Geen Evolutie maar Revolutie

Page 1

0

geen evolutie maar revolutie

Hoofdvraag Hoofdvraag Hoofdvraag

onderzoek

1970 TOEKOMST

de

VAN

2050 2050 NederlandSE ‘tussenWONING’ ....

DE


Amsterdam, 9 juni 2015 definitieve versie Atelier: Smart Buildings 4.0 Interne begeleiders: E. Melet P.G. de Wit J.B. ten Voorde Externe begeleider: R.N.H.W. van Gent Auteurs: Robin Beers Mauric Bohle

500635995 500636279

Š 2015, All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the owner.


GEEN EVOLUTIE MAAR REVOLUTIE DE

TOEKOMST

VAN

DE

NEDERLANDSE

‘tussenWONING’



‘Duurzaamheid,’ de wolf in schaapskleding. Zolang het handelen van de mens niet verandert kan je (smerige) zonnepanelen op daken gooien, potdichte huizen bouwen en optimaliseren wat je wilt, het zal nooit een bijdrage leveren aan een verbetering van het toekomstperspectief van de mens op deze aarde.


INHOUD Voorwoord

008

DEEL I - EVOLUTIE Samenvatting Aanleiding Profiel Methode

012 014 015 016

woning 2050 Beleid Referentiewoning

020 026

Klimaat Klimaat Klimaatbestendig

032 038

Energie Energiegebruik

044

Ecologie Ecologische impact

056

Discussie Conclusie

064 068

Literatuurlijst

070

woning

6

VOORWOORD

klimaat

ecologie

energie


DEEL II - REVOLUTIE Aanleiding Profiel

076 077

MENS De mens Gedrag Behoeften Motivatie Sturing Discussie Conclusie

080 082 086 088 094 096 098

Manifest Manifest

102

kapstok Kapstok

108

Literatuurlijst

110

mens

manifest

kapstok

VOORWOORD

7


Voorwoord Vier jaar, zo lang duurt een HBO opleiding bouwkunde. Aan het einde van de rit mag je jezelf bachelor of built environment noemen. Met het “heilige” bouwbesluit in de hand en de zes regels van Dijkstra op een papiertje geklad mag je de wijde wereld in. Deze twee relikwieën zullen jou helpen bij het beantwoorden van alle vraagstukken die je gaande het ontwerpproces zult tegenkomen. Wanneer gevraagd wordt waarom de isolatie 160 mm dik moet zijn, kan je antwoorden met: “omdat het zo geschreven staat.” Op deze manier zou je de opleiding bouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam kunnen doorlopen. Echter wordt er ook de mogelijkheid geboden om vanuit je eigen ratio tot antwoorden en oplossingen te komen. Het atelier Smart Buildings 4.0 sluit aan op dit gedachtegoed. Dit heeft ons doen besluiten om voor dit atelier te kiezen. Tijdens het afstuderen hebben wij ons vaak genoeg afgevraagd “waarom?” Wat was hier ookalweer leuk aan? Geef ons dat bouwbesluit en die zes regels van Dijkstra maar. Uiteindelijk ebte dit gevoel weg en kwamen wij in een voor ons nieuw gebied terecht, de psyche van de mens. Door dit onderzoek hebben wij veel nieuwe inzichten gekregen, inzichten die wij in andere afstudeerateliers nooit hadden gekregen. Hiervoor willen wij onze interne begeleiders; Ed Melet, Hans ten Voorde en Peter de Wit bedanken. De wekelijkse besprekingen stonden garant voor aanstootgevende discussies. Het onderzoek is hier zeker beter door geworden. Daarnaast willen wij onze externe begeleider Ronald van Gent bedanken voor de gespreken die ons op een andere manier naar het onderzoek heeft laten kijken. Als laatste willen wij Vera Rovers van TNO, Twan Hooff van de TU Eindhoven, Linda Hildebrand van de Hochschule Ostwestfalen-Lippe en Wenink/Holtkamp architecten bedanken voor het verstrekken van hulp en informatie.

8

VOORWOORD

Wij hopen dat iedereen die dit onderzoek leest aan het einde op een kritischere manier kijkt naar de manier waarop in Nederland gebouwd en getransformeerd wordt.

- M. Bohle & R. Beers juni 2015


VOORWOORD

9


10

TITEL


Hoe klimaatneutraal wordt de tussenwoning als het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van woningbouw wordt gevolgd?

DEEL I - EVOLUTIE VAN DE TUSSENWONING TILEL

11


SAMENVATTING De evolutie van de tussenwoning

Ruim 61% van de Nederlandse bevolking woont in een tussenwoning. Als gevolg van de eerste en tweede Nota Ruimtelijke Ordening 1960-1972 werd dit type woning massaal uit de grond gestampt. Vandaag de dag wordt er hard gewerkt middels het 2050 beleid van de overheid (Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050) om de CO2-uitstoot van deze woningen te reduceren. Ons doel is om in kaart brengen in hoeverre het 2050 beleid van de overheid omtrent de woningvoorraad in staat is om de Nederlandse tussenwoning klaar te maken voor de toekomst.

Hoe klimaatneutraal* wordt de tussenwoning als het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van woningbouw wordt gevolgd?

In dit onderzoek wordt de tussenwoning, gebouwd in de jaren ‘70, in haar originele en haar volgens het 2050 beleid van de overheid* aangepaste vorm met elkaar vergeleken. Om deze tussenwoning klimaatneutraal te maken wordt de volledige gevel inclusief gevelopeningen geïsoleerd om de warmtevraag te beperken en daarnaast wordt de woning uitgerust met installaties zoals WTWunits en pv-cellen** om te kunnen voorzien in haar eigen energiebehoefte. Als onderdeel van deze verbouwing zullen de woningen afgesloten worden van het gas en volledig over gaan op elektriciteit. Deze stappen zorgen ervoor dat de woning wordt getansformeerd in een all-electric en energie-nul woning. Nederland kent al projecten die volgens deze manier de woning aanpassen. De stroomversnelling is een voorbeeld van zo’n project. In Heerhugowaard zijn reeds woningen volgens de richtlijnen aangepakt.

12

DEEL I - EVOLUTIE

De woningen in Heerhugowaard zijn representatief voor de tussenwoning uit de bouwjaren 1960 tot 1972 als gekeken wordt naar typologie, oppervlakte, bouwmethode, materiaalgebruik en de installatieprincipes. Om te zien hoe de getransformeerde en niet-getransformeerde tussenwoning functioneert in een veranderend klimaat wordt deze in een simulatie blootgesteld aan de verschillende klimaatscenario’s. Dit onderzoek is uitgegaan van de vier klimaatscenario’s voor 2050 en 2085 van het KNMI: GL, GH , WL en WH. Dat het klimaat verandert is duidelijk, wat nog niet duidelijk is, is hoe snel het klimaat zal veranderen en hoe ingrijpend deze veranderingen zullen zijn. Volgens onderzoekers die zich intensief bezig houden met deze problematiek wordt gesteld dat het WH-scenario, het scenario dat de voor de grootste veranderingen zal zorgen, het meest aannemelijke scenario is. Klimaatverandering zorgt voor verandering in uitersten, van extreme droogte naar extreme neerslag, van storm naar windstil. De tussenwoning is getoetst op: temperatuurstijging, opvangen van extreme neerslag, zeespiegelstijging, wind- en extreme zonbelasting. Hieruit is te concluderen dat de nietgetransformeerde woning slecht bestand is tegen al deze factoren. De transformatie zal er niet voor zorgen dat de woning hier beter bestand tegen zal worden. Het punt waar wel vooruitgang geboekt wordt is de temperatuurhuishouding. Zowel in de warmte- als in de koelvraag presteert deze getransformeerde woning een stuk beter. Het effect van deze temperatuurhuishouding is direct terug te zien in de energievraag van de woning. Om de woning op temperatuur te houden verbruikt de volgens het 2050 beleid getransformeerde woning in verhouding tot de niet-getransformeerde gemiddeld 70 tot 85% minder energie.

*Wanneer in dit docu-ment

gesproken

wordt over het “2050 beleid (van de overheid)” dan wordt er verwezen naar: Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. **pv-cellen is een afkorting voor Fotovoltaïsche cellen. In het engels Photovoltaic cells.


