De fietsreizen van Ries Teekens In een vorig nummer nodigden wij Voeksleden uit om ons verslagen te sturen van reizen naar niet-alledaagse oorden. In deze tijd van wereldomvattende vliegverbindingen zijn er niet zo heel veel van die oorden op aarde over. We kregen echter een reactie van Voekslid Ries Teekens die dit probleem oploste door er een derde dimensie aan toe te voegen: de tijd. Hij vertelde ons dat hij in de na-oorlogse jaren samen met zijn broer Piet een aantal fietsreizen heeft ondernomen naar de uithoeken van Europa. Bestemmingen variëerden van de Alpen, Italië en Spanje tot Turkije en de Noordkaap, in die tijd beslist nietalledaagse ondernemingen. In totaal hebben ze zo’n 32.000 km afgelegd, vaak over ongeplaveide wegen. De maximale pashoogte die ze hebben bereikt was 2770 m. Van al die reizen hebben Ries en zijn broer plakboeken aangelegd met foto’s en andere memorabilia. Ries, inmiddels 74, is onlangs verhuisd naar het appartementencomplex Landgoed Laag Soeren te Laag Soeren. Ter introductie van Ries in het complex zijn zijn herinneringen (en met als belangrijke back-up die van zijn broer Piet) opgetekend en gepubliceerd in het huisblad Landgoed Laag Soeren Nieuws. Wij maken graag gebruik van deze artikelen om in een serie afleveringen u deelgenoot te maken van de voor die tijd ongewone reizen en belevenissen van Ries. In de hieronder staande bijdrage introduceert hij zichzelf.
Die fiets werd na verloop van tijd door mijzelf en met behulp van een fietsenmaker grondig verbouwd. De terugtraprem werd vervangen door een drieversnellingsnaaf, inclusief lichtmetalen wielen en velgremmen en er kwamen een nieuw stuur en een nieuw zadel op. In 1953 maakte ik toen met mijn oudere broer Mich een fietstocht naar Duitsland. Mij beviel dit prima, maar Mich helaas niet. Gelukkig was er nog m’n jongere broer, Piet, die ook wel zin had in zo’n onderneming. Met hem vertrok ik in 1954 vanaf Rotterdam op onze eerste gezamenlijke reis naar Oostenrijk op de fiets, 3000 km heen en terug. Om toen alleen op pad te gaan als 15- en 17-jarigen (zonder mobieltjes en internet!) was nog niet zo eenvoudig. Onze ouders waren gereformeerd en zagen zo’n fietsreis, zonder toezicht, aanvankelijk totaal niet zitten. Pas na veel aandringen gingen ze overstag, maar alleen onder de strenge voorwaarde dat we iedere zondag naar de kerk zouden gaan. En dat we zouden overnachten in jeugdherbergen. Desondanks kregen onze ouders later nog flink wat kritiek van geloofsgenoten uit de buurt voor het toestaan van zo’n roekeloze onderneming!
Mijn naam is Ries Teekens. Ik ben nog van vóór de oorlog (1937) en woonde tijdens mijn middelbare schooltijd met mijn ouders in Schiebroek, Rotterdam. Mijn vader was werkzaam als commissionair en makelaar in de agrarische sector. Toen in de vroege jaren ’50 de auto bij ons gezin zijn intrede deed werd mijn vader automobilist en hij zou daarna nooit meer op de fiets gaan zitten. Dat kwam mooi uit, want ik had al vroeg in m’n jeugd de vrijheid van het fietsen ontdekt. Dus kreeg ik zijn fiets, een Gazelle, een goeie, net als ik van vóór de oorlog!
Na de tocht van 1954, die nog plaats vond gedurende onze middelbare schooltijd, volgden er nog twee min of meer vergelijkbare tochten in 1955 en 1956 met als hoogtepunten de bestijging van talloze passen in de Zwitserse, Italiaanse en Franse Alpen. In 1957 konden we een langere vakantieperiode plannen, want we waren inmiddels gaan studeren (!). Ik deed toen vliegtuigbouwkunde in Delft. We fietsten in dat jaar naar Spanje en Portugal (6500 km) en waren zo’n 51 dagen onderweg. In 1958 fietsten we in 62 dagen naar Turkije en terug (7500 km) en in 1959 gingen we naar de Noordkaap (7200 km) en waren acht weken onderweg. Bij die laatste tocht werden we gedeeltelijk gesponsord door een bekende Rotterdamse rijwielhandel en een Noorse regenkledingfabriek. In 1960 tenslotte wilden we de Verenigde Staten van Oost naar West en terug doorkruisen. De onderhandelingen met sponsors, o.a. Coca Cola, waren al bijna afgesloten en onze geëmigreerde Oom Barend, die een groot bakkersbedrijf had opgebouwd in Californië, zou ook een belangrijke bijdrage leveren. Maar met die Amerikareis begon onze vader toch tegen te spartelen. We waren al achterop geraakt met onze studies en als we die reis zouden maken dan liep ‘t weer een jaar uit. Dus zei hij dat hij op die manier de studie niet verder wilde bekostigen. Tja, en toen hield ‘t helaas op. Maar ik kon wel zeggen dat die fietsreizen ‘n grote bron van warme en soms dramatische herinneringen waren geweest! Na m’n afstuderen in 1963 kwam ik eerst bij Fokker in dienst en ontwierp daar een belangrijk deel van de hydraulische systemen van de Fellowship (voorganger van de F100). Na drie jaar vertrok ik naar Shell (MF) in Den Haag en van daaruit heb ik in 28 jaar een groot deel van de wereld gezien. Na m’n pensionering verhuisde ik van Wassenaar naar Eerbeek, daar was het net een permanente fietsvakantie aan huis! Sinds een paar maanden woon ik in een appartement in Laag Soeren. Ik fiets nog steeds, maar niet meer dan kleine dagtochtjes van zo’n 50 tot 100 km (!) en bij voorkeur ook niet meer als ’t regent. De buienradar is dan een grote hulp! ‘s Avonds wil ik thuis zijn, in m’n eigen bed en met ‘n warme douche. Ries Teekens ries.teekens@xs4all.nl
Voeksnieuws nr 2-2012
9
Fietsend door Europa (1) In de vorige aflevering introduceerden we Ries Teekens aan u, die in z’n jonge jaren samen met zijn broer op de fiets heel Europa doorkruiste. Hier volgt een verslag van het begin van hun eerste gezamenlijke tocht. behoorlijk omgebouwd waren. Vooral de sportsturen met voorbouw waren noodzakelijk omdat we anders bij de bergbestijgingen met onze knieën constant het stuur zouden raken. We namen geen tent mee, maar desondanks hadden we ieder toch nog zo’n negen kilo bagage, met o.a. slaapzak, pyjama, verschoningen en een kooktoestel.
In de zomer van 1954 zat ik op de HBS en ging naar de vijfde klas. Samen met mijn jongere broer Piet wilde ik wel eens naar Oostenrijk fietsen. Tijd hadden we genoeg (acht weken schoolvakantie), maar geld niet. Dus moesten we eerst vier weken werken om wat geld te vergaren. Ik vond werk bij een groothandel in kruidenierswaren, later als bijrijder op een vrachtwagen. Piet nam een krantenwijk en werkte op een glasfabriek, ook al moest hij hier wel voor zeggen dat hij zestien jaar was terwijl hij nog maar vijftien was. Gelukkig zou onze vader het geldbedrag voor deze reis aanvullen. Vooraf hadden we de reis al nauwkeurig uitgestippeld: Van Rotterdam via Keulen en Frankfurt naar Augsburg. Dan via Garmisch, Innsbruck, ZeIl am See naar Radstadt en Schladming. Dan de Tauern over naar Spittal en terug via Heiligenblut en de Grossglockner naar Zell am See. Via Lichtenstein naar Zurich en via het Zwarte Woud, Karlsruhe, Koblenz en de Eiffel weer naar huis. Zo’n 3000 km binnen 24 dagen, waarvan 21 dagen gefietst moest worden. Ik schreef al eerder dat onze ‘gewone’ fietsen
Op onze eerste dag fietsten we direct naar Duitsland. We wilden namelijk per se niet in een Nederlandse jeugdherberg slapen. Jeugdherbergvaders waren in die dagen behoorlijk streng, ze namen bij aankomst je jeugdherbergkaart in en die kon je dan de volgende dag pas tegen de middag terugkrijgen. Beweerd werd dat de opzet daarvan was dat men dan te weinig tijd had om lange afstanden af te leggen en zo de eerst-
volgende jeugdherberg op Nederlandse grond zou moeten nemen. Zo zou men elkaar klanten toeschuiven. Duitse jeugdherbergvaders waren veel schappelijker, daar begreep men tenminste dat de jeugd vaak grotere afstanden wilde afleggen. Wat ons wel opviel was dat die Duitsers erg kritisch waren over het opmaken van de bedden. De dekens moesten de volgende morgen weer strak en mooi worden opgevouwen zodat de naam van de jeugdherberg keurig in het midden lag. Onze fietsreis door Duitsland verliep voorspoedig, op één logeerpartij in Augsburg na. We probeerden namelijk waar mogelijk jeugdherbergovernachtingen te vermijden door bij kennissen thuis te slapen en/of te eten. Dat spaarde weer wat geld. Zuinigheid was in die dagen een kenmerk bij al onze fietstochten! Over Augsburg meer in de volgende aflevering.
Voeksnieuws nr 3-2012
In Oostenrijk namen we de weg van Innsbruck via Wörgl naar Zell am See. Onderweg, in Hopfgarten , namen we nog een foto mee van één van de eerste stoeltjesliften, toen nog met ‘echte’ stoeltjes, niet met die brede canapés zoals nu. Aangekomen in Schladming bezochten we een oom en tante die daar op vakantie waren (zie foto). Die waren natuurlijk zeer verbaasd, maar ook dat bezoek spaarde weer een overnachting en een maaltijd! We bekeken er de imposante Dachsteinbergrug en aan de overkant doemden de Tauern op, onze eerste serieuze beproeving! Die Tauernpas met af en toe een stijgingsper-
centage van 14%, kostte ons veel moeite. Een brandend hete zon, twee bergpassen (tot 1740 m) en een zeer slechte weg, terwijl ik me niet erg goed voelde, omdat ik maagpijn had. Maar ja, we waren de centrale Alpenrug nu overgestoken dus we moesten toch weer terug… Ries Teekens ries.teekens@xs4all.nl
7
Fietsend door Europa (2) In de vorige aflevering vertelde Ries Teekens ons van z’n eerste grote fietsreis in 1954 met zijn jongere broer Piet naar de Alpen en maakte hij ons deelgenoot van de beklimming van hun eerste Alpenpassen, de Tauernpas en de Katschberg. Hier volgt het tweede deel van de beschrijving van die reis. Ik ben u nog die anecdote in Augsburg schuldig. Tijdens een in 1953 ondernomen fietstocht met m’n oudere broer Mich had ik een Duits meisje ontmoet, Inge. Zij woonde in Augsburg en ik wilde haar op onze tocht gaan bezoeken o.a. in de stille hoop dat we daar konden overnachten en wellicht een gratis maaltje konden krijgen. Zoals ik in de vorige aflevering al zei, zuinigheid was in die dagen een kenmerk bij al onze fietstochten!
