het drama van abbeville
Tim Trachet
Het drama van Abbeville
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
© Tim Trachet / Uitgeverij Houtekiet 2009 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Jan Hendrickx Foto omslag Jan Hendrickx Zetwerk Intertext, Antwerpen foto’s p. 132-133 © Dienst Vreemdelingenzaken foto’s p. 13,142, 144 en 148 © Tim Trachet foto Lazzarelli (p. 22) en foto Perissimo (p. 47), met dank aan Anne Morelli foto p. 64, met dank aan de bibliotheek van Abbeville isbn 978 90 8924 025 5 d 2009 4765 13 nur 740 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher
Inhoud
Woord vooraf 7 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Naar de kiosk 11 De aanhoudingen 17 De weg naar Abbeville 43 De zeisslag 59 De moorden 67 De verdere lijdensweg 89 De afrekening 111 De naweeĂŤn 127 Noten 153 Bijlage Lijst van de gevangenen in Abbeville 159 Beknopte biografie 173
woord vooraf
D
e onmiddellijke aanleiding voor het schrijven van dit boek is de tv-documentaire Het bloedbad van Abbeville, die Canvas in 2007 uitzond in de reeks Keerpunt. Ik stond zelf in voor de research en gedeeltelijk voor het scenario. Het ging toen om meer dan het louter verzamelen van archiefbeelden en getuigenissen. Er werd ook gebruik gemaakt van reconstructies die, en dat is toch wel uitzonderlijk, werden opgenomen op de plaats waar het echte drama zich heeft afgespeeld: in en rond de kiosk van Abbeville. Omdat de feiten op een zo historisch betrouwbaar mogelijke wijze moesten worden weergegeven, eiste dit diepgaander onderzoek. Mijn lectuur en de vele bezoeken aan Abbeville leidden intellectueel en emotioneel tot een grotere betrokkenheid met het gebeuren en de plaats. Een bijkomend motief om alles op papier te zetten was de lichte frustratie van een televisiemaker die beseft dat het medium niet in staat is om het verhaal in al zijn nuances weer te geven, ook al omdat de uitzending maar drie kwartier duurde. Toch zou dat geen voldoende reden zijn om weer eens een boek over de zaak te schrijven. Er zijn immers al vier boeken verschenen die volledig aan het drama van Abbeville gewijd zijn. Het standaardwerk is zonder twijfel Dossier Abbeville van Carlos Vlaemynck, een grondige historische monografie die het hele gebeuren tot in alle details weergeeft en daarbij afrekent met het waas van onduidelijkheden dat er rond ‘Abbeville’ hing. Waarom dan dit nieuwe boek, dat voor een groot deel daarop
7
gebaseerd is? Om te beginnen dateert Dossier Abbeville van 1978. Het is uiteraard al lang uitverkocht en ook wat voorbijgestreefd. Bovendien vonden we in onze research hier en daar interessante aanvullingen en correcties. Daarbij konden we kennis nemen van het onderzoek van Etienne Verhoeyen, zelf oudmedewerker van de vrt, over de Abwehr en de Duitse spionnen in België – een onderzoek dat hij hopelijk binnenkort zelf kan publiceren. Verhoeyen toont aan dat er meer Duitse spionnen in de kiosk zaten dan Vlaemynck kon aantonen, zelfs meer dan hij vermoedde. Daarnaast heb ik extra aandacht besteed aan Abbeville zelf. Wat er bij de kiosk gebeurde is eigenlijk maar een klein deel van de vele gruwelen die dit ongelukkige stadje diezelfde dag beleefde. Toch zijn er nog velen in Vlaanderen die bij het horen van ‘Abbeville’ enkel aan het drama aan de kiosk denken. Terwijl het stadje aan de Somme die dag kennis maakte met het bloedige noodlot dat Hitler en zijn generaals hadden bepaald. Het drama van Abbeville betreft de hele stad. Ten slotte: het boek van Vlaemynck is een grondige studie van meer dan vierhonderd pagina’s, waarvan de helft bestaat uit bijlagen: documenten, getuigenissen, verslagen… Ik koos ervoor een zo boeiend mogelijk verhaal van de gebeurtenissen te brengen. Een verhaal dat tegelijk kritisch en zo correct mogelijk is. Dat is nodig, want nog altijd is de mist rond de kiosk niet helemaal opgeklaard. Op internet circuleert zo nog de hardnekkige legende dat de moordpartij van Abbeville het werk van ‘dronken soldaten’ was. Voor het tot stand komen van dit boek moet ik, naast Etienne Verhoeyen, in het bijzonder professor Anne Morelli van de ulb bedanken, die als kenner van de Italiaanse immigratie in België ook aandacht heeft besteed aan de Italianen in de kiosk van wie ze er trouwens een paar gekend heeft. Het toeval wil dat ze ooit nog les heeft gegeven aan de kleinzoon van Lucien Monami, een ander slachtoffer van Abbeville. Kapitein-commandant Rob Troubleyn, die als verantwoordelijke voor de Oorlogsgraven op Defensie prachtig werk heeft geleverd, zorgde voor de luttele beschikbare gegevens over de overplaatsing van drie slachtoffers van Abbeville naar een Belgisch militair kerkhof. 8
Ik moet ook de vele collega’s en ex-collega’s danken die meewerkten aan de historische programma’s van de Vlaamse openbare omroep, in het bijzonder Jan van den Berghe, die de tekst grondig nalas, net als Guido De Bruyn. Deze laatste is niet alleen de regisseur van Het bloedbad van Abbeville, maar ook van een eerdere reportage – in de reeks Histories op Canvas – waarin Abbeville ter sprake kwam. Dit programma, over het leven van Van Severens minnares, de schilderes Rachel Baes, zou een aanzet geven tot de latere documentaire. Programma’s die de kennis van de eigen geschiedenis bij een ruim publiek enorm hebben gestimuleerd. De speurtocht naar de ware toedracht van de gebeurtenissen in Abbeville is daaraan te danken. Het onderzoek van Carlos Vlaemynck kwam trouwens zelf tot stand dankzij de steun van de toenmalige brt, en meer bepaald van Jérôme Verhaeghe, het ‘brein’ achter de oorlogsdocumentaires, die het begin van een mooie traditie vormden. Een traditie die hopelijk nog lang kan worden voortgezet.
9
hoofdstuk 1
Naar de kiosk
Z
aterdag, 19 mei 1940 rond tien uur ’s avonds. Het is al donker als een konvooi Abbeville binnenrijdt. Drie autobussen, geëscorteerd door Franse gendarmes. Binnenin, ook onder de hoede van gendarmes, zitten mensen, twee aan twee vastgemaakt met handboeien. Niemand zegt iets. Toch is meteen duidelijk dat het een zeer heterogeen gezelschap is. Ze verschillen sterk in leeftijd en uiterlijk. Sommigen zijn deftig gekleed, met jassen en vilten hoeden, anderen eenvoudig, met een pet. Onder de weinige vrouwen zijn er enkele die op dames van goeden huize lijken. Een paar mannen dragen een militair uniform, één draagt een zwarte monnikspij. Maar allen, goed of slecht gekleed zien er vuil en verwaarloosd uit. De mannen hebben een baard van meer dan een week. Sommigen vertonen tekenen van mishandeling. De man in monnikspij heeft een verschrikkelijke wonde aan één oog, dat uitgeslagen lijkt. Het konvooi rijdt traag de stad binnen langs de smalle en overvolle zuidoostelijke toegangsweg. De hele weg is één ontelbare rij auto’s, vrachtwagens, autobussen, handkarren, fietsen, kinderwagens, kortom alles wat kan rijden, met daartussen ontelbare voetgangers, mannen, vrouwen, kinderen, zwaar bepakt, op weg naar het zuiden. En als knooppunt van vele wegen uit het noorden staan er voor Abbeville enorme files. De bussen
11
De kiosk in 1940. De ingang van de kelder bevindt zich aan de achterkant. Links is de muur te zien waarvoor de fussillade plaatsgreep. Het gebouwtje is uiterlijk nauwelijks veranderd.
