FRANS VAN CAUWELAERT TRIOMF, VAL EN WEDEROPSTANDING 1932-1961
Deze uitgave kwam tot stand met de steun van de Vlaamse overheid
Š Lode Wils/Uitgeverij Houtekiet, 2009 Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, b-2000 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Omslag Herman Houbrechts Zetwerk Intertext, Antwerpen Foto voorplat amvc-Letterenhuis, Antwerpen Foto’s amvc-Letterenhuis, Frans van Cauwelaertarchief isbn 978 90 8924 040 8 d 2009 4765 2 nur 680 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
LODE WILS
Frans van Cauwelaert 1932-1961 Triomf, val en wederopstanding
Houtekiet Antwerpen/Amsterdam
IN DEZE REEKS VERSCHEEN BIJ HOUTEKIET
De Messias van Vlaanderen. 1880-1910 Frans van Cauwelaert Frans van Cauwelaert en de Barst in BelgiĂŤ 1910-1919 Frans van Cauwelaert Afgewezen door koning Albert I 1919-1923 Burgemeester Van Cauwelaert Schepper van Nederlandstalig Vlaanderen 1923-1932
Woord vooraf
Tussen 1928 en 1932 had de Vlaamse katholieke voorman en Antwerpse burgemeester Frans van Cauwelaert, met de steun vooral van het acw, de vernederlandsing van de overheidsinstellingen in Vlaanderen grotendeels wettelijk vastgelegd. De indeling van het leger in Frans- en Nederlandstalige eenheden, krachtens een wet van 1928, was zowat een unicum in de toenmalige wereld; de Franstalige Canadezen zouden op eigen legereenheden wachten tot na 1970. De voltooiing van de vernederlandsing van het onderwijs gebeurde krachtens wetten van 1930 voor de Rijksuniversiteit Gent, van 14 juli 1932 voor het lager en het secundair onderwijs. Samen met deze laatste, had het parlement de wet van 28 juni 1932 vorm gegeven, die de Nederlandse eentaligheid van alle overheidsadministraties in Vlaanderen verstrengde. Van Cauwelaert had het beginsel daarvan al kunnen vastleggen in een wet van 1921. Van Cauwelaerts doel was op termijn een culturele revolutie te veroorzaken in Vlaanderen en een machtsverschuiving in BelgiĂŤ. De verheffing van de volkstaal tot algemeen gebruikte cultuur- en bestuurstaal, moest de sociale ontwikkeling van dat volk stimuleren en het in staat stellen al zijn talenten te ontplooien in het onderwijs, de kunst, de wetenschap en de economie. Dan zou het Vlaamse volk ook de leidende positie kunnen innemen in BelgiĂŤ, waarop het krachtens zijn demografisch overwicht aanspraak kon maken. 1932 werd een keerpunt in deze ontwikkeling en nog meer in Van Cauwelaerts politieke loopbaan. De economische wereldcrisis sinds 1929 verergerde alsmaar. Dat gaf aan de tegenstanders van de vernederlandsing, vooral de liberalen en koning Albert i, de kans om de voorziene voltooiing van het nationaal taalstatuut op de lange baan te schuiven; voor het gerecht zou het duren tot 1935, voor het leger tot 1938 eer dat wettelijk werd vastgelegd. De economische crisis werkte ook de politieke polarisering in de hand. Als burgemeester zou Van Cauwelaert nog in 1932 de orde moeten handhaven tegen het gewelddadig optreden van
5
flamingantische groepen, die in de geest van het opkomend fascisme de straat wilden monopoliseren. Tegelijk werd in de antiklerikale partijen het verzet verhevigd tegen de financiĂŤle gelijkstelling van het vrij confessioneel onderwijs met het officiĂŤle, gelijkstelling waarvan burgemeester Van Cauwelaert met zijn katholiek-socialistische coalitie in Antwerpen het boegbeeld was. Die coalitie werd einde 1932 verbroken en op lokaal vlak verzeilde hij in de oppositie. Het einde van zijn burgemeesterschap, na ruim elf jaar, betekende dat Van Cauwelaert beschikbaar kwam om in de nationale regering te zetelen. Van januari 1934 tot januari 1935 was hij minister met achtereenvolgens drie verschillende portefeuilles, wat tekenend was voor de heersende politieke instabiliteit. Hij werd tot ontslag gedwongen, niet wegens het onvermogen van de regeringen om uit de economische crisis te geraken, maar omwille van de ondergang in die crisis van een door hem gestichte zakenbank. Jarenlang voerde hij dan een verbeten en uiteindelijk succesvolle strijd om zijn naam te zuiveren van de beschuldigingen van corruptie. Al herwon hij niet meer zijn leidende rol in de Antwerpse en de nationale politiek, hij bleef een belangrijke medespeler in de Vlaamse beweging, waarin hij het oprukkende nationalisme en fascisme bestreed. Bij de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten in 1938, werd hij tot lid en eerste voorzitter benoemd. In april 1939 werd hij verkozen tot voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, en dat prestigieuze ambt zou hij vijftien jaar lang bekleden. Zo speelde hij een belangrijke rol in de koningskwestie, in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de gespannen naoorlogse verhoudingen. Parlementslid bleef hij tot zijn dood in 1961, op zijn 81 jaar. Hij was dan al bijna vijftien jaar weduwnaar, maar had het mogen meemaken dat een van zijn acht zonen tot bisschop werd gewijd.
