De Kraai

Page 1

Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekende ervaringen op van Merel Westermann in een wekelijkse rubriek verschenen in Het Parool.

U I TV AA R T B E G E L E I D I N G

Merel Westermann


024_GPV1QU_20111022_PSW01_00.qxp_PSvW 10/20/11 4:33 PM Page 24

de kraai

Alleen 49 rozen Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

I

n mijn mailbox komt een bericht binnen. ‘Ik ben ziek en ik wil graag een afspraak maken.’ De vrouw woont in Rotterdam. ‘Hier kan ik niemand vinden die bij me past.’ Na wat heen-en-weergemail weet ik zeker dat ze mij als haar uitvaartbegeleider wil hebben. Ik neem de A4 en kom uit bij een mooie Rotterdamse woning met uitzicht op het water. Een charmante man van in de veertig doet de deur open. Op de bank zit een mooie vrouw. Een deken ligt om haar schouders. Om haar heen zitten haar zussen. “In welke fase zit je nu?” vraag ik haar. “Bijna vier jaar geleden werd kanker geconstateerd. Maar ik leef mijn leven. Ik wil in goeden doen voorbereid zijn op mijn afscheid.” De vrouw is een georganiseerd type. “Ik wil thuis opgebaard worden in een mooie wade op een opbaarplank. Een vriend van mij is modeontwerper. Hij zal de wade maken. Ik wil dat hij fuchsiaroze is, want die kleur staat me goed.” Ze kijkt haar zussen aan. “En ik wil dat jullie mijn haar nog even wassen.” De vrouw wil gecremeerd worden. “En o ja, ik wil niet te veel ballonnen.” De locatie is belangrijk. “Het moet een stijlvolle ruimte zijn, geen aula van een uitvaartcentrum.” Nu kijkt ze mij aan. “Laten we er samen één zoeken.” Aan het einde van het gesprek loopt ze mee naar de deur. “Dan zien we elkaar niet meer,” zegt ze. “Sterkte, misschien zien we elkaar inderdaad niet meer.” “Je kijkt me recht in de ogen, de meeste mensen kijken weg.” Kort omhelst ze me. De weken die volgen zoeken we los van elkaar naar de juiste locatie. De meeste willen geen overledene in huis hebben. Uiteindelijk

24

PSvdW 22 OKTOBER 2011

vindt ze er één. Kroonluchters, rode vloerbedekking, uitzicht over het water. Ik maak een offerte en de uitvaart ligt klaar op papier. Driekwart jaar later belt haar man. “Het is gebeurd. In overleg met de huisarts heeft ze gekozen voor terminale sedatie. Het eerste gedeelte is niet zo rustig verlopen, maar ze is toch vredig ingeslapen.” “We gingen net haar haren wassen,” zeggen de zussen als ze me binnen zien komen. Ik neem het instructielijstje door. ‘Opmaken bed in overleg met mijn zus en man. Geen bloemen, op 49 rozen van mijn man na. Graag mijn doopkaars dagelijks branden tot de laatste dag. Enkele hartballonnen voor de nichtjes en neefjes die ze na de ceremonie op mogen laten. In de sociëteit is een vleugel voor 95 procent bespeelbaar en zuiver.’ De locatie is op loopafstand. Direct achter haar loopt haar man in een prachtig – niet zwart – pak. De lijkwade is gesloten. In Nederland mag een overledene niet onbedekt vervoerd worden. Auto’s, fietsers en voetgangers snellen langs. Sommigen schrikken, anderen blijven uit respect even stilstaan. De vleugel wordt bespeeld. Het nummer Alles is liefde klinkt. Er wordt liefdevol gesproken. De man heeft een muziekstuk gekozen dat meer dan tien minuten duurt. Spem in alium van componist Thomas Talies vult in al zijn hevigheid de ruimte. In het hemelse gezang komt er telkens een stem bij. Al die tijd zit de man met zijn ogen dicht. Bijna zichtbaar lijkt de vrouw met het aanzwellen van de stemmen haar man te verlaten en op te stijgen.