hebben in één dag nog geen honderd kilometer kunnen afleggen. In de stad heerst een ongeziene chaos. Duizenden mensen zijn op zoek naar eten of naar een plaats om de nacht door te brengen. In het station staan overvolle treinen al dagen te wachten. Ze kunnen niet voor- of achteruit. De mensen zijn op de vlucht voor de Duitsers. Abbeville ligt aan de Somme, op nog geen twintig kilometer waar de rivier langs een brede baai in het Kanaal uitmondt. De stad is een van de weinige plaatsen waar de vluchtelingen nog veilig de Somme kunnen oversteken op hun tocht naar het zuiden. Want verder naar het oosten rukken de Duitse legers snel op. Abbeville is altijd een kruispunt geweest. De stad, ooit een bloeiende haven tot de Somme verzandde, ligt op een knooppunt van wegen tussen Picardië, Normandië en Artesië, en verder naar Vlaanderen en Champagne. De oude rijkdom van de
12
De kiosk zoals hij nu te zien is. Het (later toegevoegde) asfalt heeft van de omgeving een parkeerplaats gemaakt. De ingang naar de kelder bevindt zich aan de rechterkant.
stad is nog te zien aan de vele statige gebouwen, in de eerste plaats de enorme laatgotische St-Vulfrankerk die boven de binnenstad uitrijst. Door haar rijkdom en haar strategische ligging was ze echter ook het doelwit van oorlogen. In de middeleeuwen was Abbeville lange tijd Engels bezit. Vlakbij, in CrĂŠcy, werd trouwens in 1345 een van de grootste veldslagen tussen Engelsen en Fransen uitgevochten. Niet voor niets werd de stad versterkt door de grote Franse vestingbouwer Vauban. In de Eerste Wereldoorlog waren de Engelsen er terug, want de stad was een belangrijk doorgangscentrum voor de bloedige Slag aan de Somme. Nu, bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, hebben er opnieuw Britse troepen aan de toegangswegen van de stad postgevat, maar niemand gelooft dat ze de Duitse opmars kunnen tegenhouden. De autobussen zijn intussen gestopt voor de gevangenis van Abbeville. Enkele gendarmes gaan naar binnen, maar er gebeurt een hele tijd niets. Gedempt, zodat de bewakers het niet
13
horen, beginnen de gevangenen hier en daar tegen elkaar te praten. In het Frans en het Nederlands, maar ook in andere talen. Het is een heterogeen gezelschap, onder Franse bewaking. Maar ze komen uit België en de meesten zijn Belgen. Enkelen herkennen waar ze zijn, want Abbeville ligt amper tweehonderd kilometer van de grens. De invloed vanuit het noorden is er altijd reëel geweest. Sinds de middeleeuwen hebben Vlamingen zich in de streek gevestigd: handelaars, ambachtslieden en bouwmeesters hebben bijgedragen aan de welvaart. En in meer recente tijden waren het vooral Vlaamse boeren die zich in de streek vestigden, op zoek naar een hofstede. De Vlaamse familienamen van sommige Abbevillois herinneren eraan. Sommige romantische Vlaamsgezinden beschouwen ‘Abbegem’’ zelfs als de meest zuidelijke uithoek van de Lage Landen. Hebben de Bourgondische hertogen in de vijftiende eeuw de streek niet een tijd aan hun bezittingen toegevoegd? Als Karel de Stoute niet gesneuveld was, dan… Na een hele tijd komen een paar Franse officieren tot bij de bus. Het wordt de inzittenden duidelijk dat ze de nacht niet in de gevangenis zullen doorbrengen. Waarom wordt hun niet gezegd. Het gerucht circuleert dat er geen plaats meer is. In werkelijkheid zijn er problemen van administratieve aard. De gendarmes hebben opdracht om door te rijden naar de gevangenis van Beauvais, meer dan tachtig kilometer verder. Maar ze hebben veel vertraging en zien in dat ze zo niet verder kunnen. De gevangenisdirectie kan echter niet zomaar de gevangenen onder haar hoede nemen. Daarvoor is het bevel van een magistraat nodig. En ook de magistraten hebben blijkbaar de stad verlaten. De gendarme die het konvooi leidt stapt naar de plaatselijke gendarmerie. Daar kan men hem niet helpen. Hij begeeft zich dan maar naar een legerkazerne, de zetel van de plaatscommandant van Abbeville. De officier van wacht is op de hoogte van de komst van het konvooi. Hij verwachtte de bussen wel veel vroeger en beseft dat ze beter de nacht in Abbeville kunnen doorbrengen. Hij besluit de gevangenen onder de hoede van het leger te plaatsen.