6
Het keerpunt 1932
In 1932 hoopten de politieke spanningen zich op, verergerd door de nijpende economische crisis. De gemeenteraadsverkiezingen in oktober zouden worden gevolgd door voortijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en door coalitiewisselingen zowel in de provincie Antwerpen als in de stad. Maar daarvoor al hadden de elkaar doorkruisende Belgisch-Vlaamse en links-rechtse polariseringen geleid tot een dag van onlusten in Antwerpen. Verhevigde tegenstellingen De economische crisis was plots uitgebroken door een beurscrash in New York in 1929, had zich snel naar Europa verspreid en bleef wereldwijd dieper graven. Grotendeels kwam ze hieruit voort, dat de enorme verarming die de Eerste Wereldoorlog in 1914-1918 had veroorzaakt, slechts gedeeltelijk was verteerd. De wederopbouw was gebeurd met internationale leningen, en in de hoop op herstelbetalingen en/of schuldkwijtscheldingen door het buitenland. Toen de enorme leningen- en schuldenpiramide in elkaar stortte, hadden de economen, de zakenlui en de regeringen er geen afdoend antwoord op, en de noodzakelijke besparingen deden de tewerkstelling verder afkalven. In BelgiĂŤ was die tewerkstelling aanvankelijk nog vrij goed, omdat de frank was gestabiliseerd tegen een lage koers in 1926, en omdat ter gelegenheid van de eeuwfeestviering van 1930 een wereldtentoonstelling was georganiseerd in Antwerpen en Luik. Maar de kleine landen werden nog zwaarder dan de grotere getroffen door het oplevende protectionisme. Terwijl de Antwerpse haven in 1929 een hoogtepunt had bereikt met een omzet van 26 miljoen ton, haalde ze in 1932 nog slechts 17 miljoen ton. In juli 1932 kwam het tot massale stakingen in Henegouwen, die een gewelddadig karakter kregen en waaraan de communisten en de socialistische Jonge Wachten een revolutionair karakter probeerden te geven. Bij de mijnwerkers sleepte de staking aan van juni tot begin september.1 7
De economische crisis verhevigde allerlei politieke tegenstellingen, onder andere die tussen de antiklerikalen en de confessionelen. In het klimaat van nationale unie, onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, hadden de liberale en de socialistische partij op nationaal vlak een zekere subsidiëring van het vrij confessioneel onderwijs aanvaard. In Antwerpen had de coalitie van Van Cauwelaert met de socialisten onder leiding van Camille Huysmans op het gemeentelijke vlak zelfs een financiële gelijkstelling met het stedelijk scholennet doorgevoerd. Dat was trouwens een van de punten waarmee Van Cauwelaert een stevige positie in de katholieke partij verwierf, met een hoog aanzien ook bij de Franstaligen. Er waren ook conservatieve liberalen die een antisocialistische blokvorming nastreefden, en daarom zulke schoolverzoening genegen waren. Bij de bestuursvorming na de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 kreeg het Antwerpse voorbeeld navolging in een aantal andere verstedelijkte gemeenten. Maar dat maakte een reactie los in de traditionele antiklerikale kringen. De vrijmetselarij, de Centrale van het Socialistisch Onderwijzend Personeel, en de (in feite liberale) Algemene Belgische Onderwijzersbond radicaliseerden in en na 1926 hun verzet tegen elke subsidiëring. Huysmans kon niet beletten dat de Belgische Werkliedenpartij, die op nationaal vlak in de oppositie stond sinds november 1927, dezelfde toer opging en tenslotte in een bijzonder partijcongres van 29 november 1931 de onmiddellijke afschaffing van de subsidiëring van het confessioneel onderwijs eiste, in alle gemeenten waar de socialisten zouden deelnemen aan het bestuur. Nu de overheden in enorme financiële