Kunst en maatschappij
ARTISHOCK jaargang 2 nummer 8 december 2011 een uitgave van Muzes vzw
driemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs
1
ARTISHOCKdecember 2011
ARTISHOCKdecember 2011
KUNST EN MAATSCHAPPIJ
O
p klara.be stond het zo aangekondigd: “Even geen tijd/geld voor cultuur? Met Bart Caron (Vlaams parlementariër Groen!) en cultuurfilosoof Johan Sanctorum. De financiële en de daaruit voortvloeiende economische meltdown doet de vraag rijzen, of cultuur zonodig moet worden gesubsidieerd. (...) In het boek Niet de Kers op de Taart. Waarom kunsten cultuurbeleid geen luxe is (Pelckmans) neemt politicus Bart Caron (...) het op voor de sector. Kunst en cultuur hebben volgens hem een intrinsieke waarde, waarmee in een marktomgeving geen rekening wordt gehouden. Enkel een samenleving, die haar eigen kritiek subsidieert, kan een beschaving worden genoemd. (...) Filosoof Johan Sanctorum is daarvan, op zijn zachtst gezegd, geen voorstander. Kunstenaars die in wezen steuntrekkers of ambtenaren zijn, kunnen niet subversief zijn, beweert hij. Cultuurbeleid creëert een cultuurkaste die de subversie absorbeert en onschadelijk maakt.” Toen ik deze middag op Klara de uitzendig hoorde, was ik vooral verbaasd over de premisse die Caron maakte omtrent het feit dat iedereen het erover eens is dat Mozart beter is dan Eddy Wally. Voor alle duidelijkheid: ik ben van beiden geen fan. Maar vanwaar die paternalistische veronderstelling dat M beter is dan E? Kunst is vandaag de speelbal geworden van de economische werkelijkheid en er wordt allang niet meer door cultuurkenners of zelfs door het grote, geïnteresseerde publiek beslist over die zogenaamde intrinsieke kwaliteit. Hetgeen in kunst, ook en misschien zelfs in de eerste plaats vanuit de underground, hyped, wordt vandaag in een rotvaart gerecupereerd. Niet meer door de maatschappij zelf - zoals in de jaren 60 door trage en moeizame aanname van het feit dat alles er morgen anders zou uitzien - maar door grote commerciële spelers. Zij hebben gezien hoe creativiteit (of subversie, zo je wil) haar eigen gang gaat, los van het feit of ze al dan niet werd gesubsidieerd. Die commerciële spelers hebben vanzelfsprekend alleen maar grotere winst voor ogen en gebruiken alle tegenculturen - wat een mottig woord - als gratis proeflabo voor hetgeen morgen die grote winsten oplevert. Caron en Sanctorum stonden in de discussie die ze voerden allebei erg aan een uitkant, zo leek het me. Hoewel Carons redenering over 2 assen - van waardevolle kunst tot niet waardevolle kunst en van subsidiëring tot zelfbedruipend - interessante invalshoeken kan leveren, is het model dat daarmee wordt uitgetekend veel te onvolledig en berekent het alleen mogelijke keuzes bij subsidiëring. Het zegt niets over de inhoud van kunst, tenzij je Caron volgt in zijn vaste veronderstelling dat we weten wat goede kunst is. En Sanctorum zou kunstenaars blijkbaar graag verbieden om niet subversief te zijn. Is dat ook geen paternalisme? Nochtans heeft Marcel Duchamp het in 1917 allemaal al eens samengevat met zijn Fountain. Destijds nam men zijn inzending voor een expositie in New York niet serieus, het ging immers om een belediging van de organisatie en het werk werd geweigerd. In 2004 dan, werd het werk door een panel van 500 kunstkenners verkozen tot invloedrijkste kunstwerk van de 20e eeuw. Is er iemand in de jury die weet of Duchamp werd gesubsidieerd? Stefaan Vermeulen is redacteur en grafisch vormgever voor Artishock.
“In welke mate speelt artistieke opvoeding een rol in de persoonlijkheidsontwikkeling van jonge kinderen, pubers en hogeschoolstudenten? Hoezeer kun je al op onderwijsniveau een verband zien tussen het uitlokken en aanbieden van creatieve processen en de maatschappelijke impact ervan?“
Lees verder op pagina 4. Ik sta altijd een beetje huiverig ten opzichte van tendensen. Actualiteit is mode en mode is actualiteit. Ik denk niet dat ik daar ooit mee bezig ben geweest. Ik ben nooit op die trein gesprongen. Ik ben een eenmansbeweging, die zijn eigen parcours is blijven volgen.
Lees verder op pagina 14. Het creëren van een eigen identiteit hangt samen met het beeld dat je hebt van de maatschappij. Je bent een product van de maatschappij of je nu wilt of niet. Je groeit op in een bepaalde context, met bepaalde ouders die je in bepaalde richtingen duwen.
Lees verder op pagina 22.
3
ARTISHOCKdecember 2011
KUNST EN MAATSCHAPPIJ OP SCHOOL
In welke mate speelt artistieke opvoeding een rol in de persoonlijkheidsontwikkeling van jonge kinderen, pubers en hogeschoolstudenten? Hoezeer kun je al op onderwijsniveau een verband zien tussen het uitlokken en aanbieden van creatieve processen en de maatschappelijke impact ervan? Artishock ging rond de tafel zitten met Hilde Hauspie, directrice van Steinerschool De Kleine Wereldburger in Borgerhout, Johanna Pelgrims, leerkracht muziek op diverse middelbare scholen in Brussel en met Herman Mariën, voormalig directeur van Jeugd en Muziek en huidig hoofd van de afdeling Woord & Drama aan het Conservatorium van Antwerpen. Ken uzelve’ luidde de leuze van Socrates. Daarmee gaf de Griekse wijsgeer, reeds lang vòòr Descartes, het onontkoombare belang van de persoonlijkheidsvorming aan. In hoeverre achten onze drie gesprekspartners kunst een educatieve motor voor die persoonlijkheidsvorming en hoe springt men daarmee om in hun respectievelijke onderwijsbiotopen? Hilde Hauspie: Gezien de leeftijdsgroep waarmee wij op deze school werken – kleuters en lagere schoolkinderen – lijkt het me eerder correct om te spreken over creatieve processen dan over kunst. Typisch
4
voor de Steinerpedagogie is dat wij van jongsaf het gebruik van natuurlijke materialen als startpunt nemen en daar tijdens onze activiteiten ook veelvuldig aandacht aan besteden. Wekelijks schilderen onze kleuters bijvoorbeeld nat-in-nat, en al even regelmatig werken ze met wol. Voor de kleinsten ligt de klemtoon op het vertrouwd geraken met die materialen; een creatief proces is belangrijker dan het afgewerkte resultaat. Naarmate de kinderen meer schoolrijp worden – rond hun 6de levensjaar – krijgt ook het afwerken van zo’n creatief proces meer aandacht:
ARTISHOCKdecember 2011
V.l.n.r.: Herman Mariën, Hilde Hauspie en Johanna Pelgrims.
opgezette weefwerkjes worden afgemaakt en dienen vervolgens als basis voor een zakje of een speldenkussen. Als ‘kunst’ kun je dat niet bestempelen, maar een gaandeweg toenemende vertrouwdheid met materialen en creatieve technieken staat wel centraal in onze pedagogie. Ook in het middelbaar onderwijs wordt die filosofie, mutatis mutandis, verder gezet. Johanna Pelgrims: in het ‘gewone’ onderwijs is die situatie radicaal anders. In het gemeenschapsonderwijs kunnen lagere scholen weliswaar klemtonen leggen – ik ben bijvoorbeeld erg enthousiast over De
Muziekladder, een lager school in Schaarbeek met veel aandacht voor muziek – maar eens kinderen in het middelbaar onderwijs terechtkomen, verdwijnt die gevoeligheid al snel. Enkel op de kunsthumaniora’s blijft die evidente klemtoon op het creatieve liggen, maar in andere richtingen verdwijnen plastische en muzikale vakken na de eerste graad doorgaans definitief uit het curriculum. Nochtans is kunst een voorname kanalisator voor het emotionele. En naast de intellectuele en technische vaardigheden is net die emotionele beleving bij pubers in volle ontwik-
5
ARTISHOCKdecember 2011
keling. Je mag ook het thuismilieu van de kinderen niet onderschatten. In een stad als pakweg Brugge is ongeveer driekwart van de kinderen ingeschreven op een muziek-, toneel- of tekenacademie en wordt die creatieve nood dus ingevuld door het deeltijds kunstonderwijs, maar in de Brusselse deelgemeenten ligt
Creatieve processen verhogen het empathisch vermogen van kinderen. dat plaatje wel even anders: daar vormt het reguliere dagonderwijs voor kinderen vaak hun enige toegang tot het creatieve. Die potentiële rol in een emancipatieproces wordt mijns inziens onderschat. Kunst is een voorname kanalisator voor het emotionele. Herman Mariën: op een conservatorium is kunst vanzelfsprekend een grote persoonlijkheidsvormer. Studenten komen immers specifiek naar ons met het doel om podiumklaar gestoomd te worden. Ook hun leeftijd, het gaat om jonge meerderjarigen, die al een middelbare schoolcarrière achter de rug hebben, maakt natuurlijk dat de keuze veel specifieker is. Is kunst in eerste instantie esthetisch van aard, dan lijkt ze toch andere maatschappelijke rollen te spelen. Het emancipatoir potentieel kwam reeds ter sprake, maar uit onderzoek blijkt ook dat kunstbeleving in haar breedste vorm de empathie verhoogt. Herman Mariën: Reeds in de jaren ’90 heeft men op dat vlak zeer boeiend onderzoek verricht, zowel in de Verenigde Staten als in Zwitserland: ondermeer Martin Gardiner en Maria Spychiger1 zetten toen vergelijkbare experimenten op voor verschillende leeftijdsgroepen uit het lager en middelbaar onderwijs. Sommige klasgroepen kregen gedurende vier school-
ARTISHOCK Driemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs
HOOFDREDACTEUR: HANS VAN REGENMORTEL EINDREDACTIE: LIESBETH SEGERS EN LOES VANDEWALLE REDACTIE: Sarah Dezuttere, Jos Maes, Dafne Maes, Liesbeth Segers, Loes Vandewalle en Stefaan Vermeulen REDACTIESECRETARIAAT: LOES VANDEWALLE (INFO@MUZES.BE) LAY-OUT: STEFAAN VERMEULEN COVERFOTO: ALEXANDRA BERTELS
6
jaren meer muziek, ten koste van het aantal lesuren wiskunde, moedertaal en vreemde taal. De leerstof voor die drie vakken bleef evenwel gelijk aan dat van de testgroep met het standaardpakket lesuren. Na die periode bleek dat de groepen met méér muziek, hun lagere aantal lesuren voor wiskunde, moedertaal en vreemde taal ten spijt, minstens even goed – in sommige gevallen zelfs beter – scoorden voor die vakken. Significant is echter dat hun sociale vaardigheden aanzienlijk beter waren dan bij de testgroep met minder muziek. Ook Spychiger wijst trouwens, zoals Johanna daarnet, op de rol die muziek speelt in de emotionele ontwikkeling. Creatieve processen verhogen het empathisch vermogen van kinderen. Hilde Hauspie: Ook vanuit de praktijk kan ik die resultaten bijtreden. Buiten de twee uur muzikale opvoeding die wij aanbieden, wordt er sowieso vaak gezongen in onze scholen. Je merkt bij mensen die op hun 18 afzwaaien uit het Steineronderwijs dat zingen in het systeem zit én dat het bijdraagt tot een verankering in wat je zou kunnen omschrijven als een soort sociale potgrond. Zelfs ex-Steinerscholieren die achteraf kiezen voor zogenaamde harde richtingen, blijven het maatschappelijke belang van die brede opvoeding benadrukken. Daarmee wil ik geenszins beweren dat zoiets louter een verdienste is van de Steinerpedagogie – er zijn ook kinderen voor wie onze meer intuïtief gerichte aanpak minder geschikt is – maar wel dat wij in de dagelijkse realiteit merken dat creatieve processen daadwerkelijk het empathisch vermogen van kinderen verhogen, zoals blijkt uit de studies waarnaar Herman zonet verwees. Zingen draagt bij tot een verankering in een soort van sociale potgrond. Herman Mariën: Ik zou zelfs verder willen gaan; het is merkwaardig dat wij deze bevindingen vanuit de sector podiumkunsten niet vertaald krijgen naar VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JOS MAES, TERVUURSESTEENWEG 84, 2800 MECHELEN EEN UITGAVE VAN MUZES VZW, TERVUURSESTEENWEG 84, 2800 MECHELEN T. 015/34.66.58, E-MAIL ARTISHOCK@MUZES.BE WEBSITE WWW.MUZES.BE ISSN 2032-5835 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een zoeksysteem of overgedragen in enige vorm of op enige wijze, elektronisch of mechanisch, onder meer door middel van fotokopieën, opnamen of via bestaande of nog uit te vinden informatieopslag- en selectiesystemen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
ARTISHOCKdecember 2011
bindende conclusies voor ons lager en middelbaar onderwijs. Er zijn niet alleen Gardiner en Spychinger die de winst op alle vlakken hebben aangetoond, maar er bestaat ook het Duitse onderzoek van Fabian naar de band tussen muzikale vaardigheden en algemene intelligentie. Je vraagt je af wat we nog meer moeten doen om beleidsmakers te overtuigen! Hoe buurtbetrokken of buurtrelevant kan het kunstbeleid van een school zijn? Vooral in steden met een bevolking die heterogeen is op etnisch, religieus en cultureel vlak lijkt zoiets ons boeiend. Hilde Hauspie: Je mag dat niet over-, maar ook niet onderschatten. In se voeren wij geen buitenschools kunst- of creatiebeleid, maar anderzijds merk je sinds kort dat wij – zij het ietwat ongevraagd – een nieuw publiek bereiken. Door het aanmeldingssysteem dat vooral in de grote steden sinds enkele jaren in zwang is, gaat de geografische nabijheid bij de schoolkeuze primeren op het pedagogisch profiel. Tot voor enkele jaren kozen ouders specifiek voor ons pedagogisch aanbod. Sinds het aanmeldingssysteem er is, is dat veel minder het geval. Een aantal kinderen komt hier terecht omdat ze nou eenmaal vlakbij wonen. In ons geval, we huizen in hartje Borgerhout, zijn dat dus veel allochtone gezinnen van vooral Marokkaanse origine. Niet zelden kijken ouders tijdens de eerste schoolweek raar op van onze aanpak. Nu we enkele jaren verder zijn, kan ik stellen dat het aanmeldingssysteem vreemd genoeg ook dat vlak een emancipatoire rol speelt: onze visie bereikt een publiek dat anders allicht niet zou overwegen om voor een Steinerschool te kiezen. Eerder dan de kunstzinnige blijken trouwens de culinaire activiteiten (zoals broodbakken) als een doorgeefluik te fungeren. Na een eerste onwennige periode zijn de reacties in beide richtingen trouwens overwegend positief! Johanna Pelgrims: Tout court mag je de buitenschoolse uitwerking van kunst niet onderschatten, zeker die van muziek. Naast haar emotionele functie waarop we reeds ingingen, is muziek immers een intercultureel gegeven. Hoewel de verschijningsvorm ervan tijd-, plaats- en cultuurgebonden is, is muziek een zogenaamde metataal, die quasi niemand onberoerd laat. Kijk bijvoorbeeld naar het kalmerende karakter van wiegeliedjes: voorbij elk besef van taal is het communicatief vermogen daarvan zo groot. Muziek is een metataal die niemand onberoerd laat. Herman Mariën: Een conservatorium is een hogeschool en per definitie hebben die een meer supraregionale uitstraling. Anderzijds kan ik vanuit mijn 1
tijd bij Jeugd en Muziek wel aantonen dat we met onze activiteiten vaak een jong publiek bereikten in wijken waar dat weinig voor de hand lag. De samenwerking met scholen leverde – en levert nog steeds – mooi resultaten op. Vooralsnog hebben we ietwat in abstracto over onderwijssystemen gepraat; hoezeer speel je echter als individuele leraar een rol? Johanna Pelgrims: Die rol is zeer groot, tenminste als leraar muziek in het middelbaar onderwijs. Net om-
Zingen draagt bij tot een verankering in een soort van sociale potgrond. dat in het ‘gewone’ middelbaar onderwijs muzische vakken zozeer gemarginaliseerd zijn in aantal uren en in het toegekende belang, blijft die creativiteit erg binnen de perken. Als leraar speel je dus een niet te onderschatten rol in het leiden en uitlokken van creativiteit. Kinderen in de lagere school kun je betrekkelijk makkelijk enthousiasmeren, maar bij pubers is de spontaneïteit doorgaans ver te zoeken. Het persoonlijke creatieve ei is doorgaans wel aanwezig, maar de wil om bij de groep te horen en toch vooral niet anders te zijn, neemt jammer genoeg de bovenhand. Algemene raad kun je niet geven: de invulling die een leraar muziek of plastische opvoeding kan spelen in het middelbaar onderwijs hangt grotendeels af van zijn empathie met de individuele leerlingen. Hilde Hauspie: Wij kunnen nog wel gebruik maken van de spontane reactie van kinderen. Centraal voor onze leraars staat het uitlokken, eerder dan het sturen. Creatieve ontwikkeling bij kinderen kun je uitlokken door hen onder te dompelen in een rijk aanbod. Vanaf 5 jaar stel je vast dat kinderen zelf voorkeuren beginnen te tonen en zich intensiever gaan toeleggen op de ene activiteit dan op de andere. Als leraar mag en moet je dat laten gebeuren, hoewel je er tegelijkertijd over moet waken dat kinderen wel met alle disciplines in aanraking komen. Herman Mariën: Ook in het hoger onderwijs ligt de rol van de leraar mijns inziens vooral bij het stimuleren van creativiteit.Uiteraard wordt de technische factor daar veel groter, maar in se trachten we de daar de kers op de taart te zetten en de creatieve persoonlijkheid van elke artiest ten volle te ontwikkelen. Tekst en foto: Steven Marien
Maria B. SPYCHIGER, Rationales for Music Education: A View from the Psychology of Emotion, in Journal of Aesthetic Education, 29/4, 1995.
