Reportage | 1:1 begeleiding fotografie
PRIVÉLES VAN EEN KAMPIOEN
Iedereen kan leren fotograferen, zegt Raymond Wennekes. Over zeenaalden met ADHD, witbalans en heeeeel veel geduld. Malini Witlox.
Rob Aarsen.
Je hebt fotograferende duikers en duikende fotografen. Ik reken mezelf tot de eerste groep. Bij duiken in Nederland gaat in ongeveer zeventig procent van de gevallen de camera mee (die ene keer dit jaar dat ik die niet bijhad, kwamen we een sepia en een dahlia tegen, karma oh karma). Als ik tijdens het duiken iets bijzonders zie, pak ik de camera erbij. Klik, klik, zwem door. Soms hang ik wat langer bij mijn object, maar na een paar minuten zwem ik toch weer verder. Ik doe niet aan nabewerking, het is zoals het is. Ik fotografeer met een tweedehands camera (Canon G9) uit 2007, zonder flitsers of lampen. En je hebt mijn tegenhangers. De duikende fotografen. Vaak gaan ze met een koelkastmodel onderwaterhuis het water in, de flitsers hangen als octopusarmen aan het huis. Regelmatig kopen ze nieuwe gadgets, ze hebben verschillende verwisselbare lenzen. Als hun camera het vooraf begeeft duiken ze niet. En ze hangen rustig een uur of langer op één plek, hopend dat dat ene aasgarnaaltje nét tegen hun lens aanspringt. Als de hoofdredacteur van Onderwatersport (hij is van de tweede categorie) me vraagt of ik een dag op pad wil met tweevoudig Nederlands kampioen Raymond Wennekes, twijfel ik even. Ik wil geen duikende fotograaf worden en bovendien vind ik het een beetje eng om mijn foto’s aan Raymond te tonen. Het is toch een beetje alsof Mozart me hoort piano spelen. Aan de andere kant; bij bijna al mijn foto’s loop ik tegen hetzelfde probleem aan. Ondanks de aanschaf van een speciaal magentafilter blijft het water groen. En van die mooie foto’s van bijvoorbeeld
36
Onderwatersport | augustus | september 2018
een kokerworm met een zwarte achtergrond zoals Raymond maakt, wil ik ook wel maken. Raymond stelt me meteen gerust, zijn een op een cursus is voor alle niveaus. Dus zowel de fotografen die van alles meesjouwen en al prachtfoto’s maken, als voor degenen die “kiekjes” maken – zoals hij het noemt – en zichzelf willen verbeteren. Ook met mijn gebruikte camera kan ik mooie plaatjes maken, al is de afdrukvertraging wat langer. Vooraf mail ik mijn leerdoelen: scherpere foto’s krijgen en weg met dat groene water. Het liefst heb ik een zwarte achtergrond. Ik stuur hem vooraf wat goed gelukte en minder goed gelukte foto’s.
Dobbelstenen en Nemo-visjes Op een zondag in juli spreken we af voor de een op een cursusdag bij Scharendijke. Er zijn twee opties. Twee duiken en iets minder theorie of één duik en wat meer theorie. ‘Bij onderwaterfotografie zijn drie dingen belangrijk,’ legt Raymond uit. ‘Scherpte, belichting, compositie.’ Wat ik vrees volgt: een uiteenzetting over diafragma en sluitertijd. Boven water speel ik er regelmatig mee, maar onder water – met handschoenen of wanten aan – vind ik het bedienen van die knoppen een ramp. Bovendien ben ik meer van de praktijk dan van de theorie. Gelukkig kiest hij niet voor moeilijke woorden, maar voor Jip en Janneke: ‘Hoe groter het diafragma, des te meer licht valt er op de beeldchip. Bij een kleiner diafragma krijg je meer scherptediepte.’ We oefenen met gekleurde dobbelstenen en de meegebrachte Nemo en Dory-visjes. Ik krijg meteen een paar nuttige tips.