moeilijkheden zaten, door de instorting van de belastinginkomsten terwijl de werkloosheidsvergoedingen de pan uitrezen, was de schrapping van de subsidies aan het confessioneel onderwijs een verleidelijke “oplossing”. Met het vooruitzicht van gemeenteraadsverkiezingen in oktober 1932 verdubbelden de antiklerikale kringen hun campagne, met onder meer de algemene vergadering van de Ligue de l’Enseignement in januari, het congres van de Liberale Jonge Wachten in maart en dat van de Algemene Belgische Onderwijzersbond in april. Op het liberaal partijcongres van 18 en 19 juni kon de partij-elite de radicale tekst van de Jonge Wachten en anderen afzwakken, om niet onmiddellijk de katholiek-liberale regeringRenkin ten val te brengen. Maar toch werd er met een overgrote meerderheid stelling genomen tegen elke overheidssubsidie voor niet-offi-
1 M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, 25 Jaar Belgisch Socialisme… van 1914 tot 1940, Antwerpen, 1967, 296-302.
8
ciële scholen, en bevestigd dat die in de loop van de volgende legislatuur geleidelijk moesten worden afgebouwd. Het antiklerikalisme van liberalen en socialisten werd bij de meesten nog fel aangewakkerd door hun afkeer van de taalwetten tot vernederlandsing van het openbaar leven, die juist in deze jaren door de klerikalen werden doorgedrukt.2 In de zomer van 1932 werd de financiële crisis voor de regering uitzichtloos, en midden oktober, onmiddellijk na de gemeenteraadsverkiezingen, verwachtte Van Cauwelaert dat de liberalen de regering zouden verlaten en een antiklerikaal kartel zouden nastreven.3 Herman Vos, de parlementaire leider van de Vlaams-nationalisten, besprak toen in zijn Antwerps partijbestuur “de pogingen tot vorming alom van een antikatholiek blok = socialisten + liberalen. Zeer nadelig voor het Vlaamsnationalisme en voor Vlaanderen.”4 De nationalistische partij verkeerde zelf in 1932 in grote verwarring, doordat enerzijds de taalwetgeving de ergste grieven had weggenomen, en anderzijds het opdringende fascisme diepe verdeeldheid schiep. In juni 1929, nadat de parlementsverkiezingen een zoveelste uiting van flamingantisch ongenoegen hadden gedemonstreerd, had eerste minister Henri Jaspar herhaaldelijk aangekondigd dat hij op één jaar tijd aan het land het taalstatuut wou geven dat Vlaanderen zou bevredigen. Onmiddellijk rees in de nationalistische partij de vrees, dat daardoor een groot deel van haar aanhang zou verloren gaan. Het was dus nodig om te radicaliseren. Om te beginnen werd een wetsvoorstel opgesteld tot federalistische hervorming van de staat. Dat hoefde geen enkele kans op uitvoering te hebben, het moest alleen de dreigende verzoening tussen Vlaanderen en België voorkomen, met bepalingen als: Brussel Nederlandstalig onderdeel van Vlaanderen, het leger afgeschaft, Kongo verdeeld in een Vlaamse en een Waalse helft… Maar voor een aantal nationalisten ging zelfs federalisme niet ver genoeg. België moest verdwijnen en het mocht dus geen reddingsplank krijgen door dat federaal statuut! Daarmee verweven brak er nog een tweede radicalisering door: het “verworden” parlementair stelsel, waarin de nationalisten onmogelijk
2 Voor heel deze ontwikkeling: J. TYSSENS, Strijdpunt of pasmunt? Levensbeschouwelijk links en de schoolkwestie, 1918-1940, 120-273. Ook J. HUNIN, Het enfant terrible Camille Huysmans, 281-285. 3 Zo zegde hij op een vergadering van zijn partijbureau, 15 okt. 1932; vka, 1.8.2.3.4. Op 18 en 25 juli had hij er al betoogd “dat er hoogstwaarschijnlijk nog dit jaar algemene verkiezingen zullen plaats grijpen”; 1.2.2.1. 4 Verslagboek Vlaamse Front Antwerpen, 17 okt. 1932; amvc.