14
De bussen zetten zich opnieuw in beweging, geëscorteerd door militairen uit de kazerne. Het is pikdonker, want alles is verduisterd. Abbeville is de voorbije nachten meermalen gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Na nauwelijks een paar kilometer te hebben afgelegd bereiken ze een parkje aan de rand van het stadscentrum. Het parkje, dat officieel wordt aangeduid als de Place du Bois ligt op een helling aan de kant van de weg waarlangs de bussen eerder Abbeville zijn binnengereden. Beneden ligt de boulevard rond het centrum, bovenaan een huizenrij die grenst aan een kleine spoorweg. De bussen rijden het park binnen en stoppen op het bovenste gedeelte, naast een afgelegen gebouw. De inzittenden herkennen zonder moeite een muziekkiosk. Het gebouw heeft de typische achthoekige vorm die je bij veel muziekkiosken aantreft. Wel geef deze kiosk een ongewoon solide indruk. Hij is vrij groot – een tiental meter in diameter – en vrijwel helemaal van steen en beton. Enkel de reling aan de rand is van metaal. Het zware dak rust op acht betonnen zuilen; alles in een bleke tint, met strakke vormen en blauwe art déco-achtige motieven. De kiosk dateert dan ook pas van 1933. Onder het platform van het gebouw bevindt zich een kelderruimte. Die is toegankelijk via een trapje aan de achterzijde. Bij muziekuitvoeringen kunnen de muzikanten deze ruimte gebruiken om zich om te kleden. Zij kan ook dienst doen als opslagplaats. De ingang kan dan ook stevig worden afgesloten: onderaan de trap is er een houten deur en bovenaan bedekt een luik van twee ijzeren panelen de trap. Zowel het luik als de deur hebben een slot. De ramen zijn voorzien van fijn traliewerk. Waarom precies de kiosk werd uitgekozen als tijdelijke kerker, is niet duidelijk. Feit is dat de Franse militairen de sleutels hebben. De gevangenen moeten de bussen verlaten en de trap afdalen. Dat gebeurt niet zachtaardig. De gendarmes roepen aan tot spoed en aarzelen niet hun knuppels te gebruiken. Wie treuzelt krijgt slaag. Omdat het in de kelder pikdonker is, is de chaos compleet. De bagage van de gevangenen – alleen koffers met kleren – wordt afgeladen en naast de kiosk gezet. Hun kostbaarste be-
15
zittingen, papieren, geld en juwelen, zijn afgegeven aan de dienstdoende officier. De bussen vertrekken, met de gendarmes. Het is de bedoeling dat ze de volgende ochtend weer voorrijden. Maar ze zullen nooit terugkeren. Wat er met de bussen is gebeurd, zal niemand een zorg zijn. De dag daarna wordt de meest dramatische in de geschiedenis van de meer dan duizend jaar oude stad. En in het bijzonder van de 78 mensen die onder de kiosk gevangen zitten.
16