wilhelm Pieck(1876-1960) in 1918 enige maanden bijdragen leverde.12 Pieck zou in maart 1933, resp. in 1935 Ernst Thälmann als kpd-leider opvolgen en na de oorlog de eerste president van de ddr worden. Op de vlucht voor inlijving in het keizerlijk leger was Pieck naar Nederland uitgeweken waar hij in Amsterdam een tijdlang als meubelmaker zijn brood verdiende.13 Toen de wind van de revolutie met volle kracht over Europa joeg en in Duitsland de beslissende fase aanbrak, haastte Mandel zich met Pieck naar Berlijn om zijn diensten aan te bieden.14 Hij hielp mee de Russische Telegrafen-Agentur Rosta, het eerste Sovjet-Russische persbureau en de voorganger van het agentschap Tass, op te richten.15 Hij verkeerde er in het linkse intellectuele en journalistieke milieu, en leerde er revolutionairen als Karl Radek kennen, die als afgezant van Lenin en Trotsky de Duitse revolutionairen ter zijde stond. Net als Henri Mandel was Radek van Pools-Joodse afkomst en grotendeels opgevoed in een Duits cultureel milieu. De moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in januari 1919 schokte Mandel zo diep dat hij halsoverkop naar Antwerpen terugkeerde.16 Ofschoon hij belangstelling bleef houden voor politiek, kwam voorlopig een einde aan een periode van directe betrokkenheid.


16

ernest mandel

Henry Mandel (1896), ca 1920 (collectie M. Mandel)


de jeugdjaren

17

In 1920 vestigde Henri zich als diamantair in de Lange Kievitstraat, in het hart van de Antwerpse Jodenbuurt.17 Hij ontmoette er rond die tijd een meisje dat verre familie van hem was en op wie hij verliefd raakte. Ze heette Rosa Mateles en was eveneens afkomstig uit Krakau en iets ouder dan hij.18 Met haar vader en broer Markus (Motek) was ze in 1911 na het overlijden van haar moeder naar Antwerpen gekomen. In Krakau hadden de ouders een kunst- en antiekzaak, maar al vanaf 1905 vertoefde haar vader regelmatig in Antwerpen waar hij zich tot een redelijk succesvol diamantair ontplooide. Hij was net als Markus orthodox en werd door de Joodse gemeente op handen gedragen. Rabbijnen kwamen regelmatig om advies.19 In de eerste dagen van de oorlog moesten Rosa, haar broer en ouders België verlaten. Als Oostenrijkse burgers naar Duitsland uitgewezen, brachten ze de oorlogstijd door in Frankfurt am Main. Daar overleed in 1918 Rosa’s moeder tijdens de grote griepepidemie. Terug in Antwerpen20 vonden Rosa en Henri Mandel elkaar. Anders dan haar broer en vader was Rosa in godsdienstige kwesties vrijzinnig, hetgeen goed bij hem paste. Henri was gekant tegen elke vorm van religie en godsdienstige organisatie. Rosa en Henri Mandel trouwden op 17 mei 1921 en verkregen daarmee weliswaar niet de Belgische nationaliteit, maar wel de vereiste ‘toelating tot bestendig verblijf ’. Een jaar later raakte Rosa in verwachting. Het was een gecompliceerde zwangerschap en op advies van de artsen besloot ze het kind in een kliniek te Frankfurt am Main ter wereld te brengen.21 Op 5 april 1923 werd Ernst Ezra Mandel geboren.22 Na een tiental dagen in het hospitaal, keerden de ouders met het kind naar Antwerpen terug.

Liefde voor de cultuur In het diamantvak bleek Henri een succesvol zakenman. Als diamantair verkocht hij in binnen- en buitenland en kon zich in de Waterloostraat23 , vlak bij de Cogels-Osylei, een luxueus verblijf veroorloven. De Waterloostraat in het chique Zurenborg grensde aan de spoorlijn naar Roosendaal. De straten waren er omzoomd door paleisachtige villa’s en burgershuizen met grote tuinen en imposante gevels in een bizarre mix van allerlei neostijlen, classicisme, neogotiek, een overdosis aan eclecticisme en hier en daar art nouveau. Vóór 1914 was het stadsdeel het domein van de deftige burgerij, van vooraanstaande geldbaronnen, handelaren en industriëlen; ze hadden fortuin gemaakt, toen de haven na het afkopen van de Scheldetol een spectaculaire bloei doormaakte.