9
een meerderheid konden verwerven, zou worden vervangen door een van de fascistische, corporatieve stelsels die toen in Europa opgang maakten. Met zulk programma moest worden voorkomen dat de kiezers zouden terugkeren naar Van Cauwelaerts flamingantische standenpartij, of een andere van de “vroegere Belgische partijen”.5 Maar vooreerst veroorzaakte de wending naar het fascisme van voormannen als Joris van Severen in West-Vlaanderen, Wies Moens in Gent en Ward Hermans in Mechelen, een breuk binnen de eigen beweging omdat anderen niet wilden volgen. In West-Vlaanderen, waar Van Severen in september 1931 uit de partij was gezet, kwam het tot fysieke gevechten om het bezit van de partijlokalen. In het arrondissement Mechelen werd door de aanhangers van Hermans, die in mei 1932 uit de nationalistische Kamergroep was gesloten, geweld gebruikt tegen Herman Vos en Hendrik Borginon die er het woord kwamen voeren. De weekbladen van de drie antidemocraten en nog andere nationalistische krantjes gingen in 1931-1932 brutaal tekeer tegen de traditionele koers en de parlementaire leiders van de partij. In deze verwarring, die de uitslag van de naderende verkiezingen bedreigde, vormde het gebruik van straatgeweld tegen Belgische nationalisten een vlucht vooruit. Die Belgische nationalisten gaven daar van hun kant meer dan eens aanleiding toe. In 1926 was de regering Poullet-Vandervelde, de op het Antwerpse voorbeeld geïnspireerde coalitie van Van Cauwelaerts Vlaamse katholieken met de socialisten, ten val gebracht door een rechts-patriottische oppositie die in Brussel duizenden betogers op de been wist te brengen, in het bijzonder oud-strijders en fascistoïde groepen.6 Naast, en in feite ook tegen oudere verenigingen als de Nationale Oud-Strijdersbond en het Nationaal Verbond der Invaliden, en zoveel temeer tegen de socialistische en de flamingantische oud-strijdersbonden, werd de Vereniging der Verbroederingen van het Veldleger opgericht. In deze liberaal geïnspireerde Union des Fraternelles de l’Armée de Campagne gingen er fascistoïde stemmen op, volgens welke geweld en dictatuur niet mochten geschuwd worden voor de redding van het unitaire vaderland, dat werd bedreigd door de bolsjewisten en de Vlaams-nationalisten. Sommige Verbroederingen verzetten zich fel tegen de taalwetgeving die werd
5 “Wij moeten een eigen programma hebben, dat ons bindt en ons niet toelaat af te vallen naar vroegere Belgische partijen”, zo verantwoordde Hendrik Elias op 25 februari 1934, in een vertrouwelijke bespreking met de bestuursleden van het Vlaamse Front in Antwerpen, de keuze van het Vlaams Nationaal Verbond (vnv) voor een corporatieve dictatuur. L.WILS, Honderd jaar Vlaamse Beweging, ii, 1914 tot 1936, 241-243. 6 L. WILS, Burgemeester Van Cauwelaert, 41-51.