Toen we in Augsburg aankwamen was lnge hoogst verbaasd, maar we werden toch allerhartelijkst ontvangen. Helaas was het verdere verloop van het bezoek minder ontspannen. Een oom van Inge begon over de oorlog en vertelde dat Duitsland die wel had móeten beginnen en haar moeder sloot zich daarbij aan. ‘Hitler had toch ook veel goede dingen gedaan’. De volgende dag wisten we niet hoe snel we weer op weg moesten gaan. Piet maakte nog wel een foto van mij op de markt in Augsburg. Inge heb ik nooit meer geschreven of gezien. Dat was maar beter ook want toen m’n ouders er een keer achterkwamen dat Mich intensief met een Duits meisje correspondeerde was Leiden in grote last!
Goed, we waren na de Tauern-oversteek heelhuids in Spittal aangekomen. De volgende dag zetten we de tocht voort in stromende regen richting het Westen, naar Heiligenblut. Onze route liep door het Mölldal, ook nu nog een betrekkelijk onontwikkeld gebied. Op het stuk ObervellachWinklern hadden we een vreselijk slechte weg met onafzienbare reeksen modderpoelen. In Heiligenblut wilden we (het was zondag) naar de kerk, maar er bleek geen evangelische kerk te zijn.
De volgende dag kwam de Grossglockner (2600 m) en daar bleek onze onervarenheid. Op de top van die pas sneeuwde het (in augustus!) en de enige bescherming tegen de kou waren onze poncho’s! Maar de erop volgende euforische afdaling van zo’n 1,5 uur maakte weer veel goed. Een probleem waren wel de auto’s, ook al waren er daarvan toen nog niet veel. We moesten inhouden als er een voor ons reed, maar veel remmen betekende dat onze remblokjes sneller sleten en minder betrouwbaar werden. Achteraf bezien namen we veel te veel risico door op de smalle vaak niet of slecht geplaveide bergwegen met veel haarspeldbochten die auto’s te passeren. Kortom, een monsterrit. Toen wij beneden in Zell am See aankwamen waren wij nog vele uren lang bevangen door de kou. Maar de volgende dag voelden we ons weer kiplekker en vertrokken westwaarts richting de Gerlospas (ook nog zo’n 1600 m), Landeck, Sankt Anton met de Arlbergpas (1800 m) en verder naar Zürich in Zwitserland. Alles bij elkaar niet meer dan zo’n 450 km, maar wel met behoorlijk wat klimwerk.
dan postzegels en chocolade mee. Zijn kinderen spraken keurig Algemeen Beschaafd Nederlands, maar hadden geen weet meer van het dagelijks Nederlandse taalgebruik. Dus leerden we hen uit dankbaarheid wat straattaal…. Eenmaal thuisgekomen kwam toch de kater. Weg was onze vrijheid, we moesten weer naar school en kerk. We waren echter wel zo slim om dit niet aan onze ouders te laten merken, we wilden immers volgend jaar weer op fietstocht. De leraar Duits glom toen ik vertelde dat ik veel complimentjes kreeg over het Hoogduits dat ik sprak. De gymnastiekleraar was minder lovend, hij vond dat we ons te eenzijdig hadden bewogen. Die man had er geen flauw benul van wat het betekende om zonder bergversnelling, staande op de trappers en rukkend aan het stuur, steil bergop te gaan. Een schok voor Piet was dat kort na onze thuiskomst het frame van zijn BSA fiets spontaan doormidden brak... Ries Teekens ries.teekens@xs4all.nl
In Zürich woonden een oom en tante die daar een reisbureau hadden. Oom Jan kwam regelmatig bij ons thuis op bezoek en bracht
Voeksnieuws nr 4-2012
7
Fietsend door Europa (3) In de vorige nummers beschreef Ries Teekens de eerste fietstocht die hij in de zomer van 1954 maakte met zijn broer Piet naar Schladming, Spittal en de Grossglockner in Oostenrijk. In augustus van het daarop volgende jaar maakten zij wederom een lange fietsreis over de Alpen, met deze keer Florence als verste bestemming. Hieronder geeft Ries zijn relaas van het eerste deel van die reis. In 1955 mochten Piet en ik, na de enthousiaste verhalen van de familieleden die we in 1954 bezocht hadden, van onze ouders weer met de fiets op reis. Deze keer mochten we zelfs een tent meenemen. Dat gaf ons wat meer flexibiliteit bij het plannen van onze route en het was beter (en goedkoper!) dan die jeugdherbergen met hun verplichtingen. In die tijd waren er nog weinig regels wat kamperen betreft. We konden gewoon onze tent neerzetten wanneer en waar dat zo uitkwam. Het nadeel was natuurlijk wel dat de sanitaire verzorging nogal primitief kon zijn. Niks campings met grote toiletblokken, alles ging in de open lucht. Als we geluk hadden konden we bij een boerderij overnachten. Alleen die regen… Die tent was enkellaags en van geïmpregneerd katoen. Dat hield de regen redelijk tegen maar je moest dat doek niet aanraken, want dan begon het te lekken… De route die we in gedachten hadden was Rotterdam – Zurich – Davos – Bolzano – Bologna – Florence – Pisa – Monaco – Lyon – Reims – Brussel – Rotterdam. Zo’n 3500 km in vier weken: 2 t/m 30 augustus. De belangrijkste Alpenpassen zouden zijn: de Fluela (2388 m), de Ofen (2155 m), de Umbrail (2505 m), de Stelvio (2757 m!), de Costalunga (1752 m) en de Pordoi (2250 m). Allemaal genomen met brute kracht: 12 kilo bagage en zonder bergversnelling! Het geld voor onderweg hadden we weer bij elkaar gespaard met werken in de voorafgaande weken van de zomervakantie, ik bij Pakhuismeesteren en Piet bij de boer en een krantenwijk. Die vier weken waren ‘krap an’.
14
Piet moest erna weer terug naar de HBS en ikzelf had eigenlijk de voorlichtingsdag van de TH zullen bijwonen. Dat laatste ging dus niet door. Als ik die dag wel had bijgewoond had ik wellicht nog een andere studie kunnen kiezen: voor vliegtuigbouwers, merkte ik later, was er niet zo veel emplooi in Nederland. Mijn fiets was weer de oude Gazelle van m’n vader, vrijwel onverwoestbaar, maar ik zette er wel een racestuur en een racezadel op (een versnelling had ik er het voorgaande jaar al op laten zetten). Piet, van wie het BSA fietsframe kort na onze vorige vakantie was gebroken, kreeg van onze vader geld om een nieuwe fiets te kopen. Die kocht hij bij Leo Louer, in Rotterdam-Zuid, in die tijd een bekend ‘soigneur’. Piet nam een z.g. ‘lugloos’ frame, d.w.z. met aan elkaar gelaste buizen, zonder verbindingselementen, wat een lichtere en stijvere constructie geeft. Zürich was dus onze eerste bestemming. De rit ernaartoe nam zes dagen, waarvan sommige zo’n 170 km per dag. Onderweg waren we een keer vergeten voldoende proviand voor de volgende dag in te slaan, terwijl onderweg geen winkel open was. Uitgehongerd belandden we bij een boer die ons gelukkig nog wat tomaten en komkommers toeschoof. In Zürich overnachtten we weer bij onze oom en tante, die van dat reisbureau, de postzegels en de chocolade. Na Zürich gingen we verder langs de imposante Walensee en verder langs Sargans en Klosters naar Davos. Op dat traject kampeerden we op alpenweiden. Op een morgen
Voeksnieuws nr 5-2012
werden we wakker door een schurend geluid tegen onze tent. Dat bleek een koe te zijn die de dauw van onze tent aan het likken was. Leek ons toch niet zo’n goed idee, gezien de problematische waterdichtheid van dat doek. Voorbij Davos kwam de eerste serieuze pas, de Fluela, naar het Engadin, de wat achtergebleven zuidoosthoek van Zwitserland. Vandaar over de Ofenpas en de Umbrailpas naar het bergdorpje Santa Maria, op de grens met Italië en door over de Stelviopas. Die laatste twee waren zeker toen (maar ook nu nog) geen sinecure: smalle, ongeplaveide weggetjes, met veel bochten en steile hellingen tot 12%. De Umbrailpas vonden we de mooiste. De Stelviopas zou de hoogste pas van onze route worden. Op de foto ziet u hoe zo’n pas er uitziet. Alleen in de bochten lag er beton, de rest van de weg was onverhard. Dat betekende dus voorzichtig afdalen en niet te bruusk remmen… We waren blij toen we via Trafoi en Prato allo Stelvio in het dal van de Adige aankwamen. Op naar Merano en Bolzano, of Bozen, zoals sommige Zuid-Tirolers nog zeggen… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
Fietsend door Europa (4) In deze aflevering beschrijft Ries Teekens het tweede deel van zijn fietsreis naar Italië in 1955, een reis die hij ondernam samen met zijn broer Piet. In het eerste deel beschreef hij hun oversteek van het hoogste deel van de Alpen. De tocht gaat verder door de Dolomieten, in wat vroeger Zuid-Tirol heette, nu Alto Adige… oorlog behoorde dit gebied tot OostenrijkHongarije en veel plaatsen hadden dan ook nog dubbele, tweetalige namen. Veel van die Italiaanse namen zijn sindsdien nog verder ‘veritaliaanst’.
Eenmaal in Merano aangekomen maakten we kennis met de Italiaanse gewoonte om makkelijk met de verkeersregels om te gaan. Bij een gesloten spoorwegovergang bleven we keurig wachten. Totdat een paar Italiaanse dames de slagbomen optilden en nauwelijks naar links of rechts kijkend die rails overstaken. Aarzelend volgden we hun voorbeeld, maar juist op dat moment kwam de Italiaanse politie aanlopen. De schrik sloeg ons om het hart, we zagen al een behoorlijke deuk in ons vakantiebudget opdoemen. Maar tot onze grote verbazing tilden ook deze dienders simpelweg de spoorbomen op om doodgemoedereerd hun weg te vervolgen….
