de brandweerman & de parkeermeter
David Vlietstra
De brandweerman en
de parkeermeter over sociale psychologie
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
Voor Hadewey
Š David Vlietstra / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2010 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com www.brandweermanparkeermeter.nl www.davidvlietstra.nl
Omslag Tom Hautekiet Zetwerk Intertext, Antwerpen Foto auteur Maarten Westmaas isbn 978 90 8924 045 3 d 2010 4765 9 nur 248/770 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Inhoud
Woord vooraf 7 Hoofdstuk 1 Gedrag van anderen verklaren 11 Hoofdstuk 2 Anderen beoordelen 17 Hoofdstuk 3 Vriendschap 27 Hoofdstuk 4 Be誰nvloeden en be誰nvloed worden 35 Hoofdstuk 5 Zelfbeeld en zelfvertrouwen: nadenken over jezelf 47 Hoofdstuk 6 Een prestatie leveren in een groep 57 Hoofdstuk 7 Besluiten nemen in een groep 67 Hoofdstuk 8 Gedrag van mensen in een massa 77 Hoofdstuk 9 De evolutie van gedrag 89
Hoofdstuk 10 Onze cultuur en seksueel gedrag 103 Naschrift 113 Oorspronkelijke artikelen en geraadpleegde literatuur 119 Dankwoord 127
woord vooraf
T
oen ik een jaar of veertien was, kwam ik erachter dat ik moeite had met plassen op een openbaar toilet. Dan stond ik voor zo’n urinoir, in een bioscoop of restaurant, zonder dat er iets uitkwam. Heel vervelend, want ik moest dan wel nodig. Ik kon aan watervallen denken of aan lopende kranen, maar niets hielp. Naast mij kwamen en gingen andere jongens en mannen, die allemaal zonder problemen plasten en ik stond daar maar, zonder resultaat. Na een tijdje begon ik me dan een beetje opgelaten te voelen omdat ik er al zo lang stond en dan lukte het natuurlijk helemaal niet meer. Nu was dit niet het grootste probleem uit mijn puberteit, maar ik dacht er wel over na – vooral als ik weer eens tevergeefs bij een urinoir stond, natuurlijk. Was ik soms bang dat anderen naar me zouden kijken? Nee, dat zou me niks uitmaken. Bovendien zitten er meestal van die schotjes tussen de urinoirs. Of schaamde ik me voor het geluid dat ik zou maken? Ik begon de meest vreemde verklaringen te bedenken. Toen ik ouder werd, werd het probleem alleen maar groter, omdat ik steeds vaker naar cafés en discotheken ging, waar natuurlijk veel gedronken werd. Ik ben de dertig nu gepasseerd en ik heb er nog steeds last van, maar ik weet inmiddels wel hoe het komt. Het heeft te maken met ‘persoonlijke ruimte’ – de ruimte die iedere persoon om zich heen nodig heeft om zich prettig te voelen. Iedereen heeft een denkbeeldige
7
zeepbel om zich heen waarbinnen eigenlijk geen vreemde mensen mogen komen. Als dat toch gebeurt, voelen we ons onprettig. Bij de één is die zeepbel groot en bij de ander is die klein. Je hebt soms mensen die heel dicht bij je komen staan als ze met je praten. Deze mensen hebben een heel kleine zeepbel – een kleine persoonlijke ruimte. Mijn persoonlijke zeepbel is zó groot dat twee mannen die aan weerszijden van mij staan te plassen er blijkbaar makkelijk inpassen. Ze staan dan in mijn persoonlijke ruimte, waardoor ik mij onprettig voel en mijn afwateringsstelsel als het ware blokkeert. Dat is tenminste tot nu toe de meest aannemelijke verklaring die ik heb kunnen bedenken. Een andere vraag waar ik over nadacht, toen ik veel aan meisjes begon te denken, was: Waarom zijn er zoveel mooie meisjes die verkering hebben met middelmatig uitziende jongens? Kunnen onaantrekkelijke jongens beter zoenen dan aantrekkelijke jongens? Het kómt helemaal niet vaak voor dat een knap meisje verkering heeft met een onaantrekkelijke jongen, leerde ik later, maar áls het voorkomt is het wel opvallend. En mensen onthouden opvallende en onverwachte informatie veel beter dan alledaagse informatie. Dus die 