De ecologische impact als gevolg van de transformatie is lager dan de bouw van de originele woning. De extra ecologische impact van de transformatie bedraagt 50% ten opzichte van de niet getransformeerde woning. Wanneer de pv-cellen meegenomen worden in de vergelijking dan stijgt de ecologische impact met nog eens 125% ten opzichte van de reeds getransformeerde woning. De impact van alleen de zonnepanelen bedraagt op de meeste gebieden al net zo veel als de bouw en transformatie van een complete tussenwoning. De grootste ecologische impact (75% in de niet-getransformeerde woning) zit in de fundering van de woning. Dit verklaart waardoor de stijging van de transformatie ondanks dat het veel materiaal vereist niet significant groot is. De opwekking van energie middels pv-cellen is een enorme verbetering ten opzichte van aardgas en grijze stroom wanneer gekeken wordt naar de CO2-uitstoot. Wanneer er echter besloten wordt over te stappen op decentrale energie uit wind- en waterkracht kan de CO2-uitstoot significant verder omlaag. De zonnepanelen worden het nieuwe aardgas, een naar verhouding slechte en milieuvervuilende energiebron. Het is opmerkelijk dat het 2050 beleid het gebruik van pv-cellen stimuleert boven het gebruik van een nog veel schonere manier van energie opwekken.

* Definitie klimaatneutraal Iets is klimaatneutraal als het niet bijdraagt aan klimaatverandering. Het gaat hierbij niet zoals velen denken alleen om CO2-neutraliteit

maar

ook om neutraliteit op andere gebieden zoals toxiciteit dat ons leefklimaat op een andere manier beinvloedt.

Hoe klimaatneutraal wordt de tussenwoning als het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van woningbouw wordt gevolgd?

Het volgen van het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van de woningbouw zal zeker niet zorgen voor een klimaatneutrale tussenwoning. Het beleid van de overheid is geschreven om te zorgen dat de woningvoorraad klaar gemaakt wordt voor de toekomst. In dit onderzoek is gekeken naar de ecologische impact, het energiegebruik en de manier waarop de woning zich zal houden in een toekomstig klimaat volgens het WH-scenario in 2050. Het 2050 beleid van de overheid weet op één vlak te scoren. Het inperken van de CO2-uitstoot van de woningbouw. Bij het inperken van deze CO2-uitstoot wordt echter totaal vergeten dat er meer factoren zijn in de wereld die het klimaat en onze toekomst beïnvloeden. De verklaring hiervoor is dat het beleid geschreven is met één kleine beperking: het mag geen cent meer kosten dan dat er nu aan wordt uitgegeven. In plaats van het zoeken naar een oplossing waar de mens niet verder mee kan komen dan rommelen in de marge.

Het isoleren van de gevel zorgt voor een enorme reductie in het energiegebruik. Het toevoegen van isolatie is echter niet evenredig met de energiewinst. Bij een RC van 2,5 m²*K/W is er sprake van een energiebesparing van 85%. Wanneer dit pakket verdubbeld wordt voor een Rc van 5,0 m²*K/W is er nog maar een extra energiewinst van 7,5%. Wanneer de energieopwekking steeds schoner wordt is dit misschien een goed moment om ons af te vragen of het verbruiken van onze gelimiteerde voorraad aan materialen op deze aarde nog wel verstandig is. DEEL I - EVOLUTIE

13


aanleiding Smart buildings 3.0 is het atelier waarvoor wij ons aanmeldden, wij hebben echter Smart buildings 4.0 gekregen. Vanwaar deze verschuiving? De bouwwereld is nog net zo conservatief als vorig jaar en alle jaren daarvoor. Door ervaring in het werkveld zie je pas goed hoe star de bouwwereld werkelijk is. Desalniettemin pretenderen vele bedrijven duurzaam en innovatief te zijn. Het wordt tijd dat de daad bij het woord gevoegd wordt. De band The Script verwoordt in een couplet van het nummer: Give The Love Around op een gevatte manier dit gevoel dat er iets moet veranderen:

It seems that every new generation Have all been growing up with cracks in the foundation They`re try to fill the holes of a whole damn nation We got to changes before the train leaves the station And realize the revolution ain`t a revelation It takes blood, sweat, tears and innovation It starts with us.[1]

Wij zijn deze nieuwe generatie en deze generatie moet niet dezelfde fouten maken die in het verleden gemaakt zijn. Dat wij van jongs af aan worden onderwezen in vakken zoals geschiedenis heeft niet als doel om dit te herhalen. Nee, het heeft als doel te leren van de goede en foute gebeurtenissen en hierop verder te bouwen. Dit afstudeeratelier vraagt van ons om buiten de comfortzone van de bouwkunde te treden en tot nieuwe inzichten te komen. Vaak wordt er door afstudeerders gekozen voor grote ambitieuze projecten, veelal utiliteitsbouw. Tijdens ons afstuderen willen wij ons focussen op de woningbouw. Uit 14

DEEL I - EVOLUTIE

cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt dat 61,2 %[2] van de Nederlanders in een tussenwoning, ook wel bekend als rijtjeshuis, woont, dit zijn ongeveer 10,3 miljoen mensen[3]. Er zijn al vele onderzoeken gedaan naar de tussenwoning, deze onderzoeken zijn veelal gericht op het zo snel en goedkoop mogelijk transformeren van dit type woning. Dit alles om te kunnen voldoen aan de eisen die vanuit Brussel en Den Haag worden gesteld om ervoor te zorgen dat de woningvoorraad in 2050 ‘klimaatneutraal’ wordt. Om dit doel te kunnen bereiken is er onder andere in Nederland besloten om de woning zoals wij hem nu kennen te verbeteren. Zo wordt er bijvoorbeeld extra isolatie toegepast en worden er pv-cellen op het dak geplaatst. Het is een evolutie waarin de gebouwen aangepast worden aan de wensen en eisen van de gebruiker die wij nu noodzakelijk achten om te kunnen overleven. Er is echter een probleem, het klimaat verandert en of wij nou kijken naar het meest positieve of negatieve scenario, beiden duiden op een stijging van de temperatuur en een extremer weerbeeld. Er is een systeem bedacht dat nu behoorlijk lijkt te werken, echter is de evolutie die wij doorvoeren een vrij permanente en weinig adaptieve benadering van het probleem. Nu rijst bij ons de vraag of het 2050 beleid van de overheid wel klimaatneutraal is? Hoe goed houdt deze permanente, voor het huidige klimaat geoptimaliseerde oplossing zich wanneer de temperaturen plotseling extreem stijgen? Wat is het gevolg voor de ecologie op aarde wanneer deze plannen worden doorgevoerd. Zorgt dit wel voor een leefbare aarde of is dit slechts een verschuiving van het probleem? Dit is waar wij achter proberen te komen tijdens dit onderzoek.

[1] The script (2012). Give the Love Around [2] Het

ministerie

van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013). Cijfers over Wonen en Bouwen 2013. Blz 14-15 [3] CBS

(2015)

kingsteller.

22

2015 om 11:00 uur

Bevoljanuari


profiel De evolutie van de tussenwoning

Doelgroep

Een onderzoek naar de klimaatneutraalheid van het overheidsbeleid ten aanzien van de woningvoorraad wanneer deze te maken krijgt met een veranderend klimaat.

De overheid en haar beleidsmakers, maar natuurlijk ook de gehele Nederlandse bouwwereld.

Hoofdvraag Hoe klimaatneutraal* wordt de tussenwoning als het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van woningbouw wordt gevolgd?

Deelvragen * Definitie klimaatneutraal Iets is klimaatneutraal als het niet bijdraagt aan klimaatverandering. Het gaat hierbij niet zoals velen denken alleen om CO2-neutraliteit

maar

ook om neutraliteit op andere gebieden zoals toxiciteit dat ons leefklimaat op een andere manier beinvloedt. Overheidsdefinitie

kli-

maatneutraal De overheid noemt de woningvoorraad maatneutraal’

‘klials

de

Afbakening In dit onderzoek wordt gekeken naar één tussenwoning. Dit is om het onderzoek behapbaar te houden. Het onderzoek is echter zo opgebouwd dat het op elk willekeurig woningtype kan worden losgelaten.