18

ernest mandel

In het interbellum streek er een Joodse kolonie neer; de nieuwe huurders van de appartementen met kamers en suite waren in merendeel handelaren en fabrikanten in diamant. In deze buurt brachten Ernest en zijn jongere broer Michel, die in 1926 werd geboren, de jaren van hun jeugd door.24 Ze ravotten er op straat en maakten kennis met de veelal Franssprekende liberale burgerij wier handel en wandel dagelijks aan hen voorbijtrok. In de speelkamer thuis werd met vriendjes en neefjes naar hartenlust gedold. Henri Mandel was een dominerende persoonlijkheid, van zijn rijzige gestalte ging een natuurlijk overwicht uit.25 Rosa adoreerde hem. Intelligent was hij zeker. In het Pools, Hebreeuws, Jiddisch en Duits drukte hij zich even gemakkelijk uit als in het Frans en in het Nederlands. Voor de opvoeding van de kinderen droegen beiden zorg. Rosa had een brede belangstelling en sprak van huis uit vloeiend Duits en Pools; het Nederlands en het Frans verwierf ze pas in Antwerpen, waar ze in de eerste jaren een privéschool bezocht met Duits als voertaal. Ze was een mooie vrouw met een even zacht als waardig voorkomen. Zelden verhief ze haar stem. Een contrast met Henri, die overliep van energie, altijd bezig was, een kruitvat gelijk.26 Ernest en Michel werd al vroeg de liefde voor de literatuur, de muziek en de schilderkunst bijgebracht. Ze bezochten uitvoeringen en tentoonstellingen en in huis was één der eerste elektrische grammofoons te vinden. Naast een grote collectie platen konden ze over een waardevolle bibliotheek beschikken. Die Neue Zeit, het weekblad van de Duitse sociaaldemocratie en het werk van Marx, Lenin, Gorter en Trotsky in het Nederlands en in het Duits lagen voor het oprapen, maar ook de Russische, Franse en Duitse klassieken. Op twaalf-, dertienjarige leeftijd las Ernest Tijl Uilenspiegel van Charles De Coster, De Leeuw van Vlaanderen van Conscience en Victor Hugo’s Les Misérables. Het morele ideaal belichaamd door de personages in Hugo’s meesterwerk over de opstand van juni 1832 bracht hem, naar hij later memoreerde, tot het socialisme: “Toen is mijn politieke houding voorgoed, voor de rest van mijn leven beslist.”27 Titels van Charles Dickens en Jack London volgden, Het gezin van Paemel van Cyriel Buysse, Op hoop van zegen van Herman Heyermans, en wat later Een mens van goede wil van Gerard Walschap. Ernest was als kind vol temperament, maar ook ernstig en bezorgd. Hij kon goed en luidruchtig lachen, maar een vrolijk kind was hij allerminst. In zijn uiterlijk had hij het meest weg van zijn moeder: een zelfde gezicht met vergelijkbare regelmatige, zachte trekken en dezelfde glimlach, maar in energie en vasthoudendheid leek hij op zijn vader. Hij be-


de jeugdjaren

19

Rosa Mateles (1895), ca 1920 (collectie M. Mandel)

schikte over een grote fantasie, leerde gemakkelijk en blonk op school in alle vakken uit. Zijn broer nam het lichter op; ook hij kon zonder moeite de eindstreep halen maar beschouwde dat als voldoende. Ernest wilde winnen. Zo nu en dan botsten de karakters, wat zijn moeder ertoe bracht Ernest aan te manen het verstandigst te zijn en op te houden.28 Daarentegen kon Henri uit de slof schieten en trok dan partij voor de jongste, vooral als deze bij het spel werd buitengesloten of slechts mocht toezien, zoals bij het “Geheim Speelen”, het favoriete tijdverdrijf van Ernest en Maurice Fischer, een oudere neef en Ernests beste vriend in die dagen. In een verzonnen land beleefden de jongens met hulp van bij elkaar gescharrelde attributen allerlei avonturen, alvorens tot de ontdekking van het door één van de twee gekoesterde geheim te komen. Fischer herinnerde