97 knappe meisjes die verkering hebben met 97 knappe jongens zaten gewoon niet zo goed opgeslagen in mijn geheugen als die drie uitzonderingen. De meeste mensen denken bij het woord ‘psychologie’ aan een psycholoog – iemand waar je naartoe gaat als je een probleem hebt. Als je verslaafd bent aan computeren bijvoorbeeld, of als je stemmen in je hoofd hoort. Gedrag dat niet helemaal is ‘zoals het hoort’ is inderdaad een belangrijk onderdeel van psychologie. Dit onderdeel heet ‘klinische psychologie’. Maar klinische psychologie is lang niet het enige onderdeel. De meeste onderdelen van psychologie gaan over normale men-
8
sen. Over hoe onze hersenen werken (neuropsychologie), hoe een mens opgroeit van baby tot bejaarde (ontwikkelingspsychologie) of wat voor persoonlijkheid iemand heeft (persoonlijkheidspsychologie). Psychologie onderzoekt de vraag: ‘Hoe werkt de geest (de psyche) van een mens?’ Dit boek gaat over sociale psychologie. ‘Sociaal’ betekent in dit geval: ‘Wanneer mensen met elkaar te maken hebben’. Een sociaal psycholoog stelt zichzelf dus de vraag: ‘Hoe werkt de geest van een mens als hij met andere mensen in aanraking komt?’. Mensen kunnen elkaar proberen te begrijpen, elkaar beoordelen, vriendschappen met elkaar sluiten, elkaar beïnvloeden en samen moeten werken. In de hoofden van mensen gebeuren allerlei dingen die even later voor bepaald gedrag zorgen. Sociaal psychologen doen onderzoek naar wat er in die hoofden gebeurt en waarom mensen zich op die bepaalde manier gedragen. Veel onderwerpen in de sociale psychologie zijn interessant voor iedereen, van jong tot oud, want iedereen heeft in zijn leven te maken met anderen om zich heen. Dit boek is bedoeld voor mensen die vol met vragen zitten: over gedrag van collega’s, zelfvertrouwen krijgen, vrienden maken, samenwerken, gedrag van familieleden en invloed uitoefenen. Alles wat te maken heeft met mensen die met elkaar omgaan. In dit boek staan niet alle antwoorden op die vragen. Bij het schrijven van De brandweerman & de parkeermeter heb ik geprobeerd een tipje van de sluier op te lichten over sociale psychologie. Er staan vooral onderwerpen in die me interessant lijken voor iedereen. Deze onderwerpen heb ik geprobeerd in duidelijke taal uit te leggen, met voorbeelden die voor iedereen begrijpelijk zijn. Ik hoop dat je na het lezen van dit boek enthousiast bent geworden over deze mooie wetenschap.
David Vlietstra 9
hoofdstuk 1
Gedrag van anderen verklaren
Marcel staat voor het raam naar buiten te kijken. Hij woont aan het water en een eindje verderop aan de overkant ziet hij een verward uitziende man die staat te schreeuwen. Marcel roept zijn vrouw erbij. ‘Mia, moet je eens komen kijken. Wat zou die vent daar doen?’ Mia kijkt even, maar gaat dan weer verder met haar bezigheden. ‘Vast een gek,’ zegt ze. Marcel blijft kijken. De man staat nu op het randje van de oever en ligt bijna in de sloot. ‘Volgens mij springt hij straks in het water,’ zegt Marcel. ‘Die vent spoort niet helemaal,’ zegt Mia. ‘Het is februari, het water is ijskoud. Moeten we niet even bellen naar de psychiatrische inrichting? Misschien is het iemand die ontsnapt is.’ ‘Ik ga wel met hem praten,’ zegt Marcel. En hoewel praten met schreeuwende, verwarde mannen niet zijn hobby is, trekt hij zijn jas aan en gaat naar buiten. Buiten ziet Marcel wat hij vanuit zijn huis niet kon zien: op het water drijft een rubberbootje met twee kinderen van ongeveer zes jaar erin, een peddel drijft verderop. Het rubber-
11
bootje is overduidelijk lek en zinkende en de kinderen staan op het punt in het ijskoude water terecht te komen. De man, die nu in het water springt, is niet gek of verward, maar een vader die zijn kinderen probeert te redden.