10
besproken in het parlement. De IJzerbedevaart van 1930 werd verstoord door een van hun voormannen, die uit een vliegtuig strooibiljetten wierp tegen “verraders en deserteurs”. In 1931 werden herhaaldelijk wederzijds optochten van tegenstanders verstoord, onder meer in Hasselt. Wanneer daar op 5 juli de Vlaamsnationalisten de opening van hun lokaal vierden met een optocht, was aan de regering gevraagd om zulks te verbieden, en maakten liberaalnationalistische tegenbetogers herrie. Die patriotten hielden op hun beurt op 4 oktober een Belgische Dag in Hasselt, “tot uitboeting” van de flamingantische zonde. Maar die Dag werd zwaar verstoord door de eveneens massaal opgekomen flaminganten. Het is duidelijk dat ondemocratische krachten van weerszijden probeerden met geweld de straat te monopoliseren. In Antwerpen waren er op 4 oktober relletjes van Vlaamsnationalisten tegen leden van het Nationaal Legioen die terugkeerden uit Hasselt, maar de politie had die voorzien en was er op voorbereid. Burgemeester Van Cauwelaert kreeg tijdens de volgende maanden verschillende politieverslagen met melding van incidenten tussen de Vlaamse Nationale Wacht van Jef Missoorten enerzijds, en het Nationaal Legioen en/of de Jonge Belgen anderzijds. Op 8 november werd het Berchemse partijlokaal van het Vlaamse Front “aangevallen door fascisten”.7 Op 15 maart 1932 kwam Joris van Severen in Antwerpen spreken op een openbare vergadering, in het Diets Huis van zijn nieuw gesticht fascistisch Verdinaso. Het kwam er tot een gevecht in regel tussen linkse tegenbetogers die de vergadering trachtten te beletten, en de Vlaamse Nationale Wacht van Missoorten, die nu Vlaamse Militie heette.8 Van vrijdag 24 tot zondag 26 juni 1932 hielden de Verbroederingen hun jaarlijks congres, ditmaal in Antwerpen. Hun bestuur zou worden ontvangen op het stadhuis door het college. Op zondag zouden de deelnemers, na de openluchtmis aan de Sint-Jozefskerk, stoetsgewijze naar het monument van de gesneuvelden stappen en verder naar de Meir, waar de Beurs door de stad was ter beschikking gesteld voor de grote slotvergadering. 7 Politieverslagen in afvc, vb 81. Jaarverslag 1931 van Vlaamse Front Berchem, in amvc. 8 A. DE BRUYNE, Joris van Severen,133-135. Op 25 maart schreef H.Vos aan Pieter Geyl: “Het is een geweldige kloppartij geworden tussen socialisten, communisten en solidaristen. De Vlaamse militianen weerden zich zeker dapper; de socialisten kregen bij verrassing eerst danig veel troef, maar nadien zijn enkele solidaristen ook lelijk toegetakeld geworden. Mijn mening is dat ze het te Antwerpen niet zo gauw meer zullen kunnen riskeren, of ze worden uiteengeranseld.” Geyl en Vlaanderen, 341.
11
Meer dan een maand tevoren, op 21 mei, berichtte het Vlaams-nationalistische Antwerpse dagblad De Schelde dat er door zes nationalistische verenigingen een anticomité was opgericht, dat opriep tot een tegenbetoging op dezelfde dag en uur in Antwerpen. Het ging daarbij niet alleen om jongerenbonden of marginale groepen, want ook het Vlaamse Front en de Kristen Vlaamse Volkspartij waren erbij, die het kartel vormden dat bij de verkiezingen in Antwerpen optrad voor de nationalisten. Dat bood aan burgemeester Van Cauwelaert de hoop dat hij de inrichters in een persoonlijk gesprek zou kunnen afbrengen van hun opzet. Met volksvertegenwoordiger Vos, de leider van het Front en hoofdredacteur van De Schelde, had hij hoffelijke relaties en hij had hem zelfs meer dan eens een geldsom overgemaakt waarmee Vos behoeftige oud-activisten kon steunen. Maar de inrichters waren niet te bepraten; trouwens hadden de Vlaams-nationalisten zopas in de Kamer, waar Vos hun fractieleider was, zich ingespannen om Van Cauwelaerts taalwetten op het onderwijs en de overheidsadministraties te doen verwerpen. Op 11 juni kondigde Ons Vaderland, weekblad van het Vlaamse Front Antwerpen tegenbetogingen aan, die zouden worden gehouden op de zaterdagavond in de vorm van een “grote meeting” in het Sint-Janspaleis, en op de zondag met een optocht. “Maskers af! Er vaart door de gehele Vlaams-nationale pers van Noordzee tot Maas een geest van bittere verontwaardiging om de meer dan uitdagende betoging die de fraternelles op 24-26 juni as. te Antwerpen zouden houden. Wij zijn het tergen moe.” Er werd gemeld dat de Kempense kameraden hun voorziene betoging, in Mol op 26 juni, hadden verschoven om op die dag naar Antwerpen te komen. “Het zal blijken dat de fascistische Vlaamsvijandige Fraternellen niet ongestraft ons te Antwerpen zullen kunnen komen uitdagen en beledigen.” De burgemeester verbood de tegenbetoging in open lucht, de enige die hij kon verbieden. Hij lichtte de Antwerpse dagbladen in en vroeg hun medewerking aan zijn beleid om de democratische vrijheid in elk geval te doen eerbiedigen. Volgens zijn verklaring achteraf in de gemeenteraad, lukte dat, “Eén dagblad uitgezonderd, dat zijn ruimte iedere dag heeft opengesteld voor een campagne van ophitsing, zo onverantwoordelijk en zo hatelijk, dat ik er geen voorgaande uit de laatste jaren kan voor vinden. Deze stelselmatige aanstoking tot wanordelijkheid ging gepaard met openbare meetings en een geheime werking, over heel het Vlaamse land, met de duidelijke bedoeling dat ofwel ons bestuur zou bezwijken voor het gevaar en de betoging van de 26e juni te later ure zou afgelasten, ofwel dat het aan de overmacht der tegenbetogers zou mogelijk zijn de optocht der u.f.a.c. in de war te sturen zoals het de vorige keer in Hasselt het geval was.”
