Trends in seksualiteit in Nederland Wat weten we anno 2008?
SSS
3% 8%
Trends in seksualiteit in Nederland Wat weten we anno 2008?
Trends in seksualiteit in Nederland
1
2
Trends in seksualiteit in Nederland
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
6
Wat vinden Nederlanders van... Soloseks, porno, abortus, homoseksualiteit… Anno 2008 lijkt er in Nederland een open seksueel klimaat te heersen. Of is dat schijn?
8
Seks in de media Regelmatig verschijnen er seksueel getinte beelden in de media. Deze seksualisering staat in Nederland ter discussie. Wat is de invloed op jonge kijkers?
10
Seksuele ervaringen De meeste Nederlanders hebben seks binnen een vaste relatie. Zes op de tien Nederlanders is vaak tot altijd tevreden over het seksuele leven.
13
Wel of niet zwanger? Anticonceptie is in Nederland de gewoonste zaak van de wereld. Zowel jongeren als volwassenen maken er gebruik van. Toch gaat het wel eens mis.
16
Soa/hiv Een goede gezondheid is voor de meeste Nederlanders het belangrijkste goed. Geldt dat ook voor onze seksuele gezondheid? Eén van de meest besproken thema’s binnen seksuele gezondheid is soa/hiv.
18
Seksuele problemen Vrouwen hebben vaker last van orgasmeproblemen, mannen van te vroeg klaarkomen. Maar er zijn meer problemen die prettige seks in de weg staan.
20
Seksueel geweld en intimidatie Seksuele intimidatie en seksueel geweld komen regelmatig voor. Thuis, op straat, op school en op het werk. Wat zeggen de cijfers?
22
Homo- en biseksualiteit Eén op de twintig mensen noemt zich homo, lesbisch of bi. Maar er zijn veel meer mensen die zich aangetrokken voelen tot een seksegenoot.
24
Man of vrouw? In Nederland onderscheiden we drie groepen ‘transgenders’: travestieten, transgenderisten en transseksuelen. Zij hebben gemeen dat hun genderidentiteit of -expressie niet overeenkomt met hun sekse bij geboorte.
26
Hulp nodig? Zo’n 20% van de mensen heeft behoefte aan hulp bij seksuele problemen en relatieproblemen. In de praktijk gaan veel minder mensen daadwerkelijk op zoek naar hulp. Durven we soms niet?
Bronnen Aanbevelingen voor beleid Summary in English De Rutgers Nisso Groep
29 32 34 36 Trends in seksualiteit in Nederland
3
4
Trends in seksualiteit in Nederland
Inleiding
Kijk, dit is handig. Eén boekje met de belangrijkste feiten en cijfers over seksuele gezondheid in Nederland anno 2008 overzichtelijk op een rij. Seksuele gezondheid is nogal veelomvattend. Het gaat niet alleen over (vrij zijn van) soa en hiv, maar bijvoorbeeld ook over weerbaar zijn; weten wat je wilt in relaties en seksualiteit en duidelijk je wensen en grenzen kunnen aangeven. En effectief voorbehoedsmiddelen kunnen gebruiken valt eronder, evenals prettige seks hebben zonder klachten. Hoe het met al deze aspecten is gesteld bij de Nederlanders leest u in dit boekje, dat met name bedoeld is voor beleidsmakers en professionals. Het bevat informatie die u wellicht kunt gebruiken in uw werk. Er ís nog het nodige werk aan de winkel, getuige de aanbevelingen die wij achterin dit boekje doen. Misschien treft u ook suggesties aan op uw werkterrein. De behoeften van het publiek vormen het uitgangspunt van het werk van de Rutgers Nisso Groep. Jongeren en vrouwen verdienen daarbij onze extra aandacht, evenals groepen in de samenleving die kwetsbaar zijn door hun maatschappelijke positie, discriminatie of geweld, kennisachterstand of botsingen tussen normen van hun sociale groep en die van de Nederlandse samenleving. De Rutgers Nisso Groep draagt bij aan een goede seksuele gezondheid en seksuele rechten door pleitbezorging richting beleidsmakers en beslissers, deskundigheidsbevordering van professionals en het verschaffen van kennis aan het publiek. Wanneer u mogelijkheden ziet om daarin samen te werken, horen wij dat graag! Laat ik u vertellen dat dit boekje weliswaar veel informatie bevat, maar dat het slechts de highlights zijn op de diverse terreinen. Wij hebben nog veel meer kennis uit onderzoek; gegevens die we u zeker niet willen onthouden. Een schat aan onderzoeksgegevens vindt u op onze website www.seksualiteit.nl, in de rubriek ‘Feiten en cijfers’. Heeft u desondanks nog vragen, dan zijn wij u graag van dienst. Weet u meer mensen voor wie dit boekje interessant zou kunnen zijn, attendeert u hen dan op de digitale versie op onze website www.rutgersnissogroep.nl.
Dianda Veldman Directeur Rutgers Nisso Groep
Trends in seksualiteit in Nederland
5
1. Wat vinden Nederlanders van..? Soloseks, porno, abortus, homoseksualiteit… Anno 2008 lijkt er in Nederland een open seksueel klimaat te heersen. Of is dat schijn?
Porno is prima
Een vrouw is een vrouw
Porno, soloseks, seks met iemand waar je geen vaste relatie mee hebt, prostitutie en abortus. De overgrote meerderheid van de Nederlanders heeft er geen problemen mee1. Bijna tweederde (63%) vindt het prima als mensen porno kijken, iets meer mannen dan vrouwen. Dat geldt ook voor soloseks: slechts 9% van de mensen vindt masturbatie niet goed te praten. Ook over seks zonder vaste relatie zijn de meeste Nederlanders het eens: slechts 14% van de mannen en 9% van de vrouwen vindt dit niet kunnen. En prostitutie, is dat verwerpelijk? Vier van de vijf Nederlanders vindt van niet (79%). Vrouwen vinden prostitutie wel wat vaker verwerpelijk dan mannen. Tot slot abortus: een vijfde (18%) van de mannen en een tiende (11%) van de vrouwen noemt abortus moord.
Hoort een man zich als een man te gedragen? Eén op de drie mensen vindt van wel (33%)1. Net als dat een vrouw zich als een vrouw hoort te gedragen (35%). Opvattingen over verschillen tussen mannen en vrouwen hebben invloed op seksueel gedrag en seksuele beleving. Nog zo’n opvatting: hebben mannen met een vaste relatie recht op seks? 30% van de mannen en 16% van de vrouwen vindt van wel2.
Seksueel klimaat Een deel van de bevolking stemt in met strikte opvattingen
Ik vind dat mannen recht 30% hebben op seks als zij getrouwd zijn of een vaste 16% relatie hebben
SEKS Een man hoort zich als een man te gedragen…
18%
Abortus = moord 11%
6
Trends in seksualiteit in Nederland
Pas als mensen een 14% vaste relatie hebben, mogen ze met elkaar 9% naar bed
33%
…en een 35% vrouw als een vrouw
Het homohuwelijk 16% dient te worden afgeschaft
Pas als mensen een 14% vaste relatie hebben, mogen ze met elkaar 9% naar bed
18%
Abortus = moord 11%
Ik vind dat mannen recht 30% hebben op seks als zij getrouwd zijn of een vaste 16% relatie hebben
Het homohuwelijk 16% dient te worden afgeschaft
SEKS Een man hoort zich als een man te gedragen‌
33%
‌en een 35% vrouw als een vrouw
Seksueel gedrag en geboorteregeling: veel wordt goedgekeurd 18%
Abortus = moord 11%
DVD
72%
Pas als mensen een 14% vaste relatie hebben, mogen ze met elkaar 9% naar bed
52%
10%
Het homohuwelijk 16% dient te worden afgeschaft
SSS
8%
Porno kijken is prima
Masturbatie valt niet goed te praten
3% 8%
Prostitutie is verwerpelijk
Zoenende mannen Als het om homoseksualiteit gaat, heeft het onaanvaardbaar als hun kind zou Nederland de reputatie een tolerant land samenwonen met iemand van hetzelfde te zijn. Inderdaad staaten de geboorteregeling: meerderheid geslacht. Zestien procent vindt dat het Seksueel gedrag veel wordt goedgekeurd Homoseksualiteit: geheel geaccepteerd van de bevolking positiefniet tegenover homohuwelijk moet worden afgeschaft, homoseksualiteit. Maar wie doorvraagt, 28% vindt het geen goede zaak dat homoIk vind twee krijgt een iets ander beeld. Twee zoenenseksuele paren kinderen kunnen adoptezoenende 33% vrouwen op straat de mannen op72% straat? Bijna de helft van ren. 10% 3% aanstootgevend de Nederlandse bevolking (49%) vindt dit 52%3 8% 8% aanstootgevend . Voor een derde van de DVD mensen (33%) moeten geldt dit ook als het om Het is onaanvaardbaar als Homoparen Ik vind twee dezelfde rechten hebbenVoor zoenende 49% mijn 54%alle duidelijktwee vrouwen gaat. Porno kijken is prima Masturbatie valt nietzoon goedoftedochter praten zou 18% Prostitutie is verwerpelijk bij het adopteren van mannen op straat samenwonen met een partner heid: slechts 16% stoort zich eraan als kinderen als heteroparen aanstootgevend van hetzelfde geslacht een man en een vrouw elkaar op straat zoenen. Verder vindt 18% van de ouders
SS S
Homoseksualiteit: niet geheel geaccepteerd Ik vind twee zoenende 33% vrouwen op straat aanstootgevend
Homoparen moeten dezelfde rechten hebben bij het adopteren van kinderen als heteroparen
54%
Het is onaanvaardbaar als mijn zoon of dochter zou 18% samenwonen met een partner van hetzelfde geslacht
Ik vind twee zoenende 49% mannen op straat aanstootgevend
De helft van de Nederlanders stoort zich eraan als twee mannen met elkaar zoenen Trends in seksualiteit in Nederland
7
2. Seks in de media Regelmatig verschijnen er seksueel getinte beelden in de media. Deze seksualisering staat in Nederland ter discussie. Wat is de invloed op jonge kijkers?
Meer kijken, meer seks? Jongeren die meer kijken naar seks in de media zijn er ‘eerder bij’ en hebben vaker ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag4. Ook hebben ze vaker ruilseks en cyberseks en zeggen ze vaker ‘ja’ tegen seks zonder gevoelens5. Voor deze jongeren was de laatste partner waarmee ze seks hadden vaker een losse partner. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat jongeren die meer dan gemiddeld naar seksueel getinte televisiebeelden kijken qua seksueel gedrag negen tot zeventien maanden voorlopen op leeftijdgenoten met een gemiddeld kijkpatroon6. En wat is het effect van videoclips op muziekzenders als MTV en TMF? Jongens die hier vaker naar kijken, hebben meer seksuele ervaring7. Meisjes die hier vaker naar kijken, denken liberaler over seks. Voor alle duidelijkheid: dit wil niet zeggen dat het één het ander veroorzaakt. Misschien zijn jongeren die seksueel gezien verder zijn meer geïnteresseerd in seksueel getinte beelden.
Vrouwen als lustobject Aan de universiteiten van Tilburg en Utrecht zijn experimentele studies uitgevoerd naar de invloed van videoclips met daarin vrouwen als lustobject8. Wat blijkt? Jongens op het vwo die deze seksistische videoclips bekeken, zijn het na afloop vaker eens met de stelling dat ‘een vrouw thuis achter het aanrecht hoort te staan’ dan na het zien van beelden van vrouwen als bijvoorbeeld presentatrice of debater. Daarnaast staan zowel jongens als meisjes op het vwo na het zien van seksistische videoclips welwillender tegenover seksuele 8
Trends in seksualiteit in Nederland
intimidatie dan na het zien van ‘sterke’ vrouwen. Bij vmbo-leerlingen is op dit punt juist een omgekeerd effect gevonden. Ook zijn jongeren, vooral meisjes, er na het zien van een ‘sexy’ videoclip sterker van overtuigd dat een sexy uiterlijk voor vrouwen van belang is, dan na het zien van dezelfde artiesten in een neutrale clip55.
