wuyts on the road
Michel Wuyts
Wuyts on the road
Houtekiet / Sporza
Š Michel Wuyts / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2010 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com Een uitgave van Houtekiet / Sporza Omslag Jan Hendrickx Foto omslag Frank Toussaint Zetwerk Intertext, Antwerpen Eerste druk februari 2010 Tweede druk maart 2010 Derde druk maart 2010 Vierde druk september 2010 isbn 978 90 8924 093 4 d 2010 4765 8 nur 480 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Inhoud
Woord vooraf 7 Confidenties op een nieuwjaarsdag 11 Niet alles is wat het lijkt 15 Macho’s op een kampioenschapdag 19 Nostalgie in een Milanese nacht 25 Verdeeld Belgengeluk 32 Tafelen met een keizer 39 De vader van de marathongedachte 44 Boonen, snel en schichtig 50 De pot op! 55 Als snelheid een lust wordt 60 Verantwoorde waanzin 66 De schoonste dag van het jaar 73 Getuigenissen van een veldheer 79 Serousj 86 Witte sluier over Boonen 92 Ontmoeting met de prins 98 Meesterschap 104 Over Tom 109 Volksjongens in Monte Carlo 115 Kasteelheren 120 Hoezo Ventoux? 126 Naar de Ponte Vecchio 131 De treincoupÊ 138
Tierlantijntjes aan de Costa Blanca 143 Een prettige verrassing 148 De jammerlijke geschiedenis van ons Lieveke 153 Thuis in Avila 161 Wereldkampioen in isolement 168 De ondraaglijke broosheid van een bestaan 174 Marathon 178
Scherpenheuvel, 21 december 2009
Woord vooraf
A
utomobilisten staren me verbaasd aan. Bij twee gaat de wijsvinger naar het voorhoofd. Hoe ver kan een mens afwijken? Niet dat ik ze in de weg loop. Het fietspad naar Diest ligt anderhalve meter van de rijweg. In mij schuilt geen gevaar. Het zijn de omstandigheden die hun twijfels voeden. “Daar holt een dwaas.” De sneeuw ligt tien hoog, het vriest ruim onder nul, het rode pad is een ijsvlakte, iedere stap een risico. Niet één wandelende sterveling kruist mijn pad. Ik begrijp ze wel, de autogebruikers. Excuus, mijne heren, ik kan het lopen niet laten. Laat er geen twijfel over bestaan: ik ben verslaafd. Nu ruim drie jaar lang. Maar voor de rest geef ik daar geen moer om. Ik heb mensen met afwijkingen lief. Ik denk, want ik loop. Veel meer nog dan bij het fietsen geeft iedere kilometer me inspiratie. Ideeën, uitspraken, vernieuwwoorden, halve hoofdstukken ontstaan in momenten van ontspanning en afzien. Op stranden van de westkust, op lungomare’s van de Adriatico of stofferige vlakten van Spaanse pampa’s flitsen me gedachten door de geest voor meerdere uitzendingen. Zelfs als het hoofd om rust snakt, helpt een ren mijn lijf er bovenop. Het lopen is het beste dat me de voorbije tien
7
jaar overkwam. Het schenkt me levenspret en de kracht om te overleven in gure wielerstormen. In dit eigenzinnige dagboek vertel ik hoe de loopmicrobe me tussen wielerwedstrijden door tot steeds hogere doelen drijft. Vaak vind ik de eigenzinnigheid van de onderneming te gek voor woorden. Maar nooit heeft mijn drang me naar ontgoocheling gedreven. Is het lopen van een eerste marathon voor een tweeënvijftigjarige te hoog gegrepen? Het antwoord staat in dit boek. Vanzelfsprekend gaat dit werk ook over wielrennen. Speur echter niet naar droge reportages van wedstrijden. Die heb ik bewust vermeden. Dit is niet nog eens een jaaroverzicht. Die zijn intussen al meermaals gegeten en verteerd. Wedstrijden, evenementen, verre reizen zijn hier alleen kapstokken voor indrukken, anekdotes, prettig gestoorde verhalen en een enkel portret. De dagboekvorm is interessant omdat hij de lezer mee achter de schermen neemt: die van de wielersport, die van het commentatorsvak, die van mijn voorhoofd. Wat maalt door een geest van een nomade die honderdveertig dagen per jaar ‘on the road’ is? Hoe verwerkt hij duizend impulsen, tegenslagen, geluksmomenten of verwensingen? Hoe gaat hij om met een zege, een nederlaag en de dood? Neen, dit is geen zwartgallig boek. Wel integendeel. In iedere paragraaf gluurt een knipoog, achter iedere bladzijde schuilt een glimlach. Dit boek is soms scherp kritisch, maar wil vooral blij maken. Blij om een zege in Parijs-Roubaix, gelukkig in een onorthodoxe trip naar de Ponte Vecchio, vol van verwondering bij een bezoek aan een eerste klas in Tienen. Noem voor mijn part 2009 gerust het jaar van de verwondering. Verwondering door mijn blik. Dat ik daarbij vaak de ik-vorm hanteer is eigen aan de format. Dat vergeeft u me wel.
