1970-1979 de gouden jaren van het belgisch voetbal
Geert De Vriese
1970-1979 De Gouden Jaren van het Belgisch voetbal
Houtekiet Antwerpen / Amsterdam
Š Geert De Vriese/Houtekiet 2009 Uitgeverij Houtekiet, Katwilgweg 2 bus 3, b-2050 Antwerpen www.houtekiet.com info@houtekiet.com Omslag Isabelle Van Laerhoven Omslagfoto’s upi (boven) en belga (onder) Zetwerk Intertext Antwerpen isbn 978 90 8924 041 5 d 2009 4765 28 nur 480 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher. De uitgever en auteur hebben alles in het werk gesteld om de rechthebbenden van alle illustraties op te sporen. Wie alsnog meent rechten te kunnen laten gelden, wordt verzocht zich bij de uitgever te melden.
I don’t like nostalgia, unless it’s mine. lou reed
Proloog De kinderen van Mexico ’70
H
et gietijzeren toilet klapt met een enorme knal in elkaar, maar mijn leven is dan al voorgoed veranderd. In het voorjaar van 1970 mag ik voor het eerst met mijn vader mee naar het stadion voor een wedstrijd in Eerste Klasse. Kort voor de rust moet ik hoognodig. We wriemelen ons een weg naar de uitgang van de tribune, ter hoogte van de hoekschopvlag, en haasten ons onder de hele lange zijde door naar de enige twee toiletten voor de supporters op de staanplaatsen. De houten deur valt in het slot, en ik verlies de omstandigheden en de tijd uit het oog zoals alleen een kind dat kan. Een keiharde bons op de deur. Of het daar nog lang gaat duren, ja? Ik krimp in elkaar. Buiten hoor ik een enorm geroezemoes en het geschuifel van wat wel miljoenen voeten lijken. De eerste helft zit erop. Mijn vader schiet me te hulp door een zee van dichtgeknepen billen. Is er een probleem? Ja, het doorspoelen wil maar niet lukken. Doe dan even open, en haast je een beetje. Mijn pa krijgt het aftandse ding ook niet meteen aan de praat. Ten einde raad geeft hij een enorme ruk aan de ketting van de spoelbak, ter hoogte van het plafond. Het doorgeroeste ding stort prompt in elkaar. Snel hier vandaan! Het scorebord met de indrukwekkende houten cijferborden geeft aan dat het 1-0 is voor ons. EĂŠn doelpunt, en dan hebben we het
8
DE GOUDEN JAREN VAN HET BELGISCH VOETBAL
5 april 1970. In een met mannen-met-deukhoed volgepakt Astridpark wordt Jan Mulder stevig aangepakt door Club Luikverdediger Henri Valckenborgh.
nog niet eens gezien ook, door de sanitaire stop. Ik beloof plechtig dat het nooit meer zal gebeuren, ook omdat ik hier zelf nooit nog een seconde van wil missen. De hotdogverkoper met een mosterdpot op de heup en broodjes in een rood-wit geblokt doek, de enorme Afrikaan met een schaal noga op het hoofd, de geur van sigaren, de stadionomroeper die de ruststanden plechtig opzegt, de Rodaniariedel die door de luidsprekers loeit, de oeverloze discussies van wildvreemde mannen over de scheidsrechter‌ Ik trek mijn gloed-
PROLOOG: DE KINDEREN VAN MEXICO ’70
9
nieuwe sjaal met tweekleurige dwarse strepen wat strakker aan. Hier wil ik bij horen, dit is het ware leven! Een mooier moment om in te haken is nauwelijks denkbaar, want er zitten opwindende tijden aan te komen. De jaren zeventig worden gekleurd door drie Wereldbekertornooien, die elk op hun manier een mijlpaal zijn. Mexico ’70 wordt het wk van de kinderlijke onschuld. Pelé groeit uit tot de verpersoonlijking van het mythisch mooie Braziliaanse voetbal dat puur op elegantie en onbevangenheid lijkt te drijven. Tik-tak-boem in de technicolorkleuren van het eerste Panini-album in ons land. Vier jaar later staat de Wereldbeker in West-Duitsland voor de puberale rebellie en de pop& jeanscultuur. Oranje verbaast vriend en vijand met zijn voetbal en zijn wapperende manen. Johan Cruijff, Johnny Rep, Ruud Krol, Johan Neeskens… Het zijn veeleer popidolen dan voetbalsterren. Ze gaan voorop in de Hollandse Invasie van avro’s TopPop, Berend Boudewijn en Loekie de Leeuw, die via de kabel en de kleurentelevisie haast ongemerkt Vlaanderen hebben overgenomen. Het wk ’78 in Argentinië is dan weer dat van de jongvolwassen politieke bewustwording en verontwaardiging. Voor het tornooi is er de protestactie Bloed aan de Paal van Bram Vermeulen en Freek de Jonge, die oproept tot een boycot van het tornooi dat wordt georganiseerd onder de vleugels van een meedogenloze militaire dictatuur. Het bloed aan de shirts van Johan Neeskens en Alberto Tarantini aan het eind van de finale maakt de sinistere cirkel rond. Onze nationale ploeg speelt er allemaal niet meer dan een figurantenrol in, maar toch zijn we erbij want een aantal wereldsterren is elk weekend te zien in onze competitie. Beerschot slaagt erin nog tijdens het wk van ’74 tornooisensatie Manu Sanon vast te leggen, de Poolse topschutter Grzegorz Lato is via München en Buenos Aires op weg naar Lokeren, en Anderlecht-sterren Robby Rensenbrink en Arie Haan spelen zelfs twee opeenvolgende Wereldbekerfinales. Gouden jaren, op wereldniveau. Geen toeval allemaal, want de Belgische clubs groeien in de jaren zeventig uit tot een factor van formaat. In de tweede helft van het decennium lijkt het wel elke dag feest. Anderlecht haalt drie Europese finales op rij en wint twee keer de Supercup, en Club Brugge doet ei zo na nog beter. Het strandt op Wembley op een zucht van het hoogst haalbare: de Europabeker voor Landskampioenen.