Invloed seks in de media verschilt Hoe ouders omgaan met het kijkgedrag van hun kinderen heeft ook invloed op het effect ervan. Het blijkt dat als ouders het gebruik van bepaalde websites of televisieprogramma’s sterker controleren én regelmatig inhoudelijk commentaar geven op seksuele boodschappen in de media, hun kinderen minder positief denken over bijvoorbeeld vreemdgaan, breezerseks of cyberseks7. Wat ook uit onderzoek blijkt: als je als vrouw net hebt gelezen dat de media een onrealistisch beeld van schoonheid voorspiegelen, dan hebben beelden van mooie, sexy en schaars geklede modellen minder effect op jouw lichaamsbeeld9. Tot slot heeft het positief waarderen van seks in de media meer te maken met iemands seksuele interesse, dan met het aantal keren dat iemand naar die beelden kijkt10.
Seksualisering
Ouders kunnen seksuele boodschappen in de media nuanceren
Trends in seksualiteit in Nederland
9
3. Seksuele ervaringen De meeste Nederlanders hebben seks binnen een vaste relatie. Zes op de tien Nederlanders is vaak tot altijd tevreden over het seksleven.
Gedrag en Beleving Wie doet wat wanneer? Ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag bij jongeren 12-14 jaar
18-20 jaar
15-17 jaar
21-24 jaar
voor het gros van de volwassen Nederlanders wordt seks binnen een vaste relatie bedreven11.
Ik stop ermee Net als vijftien jaar geleden is de overgrote meerderheid van de mannen en vrouwen gelukkig met de vaste partner (82% nu versus 92% destijds)11. Opvallend is wel dat 30% van de mannen en vrouwen wel eens overweegt om weg te gaan bij de partner (10% destijds). Eén op de vijf mensen zonder relatie vindt het jammer, één op de vijf vindt het juist prettig om single te zijn. Iets meer dan de helft vindt 1:10jammer. dit soms prettig en soms
Cyberseks
30% 61% 81% 85%
52% 79% 92% 96%
23% 66% 89% 95%
13% 53% 83% 91%
8% 46% 78% 88%
7% 42% 76% 88%
9% 42% 77% 88%
2% 8% 16% 28%
1:20 Ontspannen na seks?
MASTURBEREN
TONGZOENEN
VOELEN / STRELEN
VINGEREN / AFTREKKEN
NAAKT VRIJEN
GESLACHTS GEMEENSCHAP
ORALE SEKS
ANALE SEKS
Zowel jongeren als volwassenen beleven seks over het algemeen positief. Vier op de vijf jongeren met enige seksuele ervaring voelt zich bij het vrijen altijd op zijn of haar gemak4. Slechts 7% van de volwassen mannen en 16% van de vrouwen voelt zich nooit of slechts af en toe ontspannen na seks11. En dan het schuldgevoel: hier heeft slechts één op de twintig jongeren last van4. Opvallend: een kwart van de volwassenen voelt zich wel eens schuldig over het seksuele gedrag11.
Betaalde seks
1:4
Seks binnen vaste relatie Een vaste relatie is voor veel mensen ideaal. Tachtig procent van alle volwassenen in Nederland heeft een vaste relatie11. Dit begint al jong. Zeven van de tien jongeren tussen de 12 en 15 jaar heeft wel eens verkering4. Een vijfde van hen heeft momenPornogebruik in het jaar Die lijn zet door. teelafgelopen een vastehalf relatie. 100% 00% 0% % Hoe ouder, hoe meer jongeren een vaste 90% 90% partner hebben en hoe langer die relatie 80% 80% % duurt. Daar komt ook seks bij kijken. De 70% % laatste keer seks vond voor driekwart van 80% 60% 0% 0% 76% 73% 72% de jongeren met seksuele ervaring plaats 50% % 45% binnen een monogame, vaste relatie. Ook 40% 0%
53%
30% 0%
10
24%
30%
Meer soloseks
83%
44%
Jongens hebben veel vaker ervaring met masturbatie dan meisjes. Van alle 12- tot 15-jarigen heeft 42% van de jongens en 20% van de meisjes wel eens gemasturbeerd4. Dit percentage loopt snel op met het klimmen der jaren. Bij 15- tot 18-jarigen is dit respectievelijk 85% en 61%, bij 18- tot 21-jarigen respectievelijk 97% en 79% 81%. Let wel, wie ervaring heeft met soloseks hoeft dit niet regelmatig te blijven
37% 27%
18%
20% Trends in seksualiteit in Nederland 10% % 0% %
12-14
15-17
18-20
21-24
25-34
35-54
55-69
30% 61% 81% 85%
52% 79% 92% 96%
23% 66% 89% 95%
13% 53% 83% 91%
8% 46% 78% 88%
7% 42% 76% 88%
9% 42% 77% 88%
2% 8% 16% 28%
1:20
MASTURBEREN
TONGZOENEN
VOELEN / STRELEN
VINGEREN / AFTREKKEN
NAAKT VRIJEN
GESLACHTS GEMEENSCHAP
ORALE SEKS
ANALE SEKS
Betaalde seks
1:4 5,1% deed dit ook in het afgelopen jaar11. Opvallend: het aantal mannen dat aangeeft (of toegeeft) wel eens te betalen voor seks is in vijftien jaar tijd bijna verdubbeld. Omgekeerd heeft 2% van de jongens en 1% van de meisjes wel eens geld of een andere beloning gekregen voor seks4. Drie procent van de volwassenen heeft wel eens geld gekregen voor seks11. Regelmatig betaalde seks? Daar 83% kan 0,7% van de mannen en 1,7% van de 79% vrouwen over meepraten.
doen. Van de volwassen Nederlanders zegt 13% van de mannen en 27% van de vrouwen dat ze het afgelopen half jaar niet aan soloseks heeft gedaan11. Veertig procent van de mannen en 15% van de vrouwen doet het minstens één keer per Pornogebruik in het afgelopen half jaar week. Trend: de laatste vijftien jaar is het 100 00% 0% % aantal vrouwen dat masturbeert flink 90% 90% gestegen: van 55% naar 75%. Het gaat om 80% 80% % vrouwen tot 50 jaar. 70% % 60% 0% 0% 50% % 40% 0% 30% 0% 20% 10% % 0% %
76%
73% 72% nu meer Vrouwen sekspartners
80%
45%
Hoeveel sekspartners heb jij tot nu toe 37% 30% van alle jongeren van 15, gehad? De helft 24% 16 en 17 jaar met seksuele ervaring noemt 18% één of twee sekspartners4. Een kwart van hen heeft drie tot vijf sekspartners gehad 12-14 en nog 15-17 18-20 21-24 eens een kwart had er zes of25-34 meer. Eenmaal volwassen is een evenwichtig beeld te zien: een derde van de volwassenen heeft ‘één of twee’ partners gehad, een derde ‘drie tot vijf’ en nog eens een derde ‘zes tot twintig’11. Ruim 10% heeft méér dan twintig seksuele partners gehad. Opvallend: vrouwen hebben nu meer seksuele partners dan vijftien jaar terug, maar nog wel minder dan mannen. 53%
Gedrag en Beleving Porno is wijdverbreid
Eenentachtig procent van de mannen en Wie doet wat wanneer? Ervaring met verschillende 40%vormen van de van seksueel gedrag bij jongeren 12-14 jaar
18-20 jaar
15-17 jaar
21-24 jaar
vrouwen heeft het afgelopen half jaar porno gebruikt, zoals pornosites, pornofilms en seksueel prikkelende lectuur11. Van de 12- tot 14-jarigen kijkt een kleine meerderheid van de jongens en één op de vijf meisjes wel eens naar porno4. Daarna neemt het pornogebruik geleidelijk toe. Vooral pornosites zijn in trek. Pornoboekjes en erotische telefoonlijnen zijn de afgelopen vijftien jaar steeds minder gebruikt11.
44%
De eerste keer met 17 jaar 27%
Trend: meer scholieren zijn de afgelopen tien jaar gaan doen aan geslachtsgemeenschap, orale en anale seks4. De helft van 35-54 alle 55-69 13-jarigen heeft ervaring met tongzoenen. Twee jaar later heeft de helft van de jongeren wel eens gestreeld onder de kleren. Anderhalf jaar later heeft de helft ook ervaring met naakt vrijen. Vlak daarna (met 17,1 jaar) vindt voor de helft van de jongeren de eerste geslachtsgemeenschap plaats.
Cyberseks in trek Jongeren gebruiken regelmatig internet om te chatten of msn’en met potentiële partners en afspraakjes te maken. Eén op de tien jongens en één op de twintig meisjes heeft het afgelopen half jaar online seks gehad4. Een even groot deel had seks met een partner die via internet was gevonden. Volwassen Nederlanders verschillen op dit punt nauwelijks van jongeren11.
Cyberseks
Wie betaalt voor seks? Jongeren betalen zelden voor seks. Van de 12- tot 19-jarigen heeft 4% van de jongens en 0,6% van de meisjes wel eens geld of een andere beloning gegeven voor seks4. Eenmaal volwassen heeft een kwart van de mannen wel eens betaald voor seks,
1:10
1:20
2% 8% 16% 28%
9% 42% 77% 88%
7% 42% 76% 88%
8% 46% 78% 88%
13% 53% 83% 91%
23% 66% 89% 95%
52% 79% 92% 96%
30% 61% 81% 85%
Trends in seksualiteit in Nederland
Betaalde seks
11
Pornogebruik Pornogebruik in het afgelopen half jaar 100% 00% 0% % 90% 90% 80% 80% % 70% 70 %
83%
60% 0% 0%
72%
50% %
45%
40% 0%
53%
300% 20%
80%
76%
73%
30%
24%
79% 44%
37% 27%
18%
10% 10 % 0% %
12-14
15-17
18-20
21-24
25-34
35-54
Onzeker over je lichaam? Slechts een derde van de jongeren (39% van de jongens en 33% van de meisjes) vindt zichzelf aantrekkelijk4. Meer specifiek gevraagd naar seksuele aantrekkelijkheid blijkt dat nog geen 30% van de volwassen mannen en vrouwen zichzelf aantrekkelijk vindt11. Eén op de acht jongens en één op de vijf meisjes tot 25 jaar is ontevreden over hoe de eigen geslachtsdelen eruit zien4. In deze leeftijdsgroep voelt een derde van de jongens en tweederde van de meisjes zich wel eens onzeker over het eigen lichaam tijdens het vrijen. Bij volwassenen geldt dit voor ruim een kwart van de mannen en de helft van de vrouwen11.
Seksueel vaardig De meeste jongeren tot 25 jaar laten bij het vrijen merken wat ze lekker vinden4. Ze vragen ook aan hun partner wat hij of zij lekker vindt. Een kleine minderheid voelt zich niet prettig tussen de lakens. Deze jongeren doen dingen die ze niet willen (of die hun partner niet wil) of zijn bang dat ze het niet goed doen. Een soortgelijk beeld is te zien bij volwassenen. Drievijfde vindt zichzelf vaardig in de seksuele interactie11. Vrouwen vinden het gemakkelijker dan mannen om dingen te weigeren, terwijl mannen het juist makkelijker vinden dan vrouwen om initiatief te nemen. Tien tot 16% van de volwassenen zegt beperkte interactievaardigheden te hebben.
Lust en intimiteit beide belangrijk Voor jongeren zijn de relatiegerichte en lustgerichte kanten van seks praktisch even belangrijk4. Lichamelijke opwinding, spanning en avontuur worden door jongens iets belangrijker gevonden dan door
12
Trends in seksualiteit in Nederland
55-69
Slechts een derde van de jongeren vindt zichzelf aantrekkelijk meisjes. Relatiegerichte motieven zoals knuffelen en dicht tegen elkaar aan liggen, verliefdheid en romantiek worden juist iets vaker door meisjes genoemd. Van de volwassen mannen en vrouwen vindt ongeveer de helft seksuele lust tijdens het vrijen even belangrijk als intimiteit11. Eén op de tien vrouwen en één op de vier mannen vindt lust het allerbelangrijkste, de rest vindt intimiteit belangrijker dan lust.