12
Tijdens de volgende weken werd openlijk de krachtmeting voorbereid, tussen de burgemeester die een beroep deed op honderden rijkswachters om zijn politie bij te staan, en de Vlaams-nationalisten uit het hele land, die de steun kregen van de communisten en tenslotte ook van het Verbond Vlaamse Oud-Strijders. Hoewel dit v.o.s. het fascisme à la Van Severen scherp afwees, riep het in extremis zijn leden op om met “een fluit en een paar rauwe eieren” te komen tegenbetogen. De nationalistische pers had zelfs het plan met de opstelling van de ordehandhavers afgedrukt, dat ze had kunnen bemachtigen. Op donderdag 23 juni kreeg Van Cauwelaert een dringende waarschuwing van zijn jongere broer August, de voorzitter van een politierechtbank in Antwerpen, die vreesde “voor bloedige botsingen” en hem aanraadde de optocht te verbieden. Er stonden onlusten te gebeuren, waarna de burgemeester door bijna niemand zou worden goedgekeurd, noch door de “Fraternellen”, noch door de fronters, “maar evenmin door uw vrienden, die zonder uitzondering in hun hart wensen dat de Fraternellen een publieke afstraffing zouden krijgen”. Op vrijdag was het JanAlbert Goris (Marnix Gijsen), de kabinetschef van de burgemeester, die hem in overweging gaf de stoet af te gelasten, vooral na wat De Schelde diezelfde morgen geschreven had: “Het is duidelijk dat zij zondag een martelaar moeten hebben, inzet en bekroning van hun verkiezingscampagne. De echo’s die ik zeer verzwakt vernam, wijzen erop dat zij zeer provocerend zullen tewerk gaan”. Al op de vrijdag- en de zaterdagavond van het congres moest de politie een aantal aanvallen op de Verbroederingen beletten, en het was bang afwachten wat er op de zondag zou gebeuren. Indien er een Vlaamsnationalist door de politie zou worden neergeschoten zoals het op 11 juli 1921 was gebeurd met Herman van den Reeck, zou dat voor de Frontpartij nog beter en voor Van Cauwelaert nog rampzaliger zijn dan dat de Verbroederingen niet konden opstappen.9 Op zaterdag kreeg kreeg Van Cauwelaert opnieuw een bezwerende brief van zijn broer August. Die had de strijd en de loopbaan van Frans altijd krachtig ondersteund, en nu kwam hij hem “nog eens nadrukkelijk” waarschuwen: “Ge speelt hoog spel en ik begrijp absoluut niet hoe
9 Op 10 juli 1921 had De Standaard, waar Van Cauwelaert toen politiek directeur en hoofdredacteur van was, op het verbod van een Gulden-Sporenbetoging door de liberale burgemeester van Antwerpen hevig gereageerd, en op 12 juli geschreven: “Dit Vlaamse bloed roept om wraak! De verantwoordelijkheid is zwaar. Ze valt terug op de burgemeester die door een uitdagend verbod vreedzame burgers, door militair wapenvertoon, tot weerstand preste.” L. WILS, Frans van Cauwelaert afgewezen door koning Albert I , 65-67.
13