7
ARTISHOCKdecember 2011
OVER MACHT EN POLITIEK IN DE KUNST Bij het begin van de twintigste eeuw schetst de Duitse filosoof Walter Benjamin een beeld van de moderne stad als labyrint1. In een kluwen van overdekte straatjes, de passages, doolt de moderne consument-flaneur langs etalages, waar de moderne industrie haar eindproducten aanprijst. Het tafereel heeft nog iets rustigs en geruststellends: Benjamins flaneur kuiert kalm en onaangedaan door de Parijse binnenstad, afgeschermd van het gewoel ‘daarbuiten’. Heel anders is het beeld van de stad Berlijn dat de Duitse expressionist Georg Grosz ons te zien geeft in Die Grossstadt – een werk dat ongeveer twintig jaar vóór Benjamins boek tot stand kwam. Hier verschijnt de grootstad in al haar tumult, onheilspellend, warrig, chaotisch, en allesbehalve geruststellend. Het lijkt wel of de stedeling van Grosz voortdurend op de vlucht is, hectisch heen-en-weerrennend, in een voortdurend en doelloos perpetuum mobile.
E
In dit werk kun je haast het gekrijs en het getoeter horen – het grommen en brullen van het moderne stadsmonster. Ook de hedendaagse beeldcultuur heeft meer weg van Grosz’ akelig-visionaire verwardheid dan van Benjamins genoegzame kuieren. Wij zijn in dit internettijdperk gewend geraakt aan een soort etalagecultuur, waar niet langer geflaneerd wordt, zoals in een klassiek museum, maar waar de digitale beelden elkaar voor de voeten lopen, zoals in het schilderij van Grosz. Ook de wereld van het internet is in dat opzicht een labyrintisch universum. (Zelfs het beeld dat er aanvankelijk voor bedacht werd, het web, vertoont gelijkenissen met het schema van de eerste labyrinten in de Minoische oudheid.) Wij zullen het labyrint hier gebruiken als een thematische leidraad – en ook het begrip leidraad heeft, zoals men weet, een labyrintische oorsprong – om na te denken over een specifiek fenomeen in de klassieke beeldcultuur, namelijk het machtsportret. We zullen dit doen aan de hand van een aantal zorgvuldig gekozen afbeeldingen, die we gebruiken om eerst de traditionele verhouding tussen kunst en macht te illustreren en vervolgens na te gaan hoe die verhouding wijzigt door de komst van de modernistische kunst.
1
Georg Grosz, Die Grossstadt, 1916-17
Dit moet ons toelaten om uiteindelijk ook de verhouding tussen kunst en maatschappij als dusdanig preciezer te formuleren.
W. Benjamin, Paris, die Hauptstadt des XIX. Jahrhunderts, in: Das Passagenwerk, Suhrkamp, Frankfurt am Main, 1982.
8
ARTISHOCKdecember 2011
Het monster
Over deze stad heerst een volmaakte rust en stilte. Ze lijkt inderdaad leeg te zijn. Je hebt dat alles in perfecte harmonie bestaat. Geen dreiging, geen chaos, geen paniek. Deze wereld is in evenwicht en, zo lijkt het, tevreden met zichzelf. Voor moderne toeschouwer, die In dit werk kun je haast het gekrijs en de wij allen zijn, of we nu willen of niet, heeft dit beeld ook iets het getoeter horen – het grommen en nostalgisch. Hier is niet eens brullen van het moderne stadsmonster. sprake van passages of vitrines, laat staan van shoppingJouvenel. In zijn boek Du pouvoir schetst de auteur malls, er is geen flikkerende straatverlichting, nergens een weinig flatterend beeld van de machtspolitiek in weerklinkt straatmuzak… In tegenstelling tot Grosz’ de eerste helft van de twintigste eeuw2. Het boek, ge- grootstedelijke impressie van Berlijn, valt in dit beeld publiceerd in 1947, begint begrijpelijkerwijs met de van de Ideale Stad geen zuchtje wind, geen kuch, niet zin: “Wij hebben net de verschrikkelijkste en meest het minste geringste geluid te ervaren. Niets of nievernietigende oorlogen meegemaakt in de westerse mand ligt hier op de loer… (Of toch? Kijk naar de halfgeschiedenis…” Volgens De Jouvenel vormt de drei- open luiken in het gebouw aan de linkerkant, of naar ging van een absolute heerschappij het grote gevaar de half openstaande deur in het tempelgebouw daar van de moderne tijd. Het gaat om een universele drei- in het midden. Zou iemand ons, toeschouwers, daar ging: “De Minotaurus schuilt achter iedere hoek” (Le bespieden? Wordt hier op een bepaalde manier naar minotaure est partout)3. In contrast hiermee staat de ons teruggekeken?) uitspraak van een andere Franse politieke filosoof, Een beeld geeft houvast. Zeker dit klassieke renaissanClaude Lefort. Ongeveer een generatie later – niet ceschilderij. Dat heeft te maken met de manier waarop toevallig de zogenaamde generatie van Mei ‘68 – trekt het beeld zelf is geconstrueerd, in een perfecte toepasLefort de tegenovergestelde conclusie. In zijn analyse sing van de perspectieftekening. Alle perspectieflijnen over de organisatie van de politieke macht in de he- convergeren naar het midden. Het middelpunt van de dendaagse tijd komt Lefort tot de volgende conclusie: perspectieftekening bevindt zich ergens op de kleine “De plaats van de macht is leeg.”4 Vrij vertaald: er is verticale zwarte strook die de kier van de openstaande geen Minotaurus meer. Het monster werd gedood… deur in het tempelgebouw voorstelt5. Dit ‘centrum’ – en de zorgvuldige constructie ervan, je kunt zelfs zegWie van beiden heeft gelijk? In het schilderij De grootstad van Grosz kon je al iets gen de enscenering – vormt de essentie van de klassieke van de ongerustheid van De Jouvenel opvangen. De picturale representatie, zoals die in de Europese culmensen lijken in dit beeld weg te rennen van iets mon- tuur vanaf de renaissance werd uitgebouwd. In schril sterlijks dat hen op de hielen zit. Als je hier een beeld contrast daarmee lijkt het beeld van Georg Grosz te tegenover zou willen stellen dat meer in de richting staan, waar de picturale constructie veeleer van aard gaat van wat Lefort beweert, kom je automatisch uit is om ons meer in verwarring te brengen naarmate we bij een inmiddels klassiek geworden schilderij uit de er dieper in door willen dringen… Grosz’ beeldtaal beantwoordt nog slechts gedeeltelijk aan de canon van Renaissance, de Città Ideale van Laurana: Wie labyrint zegt, zegt Minotaurus. In de moderne politieke filosofie vind je de metafoor van de Minotaurus onder meer bij de Franse politieke filosoof De
Laurana, La città Ideale, ± 1470. 2 3 4
5
B. De Jouvenel, Du pouvoir, Éditions du Cheval Ailé, Genève, 1947. B. De Jouvenel, Du pouvoir, blz. 24. Cl. Lefort, Permanentie van het theologisch-politieke?, in: L. Sanders (red.), Politiek voorbij de transcendentie?, Pelckmans | Klement, Kapellen | Kampen, 2005, blz. 146-203. (De oorspronkelijke Franse tekst verscheen in 1981.) H. Damisch, L’origine de la perspective, Flammarion, Parijs, 1987. 9
ARTISHOCKdecember 2011
10
ARTISHOCKdecember 2011
de perspectieftekening. Ook dit beeld is nog vanuit een centrum opgebouwd: de plek in het midden, waar de straten samenkomen. Maar Grosz’ schilderij heeft niet langer een rustpunt. Het vormt een soort piramidale constructie, waar je als het ware boven op de punt van een piramide staat. Dat veroorzaakt een soort onevenwichtigheid in de perceptie. De renaissance was overwegend een tijd van vorsten. (De Florentijnse republiek, op het einde van de 15de eeuw, was de uitzondering die de regel bevestigt.) De vorst staat centraal, zoals het perspectiefpunt in een città ideale. De moderne macht daarentegen is, zeker in de huidige, globaal-democratische tijd, een labyrint, wellicht zelfs een labyrint van labyrinten. Ook de moderne kunst – of, zo je wil, de moderne beeldcultuur – is in dezelfde zin labyrintisch. Door beide labyrinten samen te voegen krijg je een doolhof van ongekende omvang.
Figuratie We verkennen de metafoor van het labyrint verder vanuit de beeldende kunst, en vanuit de net geschetste dubbele achtergrond: de klassieke beeldtaal enerzijds en de moderne kunst anderzijds. De eerste en beroemdste invalshoek op het labyrint kennen we uiteraard van de Griekse mythologie: de held Theseus, met het zwaard, en de heldin Ariadne, met haar leidraad, nemen het op tegen een monster, de Minotaurus, dat in het hart van het labyrint in Cnossos huist. Die mythe interesseert ons hier niet als dusdanig, maar wel het mythische framewerk: de lijnen – in dit geval de perspectieflijnen – die, inderdaad als draden, naar het hart van het labyrint leiden. Men tekent het raster van de werkelijkheid, en plaatst daarin de afbeelding, zoals in deze schets van Piero della Francesca: Het unieke gezichtspunt (punto d’occhio), ook wel vluchtpunt genoemd, creëert in het beeld een centralisme dat voordien, in de beeldtaal van de Middeleeuwen of, tot op zekere hoogte, zelfs bij de Vlaamse Primitieven, nog niet bestond. De renaissancistische perspectieftekening heeft bij wijze van spreken een beeldencentrum gecreëerd. Ze creëert een mathematisch centrum voor het beeld, waarmee een getrouwe weergave van de werkelijkheid mogelijk wordt. Daardoor wordt tegelijk een beeldcultuur gecreëerd, die vandaag nog steeds de onze is. De almacht van het beeld is gebleven en is sterker dan ooit. Het belang van de perspectieftekening is voelbaar in de politieke rol van de beeldende kunst door de eeuwen heen. Het (beeld)centralisme paste wonderwel in de geest van politieke en administratieve centralisatie, die even-
Piero Della Francesca, De prospectiva pingendi
eens vanaf de renaissance in Europa plaatsvindt. (Om maar iets te noemen: Machiavelli’s beroemde boek Il Principe dateert van het begin de 16de eeuw.) Dankzij de techniek van de perspectieftekening of van de symbolische perspectiefstructuur (Panofsky) slaagt de schilderkunst er na verloop tijd in om de heerser in het centrum van de picturale en (dus) politieke belangstelling te plaatsen6. Bekijk de machtsportretten op de volgende bladzijde. Het perspectiefraster onder het schilderij rechts (Ingres, Napoleon) is subtiel, maar duidelijk getekend. Links is het afwezig, en hebben we te maken met een perspectiefloos, vlak portret. Het effect is voelbaar. Links de vrome en godvrezende heerser, rechts de Minotaurus. Dit is een van de merkwaardige eigenschappen van de Europese schilderkunst sedert de Renaissance. Dankzij een steeds verfijnder techniek slaagt de schilderkunst er niet alleen in om ons mooie portretten van concrete heersers te tonen, maar maakt ze ons, vanuit de symbolische representatievorm die ze ontwikkelt, ook vertrouwd met de werking van de
6
E. Panofsky, Perspective of Symbolic Form, Zone Books, New York, 1991 (inzonderheid blz. 63: ‘rationalizing an image of space’).
11
ARTISHOCKdecember 2011
Jan van Maelweel (?), Jan zonder Vrees, 1420 (?)