Te weinig seks Driekwart van de jongeren tot 25 jaar is (erg) tevreden over het seksleven4. Zes op de tien volwassen Nederlanders is vaak tot altijd tevreden over het seksleven11. Toch zijn we soms teleurgesteld over de kwaliteit van de seks: één op de drie volwassen Nederlanders is soms teleurgesteld, bijna één op de vijf is zelfs vaker teleurgesteld. En de frequentie? Mannen zijn hierover minder tevreden dan vrouwen, dat geldt voor zowel jongeren als volwassenen. Zestien procent van de jongens en 10% van de meisjes is (erg) ontevreden over de seksfrequentie. Onder volwassenen vinden vijf op de tien mannen en vier op de tien vrouwen dat ze te weinig seks hebben.
4. Wel of niet zwanger? Anticonceptie is in Nederland de gewoonste zaak van de wereld. Zowel jongeren als volwassenen maken er gebruik van. Toch gaat het wel eens mis.
Geboorteregeling Hoe veilig doen we het? Anticonceptiegebruik naar leeftijd 12-18 jaar *
30-39 jaar
19-29 jaar
40-49 jaar
Meisjes aan de anticonceptie
* Alleen meisjes met ervaring met geslachtsgemeenschap
DE PIL tussen de 12 en 18 jaar die Van de meisjes De eerste keer ervaring hebben met geslachtsgemeenGebruik van anticonceptie onder 4 bij de eerste keer geslachtsgemee schap gebruikt 90% anticonceptie . Ter DOUBLE DUTCH vergelijking: van alle vrouwen tussen de 12 NIETS 19 en 50 jaar geldt dit voor 69% . De (OF WEET NIET) methode hangt af van hun leeftijd. Jonge 9,2% vrouwen kiezen de pil of condooms, vrouwen boven de 40 jaar kiezen vaker sterilisatie. Het spiraal wordt het meest gebruikt door vrouwen tussen de 30 en 40 jaar.
16,3%
43,2%
CONDOOM
9,6% 22,4% 30,2% 40,2%
51% 40,9% 25,5% 17,8%
28% 19,9% 9,4% 3,8%
10,6% 5,7% 8,1% 5,3%
0,6% 7,2% 9,9% 3,6%
0% 9,6% 12,5% 26,7%
0,9% 3,7% 4,4% 2,6%
31,3% Pilgebruik daalt
GEEN ANTICONCEPTIE
DE PIL
DOUBLE DUTCH
CONDOOM
SPIRAALTJE
STERILISATIE
ANDERS
Eerste keer veilig?
14,5
7,8
15-19 JAAR
20-24 JAAR
Een kleine driekwart van alle jongeren gebruikt de eerste keer een condoom4. Tweederde van de meisjes en iets meer in jongens Nederland dan Abortuscijfers de helft van de geeft aan dat (ook) de pil is gebruikt. Opvallend: veel (per 1000 vrouwen) 12,1 jongeren (43%) gebruiken de eerste keer naar leeftijd de pil ĂŠn een condoom. Tien procent van 8,9 8,6 de jongens en 7% van de meisjes deed 7,1 de eerste keer helemaal niets om zwangerschap te voorkomen, of weet niet of 3,5 er iets werd gebruikt. Jongeren die al met 13 jaar of jonger voor het eerst geslachtsgemeenschap hebben lopen veel risico: 25-29 JAAR31% van 30-34 JAAR 35-39 JAAR 40-4415% JAAR vanTOTAAL deze jongens en deze meisjes gebruikt de eerste keer geen anticonceptie.
Tot 1994 nam het pilgebruik in Nederland sterk toe13. Van de vrouwen tussen de 16 en 50 jaar gebruikte in 1981 ongeveer een kwart de pil, in 1994 was dit ruim 44%. Vanaf 1994 daalt dit met gemiddeld 0,3% per jaar. Dit heeft vooral te maken met de vergrijzing. Of het ook te maken heeft met het feit dat de pil een aantal jaar uit het ziekenfondspakket is gehaald (vanaf 1 januari 2004), is de vraag. Huisartsen meldden wel meer pilgerelateerde consulten in de jaren dat de pil nog vergoed werd14. De huisarts voerde tussen 2001 en 2005 steeds meer gesprekken overoverhet 6 op 10 tevreden 1 op 8 ontevreden beslissing over beslissing tot afbreken zwangerschap spiraaltje en nieuwe anticonceptiemiddetot afbreken zwangerschap len zoals de NuvaRingÂŽ. Overigens is de pil sinds 1 januari 2008 weer terug in het basispakket.
Verkoop morning-afterpil Sinds 2005 is de morning-afterpil zonder recept te koop bij drogist en apotheek. De verkoopcijfers laten in een jaar tijd een stijging zien van 85.000 in 2004 tot 140.000 verpakkingen in 200515. Het is logisch dat de contacten met de huisarts
Trends in seksualiteit in Nederland Door vergrijzing van deze groep daalt dit cijfer vanaf 1994 met
13
over de morning-afterpil in 2005 met 60% zijn gedaald ten opzichte van het jaar ervoor14. Overigens hoeft de stijging van de verkoopcijfers niet te betekenen dat het gebruik ook (in dezelfde mate) gestegen is. Nog een paar cijfers: van alle meisjes tussen de 12 en 19 jaar heeft 3,5% het afgelopen jaar de morning-afterpil geslikt, van alle vrouwen tussen de 19 en 50 jaar is dit 2,2%4,12. Meiden van 15 tot 25 jaar gebruiken de morning-afterpil het vaakst.
Veel vrouwen lopen risico Het risico op een ongeplande zwangerschap blijkt groot. Ruim 2% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd gebruikt geen anticonceptie, terwijl ze géén kinderwens hebben en wel seks hebben waarvan ze zwanger zouden kunnen worden12. Daarnaast zegt 18% van de vrouwen dat het niet altijd lukt om hun anticonceptiemiddel goed te gebruiken (in een periode van een half jaar). Het risico op zwangerschap is zelfs nog ietsje groter omdat het anticonceptiemiddel zelf ook kan falen.
DE PIL
16,3%
De eerste keer Gebruik van anticonceptie onder jongeren bij de eerste keer geslachtsgemeenschap DOUBLE DUTCH
NIETS (OF WEET NIET)
9,2%
43,2%
CONDOOM
31,3%
ANDERS
14
Trends in seksualiteit in Nederland
6 op 10 tevreden over beslissing
Ongepland, wel gewenst En inderdaad gaat het soms mis. Naar schatting ontstaan er tussen de 49.500 en 99.000 ongeplande zwangerschappen per jaar12. Van alle zwangerschappen van het afgelopen jaar zegt een derde van de vrouwen en een kwart van de mannen dat die zwangerschap niet gepland was. De meerderheid van deze zwangerschappen is uiteindelijk trouwens wel gewenst. Een half procent van alle mannen en vrouwen tussen de 19 en 50 jaar heeft het afgelopen jaar te maken gehad met een ongeplande én ongewenste zwangerschap.
Hoeveel abortus? Abortus is de meest gebruikte uitweg bij een ongewenste zwangerschap. Vier van de zeven vrouwen en zes van de zeven mannen zeggen hiervoor te hebben gekozen16. In 2006 zijn er in Nederland 32.992 abortussen uitgevoerd. Dat betekent dat 8,6 op de 1.000 vrouwen een abortus hebben laten doen, evenveel als in het jaar ervoor. De meeste abortussen komen voor bij vrouwen tussen de 20 en 24 jaar. Het aantal abortussen per 100 zwangerschappen is, na een stijging, in 2006 weer wat gedaald (van 14,9 naar 13,3). Vrouwen tussen de 30 en 34 jaar kiezen het minst vaak voor abortus. In Nederland worden per jaar ongeveer vijftig kinderen ter adoptie afgestaan17.
Tienerzwangerschappen Steeds minder tieners zijn ongepland zwanger. Dat is goed te zien aan het dalende abortuscijfer: van 10,3 per duizend meisjes in 2001 naar 7,4 per duizend in 200616. Tieners die toch zwanger worden kiezen wel relatief vaak, en de laatste jaren steeds vaker, voor een abortus. Twee op de drie zwangere tieners laten de zwangerschap afbreken.
0,9% 3,7% 4,4% 2,6%
26,7%
IE
Veel vrouwen lopen risico op een ongeplande zwangerschap
1 op 8 ontevreden over beslissing tot afbreken zwangerschap
14,5 12,1
Abortuscijfers in Nederland (per 1000 vrouwen) naar leeftijd
6 op 10 tevreden over beslissing tot afbreken zwangerschap
8,9 7,8
Geboorteregeling
1 op 8 ontevreden over beslissing tot afbreken zwangerschap
8,6 7,1
3,5
Hoe veilig doen we het? Anticonceptiegebruik naar leeftijd 12-18 jaar *
30-39 jaar
19-29 jaar
40-49 jaar
15-19 JAAR
20-24 JAAR
25-29 JAAR
30-34 JAAR
35-39 JAAR
40-44 JAAR
* Alleen meisjes met ervaring met geslachtsgemeenschap
DE PIL
0,9% 3,7% 4,4% 2,6%
0% 9,6% 12,5% 26,7%
28% 19,9% 9,4% 3,8%
DOUBLE DUTCH
0,6% 7,2% 9,9% 3,6%
51% 40,9% 25,5% 17,8%
DE PIL
16,3%
Abortus is een ingrijpende beslissing, maar de meeste mensen hebbenDoor ervergrijzing geen NIETS (OF deze WEETgroep NIET) van spijt van. Zestig procent van de vrouwen daalt dit cijfer 9,2% vanaf 1994 met en mannen die ooit een zwangerschap gemiddeld 0,3% hebben laten afbreken, zijn tevreden over deze beslissing, 12% is hier1994 niet tevreden over12. Een abortus kán emotioneelCONDOOM nog lang1981 doorwerken. Van de vrouwen 31,3% en Pilgebruik onder vrouwen in mannen die een leeftijd 16 t/m 49 jaar neemt sterk abortus hebben laten toe, van ongeveer 25% in 1981 tot ruim 44% in zegt 1994 doen, respectievelijk 14% en 6% nog regelmatig emotionele last te hebben van de abortus. Ongeveer 60% van de vrouCONDOOM SPIRAALTJE STERILISATIE ANDERS wen met abortuservaring heeft getwijfeld over het doorzetten van de ingreep18. 10,6% 5,7% 8,1% 5,3%
9,6% 22,4% 30,2% 40,2%
Geen spijt van abortus
GEEN ANTICONCEPTIE
TOTAAL
De eerste keer Gebruik van anticonceptie onder jongeren bij de eerste keer geslachtsgemeenschap
wen DOUBLE (23,4%) DUTCH blijft er sprake van een onvervulde kinderwens. Eén op de tien vrouwen en bijna één op de twintig mannen met een onvervulde kinderwens heeft hier regelmatig emotionele last van. Deze Maar de morning-afterpil wordt popula Contacten met de huisarts over de morning-afterpil z last gaat ook gepaard met seksuele 2005 met 60% gedaald ten opzichte van 2004. Van al 12 tot 19 jaar heeft 3,5% in het afgelopen jaar de stress, relatieproblemen en van relatiestress. morning-afterpil geslikt, onder vrouwen van 19 tot e
43,2%
Trend: Pilgebruik daalt
jaar is dit 2,2%. Meiden van 15 tot 25 jaar gebruiken d morning-afterpil het vaakst.
2004
1,65 x
JAN 2005
Over het spiraaltje en de ‘nieuwe’ anticonceptiemiddelen zoals de NuvaRing® vonden tussen 2001 en 2005 steeds meer gesprekken met de huisarts plaats
Sinds januari 2005 is de morning-afterpil zonder recept te koop bij drogist en apotheek.
De verkoopcijfers (maar dus niet pe definitie ook het gebruik) zijn na h vrijgeven gestegen van 85.000 in 2 tot 140.000 verpakkingen in 2005.