~ Dit hoofdstuk gaat over gedrag van andere mensen. Over hoe wij dat gedrag proberen te begrijpen, wie wij ‘de schuld’ geven van dat gedrag en welke denkfouten wij maken.
~
S
oms gedragen mensen zich op een manier die we niet verwacht hadden. Dan willen we weten hoe het kwam dat diegene zich zo gedroeg. Het zit in ons om het gedrag te willen begrijpen dat we om ons heen zien. Dat is ons instinct, zou je kunnen zeggen. Onze hersenen houden niet van onopgeloste vragen. We proberen gedrag van anderen altijd zo goed mogelijk te begrijpen. Met de verklaring die we uiteindelijk verzinnen is iets merkwaardigs aan de hand. In het voorbeeld probeerden Marcel en Mia het gedrag van de man aan de overkant te verklaren. Ze vroegen zich af: waarom gedraagt hij zich zo? In hun hoofden gebeurden er vervolgens allemaal dingen die ervoor moesten zorgen dat ze snapten waarom de man zich op die manier gedroeg. Ze dachten na over hoe andere wandelaars aan de overkant zich over het algemeen gedragen en ze dachten na over andere ontmoetingen met verward uitziende, schreeuwende mensen. Kort gezegd: ze vergeleken deze situatie met alle situaties die er veel op lijken en dachten na over alles wat ze over zulke situaties weten. Het meeste van dit nadenken merkten ze niet eens, dat gebeurde heel snel en onbewust. 12
Er zijn wel twintig redenen te bedenken voor het gedrag van schreeuwende mannen. En voor een ander voorbeeld ook weer twintig. En omdat er ontelbaar veel soorten gedrag zijn, zijn er ontelbaar x 20 redenen voor gedrag te verzinnen. En ook al zijn al die redenen voor al dat gedrag van al die verschillende mensen uiteenlopend, toch kun je een indeling maken – een indeling in twee groepen. De eerste groep is: het gedrag van diegene kwam door hoe die persoon is. Door zijn karakter, door zijn smaak of door zijn bedoelingen. De tweede groep is: het gedrag van diegene kwam door iets uit zijn omgeving. Hij werd gedwongen, het was toeval of hij kon er niets aan doen. Een duidelijk voorbeeld: Iemand loopt op de stoep en struikelt. Je kunt dan zeggen: ‘Wat een kluns!’ en dan geef je de schuld aan hoe die persoon zelf is. Maar je kunt ook zeggen: ‘Die stoeptegel steekt uit, hij kon er niets aan doen’ en dan geef je de schuld aan iets uit zijn omgeving, namelijk: de stoeptegel. Voordat we naar het merkwaardige van onze verklaringen gaan kijken, moet ik eerst nog iets vertellen over ons instinct. Je hebt zojuist al gelezen dat ons instinct ervoor zorgt dat we gedrag altijd proberen te begrijpen. Ons instinct zorgt er ook voor dat we ons altijd goed over onszelf willen voelen. Het zit ín ons om zoveel mogelijk zelfvertrouwen te willen hebben, want zelfvertrouwen is fijn. Zelfvertrouwen kun je krijgen door beter te zijn dan anderen. Maar je hoeft niet altijd beter te zijn dan anderen: meestal is het al genoeg om je beter te voelen dan anderen. En hierbij helpen onze hersenen ons een handje. En nu komen we bij het merkwaardige van onze verklaringen. Er is iets vreemds aan de hand met hoe wij gedrag verkla-
13
ren, wie wij de schuld geven. Wij geven niet zomaar de ene keer iets uit de omgeving de schuld en de volgende keer de persoon zelf. Nee, dit hangt allemaal af van wat het beste is voor onszelf. Wij willen ons altijd goed over onszelf voelen en daarom geven wij de schuld op een heel tactische manier: Als het beter is voor ons zelfvertrouwen om de schuld aan de persoon zelf te geven, dan doen we dit. Maar als het beter is voor ons zelfvertrouwen om de schuld aan iets uit de omgeving te geven, dan doen we dat. Als we het hebben over gedrag van anderen verklaren, dan hebben we het niet over iemand die de bus binnenstapt, een stempel van de buschauffeur krijgt en gaat zitten op een lege plek. Daar is geen verklaring voor nodig. Pas als iemand de bus binnenstapt, de buschauffeur in het gezicht spuugt en dan de bus weer uitstapt, zoeken we een verklaring voor dit gedrag. We zoeken verklaringen wanneer gedrag onverwacht of onwenselijk is. Een belangrijke fout die wij maken bij het verklaren van onverwacht gedrag van anderen is dat we bijna altijd de schuld geven aan ‘hoe die persoon is’. Wie een buschauffeur in het gezicht spuugt, moet wel agressief, asociaal en onberekenbaar zijn – iemand bij wie je maar beter uit de buurt kunt blijven. We doen geen enkele moeite om na te denken over mogelijke omstandigheden, waardoor zo’n persoon iets minder agressief lijkt. En zelfs al kennen we de reden dat de man spuugde (de buschauffeur is eens met opzet over zijn voet gereden, waardoor de man zijn grote teen moet missen), dan nog vergeten we dat het liefst bij het verklaren van zijn gedrag. Marcel en Mia waren vrij snel in hun oordeel dat de schreeuwende man verward was en in een psychiatrisch ziekenhuis thuishoorde, terwijl ze alle omstandigheden nog niet eens kenden.