Ingres, Napoleon op de keizerlijke troon, 1804.
politieke macht als dusdanig: centralisatie, dramatisering, enscenering… De schilderkunst slaagt erin om ons aspecten van de macht zelf te tonen, die wezenlijk zijn voor de moderne politiek. Je kunt je zelf afvragen of het door de schilderkunst ontdekte perspectivische gezichtspunt op een bepaald ogenblik niet een onderdeel is geworden van de moderne politiek. Het perspectivisme zal vanaf de 18de en, vooral, de 19de eeuw intens gebruikt worden om onze moderne levensstijl te ontwikkelen, meer in het bijzonder de manier waarop wij, modernen, onze grootsteden bewonen. (Daarmee zijn we, na een korte uitweiding alvast terug bij het Berlijn van Georg Grosz aanbeland.) Ik denk hier aan een fenomeen dat wij allen kennen als het urbanisme van Haussmann. De manier waarop deze modernistische stadsarchitect het beeld (en dus het bewonen) van de Franse hoofdstad heeft aangepakt is genoegzaam bekend. Het is een mooie toepassing, in het nieuwe stadsontwerp, van het renaissancistische oogpuntprincipe:
12
De Arc de Triomphe, op de Place de l’Étoile, letterlijk en figuurlijk een concentratiepunt in de Franse hoofdstad. Haussmanns ingrepen dateren van de tweede helft van de 19de eeuw. Maar de idee zelf was niet nieuw, zoals de tekening rechts illustreert. Dit is de voorstelling van een utopische leefgemeenschap – phalanstère – zoals ze in het begin van de 19de eeuw werd uitgewerkt door een van de bekendste Franse socialisten, Charles Fourrier. Telkens wordt er gewerkt met een centraal punt, waarin de vluchtlijnen (of vluchtlanen) samenkomen. Deze Europese urbanistische ontwerpen dienden, zoals men weet, ook een sociale agenda. Men was eropuit de oude, labyrintische middeleeuwse stad tegen de vlakte te gooien, om de nieuwe, open, snelle grootstad in haar plaats (of letterlijk: op haar plaats) op te richten. De toenmalige utopische schetsen zijn intussen allang werkelijkheid geworden. De nieuwe stad, de moderne città ideale, is vooral tot de collectieve verbeelding doorgedrongen in het design van de Amerikaanse metropool. Het is de gekende wafelijzerstruc-
ARTISHOCKdecember 2011
(naar) Fourrier, voorbeeld van een phalanstère
tuur – dus zonder middelpunt ditmaal. Je zou kunnen zeggen dat het icoon van de Amerikaanse grootstad, over de ontwerpen van Fourrier en Haussmann heen, opnieuw aansluiting vindt met het labyrint. Reeds de derde Amerikaanse president, Thomas Jefferson, had ongeveer dit model van ideale Amerikaanse steden in het achterhoofd. Hijzelf schetste ze evenwel nog, in de goede renaissancistische traditie, mét een centraal gezichtspunt: De modern invalshoek op het labyrintische (Haussmann, Fourrier, Jefferson) is eigenlijk die van de tabula rasa, het omkiepen der tafelen, het wegvagen en vernietigen van wat je zou kunt noemen het woekerende leven, van het labyrintische, als datgene wat zich voortdurend verder ontwikkelt, in steeds complexer dimensies. Het kluwen of de knoop is een basisfiguur van het labyrintische. En het doorhakken van knopen is minstens sedert Alexander de Grote een basisconcept van de politiek. Het doormidden hakken van de Gordiaanse knoop was een daad van tabula rasa. Als je de act van de tabula rasa doortrekt, beland je inder-
daad in een erg moderne, wellicht typisch westerse, houding tegenover het leven: de domus rasa (dat is letterlijk wat Haussmann doet) of zelfs de civitas rasa, de moderne oorlogsvoering, van de Eerste Wereldoorlog tot Vietnam. Het project van Haussmann zelf werd mogelijk gemaakt door de Franse revolutie, die een civitas rasa was, het omverwerpen van een heel bestel, het ancien régime, en van de labyrintische middeleeuwse politieke structuur waarop dit gebaseerd was. Een nieuw beginpunt. In dezelfde zin is Jeffersons schets van een nieuwe stad voorafgegaan door die andere civitas rasa, de Amerikaanse revolutie. Schoon schip maken lijkt de moderne manier om met het labyrintische om te gaan. Maar hebben de moderne stad en de moderne staat, met hun razende schoonmaakbeurten, ook een einde gesteld aan het labyrintische? Wellicht niet. Onze metropolen zijn meer dan ooit doolhoven. Dat weten en ervaren wij, sinds het Berlijn van Georg Grosz’ Grootstad of van Döblins Berlin Alexanderplatz, of het Wenen van Robert Musils Mann ohne Eigenschaften, sedert het Dublin van James Joyce en, uiteraard, het New York van Dos Passos en Paul Auster. Het ideaal van het moderne urbanisme is weliswaar de recta linea, de structuur van het wafelijzer of het wiel met spaken (anders gezegd, het renaissancistische perspectief ). Maar die structuur doet niets af van de chaotische, labyrintische ervaring van de moderne grootsteedsheid, zoals Walter Benjamin haar beschreef, en zoals George Grosz haar in beeld bracht. Wij voeren de tabula rasa door en maken schoon schip, maar het labyrintische woekert voort. Het vervolg van dit artikel leest u in de volgende Artishock.
Jefferson, tekening van een ideale stad.
13
ARTISHOCKdecember 2011
MEER CULTUUR OP SCHOOL EEN GESPREK MET JAN FABRE Sinds 9/11 lijkt het engagement in de kunst te zijn teruggekeerd. We ontmoeten het zichtbaar in omzeggens alle kunstdisciplines: bij Philip Aguirre y Otegui die de migratieproblematiek tot onderwerp van zijn sculpturen kiest, bij de recent overleden Christoph Schlingensief die in Via Intolleranza II veelbetekenend zwarte acteurs opvoert en in Burkina Faso een heus kunstenaarsdorp opricht en bij Tom Naegels wiens roman Los als een grondige analyse van de samenlevingsproblemen kan worden beschouwd. Ook de kritische pers staat er bol van. De essayist Lieven De Cauter publiceerde recent het boek Art and Activism in the Age of Globalization en de Amerikaanse kunstenaar Jeremiah Day voert een promotieonderzoek naar de vraag hoe hedendaagse kunst kan bijdragen aan het politieke debat en een rol kan spelen in het dagelijkse leven. Brigitte Dekeyzer, docent Specifieke Lerarenopleiding kunst aan de K.U.Leuven, ging daarover met Jan Fabre (Antwerpen, 1958) in gesprek. Jan Fabre is één van de meest veelzijdige kunstenaars van onze tijd. Hij is actief als beeldend kunstenaar, theatermaker en auteur. Het lijkt alsof de kunst zich opnieuw een plek in de maatschappij zoekt. Hoe staat u ten opzichte van die trend? Jan Fabre: Ik sta altijd een beetje huiverig ten opzichte van tendensen. Actualiteit is mode en mode is actualiteit. Ik denk niet dat ik daar ooit mee bezig ben geweest. Ik ben nooit op die trein gesprongen. Ik ben een eenmansbeweging, die zijn eigen parcours is blijven volgen. Tegelijk straalt mijn werk een heel natuurlijk engagement uit. Al 30 jaar lang wil ik met mijn kunst – of het nu beeldende kunst is, literatuur of theater – de werkelijkheid ‘surpasseren’. Simultaan wil ik, zoals ze het in het Antwerps zeggen, ook ‘reclameren’, niet akkoord gaan met de dingen, een eigen standpunt formuleren en opkomen voor die positie. In het
Zelfonderzoek is belangrijk. woord ‘reclameren’ schuilt dan ook significant het woord ‘reclame’. En misschien doe ik dat vooral ook: reclame maken voor mijn visie, mijn attitude. Ik denk aan mijn laatste voorstelling Prometheus Landscape II, waarvoor ik samen met Jeroen Olyslaegers een nieuwe tekst heb geschreven: We need heroes now. Mijn eerste filmpje in verband met Prometheus heb ik in 1980 gemaakt. Sindsdien is het thema mij blijven inspireren.
14
Het onderwerp komt terug in sculpturen, tekeningen en theatervoorstellingen (Prometheus Landschaft uit 1988). Er zijn verscheidene redenen voor. In de eerste plaats gaat het om een reflectie over wat een held vandaag in onze westerse maatschappij kan betekenen. In Europa zijn er vele populaire helden – en de laatste jaren worden ze steeds talrijker – die aan de macht komen, die door de massa blind worden toegejuicht, maar die zeer gevaarlijk zijn. In tegenstelling tot die amorele helden is de mythologische Griekse Prometheus een echte held, één die het vuur van de goden heeft gestolen om het aan de mensen te geven en daarvoor gruwelijk is gestraft: Zeus liet hem vastketenen aan de Kaukasus waar hij levenslang overgeleverd werd aan de natuurelementen. Tot overmaat van ramp en gruwelijke pijn pikte een adelaar dagelijks zijn lever uit. De lever is het orgaan van woede, van furie; het is een wonde die dagelijks dichtgroeit, maar weer open wordt gereten. Er is geen ontkomen aan. Het is een eindeloze herhaling, een Sisyphus-arbeid. In die zin symboliseert Prometheus ook de positie van de kunstenaar en staat het vuur symbool voor creativiteit, passie, subversiviteit. Sinds dertig jaar werk ik in musea, galerieën, theaters en raak ik overrompeld door regels. Als je binnenkomt in een museum of theater mag je geen vuur maken, je mag niet
ARTISHOCKdecember 2011
Jan Fabre voor een kunstwerk van Robert Devriendt, Sweet Bullets (2010), gemaakt voor het Troubleyn Laboratorium, Antwerpen. @ foto: Lonne Aerts.
roken, je mag niet aanraken. En dat geldt voor de hele maatschappij. Je mag niet dit, je mag niet dat, het beest in ons moet getemd vaak zonder zinnige redenen. En tegelijk gingen Belgen en Fransen Libië bombarderen, het vuur aanmaken van andermans revolutie. Daarom heb ik Prometheus Landscape II gemaakt, om te protesteren, om mijn stem te laten horen en het oude, tragische gedicht van Aischylos nieuw leven in te blazen, te actualiseren. Voor mij is dat een permanent onderzoek, een experiment waarmee ik de dingen, de vaste geplogenheden in vraag stel. U lijkt als kunstenaar voortdurend afstand te nemen van het alledaagse. Hoe slaagt u erin om het actuele telkens opnieuw kritisch te bevragen? Jan Fabre: Het begint met kritisch te zijn ten opzichte van jezelf. In welke situatie bevind ik mij als kunstenaar, als jonge kunstenaar, als oudere kunstenaar? Waarom maak ik kunst? Waarom doe ik dit of dat? Wat is mijn positie? Dat zelfonderzoek is van belang. Door terreur op je eigen geest toe te passen, kan je ook kritisch zijn ten opzichte van wat er om je heen gebeurt. Zelfonderzoek is belangrijk. In 2008 maakte u in het Louvre in Parijs de tentoonstelling L’Ange de la métamorphose en voerde u ook de performance Art kept me out of jail uit. Waarom die titel? Jan Fabre: Je mag die titel vrij letterlijk nemen. Kunst hield mij weg uit de gevangenis. In 1982 voerde ik de performance It’s kill or cure uit (Franklin Furnace, New York) waar ik kunstcritici op me liet schieten. Er zat één echte kogel in de revolver. Ik heb datzelfde pistool gebruikt voor mijn performance in het Louvre die geïnspireerd was door het verhaal van de Franse
gangster Jacques Mesrine. Mesrine was een berucht misdadiger. Eind jaren ’50 vocht hij aan Franse zijde mee in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, maar toen hij terugkeerde in 1959 bouwde hij een stevige criminele reputatie op en groeide hij uit tot een gevreesde misdadiger. Begin jaren ‘70 werd hij zelfs uitgeroepen tot publieke vijand nummer 1. Het vervolg laat zich raden. Op 2 november 1979 kreeg de Franse politie hem in het vizier en maakte hem genadeloos af. In tussentijd is zijn leven verfilmd door Jean-François Richet met Vincent Cassel, Cécile de France en Gérard Depardieu in de hoofdrol en heb ik er een performance aan gewijd. Kunst hield mij weg uit de gevangenis.
Kunst hield mij weg uit de gevangenis. Voor mij is Mesrine een gangster, maar tegelijk ook een ontsnappingskunstenaar, een man met duizend gezichten – zoals hij overigens ook werd genoemd –, een kritisch denker, een held in zekere zin. Maar ik mocht van de Franse overheid als titel van mijn performance niet de voor de handliggende titel ‘Hommage à Mesrine’ gebruiken. Dat vind ik nog altijd jammer. Als jonge kerel was ik zeer heftig. Ik ben in de Antwerpse volkswijk de Seefhoek groot geworden. Ik vocht heel graag en ik kwam in een kliekje terecht van stevige gasten. We hadden geen geld. Toen ik op de Academie voor Schone Kunsten zat, braken we in villa’s en winkels in. Maar op een bepaald moment begreep ik dat mijn tijd binnen het
15
ARTISHOCKdecember 2011
‘kliekje’ erop zat. Mijn vrienden stalen voor het geld, voor de winst en ook om te vernietigen. Ik daarentegen wilde met het materiaal iets creëren, een sculptuur, een installatie. Zo ben ik een andere richting uitgegaan en ben ik van buitenaf de kunstwereld binnengedrongen. Voor mij was het dat of verzuipen: Art kept me letterlijk out of jail. Kunst was voor mij een overlevingsstrategie, bittere ernst dus. Simultaan heb ik een voorliefde behouden voor de erecode van de straat, van het leven aan de rand. Vandaar ook mijn fascinatie voor de gangster. Net als Mesrine beschouw ik mij als een ontsnappingskunstenaar. Men kan mij immers niet in een hokje duwen: noch in het hokje ‘theater’, noch in het hokje ‘opera’ of ‘dans’, noch in de hokjes ‘performancekunstenaar’, ‘beeldend kunstenaar’, ‘audiovisueel kunstenaar’ of ‘schrijver’. Geen enkel milieu kan mij voor zijn kar spannen. Ik blijf een vrijbuiter. Ik beschouw mezelf als een ontsnappingskunstenaar. U bent een erg veelzijdig kunstenaar. Vanwaar die brede interesse? Jan Fabre: Eigenlijk komt dat voort uit mijn liefde voor het woord en het beeld, voor de taal van het lichaam, een gevoeligheid die ik van thuis uit meekreeg. Al meer dan dertig jaar beweeg ik mij doorheen verschillende disciplines. Uiteraard zijn er periodes waarin de creatie van een nieu-
Ik beschouw mezelf als een ontsnappingskunstenaar. we theaterproductie het grootste deel van mijn aandacht vergt, maar dan volgt weer een tijd waarin ik volop focus op de beeldende kunst. Schrijven, tekenen – ‘acts van eenzaamheid’ – doe ik om tot rust, tot mezelf te komen, iets wat meestal in de nachtelijke uren gebeurt. Alles ontstaat en loopt heel organisch. Door al die bezigheden neemt u voortdurend afstand, bevraagt u zichzelf en de dingen, onttrekt u zich aan regels, ontsnapt u. Is dat de taak van de kunstenaar? Jan Fabre: Voor mij wel, maar vele kunstenaars doen dat niet. Velen conformeren zich aan het systeem, aan de regels en lopen probleemloos mee met het heersende discours. Zij missen de radicaliteit, de noodzaak aan transgressie waar het in de kunst om gaat. Wie kunstobjecten creëert omdat curatoren het vragen, omdat ze zouden passen in parcours van tentoonstellingen, laat zich bevoogden, verliest zijn onafhankelijkheid, zijn buitenpositie. Dat heb ik nooit gewild of gedaan. Ik blijf de ‘ambetanterik’, de lastpost die de samenleving telkens opnieuw herinnert aan het anders mogelijke en ik probeer het publiek ervan te overtuigen dat die andere insteek een lovenswaardige optie is. Waarom verzet u zich zo hevig tegen de instrumenta-
16
lisering van de kunst, tegen de heteronomie? De beperkingen van het modernistische autonomiebegrip (waarbij disciplines zich volgens een eigen interne logica ontwikkelen) zijn toch al vanaf de late jaren ‘60 benadrukt door de institutionele kritiek? Jan Fabre: Voor mij zijn en blijven autonomie en soevereiniteit van het allergrootste belang. Praxis is immers autonomie in actie en dat lijkt mij in onze huidige heteronome samenleving nog altijd een vruchtbaar autonomiebegrip. Autonomie als reflexieve handeling is geen bezit, geen gegeven. Het is eerder uitzondering dan regel, maar die blijft als leidraad waardevol en voor mij van cruciaal belang, ook als ik daarmee in een minderheidspositie beland. Wij leven in een democratie die mij verzekert dat de macht door een meerderheid wordt gerepresenteerd, maar die tegelijk haar minderheden beschermt of zou moeten beschermen. In de raad van bestuur van mijn theatergezelschap Troubleyn bijvoorbeeld zitten geen politici, maar zetelen mensen waar ik een bijzondere band mee heb, die mij begeesteren. De assistente waar ik al 30 jaar mee werk, Miet Martens, is een vriendin. In tegenstelling tot vele collega’s uit de theaterwereld heb ik geen partijkaart, ben ik volledig onafhankelijk. Ik ben altijd mijn eigen partij gebleven. Wat vindt u van G1000, het burgerinitiatief van schrijver David Van Reybrouck? Jan Fabre: Ik heb sympathie voor het initiatief. Met Angelos, het kantoor dat mijn beeldend werk behartigt, en mijn theatercompagnie Troubleyn hebben we zelfs centjes gegeven. Voor mij zijn de groene, katholieke, liberale, socialistische partijen allemaal oké. Vlaams Belang en de partij die zichzelf met een ander masker presenteert, maar eigenlijk voor hetzelfde staat (N-VA) niet. Die partijen zijn een gevaar voor de democratie, een gevaar voor de schoonheid. Als kunstenaar moet je de kwetsbaarheid van de mens, van de schoonheid verdedigen. De ideologie van die partijen staat diametraal tegenover wat voor mij schoonheid betekent. Partijen die een gevaar zijn voor de democratie zijn een gevaar voor de schoonheid. En dat is? Jan Fabre: Schoonheid is voor mij de kleur van de vrijheid, het samengaan van esthetische en ethische regels. Schoonheid is als een vlinder. Van het ogenblik dat je hem vastpakt, gaat hij dood. Schoonheid is een celebratie van het individu en ze heeft de kracht om de kwetsbaarheid te verdedigen. Als kunstenaar stelt u zich wel vaker kwetsbaar op. In het buitenland bent u een aantal keren gearresteerd en ook in België is het niet altijd gemakkelijk. Ik denk onder meer terug aan de hetze die ontstond naar aanleiding van Heaven of Delight (2002).