Als het niet lukt
14,5 12,1
7,8
15-19 JAAR
20-24 JAAR
25-29 JAAR
Tegenover de stellen die ongewenst zwanger worden staan de stellen met een kinderwens die niet wordt vervuld. We spreAbortuscijfers in Nederland 6 op 10 tevreden over beslissing ken van verminderde vruchtbaarheid als (per 1000 vrouwen) tot afbreken hetleeftijd minstens een jaar niet gelukt is omzwangerschap naar zwanger te worden. In Nederland maakt 8,9 8,6 bijna één 7,1 op de vijf vrouwen (17,9%) dit ooit mee19. Het grootste deel van deze vrouwen wordt 3,5 uiteindelijk, met of zonder hulp van vruchtbaarheidsbehandelingen, toch zwanger. Voor een kwart van zowel 30-34 JAAR 35-39 JAAR 40-44 JAAR TOTAAL de kinderloze mannen (25,7%) als vrou-
Door vergrijzing van deze groep daalt dit cijfer vanaf 1994 met gemiddeld 0,3%
1 op 8 ontevreden over beslissing tot afbreken zwangerschap
Trend: Pilgebruik daalt Maar de morning-afterpil wordt populairder!
1994
1981 Pilgebruik onder vrouwen in leeftijd 16 t/m 49 jaar neemt sterk toe, van ongeveer 25% in 1981 tot ruim 44% in 1994
2004 Over het spiraaltje en de ‘nieuwe’ anticonceptiemiddelen zoals de NuvaRing® vonden tussen 2001 en 2005 steeds meer gesprekken met de huisarts plaats
Contacten met de huisarts over de morning-afterpil zijn in 2005 met 60% gedaald ten opzichte van 2004. Van alle meisjes van 12 tot 19 jaar heeft 3,5% in het afgelopen jaar de morning-afterpil geslikt, onder vrouwen van 19 tot en met 49 jaar is dit 2,2%. Meiden van 15 tot 25 jaar gebruiken de morning-afterpil het vaakst.
JAN
1,65 x
2005
Sinds januari 2005 is de morning-afterpil zonder recept te koop bij drogist en apotheek.
De verkoopcijfers (maar dus niet per definitie ook het gebruik) zijn na het vrijgeven gestegen van 85.000 in 2004 tot 140.000 verpakkingen in 2005.
Trends in seksualiteit in Nederland
15
5. Soa/hiv Een goede gezondheid is voor de meeste Nederlanders het belangrijkste goed. Maar geldt dat ook voor onze seksuele gezondheid? Eén van de meest besproken thema’s binnen seksuele gezondheid is soa/hiv.
Soa en hiv Consequent (altijd) condoomgebruik in Nederland bij vaginale seks in het afgelopen half jaar
Tijdig testen is beter Steeds meer mensen laten zich testen op soa en hiv20, 21. Ruim een derde van de mannen (34%) en vrouwen (37%) tussen de 19 en 70 jaar heeft wel eens een test laten doen21. In 2005 deed 12% van de mannen en 19% van de vrouwen tussen de 19 en 35 jaar een test. Tijdig testen heeft veel voordelen: de soa kan vaak beter worden behandeld en verdere verspreiding kan worden voorkomen.
47%
van de jongeren heeft altijd een condoom gebruikt bij losse partners
Altijd condoomgebruik bij losse partners (19-70 jaar)
52%
Altijd condoomgebruik bij vaste partner (19-70 jaar)
6%
De helft vrijt onveilig
33%
5%
Jongste cijfers
In 2006:
Het aantal seksueel overdraagbare aanvan de mannen met een vaste mannelijke doeningen (soa) dat we jaarlijks oplopen, partner heeft blijft stabiel20. Chlamydia blijft de meest onbeschermde seks gehad voorkomende soa. Elf procent van de bezoekers aan een soa-centrum bleek in 2006 besmet met chlamydia. Het gaat vooral om heteroseksuele jongeren. In van de jongeren met losse 2006 hebben 256 mensen voor het eerst partners heeft testen gehoord dat ze hiv hebben, voornamelijk zich laten op soa/hiv mannen die seks hebben met mannen.
57% 28%
Wie lopen meeste kans op soa? Volgens het RIVM20 zijn dat mensen met hebben met mannen, jonge heteroseksuelen en etnische minderheden.
Trend in consequent condoomgebruik met hiv, mannen die seks losse partners (15-35 jarigen)
56%
2003 2005
16
Trends in seksualiteit in Nederland 2004
Condooms zijn belangrijk in het voorkómen van soa. Toch wordt er in Nederland, ook met losse partners, nog veelvuldig onveilig gevreeën. Kijken we naar het afgelopen half jaar, dan gebruikte iets minder dan de helft van zowel de volwassenen (45%) als de jongeren (47%) altijd een condoom bij vaginale seks met een losse partner21,22. Van de jongeren met een losse partner heeft 28% zich laten van22de mannen die . Deze testen op soa of hiv seks hebben met percentages mannen heeft zich zijn tussen 2003 en 2005 niet laten testen op hiv veranderd.
63%
Verhoogd risico Mannen die seks hebben met mannen van de mannen met losse mannelijke nemen nog steeds het grootste gedeelte partners heeft 20 van de soaonbeschermde seks en hiv-infecties op zich . Van gehad hen heeft 63% zich wel eens op hiv laten testen23. Van de mannen met een vaste mannelijke partner heeft 57% het afgelopen half jaar onbeschermde anale seks gehad met deze partner23. Ongeveer drie op de tien mannen die seks hebben met losse mannelijke partners hebben onveilige anale seks gehad (31%).
47%
31%
Altijd condoomgebruik bij losse partners (19-70 jaar)
2%
k jaar)
33%
Soa en hiv
In 2006:
Consequent (altijd) condoomgebruik in Nederland bij vaginale seks in het afgelopen half jaar
van de mannen met een vaste mannelijke partner heeft onbeschermde seks gehad
63%
57% 28%
van de jongeren met losse partners heeft zich laten testen op soa/hiv
van de mannen met losse mannelijke partners heeft onbeschermde seks gehad
van de mannen die seks hebben met mannen heeft zich laten testen op hiv
31%
47%
van de jongeren heeft altijd een condoom gebruikt bij losse partners
Altijd condoomgebruik bij losse partners (19-70 jaar)
52%
Kennis alleen is niet genoeg Altijd condoomgebruik
mgebruik met
bij vaste partner (19-70 jaar)
2005 2004
41%
Kennis over soa en veilig vrijen en een positieve houding zijn geen garantie voor 6% (consequent) condoomgebruik, blijkt uit onderzoek21,22. Of mensen condooms gebruiken, hangt bijvoorbeeld ook af van de inschattingen die ze maken over het risico dat ze lopen. Ook of iemand zichzelf in staat acht om condooms te gebruiken, het vertrouwen dat iemand in een partner heeft en de tevredenheid over de relatie spelen mee.
33%
5%
47%
In 2006: De helft van 63% de 57% jongeren met een losse 31 partner 28% vrijt (soms) onveilig van de mannen met een vaste mannelijke partner heeft onbeschermde seks gehad
van de jongeren met losse partners heeft zich laten testen op soa/hiv
van de mannen met losse mannelijke partners heeft onbeschermde seks gehad
Trend in consequent condoomgebruik met losse partners (15-35 jarigen)
56%
2003 2005
47%
2004
41% Trends in seksualiteit in Nederland
17
6. Seksuele problemen Vrouwen hebben vaker last van orgasmeproblemen, mannen van te vroeg klaarkomen. Maar er zijn meer problemen die prettige seks in de weg staan.
De fases van seks Seks bestaat feitelijk uit vier fases. De eerste fase is zin hebben in seks. In fase twee gaat dat verlangen over in opwinding, met of zonder een lichamelijke reactie. Fase drie is het orgasme en fase vier is ontspanning. In elk van deze fases kunnen problemen optreden.
Seksuele functieproblemen De seksuele respons van mannen en vrouwen in vier fases:
➊ Zin hebben in seks ➋ Gevoel van opwinding, met
➌ Een orgasme
➍ Fysieke en emotionele ontspanning
of zonder een lichamelijke reactie
Vrouwen versus mannen
Trends in seksualiteit in Nederland
Voortijdig orgasme Vrouwen 0,5% Mannen 10,4%
Zeventien procent van de mannen en 20% van de vrouwen heeft seksuele problemen24. Bij mannen staat voortijdig klaarkomen op nummer één: ruim 10% van alle mannen heeft hier last van. Acht procent van de mannen heeft last van erectieproblemen. Bij vrouwen staan orgasmeproblemen bovenaan: 10% van de vrouwen heeft hier last van, 9% heeft last van lubricatieproblemen. Vrouwen hebben vaker dan mannen afkeer van of angst voor seks, pijn bij het vrijen, opwindingsproblemen en problemen met het orgasme. Pijn bij het vrijen Vrouwen 5,4% Mannen 0,7%
Opwindingsproblemen dingsproble Vrouwenn 3,3% Mannen 0,8%
Overma verlangen Overmatig ngen Vrouwen 1,5% Mannen 5,4%
18
Afkeer van an of angst voor seks Vrouwen 4,1% Mannen 0,9%
Erectie- en lubricatieproblemen Vrouwen 9% Mannen 7,9%
We spreken hier van een seksueel probleem als het bij de persoon regelmatig voorkomt én als hij of zij er last van heeft. Erectieproblemen en pijn bij het vrijen zijn de meest bekende seksuele problemen. Andere problemen zijn: afkeer van of angst voor seks, overmatig seksueel verlangen, problemen met opwinding en problemen met het orgasme. Sommige Seksuele functieproblemen vrouwen hebben in Nederland 2006 (19-70 last jaar) van lubricatieproblemen. Dit wil zeggen dat hun vagina niet voldoende vochtig is tijdens het vrijen.
Orgasmeproblemen Vrouwen 9,7% Mannen 2,9%
Wat voor problemen?
Seksuele functieproblemen De seksuele respons van mannen en vrouwen in vier fases:
17% van de mannen en 20% van de vrouwen heeft seksuele problemen
Voortijdig orgasme Vrouwen 0,5% Mannen 10,4%
alleen hoe vaak hetontspanning probleem voorkomt en niet of ze er ook last van hebben. Bij jongens tot 18 jaar komt te snel klaarkomen het meest voor: bij 16% van de jongens gebeurt dit regelmatig of altijd4. Meisjes tot 18 jaar hebben juist vaker moeite om überhaupt klaar te komen: 26% van de meisjes komt (regelmatig) niet klaar bij het vrijen.
Pijn bij het vrijen Vrouwen 5,4% Mannen 0,7%
ingsproble Opwindingsproblemen Vrouwenn 3,3% Mannen 0,8%
Overma verlangen Overmatig ngen Vrouwe Vrouwen 1,5% Mannen 5,4%
Afkeer van an of angst voor seks Vrouwen 4,1% Mannen 0,9%
Seksuele functieproblemen in Nederland 2006 (19-70 jaar)
Erectie- en lubricatieproblemen Vrouwen 9% Mannen 7,9%
of zonder een reactie last van erectie-, orgasmeenlichamelijke opwindings24 problemen . Jonge mannen tot 35 jaar hebben juist relatief vaak last van een voortijdig orgasme. Jonge vrouwen tot 35 jaar hebben met name last van afkeer of angst voor seks, orgasmeproblemen en voortijdig orgasme, dat wil zeggen: in vergelijking met vrouwen van 55 jaar of ouder.
Ook jongeren hebben problemen Bij jongeren weten ➍ weFysieke uit onderzoek ➌ Een orgasme en emotionele
Orgasmeproblemen Vrouwen 9,7% Mannen 2,9%
Jongere vrouwen, oudere mannen Mannen vanaf 55 jaar hebben relatief vaak ➊ Zin hebben in seks ➋ Gevoel van opwinding, met
Trends in seksualiteit in Nederland
19
7. Seksueel geweld en intimidatie Seksuele intimidatie en seksueel geweld komen regelmatig voor. Thuis, op straat, op school en op het werk. Wat zeggen de cijfers?
