Haarlem
Š 2016 Uitgeverij J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV, Postbus 317, 2000 AH Haarlem (e-mail: post@gottmer.nl) Uitgeverij J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV maakt deel uit van de Gottmer Uitgevers Groep BV Tekst: Marc ter Horst Illustraties omslag en binnenwerk: Eliane Gerrits Vormgeving omslag en binnenwerk: Piet Schreuders ISBN 978 90 257 6581 1 NUR 212 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op een andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. www.gottmer.nl
Inhoud M IJ N OMA EN O PA
9
M IJ N O M A HE EFT EEN BR OER EN EEN ZUS
10
M IJ N O PA WOONT IN EEN WOONTO REN
12
MIJ N O M A GAAT NAAR NIC K & SIMON
14
M IJ N OPA G E EFT GEL D AAN BANG L AD ESH MIJ N O M A G AAT NAA R D E WC
16
18
M I J N O PA ’S T E L E F OONNUM M ER IS 06 7 1 32 0791
20
M I J N O M A M A A KT ZIC H DRUK OVE R HE T K LIM AAT MIJ N O PA S L AAPT IN EEN B ED VAN I KE A M IJ N O MA H EE FT EEN B IKINI
22
24
26
M IJ N O PA WOONT IN DE J AVAST RAAT
28
MIJ N O M A H E EFT EEN ELE KT RISC HE F IE T S M IJ N O PA IS T EGEN VLUC HT ELIN GEN
30
32
M IJ N O M A Z A G EEN BEE R IN D E D IE RENT U IN M IJ N OPA IS BAN G VOO R KAN KE R
34
36
M IJ N O M A HEE FT NO G A L HAA R TAND EN 38 MIJ N O PA GE BRU IKT EEN TOMTOM
40
MIJ N O M A DR IN KT WATER U IT DE K RAAN
42
M IJ N O PA Z EGT DAT GAM EN SL EC HT VOO R J E IS MIJ N O M A D O E T DE WAS IN D E WASMAC HINE 6
44 46
MIJ N O PA K O OPT Z IJ N SPULLEN O NLINE MIJ N O M A SPREEKT NEDE RL ANDS MIJ N O PA L AS ABE LT JE
48
50
52
M IJ N O M A G AAT MET D E TR EIN
54
M IJ N O PA IS BANG VOOR TERR ORISTEN M IJ N O M A STU U RT EEN APP JE MIJ N OPA HAD EEN ST EP
60
MIJ N OMA Z IT B IJ D E T V
62
56
58
M IJ N O PA WO R DT WA K KE R VAN DE W EKK ER
64
M IJ N O M A SC HRIJFT EEN B R IEF OP DE C O MPUT ER MIJ N O PA IS G ESTO PT ME T ROK EN
68
M IJ N O M A G AAT N AAR DE SU PERMARKT M IJ N O PA STA PT IN EEN V LIEGTU IG
70
72
MIJ N O M A EE T PASTA MET TO MAT ENS AUS M IJ N O PA IS P R OJ EC T LEIDER
74
76
M IJ N O M A MOC HT N IET OP VO ETBAL
78
MIJ N O PA VO ND VROEG ER ALL ES BETER
80
M IJ N O M A STO N D T E G ILL EN BIJ DE BE ATL ES
82
M IJ N O PA GIN G OP VA KANT IE NAA R C HINA
84
M IJ N O M A Z IT OP FACE BO O K
66
86
M IJ N O PA HEET T E TH EODO RUS JOH ANNES TER HORST 7
88
MIJ N O MA EN O PA
M
IJN oma’s zijn dood. Zo gaat dat met oma’s. Met opa’s trouwens ook. Ze gaan allemaal een keer dood. Maar sommige doen dat veel te vroeg. Misschien heb jij dat zelf ook al gemerkt. Mijn opa’s heb ik nooit gekend. Ik ken ze alleen van zwart-witfoto’s. En ik weet veel te weinig van ze. Ik zou ze willen vragen naar hun opa’s, en de opa’s van hun opa’s. Waar woonden ze? Wat deden ze? Hadden ze een beetje lol in hun leven? Aan mijn eigen oma’s en opa’s kan ik het niet meer vragen. Daarom heb ik van alles uitgezocht over andere oma’s en opa’s. En daar weer de oma’s en opa’s van. Wat waren dat ..... een viespeuken, slimmeriken, armoedzaaiers, mafkezen, ....... deugnieten, angsthazen, bofkonten, pechvogels... Je zult het vanzelf wel zien. Elk hoofdstukje begint met een oma of opa die geboren is rond 1950. Hun oma’s en opa’s leefden nog een halve eeuw eerder. Zo neemt elke oma of opa je een slordige vijftig jaar verder mee terug in de tijd. Voor je het weet zit je tussen de Vikingen.