ARTISHOCKdecember 2011
Jan Fabre: Ja, in opdracht van koningin Paola bekleedde ik samen met een dertigtal medewerkers en jonge kunstenaars het plafond van de Spiegelzaal van het Koninklijk Paleis met anderhalf miljoen dekschilden van de juweelkever. Zij vormen een mozaïek waarin verschillende patronen en lijnen zijn ingeweven. Van op de begane grond zie je vooral het lichtgevend effect in groene en blauwe tinten. Naargelang de lichtinval veranderen de schildjes van kleur en werken ze in op de verbeelding van de toeschouwer die er zijn menselijk bestaan, zijn dromen en verzuchtingen in herkent. Er is echter meer dan de schoonheid, de zinnelijkheid en de verbeelding alleen. De Spiegelzaal moest oorspronkelijk een ode aan Congo zijn. Dat project van Leopold II en de architect Henri Maquet is echter nooit voltooid. Ik heb er bewust referenties aan het koloniale verleden, aan de uitbuiting en de gruwel ingestopt. Er zijn bijvoorbeeld afgehakte poten van giraffen te zien. Op die manier geef ik indirect en niet meteen zichtbaar kritiek op het koloniale verleden en op de monarchie die daarin een centrale rol speelde. Maar het is mij allemaal niet in dank afgenomen. Ik ben maandenlang achtervolgd geweest. Mijn deur is volgespoten met graffiti, ik ontving haatbrieven, ik werd fysiek aangevallen en kon na 23.00u de straat niet meer op. Ik heb gedurende zes maanden niet in mijn eigen atelier durven te slapen. Ik verkeerde in een permanente staat van angst, voelde mij opgedreven, achternagezeten. En de bedreigingen waren niet anoniem. Wat heeft er zoveel kwaad bloed gezet? Jan Fabre: Ik werd er enerzijds door sommige Vlaamsnationalistische groepen van beschuldigd een landverrader te zijn, omdat ik als Vlaamse kunstenaar iets deed voor België. Anderzijds zette mijn kritiek op het koloniale
verleden kwaad bloed bij de haute bourgeoisie. Zij heeft mij nooit fysiek aangevallen uiteraard, maar op een geciviliseerde manier heeft zij alles in het werk gesteld om het project te ondermijnen. Dankzij koningin Paola en Jan Hoet, die vertrouwen hadden in de artistieke waarde van het werk, is Heaven of Delight tot stand gekomen en daar ben ik hen nog altijd heel dankbaar voor. Hoe bent u aan die lastige positie kunnen ontsnappen? Op dit ogenblik lijkt uw werk aan te slaan bij een breed publiek. Jan Fabre: Dat is heel verrassend gelopen. Het kunstenproject Beaufort 2003 heeft mij in zekere zin gered. Jaren geleden maakte ik ‘jannekes en miekes’, kleine poppetjes die ik op de rug van schildpadden zette. Voor Beaufort ben ik naar die oude praktijk teruggekeerd en heb ik een bronzen zeeschildpad met daarop een ridder gecreëerd. Schildpad en man speuren de horizon af en bewegen zich traag en onverstoorbaar richting zee. De ridder ben ikzelf en zoals de titel Searching for Utopia het suggereert, ben ik iemand die onophoudelijk zoekt naar de schoonheid, het onbereikbare, het mythische, de graal, Atlantis. Op een avond, er was aan de sculptuur veel aandacht in de pers geschonken, liep ik over de Vogelmarkt in Antwerpen en iemand riep: ‘Hé, Jan Fabre, dat hebt gij gemaakt voor ons hé? Die schildpad, schoon jong. Ik heb erop gezeten met mijn zoontje!’ En plots veranderde de sfeer. ’s Anderdaags kreeg ik in de ‘crémerie’ om de hoek een ijsje cadeau. Ik had blijkbaar een kunstwerk gemaakt voor het volk, voor de mensen. Zelf had ik daar helemaal niet aan gedacht. Utopia, het boek van Thomas Morus uit 1516, interesseerde mij al jaren. Searching for Utopia heeft mij dus gered. Ik had iets gemaakt dat aan de kust stond, in een gewoon stadje, waar het te zien en aan te raken was, waar
17
ARTISHOCKdecember 2011
men op kon kruipen. De mensen vonden het klaarblijkelijk poëtisch, schoon. En ik was weer één van hen. Ik was een ‘goede’ geworden. Het gebeuren sterkt mij in de overtuiging dat een kunstenaar vooral één ding moet doen: creëren wat voor hemzelf van belang is, maken wat hij zelf wil. En die passie, die urgentie snijdt doorheen alle macht en protocol, breekt vroeg of laat alle echelons open. Daarom wil ik de dingen doen waar ik behoefte aan voel, waar ik van voel dat ik ze moet maken. Soms blijkt de communicatie met de toeschouwer geen succes. In feite interesseert u dat niet zo. Misschien is het soms ook goed om afgebroken te worden. Succes kan als gif werken. Jan Fabre: Het moment waarop ik succes ruik – en het heeft mij al een aantal keer overdonderd –, breek ik het af, ontstaat spontaan de reflex om te stoppen. In de jaren ’80 hadden mijn blauwe bictekeningen – die ik recent voor het eerst opnieuw tentoonstelde in het Kunsthistorisches Museum in Wenen – veel belangstelling. Iedereen, musea, collectioneurs wilde ze kopen. Ik had blijkbaar iets gevonden dat goed werkte, dat in de markt lag en waar ik nog twintig jaar op had kunnen teren. Ik had er bijvoorbeeld andere onderwerpen mee kunnen aansnijden. Maar ik heb dat niet gedaan, ook al stonden er minstens zestig collectioneurs op nieuwe bictekeningen te wachten. En zo ben ik langzaam teruggekeerd naar mijn insectente-
Ik kies voor experiment, onderzoek, uitdaging, risico. keningen en -sculpturen uit de jaren ’70. In het begin vond niemand ze goed. Er waren geen liefhebbers, geen kopers. Maar ik heb mijn wil doorgedreven. Nu wordt er op de internationale markt op gejaagd. De prijzen springen uit de pan. En ik…, ik maak sinds een tijd geen insectentekeningen of -sculpturen meer. Waarom saboteert u af en toe uw eigen carrière? Jan Fabre: Gewoon, omdat ik kies voor het experiment, voor het onderzoek, de uitdaging, het risico. Ik kan niet stil zitten of op mijn lauweren rusten. Iets stuwt mij voort, een lege plek die ik niet kan bevatten. Er zijn de laatste jaren van overheidswege nogal wat inspanningen gedaan om de samenwerking tussen kunstenaars en scholen te versterken. Ik denk daarbij vooral aan de acties naar aanleiding van het rapport Bamford en het participatiedecreet van de voormalige minister van cultuur Bert Anciaux. Ziet u zich als kunstenaar functioneren in een educatieve setting? Jan Fabre: De thuisbasis van Troubleyn, mijn theatergezelschap en laboratorium grenst aan een school; je hoort hier
18
regelmatig kinderen spelen. Ik heb er dus niets op tegen. Toen ik hier aankwam – ik ben in de buurt groot geworden –, wilde niemand van mijn collega’s hier werken. De buurt was totaal verpauperd en het gebouw was dringend aan renovatie toe. Ik heb het pand kunnen renoveren en verbouwen dankzij subsidies van de Vlaamse Gemeenschap, de Stad Antwerpen en andere sponsorgelden. Ook Troubleyn heeft er aanzienlijk in geïnvesteerd. Jan Dekeyser, een bevriend architect, heeft het complex onder handen genomen. We beschikken nu over een goede theaterzaal en een polyvalente studio. Bovendien zijn de kantoren van Troubleyn en Angelos hier ook gehuisvest. Collega’s-kunstenaars heb ik uitgenodigd om een permanent werk voor het gebouw te maken. Luc Tuymans en Marina Abromovic maakten – al dan niet letterlijk – een werk met bloed als referentie aan het belang ervan in mijn eigen werk, Robert Wilson installeerde een ‘Sound well’ als een mentale verbinding tussen het Troubleyn Laboratorium en zijn Watermill Center in New York, Enrique Marty liet zijn virtuoze hand en geest los in de wandelgang van het theater, Dirk Braeckman integreerde een foto die de sfeer van de ruimte uitdraagt, Michaël Borremans koos twee heraldieke schildjes van het theaterbalkon waarin hij een rode en groene handpalm schilderde – een verwijzing naar zijn eigen werk en naar ‘(h)Antwerpen’ … Al die werken zijn heel bewust door de kunstenaars gekozen en hebben een specifieke symbolische waarde. Ze zijn letterlijk een onderdeel van het gebouw. Tegelijk is het pand ook een werkplek, een labo waar jonge kunstenaars, jonge filosofen en wetenschappers elkaar ontmoeten en voeden. Sinds het najaar van 2009 ben ik bijvoorbeeld met een trainingsproject voor jonge performers gestart. De series oefeningen die ik doorheen de jaren heb ontwikkeld, worden nu wetenschappelijk onderzocht en vastgelegd in samenwerking met de professoren Floris Wuyts en Luk Van Den Dries van de universiteit van Antwerpen. Dat onderzoek naar ‘physiological performing’ legt een brug tussen de historische (Konstantin Stanislavski) en de hedendaagse performer. ‘Teachen’ doe ik enkel nog in mijn eigen ruimtes. In tegenstelling tot instellingen als de Rijksacademie Amsterdam en de Academie voor Beeldende Kunsten in Düsseldorf waar ik in de jaren ’80 doceerde, is hier geen enkele druk en kunnen we – en ik richt mij daarbij niet enkel op performers, maar ook op beeldend kunstenaars, kostuum- en decorontwerpers, regisseurs – soeverein werken. Hier is geen druk van kunstmagazines of -critici die komen kijken en bepalen wat goed of slecht is. Want dat is één van de grote problemen waar jonge kunstenaars in de Academies mee geconfronteerd worden en wat hen vaak belet om hun hoogsteigen weg te volgen.
ARTISHOCKdecember 2011
Stel dat de buurtschool u zou vragen om samen een project op te starten. Zou u dan meewerken? Jan Fabre: Als de tijd en de ruimte er zijn, wil ik dat graag overwegen. Ik heb overigens in het verleden al met scholen samengewerkt. Jan Hoet is mij ooit komen vragen om in Gent een schoolproject op te zetten. Dat was ongelooflijk plezant. Ik heb toen met 400 kinderen tussen de 5 en 10 jaar oud gewerkt. Ik had een heel project bedacht en een sponsor gevonden om voor al de kinderen een harnas te laten maken. Een deel van mijn oeuvre gaat over het uitwendige skelet, over pantsers. De kinderen moesten insecten analyseren, bewegingen observeren en zelf een kleine choreografie instuderen. Ze moesten ook vlaggen maken, geïnspireerd door mijn insectentekeningen. Uitgerust met harnas en vlaggen had elke klas een legertje samengesteld dat in de lage heuvels rond het SMAK als in een Stratego-spel tot een ‘artistiek’ treffen kwam. Op een gegeven moment begon het te regenen en ik dacht het gebeuren te moeten afbreken, maar de kinderen bleven doordoen, ongeacht de regen en de bezorgde ouders. Ze vonden het geweldig. Ik heb jaren later een aantal kinderen, ondertussen adolescenten van 18-19 jaar, opnieuw ontmoet en ze spraken er nog altijd over. Wat is volgens u de belangrijkste taak van een leraar, van het onderwijs? Jan Fabre: Laat mij u een verhaal vertellen. Ik was ooit, zoals ik u zegde, een kleine gangster. En dat ging ver. Ik spijbelde, ging vaak niet naar school, vulde mijn eigen rapporten in, schreef zelf mijn ziektebriefjes, ik schuimde de school af en de kelders op zoek naar knutsel- en tekenmateriaal, werd van school gestuurd. Op een dag kwam ik in de klas van Frans Hendrickx terecht. Het interesseerde mij allemaal weinig, ik lette nauwelijks op en tekende vooral in het schetsboekje dat ik altijd bij me droeg. Frans merkte dat en riep mij bij hem. Ik dacht dat hij me zou slaan zoals de meesten toen deden, maar hij kwam bij me zitten. Jeanke, het skelet,’ – men noemde mij zo omdat ik in die tijd graatmager was – , vroeg hij, ‘laat mij uw tekening eens zien. Ben je vliegende auto’s aan het tekenen?’ En hij betrok de hele klas erbij. ‘Nu wandelen’ – het waren de jaren ’60 – ‘er mensen op de maan, vroeger wandelden er voor het eerst mensen op de aarde.’ En hij vertelde over de geschiedenis van de aarde en onze plek daarop. We luisteren gebiologeerd. De les was een succes. En zo liep het voor alle vakken. Hij vroeg me na een opdracht rekenen of taal: ‘Ben je klaar?, Kun je het?’ En als ik ja zegde – en ik was oprecht met hem –, dan mocht ik tekenen. Als je een voorbeeld zoekt van een goede leraar, dan is het Frans Hendrickx. Toen ik de Academie al achter de rug had, ben ik hem gaan opzoeken en heb ik hem tekeningen
cadeau gedaan. Ik weet niet of hij ze nog heeft, ik weet zelfs niet of hij nog leeft, maar ik ben Frans altijd in mijn hart blijven dragen. Hij is zo’n belangrijke ‘metafoor’ voor mij geweest. Hij slaagde er in tegenstelling tot al de anderen in om mijn interesse te wekken, mijn aangeboren nieuwsgierigheid te voeden en zo mijn creativiteit te verhogen. En dat is voor mij als kunstenaar altijd van het grootste belang geweest: nieuwsgierig zijn om nieuwe dingen te ontdekken. Wat is voor u het profiel van de ideale leraar? Jan Fabre: De taak van onderwijzers wordt maatschappelijk zwaar onderschat. Leraar zijn is een bijzonder moeilijk beroep. In mijn ogen moet een leraar iemand zijn met kennis van en passie voor zijn vak, die kinderen en jongeren stimuleert en prikkelt, iemand die verbeelding heeft en doorgeeft en dat op een niet autoritaire manier. Tekst en foto’s: Brigitte Dekeyzer
Troubleyn Het steeds dwingender vermoeden een andere weg te moeten uitgaan verlamt, vuurt aan. Het huis van de kunsten waar die gedachte als bij toeval heen leidt, dwingt. Hij roept, de Prometheus, gekluisterd aan de rotswand met de open wond. Hij zal niet verzaken ons met zijn stem en blik te ontwaken aan de rand. Er is geen ontkomen aan deze acrobaat van woorden en beelden op de kop. De zon beschijnt zijn lichaam en wij, te lang in wolken, moeten er bovenop.