20

ernest mandel

zich dat met het klimmen van de jaren, de fantasieën steeds complexer werden – verre reizen, een schipbreuk à la Robinson Crusoe – en ook realistischer. Toen thema’s als nazipropaganda, antisemitisme en boycot van Duitse goederen onderwerp van fantasie werden, hielden de seances op spel te zijn en vonden de jongens elkaar in bewogen debat. Ernest toonde zich toen al bijzonder vindingrijk en improviseerde dat het een lust was.29 De kinderen gingen naar ‘het stedelijk onderwijsgesticht voor jongens nº3’ op de Belgiëlei. Dat was voorheen het verblijf van baron Dhanis, kolonisator van Congo, en was gelegen in een van de prachtstraten die Antwerpen rijk werd toen de stad halverwege de negentiende eeuw uit de knellende omsingeling van de Spaanse vestingen brak. De school stond goed aangeschreven. Om de veertien dagen ontvingen de leerlingen een verslag. Naast onderwijs in de moedertaal werd veel aandacht geschonken aan het Frans.30 Ernest draaide er de hand niet voor om, getuige het commentaar van de onderwijzer: “een puike leerling”, “opperbest”, “zeer goed”.31 Begrijpelijk dat hij in 1936 toegelaten werd tot het atheneum. Bij het studeren placht Ernest door de kamer te huppelen, spelend met een tennisbal; het was zijn manier om zich te concentreren bij het van buiten leren van een tekst.32 In dat jaar debuteerde hij als publicist met een ingezonden brief in het Nederlandse weekblad Haagsche Post, waarin hij klaagde over de onverschilligheid van de Nederlander jegens de eigen taal.33 Eerste uitingen van inzicht in het bestaan van maatschappelijke ongelijkheid, nauw verbonden met een ontluikend verzet tegen onrecht en onrechtvaardigheid. Een onderwijzer vernederde twee klasgenootjes, arbeiderskinderen uit de Rupelstreek vanwege de luizen in hun haar. “Het bracht mijn bloed aan ’t koken”, herinnerde hij zich.34 Het Koninklijk Atheneum was gebouwd in 1818, toen Holland en België nog samen waren, en stond in al zijn classicisme te pronken op het Victorieplein, in de volksmond de Geusenhofkes, nu het F. Rooseveltplein, op een steenworp afstand van het Centraal Station en de Antwerpse Zoo.35 Net als op de lagere school waren ook hier Joodse jongens geen uitzondering. Zonder al te nadrukkelijk gekleed te gaan kwamen er zelfs uit orthodoxe milieus. In plaats van een keppeltje droegen ze de voor leerlingen bestemde donkerblauwe studentenpet met klep en rood-witte bies. Het aantal sterren verried de anciënniteit. Van antisemitisme ervoeren de jongens in directe zin weinig. Goedmoedige plagerijen wel! Maar ook verbondenheid. Michel, die twee klassen lager zat dan Ernest, maakte in het begin van de oorlog mee hoe klasgenoten zich plotseling in het uniform van het Vlaams Nationaal Verbond hesen. Problemen kwamen er niet uit


de jeugdjaren

21

(links) Ernest en zijn jongere broer Michel in de Waterloostraat, januari 1929 (collectie M. Mandel); (rechts) 1936: in het Boekenbergpark, Maurice Fischer en Ernest met op de voorgrond Michel (l) en Jan Spiegel(r) (collectie M. Mandel)