10
DE GOUDEN JAREN VAN HET BELGISCH VOETBAL
Lyon, as Roma, ac Milan, HSV, Real Madrid, Galatasaray, Napoli, fc Porto… Allemaal zijn ze voor de bijl gegaan in Brugge of Brussel. De weelde is zo groot dat de prestaties van de andere clubs erbij ondergesneeuwd geraken: Antwerp is te sterk voor Aston Villa, RWDM schakelt Schalke 04 en Feyenoord uit, er is een geniale bevlieging van Johan Cruijff nodig om Barcelona voorbij Lokeren te hijsen, Inter Milaan gaat onderuit tegen Beveren… Gouden jaren, in Europa. De gloriedagen werpen ook hun schaduw vooruit naar het voetbal van vandaag. Johan Boskamp vindt als aanjager bij RWDM al dat er vooral niet moet worden gezeikt, René Vandereycken predikt als jonge middenvelder bij Club Brugge een uitgekookte voetbalvisie en Walter Meeuws – dan nog een langharige spits bij Beerschot – heeft al een snedige, Hollandse babbel. Hugo Broos, Georges Leekens, Frank Vercauteren, Eric Gerets, Michel Preud’homme, Morten Olsen, Jan Ceulemans… Ze debuteren, schitteren en leren het vak van grootmeesters als Ernst Happel, Raymond Goethals en Guy Thys. Gouden jaren, in onze nationale competitie. Sleuteljaren ook, waarin de manier waarop we – letterlijk en figuurlijk – tegen voetballers aankijken voorgoed verandert. In het begin van de jaren zeventig worden de eerste, voorzichtige stappen gezet op het pad van de human interest. Ludo Coeck wordt in 1972 de eerste voetballer voor wie in de kranten ook plaats is buiten de sportpagina’s. Coeck is nog geen 17, hij ziet er goed uit, en hij heeft charisma. Alles wat nodig is om een tieneridool te worden. Het leidt tot embryonale lifestyle-interviews waarin voorheen ondenkbare persoonlijke vragen worden gesteld: Ludo Coeck, is het niet spijtig dat uitgaan op uw jonge leeftijd er niet bij is? ‘Eigenlijk niet. Ik ben nooit een boemelaar geweest. Bij mij mogen ze komen controleren of ik niet in de cafés hang. Ik weet de lakens naar waarde te schatten.’ Je hebt een nieuwe wind gebracht in het Belgisch voetbal: de charme-voetballer. ‘Ik weet wat je bedoelt. Er komen op het secretariaat van Anderlecht brieven toe van meisjes die mijn adres willen, of een foto vragen. Maar wees gerust, er zijn ook jongens bij.’
PROLOOG: DE KINDEREN VAN MEXICO ’70
11
Ludo Coeck (links) wordt de eerste posterheld in het Belgisch voetbal, en Georges Leekens (centraal, bij Crossing Schaarbeek) mag zichzelf ‘Jonge Adonis in de Voetbalsport’ noemen. De frisse knaap rechts? Walter Meeuws, spits bij Beerschot.
In de tweede aflevering van de reeks Jonge Adonissen in de Voetbalsport is overigens Georges Leekens aan de beurt. Helemaal aan het eind van de jaren zeventig trekt Jean-Marie Pfaff het allemaal nog veel verder door. Parallel met de introductie en de bloei van een nieuw soort populaire pers in Vlaanderen – de boekskes – groeit hij uit tot een van de allereerste Bekende Vlamingen. De camera’s in de slaapkamer wenken. Vandaag duiken voetballers op in alle mogelijke media. Hun vrouw en/of vriendin, hun wagenpark, hun interieur, zelfs hun intieme tattoos… Niets lijkt geheim te blijven in de world wide web-werkelijkheid. Tussen Coeck en Pfaff door is het contrast met de jaren vijftig en zestig stap voor stap immens groot geworden. Vooral onder invloed van de televisie, waarop almaar meer voetbalbeelden te zien zijn. Net genoeg aanwezig en beschikbaar in bijna alle huiskamers om de spelers uit de cocon van de mannen-met-deukhoed in het stadion te tillen en de nieuwsgierigheid te prikkelen. Maar nog lang niet genoeg om het mysterie uit te vlakken. Net daarom is het wellicht geen toeval dat uitgerekend de jaren zeventig zo’n vruchtbare grond zijn voor culthelden. Zowat elke Belgische club – ook in de middenmoot en in de degradatiezone – heeft in die dagen minstens één speler lopen met bijzondere kwaliteiten of een apart verhaal.