Brigitte Dekeyzer, 1 november 2011
19
SIDI LARBI CHERKAOUI, DANS TUSSEN KUNST EN MAATSCHAPPIJ In de verschillende choreografieën die Cherkaoui tot nu toe gemaakt heeft, zit er een zeer duidelijke visie, o.a. de ontmoetingen van culturen. Cherkaoui fungeert als bruggenbouwer tussen Oost en West wordt er in verschillende artikels vermeld. Je stukken zijn vaak een zoektocht naar identiteit en geloof. Je focust op gelijkheid tussen individuen, culturen,talen, geloof; naar collectiviteit, maar daarnaast ook het anders zijn van die dingen, de verschillen. Hoe is die visie gegroeid doorheen de jaren en in hoeverre wordt die visie voor jezelf beïnvloed door de realiteit, door de maatschappij? Sidi Larbi Cherkaoui: Het creëren van een eigen identiteit hangt samen met het beeld dat je hebt van de maatschappij. Je bent een product van de maatschappij of je nu wilt of niet. Je groeit op in een bepaalde context, met bepaalde ouders die je in bepaalde richtingen duwen. Je groeit op in een bepaalde specifieke cultuur die bepaalde normen handhaaft en je daarin probeert te begeleiden. Eigen identiteit ontwikkelt zich soms omwille van dingen rondom jou. Ik denk dat je niet mag onderschatten dat alles wat je denkt eigenlijk wel van buitenaf komt. Ik neem altijd het voorbeeld van wat je mooi vindt. ‘Dit is schoonheid voor mij’, zijn dingen die je vanaf je kind-zijn begint aan te leren door bepaalde situaties bv.
Het creëren van een eigen identiteit hangt samen met het beeld dat je hebt van de maatschappij. je ouders of door televisie zodat bepaalde dingen je appreciatie krijgen en daardoor een esthetische waarde krijgen voor jezelf die je vaak bewaart tot je ouder bent.
20
Ik weet dat één van de eerste momenten dat ik besefte wat mooi of lelijk was, zich afspeelde in de Kathedraal van Antwerpen. Mijn moeder liet een paar schilderijen zien en zei ‘kijk eens hoe mooi dit is’ en ik zie dan een schilderij van Rubens en ik vind dat dan plots heel mooi. Ik vond dat mooi omdat mijn moeder daarop heeft gewezen hoe mooi dat was. Als kind sta je zo open naar alle indrukken dat je eigenlijk alles mooi vindt. Je staat open voor alles en het zijn eigenlijk de mensen rondom jou die bepalen dat iets specifiek plots mooi wordt. Ik denk dat het met kunst in het algemeen zo is. Mijn vader is Marokkaans, mijn moeder is Vlaams. Die hadden twee heel verschillende esthetische normen. Mijn vader
ARTISHOCKdecember 2011
Je zegt dus dat die invloed zeer bewust gebeurt, zie je dat als… Sidi Larbi Cherkaoui: …een vanzelfsprekendheid. En als een vrijheid of soms als een beperking? Hoe voelt dat? Sidi Larbi Cherkaoui: Dat is ook een filosofische vraag; wat is vrijheid? Ik denk dat vrijheid niet bestaat. Elke kunstvorm bestaat in zijn beperkingen. Een tekening maken dat is een wit blad en een pen en dat is enorm beperkend. Je gaat dat papier niet in brand steken… Elke kunstvorm heeft een vorm van beperking en ook de inhoud van een kunstwerk is beperkt voor de kunstenaar zelf of wie ernaar kijkt zodat het soms beperkt aanvoelt. Ik maak soms werk dat beïnvloed wordt door de Manga wereld, voornamelijk de laatste voorstelling ‘Tezuka’. Die is heel specifiek gericht naar Japan. Er zijn bepaalde Het idee van ‘wat is je esthetische basis’, Japanse elementen die je in de voorstelling echt expliwat zijn de eerste boeken die je hebt ciet moet uitleggen als ik Vlaanderen of Europa gelezen, wat zijn de eerste voorstellingen in speel omdat ik anders weet dat een heleboel mensen die je hebt gezien, wat zijn de eerste het anders niet zouden beelden die je hebt gehad van dans. begrijpen. Als ik in Japan speel, haal ik de helft van maatschappij omdat het individu dat je wil zijn zelf komt de tekst eruit omdat ik weet dat het niet nodig is, dat die vanuit onze Westerse maatschappij. Het ene is met het mensen vanzelfsprekend vanuit die optiek die voorstelling andere vervlochten. De maatschappij heeft mij gemaakt bekijken. Het enige dat ik kan aanmoedigen is zoveel motot wie ik ben nu. Zowel de goede als de slechte kanten. gelijk te lezen, te leren, te begrijpen en in te zien dat er ook Ik denk dat we daar op een heel organische manier een andere manieren zijn om ernaar te kijken. In het algemeen product van zijn. Zelfs als we ertegen reageren of we zijn heeft elke maatschappij een zekere beperking in haar leesrebels, dan nog doen we dat vanuit het principe dat we baarheid, in de capaciteit om de dingen rondom haar op daar uitkomen. een andere manier te lezen dan wat ze zelf bedoelt. In welke mate beïnvloedt dat je choreografieën? Bekijk je je voorstellingen eerder als een eigen mening of Sidi Larbi Cherkaoui: Het maakt mij als kunstenaar wie visie van die maatschappij of meer om die kennis door te ik ben, dus het maakt ook de kunst die ik maak. Ik denk geven aan verschillende culturen? dat mijn kunst sowieso een reflectie is van alles wat er Sidi Larbi Cherkaoui: Eerder het tweede. Mijn verlangen in me opkomt, wat ik rondom mij zie en waarop ik wil is echt om bepaalde schoonheden of bepaalde dingen die reageren. Het is soms ook zelfs een antwoord op ver- ik ergens heb opgemerkt te willen delen met anderen. Ik langens van mensen die buiten mij om bepaalde dingen probeer die altijd op scène te zetten met een soort van van me verwachten of willen. Een kunstenaar die zegt ‘heb je dit gezien en wist je dat en heb je dat al gehoord dat hij nooit beïnvloed wordt door de wereld rondom en dat is toch interessant…’ Echt vanuit een enthousiasme hem is geen kunstenaar want in het algemeen zijn wij zoals mensen op facebook bepaalde video’s delen omdat mensen die voor een deel kunst maken om een ant- ze zin hebben om te zeggen van ‘kijk eens hoe mooi’. Die woord te bieden aan de mensen rondom ons. Ik denk neiging heb ik ook met mijn voorstellingen. Elk kunstwerk dat we daarom ook het werk maken dat noodzakelijk is op scène of hoe groot ook,maakt deel uit van onze cultuur, voor duizend verschillende redenen. Het kan zijn dat je van de toekomst. Er zijn mensen die nog nooit een dansdat doet als rebel, soms doen we het uit een soort van voorstelling hebben gezien en die komen voor de eerste genereusheid. Er zijn veel verschillende redenen, maar keer naar mijn dansvoorstelling kijken. Ik ben me er dan toch komt het vaak neer op een reflectie van de maat- heel hard van bewust dat het betekent dat ze vanaf dan aan schappij rondom ons. een beeld hebben van hedendaagse kunst gebaseerd op vond bepaalde Arabische kalligrafieën zeer mooi en voor mijn moeder was dat ook heel mooi maar dan vanuit een exotisch perspectief. Mijn opvoeding heeft ervoor gezorgd dat ik bepaalde dingen mooi vind, een soort van kruisbestuiving was van die twee parameters. Aan de ene kant mijn Vlaamse kant die overeenkomt met bepaalde schilders, een esthetica die te maken heeft met de Antwerpse context, zoals de architectuur en de havenstad. Dit alles heeft de helft van me gevormd. De andere helft was de Arabische muziek, de invloed van mijn vader en van alles wat hij mooi vond, de mediterrane wereld, dat bracht een heel ander aspect in mij boven. Ik denk dat die twee samen een soort van alchemie gevormd hebben die ik nu kan benoemen als ‘mijn norm’. Ik denk dat het heel moeilijk is om het individu te scheiden van de
21
ARTISHOCKdecember 2011
22
ARTISHOCKdecember 2011
bepaalde nieuwe ideeën naar voren worden gebracht. Een paar maanden later zie je mensen ook op die manier met elkaar omgaan. Dat heeft allemaal te maken met de invloed van kunst op de maatschappij. Je vertelde in een filmpje over je laatste dansvoorstelling ‘Tezuka’ dat de tekeningen van Tezuka in de ’50, nu heel evident zijn. Mensen zoals Tezuka maken de cultuur van morgen doordat hun visie de werkelijkheid proVeel geld willen verdienen, jecteert om te worden wat hij nu is.’ Toen zei je zelf ook dat je hoopt als kunstenaar dingen terwijl je eigenlijk niet veel wil op scène te zetten die werkelijk de cultuur van teruggeven aan de maatschappij. morgen zou kunnen worden. Dat vind ik een heel mooie ambitie en sluit heel nauw aan bij Daar zitten de grote problemen. de beïnvloeding van kunst op de maatschappij en wat je juist zei. mensen zich dan voor hun opinies naar andere vormen Sidi Larbi Cherkaoui: Ja, ja. toe. Soms is dat heel gezond en soms is dat ook heel on- Vind je dat in het algemeen ook een doelstelling van kunst gezond. Soms besef je niet dat je het verkeerde eerste boek op zich? hebt gelezen en dat als je een ander boek had gelezen je op Sidi Larbi Cherkaoui: Niet per se. Ik denk dat het echt afeen heel andere manier met literatuur zou omgegaan zijn hangt van de kunstenaar. Er zijn enorm veel verschillende redenen om de dingen te doen. Sommigen doen dat uit of met dans of eender wat. een noodzaak, anderen doen het uit een gevoel van machBeïnvloedt de kunst dus ook de maatschappij? Sidi Larbi Cherkaoui: Zeker en vast mag je niet onderschat- teloosheid. Ik wil proberen voorstellingen te maken waarten hoe we een impact hebben op de manier hoe dat men- in bepaalde ideeën of een zeker gedachtegoed vervlochten sen zich kleden, hoe mensen spreken, hoe mensen bewe- kan worden op zo’n manier dat het hoop geeft en de mengen. Er moet maar een Hollywood film uitkomen waar sen inspireert om op een vlottere manier met elkaar om te een beeld dat ik hen heb getoond. Zoals ik een beeld had van dans of schilderkunst of schrijven al naargelang welk eerste boek of welke eerst voorstelling ik heb gezien. Dat is wel heel interessant. Het idee van ‘wat is je esthetische basis’, wat zijn de eerste boeken die je hebt gelezen, wat zijn de eerste voorstellingen die je hebt gezien, wat zijn de eerste beelden die je hebt gehad van dans. Daarop baseren
23
ARTISHOCKdecember 2011
gaan en te begrijpen dat iedereen in hetzelfde bootje zit en dat er geen hiërarchie is tussen mensen. Dat we een soort menselijke machine zijn waar iedereen zijn eigen taak en verantwoordelijkheid heeft en zijn eigen appreciatie krijgt. Ik heb het altijd moeilijk gehad bv. met sport. Het enige wat ik spijtig vind met sport is dat het competitief is, dat je mensen moet overwinnen. Het mooie aan kunst is dat je helemaal niet moet winnen. Je moet geen betere schilder zijn dan een andere. Je moet gewoon jezelf overtreffen en je werk zo eigen mogelijk maken. Er is plaats genoeg voor twee of drie schilders. Dat vind ik fijn. In bepaalde periodes komt die ene schilder meer overeen met de werkelijkheid
Het onderwijs moet zichzelf zien als kunst. en in andere periode(s) de andere. Het non-competitieve in de kunst vind ik heel gezond. Altijd willen winnen en beter spelen is eigenlijk een ziekte die op veel domeinen voorkomt. Niet denken aan wat je te bieden hebt, maar aan wat je wil bereiken. Ik denk dat het te maken heeft met de hele maatschappij die op die manier functioneert. Veel geld willen verdienen, terwijl je eigenlijk niet veel wil teruggeven aan de maatschappij. Daar zitten de grote problemen. Beroemd willen zijn zonder je talenten te willen ontwikkelen.. Dat is eigenlijk de wereld op zijn kop. Even heel concreet: zijn er voor jou in je werk doorslaggevende choreografieën die effectief op de link kunst-maatschappij focussen, waar bv. de politiek-sociale situaties een zeer grote invloed hebben gehad op het eindresultaat van je choreografie? Sidi Larbi Cherkaoui: In maart waren wij in Japan toen de aardbeving en de tsunami plaatsvonden. Dat heeft zeker en vast een enorme invloed gehad op mijn laatste dansvoor-
24
stelling ‘Tezuka’. Het oorspronkelijke idee voor Tezuka was een hommage te brengen aan de striptekenaar Tezuka die gestorven is in 1989 en wiens werk sowieso altijd verbonden was met de hedendaagse werkelijkheid. Toen wij in Japan waren en plots de aardbeving er was en de gevolgen, het nucleaire probleem en de tsunami, toen kwamen die dingen ook in de voorstelling terecht en konden we daar niet meer te buiten. Dat was vanzelfsprekend dat de voorstelling ook een wonde zou hebben van dat voorval. Hoe reageert een publiek daar dan op? Voel je soms hevige reacties? Sidi Larbi Cherkaoui: Vele mensen uit Japan die daar nauw bij betrokken waren bij wat er gebeurd was, reageerden vaak heel emotioneel op de voorstelling. Het eindbeeld van Tezuka is de Japanse vlag; de rode stip is de Japanse vlag die altijd maar groter en groter wordt alsof het de zon wordt. Alles in het rood gaat verbranden. Dat beeld is heel sterk als je begrijpt dat het gaat over nucleaire energie. De zon is immers ook één grote kernreactie die het leven mogelijk maakt op aarde, maar tegelijkertijd ook gevaarlijk is. Dat is de filosofie van de voorstelling, de idee dat de gevaarlijke dingen ook ons leven maken en dat we ook afhangen van dingen die heel gevaarlijk zijn zoals kernenergie of bacteriën, elementen waar we zowel afhankelijk als bang van zijn. Hoe beïnvloeden de dansers, scenograaf, muzikanten uit verschillende landen en culturen jouw visie en de invloed van de realiteit? Sidi Larbi Cherkaoui: Ze leren me om dingen vanuit een andere hoek te bekijken of te benaderen of aan te pakken. Ik probeer zo open mogelijk te zijn en mijn eigen referentiekader niet als absoluut te zien. Ik probeer de dingen ook te leren zien vanuit een andere hoek. Kunst is een vorm van ‘leren leren’. Welke rol speelt het on-
ARTISHOCKdecember 2011
derwijs – als vast leeronderdeel van onze maatschappij – in de link met kunst? Sidi Larbi Cherkaoui: Het onderwijs moet zichzelf zien als kunst. We mogen niet vergeten dat geschiedenis een interpretatie is. Alles wat geschreven is over wat er vroeger gebeurd is, zijn vaak referenties die komen uit kunstobjecten. De dingen die we weten uit de Griekse cultuur over hoe