Wat houdt het 2050 beleid ten aanzien van woningbouw in en hoe wordt dit beleid vertaald bij het transformeren van tussenwoningen uit de jaren ‘70? Welke scenario’s met betrekking tot klimaatverandering zijn er en wat houden deze scenario`s in? Zijn de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning bestand tegen klimaatverandering? Wat is de operationele energie van de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning? Wat is de ecologische impact van de materialisatie, kijkende naar de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning?

energie die nodig is voor de

warmtevraag

van

woningen en de elektriciteitsvraag van huishoudelijke apparaten en verlichting geen CO2 uitstoot, of als de uitstoot wordt

gecompenseerd

door een vergelijkbare hoeveelheid CO2 bij een andere sector te vermij-

Doelstelling In kaart brengen in hoeverre het 2050 beleid van de overheid omtrent de woningvoorraad de tussenwoningen bestand maakt tegen veranderingen van het klimaat en of de ecologische impact die deze maatregelen met zich mee brengt opweegt tegen de baten van het beleid.

den.

DEEL I - EVOLUTIE

15


METHODE Dit onderzoek is opgebouwd uit twee delen: een literatuur- en een empirisch onderzoek. Deze twee onderdelen samen moeten het mogelijk maken om de hoofdvraag te beantwoorden. ONDERZOEK Het literatuuronderzoek bestaat uit onderzoek naar: woningbouw, klimaat, overheidsbeleid en aanverwante literatuur. Het empirisch onderzoek bestaat uit het modelleren van één tussenwoning uit de jaren 60-70. Vervolgens transformeren wij dit model volgens het beleid van de overheid. De twee modellen die hieruit voortkomen worden blootgesteld aan het meest aannemelijke klimaatscenario. ROBUUSTHEId Het onderzoek moet sterk genoeg zijn om intellectuele uitdaging te kunnen weerstaan. Om dit te kunnen waarmaken moeten de volgende punten in acht worden genomen: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

Doelgerichtheid Striktheid Testbaarheid Herhaalbaarheid Nauwkeurigheid Objectiviteit Generaliseerbaarheid

Zolang gedurende het onderzoek regelmatig naar deze punten wordt teruggekoppeld blijft de kwaliteit van het onderzoek gewaarborgd. In gelijksoortige onderzoeken wordt vaak de fout gemaakt dat men haar theorie wil laten werken en hier naar toe werkt gedurende het onderzoek. Dit wordt binnen de wetenschapsfilosofie ook wel Ockham’s Razor genoemd. Door middel van het valideren van de theorieën 16

DEEL I - EVOLUTIE

moet dit effect worden voorkomen. Als een onderzoek niet uitpakt zoals in de hypothese wordt verondersteld, betekent dit niet dat het onderzoek niet is geslaagd.


Hoofdvraag

1970

2050 vergelijking tabellen tekeningen

klimaateffect

energiegebruik

ecologische impact

vergelijking

vergelijking

vergelijking

conclusie

conclusie

conclusie

afweging

afweging

Stroomschema methode

onderzoek

beantwoording hoofdvraag

DEEL I - EVOLUTIE

17



afb. 01 [De stroomversnelling, Heerhugowaard]


2050 BELEID OVERHEID ten aanzien van woningbouw Wat houdt het 2050 beleid ten aanzien van woningbouw in en hoe wordt dit beleid vertaald bij het transformeren van tussenwoningen uit de jaren ‘70?

Inleiding In de afgelopen jaren zijn zowel op Europees als op nationaal niveau ambitieuze langetermijndoelstellingen geformuleerd voor energiebesparing, hernieuwbare energieopwekking en het omgaan met klimaatverandering. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het planbureau voor leefomgeving (PBL) verzocht te onderzoeken met welke investeringen in de huidige woningbouwvoorraad op de lange termijn vergaande CO2-reductie en een duurzame energievoorziening zijn te realiseren en wat hierbij de kosten en technische knelpunten zijn.[1] Het onderzoek van PBL is gericht op het energieprobleem van de huidige woningbouw in Nederland. In deze energiekwestie ligt de nadruk op het energiegebruik benodigd voor het verwarmen van de woning. Het verwarmen van de woning kost namelijk veruit de meeste energie. Door het terugbrengen van deze hoeveelheid kan de CO2-uitstoot wel met 50-80%[2] worden teruggedrongen. Om te komen tot een klimaatneutrale oplossing zal de Trias energetica worden aangehouden. Trias Energetica: 1. Energiebesparing 2.

Hernieuwbare energieopwekking

3.

Zo schoon en efficiënt mogelijke opwekking van niet-hernieuwbare energie’ (SER 2013:16-17).

20

DEEL I - EVOLUTIE

Hoofdvraag Aan de hand van de doelstellingen van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties is de hoofdvraag opgesteld; Welke intensivering van investeringen in energiebesparing en decentrale hernieuwbare energieopwekking voor eigen gebruik is het meest kosteneffectief om de woningvoorraad in Nederland klimaatneutraal te maken? Deze hoofdvraag is vervolgens opgesplitst in twee deelvragen: 1. Welke investeringen in energiebesparing zijn op de lange termijn voor zowel eindgebruikers als de samenleving als geheel het meest kosteneffectief om de warmtevraag van de woningvoorraad te verminderen? 2. Welke bijdrage van decentrale energieopwekking is nodig voor de resterende opgave om het totale energiegebruik van de woningvoorraad klimaatneutraal te maken? Het overheidsplan De overheid biedt met het beleidsplan “op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050” een antwoord op de klimaatproblemen voor de huidige woningvoorraad. Klimaatneutraal is een term die in het leven is geroepen door het centraal planbureau (CPB.) De doelstellingen van het Nationale Energieakkoord voor Duurzame Groei (SER2013) opgesteld door het Europees hof. Door gebruik te maken van de term “Klimaatneutraal” in plaats van “Energieneutraal” kunnen verschillende opties met betrekking tot het terugbrengen van de CO2-uitstoot inzichtelijk worden gemaakt. Dit betekent dat CO2-arme energie opgewekt uit decentrale bronnen ook kan

[1] Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. pagina 8. [2] Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. pagina 11. [3] Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. pagina 5.


worden meegenomen in de vergelijking. Een woning is klimaatneutraal op het moment dat alle energie benodigd voor het verwarmen van de woning en het elektriciteitsgebruik van de huishoudelijke apparaten en verlichting wordt opgewekt zonder CO2-uitstoot.

Indien ook deze bronnen niet beschikbaar zijn in de directe omgeving mag er gebruik gemaakt worden van fossiele brandstoffen mits de CO2 die hierbij vrij komt wordt gecompenseerd in een andere sector. Bijvoorbeeld in transport door de elektrische auto op te laden.

De vermindering op de warmtevraag en de opwekking van deze energie dient vervolgens op een CO2-neutrale manier opgewekt te worden. De opties die door het PBL zijn meegenomen zijn:

Duidelijk wordt in dit onderzoek genoemd dat het opwekken van energie in de directe omgeving de voorkeur heeft en dat er naar gestreefd moet worden om dit te behalen.

Energiebesparing op de warmtevraag van de woning: ▪▪ ▪▪ ▪▪

isolatie van de woning (gevel, dak, vloer en glas) efficiëntere warmte-installatie (elektrische warmtepomp) opwekking van hernieuwbare energie op het gebouw (zonnepanelen en zonneboiler).

Decentrale energieopties voor de warmtevraag: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

warmtenetten (restwarmte) warmtekrachtkoppeling (WKK) geothermie groen gas zonnepanelen op de woning om de elektriciteitsvraag van huishoudelijke apparaten te dekken en ter compensatie van de resterende CO2-uitstoot van de warmtevraag.

In het ideale scenario waarin de woning het energielabel Eigenwarmte krijgt wordt alle energie voor de woning in of op de woning zelf geproduceerd. Dit is mogelijk door het plaatsen van een elektrische warmtepomp in combinatie met een lagetemperatuurafgiftesysteem (vloerverwarming of grote radiatoren). De energie voor dit systeem en voor de elektrische huishoudelijke apparaten kan worden opgewekt met pv-cellen op het dak. Indien dit niet (volledig) mogelijk is kan in de warmtebehoefte worden voorzien door woningen aan te sluiten op een van de bovengenoemde decentrale energieopties. DEEL I - EVOLUTIE

21


4 SCENARIOS Op basis van de uitgangspunten van de vorige pagina zijn er vier verschillende scenario’s opgesteld. “Beperkt” en “Breed” zijn een logisch vervolg op de huidige manier waarop nu de woningen gerenoveerd worden. Het scenario “Diep” zorgt voor de maximale energiebesparing door te streven

naar woningen met het label Eigenwarmte. Het verschil met gefaseerd diep is dat hier gewacht word met het plaatsen van installaties tot 2030 omdat er voorspeld wordt dat deze dan goedkoper zijn geworden door technische innovaties.