8
Nog twee kilometer. Tussen vlokjes sneeuw zie ik de basiliek van Scherpenheuvel. Ik ben bijna thuis. Vreemd, ik heb het geen moment koud gehad. Lopen maakt warm. Elf kilometer in vierenvijftig minuten. Mijn tijd is niet veel soeps. Het loopt ook niet lekker vandaag. Zelfs een versleten slak zou aan deze jongen van slijm en snot geen partij hebben. Maar ook nu vind in troost: in de wetenschap dat het morgen weer beter gaat. En in de woorden van wereldschrijver Haruki Murakami: “Lastig’ is een onvermijdelijk feit, maar ‘niet meer kunnen’ maak je hoe dan ook zelf uit.” Ook Murakami loopt absurd hard. Ook hij inspireert tot het opschrijven van wat ik denk. Voor en na de koers. En bij het lopen. Leve het vrijwillige lijden.
Michel Wuyts
9
Baal, 1 januari
Confidenties op een nieuwjaarsdag
N
iets zo droevig als een wielerloze nieuwjaarsdag. Het kleffe, obligate zoenen van tantes en nichtjes wordt al gauw licht om dragen. Ze menen het wel, de brave wezens, maar zoenen me te vaak in de lucht. Iedere sjirpende kus in het ijle wordt een bron van treurnis. Ik wil dan weg, iets om handen hebben, de steeds kostbaardere tijd zinvol besteden. Ook hoogdagen zijn om voluit geleefd te worden. Ik loof en prijs bijgevolg de mensen van Baal. Met hun Grote Prijs Sven Nys verlossen ze mij van dwingende familieplichten en bieden ze waar het in het leven om gaat: het praten bij de koers. Neen, het allerchicste sportevenement op aarde is die cross op de Balenberg niet. Heren van stand en met fraaie veren getooide dames ontmoet je er niet. Dit is een wereld van eenvoud, van gummi laarzen en dikke anoraks met een naam erop. Die van een renner, soms een idool, zij het dan wel van tijdelijke aard. De cross is aan de kleine man. En de gezellige, wat beter in het vlees zittende vrouw. Opvallend toch, die zoent nooit bekakt. Neen, zij doet dat steeds vol op de wang en als ze jou enigszins ziet zitten knal op de mond. Zalig dat arriveren op de van gezelligheid gonzende heuvel in het Hageland.