37
Reportage | 1:1 begeleiding fotografie
Raymond stelt met behulp van het witte leitje de witbalans van mijn camera onder water opnieuw in. Direct zien de foto’s er beter uit. Resultaat! Het omgevingslicht ziet er natuurlijk uit. Foto: Malini Witlox. Raymond kijkt onder water mee. Op een leitje schrijft hij zijn advies.
Het magentafilter waar ik al een jaar mee fotografeer, blijk ik niet te moeten gebruiken in combinatie met de flitser. En als ik wel flits, moet ik de diffuser verder naar voren schuiven. De vervelende schaduw die ik soms zie komt doordat de afstand tussen diffuser en flitser aan de korte kant is. Eén ding is wel al duidelijk: als ik mooiere foto’s wil maken dan moet ik mijn camera niet op “automatisch” zetten. ‘Je camera is lui,’ weet Raymond. ‘Die kiest dan de makkelijkste oplossing, maar dat is niet altijd de beste. Bovendien weet de camera niet wat jij wil. Jij wil de achtergrond minder scherp bijvoorbeeld.’ Er blijkt een gulden middenweg. Bij de komende duik speel ik onder water nog niet met de onderwaterhuisknoppen van diafragma of sluitertijd (het is of-of, leer ik ook, nooit en-en). Wel zet ik de camera op de programmastand en ga ik experimenteren met een andere ISO-waarde. Ook kijk ik naar de compositie. ‘Vissen worden vaak van boven gefotografeerd, maar probeer zo laag mogelijk te komen. Laat vissen het beeld inzwemmen. En gebruik de rasterlijnen in het scherm van je camera. Als een object op de snijpunten zit, geeft het vaak een mooie foto.’ Raymond bekijkt een foto van een meerval die ik hem gestuurd heb. ‘Je hebt geen groothoek op je lens, maar als je de foto iets meer van opzij had genomen, had de meerval er helemaal op gestaan.’ Een deel van de eerder toegestuurde foto’s zijn deels onscherp, concludeerde hij al. Zijn advies: echt pas afdrukken als er in de display een groen frame weergegeven wordt, rond het gebied dat scherp moet zijn. Makkelijker gezegd dan gedaan, want met mijn camera moet ik dan ofwel snel in de macrostand, of ver naar achteren. Maar dan zit er weer veel groen bij. En meer dan 30 à 40 centimeter afstand is ook niet goed omdat mijn interne flitser niet krachtig genoeg is om verder te belichten. Het is dus balanceren.
Misbaksels Rond het middaguur gaan we bij de steiger voor De Kabbelaar te water. Ik heb geen externe flitsers en zal alleen met natuurlijk licht fotograferen, dus spreken we af niet dieper dan drie meter te gaan. Het noodlot slaat toe. Al weken teistert de hitte Nederland en brandt de zon ongenadig fel, maar net nu valt er een buitje en is er amper licht. Bovendien is het zicht, zoals Raymond
38
Onderwatersport | augustus | september 2018
zegt, bagger. Alsof ik in groenige melk duik met maximaal één meter zicht. De steiger is onder water wel mooi begroeid, maar de eerste foto’s mislukken. Ik mag niet op “automatisch” fotograferen en dat betekent dat de kans op misbaksels groter is. Gefrustreerd laat ik na een aantal foto’s onder water de resultaten aan Raymond zien, die pal naast me ligt. Op zijn leitje schrijft hij een advies. Ik moet meer gebruik maken van het weinige zonlicht, ik blokkeer dat met mijn eigen lichaam. Ik ga aan de andere kant van de steiger liggen. Daar is meer licht maar het blijft lastig. Ik doe mijn best om goed te trimmen, waarbij ik de bodem niet raak maar het is dan bijna onmogelijk scherpe macrofoto’s te maken van de wieren en anemonen in het zand, die slechts een paar centimeter hoog zijn. Fotografeer van voren of van onderaf, was een van de tips, maar dat betekent op deze stek dat ik mijn camera bijna op de bodem hou en met mijn torso en benen in de lucht hang. Het is een worsteling om dan nog helemaal stil te liggen en een goede scherpe macrofoto te maken. Normaal verbruik ik amper lucht, nu gaat er in 65 minuten bijna 100 bar doorheen. ‘Bij veel van je foto’s gaat het om bewegingsonscherpte,’ zegt Raymond later. ‘Zeker als je op macro fotografeert zoals jij deed, moet je steun zoeken op de bodem. In de tropen kan dat niet, dan beschadig je koraal maar een Nederlands oestertje kan er echt wel tegen.’ Gelukkig is het niet allemaal kommer en kwel. Al een paar jaar probeer ik de achtergrond in mijn
foto’s minder groen te krijgen. Maar de aanschaf van een magenta-filter mocht niet baten. Raymond laat me een truc zien. Het witte leitje dat hij bij zich heeft en waar hij tips op schrijft, heeft nog een functie. Hij stelt met behulp van het witte leitje de witbalans van mijn camera onder water opnieuw in. Direct zien de foto’s er beter uit. Het water lijkt helderder, het overheersende groen is verdwenen.