voort. Toen de Jodenster verplicht werd, stelde een van de jongens voor hem op straat te vergezellen.36 De overvolle school met zijn elfhonderd leerlingen stond als vrijzinnig Vlaamsgezind te boek, maar zoals een elite-instituut betaamt, zonder in extremisme te vervallen. In de bibliotheek met zijn duizenden banden was naast de Vlaamsgezinde literatuur buitenlandse bellettrie in ruime mate voorhanden. Maar waar mogelijk, werden de leerlingen ingeleid in het Vlaamse epos, in Consciences De Leeuw van Vlaanderen, naast aandacht voor het conflict van taal en cultuur, ook oog voor het sociaaleconomische belang. Dat de Vlaamse beweging een sociale beweging was, kon weinigen ontgaan zolang de Franssprekende Antwerpse burgerij zich alleen tegen dienstboden en arbeiders in het Vlaams placht uit te drukken. De Vlaamsgezindheid paste goed bij het soort lokaal patriottisme waar ook Henri soms uiting aan gaf.37 Hij was niet de enige Jood met Vlaamse sympathieĂŤn. Op het atheneum doorliep Ernest de oude humaniora, de Grieks-Latijnse afdeling, met verve. Hij studeerde serieus en was verguld wanneer hij erin slaagde de eerste van zijn jaar te worden, wat overigens niet altijd lukte. Een plotseling opspelende chronische middenoorontsteking gooide


22

ernest mandel

roet in het eten. Woedend was hij, ontroostbaar; alleen zijn moeder kon hem kalmeren. Kroon op het werk was het eindexamen in de zomer van 1941. Hij sloot het af met ruim 90% van de te behalen punten en werd daarvoor als eerste van de klas en de hele school met de medaille van de regering en met de vermelding “met de meeste vrucht” beloond.38 “Superieurement intelligent”, herinnerde leraar geschiedenis Leo Michielsen zich de leerling, die hij tot trotskist zag uitgroeien.39 “Goed in alles”, beaamde ook zijn klasgenoot, de latere hoogleraar Geschiedenis Jan Craeybeckx, “zelfs in het maken van doelpunten in het handbalspel! Hij durfde zich als een der weinigen te verzetten tegen de willekeur van sommige leraars.”40 Hoewel hij in natuur- en scheikunde uitblonk, was Ernest niet gericht op de exacte vakken. Anders dan zijn broer, die scheikunde ging studeren, had hij een hekel aan knutselen. Met techniek had hij niets, met muziek en letterkunde alles. Bach en Mozart waren al jong zijn lievelingscomponisten. Voor de jonge romanticus was de huisbibliotheek een goudmijn. Hij verslond de romans van Marnix Gijsen, hield van zijn moedertaal, las poëzie en probeerde te dichten. Een bevriende uitgever schreef hij, toen hij de vijftig ruim gepasseerd was: “Je te transmets un secret: dans ma jeunesse j’ai ‘commis’ de la poésie flamande que je garde soigneusement cachée mais que je n’ai jamais osé détruire.”41 Sinds hij in 1919 naar Antwerpen terugkeerde, was Henri Mandel altijd een zelfstandig zakenman gebleven. In 1930 kwam daar een einde aan. De diamantindustrie en -handel waren een luxesector en door hun kleinschalige ambachtelijke karakter een conjunctuurgevoelige bedrijfstak. Ze werden getroffen door de wereldwijde crisis, die in 1929 inzette. Mandel verloor veel geld. Daar kwam bij dat een vennoot onvoldoende onderscheid wist te maken tussen het mijn en dijn en in bezit van een voorraad steentjes met de noorderzon vertrok. Weliswaar raakte het gezin niet aan de grond – een deel van het kapitaal bleef behouden –, aan het welgestelde leven kwam een einde.42 De vakanties aan de kust hielden op, en het gezin moest omzien naar een bescheidener woonomgeving. Henri Mandel verliet het diamantvak en aanvaardde een hem aangeboden baan als “bestuurder eener samenwerkende vennootschap”, terwijl hij daarnaast voorzichtig als agent in verzekeringen en hypotheken emplooi zocht.43 De vennootschap betrof de fabriek van bronwater en limonades Lemonime, gevestigd in Borgerhout in de Lanteernhofstraat tegenover het Antwerpse vliegveld. Met aangrenzend woonhuis. Met een of twee arbeiders in dienst, werkte Henri zelf mee in de fabriek.44 Hoog waren de verdiensten niet en na enige jaren sukkelen, besloot hij ermee te stoppen


de jeugdjaren

23

om zich geheel aan verzekeringen en boekhoudwerk te wijden. Er werd een nieuw appartement gevonden in Deurne, met vijf vertrekken, aan de Cruyslei, een nette straat die het Te Boelaerpark en het Boekenbergpark, voormalige privédomeinen, met elkaar verbond. De buurt had enig aanzien; in de parken werd gewandeld en de kinderen zwommen regelmatig in het Boekenbergpark dat – een uitzondering in die tijd – een zwembad van olympische afmetingen rijk was.