Beperkt

Breed

-80% CO2

‘In het eerste investeringspad (‘Beperkt’) bestaat de diepgang van de energiebesparing per woning uit labelsprongen die momenteel gangbaar zijn (2 labels omhoog en/of tot energielabel B), maar ligt het renovatietempo van de woningvoorraad iets lager dan in de afgelopen jaren.’[3]

-75% CO2

‘In het tweede investeringspad (‘Breed’) is de diepgang per woning tot 2030 vergelijkbaar met die van het eerste pad, maar is het renovatietempo een- tot tweemaal zo hoog als in de afgelopen jaren. Hierdoor zijn omstreeks 2035 bijna alle woningen gerenoveerd. Daarna wordt een deel van de woningen op een natuurlijk moment voor grootschalig onderhoud (eens in de 30 à 40 jaar) opnieuw gerenoveerd met een verdergaande energieverbetering.’[3]

Energielabels Aan

de

energielabels

wordt een RC waarde gekoppeld:

-28% CO2

B

RC = 2,5

EW

RC = 5,0

-51% CO2 ketel

2050 +2 Labels tot maximaal B

2035 Onderhoud eens per 30-40 jaar

Door natuurlijk verloop

+2 Labels tot maximaal B

zijn door het type HR-

zullen in 2020 alle ketels in woningen vervangen 107. kosten per jaar / woning in euro’s.

-54,-

-4,- -69,-*

-16.-

40,- -10,-*

* Bij een optimistische schatting sche sector.

22

DEEL I - EVOLUTIE

van

ontwik-

ke-lingen in de techni-


Legenda Tijdstip dat de renovatie klaar moet zijn Sprong in energielabel Kosten voor de gebruiker in normaal en (gunstig scenario) Kosten voor de overheid in normaal (en gunstig scenario)

Label eigenwarmte De woning voorziet in de eigen

warmtebehoefte

zonder CO2-uitstoot te

Diep

GEfaseerd diep

‘In het derde investeringspad (‘Diep’) worden in de periode tot 2050 alle woningen slechts eenmaal diepgaand gerenoveerd, dat wil zeggen met een zo groot mogelijke energieverbetering. Omdat het om ingrijpende renovaties gaat, gebeurt dat op een natuurlijk moment voor grootschalig onderhoud. Het gaat daarbij om een verbetering naar energielabel B of naar energielabel Eigenwarmte (wat betekent dat de woning in de eigen warmte voorziet zonder CO2-uitstoot te veroorzaken). Het aandeel renovaties naar energielabel Eigenwarmte neemt geleidelijk aan toe. In 2050 is dan 55 procent van de huidige woningvoorraad een Eigenwarmte-woning en 42 procent een label B-woning. Verondersteld is dat de huidige label A-woningen (3 procent) niet worden gerenoveerd.’ [3]

‘Het vierde investeringspad (‘Gefaseerd diep’) verschilt van het derde doordat voor 2030 bij de renovaties naar label Eigenwarmte alleen aan isolatieverbetering wordt gedaan. Dit beperkt de investeringskosten, omdat de relatief duurdere warmte-installatiemaatregelen niet worden genomen. Na 2030 worden deze maatregelen wel genomen bij renovaties naar label Eigenwarmte. Verondersteld is dat de kosten dan zijn gedaald onder invloed van technologieontwikkeling.’

-80% CO CO2 -80% 2

-75% CO CO2 -75% 2

[3]

veroorzaken.

Naast verregaande gevelisolatie wordt in de warmtebehoefte

wordt

voorzien door gebruik te maken met een elektrische

2050 vanaf 2030 met installaties

EW* 55% 0% A 3% B 42%

EW** 40% 14% A 3% B 42%

73,-

-77,-*

51,-

120,-

-1,-*

90,-

warmtepomp

in combinatie met een lagetemperatuurafgiftesysteem

(vloerver-

warming of grote radiatoren) **

2050

Energielabel

gen-warmte

met

Eien

zonder installatieverbeteringen.

DEEL I - EVOLUTIE

23


Investeringspad[4]

Beperkt

schillende scenario Breedscenario’s. Het Diepmidden Gefaseerd diep

CO2-reductie(%) Maatregelen warmtevraag ▪▪ Besparing warmtevraag ▪▪ Warmtenetten ▪▪ Groen gas Compensatie warmtevraag Zonnepanelen elektriciteitsvraag Totaal

32% 16% 10% 6% 26% 42% 100%

Alle scenario’s moeten leiden tot een 100% klimaatneutrale woningvoorraad zoals in bovenstaande tabel zichtbaar is. Deze 100% wordt dus behaald door alle woningen. Dit is mogelijk doordat de pv-cellen dienen als een sluitpost in deze constructie. Alle energie die na de aanpassingen niet op een CO2-neutrale manier wordt opgewekt zal worden gecompenseerd door het installeren van zonnepanelen. Als gevolg van het gebruiken van pv-cellen als sluitpost betekent dit voor Nederland dat er 200 tot 300 km² volledig bedekt zal worden met pv-cellen. Ter vergelijking, dit is een gebied groter dan Amsterdam (219 km²).

02

FINANCIERING Net zo belangrijk als het zorgen voor een klimaatneutrale woningvoorraad waren de financiën. Van alle vier de paden zijn de kosten doorgerekend. Deze kosten zijn, zoals zichtbaar op de vorige pagina, opgedeeld in de kosten voor de gebruiker en kosten voor de Nederlandse staat. Omdat de toekomst niet volledig te voorspellen is rekent het PBL met ver24

DEEL I - EVOLUTIE

42% 29% 6% 6% 16% 42% 100%

54% 46% 2% 6% 4% 42% 100%

53% 43% 3% 6% 5% 42% 100%

is gebaseerd op een toekomst waarin de bestaande technieken zich ontwikkelen en er geen bijzondere veranderingen zullen ontstaan in de kosten van energie en de koopkracht van de gemiddelde Nederlander. Op basis van dit scenario zijn de kosten berekend en zo wordt duidelijk dat de meeste paden geld gaan kosten. Het pad breed zorgt met normale voorspellingen voor een maximale energiewinst zonder veel extra kosten. Een optimistisch scenario is gebaseerd op gunstige technologische ontwikkelingen in de toekomst waardoor installaties veel goedkoper worden en efficiënter zullen werken. Deze ontwikkelingen zijn meegenomen in het optimistische scenario. Deze is ook meegenomen in de tabel op de vorige pagina. Hieruit blijkt dat de meest ingrijpende maatregelen (Diep) de goedkoopste optie wordt. Het is op papier dus mogelijk om de woningen op te knappen met verregaande ingrepen zonder dat dit veel extra geld zal kosten. Om een verdere besparing te bereiken is het belangrijk om te weten wat de maatschappelijke waarde is die gehecht wordt aan de CO2-vermindering en de verhoging van het leefcomfort. Met andere woorden, in hoeverre is de burger bereid om mee te betalen aan betere besparende maatregelen?

afb.

02

[Oppervlakte

Amsterdam]

[4] Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. pagina 17.


Wat houdt het 2050 beleid ten aanzien van woningbouw in en hoe wordt dit beleid vertaald bij het transformeren van tussenwoningen uit de jaren ‘70?

Vanuit de Europese Unie zijn langetermijndoelstellingen gesteld voor de woningvoorraad in 2050. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het CPB onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de Nederlandse woningvoorraad op het gebied van CO2-reductie en duurzame energievoorziening. Dit rapport laat vier manieren zien om te komen tot een klimaatneutrale woningvoorraad. Deze zijn alleen gebaseerd op twee principes. ▪▪ ▪▪

Energiebesparing op de warmtevraag van de woning. Decentrale energieopties voor de warmtevraag.