‘Je kijkt me recht in de ogen, de meeste mensen kijken weg’


031_GPV1QU_20110528_PSW01_00.qxp_PSvW 5/26/11 1:07 PM Page 31

de kraai

De liefde van zijn leven Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

E

en man vraagt of ik langs wil komen. “Mijn vriend zal binnenkort sterven.” Met mij wil hij bespreken wat er dan moet gebeuren. In een Amsterdamse wijk op stand gaat een voordeur open. Een oudere man drukt mij hartelijk de hand. De vouwen onder zijn ogen hebben de diepte die alleen verdriet voor het slapengaan in een gezicht kan slaan. Ingetogen tonen van Mozarts Klarinetconcert, een klassiek mooie inrichting, en een boekenkast vol kookboeken vullen de woonkamer. “Dertienhonderd stuks,” zegt hij als hij me ziet kijken. “Hij was dol op lekker eten.” Sinds een aantal jaren is zijn levenspartner aan het dementeren. Hij had een hoge functie bij een koepel van zorginstellingen. Nu is hij opgenomen in één van die instellingen. Zijn laatste weken zijn ingegaan. “Ik ben er vrijwel elk moment.” “Het is handig om de rouwkaart vast voor te bereiden,” zeg ik als we de uitvaart bespreken. “Als het zover is, moet die snel naar de drukker. Vaak vergeet je dan wat je erop had willen zetten.” De man wijst naar de muur waar ingelijste verftekeningen hangen. “Sinds hij dementeert, wil hij nog maar één ding: schilderen.” Abstracte werkjes, de meeste met veel kleur, sieren de muur. We kiezen een vierkant model in jarenzeventigkleuren. De tijd waarin de liefde tussen de mannen opbloeide. Een uur laat zwaait hij me uit. Bij het weggaan zegt hij: “Ik zoek niet verder meer. Jij gaat zijn uitvaart doen.” Als ik op mijn fiets stap, besef ik dat ik zojuist een sollicitatiegesprek heb gehad. Mensen die hun huis willen verkopen nodigen verschillende makelaars uit, anderen laten een aantal uitvaartbegeleiders langskomen op het moment dat ze weten dat hun eigen dood of die van een dierbare nadert. De weken erna mailen we over de rouwkaart. Hij stuurt me een tekst: ‘Ik hield van hem als een jonge god, en op het

moment dat hij geestelijk en fysiek totaal aftakelde. Wij samen, dat was onze kracht, tot het einde.’ Terwijl er in het Frans gezongen wordt over de tederheid van liefde, wordt zijn man drie weken later de kerk in gedragen door vrienden. Hij ligt op een opbaarplank met een kleine opstaande rand in een dikke kantoenen doek. Een groot, belangrijk man, kwetsbaar mooi ingewikkeld. “Langzaam ging hij minder van de dingen begrijpen,” zegt één van de sprekers. “Op het laatst bestonden er voor hem nog maar twee soorten mensen. Iedereen die uit Amsterdam kwam was Amsterdammer, de rest was een Limburger zoals zijn man.” Geef mij maar Amsterdam wordt ingezet, om even later vervangen te worden door eeuwige trouw gevat in de nocturnes van Mozart. Na de ceremonie geef ik het sein dat de hapjes kunnen worden uitgeserveerd. Wijn en smakelijkheden gaan voorbij op hoog gedragen zilveren schalen. De overledene is er nog bij. Naast de opbaarplank zie ik zijn man lachen. Even lijkt het of ze hand in hand staan. Een uitvaart is een hoogtepunt waar alles samenkomt. Nabestaanden worden een paar uur opgetild door alle dierbare herinneringen. In klein gezelschap varen we over het stille water met de overledene naar Zorgvlied. Daar zakt hij met een paar laatste dichtregels naar beneden. “Eens zal ik je terugvinden, in de schaduw van de maan. Onder de vleugelslag van ontzaglijke bomen. Kleiner en stiller misschien. Maar je ogen, denk ik. Onherkenbaar groter en lichter.”