absolute termen zoals wiskunde en zelfs aardrijkskunde en chemie waarin een taal is gevonden die universeler is. Gelukkig maar, dat maakt het ook gemakkelijker. Maar er is ook een constante evolutie. De dingen die we nu weten in de biologie staan veel verder dan de dingen die ik heb geleerd toen ik op school zat. Die evolutie is een hele kunst om te blijven volgen en de esthetica over het idee wat is mooi en lelijk en Het is belangrijk dat je voortdurend de link wat is betekenis even onlegt met het verleden in plaats van enkel maar zijn derhevig aan de evolutie. Wat wij te zeggen ‘dit is kunst en dit is geen kunst.’ twintig jaar gelemensen toen leefden,weten we van vazen en kunstobjec- den mooi vonden en wat we nu mooi vinden is helemaal ten…Ik werk nu aan een film in Engeland over Anna Kar- anders. Het is belangrijk om te benoemen dat hedendaagenina, de tweede grote roman van Tolstoj. Dat gaat over se kunstenaars zich vaak focussen op wat mooi is nu of wat de 19de-eeuwse Russische cultuur. De beste manier om mooi is morgen. De mode is heel interessant daarin. Het te weten te komen over hoe dat mensen toen met elkaar idee wat de modeontwerpers uitvinden is wat wij binnen omgingen is door te lezen hoe mensen andere mensen twee of drie seizoenen gaan dragen. Dat is ongelooflijk. begroeten en hoe ze toen leefden. Het is heel interessant Op het moment dat de mensen dat beginnen te dragen dat het een schrijver is die de meest juiste reflectie geeft en zeggen ‘dit is mooi’ is dezelfde maker al drie seizoenen van wat er in die tijd gebeurde. Ik vind het heel sprekend verder. De mode is een van de extreme vormen van het dat heel veel dingen uit de geschiedenis over hoe mensen vormen van de kledij en de maatschappij. Van bontjassen leefden eigenlijk komen door wat de kunstenaars erover tot mini-jurken… Dat is allemaal gevormd door een paar zeiden, meer dan andere figuren. Ik denk dat onderwijs sterke figuren die bepalen wat er gedragen gaat worden in moet begrijpen dat het een kunst is om andere mensen de toekomst. Ik vind dat een school moet beseffen dat alte doen beseffen welke elementen noodzakelijk zijn om in les constant evolueert en als je praat over mode en dans een maatschappij te kunnen leven. Het is een kunst om de dat je moet beseffen dat dit alsmaar aan het transformegeschiedenis op zo’n manier weer te geven dat mensen be- ren is. Anne Teresa de Keersmaeker heeft de jaren ’80 zo grijpen dat dit onze visie is op het verleden. Ik heb dat heel beïnvloed en dat is nu geschiedenis. Het is belangrijk dat vroeg geleerd doordat ik tussen verschillende culturen ben je voortdurend de link legt met het verleden in plaats van opgegroeid. Mijn vrienden die in een joodse school zaten, enkel maar te zeggen ‘dit is kunst en dit is geen kunst.’ Ik leerden helemaal andere dingen dan andere vrienden in denk soms dat de vraagstellingen niet kloppen, dat er te een vrijzinnige of katholieke of islamitische school. Dat is weinig wordt beseft wat de werkelijke vragen zouden elke keer een heel andere realiteit. Ik vind het heel belang- moeten zijn. rijk dat we beseffen dat we al deze keren een andere visie Tekst: Dafne Maes hebben op het verleden en dat het zeer gekleurd is. Er zijn Foto’s: management Sidi Larbi Cherkaoui en Hugo Glendinning
25
ARTISHOCKdecember 2011
HIP HOP AAN DE LEUVENSE VAART MET DE FABOTASTIX! Kinderwerking Fabota/Buurtwerk ‘t Lampeke vzw start in samenwerking met Met-X in 2009 een drumgroep met jonge muzikanten uit sociaal kwetsbare gezinnen. Tijdens de zomervakantie van datzelfde jaar is er een opstartweek, waarbij kinderen kunnen proeven van dit percussiegebeuren. In september hebben twaalf kinderen toegezegd om deel te nemen aan deze percussiegroep, met wekelijkse repetities op donderdagavond. Het gaat hier om een project waar jongeren zich engageren om tijdens een periode van 3 jaar mee te werken. Voor bezieler en artistiek leider Jo Zanders is het belangrijk dat het om een langdurig project gaat, waarbij je één en ander kan opbouwen. En dat je de jongeren na verloop van tijd bepaalde verantwoordelijkheden kan geven. Aan de vooravond van een concertenreeks hebben we een gesprek met Jo Zanders. Jo, je werkt nu een 2-tal jaren met de percussiegroep Fabotastix. De opstart van een dergelijk initiatief lijkt me niet evident. Vanuit de cultuur en voorgeschiedenis van die jongeren lijkt het mij een grote stap om aan te sluiten in dit project. Hoe is de opstart verlopen? Jo Zanders: De 12 jongeren zijn afkomstig uit sociaal kwetsbare gezinnen van in totaal een 9-tal verschillende nationaliteiten. Eigenlijk is het een weerspiegeling van de multiculturele wijk waarin het project is onstaan. Door de kinderwerking van Fabota hebben we de jongeren kunnen bereiken. We hebben dus geen flyers gelegd in de stedelijke bibliotheek of via de school meegegeven, maar rechtstreeks via de straat en sociale contacten geprobeerd de jongeren te bereiken. Achteraf is gebleken dat we de ‘zwaarste’ ge-
26
vallen uit de buurt hebben weten strikken voor dit project. Fabotastix werkt met een beperkte groep muzikanten. Is hier bewust voor gekozen? Bestaat de mogelijkheid om de groep uit te breiden? Jo Zanders: Uiteraard staan wij open voor nieuwe muzikanten. Wanneer we echter terugblikken op het afgelegde parcours, dan kunnen we stellen dat de groep quasi intact is gebleven. Een aantal muzikanten zijn afgevallen; enkele nieuwe krachten hebben de weg gevonden naar Fabotastix. We moeten er over waken dat er niet te veel verschuivingen gebeuren. Dit heeft onmiddellijk weerslag op de kwaliteit en bepaalde automatismen binnen de groep. Het eerste en tweede jaar hebben we gewerkt rond technieken en attitude; stelselmatig wordt de groep begeleid naar een kwali-
ARTISHOCKdecember 2011
teitsvol project waarbij de jongeren heel wat tools wordt bijgebracht om in groep naar een degelijk product te werken. En de omkadering van het project? Hoe verloopt die? We kunnen ons moeilijk voorstellen dat de jongeren stipt en overal aanwezig zijn op de gemaakte afspraken. Worden zij begeleid? Jo Zanders: De samenwerking met Fabota is heel belangrijk. Om dergelijk initiatief te laten slagen is de kruisbestuiving tussen sociale omkadering en het artistieke luik onontbeerlijk. Hier kan je niet op één been staan, onmogelijk. Dat de begeleider bij Fabota bovendien een drummer is, is aardig meegenomen. Na schooltijd komen de jongeren rechtstreeks naar Fabota. Ze krijgen hier een avondmaal, nadien repeteren ze in de lokalen van Fabota. De sociale omkadering is heel belangrijkvoor het welslagen van dit project. De meeste jongeren komen uit het Buitengewoon Onderwijs en hebben gedragsproblemen. Kinderen met ADHD of autisme vinden in dit project een uitdaging. Jo, je hebt het project met de Fabotastix uitgewerkt voor een periode van 3 jaar. Wat na deze periode? Loopt het project door? Wat is jouw engagement naar de toekomst? Is hier al één en ander rond vastgelegd? Jo Zanders: Ik ben enkele jaren geleden, op eigen initiatief, naar Fabota gestapt en heb hen een mogelijk project voorgelegd. Mijn ervaring met de Fanfakids in Molenbeek heeft daarin een rol gespeeld. Aangezien ik in Leuven woon en hier toch ook wat mogelijkheden aanwezig zijn om dergelijk initiatief op poten te zetten, leek me dit een interessante uitdaging. Drie jaar is het absolute minimum om een degelijke basis uit te bouwen. Voor mij is het vanzelfsprekend dat Fabotastix nadien gewoon verder blijft bestaan. De Fanfakids (°2001) bestaan op dit ogenblik 11 jaar. Uiteraard gaat het vandaag de dag niet meer om jongeren die er aanvankelijk bij waren; de groep is uitgegroeid. Mijn hoop is dat Fabotastix zo lang mogelijk bij elkaar blijft in deze bezetting. Mogelijk vinden jongeren nadien een weg in andere vormen van muziek- of kunstbeleving. Aangezien je toch naar een product toe werkt, talrijke optredens worden gepland, kan ik me best voorstellen dat de jon-
geren over de nodige muzikale vaardigheden moeten beschikken. In welke mate wordt hier rekening mee gehouden bij de instroom? Kan iedereen bij Fabotastix komen spelen? Worden hier inschrijvingsgelden gevraagd om deel te nemen? Jo Zanders: De jongeren die zich hebben ingeschreven, hebben een plaats in de groep. Tot nu toe is er niemand geweigerd. De uitdaging is net om met de ritmisch minder sterke jongeren toch naar een mooi resultaat te werken. Bij sommige muzikanten duurt het soms ietwat langer vooraleer een bepaald traject is afgelegd, vooraleer ze de nodige feeling hebben ontwikkeld. We hebben al enkele jongeren uit de groep gezet. Dit heeft eerder te maken met attitude. Het aantal jongeren dat momenteel bij Fabotastix speelt, is beperkt. We kunnen maximaal met 12 muzikanten werken. De beperkte repetitieruimte, aantal beschikbare instrumenten, budgettaire middelen… zijn allemaal aspecten die een belangrijke rol spelen. Het is wel zo dat dit project zelfbedruipend is: bij elk optreden wordt een uitkoopsom betaald waar we ongeveer alle kosten mee kunnen dekken. De optredens die gegeven worden vinden plaats op verschillende plaatsen in Vlaanderen. De jongeren bij Fabotastix betalen overigens geen inschrijvingsgeld. Het geheel is volledig gratis. Dit in tegenstelling tot Artforum, Mooss, fABULEUS en andere kunsteducatieve organisaties die vlakbij hun thuisbasis hebben. Die jongeren zullen nooit de weg vinden naar de cultuurtempel OPEK, gewoonweg omdat de drempel te hoog ligt. De belevingswereld van die jongeren sluit niet echt aan bij het aanbod van deze organisaties. In welke mate is dit project uniek? Bestaat er navolging in andere steden? Jo Zanders: In Brussel hebben we de Fanfakids. In andere steden is er enkele jaren geleden een poging ondernomen om met de Murga-hype soortgelijke projecten uit de grond te stampen. Van de kindermurga’s heb ik achteraf weinig of niets vernomen. Ik ga ervan uit dat deze nooit echt van de grond zijn gekomen. Jo Zanders (°1975) raakt op zijn achttiende in de ban van percussie.Via Luk Mishalle en Abddellah Marrakchi maakt Jo kennis met Noord-Afrikaanse grooves. Zijn nieuwsgierigheid naar chabi en gnaoua brengt hem meermaals naar Marokko. Hij raakt gefascineerd door parades en straatmuziek en staat mee aan de wieg van de Zinnekesparade die in 2000 voor het eerst door de Brusselse straten trekt. Later reist hij naar Salvador en Recife in Brazilië waar hij intensief pandeiro studeert. Jo heeft altijd nauw samengewerkt met het Brusselse MET-X, productiehuis voor grootstedelijke muziek. Samen met Luc Mishalle & Co realiseert hij projecten waar diversiteit centraal staat. Zo richt een aantal jaren geleden, in de schoot van MET-X, de Fanfakids op. Ze spelen een mengeling van Zuidamerikaanse en Noordafrikaanse ritmes op zelfgemaakte trommels en geïmporteerde tambourines, bellen,… Tekst: Jos Maes
27
ARTISHOCKdecember 2011
KUNST EN MAATSCHAPPIJ (2) Wij vroegen onze fotograaf om in Gent en Brussel op zoek te gaan naar grafitti. Wat we daarbij wilden was geen kunstfotograffiti, we laten het oordeel liever aan de lezer. Deze Artishock is dus niet het museum waarin wij deze muurschilderingen plaatsen, het is enkel een doorgeefluik. U recupereert of u recupereert niet.
Gent
28
ARTISHOCKdecember 2011
Gent
29
ARTISHOCKdecember 2011
Gent
30
ARTISHOCKdecember 2011
Brussel
31
ARTISHOCKdecember 2011
Brussel
32
ARTISHOCKdecember 2011
Brussel
Alexandra Bertels (°1989) studeerde Kunstwetenschappen aan de KULeuven en de Stockholm University. Momenteel volgt zij de opleiding fotograďŹ e aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent.
33
ARTISHOCKdecember 2011
44= 8344 ,89 F4; een ruim De Banier beschikt over teriaal, geschikt assortiment creatief ma iken. Je kunt ze om in scholen te gebru anier.be terugvinden op www.deb ogus van 2011 tal ca e of vraag een nieuw nier.be aan via debanier@deba chten. wa ver Je mag die in maart onze website. Je kunt alles bestellen via ert alles netjes bij Onze postorderdienst lev jou op de school. ier.be: Kijk snel op www.deban elmateriaal, uts je vindt er massa’s kn gezelschapsspelal, circus-en spelmateria ten. 34 len en muziekinstrumen
www.debanier.be
ARTISHOCKdecember 2011
HET KLACHTENKOOR
D
at maatschappelijke problemen vaak de uitgangsbasis en ook de voedingsbodem zijn voor kunst, hoeft geen betoog. In Finland ontstond zo het klachtenkoor of Valituskuoro. Tellervo Kalleinen en Oliver Kochta-Kalleinen, twee Finse kunstenaars, bedachten tijdens een wandeling op een koude winterdag in Helsinki dat de energie die mensen
dagelijks verliezen met klagen, gebruikt kan worden voor iets nieuws, en zo kwamen zij op het idee om een écht klachtenkoor op te richten. Het idee is erg simpel: klachten verzamelen en op muziek zetten, een alternatieve manier om teksten te schrijven. In feite is het een sociaal-artistiek project: het brengt mensen samen, leert hen kritisch nadenken over maatschappelijke thema’s
en stimuleert hen om deel te nemen aan een artistiek project. De humor heeft in een klachtenkoor altijd de bovenhand. De koren dragen geen politieke boodschap mee, maar vertellen heel veel over het wel en wee van een bepaalde gemeenschap. In elk klachtenkoor vind je dus andere accenten, een andere muzikale expressie en andere ensceneringen. Tenslotte is het project heel laagdrempelig, waardoor iedereen de kans krijgt om mee te werken. De eerste klachtenkoren vonden plaats in Helinki, Brimingham, Sint-Petersburg en Hamburg-Wilhemsburg. Ondertussen is er de website www.complaintschoir.org, waarmee mensen over hele wereld aangezet worden tot het opstarten van klachtenkoren. Misschien ook een ideetje voor in de klas?