De vier paden verschillen in de hoeveelheid energie die door de woning zelf wordt bespaard. Uiteindelijk zullen alle woningen klimaatneutraal gemaakt worden door de decentrale energieopties. Het complete onderzoek is gebaseerd op geld. Wat is het maximaal haalbare zonder er financieel op achteruit te gaan.

DEEL I - EVOLUTIE

25


referentiewoning De stroomversnelling

Dit onderzoek zal twee woningen met elkaar vergelijken. Hiervoor is gekozen om een bestaand woningtype te vergelijken met eenzelfde woning die gerenoveerd is tot een CO2neutrale woning.

Bouwkundige prestaties Gevel schil Rc Kap Rc

0,35* 0,35*

Installaties

Een woning dat zich hiervoor uitstekend leent is een woning van de BAM dat getransformeerd is in het project De stroomversnelling. De stroomversnelling is een project waarin jaren 1970 doorzonwoningen worden gerenoveerd tot een nulop-de-meter woning. Dit wil zeggen dat de woning zelf zijn energie opwekt en dat daarbij geen CO2-uitstoot wordt veroorzaakt. Daarnaast beschikt de woningschil (dak en gevels) na de renovatie over een Rc van 5,0.

CV-ketel voor de warmtebehoefte en voor het tapwater. Het water wordt verwarmd met aardgas

Deze renovatie komt volledig overeen met het artikel “op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad� van het CPB en is daardoor geschikt om ons onderzoek op te baseren.

De woning beschikt over meerdere radiatoren die verwarmd worden met water van de CV-ketel.

Op het moment van schrijven was dit project op grote schaal in uitvoering. Hierdoor was het mogelijk om de woning voor en na de transformatie te bestuderen.

ventilatie

De aanpassingen De woning is op meerdere gebieden aangepakt om de stap te maken naar een nul-op-de-meter-woning. Omdat dit plan gelijk ook grootschalig onderhoud is zullen er naast de oplossingen om deze woning klimaatneutraal te maken ook andere ingrepen aan de woning gedaan worden. Deze ingrepen die geen impact zullen hebben op de klimaatneutraalheid van de woning worden in dit onderzoek dan ook buiten beschouwing gelaten.

1970

Energieopwekking Alle energie komt direct van het energienet. afgifte warmte

Er is sprake van natuurlijke en mechanische ventilatie. De mechanische ventilatie is aangesloten op de keuken en de badkamer. De overige ruimtes worden op een natuurlijke manier geventileerd door ramen open te zetten of door middel van ventilatieroosters. warmteopwekking De warmte in de woning komt volledig van de gasgestookte CV-ketel. plaatsing installaties De CV-ketel en de mechanische afzuigingsinstallaties bevinden zich op de zolderverdieping. * De evolutie van de woningbouw Methode. blz. 16 & 17

26

DEEL I - EVOLUTIE


2050

Bouwkundige prestaties Begane grond vloer Rc 3,0 Gevel schil Rc 5,0 Kap Rc 6,0 Gevelopeningen U-waarde 1,1 Deuren U-waarde 1,1 Infiltratie Qv10 0,3 Installaties Energie-effieciente verwarmings- en ventilatieinstallaties zonder opwekking van CO2uitstoot. De woning zal een All-electric woning worden. Energieopwekking De totale energiehoeveelheid die benodigd is voor de woning bestaat uit het huishoudelijk gebruik, verwarming en het tapwater. Dit komt volgens de BAM neer op een totaal van 5434 kWh. [3] (2500 kWh voor het huishoudelijk gebruik en 2934 kWh voor het verwarmen en het tapwater). Hierbij is rekening gehouden met standaard klimaatjaren.

[1] Zonnepanelen be-kend) Sunmodule

(on-

PV-cellen zullen zorgen voor de volledige energieopwekking van de woning. Bij het bepalen van de hoeveelheid pv-cellen is rekening gehouden met de afname van het rendement en de efficiëntie van de panelen. Hierdoor zullen er 28 (14 aan de voorzijde van het dak en 14 aan de achterzijde) zonnepanelen met een vermogen van 275 Wp worden geplaatst. Deze leveren een vermogen van 6545 kWh ( 28 * 275 Wp * 0,85%[1] ).

geven de lucht af aan de woning middels ventilatieroosters. Alle kamers zullen beschikken over een ventilatierooster. De woonkamer en keuken over 2 roosters. Deze ventilatie is conform het bouwbesluit (2012). warmteopwekking Aan de warmtebehoefte wordt voldaan door gebruik te maken van een WTW-unit (Luchtwater-warmtepomp) in combinatie met een zonneboiler met een capaciteit van 200L. Deze levert 180L warm tapwater wat gelijk staat aan 30 minuten warm tapwater. De capaciteit van deze installaties is voldoende om de woning 365 dagen per jaar om 20 °C te houden. plaatsing installaties Een deel van de installaties zal in de achtertuin geplaatst worden in een daarvoor bestemd hok dat altijd toegankelijk moet zijn voor onderhoud. In dit hok zit de: ▪▪ ▪▪ ▪▪

WTW-unit Warmtepomp Omvormer energiemodule

Solar World plus

SW

275Wp Black zonnepaneel. [2] De Haan, J. ( februari

afgifte warmte De bestaande radiatoren en het leidingwerk worden behouden.

2009), Prestatie van zonnepanelen. [3] BAM

ventilatie (onbekend),

Stroomversnelling NOM product-aanbod.

>

De woning zullen worden geventileerd met behulp van een WTW-unit. Deze units DEEL I - EVOLUTIE

27


De woning beschikt over een ongeïsoleerde spouwmuur zoals gebruikelijk in deze periode.

installaties ▪▪ ▪▪

CV-ketel Luchtafzuigingsinstallatie

d (mm) materiaal 10 stucwerk 110 kalkzandsteen 60 luchtspouw 100 baksteen buitenblad. 80

1970

totaal

Warmteweerstand Rc =

0,35*

* De evolutie van de woningbouw Methode. blz. 16 & 17

28

DEEL I - EVOLUTIE


2050

De woning wordt geïsoleerd door een compleet prefab constructie met hoge Rcwaarde over de huidige gevel en kap te plaatsen. Hierdoor stijgt de Rc aanzienlijk. installaties ▪▪ warmteopwekking: met Lucht-water-warmtepomp ▪▪ Ventilatie: WTW-installatie ▪▪ Energieopwekking 28x pv-paneel 275wp 1640 * 992 mm ▪▪ Tapwater 200L zonneboiler

d (mm) materiaal 280 bestaande constructie -- pe-folie 190 EPS (stijl en regelwerk 184mm) -- waterkerende damp-open folie 28 regelwerk 10 vezelcementplaat 8 steenstrips 514

totaal

WARMTEWEERSTAND Rc =

5,07*

Bestaande situatie Toevoeging renovatie ToevoegingZonnepanelen

DEEL I - EVOLUTIE

29



afb. 03 [Zware onweersbuien tijdens Pinksteren]


KLIMAAT verandering in nederland

Welke scenario’s met betrekking tot klimaatverandering zijn er en wat houden deze scenario’s in?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om inzicht te krijgen in het onderwerp klimaatverandering. Het KNMI, voluit het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, is het nationaal data- en kennisinstituut voor klimaatwetenschappen en houdt zich intensief bezig met het klimaat. In het rapport KNMI’14 klimaatscenario’s voor Nederland wordt uitgelegd wat de gevolgen van de klimaatverandering betekenen voor Nederland. [1] Het internationale onderzoek naar klimaatverandering van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) brengt de wereldwijde klimaatverandering in kaart. Het KNMI vertegenwoordigt Nederland in dit panel. De gegevens die voortkomen uit onderzoek van het IPCC zijn verwerkt in de rapporten van de KNMI en de gegevens van de KNMI zijn op haar beurt weer verwerkt in de rapporten van het IPCC. Dit onderzoek richt zich op woningbouw in Nederland. Om deze reden zullen vooral de rapporten van het KNMI gebruikt worden om de deelvraag te beantwoorden. De rapporten van het KNMI geven een extremere klimaatverandering weer dan de rapporten van het IPCC. Dit verschil zit hem in verschillen in klimaatverandering op land en oceaan. Het IPCC geeft de klimaatverandering weer kijkende naar de gehele aarde, de klimaatveranderingen op de oceanen zijn kleiner dan de klimaatveranderingen op het land. Het gemiddelde van deze twee geeft de mondiale klimaatverandering weer, omdat het KNMI haar metingen grotendeels verricht op het land en op specifieke gebieden vallen de waarden hoger uit dan wanneer er wordt gekeken naar de gehele aarde. 32