We volgden dus een gedeelte van de ‘Dolomitenstrasse’, van Bolzano naar Cortina d’Ampezzo, langs de Karer pas (toen Carezza, nu Costalunga), en even verder de Pordoi pas, de hoogste pas van de Dolomieten. Ergens in de Dolomieten, vroeg in de ochtend, was er nauwelijks autoverkeer en ’t weer was
optimaal, dus niets belette ons om die dag een mooie afstand af te leggen. Maar op een houten bruggetje, glad geworden door de dauw, maakte ik een lelijke val. Mijn eerste gedachte was: ‘Mijn fiets!’, maar die bleek gelukkig onbeschadigd. M’n been was echter wel helemaal open door ’t schuiven over ’t hout en het grind en het bloedde behoorlijk. Bij een boerderij in de buurt zochten we hulp, maar de boerinnen deden aanvankelijk erg afstandelijk en we vingen de woorden ‘tedesco’ en ‘Germania’ op. ‘Ze denken dat we Duitsers zijn en willen ons daarom niet helpen’, zei ik tegen Piet. ‘No, no! Olanda, Olanda’, riepen we meteen in koor. Dat hielp,
gelukkig. Na enige uitleg met handen en voeten, brak ’n lach door op hun gezichten en ontvingen we verzorging en een hapje eten. Na Arabba draaiden we het stuur naar het Zuiden, want we waren nu twaalf dagen onderweg en we wilden toch Florence bereiken. We namen dus de weg door de Agordokloof, met aan weerszijden vrijwel loodrechte rotswanden. Die weg eindigde in een bijzondere bergpas, de Passo San Ubaldo (nu San Boldopas) met een weg die steil zigzaggend langs een steile rotswand naar beneden ging. Ruimte voor haarspeldbochten was er niet: dat werd dus een serie donkere keertunnels in de bergwand, zie foto’s (waarvan één van recentere datum, dankzij het internet). Naderhand hoorden we dat die pas in de eerste wereldoorlog door de Oostenrijkers in allerijl was aangelegd om een dreigende nederlaag op het strijdtoneel af te wenden. Na het klaren van dit huzarenstukje lag de weg via Mestre, Ferrara en Bologna naar Florence voor ons open. Vóór Florence moesten we nog wel de Apennijnen door, maar na de Alpen en de Dolomieten waren dat slechts peuleschilletjes… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
Vanaf Merano en Bolzano hadden we natuurlijk in een min of meer rechte lijn naar Florence kunnen fietsen. Maar dat vonden we toch wat te saai. Dus maakten we een uitstapje naar de Dolomieten, het kalksteengebergte aan de zuidkant van de Alpen. Tot het einde van de eerste wereld-
Voeksnieuws nr 6-2012
11
Fietsend door Europa (5) Na zijn fietstocht met zijn broer Piet over de Alpen en door de Dolomieten in 1955 vertelt Ries Teekens ons in de laatste aflevering van deze reis over z’n ervaringen in Florence en de terugweg via Zuid-Frankrijk naar huis.
Florence, een der belangrijkste kunstcentra van Europa, moet je natuurlijk gezien hebben! De meeste musea waren door ons krappe budget onbetaalbaar, maar de buitenkant van de gebouwen was zo indrukwekkend dat die veel vergoedde. De Ponte Vecchio, die je met de fiets gewoon kunt oversteken, is net een straatje uit het Nabije Oosten. We bezochten het Uffizi, de dom, Palazzo Piti met de tuinen van Boboli. Dat Piti-paleis bezit een prachtige verzameling schilderijen. Helaas stond ons strakke tijdsschema maar één dag in Florence toe. Door naar Pisa, ook zo’n stad die rijk is aan kunstschatten. De scheve toren, de dom met zijn imposante koepels, het Baptisterium en het vermaarde Campo Santo met prachtige muurschilderingen, graftomben en beeldhouwwerken. Ook hier helaas te weinig tijd …
onze fiets en de reparaties kostten nogal wat tijd. Het gevolg was dan ook dat het gemiddelde van het aantal nog af te leggen kilometers per dag steeds hoger werd. Bij Macon (dik 700 km van Rotterdam) was het opgelopen tot 240. Grote paniek! Het betekende dagelijks extreem vroeg op, geen reguliere maaltijden, verstand op nul, blik op oneindig en fietsen, fietsen en nog eens fietsen. Met een zeer beperkt aantal stops, benut voor voedselinname (vooral bananen en kaas of hartige worst voor het op peil houden van ons zoutgehalte). Verder dronken we, melk en natuurlijk onze doping, vele flesjes cola. En route dronken wij water uit de bidons, soms
besloten we om in ’t park te gaan slapen, tenslotte was het augustus, dus warm genoeg. De verdere route liep langs de kust (de golf van Genua), met o.a. Sestri Levante en Boccadasse (bij Genua). Bij Menton gingen we de grens over en bereikten de Franse Rivièra. Voor ons een hoogtepunt, voor het eerst van ons leven zwommen we in de Middellandse Zee!
met een schep suiker of ovomaltine erin. En doorfietsen, tot ver in de avond. Op de laatste dag, 30 augustus, kwamen we na een rit van 250 km uitgeput en pas laat in de avond in Rotterdam aan.
De volgende dag kwamen we aan in de oorlogshaven La Spezia. La Spezia was in die jaren een ‘wufte’ plaats en het was moeilijk om goedkoop onderdak te vinden. Daarom
14
In de buurt van St. Raphaël, na een blik op de kaart en de kalender, begonnen we een onrustig gevoel te krijgen: het was 21 augustus en op 30 augustus moest Piet terug zijn op zijn school in Rotterdam. Dat betekende, met een afstand van 1300 km voor de boeg, 144 km fietsen per dag. En dan mocht er niets fout gaan. Je zult altijd zien dat er juist dan dingen misgaan. We kregen pech met
Voeksnieuws nr 7/8-2012
Het laatste deel van de tocht leerde ons dat we in een reisplanning tegenvallers moesten incalculeren. Althans tijd daarvoor. Een les die ons op komende fietstochten goed van pas zou komen. Ook bleek dat we ieder vijf kilo lichter waren geworden. Maar … wát een reis … Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
Fietsend door Europa (6) Het is zomer 1956. Piet en Ries Teekens voelen weer de kriebels in de benen om een lange fietstocht richting het Zuiden te maken. Door vakantiewerk en met wat financiële steun van hun vader hebben zij hun vakantiefonds weer op sterkte kunnen brengen. Maar Ries heeft een probleem. Hij heeft niet alle tentamens van z’n eerste jaar Vliegtuigbouwkunde in Delft gehaald. En hij wil toch zo snel mogelijk dat papiertje op zak hebben want dan kan hij zich aanmelden als bijlesleraar voor middelbare scholieren, om geld te sparen voor de volgende fietsvakantie. De herexamens vinden plaats in september, maar het is nog niet bekend wanneer dat precies zal zijn. Heeft Ries nog wel genoeg tijd voor de voorbereiding als hij eind augustus terugkomt? Hier volgt z’n relaas. kunnen gaan of anders nog een extra lus door de Franse Alpen kunnen maken. Dat Poste Restante was heel gewoon in die dagen. Opbellen was te duur en te moeilijk. De eerste gang was natuurlijk weer naar ‘soigneur’ Leo Louer in Rotterdam-Zuid. Piet had vorig jaar een mooie nieuwe fiets gekregen, dit jaar was het mijn beurt, mede dankzij het vakantiewerk. Een mooi semi-racekarretje werd het, zo’n 6 kg lichter dan die zware Gazelle van m’n vader. Laat de Alpen nu maar komen!
Toen Piet en ik overlegden waar we die zomer naar toe zouden fietsen viel onze keuze natuurlijk weer op de Alpen. Dat klimmen en dat bochtenwerk bleven trekken. Maar natuurlijk zoveel mogelijk langs plekken waar we nog niet geweest waren. De keus viel op de noordelijke Alpenrand, dan via Salzburg naar Venetië en terug via de Povlakte. En natuurlijk ook nog even de Middellandse Zee in. Die was ons vorig jaar goed bevallen. Bovendien had ik met m’n vader afgesproken dat hij, als hij bericht van m’n examendata had ontvangen mij per brief Poste Restante in Nice zou schrijven. Dan zouden we zo snel mogelijk via de Rhônevallei terug naar huis
We kregen nog een ‘vliegende’ start, toen we op 25 juli uit Rotterdam vertrokken. We konden een lift in een vrachtwagen krijgen, tot Basel! Prima geregeld, dachten wij, maar dat viel toch nog niet mee. Onderweg had die wagen veel vertraging (snelwegen waren er toen nog nauwelijks), slapen was nauwelijks
mogelijk en op 27 juli kwamen we geradbraakt in Zwitserland aan. Gelukkig konden we in Zürich bij Oom Jan en Tante Em (die van het reisbureau) op verhaal komen. Op 30 juli vertrokken we weer, richting Salzburg. Langs het Bodenmeer, heen en weer wevend over de grens tussen Duitsland en Oostenrijk, langs plaatsen als Sonthofen, de Oberjochpas (een kleintje, 1150 m), Garmisch, en de Walchensee. Op 2 augustus kwamen we in Salzburg aan. Die ansicht laat de stad nog in feesttooi zien. Het land was immers in oktober 1955 weer onafhankelijk geworden…
Na nog een klein zijtripje naar familie op vakantie en een boottochtje op de Wolfgangsee (zie foto) verliep de verdere reis zonder noemenswaardige incidenten. Via de spoortunnel naar een verregend Mallnitz (overnachten in de jeugdherberg) en over de Plöckenpas Italië in. Dan door langs de uitlopers van de Dolomieten naar Venetië. Op 6 augustus kwamen we daar aan. Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
12
Voeksnieuws nr 9-2012
Fietsend door Europa (7) Ons medelid Ries Teekens beschrijft in deze aflevering zijn fietstocht uit 1956, toen hij samen met zijn broer Piet een tocht maakte naar Venetië en de Franse Alpen. In deze aflevering rijden ze van Venetië door de Povlakte naar Nice. Vóór ons vertrek hadden diverse familieleden en kennissen er op aangedrongen dat we, net als vorig jaar in Italie, weer wat cultuur zouden opsnuiven. Dat deden we dus. Er was in Venetië natuurlijk genoeg te zien, het Canal Grande, de Rialtobrug, het
warm! Grote ogen bij de poortwachters als ze ons met die blote knieën weer naar buiten zagen komen! Een van die arme drommels kreeg zelfs een uitbrander van z’n commandant, die klaarblijkelijk veronderstelde dat hij ons ook zo naar binnen had gelaten! broek al gauw als lastig. Daar stonden we dus bij de kerkdeuren, tegengehouden door poortwachters die er op moesten toezien
Na Verona kwamen Milaan en Turijn. Ook bij de grote dom in Milaan weer hetzelfde verhaal. Gelukkig mochten we de ernaast gelegen grote winkelgalerij wel zonder problemen in… Ik heb tot nu toe weinig gezegd over onze overnachtingen. Dat deden we nog steeds met de tent, goedkoop en makkelijk. Vaak kampeerden we ‘wild’, dus niet bij een boerderij of zo. Campings waren toen nog dun gezaaid, Als we onze tent dan op niet geëgaliseerd terrein moesten opzetten was het altijd een hele toer om die grond (uitgedroogd in de zomer) enigszins vlak te krijgen. Luchtbedden bestonden toen nog nauwelijks en die er waren waren zwaar, té zwaar om mee te nemen op de fiets.