DE KUNST VAN HET KIJKEN: HET VERHAAL VAN DE FOTOGRAFIE
E
en titel kan veel zeggen, in dit boek worden vooral veel verhalen verteld over de leefwereld van de fotograaf, de context en het onderwerp van de foto’s zelf. Ian Jeffrey weet de beelden te plaatsen binnen een brede culturele en sociaalhistorische context. Elke foto in het boek is voorzien van een makkelijk te lezen en interessant verhaal. De kunst van het kijken is grotendeels chronologisch geschreven maar laat vreemd genoeg bepaalde stukken fotogeschiedenis weg. Deze publicatie geeft een overzicht vanaf 1840, vanaf Talbot. Maar waar zijn de echte beginjaren van de fotografie gebleven? De eerste foto werd namelijk ruim 10 jaar eerder, in 1822, genomen door Niépce, hierover werd echter geen woord geschreven. Ook wanneer je iets meer over de eerste jaren portretfotografie te weten wil komen, zoals op de achterflap nochtans beloofd wordt, blijf je helaas op je honger zitten. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met foto’s op verschillende formaten, meestal rechts een kleine foto en links paginavullend. De foto’s zijn goede reproducties en de gekozen beelden zijn verrassend genoeg niet telkens de meest bekende beelden van de besproken fotografen. Voor wie graag uitpakt met allerlei weetjes over bepaalde fotografen en foto’s is dit boek verkrijgbaar bij Uitgeverij Ludion. Sanne Donckers
Ian Jeffrey, De Kunst van het kijken: Het verhaal van de fotografie, uitg. door Ludion, 2009, ISBN 9789055447770, €34,90.
35
ARTISHOCKdecember 2011
DE KUNST VAN HERGÉ, SCHEPPER VAN KUIFJE
H
ergé, de schepper van Kuifje en Bobbie, laat een opmerkelijk oeuvre na. Vanaf zijn jeugd kunnen we de ontwikkeling van zijn veelzijdige talent volgen aan de hand van de enorme hoeveelheid tekeningen die hij produceerde. Wie zou denken dat alles over Hergé zo langzamerhand en geschreven is, heeft het mis. Er blijkt nog veel onbekend materiaal en interessante informatie te bestaan. Een aantal privé-archieven zijn namelijk opengegaan voor de auteur Philippe Goddin, een groot kenner van het leven en werk van Hergé. Van de vele parels aan illustratie en foto’s die Goddin daarin aantrof, heeft hij een imponerende driedelige biografie samengesteld. In de 3-delige reeks krijgen we een chronologisch overzicht van Hergés voortreffelijke –en vaak ongepubliceerde- tekeningen. De lezer krijgt hierbij een indruk van de variatie in zijn werk en de omvang van zijn talent. Bevat een register op trefwoord en honderden illustraties in kleur en zwart-wit. Een unieke en tijdloze biografie. Jos Maes
De kunst van Hergé, schepper van Kuifje- Philippe Goddin, uitg. dr. Lannoo, 2011, €32,95. De drie delen hebben diverse ISBN nummers.
KAATJE ARCHITECTUUR LIEDJES- TEKENEN EN VERS- D JESBOEK
W
ie niet genoeg kan krijgen van Kaatje op Ketnet moet zeker Kaatjes liedjes- en versjesboek in huis halen. In haar eerste liedjes- en versjesboek neemt Kaatje je samen met Kamiel mee op een muzikale reis door Schuddebollewereld. Je maakt er kennis met al hun vrienden en samen halen ze gekke fratsen uit. Het boek bevat liedjes zoals Alle eendjes, ‘k Zag twee beren, De kikkertjes, De wielen van de bus…, genoteerd in notenschrift. De swingende begeleidingen op de cd zorgen voor urenlang zang- en dansplezier. Alle liedjes en versjes zijn voorzien van foto’s en tekeningen waarop je het plezier van Kaatje en haar vriendjes mee kan beleven. Een aanrader voor wie liedjes uit de oude doos wil aanbieden op een eigentijdse manier. Sofie Bastiaensen
Kaatje Liedjes- en versjesboek, WPG Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Antwerpen en Ketnet, 2011. ISBN 9789002243073 (met cd), €13,95.
avid Dernie citeert in zijn inleiding Alberto Giacometi: ‘Of het nu gaat om sculptuur of schilderkunst, naar mijn overtuiging komt het in feite alleen aan op tekenen. Men moet zich enkel en uitsluitend aan het tekenen vastklampen. Als men het tekenen meester kon worden, was al het ander mogelijk.’ Deze publicatie is dan ook gewijd aan het brede scala aan tekentechnieken dat architecten in deze tijd tot hun beschikking hebben. Conventionele en minder conventionele technieken worden besproken om inzicht te krijgen in de creatieve benaderingen van visualisatie in de architectuur. Het boek bespreekt een breed scala aan types tekeningen. Aan de hand van voorbeelden uit de beeldende kunsten, fotografie en decorbouw wordt het interdisciplinaire karakter van het moderne tekenen verkend. De relatie tussen traditionele technieken en digitaal geproduceerde beelden wordt doorheen heel het boek onderstreept. Het boek is heel logisch gestructureerd opgebouwd. Het bestaat uit 3 delen: Media, Types en Plaatsen. In het eerste deel worden instrumenten behandeld om tekeningen te maken. De lezer wordt aangemoedigd tot experimenteren. Het tweede deel, Types, gaat in op de meest gebruikte tekeningen in architectuurprojecten. Het derde deel,
Plaatsen, beschrijft interieurs, landschappen en stedelijke omgevingen. De publicatie, rijkelijk gestoffeerd met tekeningen, is zowel inspirerend als praktisch bedoeld. Het wil diversiteit in architectuurtekeningen stimuleren en tegelijk dienen als gids voor de praktijk. Jos Maes
David Dernie, Architectuur tekenen, uitg. dr. Uitgeverij Sun Amsterdam, 2010. ISBN 9789461051066, €29,50
37
D
e eerste dag is een symposium met academische lezingen, die gericht zijn op een publiek van een 60-tal deelnemers. Dr. Custodero brengt 2 lezingen, 1 voor elk dagdeel. De lezing in de ochtend’ Measurability of Flow-experience’ is gericht op de FLOW-theorie die zowel voor- als tegenstanders heeft in Vlaanderen. Uniek aan Dr. Custodero’s werk is dat zij een reeks van educatieve indicatoren heeft ontwikkeld, die toelaat om FLOW-experience te meten. Deze empirische ondersteuning brengt nieuw leven in de bestaande discussie.
08 – 10 februari 2012
Dr. Lori Custodero Associate Professor of Music Education, Colombia University te New York
Tijdens de lezing in de namiddag, ‘Music education with the age 4 – 6’, wordt gekeken naar de mogelijkheden van muziek binnen de taaleducatie in een multiculturele context. De twee volgende dagen zijn voorbehouden voor een seminarie, waar een groep van 16 tot 25 deelnemers de kans krijgen om aan de slag te gaan met de inhouden van het congres. Hiervoor gebruiken we een mix van methodieken zoals ervaringsgericht leren, video-analyse, werksessies met jonge kinderen, zelfreflectie, ‘active reviewing’, … De deelnemers krijgen tevens de kans om direct samen te werken met Dr. Custodero. MERS3 vindt plaats van woensdag 8 tot vrijdag 10 februari 2012. Er is de keuzemogelijkheid om enkel aan het symposium van woensdag deel te nemen, of aan het hele seminarie.
Voor meer informatie over het programma, Dr. Custodero en inschrijving: http://lori.custodero. klankendaal.be/
MERS3 (Music Education Research Seminar 3) is een 3-daags seminarie georganiseerd door Klankendaal (Flemish Centre for Music Education) en Lessius Mechelen. MERS3 wil recente ontwikkelingen binnen de muziekeducatie voor jonge kinderen (0-6 jaar) bekend maken in Vlaanderen. Hiervoor nodigen we Dr. Lori Custodero uit, Associate Professor of Music Education aan de Colombia University te New York. Zij is een wereldautoriteit op het vlak van muziekeducatie voor deze doelgroep.
ARTISHOCKdecember 2011
WOORD- EN DRAMALESSEN VOOR KINDEREN IN EEN RIJKE OVERZICHTSMAP
H
et onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap vzw (OVSG) heeft een bundel op markt gebracht die een handleiding heet te zijn voor leerkrachten die woord- en dramalessen aanbieden aan kinderen. Het is een lijvig exemplaar geworden van ruim 350 bladzijden. Het geheel is opgedeeld in acht katernen: adem en stem, articulatie, uitspraak, spreekoefeningen, korte drama oefeningen, drama oefeningen, theorie, evaluatie. Hetgeen leerkrachten nodig hebben is vooral materiaal om adequaat aan de slag te gaan met de leerlingen. En dat is er in deze bundel ruimschoots te vinden. Zowel het spreektechnische aspect als het spelplezier komen in veelvoud en in duidelijke hoofdstukken te voorschijn. De samenstellers hebben zich gebaseerd op de essentiële onderdelen uit de uitspraakleer om de spreeklessen prettig aan te brengen. En dat is maar goed, want helaas is er aan het oefenen van spraakklanken in eerste instantie niets leuks. Dus komt het er op aan om zoveel mogelijk al ‘spelend’ te oefeningen en het trainen van de uitspraak min of meer aantrekkelijk te maken. Hierin zijn al eerdere auteurs aan de slag gegaan, allen met hetzelfde doel: zorg dat het plezierig is. In eerdere uitgaven probeerden de makers veel invuloefeningen en kleurprenten toe te voegen. Dat is in deze editie gelukkig achterwege gebleven. De uitgave is duidelijk zeer strak op het doel gericht: spreken en spelen. De aan- en invuloefening zijn helemaal op taal gericht. Het aangeboden materiaal is doeltreffend. Eenieder die al eerder met de materie aan de slag ging, zal niets wereldschokkend nieuws vinden: beetje ander kleedje, soortgelijke manier van aanbrengen. Er is weliswaar een behoorlijke hoeveelheid materiaal voorhanden. Al moet je als gebruiker nog wel met kopieerapparaat en schaar aan de slag. In dat opzicht was
het zeer handig geweest als de bijlagen meteen als box met alle ‘doe-oefeningen’ meegeleverd zou zijn. Er zijn namelijk vanuit de doelen en lestips heel wat verwijzingen naar de bijlagen. De delen voor de leerkracht en het materiaal voor de leerlingen overlappen mekaar echter soms. Het is zoals de samenstellers het aangeven ‘werkmateriaal’ waarmee je als begeleider zelf de keuze hebt met welke spullen je aan de slag gaat. Dat schept uiteraard veel vrijheid. Anderzijds moet je nog uitdokteren welke materie je aan welke leeftijd of graad kan aanbieden. Niet alle woorden uit elke oefening zijn op maat van eender welke leeftijd of een specifieke graad. Elke katern begint met een duidelijk overzicht van de doelstellingen en daarbij horende evaluatie. Dat frist het geheugen op, al wordt er toch wel verondersteld dat een opgeleide leerkracht hiermee grondig vertrouwd is. Je biedt geen oefeningen aan waarvan je het doel niet weet en in dat opzicht is de bundel vooral aan te raden voor dramaleerkrachten in opleiding. Voor hen die in een trainingsfase zitten en nog compleet met alle doelen en
evaluaties moeten opgroeien, inclusief manieren van aanbrengen, is dit pakket vulgariserend. Het meegeleverde theorieboekje voor de leerling is duidelijk en stimulerend voor de deelnemer. Met een begrippenlijst heeft de leerling een handig en snel overzicht van termen die in het theaterspel veelvuldig gebruikt worden. Daarenboven staat er in korte heldere bewoordingen een handige praktische benadering om theorie te benutten en niet enkel te moeten studeren of memoriseren. Met de evaluatiedocumenten kan je de leerling zelf laten aanduiden en bijhouden wat al vlotjes loopt, en hetgeen nog training vergt. Fragmenten uit (jeugd)boeken of (kinder)poëzie, dialogen en dergelijk materiaal is er echter niet terug te vinden in deze uitgave. Uiteraard is degelijk materiaal te vinden in bibliotheken en boekhandels. Toch had een lijst met suggesties ook goed in deze uitgave gepast. Deze bundel met woord- en dramalessen voor kinderen van ruim twee kilo is niet meteen een ‘meeneempakket’. Wel handig dat het uitneembare fiches zijn zodat je niet met de hele stapel moet rondtrekken. De OVSG-publicatie (uitgeverij Politeia) is een zeer werkzame bundel voor beginnende leraars en vooral voor mensen in opleiding. In een handig bruikbare overzichtsmap heb je snel toegang tot de verschillende trainingsmodellen, inclusief bijlagen met handige oefeningen. Toch ook nog deze suggestie voor de uitgeverij : een digitale versie (e-book) van dit werk zou eveneens zeer handig zijn in functie van (nog) snel(ler) zoeken, tonen op digitale apparaten en om het transporteuvel te ‘verlichten’. Johan Luyckx
Katrien Cornelis, Woord- en Dramalessen voor kinderen, uitg. dr. Politeia, 2011. ISBN 978-2-50901058-2, €79 (OVSG-leden), €89 (niet-leden).