DEEL I - EVOLUTIE

Het KNMI onderscheidt in haar rapporten vier klimaatscenario’s voor Nederland, dit zijn: GL, GH, WL en WH . De hoofdletters G en W staan voor de temperatuurstijging. G staat voor Gematigd en W staat voor Warm. De stijgingen ten opzichte van de referentieperiode. De andere belangrijke factor die invloed heeft op het klimaat is de verandering in het luchtstromingspatroon. Deze verandering wordt geduid met lage of hoge scenario’s. In lage of L-scenario’s (GL en WL) is de invloed van deze verandering klein, in de hoge of H-scenario’s (GH en WH) is de invloed groot. In de H-scenario’s waait het in de winter vaker uit het westen. Ten opzichte van de L-scenario’s betekent dit een zachter en natter weertype. In de H-scenario’s hebben hogedrukgebieden in de zomer een grotere invloed op het weer. Vergeleken met de L-scenario’s zorgen ze voor meer oostenwinden, die in Nederland warmer en droger weer met zich meebrengen. Recente berekeningen met de wereldwijde klimaatmodellen voor het IPCC wijzen op deze veranderingen van het luchtstromingspatroon. [2] Er zijn dus vier klimaatscenario’s, dit is meteen ook het antwoord op het eerste deel van de vraag. Strikt gezien zijn er meer scenario’s maar om het overzichtelijk te houden wordt in dit onderzoek gewerkt met de vier scenario’s van het KNMI. De vier scenario’s hebben overeenkomsten deze overeenkomsten zijn door het KNMI samengevat als algemene veranderingen te vinden op de volgende pagina. De vier scenario’s zijn op pagina 31, 32 en 33 in kaart gebracht.

[1] KNMI. KNMI’14

(2014). klimaatscena-

rio’s voor Nederland. Blz 3 [2] KNMI. KNMI’14

(2014). klimaatscena-

rio’s voor Nederland. Blz 9


av

lgemene erandering referentie periode Temperatuur

▪▪ ▪▪

de temperatuur blijft stijgen zachte winters en hete zomers komen vaker voor

1951 - 1980

1981- 2010

9,2 °C

+0.9 °C 10,1 °C

Neerslag ▪▪ ▪▪ ▪▪

de neerslag en extreme neerslag in de winters nemen toe de intensiteit van extreme regenbuien in de zomer neemt toe hagel en onweer worden heviger

1951 - 1980

1981- 2010

774 mm

+77 mm 851 mm

Zeespiegel ▪▪ ▪▪

de zeespiegel blijft stijgen het tempo van de zeespiegelstijging neemt toe

1951 - 1980

1981 - 2010

4 cm bendeden NAP

3 cm boven NAP

1951 - 1980

1981 - 2010

-

-

1951 - 1980

1981 - 2010

mist 412 uur

mist 300 uur -112 uur zon 354 KJ/cm2 +8 KJ/cm2

Wind ▪▪ de veranderingen in windsnelheid zijn klein ▪▪ de windrichting hangt af van het scenario

Zon en mist ▪▪ ▪▪

het aantal dagen met mist neemt af en het zicht verbetert verder de hoeveelheid zonnestraling nabij het aardoppervlak neemt licht toe

zon 346 KJ/cm2

DEEL I - EVOLUTIE

33


GL

GH

EMATIGD

EMATIGD

AAG

OOG

2050

2085

2050

2085

+1,0 °C

+1,3 °C

+1,4 °C

+1,7 °C

11,1 °C

11,4 °C

11,5 °C

11,8 °C

2050

2085

2050

2085

+34 mm

+43 mm

+21 mm

+43 mm

885 mm

894 mm

872 mm

894 mm

2050

2085

2050

2085

+15 tot

+25 tot

+15 tot

+25 tot

+30 cm

+60 cm

+30 cm

+60 cm

Winter weinig verandering in windpatroon

Winter westenwind : zacht en nat weertype

Zomer weinig verandering in windpatroon

Zomer oostenwind: warm en droog weertype

2050

2085

2050

2085

mist 190 uur -110 uur zon 356 KJ/cm2 +2 KJ/cm2

mist 180 uur -120 uur zon 352 KJ/cm2 -2 KJ/cm2

mist 190 uur -110 uur zon 360 KJ/cm2 +6 KJ/cm2

mist 180 uur -120 uur zon 358 KJ/cm2 +4 KJ/cm2

34

DEEL I - EVOLUTIE

[3] KNMI. KNMI’14

(2014). klimaatscena-

rio’s voor Nederland. Blz 4-5


WL

WH

ARM

De kleuren die gebruikt zijn bij het duiden van de

klimaatscenario’s

Corresponderen met de

ARM

AAG

OOG

2050

2085

2050

2085

+2,0 °C

+2,8 °C

+2,3 °C

+3,7 °C

12,1 °C

12,9 °C

12,4 °C

13,8 °C

2050

2085

2050

2085

+47 mm

+51 mm

+43 mm

+60 mm

898 mm

902 mm

894 mm

911 mm

2050

2085

2050

2085

+20 tot

+45 tot

+20 tot

+45 tot

+40 cm

+80 cm

+40 cm

+80 cm

Winter weinig verandering in windpatroon

Winter westenwind : zacht en nat weertype

Zomer weinig verandering in windpatroon

Zomer oostenwind: warm en droog weertype

kleuren van het KNMI. GL -scenario GH -scenario

2050

2085

2050

2085

WL-scenario

mist 190 uur -110 uur zon 351 KJ/cm2 -3 KJ/cm2

mist 180 uur -120 uur zon 351 KJ/cm2 -3 KJ/cm2

mist 190 uur -110 uur zon 358 KJ/cm2 +4 KJ/cm2

mist 180 uur -120 uur zon 359 KJ/cm2 +5 KJ/cm2

WH-scenario

DEEL I - EVOLUTIE

35


GL

WL

Het GL scenario is het meest gunstige scenario. In het verloop van GL is er sprake van een geringe temperatuurstijging. De neerslag neemt toe maar het neerslagpatroon blijft gelijk. In het windpatroon verandert weinig. De zeespiegel stijgt weliswaar langzamer dan in de W-scenario’s maar is nog steeds significant. Het aantal mist-uren neemt af, dit is een gevolg van de verbetering van de luchtkwaliteit. De zonnestraling in dit scenario neemt tot 2050 licht toe maar zal afnemen in de periode 2051-2085.

GH

Bij het scenario WL is er sprake van een grote stijging van de temperatuur. Dit scenario laat zien dat in 2050 de temperatuur al 2,0°C gestegen is. De neerslag neemt toe maar het neerslagpatroon blijft gelijk. In het windpatroon verandert weinig. De zeespiegel stijgt nog sneller dan in de G-scenario`s. Het aantal mist-uren neemt af, dit is een gevolg van de verbetering van de luchtkwaliteit. De zonnestraling neemt licht af in beide tijdvakken

WH

Bij het scenario GH is de temperatuurstijging in bijde tijdvakken 0,4 °C hoger dan in het GL scenario. De neerslag neemt toe en het patroon van de neerslag verandert, zo is er meer neerslag in de winter en worden de zomers droger. Het windpatroon verandert en zorgt ook voor de verandering in het neerslagpatroon. De zeespiegel stijgt weliswaar langzamer dan in de W-scenario’s maar is nog steeds significant. Het aantal mist-uren neemt af, dit is een gevolg van de verbetering van de luchtkwaliteit. De zonnestraling neemt toe in beide tijdvakken.

WH is het meest negatieve scenario de vier. De temperatuur stijgt. De stijging in het jaar 2085 bedraagt 3,7°C. De neerslag zal toenemen. Het patroon van de neerslag is echter een groter probleem. In de winter zal er vaker sprake zijn van extreme regenbuien en de zomers worden een stuk droger. De zeespiegel stijgt nog sneller dan in de G-scenario`s. Het aantal mist-uren neemt af, dit is een gevolg van de verbetering van de luchtkwaliteit. De zonnestraling neemt toe in beide tijdvakken.