Dogenpaleis. De nauwe ‘steegjes’ met de gondels. Maar ook kerken en musea bezochten we. Met name in Verona, waar we de dom bezochten. Zo’n kerkbezoek was nog niet eenvoudig. Wij waren gewend in korte broek op de fiets te zitten en dan ervaar je een lange
dat iedereen decent gekleed was. Voor de dames betekende dat rok en lange mouwen en voor ons was een lange broek noodzakelijk! Geen nood, gauw een spijkerbroek over die short aangedaan en glimlachend gingen we naar binnen. Eenmaal in de kerk ging die lange broek weer gauw uit, het was zomer en
Na Turijn gingen we via de Tendepas en Ventimiglia naar de kust en door naar ons voorlopige einddoel: Nice. We waren benieuwd of we daar inderdaad een brief van onze vader zouden vinden. Dan zouden we meer weten over m’n examendata en of we genoeg tijd over hadden voor ons volgende reisdoel: de Franse Alpen. Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
8
Voeksnieuws nr 10-2012
Herinneringen
Fietsend door Europa
8
In deze derde en laatste aflevering van zijn verslag van een fietstocht in 1956, samen met zijn broer Piet naar Venetië en via de Povlakte naar Nice in Frankrijk vertelt Ries Teekens ons over zijn fietsbelevenissen in de Franse Alpen… In Nice lag inderdaad de beloofde brief van onze vader. Mijn examens zouden pas later in september plaastvinden, dus er was genoeg tijd om nog een dag of wat van de Middellandse Zee te genieten, en daarna de ‘toeristische’ route via de Franse Alpen terug te nemen. Het eerste gedeelte van die tocht bestond uit de ‘Route Napoléon’, de bekende weg waarlangs de keizer, na z’n ontsnapping uit Elba, z’n triomftocht en rentrée in Parijs maakte. Die route, gereconstrueerd in 1932, werd gemarkeerd door paaltjes met de keizerlijke adelaar. Die tocht wordt gemarkeerd door een paar van de hoogste passen in de Franse Alpen, met namen bekend van de Tour de France en, in de laatste decennia, ook van de wintersport. De eerste pas boven de 2000 m was de Col d’Allos, met 2250 m een opwarmer voor wat komen zou. Daarna kwam de Col de Vars, de grens tussen de ‘Basses Alpes’ en de ‘Hautes Alpes’, gevolgd door de Lautaret (2050 m) en de Galibier (2556 m). Bovenop de Galibier stond ik met m’n fiets wat uit te rusten toen een Franse automobilist me vroeg of ik m’n fiets even weg wilde zetten. Hij wilde een foto maken van z’n auto vóór het bord waar ik net tegenaan leunde. Hij vond zeker dat die fiets afbreuk zou doen aan de klimprestatie van z’n autootje… Na de top van de Galibier ging het bijna mis. Bij zo’n afdaling moeten de remmen en de velgen het werk doen en die worden dan ook gloeiend heet. Afkoelen met beekwater en sneeuw was de beste optie, maar we spoten tijdens het rijden uit onze bidons water op onze velgen. Een nogal roekeloze onderneming, want we moesten op het overige wegverkeer in de gaten blijven
10
VoeksNieuws | nr. 11 - 12 november - december
houden en opletten om oneffenheden in het wegdek te vermijden. Bij de afdaling van de Galibier hadden we een aardig gangetje. Piet reed op enige afstand voorop en ik probeerde op hem in te lopen. Bij een bocht naar rechts stak hij voordat hij om de bocht verdween, zijn hand op. Voorbij de bocht zag ik, te laat, wat hij bedoelde. De onmiddellijk erop volgende haarspeldbocht naar links was te scherp en ik ging dat niet halen. Op het laatste moment, vlak voor die bocht, zag ik een smal, rechtdoorlopend, bergpad, bezaaid met stenen. Ik stuurde mijn fiets in volle vaart
Herinneringen
het pad op. Laverend tussen grote stenen, voorzichtig afremmend, kwam ik tot stilstand, het hart in de keel, vlak bij een jong stel dat rustig van het uitzicht stond te genieten. Links van me gaapte een peilloze diepte… Lijkbleek en trillend was ik gedurende geruime tijd niet in staat meteen weer op m’n fiets te stappen. Zo nu en dan droom ik nog wel eens van dat gevaarlijke moment. Sindsdien heb ik meer moeite met steile afdalingen en scherpe bochten. Na die Galibier hadden we linksaf richting Chambéry kunnen gaan, maar we vonden, ondanks mijn recente ervaring, dat we toch ook de hoogste Alpenpas moesten beklimmen… nu we eenmaal toch hier waren… de Col de l’Iséran, op 2770 m kon er nog wel bij. Indertijd, meer dan nu, was de top een maan-
landschap waar niets groeide. Voorzichtig daalden we af naar beneden. Enige uren later stonden we aan het meer van Genève, terugblikkend op die lang niet ongevaarlijke Alpen. Later bleek dat we ergens ons fototoestel hadden verloren. Gelukkig hadden we vlak daarvoor nog fotorolletjes gewisseld, zodat de fotoreportage van onze Alpentocht in ieder geval voor het plakboek behouden bleef. Uiteindelijk, na een aantal betrekkelijk rustige etappes kwamen we op 27 augustus aan het einde van een reis van 33 dagen en 3200 km aan in Rotterdam-Schiebroek. Nou dat examen nog… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
reünie
Na 50 jaar nog steeds contact!
In september 1962 begonnen veertien kersverse MULO-afzwaaiers aan de opleiding tot laboratoriumassistent op de toenmalige trainingsafdeling PN/TR van KSLA in het Klein Laboratorium. Op de oude foto van de MULO-cursus ‘62-’64 ziet u die veertien cursisten, in de leeftijd van 15 tot 18 jaar. Eén ervan (tweede van rechts) verliet wegens heimwee al spoedig de opleiding. De overige dertien konden het prima met elkaar vinden en vierden buiten werktijd regelmatig een feestje. Door studie en huwelijk dunde de groep geleidelijk uit. In 1987, toen de resterende zes hun 25-jarig jubileum bij Shell vierden, werd een reünie georganiseerd waarvoor de andere zeven werden opgespoord. Het klikte weer als vanouds, ook met de aanhang. Sindsdien komen wij om de paar jaar bij elkaar. Dit jaar, 50 jaar na de eerste ontmoeting, vonden we het logisch om een reünie te houden in Het Tolhuis in Amsterdam-Noord, vlakbij het vroegere lab. De bijeenkomst begon met een wandeling rond het grotendeels kale voormalige laboratoriumterrein en een blik op het nieuwe laboratoriumgebouw. Een rondleiding in het nieuwe laboratorium zat er helaas niet in, het zou volgens de afdeling Communicatie een ‘te grote druk op de organisatie leggen’. Die communicatietegenvaller had gelukkig geen gevolgen voor de reünie. Er was veel te bepraten
en niet alleen oude herinneringen. Deze bijzondere reünie was weer geslaagd en voor herhaling vatbaar. Op bijgaande foto’s ziet u het gezelschap, zoveel mogelijk in dezelfde volgorde als 50 jaar geleden. Van links naar rechts: Niske van VeldhovenBol en Winnie van der Linden-Lemmers, Vanti ten Brink, Leo van Raam, Ina Winter-Vuyst, Leo van der Zwaard, Greetje RegtienVeltman, Eef de Hilster, Geesje van der Korf, Piet Geukes, Auke de Vries, Paul Sommer en Hans Steinmetz. Eef de Hilster e.de.hilster@hccnet.nl
VoeksNieuws | nr. 11 - 12 november - december
11
fietsend door europa
Naar Spanje en Portugal Het is zomer 1957. Ries Teekens heeft z’n propaedeuse 1 Vliegtuigbouwkunde in Delft gehaald en z’n broer Piet eindexamen HBS. Piet gaat na de zomer economie studeren in Rotterdam. Dit betekent dat er ruimschoots tijd is voor een lange fietstocht door Europa, van juli tot eind augustus. De gedachten van de broers gaan eerst uit naar OostEuropa, achter het IJzeren Gordijn, maar verkennende gesprekken met diverse consuls doen hun enthousiasme danig bekoelen. Ze mogen alleen in die landen fietsen als er een gids meegaat. Uitzonderingen worden niet gemaakt. Dus dan maar niet. Hieronder vertelt Ries hoe het verder ging… Toen ontstond bij ons het plan om dan maar een tocht naar Spanje, Gibraltar en Portugal te maken. Ook totalitaire regimes, maar hopelijk wat minder bureaucratisch. Hoewel, ook voor deze landen was het niet eenvoudig om een visum te krijgen. In eerste instantie vertelde de consul van Spanje ons dat in Spanje geen fietsers toegelaten werden en als we wel toegelaten zouden worden dan hadden we ook hier een gids nodig. Op fietstoeristen zat men toen nog niet te wachten. Maar na veel soebatten en argumenteren kregen we toch een visum met als belangrijkste voorwaarde dat we maar een beperkt aantal peseta’s mochten invoeren. Guldens
12
VoeksNieuws | nr. 1 januari 2013
kaartjes, wegbeschrijvingen en toeristische informatie. Gewapend met een dik boek, samengesteld uit die losse deelroutekaartjes, kon ons niets gebeuren.
wel, graag zelfs, maar dan wél wisselen in Spanje, tegen de officiële koers. Terwijl de onofficiële koers in Nederland veel gunstiger was. Toen we vol goede moed vertrokken, zaten onze sokken gevuld met ‘onofficiële’ peseta’s… Onze vaste ‘soigneur’ Leo Louer had onze fietsen een uiterst belangrijke ‘upgrade’ gegeven. Op de drieversnellingsnaaf hadden we nu twee tandwielen (17 en 21 tanden), plus derailleur, waardoor het klimmen in de bergen aanzienlijk gemakkelijker zou worden. Tijdens onze eerdere fietstochten hadden we al ontdekt dat fietsen door Europa in die dagen nog niet zo eenvoudig was. Wegenkaarten bestonden in de naoorlogse jaren wel, maar niet altijd was af te lezen hoe de conditie van de wegen was. Omdat de bewegwijzering vaak te wensen overliet was het vinden van de routes van en naar de stadscentra niet altijd eenvoudig. Dit gold eens te meer voor de Zuid-Europese landen. We waren daarom blij dat we gebruik konden maken van de routebeschrijvingen van de ANWB, u kent ze nog wel, die losse blaadjes met route-
Bij het plannen van de route kwamen we al snel tot de conclusie dat we, ondanks de ca. zeven weken die we beschikbaar hadden, economisch met onze tijd moesten omspringen. De gedeelten in België en Frankrijk moesten we zo snel mogelijk door zien te komen. Dat deden we: met dagetappes van zo’n 200 km doorkruisten we die ‘doorfietsgebieden’ met vliegende vaart. Maar zo’n tocht vreet energie. Onze ervaring was dat je met dat soort etappes snel afvalt en die verloren kilo’s krijg je er tijdens de verdere tocht niet snel meer bij, want dan moet er toch ook gefietst worden. Gespecialiseerd krachtvoer bestond nog niet, Ovomaltine was het enige dat erop leek. Reeds maanden voor het vertrek overaten we ons regelmatig, om maar de nodige kilo’s aan te komen. Desondanks bleken we na afloop van de vakantie ieder zo’n 20 kg afgevallen te zijn. Dus na ruim zes dagen vroeg opstaan en een dieet van melk, bananen, rauwkost en, niet te vergeten, gesuikerde Friesche Vlag gecondenseerde melk als stroperig broodbeleg, kwamen we in Perpignan aan, een afstand van zo’n 1300 km. Bij het naderen van de grens werd het een beetje spannend want de Spaanse consul had ons verteld dat bij de Spaanse douane mogelijk een borgsom voor onze fiets betaald zou moeten worden. Als die hoog zou uitvallen zou ons vakantiebudget een flinke knauw krijgen. Maar het viel mee. Geen douanier die zich aan onze fietsen stoorde. Tot we even verderop een tweede douanepost tegenkwamen. Hier wilde men wél een borgsom hebben. Na een uitgebreide discussie, met handen en voeten, gingen de douaniers overstag, Misschien hielp het argument dat we twee arme studenten waren die wat van het prachtige Spaanse landschap wilden zien. Het invullen van een plechtige verklaring waarin we beloofden dat we weer met onze fietsen het land zouden verlaten bleek uiteindelijk de oplossing.