9
M IJ N O M A H EE FT EEN BR OER EN EEN ZUS
! DE OMA VAN MIJ N OM A H A D D R IE BR OE RS EN T WEE ZUSSEN
! D E O M A VAN D E OM A VAN M IJ N OMA H A D DR IE BROERS EN Z EVEN ZUSSEN
D
AT zijn er vast meer dan jij hebt. Waarom ik dat denk? Omdat oma’s in de loop der eeuwen steeds minder broers en zussen kregen. En daar zijn goede redenen voor. In de negentiende eeuw wilden de meeste mensen veel kinderen, omdat die mooi konden helpen om geld te verdienen of voedsel te verbouwen. Kinderen kosten natuurlijk geld, maar ze hielpen ook in het bedrijf van hun ouders. Of dat nou een boerderij was, een bakkerij of een herberg. Toen er fabrieken kwamen, gingen de kinderen ook daar aan het werk. Veel arme gezinnen hadden het geld hard nodig.
klein en hulpeloos was. Dan mag jij aan het eind van hun leven ook wel een beetje voor hen zorgen. Er is trouwens nóg een goede reden waarom mensen veel kinderen kregen. God had het zelf zo gewild: ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’ staat er in de Bijbel. Daarmee bedoelt hij niet dat je keersommen moet gaan maken, maar wel dat je meer mensjes moet maken. En omdat mensen vroeger heel gelovig waren, deden ze alles wat er in de Bijbel stond. Dus zodra ze getrouwd waren, zorgden ze ervoor dat ze heel veel kinderen kregen. In de twintigste eeuw veranderde er veel. Er kwamen betere huizen, met toiletten en waterleiding. Daardoor werden mensen minder gauw ziek. Kinderen mochten niet meer werken in de fabriek. Arbeiders kregen meer loon. Dus waren er minder kinderen nodig om te helpen met geld verdienen. Maar hoe zorg je dat je minder kinderen krijgt? Dan moet je minder vrijen. Hmm, daar had niet iedereen zin in. Gelukkig zijn er ook manieren om te vrijen zonder kinderen te krijgen. In 1960 werd zelfs een pil uitgevonden
Mensen kregen ook veel kinderen omdat kinderen vaak jong stierven. Ze werden sneller ziek en er waren veel minder medicijnen dan nu. Dan kon je maar beter een heleboel kinderen krijgen. Zo wist je tenminste zeker dat er een paar over bleven. Die had je ook nodig als je later oud was. Want aan pensioen of bejaardenhuizen deden ze toen nog niet. Oude mensen hadden hun kinderen nodig om voor ze te zorgen. Best logisch eigenlijk: je ouders hebben voor jou gezorgd toen je nog 10
die daarvoor zorgt. Veel mensen waren daar zo blij mee dat ze hem De Pil noemden. Alsof er geen andere pillen bestonden. Alleen de paus was niet blij. Die vond dat alleen God mag bepalen hoeveel kinderen je krijgt. Daarom hadden strenggelovige mensen soms nog wel een heleboel broers en zussen.
