Carla Van Uffelen
Cava en klaprozen
Inhoud
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Het universum Housewarming Bier en cava Allemaal beestjes Het derde oog Flikken Klaprozen Twistappels Brussel Centraal Porsche Buxus Bloemen Vier op een rij De brandblusser Geheim project Olie Schoon Zicht Arbeidsmarkt Jarretellen Babyshower Sociale lagen De hengst Gezelschap Geliefden Twin Towers Theelicht Showdown Bezoek Telefoon Zomerfestival Buikloop Happy end
9 17 26 31 37 44 49 55 63 69 76 79 83 90 96 99 101 105 116 120 127 132 140 143 152 156 161 166 171 174 179 188
Voor mijn vriendinnen Ware vrienden herken je niet aan hun medelijden, maar aan hun oprechte vreugde om jouw geluk. CHRISTINA GUIRLANDE
Het universum
N
og twee uur. Het huis is opgeruimd, nu ja, de rommel is in kasten verborgen, het gestreken wasgoed ligt netjes in een mand en het eten voor vanavond vergt geen voorbereiding. Cordon bleu uit de Aldi, gewoon in de oven schuiven. Een zak voorgewassen sla, ook uit de Aldi. De aardappelen heb ik net geschild. Het nagerecht, instant pudding, staat klaar in de koelkast. Ik zou de keukenvloer nog kunnen dweilen... Nee. Het enige wat ik nu nog wil, is neerploffen in mijn zetel, een glas wijn inschenken voor mij en mijn vriendin en het leegdrinken. Maar ik heb geen vriendin in dit dorp, en in mijn zetel zit Walter, mijn man, onderuitgezakt. Het is me niet duidelijk of hij werkelijk naar dat Discovery Channel-programma kijkt of dat hij zomaar wat wezenloos voor zich uit staart. Wat ziet hij eruit! Dat versleten trainingspak... En wanneer gaat hij zich eindelijk scheren? Ik moet ingrijpen. Ik graai een zak paprikachips uit de kast en stop een dvd in de speler, zodat ik bruusk de documentaire over een barre Amerikaanse gevangenis onderbreek. Walter kijkt me onthutst aan. ‘Kijk je mee naar Gooische vrouwen, schat?’ vraag ik poeslief. Hij haalt zijn schouders op. Ik installeer me met een hoop kussens naast mijn man. De avonturen van Cheryl, Claire, Anouk, Willemijn... Lief en leed in de chique buurt Het Gooi. Wat maken ze het bont! Ik kan de tekst van sommige passages meelippen, en toch blijft het een verdomd boeiende reeks. Ik vraag me voortdurend af wie ik het liefst zou zijn: mijn knappe 9
naamgenote Claire of de wulpse Anouk. Ik ben een mengeling van de twee, denk ik. Sensueel en verstandig. Zelfvoldaan steek ik nog een chipje in mijn mond. Een uur lang verwarm ik me aan de vriendschap van mijn vriendinnen. Dan verander ik terug in een desperate housewife. Mijn liefhebbende echtgenoot slaapt. Vier uur. Ik sta aan de schoolpoort, hoofd in mijn kraag. Ik kijk naar de punten van mijn cowboylaarzen omdat ik de blik van mijn medemensen vandaag even niet aankan. Roosje komt op me toe gelopen. ‘Mama!’ Ze slaat haar armpjes rond mijn been en ik aai haar blonde haren. ‘Geef je boekentas maar hier, prinses.’ Met in mijn ene hand het bungelende roze tasje en in mijn andere mijn dochters plakkerige handje loop ik naar huis. Ik forceer me om te glimlachen naar de moeders en vaders die we onderweg kruisen, en krijg hooguit een stijf knikje terug. Roosje huppelt aan mijn hand. ‘Ik heb met de nieuwe blokken mogen spelen. Annabel moest in de strafhoek zitten. Ruben probeerde mijn koek af te pakken.’ Ze heeft zich voorbeeldig geïntegreerd in de lokale gemeenschap. Des te beter voor haar. Als we de Prinsenstraat inslaan, doemt ons huis op. Een fermette die vanaf deze afstand, en als je echt al je verbeelding gebruikt, kan doorgaan voor een gerestaureerde hoeve. Door de vorige eigenaars verkocht voor ze afgewerkt was, voor een spotprijs. Walter was er meteen weg van. Net groot genoeg voor ons. Zolang ik plichtsgetrouw de pil blijf nemen toch. ‘Mijn lievelingseten!’ roept Roosje enthousiast. Vol overgave plant ze haar vork in het Aldivlees en begint er met haar mes in te kerven. Mijn schuldgevoel – had ik als topmoeder niet een glansrijk menu moeten serveren? – verdwijnt als sneeuw voor de zon. Ik glimlach ontroerd naar Walter. Die schept en kauwt en levert geen commentaar. Ik leg mijn hand op zijn arm. ‘Wanneer doen we eens een citytrip? New York lijkt me 10
wel wat.’ Hij kijkt op van zijn bord. ‘Daar hebben we geen geld voor,’ zegt hij nors. Ik zet mijn allerzieligste gezicht op. ‘Ik verveel me hier, Walter.’ ‘Speel dan met mij!’ kraait Roosje. ‘Dat is heel leuk, mama, dan verveel je je niet meer.’ Walter grijnst cynisch. ‘Dat is lief, schatje, maar ik bedoel iets anders.’ Ik por in Walters zij, en fluister: ‘Ik meen het, ik word gek.’ Hij zucht. ‘Tering naar de nering, zei mijn moeder altijd. Je weet toch dat we ons dat momenteel niet kunnen veroorloven. We moeten nog een keuken installeren...’ ‘Keuken, keuken... Zodat ik beter voor meneer kan koken, zeker. We zullen nog ons hele leven lang moeten afbetalen voor dit huis. We zullen nooit op reis kunnen,’ zeg ik mokkend. Walter wijst met zijn ogen richting Roosje. Hij heeft gelijk, we hoeven dit gesprek niet in haar bijzijn te voeren. Als een nukkig kind eet ik verder. Die cordon bleu smaakt echt naar niks. Dagen vol koude en regen rijgen zich aan elkaar. Dagen zonder onderscheid. Zoals de dagen dat Kelly langskomt. Ik blijf stokstijf staan als ik haar geroep aan de achterdeur hoor. Als ik geluk heb, gaat ze weg zonder binnen te komen. Ik heb geen geluk vandaag. Ik hoor de scharnieren piepen en dan een harde stem die ‘Klij-heir’ roept. Die godverdomde Kelly! Een litanie van vloeken schiet door mijn hoofd. Met een lieftallige nepglimlach loop ik de trap af. Kelly zit al met over elkaar geslagen benen op een keukenstoel. ‘Ha, hier ben je,’ begroet ze me. ‘Ik zag je fiets staan, dus ik wist dat je thuis was.’ Mijn fiets, waarom heb ik daar niet aan gedacht? In het vervolg rijd ik hem altijd rechtstreeks de garage in. ‘Ik ben blij dat je langskomt, maar ik moet zo meteen weg,’ lieg ik. Kelly is niet onder de indruk. 11
‘Je bent altijd zo gestresseerd. Kom, ga zitten, we zetten koffie en we drinken samen een kop. Daar heb ik nu echt zin in.’ ‘Kelly, ik heb geen tijd.’ ‘Weet je wat, Nescafé is ook goed.’ Ze staat op en vult de waterkoker, mijn waterkoker. Ik moet reageren, ik weet alleen niet hoe. Dus neem ik gedwee twee koppen en zet die op tafel. ‘De Nescafé staat hier, dacht ik?’ Kelly trekt een kastdeurtje open. Een pan en een kookpot donderen naar beneden, en stuiteren vervolgens met veel gekletter over de keukentegels. Mijn duur betaalde keukentegels. ‘Laat mij maar,’ zeg ik bits. Kelly merkt niks van mijn ergernis en gaat gewoon terug zitten. ‘Weet je het al van Nathalie, die in dat gele huis woont? Karen heeft haar gezien met een andere man. Overdag, kun je je voorstellen? Ze zaten samen een koffiekoek te eten, in een brasserie in de stad.’ Met een buurvrouw als deze, wie heeft er dan nog vijanden nodig? Het liep al fout bij onze eerste ontmoeting. ‘Ik noem Kelly.’ ‘Ik heet Claire,’ antwoordde ik, met het air van een lerares Nederlands. Kelly had niks in de gaten, want ze zei doodleuk: ‘O, maar ik weet wel hoe jullie noemen, hoor. Claire, Walter en Rozeke.’ ‘Roosje, mijn dochter heet Roosje! Niet Rozeke.’ Ik kon het nog net laten om haar accent te imiteren. Mensen die de naam van mijn prinses, mijn Roosje, verkeerd uitspreken, maken me agressief. Ze grijnsde stompzinnig. ‘Mag ik binnenkomen?’ Maar haar voet stond al voorbij de mat. Mijn instinct waarschuwde me: laat deze vrouw niet in je huis en in je leven komen. Het fatsoen haalde de bovenhand. ‘Tuurlijk,’ zei ik en schonk er nog een glimlachje bij. Ik bood haar aan in de zithoek plaats te nemen, maar Kelly stormde door naar de keuken. Ze keek gretig om zich heen. 12
‘Nog voorlopige meubels, zeker?’ ‘Valt dat zo erg op?’ zei ik beledigd. Kelly keek me triomfantelijk aan. ‘In een hoeveke verwacht je dit niet. Je zou een eiken keuken moeten kopen, dat is heel chique. Kom maar eens bij mij kijken.’ Ik had zin om een mep op haar zelfvoldane tronie te geven. ‘Maar ik begrijp het, hoor, het kost allemaal zoveel geld.’ ‘Ik hou meer van strak,’ zei ik afgemeten. ‘Nathalie eet overdag een koffiekoek met een andere man, dus,’ herhaal ik en haal mijn schouders op. Ik vraag me af of het feit dat Kelly me zo volhardend lastigvalt, ingegeven is door naïviteit of door boosaardigheid. ‘Ik zag die vriendin van de bioloog hier gisteren aan de deur staan.’ Ik kijk haar niet begrijpend aan. ‘Wel, die met dat rode haar, ik zag jullie samen vertrekken.’ ‘Ah, Bieke,’ zeg ik enthousiast. Bieke is mijn eerste potentiële vriendin in dit boerengat. Ze wandelt hier vaak voorbij en ze begon vorige week spontaan met mij te praten. Waar ik dat prachtige jasje gekocht had en of ik hier al lang woonde. Het draaide uit op een heuse afspraak, we zijn gisteren samen gaan wandelen. Een mooi begin van wat een mooie vriendschap kan worden. ‘Ah, noemt ze Bijke.’ Er gaat iets venijnigs komen, ik zie het aan Kelly’s half toegeknepen ogen en aan de manier waarop ze op haar onderlip bijt. ‘Ik wil me niet moeien, maar pas op. Ik heb gehoord dat haar man er vandoor is gegaan omdat ze niet te vertrouwen was. Altijd maar uitgaan en geld opmaken. Nu woont ze hier in de Prinsenstraat in het chalet met die bioloog. Die man weet niet wat hij in huis haalt.’ ‘Ik bepaal zelf met wie ik omga.’ Het klinkt nog niet half zo boos als ik het bedoel. ‘Rustig. Je moet niet kwaad worden, ik zeg het maar gewoon. Dat zijn kleine worteltjes, zeg.’ 13
‘Babyworteltjes,’ lieg ik, ‘in de stad gekocht.’ Kelly is onder de indruk van mijn steedse worteltjes, want ze vindt het niet nodig er verder op in te gaan. Of zou ze doorhebben dat het eigenlijk blikwortelen zijn, van het huismerk van de plaatselijke superette? ‘Luister Claire, je bent hier nieuw, je kunt niet iedereen kennen. Ik begrijp dat. Je zou eens een feestje voor de buren moeten geven, dan leer je leuke mensen kennen. Een huisverwarming heet dat.’ Walter komt de keuken binnengesloft, het kruis van zijn vlekkerige trainingsbroek hangt zo ongeveer ter hoogte van zijn knieën. Hij begeleidt zijn intrede met het luidruchtig snuiten van zijn neus. ‘Want weet je, Claire, de mensen van de Prinsenstraat zijn gevoelig voor dat soort dingen.’ ‘Kelly, ik moet nu echt verder,’ zeg ik bits. Kelly maakt geen aanstalten om haar kop koffie leeg te drinken. Ze slaat Walter vorsend gade, die nu met zijn hoofd in de koelkast hangt. Vanuit het innerlijk van die koelkast klinkt het plots: ‘Zal ik je langs de voordeur uitlaten, Kelly? Dan hoef je niet over dat modderige tuinpad te gaan.’ Mijn man! De echte Walter is back, denk ik even. Alert en subtiel. In een oogopslag heeft hij Kelly in verband gebracht met mijn geërgerde gelaatsuitdrukking en heeft hij terstond tot een reddingsoperatie besloten. Hij bijt in een gekoelde wortel. Kelly komt prompt overeind. ‘Niet nodig, Walter, maar let op je vrouwtje, ze is veel te goedgelovig.’ Walter gaat er niet op in. Zijn mond is vol wortel, zijn blik vol leegte. De opflakkering was kort.
Die nacht droom ik van een andere wereld. Voor de deur van onze villa staat een gele Saab Cabrio. Met haren golvend in de wind ren ik, ja, dans ik bijna, uitbundig lachend, zomaar van 14
geluk, naar de bestuurderskant van de wagen. Walter werpt me een kushandje toe van achter het raam. Hij ziet er stijlvol sexy uit in zijn nieuwe pak. Voor ik het contactsleuteltje omdraai, kijk ik mijn boodschappenlijstje nog even na. Een fles chablis, forellen, grijze garnalen, dille, room... Wat heb ik een heerlijk leven, droom ik. Mijn dagen zijn gevuld met luxe, liefde en lust. Vrolijkheid en vriendschap kleuren mijn horizon. Als ik van de oprit rijd, wuif ik naar Bieke, die in dit heelal Maya heet en in een geel-zwart gestreept designerpakje voorbij ons domein jogt. Als ik wakker word, zinderen de beelden van dat heerlijke visioen nog enkele seconden na. In het universum waarin ik ontwaak, drijven er geen forellen in roomsaus. Die ene keer dat ik het recept probeerde, draaide uit op een ramp. Onvergetelijk hoe die zwartgeblakerde rotvissen me verwijtend aankeken met hun bolle, verkoolde ogen. Zelfs de kat haalde er haar neus voor op. In dit universum heb ik altijd geld te kort. We komen nauwelijks rond sinds ik van een uitkering leef. Mijn dagen zijn doorspekt met eenzaamheid. Ook al zit Walter nu al weken thuis, op kosten van het ziekenfonds. Hij ligt naast me te snurken. Ook slapend ziet hij er lamlendig uit. Er komen nooit vriendinnen op bezoek, tenzij die duivelse Kelly. We worden nooit uitgenodigd op feestjes of barbecues. De enkele keren dat we iets gingen drinken in het dorpscafĂŠ, zaten Walter en ik alleen aan een tafeltje. Als Roosje een speelkameraadje uitnodigt, komen de moeders niet gezellig binnen om wat bij te praten, maar nemen ze afscheid aan de deur. De buren knikken goeiedag, maar daar blijft het bij. Nu ja, op Kelly na, natuurlijk. Gek genoeg voel ik me slechter thuis in deze dorpse omgeving dan in de zogezegde anonimiteit van de grootstad. Kreunend kom ik overeind, een en al mengeling van frustraties en spieren die wakker worden. Op weg naar de badkamer gris ik de gsm uit mijn handtas. Vannacht is er een bericht 15
binnengekomen. Ik lees: ‘Bel me. Ik wil je.’ Ik wis het bericht ogenblikkelijk.
16