Hitler en Stalin De muze en de studie waren in die jaren niet langer de enige deugden waar Ernest zich aan overgaf. Na Hitlers machtsovername stroomden de politieke vluchtelingen Duitslands buurlanden binnen. Ook in Antwerpen arriveerden ze en huize Mandel speelde in de opvang een opmerkelijke rol. Henri Mandel voelde goed aan wat het aantreden van Hitler voor de wereld betekende. Ernest herinnerde zich hoe hij, negen jaar oud, zijn vader in 1932 bij de zogenaamde Papenputsch45 de even profetische als apocalyptische woorden hoorde spreken: “dit is het begin van het einde”, “dit loopt slecht af”.46 Met de komst van de vluchtelingen groeide Ernests sociale en politieke belangstelling. De emigranten waren zo arm dat ze dikwijls maar één maaltijd per dag aten, een fruitsoep gekookt uit halfbedorven resten die kruideniers hen voor het sluiten van de winkel lieten meenemen. Hij beluisterde graag de gesprekken, begon zich al lezende te verdiepen en mengde zich in de kortste keren in het debat dat avond aan avond in het ouderlijk huis gevoerd werd. Zijn sympathie – niet verwonderlijk vanwege de veelal links oppositionele herkomst van de vluchtelingen – ging daarbij uit naar Trotsky en diens aanhang die door Stalin en Hitler om het hardst vervolgd werden.47 Een dramatische tijd was het zeker, maar Ernest, een tiener nog, voelde eerder opwinding dan angst. Het had te maken met de intense politieke activiteit die het gezin aan de dag legde.48 Ook antisemitische ervaringen droegen bij aan het ontluiken van Ernests bewustzijn. Terugkerend uit school werd hij eens bij het verlaten van de tram met een snauw tegen het prikkeldraad geduwd. Zijn enige winterjas vertoonde een flinke scheur. Ernest sloeg van zich af. “Zijn vader had mij vanaf mijn prilste jeugd steeds ingeprent zich kordaat en zelfbewust te verdedigen, nooit terug te wijken voor “boosheid of booswichten”.49 Henri Mandel opereerde niet op eigen houtje. Een omvangrijke organisatie hielp de vluchtelingen aan onderdak en waar het Joodse vluchte-