11
M IJ N O PA WOONT IN EEN WOONTOREN
! D E OPA VAN MIJ N OPA WO O NDE IN EEN RIJTJ E SHU IS
! D E O PA VAN D E OPA VAN MIJ N OPA WO O N D E IN EEN PL A G GENHUT
E
EN plaggenhut is zo simpel dat je hem zelf kunt maken. Graaf een rechthoekig gat in de grond, ongeveer een halve meter diep en net zo groot als jouw kamer. Zorg dat de kuil mooi vlak is. Zet nu een paar boomstammen tegen elkaar schuin boven de kuil. Steek een flinke stapel plaggen. Dat betekent dat je de bovenste laag grond van de bodem af haalt. Als je dat goed doet, blijft de grond dankzij de wortels aan elkaar zitten. Zo krijg je een soort dekentjes van hei of gras. Die plaggen leg je over de stammen heen, zodat er een mooi dak ontstaat. Nu de boel nog een beetje afwerken. Een deurtje hier, een raampje daar. Ach, doe eens luxe en maak er meteen een schoorsteen in. Dan gaat de rook misschien wel naar buiten. Wat een prachtige plek om je leven door te brengen met je ouders, je zeven broers en zussen, de geit en de familie rat, vlo en kakkerlak.
Natuurlijk woonde eind negentiende eeuw niet iedereen in zo’n plaggenhut. Het waren vooral arme landarbeiders die geen geld hadden voor een echte woning. Maar in de stad was het niet veel beter. Om te werken in de fabrieken waren heel veel mensen naar de stad verhuisd. Daar kwamen ze plek tekort. Grote gezinnen woonden hutjemutje in een woning die uit één kamer bestond. Die ene kamer was een woonkamer, keuken, badkamer en drie slaapkamers ineen. Je lag dus met z’n drieën of vieren in bed, pal naast de kachel waar moeder de aardappels op kookte en vader zijn kleren droogde. 12
De huizen waren vochtig en benauwd en de bewoners zaten zo dicht op elkaar dat ze elkaar makkelijk met ziektes besmetten. Dat kon niet gezond zijn, vond ook de regering. Er kwam zelfs een wet waarin stond hoe woningen eruit moesten zien. Zo moest elke kamer een raam hebben en hadden kinderen vanaf twaalf jaar recht op een eigen kamer. Altijd handig om te weten! Maar de woningen moesten vooral groter worden. En daar was ruimte voor nodig. Dus kwamen er woningen boven elkaar: flats of appartementen. De eerste flats waren van alle gemakken voorzien. Je kon zelfs ĂŠĂŠn keer per dag een emmertje warm water halen bij de beheerder. Tegenwoordig zijn er woontorens van meer dan 150 meter hoog. Daar zoef je met een lift zo naar boven. Plaggenhuttenbewoners zouden er hun ogen hebben uitgekeken. Er komt warm water uit de kraan en elektriciteit uit de muur. Er zijn knopjes om het licht aan te doen, om de verwarming hoger te zetten en het eten mee op te warmen. Een eeuw geleden was dat nog pure sciencefiction. 13
M IJ N O M A GAAT NAA R NIC K & SIM ON
! D E O M A VAN M IJ N OMA G ING NAAR HE T CO NCERT VAN DE H AR MONIE
! D E OMA VAN D E OMA VA N D E O M A VAN DE OM A VAN M IJ N OMA G IN G NAA R EEN OPH AN G ING
H
ET was vaak gezellig druk als er weer iemand opgehangen werd. Honderden mensen kwamen kijken hoe een misdadiger zijn dood tegemoet ging. CafĂŠs en marktkramen deden goede zaken. Het wachtende volk haalde eten en drinken alsof het op een popfestival was. De mensen waren natuurlijk niet zo veel gewend als het om vermaak ging. Ze hadden geen iPad, geen televisie, geen radio. Nick & Simon waren nog lang niet geboren en van de harmonie had nog bijna niemand gehoord. (Dat is een orkest met een heleboel toeters en trommels, voor het geval jij er ook nog nooit van gehoord hebt.)
veroordeelde naar het schavot, een soort podium. Zo kon iedereen zien wat er met je gebeurde als je een erge misdaad beging. In het podium zat een valluik, waarop de veroordeelde moest gaan staan. De beul legde de strop om zijn nek: een lus die vast zit aan de galg. Die ken je wel van het spelletje Galgje. Maar de arme misdadiger mocht geen letters raden. Niets kon hem nog redden. Zodra de beul het valluik opende, hing hij aan de strop. Hopelijk ging hij snel dood. De show was dan nog niet afgelopen. Het lijk van de misdadiger moest nog maanden dienst doen als waarschuwing. Met paarden werd het lichaam naar de rand van de stad gesleept. Daar was een veld met galgen waar de lijken van misdadigers nog eens werden tentoongesteld. Het galgenveld lag meestal zo ver van de stad dat je geen last had van de stank van de rottende lichamen, maar wel op een goed zichtbare plek, waar veel mensen langskwamen. Iedereen moest weten dat in deze stad geen plaats was voor moordenaars en andere boeven.