Bij het weggaan zegt hij: ‘Ik zoek niet verder meer, jij gaat de uitvaart doen’

28 MEI 2011 PSvdW

31


025_GPV1QU_20110702_PSW01_00.qxp_PSvW 6/30/11 12:42 PM Page 25

de kraai

Laatste reis Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

R

otsblokken in klein en groot formaat, machinerie en golvend gesneden beelden staan her en der in het atelier dat ik binnenstap. Het is druk. De damp staat op de ramen. Zeker vijftien mensen staan dicht op elkaar. De zoon van de gestorven vrouw stapt uit de drukte op mij af. Groots met een zachtaardige glimlach. “Mijn moeder was al een hele tijd ziek,” zegt hij als hij me meeneemt naar de zolderverdieping. Het geklets van de mensen verstomt tot geroezemoes als hij de deur achter ons dichttrekt. Hij stelt me voor aan zijn vrouw die al aan tafel zit. Haar gezicht is zacht in het schemerlicht van de lamp. “Hebben jullie al nagedacht over de uitvaart?” Als iemand acuut overleden is, moet ik de leiding nemen. In het geval van een lang ziekbed zijn mensen veelal voorbereid. “De verzorging hebben vrienden van mama al gedaan,” zegt de zoon. “En ik wil dat ze hier – hij wijst naar de vloer – in haar atelier wordt opgebaard. Met bloemen, haar beeldhouwwerken en vrienden als familie om haar heen.” Ik knik. Het plan ligt er al. “Ik wil absoluut geen spreker, muziek, spreker, muziek. Geen standaard riedel. Mijn moeder was bijzonder, niet standaard.” “Zie je deze foto?” Hij schuift een foto op a4-formaat mijn kant op. Ik zie een stralend lachende vrouw met pet op. Vrolijk omhelst ze een beeldhouwwerk waar ze zelf vele malen inpast. Nu mijn ogen gewend beginnen te raken aan het weinige licht, zie ik ook de stapels kunstboeken, schilderijen en kleine en grote beeldhouwwerken op deze verdieping. De toon waarop hij spreekt, maakt de diepe band die hij met zijn moeder had duidelijk. Als ik het drukwerk wil bespreken, wil hij het eerst ergens anders over hebben. “Ze wordt niet in Nederland begraven, maar in haar favoriete dorp in Frankrijk waar ze al jaren een huis heeft met een

groot atelier. Ik wil haar daar zelf naartoe brengen.” De zoon heeft een bus, daarin wil hij haar meenemen. Ik weet dat er een internationaal vervoersbedrijf is dat overledenen van en naar het buitenland vervoert. Het kost maanden papierwerk om dat zelf te regelen. “Ik zoek uit wat mogelijk is.” De kist wordt door een erehaag van vrienden de afgehuurde kerk ingedragen. Een vriend pakt de microfoon. “Bij sommige mensen denk je: die maken het niet lang, bij haar dacht je dat ze altijd zou blijven,” opent hij. Op schermen worden beelden geprojecteerd waarop te zien is hoe de vrouw enorme rotsblokken tot leven brengt. Met de microfoon loopt de vriend door de kerk. Iedereen die wil, kan een verhaal vertellen over de vrouw. Haar leven wordt gevierd door samen herinneringen op te halen. Voor de kerk staat de grijze bestelbus van de zoon. “Je zou eventueel mee mogen rijden met het internationaal vervoerbedrijf,” vertelde ik hem een paar dagen voor de uitvaartceremonie. Hij wilde er niets van weten. “Ik doe het zelf.” De koelplaat kan niet worden aangesloten op de sigarettenaansteker van de bus, maar gedurende de reis moet het lichaam wel gekoeld blijven. “Wat ga je met zo’n grote hoeveelheid droogijs doen?” vraagt de fabrikant verbaasd als ik mijn bestelling ophaal. Het droogijs is verpakt in piepschuimen bakjes. Samen met de zoon zet ik ze in de kist. We halen de deksels van de bakjes af, een ijskoude damp komt omhoog. “Ik ga vannacht rijden, dan is het lekker rustig op de weg.” De volgende ochtend krijg ik een sms’je: ‘Dorp in zicht, zon komt op, alles is goed gegaan.’