fietsend door europa
Onze eerste grote halteplaats werd Barcelona. Zelfs voor ons, Rotterdammers, een opvallend armoedige en smerige stad met weinig asfalt en veel kinderkopjes. In Barcelona zagen we ons eerste stierengevecht, een weinig opwekkende vertoning. Onderweg naar Valencia, onze volgende grote stad, hadden we in het dorpje Perello moeite om een geschikte kampeerplaats te vinden. Nadat we een veldje hadden gevonden, bleek de aarde door de droge
zomer keihard geworden te zijn, zodat we de tentharingen met geen mogelijkheid de grond in kregen. Uiteindelijk spraken we een groepje agenten aan en die lieten een paar jongetjes ons naar een voetbalveld brengen. In het portaal van de voetbalkeet mochten we overnachten (zie foto). Wat verder op de route, in Nules, vlak vóór Valencia, fietsten we door sinaasappelboomgaarden. Kinderen boden ons een paar vruchten aan, ze smaakten prima,
maar zodra de boer het zag werd hij boos. Niet op ons, op die kinderen. Sinaasappels plukken was kennelijk OK, maar dan wel voor eigen gebruik, niet om uit te delen. Van diezelfde boer kregen we later overigens wél een hele lading vruchten mee. ‘s Lands wijs, ’s lands eer… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
post
Nogmaals: penningen Shellpompen
Twee nummers geleden plaatsten we een oproep van David Rance om informatie betreffende een aantal Shell-munten met historische vliegtuigen die hij in zijn bezit had.
De informatie kwam er en wel uit onvermoede hoek: Rob Lawa, werkzaam als records administrator bij Shell International wees ons op een website: http://jeugdsentimenten.net/opgroeien/rages/ruimteavontuur/, waarop alles uit de doeken wordt gedaan. Het bleek te gaan om een actie aan de Nederlandse Shellpompen uit het begin van de jaren ’70. Inspelend op de eerste maanlanding in 1969 werd met deze munten de voortgang van de luchtvaart en de ruimtevaart herdacht.
Ze blijven binnendruppelen, die foto’s, genoeg voor minstens een hele jaargang. Deze is van K. Elshout en is genomen in Mdina, op Malta. Een mooi met de hand aangedreven modelletje. Uw redacteur heeft er in z’n jonge jaren ooit z’n brommertje met brandstof gevuld.
My Big Fat Greek Gas Station Wedding We weten allemaal dat de economie in Griekenland op dit moment niet zo geweldig draait. Dat de Grieken desondanks vindingrijk blijven blijkt uit een foto die ons onlangs werd toegezonden. Bij gebrek aan klanten en om kosten te sparen werd een bruiloft gehouden onder het ruime afdak van een Shell benzinestation…
VoeksNieuws | nr. 1 januari 2013
13
fietsend door europa
Naar Spanje en Portugal In deze aflevering beschrijft Ries Teekens het vervolg van de fietstocht met zijn broer Piet naar Spanje en Portugal, in 1957. Ze vertrekken uit Valencia, op weg naar Gibraltar en Lissabon.
Naarmate we zuidelijker kwamen werd het natuurlijk flink droger en warmer, het was tenslotte juli. Een van de problemen waarmee we te maken kregen was gebrek aan water, niet alleen voor ons zelf maar ook voor het plakken van banden: alle slootjes waren droog en leidingwater was schaars. We hingen de fietsen dus maar vol met bidons en vulden die bij zodra het kon. Voorbij Valencia kwamen we langs de costa’s die twintig jaar later vol met toeristen zouden stromen: Benidorm, Alicante, u kent dat wel. Mooie stranden die uitnodigden tot een frisse duik. Verkleden deden we op het strand, daarmee onbewust een fikse boete riskerend, want Spanje was in die tijd nog een zeer preuts land en voor het verkleden was het gebruik van een badhokje verplicht.
Bedelaars zagen we ook veel en die gaven we dan wat peseta’s. Tot we een moeder met kind op de arm een ijsje zagen eten van onze aalmoes... Zó erg was de honger dus ook niet… Een paar Spanjaarden in betere doen raadden ons na een kort gesprek aan om de kustwegen te blijven volgen... het bleek dat ze zich schaamden over de armoede die we in het binnenland zouden tegenkomen. Het klopte, op het traject van Puerto Lumbreras naar Granada zagen we nog holwoningen, ook al hadden sommige een soort uitbouw die ze nog enigszins op een huis deden lijken. Op een keer kwamen we met behulp van een Frans-Spaans woordenboek uit 1890 (dat hadden ze nog!) in contact met een bejaard echtpaar. Ze nodigden ons zelfs binnen. In hun woonkamer hing een heel aparte muurdecoratie: de verloren wieldop van een Volkswagen kever. Toch bleef men ons, ondanks de armoede gastvrij ontvangen, zelfs nu wij, na een aantal weken fietsen in de hitte, met plaatselijk versleten en ongewassen kleren en niet altijd een douche ’s morgens, waarschijnlijk zelf ook eruitzagen als arme sloebers. We kregen regelmatig voedsel en drinken aangeboden en één keer zelfs een bezoek aan de kapper!
Ik vertelde al eerder van ons haringprobleem: door de overal uitgedroogde grond kregen we onze tent vaak nauwelijks opgezet. Als we b.v. niet in een droge rivierbedding terecht konden losten we het op door brutaalweg bij mensen met mooie tuinen aan te bellen met de vraag of we een nacht in die tuin mochten staan. Met een beetje geluk kregen we nog gebruik van toilet en water ook, maar binnen werden we nooit gevraagd…
Granada was de eerste grote stad na Valencia. Natuurlijk bezichtigden we het Alhambra, met de leeuwenfontein, een restant van de Moorse tijd. Daarna ging het via Malaga naar Gibraltar. Toen een moeilijke grensovergang, nog steeds trouwens. De Engelse douanebeambte wilde ons eerst niet toelaten: buitenlanders... en dan ook nog eens op de fiets... dat moest haast wel vreemd volk zijn. Uiteindelijk mochten we één nacht blijven, op een aangewezen plek, vlak naast een legerbasis. De volgende morgen werden we gewekt door veel vliegtuiglawaai en ander verkeer. Het bleek dat een grote legeroefening was begonnen! Via Cadiz kwamen we in Sevilla aan. Daar was het dik 40 graden Celsius. Een grote stad, maar ook hier zagen we schrijnende armoede en een grote onverschilligheid jegens vrouwen. Dat was nieuw, een oude Moorse gewoonte? Niemand stak een vinger uit naar een vrouw die in die geweldige hitte flauwviel, ze was vel over been en in lompen gehuld Zelfs een paar nonnen die kwamen aanlopen niet, ze bogen zich over de vrouw, prevelden een gebedje en sloegen een kruis, om
12
VoeksNieuws | nr. 2 | februari 2013
fietsend door europa
vervolgens weg te lopen. Na een tijd kwam een kastelein haar wat water en brood brengen. Uiteindelijk kwamen we voorbij Huelva bij de Rio Guadiana, de grensrivier met Portugal. Grenzen waren in die tijd nog echt grenzen. Géén brug, de pont ging maar één keer per dag. Natuurlijk moesten we die nét missen. Er waren wat booteigenaren die ons over wilden zetten, maar alleen voor woekerprijzen. Uiteindelijk vonden we een pont-baas die, na flink onderhandelen, ons voor een schappelijk prijsje naar de andere kant
bracht (ons sjofele voorkomen gaf daarbij de doorslag). De reis ging verder, langs de Algarve (nog geen toeristen!) en met inmiddels bekende plaatsen als Faro en Lagos. Bij Aljezur zagen we voor het eerst de Atlantische Oceaan. De molentjes, met zeilen als wieken, die in het Spaanse binnenland ook te zien waren,vonden we erg fraai. Via Setubal kwamen we tenslotte aan bij Almada, waar de pont over de Taag ons naar Lissabon bracht. Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
BOEKBESPREKING
Aardgeschiedenis in het groot Onder de verzamelnaam ‘Global Change’ is de internationale gemeenschap begonnen met grootscheepse onderzoeksprogramma’s naar veranderende condities op aarde (klimaatveranderingen, de kwaliteit van de atmosfeer en hydrosfeer). Om bij dit alles onnodige angst te vermijden en het overzicht niet te verliezen is een juiste oriëntatie nodig. Wereldwijd bestuderen wetenschapswerkers de aarde, als één geheel. Het is een nieuw vakgebied geworden waarvoor de naam ‘Earth Science System’ wordt gebruikt. Een geschiedkundige invalshoek daarvan is de gelijktijdige toenemende belangstelling voor ‘Geschiedenis in het groot’, oftewel ‘Big History’. In het boek van geoloog Peter Westbroek worden geologische deelfacetten getoond, zoals de vorming van kalk, de betekenis van de kringloop van gesteente en de geologie in de ban van de industrialisatie. Onverwacht en verrassend is dat sociologische, antropologische en prehistorische deelfacetten een prominente plaats innemen, samengevat als ‘civilisatieprocessen’. Westbroek laat geen twijfel erover bestaan dat naar zijn mening de toekomst toebehoort aan de mondiaal volwassen mens met een symbiotisch wereldbeeld. Dat beeld moet groeien uit een houding van voortdurende verwondering over de evolutie van de aarde, gecombineerd met het verwerven van een overzicht, door toenemende wetenschappelijke kennis. In de lange aardgeschiedenis hebben
wordt de mensheid wakker geschud en op een overgangsperiode voorbereid die niet gemakkelijk zal zijn? De inhoud van dit boek ter harte nemen is een goede eerste stap die ik iedere bewust denkende wereldbewoner aanraad. Het boek is buitengewoon leesbaar en vertaald in verzorgd Nederlands. Het is een van de beste boeken die ik in lange tijd heb gelezen en ik kan het van harte aanbevelen. Tom Reijers tjareijers@hetnet.nl De ontdekking van de aarde; het grote verhaal van een kleine planeet. 2012. P. Westbroek, ISBN 978 94 600 35821 Balans, 336 pages. Zie ook: David Christian: Maps of Time - an introduction to Big History. University of California Press, 2004. Fred Spier, Geschiedenis in het groot, Een alomvattende visie. Amsterdam University Press 2009.
diverse rampzalige gebeurtenissen plaatsgevonden, die het leven een compleet andere richting gaven, zelfs bijna uitwisten. Is de toenemende stroom mensen op aarde ook zo’n soort ramp? De ontwikkeling van het besef dat de aarde ons enige thuisland is, zal ons helpen ons voor te bereiden op de (onvermijdelijke) uitdagingen die samengaan met de overgang naar dat nieuwe symbiotische wereldbeeld. Visionair zijn de vragen die bij het lezen van dit boek blijven terugkeren: gaan we naar een nieuwe verlichting toe? Hoe
In de Voekscursus van afgelopen jaar: ‘Energie drijft de evolutie aan’ hebben een groot aantal Voeksleden kennis gemaakt met veel van de hierboven beschreven gedachten. Deelaspecten van wat in het boek beschreven wordt komen terug in een vervolgcursus, weer in Museon in Den Haag, op 10, 11 en 12 april 2013. Voor die vervolgcursus is rechtstreekse aanmelding mogelijk bij Tom Reijers onder vermelding van naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres. Lees dit boek en wees erbij!