Seksueel geweld Seksuele intimidatie op het werk
Ervaring met seksueel geweld
2006
(19-70 jaar)
7,2%
een geweldsdelict te hebben gepleegd waarbij sprake was van onvrijwillige Seksueel geweld 16e jaar Bijhet ruim de seks28. Nog een 19%paar cijfers.voor meegemaakt helft van de seksuele delicten kent het 4% slachtoffer de dader: 56% kent deze zowel van gezicht als bij naam29. Zeven procent kent de dader alleen van gezicht. De Seksueel geweld Ooit seksueel in het afgelopen meeste seksuele delicten vinden op geweld jaar meegemaakt meegemaakt school of het werk (28%), of op straat 1,7% 30 (25%) 39%plaats .
3,1%
2003
5,3%
0,5% 7% Niet vaak naar de politie
2002
9%
3,1%
2000
6,7%
4,7%
2,5%
257
Door chefs of collega’s
Door klanten, patiënten, leerlingen of passagiers
Seksueel geweld is strafbaar in Nederland, maar toch stappen weinig slachtoffers naar de politie. Slechts 11% van de delicten wordt bij de politie gemeld30. Mensen zijn eerder bereid om Seksuele intimidatie op school aangifte te doen als het geweld is gestopt, Absolute aantallen klachtmeldingen ontvangen vertrouwenspersonen als zedoor de pleger niet kennen, als er meerdere plegers zijn en als er wapens en 2006 fysiek letsel aan te pas kwamen31. Waarom doen mensen geen aangifte? Daar zijn 2005 verschillende redenen voor30. Sommige slachtoffers doen geen aangifte uit angst voor represailles. 2004 Of ze vinden het toch niet belangrijk217 genoeg om bij de politie te 2003de zaak zelf op. De melden en lossen belangrijkste reden om wél aangifte te doen, is de overtuiging dat de dader gepakt moet worden. Er zijn ook slachtoffers die aangifte doen omdat zij vinden dat dit hun plicht is of omdat ze vinden dat de politie het moet weten.
262
Vier op de tien Veertig procent van de vrouwen en 7% van de mannen is ooit slachtoffer Seksuele geweest misdrijven de politie geregistreerde geweld varieert van seksueel geweld25. DitDoor gevallen van seksuele misdrijven (in absolute van ongewenste seksuele1980-2004 aanrakingen tot aantallen) Verkrachting Overige seksuele misdrijven* verkrachting. Van de meisjes tussenZedenschennis** de 12 Aanranding en 19 jaar is 13% wel eens gedwongen om seksuele dingen te doen of toe te staan die ze eigenlijk niet wil26. Bij jongens geldt dit voor 4%.
218
Geweld wordt ernstiger Daders
1.213 2.075 1.550 4.571
1.331 2.231 1.893 4.334
1.470 2.485 – 2.529
1.648 2.896 2.535 2.454
1.801 2.737 2.301 2.326
1.774 2.658 2.236 2.450
20
800 1.800 1.400 4.200
Heeft u wel eens iemand gedwongen tot iets seksueels terwijl die persoon dat niet wilde? Vijf procent van de mannen en 2% van de vrouwen bevestigt dit27. Wat de jongeren betreft, zegt iets minder dan 1% van de jongens tussen de 10 en 18 jaar 1980
1985
1990
1995
2000
2002
2004
Trends in seksualiteit in Nederland * Over 1995 zijn geen betrouwbare gegevens over overige seksuele misdrijven beschikbaar ** Potloodventen is een voorbeeld van zedenschennis
Sinds 1980 is het aantal processen-verbaal van seksuele misdrijven stabiel. Dat geldt niet voor de aard van de misdrijven: het geweld wordt steeds ernstiger2. Hoewel het merendeel van de aangiften niet wordt opgelost (in 2002 werd 62% niet opgelost), geldt dit wel voor de aan-
2002
geweld 6,7%
et werk
3,1%
Ervaring met seksueel geweld
Seksuele intimidatie op school
(19-70 jaar)
2000
Absolute aantallen klachtmeldingen ontvangen door vertrouwenspersonen
4,7% 2006
2005
Door chefs of collega’s
262
Seksueel geweld 2003
217 2003
Seksuele misdrijven
de politie geregistreerde 1,7%Door 218 gevallen van seksuele misdrijven 1980-2004 aantallen) 0,5% (in absolute Ervaring met seksueel geweld
39% Seksuele intimidatie op het werk
2004
Seksueel geweld in het afgelopen jaar meegemaakt
Ooit seksueel geweld meegemaakt
5,3%
257
4%
Door klanten, patiënten, leerlingen of passagiers
3,1%
2006
Seksueel geweld 2,5% voor het 16e jaar meegemaakt
19%
7%
Verkrachting
seksuele misdrijven* Overige (19-70 jaar)
Aanranding
Zedenschennis**
Seksueel geweld voor het 16e jaar meegemaakt
2006
4%
3,1%
komt ook voor op scholen. In principe kunnen alle scholen dit melden bij een Seksuele intimidatie op school vertrouwenspersoon, van basisscholen tot Absolute aantallen klachtmeldingen Seksueel geweld Ooit seksueel ontvangen door vertrouwenspersonen beroeps- en volwassenenonderwijs. in het afgelopen In 5,3% geweld jaar meegemaakt 2006 kwamen de meestemeegemaakt meldingen uit 2006 2,5% 1,7% het voortgezet onderwijs. De laatste jaren 9% 39% is het aantal meldingen op scholen licht 0,5% 2005 Door chefs 7% of collega’s gestegen33. Dit wil niet direct zeggen dat het aantal incidenten ook is toegenomen. 2004 Misschien zijn meer mensen bereid om 217 2000 het te melden34. In het primair en speciaal 1980 1985 1990 1995 2002 2004 2003 * Over 1995 zijn geen betrouwbare gegevens over overige seksuele misdrijven beschikbaar Seksuele misdrijven onderwijs komen seksuele intimidatie en 6,7% 3,1% ** Potloodventen is een voorbeeld van zedenschennis Door de politie geregistreerde 31 seksueel misbruik door medeleerlingen in gevallen van seksuele misdrijvengiften van ernstige delicten . Dit komt 1980-2004 (in absolute aantallen) doordat de dader bij ernstige delicten de afgelopen vijf jaar minder vaak voor, Seksuele intimidatie op school Verkrachting Overige seksuele misdrijven* Absolute aantallen vaak een bekende van het slachtoffer is. welklachtmeldingen komt het op meer verschillende Aanranding Zedenschennis** ontvangen door vertrouwenspersonen scholen voor35. 2006 2,5% 4,7% Seksuele intimidatie 2002 2000
218
Op het werk heeft 5% van de vrouwen en 2% van de mannen op jaarbasis last van Door klanten, patiënten, Door chefs leerlingen of passagiers of collega’s ongewenste seksuele aandacht van managers of collega’s32. Seksuele intimidatie
Seksuele misdrijven
1.893 4.334
1.470 2.485 – 2.529
1.648 2.896 2.535 2.454
1.801 2.737 2.301 2.326
1.774 2.658 2.236 2.450
Door de politie geregistreerde gevallen van seksuele misdrijven 1980-2004 (in absolute aantallen)
0
1995
2000
2002
2004
1.774 2.658 2.236 2.450
1.801 2.737 2.301 2.326
1.648 2.896 2.535 2.454
1.331 2.231 1.893 4.334
1.470 2.485 – 2.529
2003
Slechts 11% van de seksuele delicten 257politie wordt bij de 262 gemeld 800 1.800 1.400 4.200
ënten, giers
7,2% 3,1%
1.213 2.075 1.550 4.571
2000
2002
19%
Verkrachting
Overige seksuele misdrijven*
Aanranding
Zedenschennis**
800 1.800 1.400 4.200
1.213 2.075 1.550 4.571
1.331 2.231 1.893 4.334
1.470 2.485 – 2.529
1.648 2.896 2.535 2.454
1.801 2.737 2.301 2.326
1.774 2.658 2.236 2.450
ige seksuele misdrijven beschikbaar
1980
1985
1990
1995
2000
2002
2004
* Over 1995 zijn geen betrouwbare gegevens over overige seksuele misdrijven beschikbaar ** Potloodventen is een voorbeeld van zedenschennis
257
Politie en leger Bedrijfstakken 2005 waar relatief veel seksuele intimidatie voorkomt, zijn de politie en de krijgsmacht. In het leger heeft 15% van de 2004 vrouwen en 3% van de mannen last van 217 seksuele intimidatie, zoals ongewenste 2003 opmerkingen over uiterlijk of lichaam36. Bij de politie is dit vergelijkbaar: respectievelijk 13% en 3%37. Vrouwen hebben het meest te maken met schunnige of aanstootgevende opmerkingen, mannen met ongewenste opmerkingen over hun uiterlijk of lichaam en seksueel getinte berichten via e-mail of sms. Waarom zijn deze cijfers hoger dan in een gemiddelde bedrijfstak? Mogelijk komt dit omdat bij de krijgsmacht en politie relatief weinig vrouwen werken, er een sterke hiërarchie is en er sprake is van een machocultuur. Anderzijds is er in het onderzoek bij de politie en de krijgsmacht dieper ingegaan op seksuele intimidatie, waardoor de deelnemers aan het onderzoek dit gedrag misschien eerder als seksueel intimiderend herkenden.
262 218
Trends in seksualiteit in Nederland
21
8. Homo- en biseksualiteit Eén op de twintig mensen noemt zich homo, lesbisch of bi. Maar er zijn veel meer mensen die zich aangetrokken voelen tot een seksegenoot.
Homo- en biseksualiteit
18%
12%
6%
13%
13%
7%
van de vrouwen voelt zich (ook) tot vrouwen aangetrokken
van de vrouwen heeft ooit seks gehad met een vrouw
van de mannen voelt zich (ook) tot mannen aangetrokken
van de mannen heeft ooit seks gehad met een man
van de vrouwen noemt zichzelf homo of bi
van de mannen noemt zichzelf homo of bi
Eén op de twintig Consistent homo- of biseksueel wil zeggen dat iemand zich aangetrokken voelt tot seksegenoten, hier seksuele ervaring mee heeft en zichzelf bi- of homoseksueel noemt. In Nederland geldt dit voor 6% van de mannen en 5% van de vrouwen38. Doorgerekend zijn dit naar schatting tussen de 278.000 en 392.000 mannen en 223.000 tot 278.000 vrouwen van 19 tot 70 jaar.
wen, maar slechts 3% noemt zichzelf biseksueel. Een ander voorbeeld: 3% van de mannen heeft seks gehad met mannen, maar voelt zich niet tot mannen aangetrokken en noemt zich heteroseksueel.