‘Ik wil geen spreker en dan weer muziek. Mijn moeder was bijzonder, niet standaard’

2 JULI 2011 PSvdW

25


029_GPV1QU_20110514_PSW01_00.qxp_PSvW 5/12/11 11:47 AM Page 29

de kraai

Liever niet thuis opgebaard Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

H

et is maandagochtend. Dochter van zes wordt aangespoord haar jas aan te trekken. Moeder zoekt nog snel een sjaaltje. De ochtend begint koud. Ontbijtborden met resten hagelslag en glazen halfvolle melk blijven achter. Op school aangekomen, veegt moeder nog even de melksnor van het meisje weg en geeft haar een kus. Ze zwaaien elkaar na. “Ouderraadvergadering is vanavond.” “Gaat jouw dochter ook op de knutselclub?” “Op welke dag gaan jullie naar zwemles?” Na een kort praatje fietst ze naar huis. Het stoplicht springt op groen als ze de kruising nadert. Ze fietst rechtdoor, een vrachtwagen slaat rechtsaf. De vrouw wordt geschept. Ik schud de nabestaanden de hand. Ouders en een rijtje vriendinnen in een leeg huis. De dochter is door haar vader, die elders in de stad woont, van school gehaald en meegenomen. Verdwaasd zit iedereen bij elkaar, de tafel is nog niet afgeruimd. “Vinden jullie het fijn als ze thuiskomt?” “Nee, nee, dat willen we niet.” Alle hoofden schudden nee. “Denk er maar over na,” zeg ik rustig. “Ik raad het aan, dan kun je afscheid nemen.” Bij een heftige doodsoorzaak willen nabestaanden vaak de confrontatie zo min mogelijk aangaan. De vrouw is de deur uitgegaan en niet meer teruggekomen. Voor de verwerking is het goed als iemand nog thuiskomt, al is het weliswaar een dood lichaam met wonden. Ik meld me diezelfde middag voor de verzorging van de vrouw bij het OLVG. Het is net Pasen geweest, gele krokussen bloeien in het park. “De familie komt zo,” zeg ik. Een medewerker van het mortuarium schuift de juiste lade open. Op de voorkant staat in een sierlijk handschrift

haar naam. Haar hoofd schuift eerst naar buiten. Ze draagt een ziekenhuisjurk. Op het kaartje dat met een elastiekje aan haar grote teen zit, staat nogmaals haar naam. Alleen een schaafwond op haar linker gezichtshelft verwijst naar het ongeluk, de dodelijke verwondingen zitten inwendig. Rustig begin ik met de verzorging. De vriendinnen melden zich een klein half uurtje later. “Nee, we willen niet helpen. Wij kijken van een afstandje.” Hun ruggen buigen iets naar achteren, hun handen hangen strak langs hun lichaam. Eén van de vrouwen geeft mij de kleding. Een King Louiejurk met bloemenprint. De jurk gaat over haar hoofd. “Hoe willen jullie deze strik?” Ik kijk achter me. De vier vriendinnen komen dichterbij. “Ze droeg de strik altijd aan de linkerkant.” Niet veel later hebben de vrouwen de verzorging ongemerkt overgenomen. De make-up wordt gedaan, de nagels gevijld. “Nog een vestje tegen de kou?” vraagt één van de vriendinnen. Die avond krijg ik een telefoontje. “We willen toch graag dat ze thuiskomt,” zegt de vader van de vrouw. “Haar vriendinnen hebben me overtuigd. Ze ziet er prachtig uit, zeggen ze.” “Morgen komt ze thuis,” verzeker ik de man. Een wake met wijn en milde herinneringen duurt tot aan de dag van de begrafenis. De dochter aait zo nu en dan haar moeder en kruipt bij oma of vader op schoot. Vrienden dragen de kist het huis uit. Groot verdriet wordt samen beleefd. Aan het einde van de dag zak ik naar kniehoogte, als laatste neem ik afscheid van de dochter. Het meisje woont vanaf nu bij haar vader.