VoeksNieuws | nr. 2 | februari 2013
13
fietsend door europa
Naar Spanje en Portugal In deze laatste van drie afleveringen beschrijft Ries Teekens het vervolg van de fietstocht met zijn broer Piet naar Spanje en Portugal, in 1957. De tocht gaat van Lissabon, via Madrid terug naar huis. Wat ons in Portugal vooral opviel was de vriendelijkheid van de mensen, ook in de hoofdstad Lissabon. Zo ontmoetten we iemand die gratis het gat in de zool van Piets fietsschoen wilde laten repareren, bij een andere Portugees mochten we, omdat er praktisch geen plaatsen in Lissabon waren, onze tent in de tuin opzetten. Na sightseeing in Lissabon vonden we bij de ingang van de tent ook nog eens twee flessen wijn!
legerkamp tegen, met veel dronken militairen, niet erg geliefd door de Spanjaarden.
kwamen nogal laat aan en hadden geen tijd meer om volgens vast ritueel met de plaatselijke bevolking kennis te maken, noch om vóór het opzetten van onze tent, te informeren naar een kampeerplek en uit te leggen wie we waren en waar we vandaan kwamen. We werden
Madrid vonden we een opvallend rustige stad. De ANWB routebeschrijving waarschuwde voor een gebrek aan restaurants en hotelruimte in het centrum. Daar hadden wij weinig mee te maken, met name omdat we de luxe hadden dat we konden logeren bij aangetrouwde Zwitserse familie. Hun appartement lag pal tegenover de stierenvechtersarena. Op zondag stond het parkeerterrein ervoor helemaal vol. Een kort metroritje bracht ons naar de binnenstad en we hebben in die paar dagen veel van Madrid gezien.
Lissabon vonden we een mooie stad. De winkelstraten bij het Praça de Comercio met de heuvelachtige wijken aan weerszijden contrasteerden aardig met de nauwe straatjes die nauwelijks doorgang boden aan de kleine trammetjes. Ook in de omgeving viel een
en ander te zien, zoals Belem met z’n curieuze toren en Sintra met z’n bizarre Pena paleis. Helaas moesten we veel te snel weer aan de terugweg naar Nederland beginnen. We vertrokken in oostelijke richting, richting Badajos en Madrid. Bij de Rio Guadiana gingen we de grens over, waar we 15 Portugese Escudo’s wisselden voor 21,92 Peseta’s, in die tijd voldoende voor een dag eten en drinken. In Merida kregen we een minder leuke kant van de Spanjaarden te zien. We 12
VoeksNieuws | nr. 3 | maart 2013
vermoedelijk voor zigeuners aangezien en een regen van stenen was ons deel. Gelukkig kon de politie de bewoners op andere gedachten brengen. In die tijd kon je overal in Europa nog sporen van de Tweede Wereldoorlog vinden en Spanje was daarop geen uitzondering (Portugal is neutraal gebleven). Op een vliegveld zagen we tientallen Duitse Junker 52 en Heinkel 111 vliegtuigen, waarschijnlijk gebruikt tijdens de Spaanse burgeroorlog. Bij Madrid kwamen we een Amerikaans
Centraal Spanje in de maand augustus is natuurlijk warm, droog en stoffig. Op de moeilijkste gedeelten bedienden we ons van pet, stofbril en zakdoeken voor neus en mond om het stof een beetje buiten te houden. Er waren een paar bergruggen die we over moesten, weliswaar in vergelijking met onze Alpentochten niet erg hoog, maar in combinatie met de hitte toch best een uitdaging. Gelukkig werd het voorbij Burgos, in NoordSpanje koeler en viel af en toe zelfs een regenbui. Water met al dat stof maakte de wegen glibberig en dat maakte vooral
fietsend door europa
dag aan de EH in Rotterdam die hij móest bijwonen. Dus opnieuw werden de etappes langer en was er weinig tijd over voor ‘sightseeing’. Via Bordeaux, Tours en Chartres (elk met mooie kathedralen) ging het langs Versailles naar huis.
de snelle afdaling over de Echegaratepas, bij de uitlopers van de Pyreneeën, een hachelijke onderneming. We waren uiteindelijk blij toen we in San Sebastian de zee konden begroeten.
De grens met Frankrijk kwam in zicht. In de Franse badplaatsen St Jean-de-Luz en Biarritz brachten we onze laatste dagen op het strand door. Piet keek z’n ogen uit maar helaas konden we niet lang blijven, hij had een orientatie-
In Mons/Bergen in België moesten we de tent in het donker opzetten. ‘s Morgens werden we gewekt door tramgeklingel, we stonden pal naast een tramlijn! In Zeeuws Vlaanderen, net na de grens, ‘plunderden’ we op de valreep een zuivelwinkel, wat hadden we die vanillevla en die chocolademelk gemist... en dat slagroomgebak bij de bakker ernaast... hmmm! Na 51 dagen en 6500 km reden we in Schiebroek onze straat in. Volgend jaar weer? Zeker weten! Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
bridge
Leven in India en Bangladesh volgende dag weer vroeg op pad naar onze eindbestemming Chittagong. Daar hebben we twee jaar gewoond. Twee heel plezierige jaren.
Buren van ons vertoeven momenteel in Bangalore in India. Regelmatig schrijft de vrouwelijke helft van het paar leuke stukjes over het leven daar in ons huiskrantje (we zitten beiden in de redactie). Haar stukjes doen me steeds denken aan onze reis naar Chittagong, de hoofdstad van toenmalig Oost-Pakistan, nu Bangladesh. Na een late aankomst, een overnachtingsstop in Calcutta, kwamen we aan in ons hotel. We moesten over slapende koeien en een heleboel andere dingen stappen om met kinderen en bagage naar binnen te kunnen. De tegenstelling tussen de rommelige sfeer op straat en het kleurrijk verlichte, keurige hotel en de hoteltuin is me altijd bijgebleven. Het was onwezenlijk, maar toch ook weer indrukwekkend. We hebben niet veel van de stad gezien, want we moesten de
Het bijgaande spel (onlangs op de club gespeeld) laat zien dat een goed niet-manchebod door eenvoudig en gecontroleerd biedverloop toch een goede score kan opleveren. West realiseert zich dat er bij partner geen
steun voor zijn hartenkleur te verwachten is; tevens dat partner beslist niet sterk kan zijn, maar desondanks waarschijnlijk wel een zeskaart klaveren heeft, anders had hij wel gepast. De leider neemt de ruitenstart met de boer, vervolgt met een kleine klaveren en ziet dus direct het slechte zitsel van de troefkleur. De slag wordt genomen door noord met de vrouw. Noord kan nu de klaverenkeur precies uittellen en vervolgt met klaveren voor west. De leider speelt nog tweemaal ruiten en gooit op de vierde ruiten (die getroefd wordt door noord, maar niet overtroefd door oost) de hartenboer in oost af. Op deze manier houdt hij de troef goed onder controle! Later maakt hij nog schoppenheer en daarmee zijn contract. Er werden negen verschillende contracten gespeeld in alle kleuren en SA – allemaal down, behalve 3 klaveren door OW! Henk Mentink henkgmentink@cs.com Zin in nog meer bridge? Zie de website van regio Leiden! VoeksNieuws | nr. 3 | maart 2013
13
fietsend door europa
Naar Turkije! Na de fietstochten door de Alpen en naar het uiterste puntje van Spanje en Portugal hadden Ries Teekens en zijn broer Piet voor de zomer van 1958 het plan opgevat om zich buiten Europa te wagen. Met hun fietsen. Ze hadden gehoord dat familie van de buren van hun ouders onlangs naar Izmir, in Turkije waren verhuisd en dat leek hun wel wat. Heen via de Balkan en terug met de boot naar Italië. Zo gezegd, zo gedaan. Hier is het eerste deel van hun verhaal. Zoals onze gewoonte was moest er wel nog wat voorbereid worden. De fietsen waren sinds de trip naar Spanje al in goede staat (met drietraps versnellingsnaaf en tweetraps derailleur) en aan de financiën werd ook gewerkt, o.a. door lezingen te geven met dia’s van de foto’s van vorige fietstochten. 25 Gulden per avond, dat liep leuk op. Ook moest er ‘voorgegeten’ worden omdat we, zo was onze ervaring, onderweg zo’n 10 tot 20 kilo gewicht zouden verliezen. Dus met 90 kilo op het zadel trokken we op 16 juli 1958 bij Venlo het land uit en om door te steken naar Frankfurt, Daarna ging het richting Salzburg/Bad Ischl en Graz en door naar de grens met Joegoslavië.
Vlak vóór de grens met Joegoslavië kregen we advies van een jeugdherbergvader: ‘Wees voorzichtig met het doen van
10
VoeksNieuws | nr. 4 | april 2013
uitspraken en het geven van meningen, vooral van politieke aard’. Het was ons eerste bezoek aan een land achter het toenmalige IJzeren Gordijn. Tito had na de tweede wereldoorlog het land met harde hand aaneengesmeed, maar er bestond nog veel oud zeer uit die oorlog. In het noordelijke gedeelte (Kroatië en Bosnië) had de bevolking doorgaans actief met de Duitsers samengewerkt, terwijl men in het zuidelijke Servië juist fel tegen de Duitsers had gevochten. Onze eerste kennismaking met Joegoslavië verliep al stroef. Bij de niet bijster vriendelijke douane moesten we stapels paperassen invullen en ons geld en onze fietsen moesten geregistreerd worden. Eenmaal in Joegoslavië viel ons de slechte kwaliteit van wegen en huizen meteen op. En auto’s zag je bijna nergens, wel veel voetgangers. Goedkoop was het ook. Vier cent voor een drankje en twee gulden voor een warme maaltijd. In de eerste stad, Maribor, zetten we onze tent op aan de rand van de stad en gingen we een glaasje wijn drinken in een cafeetje. Vrijwel direct werden we aangesproken met vragen als ‘Vind je het leven hier slechter dan in Holland?’ en ‘Jullie wonen in een kapitalistisch, monarchistisch land. Wij, Joegoslaviërs, zijn democratisch en communistisch’. We gingen er maar niet op in.
We zagen al snel blijken van de geweldige animositeit en vechtpartijen tussen de Kroaten en Serviërs. Op weg
naar Zagreb bood een vriendelijke Joegoslaaf ons onderdak aan en een ontbijt. Al gauw liet de man, een Kroaat, ons foto’s zien uit de tijd die hij in Duitse krijgsdienst had doorgebracht. In een bar werden we ook eens benaderd door een duidelijk aangeschoten man met de kreet ‘Heil Hitler’. Toen hij hoorde dat we Hollanders waren bralde hij dat hij uitstekende herinneringen had aan zijn Hollandse strijdmakkers aan het Oostfront. Toen hij ons zelfs wilde gaan knuffelen en kussen, maakte de ober er gelukkig een eind aan door de man buiten de deur te zetten.