Kleine naald Ik krijg langzaam wat meer controle. Door onderwerpen te kiezen die iets hoger zitten, lukt het om een paar redelijke foto’s van zakpijpjes te maken. Het lukt me ook om de rasterlijnen in de display te gebruiken. Een centimeter meer opzij, iets naar beneden en de diagonaal zoeken en de foto is inderdaad mooier. Zelfs een foto van een kleine anemoon in het zand die ik normaal geen blik waardig zou gunnen, ziet er met een andere compositie opeens aardig uit. Het liefst zou ik foto's maken waarbij de dieren tegen een zwarte achtergrond worden weergegeven. Maar dan heb je echt een externe flitser nodig die je op de anemonen richt, is me vooraf al uitgelegd. Raymond legt de lat wat hoger en wijst een piepkleine zeenaald aan. Ik krijg de opdracht die op de foto te zetten. Ik doe mijn uiterste best maar die kl@#evis heeft ADHD en zit geen seconde stil. De foto’s zijn bewogen of te donker. ‘Op het moment dat je de foto maakt zie je linksonder al wat de sluitertijd is,’ legt Raymond daarna uit. ‘Die is nu 1/200 seconde. Dat is veel
te kort. Er valt dan te kort licht op de sensor van de beeldchip en daarom is de foto zo donker. Dat alle foto’s van de zeenaald mislukt zijn, blijkt niet mijn schuld, troost hij daarna. ‘Het was ook wel een heel kleine naald. Je camera ziet hem waarschijnlijk niet eens en het is dan lastig om daarop scherp te stellen.’ Voor de cursusdag had Raymond me al gewaarschuwd dat mijn vraag ‘een breed spectrum beslaat, en dat het lastig is om in een dag alles te bespreken en toe te passen.’ Toch heb ik het idee dat ik vooruitgang heb geboekt, al is het maar omdat ik nu weet hoe ik van de groene achtergrond afkom. Raymond adviseert me om voor mooie platen die aan de muur kunnen toch licht mee te nemen in de vorm van flitsers of een lamp. ‘Een beeldchip heeft nu eenmaal licht nodig en in Nederland is het donker onder water.’ Ik negeer het advies de komende tijd nog even omdat ik liever niet met die grote octopusarmen te water ga. Hoe nu verder om mezelf te ontwikkelen met mijn basisconfiguratie, waar veel fotograferende duikers mee werken? ‘De theoretische handvatten heb je, zegt Raymond. ‘Het is nu een kwestie van meters maken. Neem de tijd voor je foto’s. Probeer dingen uit en weet wat je camera kan zodat je blind de juiste knoppen kunt bedienen op het onderwaterhuis. Ik fotografeer pas vier jaar onder water, maar heb ook heel veel uren onder water gelegen voordat ik zulke mooie foto’s maakte. Iedereen kan het leren.’ |
39