39
ARTISHOCKdecember 2011
STUDIEDAGEN EN NASCHOLINGEN Fantasiespel, op 11 januari te Mechelen (KO) We verdwijnen samen in een fantasiewereld waarin ‘doen alsof…’ waarheid wordt en beleven spannende, soms gevoelige of gekke avonturen. www.lessius.eu/leon
Stresspreventie vanuit een muzisch en lichamelijk perspectief. In deze praktische workshop kijken we naar de oorzaken en symptomen van stress vanuit een inzicht in het functioneren van het zenuwstelsel. Via verschillende creatieve en fysieke opdrachten in een veilige omgeving gaan we al spelenderwijs luisteren naar de taal van het lichaam. www.g-o.be/nascholing
10 Muzische ICT-prikkels, op 12 januari in Assebroek (BaO) Het creatief omgaan met beelden en het bewerken of zelf creëren ervan, het bewerken van een liedje of het zelf componeren, er zijn zo veel mogelijkheden die de computer biedt op multimediaal vlak. www.eekhoutcentrum.be
Liedjes uit de hele wereld, op 20 januari te Heverlee (LO) In deze workshop zingen we in verschillende talen. De liedjes komen uit Zuid-Afrika, Japan, Brazilië, Kongo, … Bij sommige liedjes horen spelletjes, verhalen, kleine dansjes of ritmes. (1e – 3e lj.) www.pdcl.be
Kenia, op 12 januari te Hasselt (LO) Musica trok met een team richting Naïrobi om er te werken aan een muzikaal project in de sloppenwijken. Met een schat aan informatie keerden ze terug naar België en stoffeerden ze de workshop rond Kenia. www.diohasselt.be/dinac
Japanse houtsnede, op 23, 24 en 30 januari te Gent (DKO) In deze workshop leer je de basis kennen van het snijden, onderhouden van je basissnijmes, inrichten van je werkplek en het afdrukken. www.ovsg.be
Januari 2012
Diep in de zee, op 12 januari te Jette (KO) In ons zelfgemaakt onderwaterdecor experimenteren we met muziek en beweging. De theaterkriebels borrelen naar boven en we verzinnen al experimenterend een onderwaterverhaal. Heb je behoefte aan nieuwe ideeën of betrap je jezelf soms op herhaling van steeds dezelfde activiteiten en technieken? Dan is deze vorming vast iets voor jou! www.g-o.be/nascholing Muziek… zo kan het ook! Op 13 januari te Jette (BaO en BuO) Met beperkte bagage muziek maken met kinderen. In deze vorming leer je een heleboel systemen waarmee je zelf, zonder veel technische bagage, muzikaal aan de slag kan met een groep kinderen of jongeren. www.g-o.be/nascholing Audiovisueel werken in de kleuterklas, op 13 januari, 27 januari te Heverlee (KO) We zoeken uit hoe we zelf met beeld en geluid aan de slag kunnen. Hiervoor is geen specifieke technische kennis nodig. www.pdcl.be Drama, durven en doen! Op 18 januari, te Heverlee (LO) In deze sessies verneem je wat de ‘meerwaarde’ is van drama. We willen leerkrachten lager onderwijs informeren, inspireren, motiveren en begeleiden, zodat ze zin krijgen om op een muzische manier drama te geven. www.pdcl.be Letters voelen, op 20 januari te Gent (DKO) Kennismaking met letters zetten en typografie. www.ovsg.be Inclusief muziekonderricht, op 20 januari te Wijnegem (DKO) Muziekles voor kinderen met een beperking. Via improvisatie, imitatie, beweging en spelen, maken we samen muziek. Met beeld- en geluidsmateriaal illustreren we onze manier van werken. www.ovsg.be Stressvrij voor de klas, op 20 januari te Gent-Brugge (BaO, BuO)
40
Creatieve werkvormen, muziek, op 23 januari te Waregem (DKO) In deze workshop leer je op een actieve manier omgaan met aspecten zoals awareness, body- en voice-percussion, interactie en communicatie, coördinatie, reflex en geheugen, improvisatie. www.ovsg.be Dit is geen schoen! Creatief met oude spullen, op 23 januari te Tielt (BaO) In deze workshop laten we ons inspireren door verschillende materialen en hun eigenschappen om zo tot nieuwe ideeën te komen. www.eekhoutcentrum.be Schaduwpoppen, op 23 januari te Jette (BaO) In deze workshop maak je kennis met het schimmenspel. Je werkt in eerste instantie alleen met je handen en je lichaam. Daarna gebruik je allerlei voorwerpen en doeken om zelf poppen en decorstukken te maken. www.g-o.be/nascholing Toveren met poëzie, op 26 januari te Heverlee (LO) www.pdcl.be Ik maak muziek, op 27 januari te Hasselt (LO) We gaan op ontdekking in de wondere wereld van de muziek. Zelf een liedje maken en afwerken onder begeleiding van een muzikant. www.diohasselt.be/dinac Liedjes uit de hele wereld, op 27 januari te Heverlee (LO) In deze workshop zingen we in verschillende talen. De liedjes komen uit Zuid-Afrika, Japan, Brazilië, Kongo, … Bij sommige liedjes horen spelletjes, verhalen, kleine dansjes of ritmes. (4e – 6e lj.) www.pdcl.be
Februari 2012 Drama, durven en doen! Op 1, 8 en 15 februari , te Heverlee (LO) In deze sessies verneem je wat de ‘meerwaarde’ is van drama. We willen leerkrachten lager onderwijs informeren, inspireren, motiveren en begeleiden, zodat ze zin krijgen om op een muzische manier drama te geven. www.pdcl.be
ARTISHOCKdecember 2011
Muzikale Kamishibai, op 2 februari te Hasselt (KO, LO) Kamishibai is een vorm van Japans verteltheater. Letterlijk betekent het papieren theater. Een unieke werkvorm die veel inspiratie biedt om met kinderen muziek te maken bij prentenboekjes. www.diohasselt.be/dinac Fantasiespel en verbeelding in de kleuterklas, op 2 februari te Heverlee (KO) We verdwijnen samen in een fantasiewereld waarin 'doen alsof' waarheid wordt en beleven spannende, soms gevoelige of gekke avonturen. www.pdcl.be Muzische tussendoortje voor elke dag, op 3 februari te Heverlee (LO) In deze sessie spelen we korte spelletjes die tussen de lessen door gespeeld kunnen worden. Er zitten dans-, muziek- en dramaspelletjes bij. www.pdcl.be Met een koffer wordt het muzisch toffer! Op 8 februari te SintAndries (BaO) Het nieuwe project voor 2011-2012 is een fotografiekoffer, waarin je alles vindt om met kleuters of leerlingen van de lagere school de boeiende wereld van de fotografie te verkennen via beschouwende opdrachten, linken met de wereld van kunst en cultuur en creatieve doe-opdrachten. www.eekhoutcentrum.be Creatief met gips, op 9 februari te Berchem (DKO) Tijdens deze nascholing zullen verschillende mogelijkheden van het werken met gips aan bod komen. Een aantal van deze toepassingsvormen zal gedemonstreerd worden of uitgevoerd in samenwerking met de deelnemers, anderen zullen enkel theoretisch kunnen besproken worden. www.ovsg.be Audiovisueel werken in de kleuterklas, 10 februari te Heverlee (KO) We zoeken uit hoe we zelf met beeld en geluid aan de slag kunnen. Hiervoor is geen specifieke technische kennis nodig. www.pdcl.be Muziek voor iedereen, op 10 en 17 februari te Heverlee (LO) Een zeer praktijkgerichte cursus voor leerkrachten en orthopedagogen, je hoeft geen muzikant te zijn om hieraan deel te nemen. Na deze cursus zal je een aantal handvaten meekrijgen die je op weg helpen om een muziekexpert te worden voor je klas en voor je groep. www.pdcl.be
Drie uurtjes vol kleur, lol en verwondering. Je leert met eenvoudige lijnen de meest knettergekke figuren tekenen en op een plezante manier worden ‘plezanterijen’ uit je penseel getoverd. Je krijgt tips voor een vernieuwende tekenles. www.eekhoutcentrum.be Creatieve stemspelletjes, op 14 februari te Hasselt (KO) Via creatieve spelletjes ontdekken we de mogelijkheden van onze eigen stem. We ontdekken hoe je muzikale spelletjes kan inzetten om rust te brengen of om aandacht te vragen in de klas. www.diohasselt.be/dinac Muzisch de jeugdboekenweek in, op 15 februari te Mechelen (LO) Binnen de verschillende muzische domeinen gaan we na hoe jeugdboeken een inspiratiebron kunnen zijn voor zinvolle muzische activiteiten. www.lessius.eu/leon Muzikale groenten, op 16 februari te Hasselt (KO, LO) Groenten gebruiken om lekker muziek mee te maken in combinatie met keukenmateriaal. We toveren de keuken om tot een muzische omgeving. www.diohasselt.be/dinac Werken met poppen in de klas, op 28 februari te Heverlee (KO, LO) Werken met poppen in de klas (tips en valkuilen), manipulatie, stemgebruik, soorten poppen, werken rond figurentheatervoorstellingen ... Iedereen gaat naar huis als ‘volleerd’ poppenmanipulator. www.pdcl.be Druk druk druk! Op 29 februari te Gullegem (LO) Met beeldmateriaal ontdekken we wat grafische kunst is, welke soorten er zijn en ontdekken we de evolutie in de beeldende kunst. Via hoekenwerk experimenteren we met tal van druktechnieken die we in de klas kunnen gebruiken. www.eekhoutcentrum.be
Maart 2012 Ik maak muziek, op 1 maart te Heverlee (LO) De workshop bevat toegankelijke liedjes, die qua stijl en onderwerp dichtbij de leefwereld van kinderen aanleunen. Het zijn halve liedjes, aan de leerlingen om er hele liedjes van te maken. www.pdcl.be Hoe voelen we ons vandaag? Op 2 maart te Hasselt (LO) In deze workshop leer je werken rond gevoelens vanuit de verschillende muzische disciplines. www.diohasselt.be/dinac
Superhelden, op 13 februari te Jette (BaO) Bedenk je eigen verhaal over superhelden, kruip voor de lens van het fototoestel en speel de hoofdrol in je eigen beeldverhaal. www.g-o.be/nascholing
Audiovisueel werken in de kleuterklas, op 2 maart te Heverlee (KO) We zoeken uit hoe we zelf met beeld en geluid aan de slag kunnen. Hiervoor is geen specifieke technische kennis nodig. www.pdcl.be
Pianolala: een handleiding voor muziekintitiatie aan het klavier, op 13 februari te Sint-Niklaas (DKO) In deze voormiddag zal worden nagegaan (aan de hand van de handleiding van de lesgeefster) welke liederen geschikt zijn om te leren zingen en spelen, en wat je er zoal mee kan doen, zodat de initiatie veel meer wordt dan juiste noten en ritmes spelen. www.ovsg.be
Nieuw liedrepertoire, op 2 maart te Sint-Truiden (DKO) Als er noodzaak is naar goed gemaakte liederen voor jongeren, kinderen, samenzanggroepen,… Tijdens deze sessie worden een flink aantal nieuwe liederen doorgenomen en ze worden ook, waar nuttig, vanuit didactisch standpunt belicht. www.ovsg.be
Zwierige tekenpret uit de losse pols (met Nesten) Op 14 februari te Tielt (LO, BuO)
41
ARTISHOCKdecember 2011
42
ARTISHOCKdecember 2011
Google Sketchup, op 5 maart te Jette (SO, DKO) Sketchup is een computerprogramma waarmee je kunt tekenen in 3D. Het programma is ontworpen om gebruikers op een eenvoudige wijze in 3D te laten tekenen. www.g-o.be/nascholing
Zeefdruk voor gevorderden, op 19, 20 en 26 maart te Gent (DKO) Er wordt verwacht dat je de basistechnieken van de zeefdruk reeds kent. Je leert omgaan met een intuïtieve manier van werken. Zowel manuele als digitale beelden worden verwerkt. www.ovsg.be
Geheugentraining voor musici, op 5 maart te Lier (DKO) In deze workshop leer je hoe je in de helft van de tijd twee keer zoveel noten kan memoriseren. www.ovsg.be
Je klas aan je lippen! Op 21 maart te Assebroek (LO) Je start in een magische wereld en leert op een speelse manier allerhande verteltechnieken kennen die je kan toepassen in vele lessen. www.eekhoutcentrum.be
Timeloe Pameloe, op 6 maart te Tielt (BaO) Het domein muzisch taalgebruik wordt gelinkt aan muzikale opvoeding, kinderen doen dit graag. Nieuwe en gekende schrijfsels of wat woord-kramerij nemen we onder handen. We brengen er ritme en muziek in, brengen het aan de kook en serveren het daarna fris en monter aan ieder die het horen wil. www.eekhoutcentrum.be
Handjes draaien, koekenbakken vlaaien! Op 21 maart te Mechelen (KO) Aan de slag met oude kinderliedjes met Kapitein Winokio. Kapitein Winkokio haalt de oude kinderliedjes weer vanonder het stof. www.lessius.be/leon
Kaarsjes op de taart, op 7 maart te Hasselt (KO) Dit nieuwe dansproject is een handvat om met peuters te dansen en vooral om er samen veel plezier mee te hebben. We ontdekken hoe je muzikale spelletjes kan inzetten om rust te brengen of om aandacht te vragen in de klas. www.diohasselt.be/dinac Klopperop!!! Op 7 en 14 maart te Hasselt (LO) Ritmisch leren omgaan met materialen en/of lichaam. Van het 1e tot het 3e lj. www.diohasselt.be/dinac Dansen doorheen sprookjes, op 8 maart te Gent-Brugge (BaO, BuO) In deze workshop gebruiken we de rijke wereld van sprookjes om tot dansen te komen, stap voor stap. Dansen wordt een plezier door te vertrouwen op je eigen creativiteit en die van je leerlingen. www.g-o.be/nascholing Nieuw liedrepertoire, op 9 maart te Wetteren (DKO) Als er noodzaak is naar goed gemaakte liederen voor jongeren, kinderen, samenzanggroepen,… Tijdens deze sessie worden een flink aantal nieuwe liederen doorgenomen en ze worden ook, waar nuttig, vanuit didactisch standpunt belicht. www.ovsg.be Onvergetelijke verhalen, op 13 maart te Jette (BaO) In deze workshop leer je hoe je verhalen kan vertellen op een speelse manier. We proberen allerlei stemmetjes en leren trucjes om de kunst van het vertellen onder de knie te krijgen. www.g-o.be/nascholing Kun je de mieren horen zingen? Op 14 maart te Assebroek (KO) Samen in een muzikale jacuzzi springen, een uur dolle pret met een aantal originele invalshoeken van spreekkoor, een dolle dans en het ontwerpen van muzikale verhalen. Daarnaast staat de inkijk op de verschillende muzikale omgangsvormen, die in de lagere school aan bod komen, centraal. www.eekhoutcentrum.be Kunst, wat kan je ermee doen? Op 16 maart te Heverlee (LO) Via korte, eenvoudige opdrachten rond dans, muziek, drama en media komen we tot onze eigen kleine kunstwerken. Deze opdrachten zijn ook makkelijk te gebruiken in de klas. www.pdcl.be
Impulsdag van de schoolmuziek, op 22 maart te Hasselt (SO) www.diohasselt.be.dinac Spelen met maskers, op 22 maart te Jette (BaO, BuO) We gaan aan de slag met het zelf maken van expressieve maskers. In het eerste deel van de workshop creëren onze eigen theatergezichten. Daarna gaan we het podium op. www.g-o.be/nascholing iPhoneography, op 22 maart te Berchem (DKO) Denk jij ook dat creatieve fotobewerking enkel mogelijk is met ingewikkelde programma’s op gespecialiseerde computers? Vandaag kan dat allemaal met een apparaat dat in je hand past. Met deze opleiding/cursus/nascholing sla je de weg in naar iPhoneography! www.ovsg.be Klas-anders, op 27 maart te Tielt (KO, BuO) Andere liedjes zingen, andere muziekjes beluisteren, andere geluiden opnemen. Gewoon: klas-anders. www.eekhoutcentrum.be Begeleiden in verschillende stijlen, op 27 maart te Sint-Niklaas (DKO) Vanuit letterakkoorden leren we liederen begeleiden in diverse stijlen (van popnummer tot volkslied). www.ovsg.be Duizend en één muzikale nachten, op 28 maart te Hasselt (BaO, BuO) We gaan in deze workshop op zoek naar hoe muziek, ritme en sfeer samengaan en een verhaal kunnen vertellen. Met heel eenvoudige instrumenten proberen we een verhaal te vertellen dat een uitgesproken sfeer heeft. www.g-o.be.nascholing Folkend dansen, op 28 maart te Mechelen (LO, SO) Folkend Dansen is een gloednieuw Danskant-project voor kinderen en jongen vanaf 10 jaar met meer dan een knipoog naar de folkmuziek. Eenvoudige en instapklare dansen waardoor iedereen kan meedoen. www.lessius.eu/leon Vergeet de muzehoek niet! Op 29 maart te Mechelen (LO) In deze navorming maken we voor elk muzisch domein een hoek. Je kan al doende ervaren wat elke hoek te bieden heeft. Zo krijg je concrete ideeën om de eindtermen te vertalen naar zinvolle, maar kleine activiteiten, waarin telkens een paar kinderen zelfstandig aan de slag kunnen. www.lessius.eu/leon
43
N E V U E L I R
G A D DINS
A U R B E F 7
VOOR LERAREN SO/ BAO & DKO/LEZING KUNST EN MAATSCHAPPIJ DOOR PETER DE GRAEVE/PERFORMANCES EN PRESENTATIES DOOR EEN 5-TAL KUNSTENAARS/ WORKSHOPS, LEZINGEN EN ARCHITECTUURWANDELING ISM ICT-ATELIER, MOOSS, MUSEUM M, AMARANT
Uitgebreide dagprogramma, praktische informatie en inschrijvingen:
www.muzes.be Organisatie:
Muzes vzw ism SLO Kunst KULeuven