‘We willen toch graag dat ze thuiskomt. Ze ziet er prachtig uit, zeggen ze’

14 MEI 2011 PSvdW

29


027_GPV1QU_20111105_PSW01_00.qxp_PSvW 11/3/11 2:14 PM Page 27

de kraai

Onder het bosmatras Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

I

n de ouderwetse serre waar elk raam zicht heeft op het bos zitten we in een kring bijeen. Dampende kopjes thee staan op schotels met zilveren theelepels, klontjes suiker liggen klaar op de salontafel. Op een chaise longue in het midden ligt een oudere, sterk vermagerde vrouw. Onder haar hoofd een extra kussen, over haar benen een warme deken. Kwetsbaarheid lijkt haar licht te geven. Haar kinderen van middelbare leeftijd zitten om haar heen. “Ik ben allang ernstig ziek,” opent de oudere vrouw het gesprek. “Graag spreek ik met jou over mijn eigen sterven. Mijn man is een jaar geleden al gegaan.” “Wij wonen in Amsterdam,” zegt de oudste dochter. “Daar is ook het familiegraf waar vader begraven is.” We nemen de wensen door. Af en toe ligt er een hand op moeders been of krijgt ze een aai over haar handen. “Ik wil in een katoenen doek begraven worden.” De vrouw is textielkunstenaar. In het huis hangen textielpanelen die ze heeft gemaakt. De afbeeldingen tonen mensen, landschappen en dieren. Stoffen schilderijen vol perspectief en kleur. Op weg naar de serre kwam ik langs een ruim atelier. De kinderen hebben voor hun moeder een dik katoenen wade gemaakt met groot bloemenpatroon. Voorzichtig vouwt één van de dochters hem uit. “Binnenkort zal moeder sterven. Wel bizar dit.” Een schaal met grote ronde koeken gaat voor de tweede keer rond. “We willen geen rouwauto, we doen zelf het vervoer.” De zoon heeft een oldtimer. Een paar weken later word ik gebeld. “Moeder is opgenomen in een hospice in Amsterdam,” zegt de zoon. De palliatieve zorg is overgenomen door professionals. “We zijn er elke dag. Het einde is nu nabij.” Als ik een week later kom, hebben medewerkers en fa-

milie de verzorging na haar dood al gedaan. De vrouw wordt overgebracht naar het huis van haar dochter. In het grote Amsterdamse huis aan het park wordt ze opgebaard. Gewikkeld in de wade die ze een maand eerder zelf aan mij liet zien, ligt ze in een kamer met uitzicht op een groen bladerendek. ‘Textielkunstenaar en tuinierster’ komt op de rouwkaart te staan. Voordat ze ziek werd, dwaalde de vrouw uren in het bos dat haar huis omringde. De opgedane beelden bracht ze over op textiel, de onderweg verzamelde takken gingen in vazen, de dennenappels op schalen. Voordat de ceremonie begint, is de lijkwade nog even open. Iedereen kan nog een laatste keer naar haar kijken. Ik kondig aan dat de plechtigheid zo begint. De kinderen sluiten samen de wade. Direct achter hen staan hun eigen kinderen. De kleinkinderen – allemaal twintigers – dragen oma na het samenzijn naar het graf. Daar staan enorme rieten manden klaar. Ze zijn gevuld met takken, dennenappels, bladeren, besjes en andere vondsten uit het bos rondom haar huis. Als de wade gedaald is, wordt ze door haar dierbaren toegedekt met het bos waar ze altijd woonde.