24

ernest mandel

lingen betrof gaven rijke diamantairs met gulle hand. Bewogen avonden speelden zich af. De Oostenrijker Georg Scheuer herinnert zich: “Genosse Henri Mandel beherbergt(e) uns für einige Tage. Er (war) gastfreundlich, geistreich und sprüht vor Humor und deutsch-jiddischen Wortspielen.”50 Scheuer, bijgenaamd Roter Hansl, vanwege zijn rode haar maar ook vanwege een aantal veroordelingen, behoorde tot de oprichters van de linksoppositionele Revolutionäre Kommunisten Österreichs en was sinds 1938 op de vlucht.51 Met een aanstekelijk gevoel voor humor trachtten de vluchtelingen het kwaad te bezweren: “Kameraad Nissenbaum woonde – oh toeval – in de Nootenboomstraat. Zijn hond was gedresseerd. Viel de naam ‘Schtallin’, begon de poedel te janken, bij ‘Trotski’ kwispelde hij van blijdschap.”52 Maar steeds angstwekkender sloeg het kwaad toe, zoals in Laren, het idyllische kunstenaarsdorp, twintig kilometer ten zuidoosten van Amsterdam. In februari 1934 vond er op initiatief van de Nederlandse Onafhankelijk Socialistische Partij (osp) een internationale jeugdconferentie plaats van de beweging voor een ‘nieuwe’ Vierde Internationale. Trotsky, die zijn Turkse ballingsoord had verlaten en in het Franse Barbizon verbleef, stelde groot belang in de conferentie.53 Dat deed Stalin ook. Via het Cominternzendapparaat van Daan Goulooze ontving de Nederlandse Communistische Partij uit Moskou een telegram met de opdracht de op handen zijnde conferentie zu sprengen. “In geen geval mochten de trotskisten hun misdadige plannen (–) ongestoord ten uitvoer brengen.”54 De organisatie had verzuimd voor voldoende beveiliging te zorgen.55 Onder toeziend oog van de politie verzamelden de dertig tot veertig deelnemers, van wie velen illegaal waren, zich in hotel De Roode Leeuw te Amsterdam om per bus naar Laren te vertrekken. De beraadslagingen waren net begonnen toen de politie binnenviel en de buitenlandse gedelegeerden arresteerde, onder wie Herbert Frahm alias Willy Brandt, toen nog geen vooraanstaande sociaaldemocraat maar lid van de linkssocialistische sap, de Fransman Yvan Craipeau, de Amerikaan Albert Glotzer, Fritz Besser alias Brink en Walter Held die, na twee dagen cel, over de grens met België werden gezet.56 De verdrevenen lieten zich niet uit het veld slaan; een dag later werd de conferentie voortgezet in café Maison d’Artiste in Brussel, pal tegenover het hoofdbureau van politie.57 Over de gebeurtenissen werd in huize Mandel uitvoerig gesproken. De uitgewezen Fritz Besser, die over identiteitspapieren beschikte op naam van Simon Schagen58 , werd door Mandel gastvrij onthaald. Na Hitlers machtsovername was hij naar Nederland gevlucht en opgevangen door Henk Sneevliet, revolutionair marxist, medeoprichter van de Nederlandse,


de jeugdjaren

25

Indonesische en Chinese communistische partij.59 Met zijn jeugd- en studievriend Heinz Epe60 , die als Walter Held door het leven ging, verzorgde Besser de verzending van illegaal materiaal (onder andere Unser Wort) via binnenvaartschepen vanuit Rotterdam naar Duitsland.61 De tengere en bescheiden Besser kon het goed met Ernest en Michel vinden. Hij speelde buitengewoon goed piano62 en beide jongens kregen les. Voor Ernest duurde de oefening in toonladders en etudes al snel te lang.63 Hij luisterde liever naar Bessers overrompelende betogen. In een terugblik herinnerde hij zich hem als “mijn beste vriend”64 en “leraar (–): menselijk, humoristisch, een hartstochtelijk socialist,”65 “Nog sterker dan mijn vader vormde hij mij tot een marxist, tot militant van de trotskistische (revolutionair marxistische) organisatie. En hij schonk me de liefde voor de klassieke muziek. De twee pijlers van mijn bestaan sindsdien.”66 Henri Mandel bezorgde Besser, arm als een kerkrat, een gestage aanwas van pianoleerlingen en huurde kantoorruimte in de Pelikaanstraat, waar Besser zich onder de dekmantel van de Levensverzekeringsmaatschappij Utrecht ongestoord aan zijn politieke arbeid kon wijden.67 Besser bleef hem altijd dankbaar. Ver na de oorlog schreef hij Ernest: “Je kunt je niet voorstellen hoe levendig hij (Henri Mandel) me nog voor de geest staat en hoe vaak ik in gesprekken aan hem herinner. (–) Hoe vaak hield hij me niet aan het lijntje tot de laatste tram voorbij was, door mij in alle rust en op zijn geheel eigen wijze een of andere Joodse anekdote te vertellen – waarschijnlijk tot verdriet van je moeder die zich wederom geroepen voelde een bed in de woonkamer op te maken! (–). Van alle politieke dieren die ik in mijn leven ontmoette, was hij één van de weinige mensen.”68 Hoewel Henri Mandel in 1913 met het geloof brak, vlakte hij de sporen van zijn Joodse herkomst allerminst uit. De geschiedenis van het Joodse volk bracht hij ruimschoots ter sprake.69 Hij liet zich op zijn zionistische achtergrond voorstaan en vertelde graag over de voormannen uit de Palestijnse arbeidersbeweging zoals Ben-Goerion, in 1948 Israëls eerste premier, en de latere president Itzhak Ben Zvi die hij in zijn huis ontvangen had.70 In de jaren twintig zette hij zich nog in voor de Liga voor het Arbeidende Palestina, die een materiële en morele ondersteuning beoogde van de Joodse kolonisatie in Eretz-Israël. Bovendien hielden de Mandels zich op in een Joods milieu, geconditioneerd door ‘het vak’ – als verzekeringsagent bleef Henri verbonden met de diamant – en door de kring van Duitse politieke vluchtelingen, van wie velen een Joodse achtergrond hadden. In dat gezelschap leerde de jonge Ernest de Joodse kwestie, maar meer nog de brede wereld van de revolutionaire politiek kennen. Hij ontmoette er rode Max, bijnaam van Max