14
Geven we ook wel eens iets uit de omgeving de schuld? Jazeker! Wanneer onszelf iets onverwachts of onwenselijks overkomt. Want als jou iets vervelends overkomt, is het beter voor je zelfvertrouwen om de schuld niet bij jezelf te leggen, maar bij iets uit de omgeving. Wanneer je een ander ziet struikelen, denk je: wat een onhandige persoon, wat een kluns. Maar wanneer je zelf struikelt, komt dat natuurlijk niet doordat je een kluns bent. Welnee, die stoeptegel steekt uit, daar moeten ze wat aan doen – levensgevaarlijk. Een doelpunt van de tegenstander is natuurlijk puur geluk: onze verdediger was even afgeleid, hun spits stond toevallig net op de goede plaats toen de bal eraan kwam stuiteren en volgens mij stond hij ook nog buitenspel – stom dat de grensrechter dat niet zag. Het doelpunt kwam tot stand door de omstandigheden. Maar zouden de tegenstanders het met deze verklaring eens zijn? Nee, natuurlijk niet, want een succes van onszelf verklaren we het liefst door te denken: het komt doordat ik zo goed ben. De tegenstanders verklaren: onze spits was slim genoeg om vrij te staan op het randje van buitenspel en met een technische beweging (waar hij zolang op getraind heeft!) speelde hij de keeper om. Het doelpunt kwam tot stand doordat de personen in ons team zo goed zijn. We denken gelukkig niet altijd zo zwart-wit, want als je over gedrag van mensen praat, is het nooit honderd procent zus of honderd procent zo. Ieder mens is anders, en gelukkig maar. En als een goede vriend struikelt, dan wil je ook nog wel begrijpen dat het door de stoeptegel kwam. En soms moet je eerlijk toegeven dat een doelpunt van de tegenstander toch wel heel knap was en dat het niet alleen maar geluk was. Waar het om gaat is: elk mens heeft de neiging om op deze manier over gedrag van anderen na te denken, omdat
15
het in ons instinct zit om ons beter te willen voelen dan anderen.
~ Kortom • We proberen de wereld om ons heen zo goed mogelijk te begrijpen. Als iemand iets doet wat je niet verwacht had, probeer je te verklaren waarom diegene zich op die manier gedroeg. In je hoofd vergelijk je onbewust de situatie met alle situaties die er veel op lijken en je denkt na over alles wat je over zulke situaties weet. • Je hersenen verzinnen vervolgens een oorzaak voor het gedrag dat je niet begrijpt. Soms zeggen je hersenen dat het gedrag komt door hoe die persoon is en soms zeggen ze dat het komt door iets uit de omgeving van die persoon. • Omdat het in ons instinct zit dat we ons beter willen voelen dan anderen, geven onze hersenen heel tactisch de schuld: als een ander onverwacht of ongewenst gedrag laat zien, schrijven we dat toe aan hoe die persoon is, maar ongewenst of klungelig gedrag van onszelf schrijven we toe aan de omstandigheden. Andersom schrijven we positief gedrag en successen van een ander toe aan de omstandigheden, maar een succes van onszelf wordt verklaard doordat we nu eenmaal zo goed zijn.
16