Niet zo gek dus dat het marktplein helemaal volliep met mensen die wilden zien hoe de misdadiger zijn verdiende loon kreeg. Al was het vaak de vraag of hij de doodstraf echt verdiende. De politie en rechter waren toen wat minder netjes dan nu. Soms werd de misdadiger net zo lang pijn gedaan tot hij zijn misdaad bekende. Op de dag van de ophanging bracht de beul de 14
Veel steden en dorpen hebben nu nog buurten met namen als Galgenberg of Galgenveld. Als je over het marktplein van een oude plaats loopt, kun je er bijna zeker van zijn dat daar vroeger misdadigers werden opgehangen. Denk daar maar eens aan als je op de markt een stroopwafel krijgt of naar de kermis gaat.
15
M IJ N O PA G E EFT GELD AAN BANGL AD E SH
! D E OPA VAN MIJ N OPA K R E EG D ADELS U IT IRA K
! D E O PA VAN DE OPA VAN D E OPA VA N D E OPA VAN DE OPA VAN D E OPA VA N D E OPA VAN DE OPA VAN M IJ N OPA M O EST Z IC H ZELF MAAR Z IEN TE RED DEN
N
ATUURRAMPEN gebeuren meestal ver weg. Een hongersnood in Ethiopië, een aardbeving in Chili, een overstroming in Bangladesh... Zo’n ramp komt in alle kranten en in alle journaals van de wereld. Als het erg genoeg is geven mensen geld of sturen ze spullen om de slachtoffers te helpen. In Nederland komen zulke rampen niet voor. Of toch? In 1953 was Nederland de plek waar de hele
wereld naar keek. Tientallen landen stuurden hulp. Er kwamen laarzen uit Canada, dekens uit Zweden, dadels uit Irak, jute zakken uit India en krenten uit Griekenland. Engeland stuurde snoep, Jamaica stuurde suiker, Duitsland gaf ons zeep, Iran stuurde rijst en de Verenigde Staten stuurden wol. In Nederland zamelden mensen op allerlei manieren geld in. Kinderen haalden lege flessen op, het Nederlands Elftal speelde een
16
wedstrijd tegen Frankrijk en op de radio waren speciale programma’s. Allemaal om geld op te halen voor de slachtoffers van de watersnoodramp.
nog wel belangrijker: tegenwoordig kunnen we elkaar veel sneller waarschuwen en helpen. In 1953 had niemand een mobiele telefoon om te vertellen dat hij in zijn doorweekte pyjama op het dak zat te wachten op hulp. Toen moest je maar afwachten of iemand je vond.
In de nacht van 31 januari op 1 februari was er een zware storm op de Noordzee. De golven beukten op de dijken. Bij eb stond het water even hoog als normaal bij vloed. Toen het echt vloed werd, hielden de dijken het niet meer. In Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant liepen dorpen en polders onder water. In Nederland vielen 1835 doden, in België nog eens 28. Honderdduizend mensen raakten hun huis kwijt. Tweehonderdduizend boerderijdieren verdronken.
De watersnoodramp was niet de eerste overstroming die ons trof. Eeuwenlang was ons land een speelbal van de zee en van de rivieren. Geen wonder: een flink deel van het land ligt lager dan de zee. En vroeger waren de dijken lager en slapper, of ze waren er helemaal niet. Bij de Allerheiligenvloed van 1570 kwam het water nog hoger dan in 1953. Van België tot Groningen braken de dijken. In totaal verdronken zeker twintigduizend mensen. Denk maar niet dat er toen hulp uit Irak of Canada kwam. Wat er aan de andere kant van de wereld gebeurde, wist geen mens.
Kan zo’n ramp nu weer gebeuren? Waarschijnlijk niet. Na de ramp is de regering meteen begonnen met de Deltawerken. Het hele gebied is nu beschermd door betere dijken, lange dammen en wereldberoemde waterkeringen. Maar misschien
17