IPCC: ‘De menselijke invloed op het mondiale klimaatsysteem is duidelijk zichtbaar.’ Dat concludeert het vijfde klimaatrapport van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat in september 2013 verscheen. Uit waarnemingen en onderzoek blijkt dat de mens invloed heeft op de opwarming van de atmosfeer en de oceanen, op veranderingen in de wereldwijde waterkringloop, op de afname van sneeuw en ijs, op zeespiegelstijging en op veranderingen in sommige klimaatextremen. Aanhoudende uitstoot van broeikasgassen door de mens zal de invloed op het klimaat doen toenemen.[4]

De vier scenario’s die zijn behandeld in dit hoofdstuk zijn weergeven zonder de natuurlijke variaties. Dit wil zeggen dat de effecten die worden geschetst grotendeels door de mens worden veroorzaakt en dus ook kunnen worden afgeremd. Wanneer de natuurlijke variaties in de scenario’s worden verwerkt vallen de veranderingen nog hoger uit.

36

DEEL I - EVOLUTIE

[4] IPCC, 2013, Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change


De vraag is nu beantwoord: er zijn vier klimaatscenario’s en op de voorgaande bladzijden is uitgelegd wat de scenario’s inhouden. Wat nu nog interessant is, is om te weten welk klimaatscenario het meest aannemelijke is. De Duitse onderzoeker Malte Meinshausen durft met grote zekerheid te zeggen dat er uit kan worden gegaan van het ergste scenario als er niet direct drastisch wordt ingeperkt op het gebruik van fossiele brandstoffen. “The risk of overshooting 2°C equilibrium warming is found to lie between 68% and 99% for stabilization at 550ppm CO2 equivalence.”[5] De 2°C grens is voor klimaatonderzoekers een belangrijk punt. Na een stijging van 2°C ontstaat er hoogstwaarschijnlijk een kettingreactie die de opwarming van de aarde in een stroomversnelling zal brengen. In het rapport op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050 gaat men uit van een stijging van 1,3°C in 2050. In het meest recente rapport van het KNMI is er geen enkel scenario te vinden dat uitkomt op een stijging van 1,3°C. Na optellen van de natuurlijke variaties komt het GL-scenario uit op een stijging van 1,2°C. Meinhausen geeft in zijn studie aan dat wanneer men op aarde in het huidige tempo fossiele brandstoffen blijft verstoken, dat de kans op een zeer extreem scenario toeneemt. De machtigste landen en bedrijven in de wereld zijn vaak afhankelijk van het gebruik en verkoop van deze fossiele brandstoffen en het ziet er niet naar uit dat dit op korte termijn gaat veranderen. Daarnaast zullen de opkomende economieën van Brazilië, Rusland, India en China (de BRIC) het gebruik van fossiele brandstoffen niet doen verminderen. Dit heeft ons ertoe doen besluiten om in het verdere onderzoek uit te gaan van het WH-scenario.

[5] M e i n s h a u s e n , M(2005), On the Risk of Overshooting 2°C.

DEEL I - EVOLUTIE

37


klimaatbestendig wonen IN NEDERLAND

Zijn de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning bestand tegen klimaatverandering?

Om ervoor te zorgen dat de woning klimaatneutraal wordt, moet er ook voor gezorgd worden dat deze klimaatbestendig wordt. De wereldwijde klimaatverandering zal er voor zorgen dat er in de toekomst vaker sprake is van:

hoge temperaturen

extreme neerslag

hoge zeespiegel

extreme wind

Klimaatverandering is een langzaam proces. Zelfs in het meest extreme geval zal er morgen geen verschil te merken zijn ten opzichte van vandaag. De mens is dynamisch en is in staat zichzelf licht mee te veranderen. Echter, de woning is een statisch object. Het kan zijn dat een nu prima functionerende woning als gevolg van klimaatverandering over twintig jaar niet meer voldoet. De transformatie van de tussenwoning moet ervoor zorgen dat deze weer vijftig jaar mee kan. In dit hoofdstuk wordt kort geanalyseerd wat de gevolgen van klimaatverandering kunnen betekenen voor de getransformeerde en niet-getransformeerde tussenwoning.

KNMI. (2014). KNMI’14 klimaatscenario’s Nederland. Blz 4-5

38

DEEL I - EVOLUTIE

voor


1970

Temperatuur

2050

1970 1970

In de niet-getransformeerde woning zal het totale energiegebruik als gevolg klimaatverandering afnemen.

2050 2050

In de getransformeerde woning zal het totale energiegebruik als gevolg klimaatverandering licht toenemen. Hieruit valt te concluderen dat de nietgetransformeerde woning beter bestand is tegen klimaatverandering. Echter moet wel in het achterhoofd worden gehouden dat de niet-getransformeerde woning veel meer energie gebruikt.

vergelijking vergelijking tabellen tabellen tekeningen tekeningen (zie bladzijde 48 t/m 53)

aateffect klimaateffect

energiegebruik energiegebruik

gelijking vergelijking

vergelijking vergelijking

DEEL I - EVOLUTIE

ecologe

ver

39


fect

ng

1970

2050

1970 1970

2050 2050

Neerslag

vergelijking vergelijking tabellen tabellen tekeningen tekeningen

afb. 04 en 05 [Noodweer zorgt voor veel water04

energiegebruik energiegebruik

De niet-getransformeerde en getransformeerde woningen zijn beiden niet goed in staat om de extreme hoeveelheid hemelwater die in korte tijd valt op te vangen en af te voeren.

05

overlast in Brabant.]

ecologische impac ecologische

Ook zijn de niet-getransformeerde en de getransformeerde woning niet goed in staat om water dat via de riolering naar boven komt buiten de deur te houden. Het water dat via de afvoer binnenshuis naar boven komt kan niet tegen worden gehouden. Beide problemen zijn op te lossen door het toepassen van buffers. Op woningvlak zou dit bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door middel van groendaken en in de meeste nieuwe woonwijken wordt het regenwater niet meer in het riool afgevoerd maar in buffers in de wijk opgeslagen.

vergelijking vergelijking

Deze buffers zijn niet meegenomen in dit project. 40

DEEL I - EVOLUTIE

vergelijking vergelijk


1970

Zeespiegel

2050

1970 1970

2050 2050

vergelijking vergelijking tabellen tabellen tekeningen tekeningen afb. 06 [ANP, Watersnoodramp

06

1953 Oude Tonge]

aateffect klimaateffect

gelijking vergelijking

Op de afbeelding hierboven is te zien hoe de watersnoodramp in 1953 huishield in het dorp Oude Tonge.

energiegebruik energiegebruik

In de basis van de manier waarop we bouwen is niets veranderd ten opzichte van 1953. De woningen die getransformeerd worden volgens het overheidsbeleid zijn dus kansloos wanneer ze worden blootgesteld aan hevige overstromingen. Er zijn enkele voorbeelden van woningen die hier wel tegen bestand zijn, maar dat gaat voor het grootste gedeelte van de Nederlandse woningvoorraad niet op.

ecologe

Om toch de voeten droog te houden zijn er in Nederland maatregelen, zoals de aanleg van dijken, dammen en sluizen, getroffen om dergelijke overstromingen van bewoonde gebieden te voorkomen. Hier hoeft in het ontwerp van de woning dus geen rekening mee gehouden worden.

vergelijking vergelijking

DEEL I - EVOLUTIE

ver

41


fect

1970

2050

1970 1970

2050 2050

vergelijking vergelijking tabellen tabellen tekeningen tekeningen 07

De Nederlandse woning is vaak goed in staat om weerstand te bieden tegen weer en wind. Bij extreme stormen worden de zwakke plekken van de woning zichtbaar. De aansluiting van het dak en de dakpannen kunnen vaak geen weerstand bieden tegen deze extremen. Middels een simpele extra bevestiging is dit probleem vaak al op te lossen.

energiegebruik energiegebruik

Wind

afb. 07 en 08 [schade als 08

gevolg van wind]

ecologische impac ecologische

Zowel bij de niet-getransformeerde als bij de getransformeerde woning zijn deze maatregelen niet getroffen.

ng

vergelijking vergelijking

42

DEEL I - EVOLUTIE

vergelijking vergelijk


1970

2050

1970 1970

2050 2050 Zijn de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning bestand tegen klimaatverandering?

vergelijking vergelijking Om een woning bestand te kunnen maken tabellen tabellen tegen klimaatverandering moet deze mee kunnen veranderen met het klimaat. De tekeningen tekeningen woning is zowel voor als na de transformatie een vrij statisch object. Hieruit valt te concluderen dat beide woningtype niet goed bestand zijn tegen klimaatverandering.

aateffect klimaateffect

energiegebruik energiegebruik

gelijking vergelijking

vergelijking vergelijking

DEEL I - EVOLUTIE

ecologe

ver

43



afb. 09 [elektriciteit wisselstation Essen, Duitsland]


energiegebruik in een tussenwoning

Wat is de operationele energie van de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning?