11
Niet dat ik me daar razend snel in mijn element voel. De overvloedige drank bij het oudejaarsmaal zit het volop genieten nog wat in de weg. Maar de vrieslucht en de langzaam binnensijpelende ernst van de uitzending verdrijven de lichte vorm van verdwazing. Er is ook Paul. Paul heet Herijgers en die naam is in crossland een begrip. Paul was wereldkampioen en dat ben je voor het leven. Paul is ook mijn co en heeft in dat vak zijn gelijke niet. Niemand die snelheid van waarneming en humor zo perfect combineert. Maar Paul is in de eerste plaats een warme man, een mens uit duizend. Ergernis en gramschap zijn hem vreemd. Paul blinkt uit in openheid en gulheid. Ik lees alleen blijdschap in zijn blik. Vandaar ook dat ik zo aan hem gehecht ben. Als er dan nog een kras van een kater op mijn brein zit, werkt Paul die wel vakkundig weg. Een paar kwinkslagen van hem en ik ben zo klaar voor een spannende race. Om een beetje in de sfeer te blijven stel ik hem bij het begin van de uitzending de voor mij overbodige vraag: “Heb je je gisteren een beetje laten gaan, Paul?” Waarop hij prompt: “Geen sprake van. Ik lust geen alcohol en bovendien wist ik dat ik jou hier een beetje overeind moest houden.” Waarop ik dan: “Ik moet je andermaal dankbaar zijn, Paul.” Wat de kijker niet ziet, is het tikje van verstandhouding knie tegen knie. En neen, Paul liegt niet. Hij is namelijk volkomen geheelonthouder. Een bewijs daarvan is zijn tafelgedrag bij buitenlandse ondernemingen: als de ober de wijn serveert laat hij dat heerschap in al zijn hoffelijkheid begaan. Om vervolgens achter zijn rug het glas naar mij door te schuiven. Om het met Boskamp te zeggen: Herijgers is een wereldgozer. De onemanshow van 2008 indachtig heb ik me ook nu op een uur Nys voorbereid. Een kwarto vel staat vol met steekwoorden en cijfers die er in geval van eentonigheid toe doen. Niet no-
12
dig vandaag. Waar de tegenstand gewoontegetrouw met de kampioenschapziekte sukkelt, heeft Nys meer dan de handen vol aan Zdenek Stybar. Ook de Tsjech is een technicus van het hoogste gehalte en vindt op de diepgevroren ondergrond een perfect demonstratieterrein. De twee schuwen de risico’s niet en scheren rakelings langs bomen en kloven. Die synchrone sabeldans is zo mooi dat ik niet één keer naar mijn papier lonk. Hier zijn details overbodig: de techniek openbaart zich in haar meest perfecte vorm. Zalig ook, zo’n cross die pas laat zijn geheimen prijsgeeft. Zo dicht bij het slot is een halve misser fataal. Stybars achterwiel pruttelt en Nys is foetsie. Zij het wel met een grimas. Van de inspanning en de pijn, weet ik zeker. Zelfs een kampioen beseft dat in de maand van de waarheid iedere inspanning dubbel telt. Nys had winnen in zijn heimat iets eenvoudiger ingeschat. Maar dan komt dat aankomstbeeld. Hij klauwt met een voor hem ongewone ontlading een gat in de Baalse lucht. Een vorm van agressie die voldoening en zelfverzekerdheid omvat. Het volk jubelt om zijn held en trekt de roes van de jaarwende door in de uitpuilende publiekstent. Als de vroege winterschemering de herkenbaarheid verkleint, waag ook ik een stap in dat dampend en stampend oord. Ik houd me bewust op de achtergrond en observeer. Jenever en bier doen vreemde dingen met mensen. Oudere lieden houden krampachtig tafeltjes overeind. Brullende mannetjes leggen het aan met wankele wijfjes. Hier en daar ritselt een grijpgrage hand. In elke hoek ontwaar ik een gestrande mede-crossmens languit op de grond. Een anders zo forse bink keert nu enigszins bevlekt terug van het urinoir. In al mijn nuchterheid groeit mijn verbazing met de seconde. Tot een hand mij op de schouder tikt: “En, was het een beetje in orde vandaag?” Sven Nys himself, de Sportman van het Jaar, die me na een zoveelste demonstratie om bevestiging vraagt. Ik geef hem
13
prompt mijn waardering, maar vraag ook of deze doorgedreven inspanning geen sporen zal nalaten. “Zeker ben je nooit, maar mijn testgegevens en mijn gevoel zeggen mij dat het beste nog moet komen. Ik doe het nu wat rustiger aan, maar in het kampioenschap ga ik met een ongeziene stunt uitpakken.” Ik sta paf van zoveel branie, maar zie het vuur van de overtuiging in zijn blik. “He, maar zondag nog niks van zeggen in Tervuren!” Ik geef hem mijn woord. Van Baal naar Scherpenheuvel is niet ver. Een kilometer of vijftien. Net voldoende tijd om me af te vragen wat Nys in zijn schild voert. Nieuwsgierigheid is reporters grootste drijfveer. Ik voel dat die nooit verdwijnt. Thuis omhels ik mijn kinderen en hun verloofden. Mijn vrouw kus ik, met overtuiging, vol op de mond.
14