Na Zagreb gingen we verder naar Belgrado, via de autoput, het lokale woord voor autosnelweg. Hoewel, autosnelweg? Er viel geen auto te bekennen. Wel een geribbelde betonnen weg, zodat we 400 km rammelend moesten afleggen. Onderweg werden we nog door motoragenten aangehouden
fietsend door europa
aangesproken dat dit ten strengste verboden was en dat alleen het draaien van volksmuziek was toegestaan. We mochten die avond slapen bij mensen die heel voorzichtig moesten doen om ons binnen te laten, want het onderdak verschaffen aan buitenlanders was streng verboden. We gaven de gastvrouw als dank een paar gesmokkelde nylonkousen, waar ze dolgelukkig mee was. Verder naar het zuiden, richting Skopje, werden de wegen hoe langer hoe slechter. Onze gemiddelde snelheid die ons op niet mis te verstane wijze duidelijk maakten dat we op deze (lege!) weg beslist niet naast elkaar mochten rijden! Op die autoput kwamen we een aantal malen een Amsterdammer tegen die liftend op weg was naar z’n verloofde in Griekenland. Zo ging dat in die tijd, waarin internationaal vervoer voor de gewone man nog onbetaalbaar was. Die lifter zouden we trouwens later, op de terugweg van Athene naar Italië weer tegenkomen!
In Belgrado ontmoetten we studenten die ons vertelden dat zij bang waren voor een inval door de Russen. De inval in Hongarije was tenslotte nog maar twee jaar geleden! Ze hoopten op hulp van de USA. Onderweg zagen we inderdaad verschillende militaire vliegvelden met oude Thunderbolt jachtvliegtuigen. De Joegoslavische studenten vermaakten zich met het draaien van rock & roll muziek, maar zij werden al gauw door ‘burgers’
Hollandse jongens keken onze ogen uit! Dat deden we ook in het badhuis, (voor ons een noodzakelijke en welkome bezigheid), waarbij we voor het eerst aanschouwden waarin moslim-mannen anders zijn dan wij westerlingen. Wat ook opviel was de vriendelijkheid van de mensen. Voor oude mannen werd grif opgestaan in tram en bus. Voor oude vrouwen daarentegen niet… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl was nog geen 10 km/uur en als er een auto aankwam doken we de berm in om de enorme stofwolken te ontwijken. Uiteindelijk bereikten we de Griekse grens. Afgelopen met de stress, dachten we. Maar al gauw bleek dat we in Griekenland met een ander verschijnsel rekening moesten houden. Men probeerde ons daar voortdurend op te lichten! Na een kort bezoek aan Thessaloniki dus maar snel door naar Turkije. Ook daar weer een verandering van mentaliteit, ‘liever lui dan moe’ zou je kunnen zeggen. Bij een kruidenier zochten we een bepaald product. ‘Heb ik niet’, was het brommerige antwoord. Terwijl het boven hem op een plank stond! Uiteindelijk moesten we het zelf maar met een ladder pakken… Istanbul was natuurlijk een bijzondere stop op onze reis. De Aya Sophia en de Blauwe Moskee, de oude stad, de Gouden Hoorn met de Galatabrug. Wij
VoeksNieuws | nr. 4 | april 2013
11
fietsend door europa
Egeïsche Zee en Italië Het is zomer 1958. Ries Teekens en zijn broer Piet hebben het plan opgevat om naar Izmir in Turkije te fietsen. In de vorige aflevering beschreven zij hun belevenissen in Joegoslavië en Griekenland. In deze afleveringen vertellen zij hoe het hun in Izmir en op de terugweg verging. De snelste route van Istanbul naar Izmir was per boot naar Bandirma, aan de overkant van de Zee van Marmara en dan via Balikesir en Manisa naar Izmir. Slechte wegen! Vaak waren het niet meer dan veredelde grindpaden. We waren blij toen we de laatste heuvelrug vóór Izmir konden oversteken. ‘Als dit niet helpt, heb je waarschijnlijk cholera’. Gelukkig werd ik beter! Daarna hadden we een gezonde argwaan tegen eten in een lokaal restaurant. Van een maaltje met rijst en bonen leek alleen de rijst te eten. Met boter en suiker maakten we er een Hollands maaltje van. De Turken keken wel vreemd op…
Izmir had onder de naam Smyrna een rijk verleden als haven- en handelsstad. Het is lange tijd effectief een Griekse enclave geweest op het vasteland van Turkije, waar ook veel westerlingen, de z.g.n. Levantijnen woonden en handelden. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog wist Ataturk alle buitenlanders met geweld eruit te verdrijven. De niet-Turkse wijken in Smyrna werden in brand gestoken en de naam werd veranderd in Izmir. In Izmir kregen we onderdak bij de familie Zevenhuizen, familie van de buren van onze ouders. Een jong gezin met twee kleine kinderen van wie de vader voor een Nederlandse tabaksfirma werkte. Hun reactie was: ‘Als Turkije op de fiets te bereiken is dan moet dit land toch werkelijk niet zo ver van Nederland zijn.’ Toch moest je daar oppassen. Na het eten van een lokaal ijsje werd ik heel beroerd. Van een Nederlandse journalist kreeg ik een pil met de mededeling: 10
VoeksNieuws | nr. 5 | mei 2013
Tijdens onze verkenning van Izmir zagen we o.a. schepen van de Amerikaanse vloot voor de rede liggen. Turkije was in de tweede wereldoorlog met veel moeite in het geallieerde kamp gehouden en er was de Amerikanen veel aan gelegen om de Turkse controle op de Russische Zwarte Zeevloot niet te laten verzwakken. We zagen ook hoe de kade bij straffe westenwind door het opgestuwde water kon onderlopen. Eb en vloed was er nauwelijks.
Toen we de terugweg wilden aanvaarden kregen we nog een schok. De bedoeling was om met de pont naar het voor de kust liggende Griekse eiland Chios te varen en vandaar per boot verder te gaan naar Athene. Maar voor een enkele reis Chios rekenden de Turken
het equivalent van 30 gulden! De zeereis zou op die manier onbetaalbaar worden! Groot was onze grote opluchting toen bleek dat een enkeltje naar Athene maar 20 gulden kostte! In Piraeus werden we tijdens het opzetten van onze tent door plaatselijke jeugd lastig gevallen. Een Griek, die in de Rotterdamse haven had gewerkt en een beetje Nederlands sprak, kwam ons te hulp. Het was geweldig hoe die die man op z’n Rotterdams kon vloeken! We mochten bij hem thuis slapen, op het dak van z’n huis. Hij en zijn zoon kwamen gezellig naast ons liggen... en achter een kamerscherm lagen z’n knappe dochters…
fietsend door europa
dat de meeste van die stations douches hadden, waar wij dan ook dankbaar gebruik van maakten.
In Athene kregen we weer een schok: de veerprijs naar Italië was ook daar veel hoger dan begroot. Gelukkig kon Piet, door de naam van een kennis te noemen, een behoorlijke korting bedingen. De kennis was een Noorse scheepsagent uit Rotterdam. We mochten mee als dekpassagiers, voor 70 gulden. Door het kanaal van Korinthe naar Brindisi, in de hak van de Italiaanse laars. Wat we niet wisten was dat dat achterdek geweldig trilde door het slaan van de schroef op het water. Veel geslapen hebben we op die reis niet…
In Italië maakten we veel gebruik van de talrijke Agip benzinestations die je daar had. De reden was dat men niet gierig was met kannetjes motorolie, die uitermate geschikt was om onze kettingen te smeren. Daarnaast bleek
Vanuit Brindisi reden we langs de oostkust naar Bari. Van daaruit staken we de Apennijnen over (een pas van ‘slechts’ 817 meter). Daarna door naar de plaatsen Napels, Rome en Milaan. Napels en Rome hadden we nog niet eerder bezocht. Vooral Rome vonden we imposant. Maar het stonk er wel!
Na Milaan ging de route via het Comomeer en de Sint Gotthard naar Zürich, naar Oom Jan en Tante Em. Inderdaad, die van het reisbureau, de postzegels en de chocolade. Hoewel ze blij waren om ons weer te zien, moesten ze van onze baard van bijna twee maanden niet veel hebben. ‘Petrus en Paulus’ werden we genoemd. Die St. Gotthard (2112 m) zou overigens onze laatste Alpenpas met de fiets worden, maar dat wisten we toen nog niet. Op de terugweg van Zürich, ergens in Duitsland, kwamen we op het lumineuze idee om onze vuile kleren per pakketpost
vooruit te sturen. Fantastisch toch? Wij minder bagage en moeder kon alvast onze kleren wassen. Dachten wij. Maar dat pakte anders uit. Volgens zus Coco viel moeder bijna flauw toen het ransel thuis werd bezorgd. Het was ook nog een warme dag dus de stank moet verschrikkelijk zijn geweest. In ieder geval werd het geheel zonder pardon in de vuilnisemmer gekieperd.
Iets glorieuzer was onze thuiskomst bij de kranten: zowel het AD als Trouw plaatsten een lang interview met ons. De 7500 km fietskilometers, in 44 fietsdagen en 62 reisdagen, kwamen natuurlijk uitgebreid aan bod. Budgettair viel de reis nog mee: in totaal kostte het avontuur ons 230 gulden de man, exclusief de bootkosten. En... hadden we genoeg van het fietsen? Absoluut niet, voor het komende jaar speelden we met de gedachte om naar de Noordkaap te gaan. Wie weet… Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl VoeksNieuws | nr. 5 | mei 2013
11
FIETSEN DOOR EUROPA
Naar de Noordkaap In de zomer van 1959 besluiten Ries Teekens en zijn broer Piet om het fietsstuur te wenden naar het Noorden, om precies te zijn, naar de Noordkaap. Heen gaan ze via Denemarken, Zweden en Finland en terug langs de kust van Noorwegen. Alles bij elkaar zo’n 7200 km, slechts 300 km minder dan hun tocht naar Turkije in het voorgaande jaar. Het zou hun laatste grote fietstocht worden, maar dat wisten ze toen nog niet. Hier volgt hun relaas. De fietstochten van voorgaande jaren hadden ons via de kranten nogal wat publiciteit bezorgd. Dat had voordelen: de fietsenwinkel van Wout Verhoeven stelde ons twee superkarretjes van het type ‘Paris-Brest-Paris’ ter beschikking voor de Noordkaapreis, met 2x5 derailleurs. Aanvankelijk hadden we een beetje twijfel over het mooie aanbod, want we waren bang dat ze misschien te licht voor de vaak ongeplaveide en stoffige wegen zouden zijn. Gelukkig bleek dat mee te vallen zolang we de kettingen regelmatig met ruim motorolie overgoten, een gewoonte die we in Italië hadden opgepikt. En voor het geval we toch panne kregen lieten we reserveonderdelen vooruitsturen, naar Narvik en Oslo. Voor regen hoefden we ook niet bang te zijn, want via de Noorse firma Helly Hansen kregen we prima regenkleding gratis tot onze beschikking. Na nog wat wijze lessen van beroeps renner Jo de Haan over het schakelen met de derailleurs waren we op 23 juni klaar om te vertrekken.