Homoseksuele ouderen
Homo- en biseksuele ouderen (55+) zijn eenzamer dan heteroseksuele ouderen39. Dit komt deels door het kleinere sociale reacties ± 278 – 392 duizend Uitlachen netwerk van ‘roze’ ouderen. Het lijkt Negatieve erop Plegergroepen van negatie mannen van 19 tot55% 70 jaar of -schelden reacties in 2005 Ben je het of ken je het? dat deze ouderen daarnaast kampen met Pesten en treiteren 17% Er is een verschil tussen je seksueel aanandere problemen die tot eenzaamheidVROUWEN MANNEN Dreigen met lichamelijk geweld 12% getrokken voelen tot iemand van hetzelfleiden, zoals maatschappelijke afkeuring Daadwerkelijk lichamelijk geweld 3% de geslacht, seks hebben met iemand van van homoseksualiteit, het zelf overnemen hetzelfde geslacht en jezelf homo- of van deze afkeurende houding en homobiseksueel noemen. Seksuele aantreknegatief geweld. Uit de reacties tijdens de kingskracht komt in Nederland het mees‘roze belweek’, waarbij homoseksuele 5% 3% te voor: 13% van de mannen en 18% van ouderen en zorgverleners hun klachten SPORTCLUB / ANDERE VRIJETIJDSVERENIGING 12% en signalen konden doorgeven, blijkt de vrouwen zich (ook)17% seksueel aan5% 14% voelt12% wederom dat homoseksuele ouderen getrokken tot seksegenoten38. Dertien ONBEKENDEN 7% vaak eenzaam zijn, maar ook dat er een procent van de mannen en 12% van deBIJ HET UITGAAN BUURTBEWONERS ANDEREN OP HET WERK homo-onvriendelijk klimaat heerst in veel vrouwen heeft wel eens seks gehad met verzorgingshuizen40. iemand van hetzelfde geslacht. Zeven procent 15% van de mannen9%en 6% van de vrouwen noemt zich homo, lesbisch of biseksueel. Aantrekking, seksueel gedrag VRIENDEN EN GEZIN / COLLEGA’S / ONBEKENDEN KENISSEN FAMILIE KLASGENOTEN OP STRAAT en zelfbenoeming vallen dus niet altijd samen. Zo voelt 16% van de vrouwen zich aangetrokken tot zowel mannen als vrou-
29%
53%
25%
17%
22
Trends in seksualiteit in Nederland
20%
24%
32%
Negatieve reacties
± 278 – 392 duizend Uitlachen mannen van 19 tot55% 70 jaar of -schelden
Plegergroepen van negatieve reacties in 2005
Pesten en treiteren 17%
VROUWEN MANNEN
Dreigen met lichamelijk geweld 12% Daadwerkelijk lichamelijk geweld 3%
29% 14% 7% ANDEREN OP HET WERK
15% VRIENDEN EN KENISSEN
17%
12%
3%
12% ONBEKENDEN BIJ HET UITGAAN
25%
20% 24%
9%
53% 5%
BUURTBEWONERS
17%
5%
SPORTCLUB / ANDERE VRIJETIJDSVERENIGING
GEZIN / FAMILIE
COLLEGA’S / KLASGENOTEN
32% ONBEKENDEN OP STRAAT
Pesten op straat In de media is in 2007 regelmatig bericht over toenemend geweld tegen homo’s41,42. Longitudinaal onderzoek ontbreekt echter. Er zijn wel gegevens over de frequentie van antihomoseksueel geweld en over de daders38,43,44. Ongeveer driekwart van de homo- en biseksuelen is wel eens gediscrimineerd of heeft negatieve reacties gehad op hun gevoelens voor seksegenoten. Uitlachen of uitschelden wordt het meest gerapporteerd (55%), gevolgd door gepest en getreiter (17%), bedreigingen met lichamelijk geweld (12%) en daadwerkelijk lichamelijk geweld (3%). Vaak zijn de plegers onbekenden op straat, met name voor homo- en biseksuele mannen. Vrouwen krijgen vaker dan mannen negatieve reacties van mensen uit hun buurt, gezin of familie.
7% van de mannen en 6% van de vrouwen noemt zich homo, lesbisch of bi Trends in seksualiteit in Nederland
23
9. Man of vrouw? In Nederland onderscheiden we drie groepen transgenders: travestieten, transgenderisten en transseksuelen. Zij hebben gemeen dat hun genderidentiteit of -expressie niet overeenkomt met hun sekse bij geboorte.
Travestieten
Problemen met werk
Travestieten zijn mensen die het seksueel aantrekkelijk vinden om kleding te dragen van de andere sekse. De meeste travestieten zijn heteroseksueel. Van de Nederlandse mannen kleedt 2,8% zich wel eens in travestie omdat het hen opwindt, van de Nederlandse vrouwen doet 0,1% dit45.
In de zomer van 2008 verschijnen de uitkomsten van een onderzoek naar de problemen van transgenders op de werkplek en bij sollicitaties47. Voorlopige analyses laten zien dat één op de drie werkloze transgenders de transgenderachtergrond (mede) noemt als oorzaak van de werkloosheid. Werkende transgenders durven op de werkvloer meestal niet open te zijn over hun achtergrond. Van de man-naarvrouw transgenders die daar wel open over zijn, heeft 40% het laatste half jaar te maken gehad met hinderlijk gedrag van collega’s. Bij vrouw-naar-man transgenders is dit bij 24% het geval.
Transgenderisten Transgenderisten zijn mensen bij wie de mannelijke en vrouwelijke identiteit ongeveer even sterk zijn. Vaak zijn ze ontevreden over (een deel van) hun geslachtskenmerken, omdat ze hierdoor niet overtuigend als de andere sekse kunnen overkomen. Voor een deel van de transgenderisten is gedeeltelijke geslachtsaanpassing een optie. Van de Nederlandse mannen en vrouwen heeft ongeveer 5% een ambivalente genderidentiteit38.
Transseksuelen Transseksuelen zijn mensen die ‘in het verkeerde lichaam’ zijn geboren. Zij hebben een sterke afkeer van hun geslachtskenmerken. Geslachtsaanpassing is bijna altijd nodig. De kans dat een kind later transseksueel blijkt te zijn, is voor Nederlandse jongens naar schatting tenminste 1 op 3.500 en voor meisjes tenminste 1 op 6.20046.
24
Trends in seksualiteit in Nederland
Transgenderisme
De kans dat een kind later transseksueel blijkt te zijn, is voor Nederlandse jongens naar schatting tenminste 1:3500 en voor meisjes tenminste 1:6200
1:6.200
KANS
KANS
1:3.500
5% van de Nederlandse mannen en vrouwen is transgenderist
Trends in seksualiteit in Nederland
25
10. Hulp nodig? Zo’n 20% van de mensen heeft behoefte aan hulp bij seksuele problemen en relatieproblemen. In de praktijk gaan veel minder mensen echt op zoek naar hulp. Durven we soms niet?
Zorgbehoefte en -gebruik Zorgbehoefte veel groter dan zorggebruik
Contacten met huisarts vanwege relaties en seksualiteit, per 1.000 Nederlanders
2001
lijst te lang. Vrouwen melden relatief vaak dat zij geen geschikte hulpverlener hebben kunnen vinden. 1:10
2005
Mensen met een chronische ziekte In 2006 heeft maar liefst tweederde van 1:6 de mensen met een chronische ziekte of Daadwerkelijk contact in seksuele lichamelijke beperking overwogen profesgezondheidszorg in 2005 sionele hulp te zoeken in verband met seksuele problemen49. Ook bij deze groep 2:10 is het verschil groot tussen willen en doen of krijgen. Ongeveer een derde van deze groep heeft namelijk daadwerkelijk con1:4 tact gehad met een hulpverlener.
+ 25% 9,2 per 1.000
11,5 per 1.000
+ 72% 5 per 1.000
8,6 per 1.000
Behoefte aan zorg op het terrein van seksuele gezondheid in 2005
Huisarts vaker ingeschakeld
26
Trends in seksualiteit in Nederland
Overmatig verlangen Zorgbehoefte 2,3% Zorgcontact 0,8%
Identiteitsproblematiek Zorgbehoefte 2,4% Zorgcontact 1,2%
Seksueel geweld Zorgbehoefte 3,9% Zorgcontact 2,6%
Anticonceptie-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,7%
wen en één op de tien mannen heeft in 2005 contact gehad met een zorgverlener vanwege seksualiteit en relaties48. Dit betekent dat, naar schatting, tussen de 1,25 en 1,5 miljoen volwassenen jaarlijks contact hebben met een zorgverlener vanwege seksualiteit en relaties. Nog eens een miljoen heeft wel behoefte aan hulp, maar komt niet bij een professional terecht. Belangrijkste reden: men vindt het moeilijk of durft niet. Veel mensen vinden de hulp ook te duur of de wacht-
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,2%
Functieproblematiek Zorgbehoefte 6,4% Zorgcontact 2,3%
Hulp nodig hebben Top vijf van zorgbehoeften bij is iets anders dan vrouwen (%krijgen. in het afgelopen hulp Eén opjaar) de zes à zeven vrou-
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,8% Zorgcontact 4,1%
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 12,4% Zorgcontact 4,6%
Wel willen, niet vinden
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 9,7% Zorgcontact 4,4%
In 2005 had één op de vier vrouwen en één op de vijf mannen behoefte aan seksuologische zorg48. Relatieproblemen staan voor zowel mannen als vrouwen bovenaan. Opvallend is dat vooral jongere mensen en mensen uit etnische minderheden behoefte hebben aan hulp.
Steeds meer mensen weten de huisarts te vinden als ze vragen of problemen hebben op het gebied van seksuele gezondheid50. Ging het in 2001 nog om vijf op de duizend mannen, in 2005 zijn dit er 8,6 per duizend, een forse toename van 72%. Bij vrouwen steeg het aantal contacten van 9,2 naar 11,5 per duizend vrouwen, een toename van 25%. Wat zijn de belangrijkste redenen om de huisarts te bellen? Dit zijn met name angst voor soa (bij tot zorgbehoeften 24-jarigen), erectieproblemen Top20vijf van bij mannen (% in het afgelopen jaar) en relatie(bij 60- tot 70-jarige mannen) problemen (35- tot 44-jarigen en ouderen). Waarbij opgemerkt kan worden dat de groeiende hulpvraag omtrent erectieproblemen te maken heeft met de komst van erectiemiddelen. Nog een weetje: vrouwen gaan met relatieproblemen twee keer zo vaak naar de huisarts als mannen (respectievelijk 6,9 en 3,3 per duizend).
Functieproblematiek Zorgbehoefte 5% Zorgcontact 2,8%
Top vijf
Vragen in de seksuologische eerstelijns hulpverlening
24% problemen met seksueel verlangen 15% orgasmeproblemen
14% seksuele ontevredenheid 13% anders 12% seksuele pijnproblemen 10% problemen met seksuele opwinding 8% seksueel geweld 3% parafilie 1% man en lichaam 1% genderidentiteitsproblemen
Zorgbehoefte en -gebruik Vragen in de medische eerstelijns hulpverlening
29% anticonceptie 23% vrouw en lichaam 22% soa/aids
19% zwangerschap 3% overig 2% seksuologie 1% morning-aftermiddelen 1% man en lichaam 0% fertiliteitsvragen
Eerstelijns centra Vragen in de seksuologische eerstelijns hulpverlening
Nóg een belangrijke plek om met seksuele problemen naartoe te gaan: de instellingen voor medische en seksuologische hulpverlening. Dit zijn eerstelijns centra voor die vragen of problemen 15%mensen orgasmeproblemen hebben op het gebied van seksualiteit en 14% seksuele ontevredenheid geboorteregeling. De hulpvragen in deze 13% anders 12% seksuele pijnproblemen centra zijn divers, zoals in de figuren te 10% problemen seksuele opwinding tweede helft van 2005 zien is51. In demet 8% seksueel geweld waren er 2.898 cliënten in de centra voor 3% parafilie hulpverlening en 785 cliënten in medische 1% man en lichaam de centra voor seksuologische hulpverle1% genderidentiteitsproblemen ning. Nieuw in 2008: acht GGD’en zijn verantwoordelijk voor de eerstelijns seksualiteitshulpverlening aan jongeren. Zij zorgen ervoor dat er een landelijk goed gespreid aanbod is. Net als in de soahulpverlening kunnen mensen hier anoniem en laagdrempelig gebruik maken van de zorg.
Top vijf telefonische hulpverlening Stichting Korrelatie biedt telefonisch en per e-mail psychosociale hulpverlening53. De medewerkers van Korrelatie hebben in 2006 ruim 16.500 telefoongesprekken gevoerd en e-mails beantwoord. Relatieproblemen en problemen met seksualiteit en zwangerschap staan in de top vijf, respectievelijk op plaats drie en vier. Bij ‘seksualiteit en zwangerschap’ gaan de gesprekken het vaakst over anticonceptie (24%), soa/hiv (16%), zwangerschap (13%), seksuele functieproblemen (11%), en abortus (4%).
24% problemen met seksueel verlangen
Kindertelefoon De Kindertelefoon heeft in 2006 137.636 gesprekken gevoerd, waarvan 12.003 via chat54. Bij de kindertelefoon gaan de meeste gesprekken over (seksueel) geweld (16,5%), seksualiteit (15,9%) en relaties (15,8%). Veel kinderen vragen hoe seks in zijn werk gaat. In iets mindere mate wordt gesproken over voorbehoedsmiddelen, zelfbevrediging en angst voor zwangerschap. In 2006 gingen bijna 1.900 gesprekken over homo- en biseksualiteit. Zowel kinderen tot en met 12 jaar als oudere kinderen bellen de kindertelefoon met vragen over seksualiteit.