12
DE GOUDEN JAREN VAN HET BELGISCH VOETBAL
Laat in Waregem of Gent de naam ‘Giba’ vallen, en de meest kleurrijke en tegenstrijdige herinneringen fluiten je om de oren. Of Roger Davies, die zich bij Club Brugge onsterfelijk heeft gemaakt in de mooiste Bekerfinale aller tijden. Elke doelman van Beerschot wordt dan weer vroeg of laat geconfronteerd met de erfenis van Jan Tomaszewski, terwijl de tribunes op de Bosuil de geest ademen van het spitsentrio Karl Kodat, Flemming Lund en Ove Eklund. Neem er ook maar Kortrijk bij, de enige plaats ter wereld waar bij ‘Zidane’ niet volautomatisch de voornaam ‘Zinédine’ hoort, maar ‘Djamel’. Zij zijn in het collectieve voetbalgeheugen uitgegroeid tot halfgoden en hun prestaties hebben haast mythische proporties gekregen. Ze blijven ook voor eeuwig en een dag de topfitte twintigers die je aankijken vanop de voetbalprentjes van toen. In oude albums grasduinen op een verloren zondagnamiddag lukt nooit zonder jezelf weer te zien aanschuiven bij de kassa met je eerste single onder de arm (Tiger Feet van Mud). Je haalt het bekraste vinylexemplaar van Led Zeppelin iv , Hotel California, Frampton comes alive of Never Mind the Bollocks… erbij, ook al staat er een hyperdeluxe cd-versie in de platenkast. De poster van De Man van Zes Miljoen is allang in een papierslag verdwenen, net zoals de glanzende foto van Eddy Merckx in zijn bruin-zwarte Molteni-trui. En de zelf samengestelde compilatiecassettes, natuurlijk! Opgenomen van Radio Mi Amigo en de brt Top-30, inclusief het vervloekte geblèr van de deejay los over de intro van Bohemian Rhapsody heen. Kijk, het prentje van Erwin Kostedde bij Standard. Wat zou er met hem eigenlijk zijn gebeurd? Van Nico Rijnders weet je nog wel dat hij bij Club Brugge tijdens een wedstrijd in elkaar is gezakt en later overleden, maar… En hier, die rare Hongaar! Attila Ladinszky, de nieuwe spits van Anderlecht en pure rock-’n-roll. ‘Attila! Attila!’ je hoort het zo weer van de tribunes rollen. Op een dag ga je op zoek naar zijn verhaal en naar dat van al die andere vergeten helden. Een hele rist vandaag nog steeds zeer bekende namen blijkt er een belangrijke en vaak verrassende rol in te spelen. Constant Vanden Stock, Eddy Wauters en Michel D’Hooghe zijn nog jonge maar al bijzonder ambitieuze voetbalbonzen. Guy Thys krijgt het als trainer van Antwerp aan de stok met Louis van Gaal, en Ernst Happel moet halverwege het seizoen Club Brugge uit de brand komen helpen. Georg Kessler, Jan Mulder, Luc Millecamps, Johan Ver-
PROLOOG: DE KINDEREN VAN MEXICO ’70
13
meersch, Jean Dockx, Henk Houwaart, Raoul Lambert, Swat Vander Elst, ja zelfs Wim Pinanti is pinanti Reyers… Zij en nog vele anderen duiken op. Was het vroeger dan allemààl zo veel beter? Nee, natuurlijk niet. Dankzij het graaf- en spitwerk van onderzoeksrechter Guy Bellemans weten we nu dat de successen veel te maken hadden met een bepaalde fiscale vindingrijkheid. De grenzen van het medisch toelaatbare worden ook al opgezocht en overschreden. Achter de schermen woeden schimmige machtsspelletjes en voetballers worden – letterlijk – verhandeld op de transfermarkt. Sterspelers trekken ook naast het veld een rijke trukendoos open, er zijn net zo goed zouteloze wedstrijden tegen grauwe clubs als Olympic of Verviers, en het voetbal is in werkelijkheid een stuk trager en slapper dan in de herinnering. De gouden jaren zijn geen sprookje met witte ridders en kuise maagden, maar ze bieden wel een schatkist aan sterke en soms ook gewoon heel mooie verhalen. Deze kroniek van een wonderlijk en kleurrijk decennium begint bij de kinderen van Mexico ’70. Duizenden kilometers hiervandaan in het Aztekenstadion, maar ook vlakbij, bij die snotneus die zo nodig naar het toilet moest, en bij zijn vrienden op het schoolplein.