10
VoeksNieuws | nr. 6 | juni 2013
Ook dit jaar hadden we ons ‘ingegeten’ om het te verwachten gewichtsverlies te compenseren. Met een lichaamsgewicht van respectievelijk 102 en 95 kg, plus zware bagage (16 kg elk, winterkleding!) gingen we op pad. Onze wielen waren weliswaar groter dan die van onze oude fietsen (28 i.p.v. 26 inch), maar de banden waren dunner. Als dat maar goed bleef gaan! Gelukkig hielden de wielen het beter dan onze benen. Vooral in Duitsland hadden we veel tegenwind en dan breekt dat extra gewicht je op. ‘Pap in de benen’ was de beste manier om het gevoel te beschrijven. Voor het eerst werden we wat bang dat we de Noordkaap misschien niet zouden halen... en dat na al die publiciteit! Gelukkig ging het gaandeweg beter, uiteraard geholpen door de training en het gewichtsverlies. Omdat we al gauw merkten dat ’s avonds koken teveel luxe was, stuurden we ons kookgerei netjes weer naar huis en leefden vrijwel uitsluitend op brood, worst, rauwkost, fruit en veel melk. Met af en toe wat soep of een geritselde warme maaltijd. De bezorgde raadgevingen van onze moeder (poste restante gestuurd door onze vader) negeerden we maar. Via de veerpont Grossenbrode-Gedser kwamen we in Zeeland en Kopenhagen. Tivoli, het zeemeerminnetje, de Nyhavn, allemaal bekende plekken die we voor het eerst konden aanschouwen. Daarna staken we bij Helsingør de Sont over naar
Zweden. Daar reden ze in die dagen nog links (in 1967 gingen ze om) en dat was vooral bij vertrek ‘s morgens nog wel eens wennen! Die Zweden waren trouwens (in onze ogen) overdreven hygiënisch. Iedere avond een sauna en zo, terwijl wij in die tijd een wasbeurt nog wel eens oversloegen. Ze maakten er zelfs grapjes over dat ze in het buitenland dikwijls ziek waren omdat ze geen weerstand hadden tegen al die vreemde bacillen. Ook de Zweedse gereserveerdheid viel ons op. Terwijl we in zuidelijke landen zodra we met onze fietsen ergens stopten vrijwel onmiddellijk aanspraak hadden keken de Zweden niet op of om. Eén keer konden we via een Nederlandse vakantiewerker overnachten in de studiezaal van een
FIETSEN DOOR EUROPA
ging het naar Ivalo en Inari, totdat we bij het Noorse plaatsje Karasjok de grens overgingen. Allemaal via niet al te beste wegen. Weinig asfalt (dat vroor ’s winters toch maar kapot) en veel grintwegen, met olie-achtig bitumen bespoten tegen het stuiven.
universiteitsgebouw waarvan, naar ons bleek, geologiestudenten de volgende morgen gebruik zouden maken. Met onze pyjama’s nog aan voelden we ons wel een beetje ‘out of place’, maar nogmaals: de Zweden lieten niets merken! En de goede Zweedse zakenrelatie van onze vader, die we de hartelijke groeten moesten doen, liet tijdens ons telefoongesprek duidelijk merken dat we niet langs hoefden te komen. De uitzondering leek een boer te zijn, op wiens land we mochten kamperen en die ons ’s morgens een uitgebreid ontbijt gaf... tot hij ons vroeg hem na thuiskomst een pakketje bloembollen op te sturen… Na een korte bezichtiging van Stockholm namen we de pont naar Helsinki. Dat ging nog niet zo eenvoudig. De loopplank bleek te smal te zijn voor onze breed bepakte fietsen! Gelukkig bracht een hijskraan uitkomst. Eenmaal in Finland zouden we vele malen aan de oevers van idyllische meertjes kamperen. We waren gewaarschuwd voor muggen die ’s zomers gemeen konden steken, maar dat
het zó erg zou zijn wisten we (nog) niet. Totdat Ries een flesje antimuggen concentraat uit z’n bagage viste. Het was een nog niet in de handel gebracht middel dat hij van iemand van Pakhuismeesteren had gekregen. Stinken dat het deed! De muggen staken ons niet meer, maar ze bleven wél op een afstandje om ons heen zweven en zoemen, dus van slapen kwam niet zo veel. De Finnen waren overigens wel gastvrijer dan de Zweden. Regelmatig konden we onze tent bij een vriendelijke boer opzetten. Geen muggen, maar het verplichte rondje sauna ’s avonds was soms wel eens wat teveel! De route die we volgden ging in een rechte lijn naar het Noorden, langs plaatsen met soms onuitspreekbare namen: Helsinki, Jyväskylä, Viitasaari, Kärsämäki, Oulu (aan de Botnische Golf), dan Kemi en Rovaniemi. De laatste plaats lag op de Poolcirkel, maar dat realiseerden we ons eigenlijk pas vele kilometers verder. Aan Santa Claus en beweg wijzering deden ze daar nog niet. Door
Al gauw kwam de Noordkaap in zicht. We moesten nog met de boot van Russenes naar Honningsvåg (nu ligt er een mooie weg en een tunnel), maar een dag later stonden we dan toch bij die kaap. In de middernachtzon, natuurlijk. Tegenwoordig is er een compleet circus gebouwd, met grote parkeerterreinen voor de kampeerauto’s en 200 Noorse Kronen toegangsprijs. Je kunt er nu in de zomer over de hoofden lopen, maar in die tijd stond er alleen een kleine snackbar. Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
VoeksNieuws | nr. 6 | juni 2013
11
fietsend door europa
Terug van de Noordkaap In de vorige aflevering kon u lezen hoe Ries Teekens en zijn broer Piet in 1959 op hun (gesponsorde) fietsen op weg gingen naar de Noordkaap. Via Zweden en Finland. In dit tweede deel beschrijft Ries de terugweg via de Noorse kust naar huis. Een voor die dagen nogal ongewoon avontuur, vooral wegens de nogal primitieve staat van het Noorse wegennet. Dit is tevens het laatste deel van de fietsavonturen van Ries en Piet door Europa. Aan het eind van deze aflevering leest u waarom.
In Narvik ondervonden we – tot onze lichte verbazing – dat de bevolking ons niet vriendelijk gezind was. De reden? Men zag ons voor Duitsers aan. Het bleek dat de Duitsers in 1945 Narvik een hoge prijs voor hun bevrijding hadden laten betalen, met sabotage en door bombardementen. En dat terwijl ze tijdens de oorlog eerst dankbaar gebruik hadden gemaakt van het Zweedse staal uit Kiruna. En van de natuurlijke, beschutte oorlogshaven die Narvik had. De Zweden waren om diezelfde reden bij de Noren ook niet erg populair. Het leek alsof de oorlog daar nog maar net was afgelopen.
Het gebied waar we vanuit Finland de Noorse grens waren overgestoken was onderdeel van ‘Lapland’, dat zich uitstrekt over de noordelijke punten van Noorwegen, Zweden en Finland. Er waren veel rendieren en plaggenhutten. Dichter bij de Noorse kust, waar het ’s winters niet zo koud werd, zag je ook veel ‘indiaanse’ tipi-tenten. We kwamen natuurlijk ook van die ‘Lappen’ tegen. ‘Sami’ moet je tegenwoordig zeggen. In onze jongensogen waren er twee soorten: de ‘echte’ Lappen, die met rendieren in de weer waren (en geweldig konden stinken!) en de ‘Cultuurlappen’, die zich met de toeristen bezig hielden. Na de Noordkaap -eerst terug met het bootje van Honningsvåg naar Russenes- zakten we de Noorse kust af. Dat betekende oversteken van veel fjorden met kleine en grote ponten. En soms moest je zo’n fjord helemaal rondfietsen, zodat je ’s middags, aan de overkant, het plaatsje zag waarvandaan je die morgen was vertrokken.
Hoewel we een tent bij ons hadden maakten we veel gebruik van jeugdherbergen, zo warm was het er niet. Die jeugdherbergen waren, in tegenstelling tot die in Nederland, toegankelijk voor alle leeftijden. Zo kon het gebeuren dat we op een avond werden doorgestuurd omdat de jeugdherberg vol was, en moesten overnachten in een schuur. Terwijl vóór de deur auto’s stonden geparkeerd, die bepaald niet van de jeugd waren! Het was niet zo erg, die oude mannen op de slaapzaal waren niet altijd een genoegen, ze konden behoorlijk snurken.
Onze fietsen hadden zich redelijk goed gehouden, maar op de terugweg maakte één van ons een schakelfout, waardoor de derailleur-bevestiging eraf knapte. Verder fietsen was onmogelijk, leek het. Maar gelukkig was er een hoefsmid in het dorp, die met wat kunst en vliegwerk het geheel weer vast kon lassen. Helemaal precies uitgelijnd was het niet, de ketting ratelde wat, 8
VoeksNieuws | nr. 7 - 8 juli - augustus
maar omdat de reparatie niet al te zwaar belast werd kon onze tocht toch nog volbracht worden. En wat later, na montage van nieuwe tandwielen en kettingen (die we vooraf hadden laten opsturen), werden de fietsen weer bijna als nieuw!
Vanaf Narvik ging het naar het Zuiden, via Fauske, Moirana (Poolcirkel!) en Mosjøen naar Trondheim, waar we o.a. de mooie kathedraal bezochten. Daarna via Hamar naar Oslo met het bijzondere stadhuis, het parlementsgebouw en het granieten beeldenpark. In Moss gingen we langs bij de fabriek van Helly Hansen, van wie we de gesponsorde regenkleding ontvangen hadden. Men was weliswaar een beetje verlegen met ons bezoek, iedereen was met vakantie, maar men had nog wel een klus voor ons: het vertalen van een Noorse brochure in het Nederlands. Dat leverde 50 gulden de man op! Daarna ging het vrij snel, via Helsingborg en Jutland naar en door Duitsland terug naar Nederland. Op 18 augustus draaiden we onze straat in Schiebroek weer in. Ook dit keer kregen we veel aandacht, van diverse kranten. Onze vader begon te mopperen dat hij op de Rotterdamse graanbeurs, zijn werk, meer vragen van klanten kreeg over ons dan over zijn eigen zaken.
Wat het jaar erop betreft hadden we ons vizier verder gericht: een super fietstocht van kust naar kust dwars door de Verenigde Staten! We waren al een behoorlijk eind met het uitkiezen van de route en het regelen van sponsors gevorderd toen duidelijk werd dat dit plan ons ongeveer een jaar studietijd zou gaan kosten. Wij zagen het wel zitten, echter, pa liet ons weten dat dit hem te ver ging. En dat hij bij doorgang van dit avontuur onze studiebijdrage zou stopzetten. Dat betekende het einde van onze plannen. Enigszins teleurgesteld, maar pa’s redenering begrijpend, zetten we ons aan de afronding van onze studie. Zo kwam dus een einde aan 257 dagen onderweg, 31.000 km fietsen, met een temperatuurverschil van min 5 °C in Finland tot 49 °C in de schaduw in Spanje. Wat een belevenissen! Ries Teekens Ries.teekens@xs4all.nl
VoeksNieuws | nr. 7 - 8 juli - augustus
9