Poliklinieken Seksuologie Per jaar komen er gemiddeld 1.572 nieuwe patiënten in de poliklinieken Seksuologie van de ziekenhuizen52. Ongeveer een derde van de patiënten is tussen de 20 en 29 jaar, een kwart is tussen de 30 en 39 jaar. Meest voorkomende klacht bij mannen: erectieproblemen. Belangrijkste klacht voor vrouwen om naar een polikliniek Seksuologie te gaan: pijn bij het vrijen.
Trends in seksualiteit in Nederland
27
Zorgbehoefte en -gebruik Zorgbehoefte veel groter dan zorggebruik
Contacten met huisarts vanwege relaties en seksualiteit, per 1.000 Nederlanders
2001
2005
1:10
Zorgbehoefte en -gebruik
1:6
Helpt seksuologische +hulp? 25%
Er is nog relaties weinig 9,2 per 1.000 Contacten met huisarts vanwege
bekend11,5 over het effect per 1.000 Nederlanders en seksualiteit, per 1.000 van seksuologische hulp. In 2007 is een effectonderzoek gedaan naar kortdurende + 72% seksuologische hulp voor chronisch zie5 per 1.000 8,6 per 1.000 ken en gehandicapten49. Het ging om een behandeling van maximaal zes sessies door een erkend seksuoloog. De uitkomsten laten zien dat de deelnemers baat hebben bij de behandeling. Ze waren na 9,2 per 1.000 afloop meer tevreden 11,5 permet 1.000 hun seksuele leven en hadden een positiever seksueel zelfbeeld, minder seksuele (relatie)stress + 72% en betere vaardigheden om seksuele pro8,6 per 1.000 5 per 1.000 blemen en seksuele wensen en grenzen met hun partner te bespreken.
2001
Daadwerkelijk contact in seksuele
veel groter Zorgbehoefte gezondheidszorg in 2005 dan zorggebruik
2:10
2005 + 25%
1:10 1:4
Behoefte aan zorg op het terrein van seksuele gezondheid in 2005
1:6
Daadwerkelijk contact in seksuele gezondheidszorg in 2005 2:10
1:4
1 op de 4 vrouwen en 1 op de 5 mannen heeft behoefte aan seksuologische zorg
Trends in seksualiteit in Nederland
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 9,7% Zorgcontact 4,4%
Overmatig verlangen Zorgbehoefte 2,3% Zorgcontact 0,8%
Identiteitsproblematiek Zorgbehoefte 2,4% Zorgcontact 1,2%
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,8% Zorgcontact 4,1%
Top vijf van zorgbehoeften bij mannen (% in het afgelopen jaar)
Overmatig verlangen Zorgbehoefte 2,3% Zorgcontact 0,8%
Identiteitsproblematiek Zorgbehoefte 2,4% Zorgcontact 1,2%
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,8% Zorgcontact 4,1%
Functieproblematiek Zorgbehoefte 5% Zorgcontact 2,8%
Top vijf van zorgbehoeften bij mannen (% in het afgelopen jaar)
Functieproblematiek Zorgbehoefte 5% Zorgcontact 2,8%
Seksueel geweld Zorgbehoefte 3,9% Zorgcontact 2,6%
Seksueel geweld Zorgbehoefte 3,9% Zorgcontact 2,6%
Anticonceptie-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,7% Anticonceptie-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,7%
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,2%
Top vijf van zorgbehoeften bij vrouwen (% in het afgelopen jaar)
Functieproblematiek Zorgbehoefte 6,4% Zorgcontact 2,3%
28
Soa/hiv-gerelateerd Zorgbehoefte 4,5% Zorgcontact 4,2%
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 12,4% Zorgcontact 4,6%
Functieproblematiek Zorgbehoefte 6,4% Zorgcontact 2,3%
Top vijf van zorgbehoeften bij vrouwen (% in het afgelopen jaar)
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 9,7% Zorgcontact 4,4%
Relatieproblematiek Zorgbehoefte 12,4% Zorgcontact 4,6%
Behoefte aan zorg op het terrein van seksuele gezondheid in 2005
Bronnen Hieronder staan de bronnen van de gegevens in dit boekje. Meer onderzoeksgegevens zijn te vinden op www.seksualiteit.nl, in de rubriek ‘Feiten en cijfers’.
1 2 3 4 5 6
7 8 9 10
11 12
13 14 15 16 17 18
19 20
21
22 23
Vanwesenbeeck, I., & Bakker, F. (2006). Het seksuele klimaat in Nederland. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006 (pp. 11-16). Delft: Eburon. Keuzenkamp, S., Huls, F., & Hermans, B. (2006). Geweld tegen vrouwen en meisjes. In W. Portegijs, B. Hermans, & V. Lalta (Eds.). Emancipatiemonitor 2006. Den Haag: SCP/CBS. Keuzenkamp, S., & Bos, D. (2007). Out in the Netherlands. Acceptance of homosexuality in the Netherlands. Den Haag: SCP. Graaf, H. de, Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. Graaf, H. de, Höing, M., Zaagsma, M. & Vanwesenbeeck, I. (2007). Tienerseks: Vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Collins, R. L., Elliott, M. N., Berry, S. H., Kanouse, D. E., Kunkel, D., Hunter, S. B., & Miu, A. (2004). Watching sex on television predicts adolescent initiation of sexual behavior. Pediatrics, 114, 3, 280-289. Nikken, P. (2007). Jongeren, media en seksualiteit. Hoe media-interesses en -gebruik samenhangen met fantasieën, opvattingen en gedrag. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. Schwinghammer, S. (2007). Seksistische videoclips. Tilburg: Universiteit Tilburg. Schwinghammer, S. (2006). Seksueel objectiverende videoclips. Tilburg: Universiteit Tilburg. Hawk, S. T., Vanwesenbeeck, I., Graaf, H. de, & Bakker, F. (2006). Adolescents’ contact with sexuality in mainstream media: A selection-based perspective. The Journal of Sex Research, 43, 352 - 363. Bakker, F., & Vanwesenbeeck, I. (Eds)(2006). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. Delft: Eburon. Wijsen, C., & Zaagsma, M. (2006). Zwangerschap, anticonceptie en abortus. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. (pp. 67-88). Delft: Eburon. CBS (2006). Gezondheidszorg in cijfers. Voorburg: CBS. Kedde, H. (2007). Zorggebruik in de huisartsenpraktijk. Resultaten van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg. Utrecht: NIVEL/Rutgers Nisso Groep. Lee, L. van, Picavet, C., & Wijsen, C. (2006). Nood of voorzorg? Achtergronden en risicoprofielen van koopsters van de morning-afterpil. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Lee, L. van, & Wijsen, C. (2007). Landelijke Abortus Registratie 2006. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. De Werd, M., & Wolfs, S. (red.) (2005). Een voornemen tot afstand per adoptie. ‘s Hertogenbosch: FIOM. Visser, M.R.M., Janssen, A.J.G.M., Enschedé, M., Willems, A.F.M.N., Te Braake, Th.A.M., Harmsen, K., Smets, E.M.A., de Haes, J.C.J.M., & Gevers, J.K.M. (2005). Evaluatie Wet Afbreking Zwangerschap. Den Haag: ZonMW. Wijsen, C. (2006). Kinderwens en (on)vruchtbaarheid. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Red.), Seksuele gezondheid in Nederland 2006 (pp. 89 - 102). Delft: Eburon. Van Veen, M.G., Koedijk, F.D.H., Van den Broek, I.V.F., Op de Coul, E.L.M., De Boer, I.M., Van Sighem, A.I., & Van der Sande, M.A.B. (2007). Sexually Transmitted Infections in the Netherlands 2006. Bilthoven: RIVM. Kuyper, L., & Haas, S. De. (2006). Soa en hiv, testgedrag en condoomgebruik. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.), Seksuele gezondheid in Nederland 2006, (pp. 103-122). Delft: Eburon. Kuyper, L., Bakker, F., & Zimbile, F. (2006). Veilig vrijen en condoomgebruik bij jongeren 2005. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Hospers, H.J., Dörfler, T.T., Zuilhof, W., & Nijman, A.M. (2007). Schorer Monitor 2007. Amsterdam: Schorer.
Trends in seksualiteit in Nederland
29
24 Kedde, H & Haas, S. de (2006). Problemen met het seksueel functioneren. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. (pp. 139-155.). Delft: Eburon. 25 Berlo, W. van & Höing, M. (2006). Seksuele victimisatie. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. (pp. 139-155.). Delft: Eburon. 26 Secundaire analyses op Graaf, H., de, Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. 27 Höing, M. & Berlo, W. van (2006). Seksuele dwang. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. (pp. 157-166.). Delft: Eburon. 28 Laan, A.M. van der, Blom, M., Verwers, C., & Essers, A.A.M. (2005). Jeugddelinquentie: risico’s en bescherming; bevindingen uit de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, WODC. 29 Wittebrood, K. (2006). Slachtoffers van criminaliteit: Feiten en achtergronden. Den Haag: SCP. 30 CBS (2007). Veiligheidsmonitor Rijk 2007: Landelijke rapportage. Voorburg: CBS. 31 Wijk, A.Ph. van, Mali, S.R.F., Bullens, R.A.R., Prins, L. & Klerks, P.P.H.M. (2006). Zedencriminaliteit in Nederland. Delicten en delinquenten nader in beeld gebracht. Zeist: Uitgeverij Kerckebosch. 32 Bossche, S.N.J. van den (2004). Intimidatie en geweld op het werk: Secundaire analyses Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003. Hoofddorp: TNO. En Bossche, S.N.J. van den, Hupkens, C.L.H., Ree, S.J.M., de, en Smulders, P.G.W. (2007). Nationale Enquête arbeidsomstandigheden 2006: Methodologie en globale resultaten. Hoofddorp: TNO. 33 Wijk, M., van der, & Zuiderveld, R. (2006). Jaarverslag 2006. Inspectie van het Onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. 34 Boersma, S. (2007). Jaaranalyse 2006-2007: Incidenten registratie in school. Amsterdam: DSP7. 35 Aarsen, E. & Hoffius, R. (2007). Monitor sociale veiligheid in het onderwijs 2007. Meting in het PO en SO, eindrapport. Leiden: Research voor Beleid. 36 Commissie Onderzoek Ongewenst Gedrag binnen de Krijgsmacht (2006). Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht: Rapportage over onderzoek naar vorm en incidentie van en verklarende factoren voor ongewenst gedrag binnen de Nederlandse Krijgsmacht. Amsterdam: COOGK. 37 Haas, S., de, Zaagsma, M., Höing, M., Berlo, W. van, & Vanwesenbeeck, I. (2007). Omgangsvormen, werkbeleving en diversiteit bij de Nederlandse politie anno 2006. Delft: Eburon. 38 Kuyper, L. (2006). Seksualiteit en seksuele gezondheid bij homo- en biseksuelen. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.), Seksuele gezondheid in Nederland 2006 (pp. 167-188). Delft: Eburon. 39 Fokkema, T., & Kuyper, L. (in press). The relationship between social embeddedness and loneliness among older lesbian, gay and bisexual adults in the Netherlands. 40 Schuijf, J. (2006). Groenboek Belweek Roze Ouderen. 41 Golf aangiftes mishandelde homo’s (2007, 4 juli). De Telegraaf. 42 Homo’s mishandeld tijdens gay pride (2007, 6 augustus). De Volkskrant. 43 Kerkhof, P., Tanis, M., & Bouma, M. (2007). Persdossier Gay Research 2007. Amsterdam: VU. 44 Van San, M., & De Boom, J. (2006). Geweld tegen homoseksuelen. Rotterdam: RISBO Contractresearch BV. 45 De Graaf, H. & Vanwesenbeeck (2006) Controversiële verlangens. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.), Seksuele gezondheid in Nederland 2006 (pp. 47-66). Delft: Eburon.