26

ernest mandel

Laufer (ps. Marcel), die uit Magdeburg afkomstig was en in 1936 met hulp van emigranten uit Duitse gevangenschap naar Antwerpen wist te vluchten.71 In 1937 trad hij toe tot de leiding van de Duitse linkse oppositionele ikd 72 ; Hermann Bortfeldt, eveneens uit Magdeburg afkomstig, die na de oorlog in de ddr een belangrijke positie in het openbaar bestuur bekleedde, tot de ontdekking van zijn trotskistische verleden hem dwong naar de brd uit te wijken, waar hij een vooraanstaand spd-functionaris werd.73 Bortfeldt kwam berooid in Antwerpen aan en werd door de familie Mandel “längere Zeit hindurch in großzügiger Weise unterstützt.74 Hij maakte er kennis met de al eerder genoemde Beresch Nissenbaum uit Odessa, die op zijn trek naar het westen in Antwerpen was blijven steken. De spirituele Nissenbaum werkte als diamantslijper en als er geen werk was, hielp hij zijn vrouw met het aanbrengen van knoopsgaten, Knepplechlachs, zoals het in vaktaal heette. Hij overleefde Auschwitz, zijn vrouw niet.75 Enige tijd hielp de uit Duitsland gevluchte Else Bormann het gezin Mandel in de huishouding. Ze was bevriend met Franz Meyer, een talentvol kunstenaar uit Gelsenkirchen, gelegen in het centrum van het Roergebied. Hij was in 1934 naar Nederland ontkomen. Onder de naam Franz Holz, dan wel gesigneerd met de initialen “H”, “FH”, “SZ” of “BN”, verschenen zijn hout – en linoleumsneden in de linkse pers van die dagen, tot in het Nederlandse sociaaldemocratische blad De Notenkraker toe.76 Met Fritz Besser droeg hij vanaf eind 1936 de verantwoordelijkheid voor Unser Wort, het blad van de Duitse trotskisten die zich in de ikd hadden georganiseerd. De opmaak en de illustraties verzorgde Franz Meyer77 , het drukken gebeurde in Borgerhout, in de Onderwijsstraat, waar de Antwerpenaar Leon de Lee een drukkerij annex boekhandel beheerde. Hij onderhield contact met een tekenaar in Rotterdam, die voor de clichés zorgde.78 De politieke verantwoordelijkheid lag bij Joseph Weber79 , alias Johre, zoon van een tegelzetter en net als Meyer opgegroeid in Gelsenkirchen. Na enige jaren filosofie volgde hij een muziekstudie die hij met een dirigenten- en componistenexamen afsloot.80 Trotsky beschouwde hem als een van de belangrijkste marxistische theoretici van de jonge generatie.81 Hij prees Johres tegendraadse visie op het verzetswerk, waarin de oppositie tegen de nationaalsocialistische gelijkschakeling van de kerken centraal stond. Hij beschouwde de Kirchenkampf “als de eerste poging een bedding te vormen waarin de brede democratische volksbeweging kon samenvloeien”.82 Volgens Johre moest de arbeidersklasse “iedere beweging die tot een confrontatie met de fascistische staat (–) leidde, onvoorwaardelijk steunen”.83


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.