‘Binnenkort zal moeder sterven. Wel bizar dit’

5 NOVEMBER 2011 PSvdW

27


019_GPV1QU_20111029_PSW01_00.qxp_PSvW 10/27/11 1:33 PM Page 19

de kraai

Onder de ginkgoboom Achter elke rouwadvertentie gaat een verhaal schuil. Mickelle Haest tekent wekelijks de ervaringen op van een Amsterdamse uitvaartverzorgster.

E

en moeder belt mij. “Mijn zoon is overleden.” Ze klinkt redelijk rustig. “Hij heeft zelf een einde aan zijn leven gemaakt.” Ik rijd naar haar huis. De ouders zijn uit elkaar. Vader woont in Frankrijk, gisteravond is hij in de auto gestapt. Hij kan elk moment aankomen. Moeder is een jaar of zestig. Het huis is sober ingericht, donkere kleuren, door de kleine ramen valt nauwelijks licht. Op de drie foto’s in goudkleurige lijstjes wordt serieus gekeken. Thee wordt geserveerd in mokken. De bel gaat, vader komt binnen. In zijn rechterhand een weekendtas gevuld met kleren. Hij geeft haar drie kussen en een half opgegeten stokbrood. De man wil graag een kop koffie. Daarna beginnen we het gesprek. “Hij zat in een psychiatrische instelling,” zegt moeder. “Van de natuur kon hij heel erg genieten,” vult vader aan. “Met mensen had hij weinig.” Moeder zucht “Hij was net veertig jaar geworden.” Het is stil. Alleen de keukenklok maakt geluid. “We wisten natuurlijk wel,” begint moeder na een lange stilte, “dat hij niet echt gelukkig was.” “Wat voor een uitvaart zouden jullie willen?” “Hij zat altijd graag in het park onder de ginkgoboom. Kent u die?” De ginkgo staat symbool voor onveranderlijkheid, hoop,

liefde, toverkracht, tijdloosheid en een lang leven. In Japan wordt de boom als een god vereerd. “Het was de lievelingsboom van Goethe,” zegt vader. “De ginkgo is een levend fossiel. Het is de enige boom die een blad heeft dat tussen loof- en naaldblad inzit. Goethe schreef een sonnet over de boom.” “Het zou fijn zijn als hij zo dicht mogelijk bij die boom komt te liggen.” Het park waar de boom staat, ligt vlak bij een begraafplaats. “Hoe veel mensen verwachten jullie?” Ze noemen namen en houden het aantal door het opsteken van hun vingers bij. “Ongeveer zeven mensen.” “Waarom doen we de herdenking dan niet bij de ginkgoboom in het park?” “Kan dat? Dat lijkt ons heel fijn.” Ik bel het stadsdeel en de ambtenaar begrijpt het. “Ik zal zorgen dat die hoek in het park op dat moment wordt afgezet.” Als de rouwauto stapvoets het park inrijdt, lopen de ouders en genodigden erachteraan. Er staan borden met de tekst ‘tijdelijk niet toegankelijk’. De dood is vandaag tussen de mensen. Moeders met kinderwagens. Mensen in trainingsbroek met een iPod. De omgeving reageert niet of nauwelijks. De chauffeur stopt vlak bij de boom. Onder de takken met waaiervormige bladeren wordt de kist rustig neergezet. Ik zet de gettoblaster aan die ik heb meegenomen. In zijn afscheidsbrief heeft de zoon de muziek uitgekozen. Aardse klanken klinken. Dan neemt vader het woord. “Neerslachtig als hij was, kon hij ook intens genieten van de natuur, van deze boom bijvoorbeeld.” Van de boom kijkt vader naar de kist. “Je hebt besloten te gaan. Wij blijven van je houden.” De aanwezigen krijgen een door moeder gevouwen papieren kraanvogel. De vogel staat voor vrijheid. “De familie vind het fijn als u deze aan hem wilt meegeven,” zeg ik. Als we later bij het graf staan, vliegen zeven kraanvogels naar beneden.

‘Van de natuur kon hij heel erg genieten, met mensen had hij weinig’

29 OKTOBER 2011 PSvdW

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.