30
Trends in seksualiteit in Nederland
46 Olyslager, F. & Conway, L. (2007) On the calculation of the prevalence of transsexualism. Paper presented at the WPATH 20th International Symposium, Chicago, Illinois, September 5-8. 47 Vennix, P. (in preparation). Transgenders en werk. 48 Vanwesenbeeck, I., Zaagsma, M., & Bakker, F. (2006). Seksuele gezondheid, zorgbehoefte en zorggebruik in perspectief. In F. Bakker & I. Vanwesenbeeck (Eds.). Seksuele gezondheid in Nederland 2006. (pp. 203-220). Delft: Eburon. 49 Kedde, H., Bender, J., & Vanwesenbeeck, I. (2007). Seksuologische hulp bij mensen met chronische ziekte of beperking. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. 50 www.seksualiteit.nl, www.linh.nl, www.nivel.nl 51 CZ (2006). College voor zorgverzekeringen: Evaluatie subsidie medische en seksuologische hulpverlening. Amstelveen: KPMG. 52 Kedde, H. (2007). LOPS-Registratie 2005. Utrecht: Landelijk Overleg van Poliklinieken Seksuologie en Rutgers Nisso Groep. 53 Korrelatie (n.d.) Jaarverslag 2006. http://www.korrelatie.nl/index.php?pid=27 54 De Kindertelefoon (n.d.) Jaarverslag kindertelefoon 2006. Utrecht: Landelijk Bureau Kindertelefoon. 55 Ter Bogt, T. (2008). Whazz up? Nieuw onderzoek naar popmuziek in Nederland. Oratie 15 februari 2008. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Trends in seksualiteit in Nederland
31
Aanbevelingen voor beleid
Seksualiteit en voortplanting vormen een belangrijk aspect van het leven van mensen en bepalen voor een belangrijk deel iemands welzijn. Een positieve invulling van dit levensterrein hangt samen met geluk, kwaliteit van leven en goed sociaal en professioneel functioneren. Negatieve omstandigheden op dit terrein kunnen juist zorgen voor veel problemen, bijvoorbeeld ten gevolge van seksueel geweld of seksuele functieproblemen. Preventie van problemen omtrent seksuele gezondheid en goede seksuologische gezondheidszorg zijn dus van belang. Voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de hulpvrager, voor zijn of haar maatschappelijk functioneren, maar ook voor de volksgezondheid in het algemeen, denk bijvoorbeeld aan het voorkómen van soa-/hivinfecties. In dit kader pleit de Rutgers Nisso Groep voor de volgende acties op beleidsniveau: Realiseren van opvoedingsondersteuning en brede seksuele en relationele vorming in het onderwijs Jongeren hebben recht op goede en brede seksuele en relationele vorming zodat zij verantwoorde en gezonde keuzes kunnen maken. Weerbaarheid is hierbij een belangrijk thema. Veel ouders slagen er nog niet in seksualiteit expliciet aan de orde te stellen of hun kinderen adequaat te begeleiden bij hun seksuele ontwikkeling. Wij pleiten voor: • Een geïntegreerde aanpak van seksuele en relationele vorming waarin ouders, onderwijs, peers en media een taak hebben; • Verankering van seksuele en relationele vorming in de eindtermen van het basis- en voortgezet onderwijs; • Continue en brede seksuele en relationele vorming aan jongeren van vier tot achttien jaar (onderbouw van het basisonderwijs tot en met bovenbouw voortgezet onderwijs en middelbaar onderwijs); • Gerichte media- en interneteducatie binnen de seksuele en relationele vorming. Jongeren worden al op jonge leeftijd via de media en internet geconfronteerd met eenzijdige en verwrongen beelden over seksualiteit; • Het opnemen van seksuele en relationele vorming in de opvoedingsondersteuning die gemeenten aanbieden (vanuit de Wet Maatschappelijke
32
Trends in seksualiteit in Nederland
•
•
Ondersteuning); Seksuele gezondheidsbevordering gericht op kwetsbare risicogroepen (zoals nieuwkomers, allochtonen, jongeren in residentiële instellingen, jongeren met een verstandelijke of lichamelijke beperking); Inbedding van het thema seksualiteit in de contactmomenten met jeugdigen binnen de jeugdgezondheidszorg (op 10-jarige, 13-jarige en 16-jarige leeftijd).
Optimaliseren van de seksuologische gezondheidszorg
•
•
Er wordt weinig gebruik gemaakt van seksuologische zorg. Een betere toegankelijkheid van de seksuologische zorg is nodig. Veel problemen kunnen in de eerstelijns hulpverlening worden opgevangen, bij de huisarts of via de (nieuwe) eerstelijns aanvullende seksuologische hulpverlening. Vooral jongeren en allochtonen hebben onbeantwoorde hulpvragen. Het is belangrijk de toegankelijkheid, de kwaliteit en effectiviteit van de eerstelijns hulpverlening voor jongeren en allochtonen te evalueren; Weinig gebruik maken van seksuologische zorg hangt ook samen met schroom. Zelf leren oplossen of omgaan met seksuele problemen kan een uitkomst bieden voor mensen die een drempel voelen om een hulpverle-
•
•
•
•
ner op te zoeken. Mogelijkheden en effectiviteit van zogenaamde zelfmanagementmethodieken dienen te worden onderzocht; De hulpverlening voor slachtoffers van seksueel geweld is nog te versnipperd. Er dient één herkenbaar loket te komen en een aanpak waarin de verschillende instanties die te maken krijgen met slachtoffers goed met elkaar samenwerken; Een grote groep vrouwen heeft nog onvoldoende kennis en vaardigheden met betrekking tot anticonceptie. Voorlichting op maat, aangepast aan de persoonlijke situatie van de vrouw, is noodzakelijk. Goede besluitvorming bij een ongewenste zwangerschap is een voorwaarde voor het welbevinden van vrouwen. Voor een aantal vrouwen is ondersteuning bij het besluit nodig (in de vorm van counseling). De (abortus)hulpverlening heeft hierbij een belangrijke rol te vervullen. Vanuit de abortushulpverlening worden momenteel multidisciplinaire richtlijnen ontwikkeld voor de zorgprocessen, onder andere voor de counseling. Onderzoek naar de kwaliteit van de besluitvorming bij ongewenste zwangerschap en het welbevinden van vrouwen is nodig om vast te leggen of de richtlijnen effectief zijn en de zorg verbeterd kan worden. Chronisch zieken en mensen met een
SSS
•
3% 8%
beperking hebben een grotere kans op seksuele functieproblemen. Zij worden hierbij onvoldoende geholpen. Er dient inzicht te komen in hoe er binnen de zorg voor deze mensen effectief aandacht besteed kan worden aan het verminderen van seksuele functieproblemen; Het verminderen van seksuele problemen kan leiden tot verbetering van de psychische en lichamelijke gezondheid. Meer inzicht is echter nodig in de (kosten)effectiviteit van de seksuologische zorg en de bijdrage die deze zorg kan leveren aan het algemeen welzijn van hulpvragers.
10% 8%
Trends in seksualiteit in Nederland
33
Summary in English
Trends in Sexuality in the Netherlands What do we know in 2008? This annual publication of Rutgers Nisso Groep differs from former editions in that it mainly lists facts and figures with regard to sexual health in the Netherlands in 2008.
Young people and sexuality
Unwanted pregnancy
In the past ten years a growing number of secondary school students have had their first experience with sexual intercourse, oral sex or anal sex. Half of all young people have their first sexual intercourse (sexual debut) at the age of 17.1 years. They usually have positive feelings about these sexual experiences and 75% are (very) satisfied about their sex lives. Both the relational aspect and sexual gratification are important to them. One third of all boys and two thirds of all girls under 25 feels at times insecure about their bodies during sex. One in eight boys and one in five girls is not satisfied with the look of their genitals.
Many women run the risk of an unplanned pregnancy. More than two percent of all women in their fertile age do not use any contraceptives, while they do not have a child wish and had sexual contact of which they might have got pregnant. Eighteen percent of women is not always successful in using their contraceptives correctly. Each year 49,500 to 99,000 unplanned pregnancies occur. The majority of all these pregnancies turn out to be wanted after all. When a pregnancy is not wanted, most women choose to have an abortion. In the Netherlands 32,992 pregnancies were terminated in 2006, meaning that 8.6 out of 1,000 women has had an abortion.
Safe sex A big part of the Dutch population does not always use condoms as a protection against STI’s and HIV. Fewer than half of all adults (45%) and young people (47%) always used a condom when having casual sex during the past six months. More than a third of the men (34%) and women (37%) between 19 and 70 years had themselves tested on STI’s and HIV. Chlamydia remains the main STI: in 2006 eleven percent of all out-patients of sexual health clinics appeared to have this infection. People who are HIV-positive, males having sex with males, young heterosexuals and ethnic minorities run the greatest risk of picking up an infection.
34
Trends in seksualiteit in Nederland
Sexual violence Forty percent of women and seven percent of men was at one time in their lives a victim of sexual violence. This violence varied from unwanted sexual advances to rape. Thirteen percent of all girls between 12 and 19 were at some time in this period forced to accept sexual advances that she did not really want. For boys this number is four percent. Only eleven percent of all these offences were reported.
Sexual dysfunctions Seventeen percent of men and twenty percent of women have a sexual dysfunction. For men the most common dysfunction is
premature ejaculation: more than ten percent of all men suffer from this complaint. Eight percent of men have erectile dysfunctions. Women’s main complaint is inhibited orgasm (10%), while nine percent complain of lubrication problems.
both male and female identity-traits equally divided (5% of men, 5% of women). Transsexuals feel that they have the wrong gender identity from birth onwards (for boys 1 in 3,500; for girls 1 in 6,200). Transsexuals have a strong aversion to their gender characteristics.
Homosexuality and bisexuality Thirteen percent of men and twelve percent of women has had same-sex contacts at one time in their lives. Seven percent of men and six percent of women call themselves gay, lesbian or bisexual. A majority of the population has a positive attitude towards homosexuality. However: half (49%) of the population objects to two men kissing in the street, one third also feels shocked about two women kissing in public. On the other hand, only 16% feels bothered about seeing a man and a woman kissing in public. Three quarters of all homosexual and bisexual people have been discriminated at least once in their lives or have met with rejection of their same-sex feelings.
Sexological care In 2005, one in four women and one in five men needed sexological care. Both for men and women relational problems were the main reason for seeking help. One in six or seven women and one in ten men did have actual contact with a counsellor about sexual and relational problems. This means that a total of respectively 1.25 and 1.5 million adults annually have contact with a counsellor about issues related to sexuality and relationships. Another million people want counselling, but contact with a professional fails to be realised. Main reason: they feel it to be too difficult or feel embarrassed about it.
Transgenders We distinguish between three groups of transgenders in the Netherlands: transvestites, transgenderists and transsexuals. Transvestites (cross-dressers) are attracted towards wearing clothes of someone of the same sex (2.8% of men, 0.1% of women). Transgenderists feel they have
Trends in seksualiteit in Nederland
35
De Rutgers Nisso Groep is‌ kenniscentrum seksualiteit nationaal en internationaal met onderzoek, interventies en pleitbezorging
van anticonceptie tot homoseksualiteit van seksueel geweld tot seksueel functioneren van prostitutie tot abortus van seksuele vorming tot leerstraffen seksualiteit door ruim 40 onderzoekers en consultants voor docenten en jongerenwerkers GGD’en en eerstelijns centra artsen en voorlichters beleidsmakers en politici (personeels)managers en zorgverleners onderzoekers en seksuologen luisterend naar de behoeften van hen om wie het gaat: mensen in Nederland en daarbuiten.
kenniscentrum seksualiteit Oudenoord 176 - 178 3513 ev Utrecht t (030) 231 34 31 f (030) 231 93 87 rng@rng.nl www.rutgersnissogroep.nl www.seksualiteit.nl
36
Trends in seksualiteit in Nederland
Colofon Tekstredactie:
Tekstburo Gort, Diemen
Infographics:
Hendrik-Jan Grievink
Vormgeving:
Studio12, Leiden Š April 2008
Oudenoord 176 - 178 Postbus 9022 3506 ga Utrecht
SSS
3% 8%
t f e i
(030) 231 34 31 (030) 231 93 87 rng@rng.nl www.rutgersnissogroep.nl