Het energiegebruik van een woning in de operationele fase van zijn leven is de belangrijkste factor in het beleid van de overheid om de woningvoorraad klimaatneutraal te maken. Een daling van de operationele energie is voor woningeigenaren direct merkbaar in de vorm van een daling van de energierekening. Hierdoor is het generen van draagvlak voor deze plannen gemakkelijk. Maar hoe groot zijn de verschillen in het energiegebruik van niet en wel getransformeerde woningen. Om een goed antwoord te kunnen geven op de vraag wat de operationele energie van een niet en wel getransformeerde woning is zou je hetzelfde gezin in de twee woningen gedurende dezelfde fase van een aantal jaren laten wonen en dan maar hopen dat de weersomstandigheden ongeveer gelijk zijn en het gezin niet extreem verandert in haar leefpatroon. Ook zou er gekeken kunnen worden naar een groot aantal woningen met dezelfde afmetingen waarvan de ene helft wel en de andere helft niet getransformeerd is. Van deze woningen kan een gemiddelde genomen worden om de vraag te beantwoorden. Om op deze manier een representatief resultaat te krijgen moet het aantal te onderzoeken woningen zeer groot zijn. Deze twee methoden van onderzoek kosten veel tijd, iets dat niet beschikbaar is op dit moment. Daarom zullen de cijfer middels computerberekeningen en kerngetallen worden verkregen. De programma’s die gebruikt worden in dit onderzoek zijn Energyplus, een tool van de Amerikaanse overheid, gekoppeld 46

DEEL I - EVOLUTIE

aan de grafische interface van OpenStudio. Openstudio is gekoppeld aan Google SketchUp om de geometrie van het gebouw in het programma in te voeren. Ook kan in Google SketchUp de omliggende en belende bebouwing worden ingevoerd. Om de juiste gegevens uit Openstudio te krijgen moeten er vele gegevens over het gebouw worden ingevoerd. Ook is het exact intekenen van de geometrie van het gebouw zeer belangrijk. In de bijlage “De evolutie van de woningbouw Methode” blz. 20 t/m 25 wordt uitgelegd hoe de gegevens zijn ingevoerd in OpenStudio. Middels kerngetallen van het Nibud, Nuon, Essent en de energievergelijkers kan worden gekeken wat de huidige elektriciteits- en warmtevraag is van een jaren 1970 woning. Op deze manier kan de referentiewoning uit 1970 worden geijkt. Wij gebruiken voor deze berekeningen de gemiddelde woningbezetting van 2,2 personen per woning. Vervolgens wordt gekeken naar de woning die is getransformeerd volgens overheidsbeleid. Door de twee modellen in verschillende klimaatzones in te plaatsen wordt gekeken naar wat het energiegebruik onder verschillende omstandigheden is tussen de niet en wel getransformeerde woning. Op deze manier hopen wij inzicht te bieden in het energiegebruik van de woningen nu en in de toekomst. Wanneer er wordt uitgegaan dat het klimaat verandert volgens het meest extreme (WH) scenario, dan krijgt Amsterdam in 2050 te maken met zomers die vergelijkbaar zijn met het huidige Bordeaux (Frankrijk) en winters die vergelijkbaar zijn met Florance (Italië). In 2085 zal Amsterdam met dit scenario te maken krijgen met zomers die vergelijkbaar zijn met Montpellier (Frankrijk) en winters die vergelijkbaar zijn met Barcelona (Spanje).

* De evolutie van de woningbouw Methode. blz. 16 & 17


Het energiegebruik ten behoeve van het verwarmen en koelen van de woning is afhankelijk van vele variabelen zoals opbouw van de gevels en het klimaat waarin de woningen zich bevinden. Het energiegebruik ten behoeve van de warmte- en koelvraag zal in dit hoofdstuk uiteengezet worden. Naast verwarmen en koelen wordt er meer energie in een woning verbruikt. Deze energie is echter niet afhankelijk van het klimaat of van de bouwmethoden en zal dus ook niet meegenomen worden in deze vergelijking. Onder deze energiegebruikers valt alle apparatuur en het warmwatergebruik aangezien het gebruik afhankelijk is van de bezetting van de woning en de levensstijl van de bewoners. De energie benodigd om de apparatuur in een gemiddeld gezin te laten draaien ligt rond de 3340 kWh[1] op jaarbasis. Het gasverbruik ten behoeve van warm tapwater ligt op 300 m3 [2] per jaar, wat gelijk staat aan 2822 kWh. Daarnaast wordt er ook circa 40m3 [3] gas, wat gelijkstaat aan 376 kWh, verbruikt om te koken. m続 gas kWh tapwater koken apparatuur [1] Nibud (2014),

Ener-

gie en water. [2] dr. ir. W.H. van der Spoel,

ir. E.R. van den

Ham ( maart 2012), Pilot effect

klimaatverande-

ring op energiegebruik en besparingsconcepten bij woningen. [3] Regeling van de Minister van Economische Zaken ( september 2013),

300 --> 40 --> ---

totaal ---

2825 375 3340 6540

Zowel het gasgebruik als het stroomgebruik is uitgedrukt in kWh om deze te kunnen vergelijken. Dit totaal wijkt af van het opgegeven gebruik van de BAM. Dit zijn namelijk meetwaarden gespecificeerd op de installaties die toegepast zijn in dit project. Om de referentiewoning te vergerlijken is er uitgegaan van landelijke gemiddelden.

nr. WJZ/ 13132689, houdende

uitvoering

van

het Warmtebesluit en de Warmtewet (Warmteregeling).

DEEL I - EVOLUTIE

47


Verwarmen type-1970

Jaarverbuik verwarmen:

Wanneer de niet-getransformeerde woning in de verschillende klimaatscenario’s geplaatst wordt is duidelijk zichtbaar dat de verandering in het klimaat een gunstig effect heeft op de energievraag ten behoeve van de opwarming van de woning. Dit gunstige effect is te verklaren doordat de gemiddelde temperatuur stijgt en er dus minder dagen zijn dat er verwarmd moet worden. Daarnaast is de totale temperatuurcorrectie die de installaties moeten maken ook 2 tot 4 graden Celcius minder.

▪▪ ▪▪ ▪▪

HK 2010 kWh 13589 WH 2050 kWh 7363 WH 2085 kWh 4280

1970

Als gekeken wordt naar de procentuele afname in energievraag op jaarbasis ten opzichte van het huidige klimaat dan vindt er in het WH 2050-scenario een afname van 46% plaats en in het WH 2085-scenario een afname van 69%.

verwarmen 1970 3000 2500 2000

De

ming van de woning uitgedrukt in kWh per

1000

maand.

500

48

ten

behoeve van de opwar-

1500

0

energievraag

De assen in grafiek 1 tm 6 zijn gelijk gehouden

jan

feb

mrt

DEEL I - EVOLUTIE

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

voor een optimale vergelijking.


2050

Verwarmen type-2050

Jaarverbuik verwarmen:

Wanneer de getransformeerde woning in de verschillende klimaatscenario’s wordt geplaatst is eenzelfde effect zichtbaar als bij de 1970 woning. Naar mate het klimaat extremer wordt, neemt de energievraag om de woning te verwarmen af.

▪▪ ▪▪ ▪▪

HK 2010 kWh 1283 WH 2050 kWh 781 WH 2085 kWh 34

De procentuele afname in energievraag op jaarbasis ten opzichte van het huidige klimaat is in het WH 2050-scenario 40% in het WH 2085-scenario 97%. Verschil ten opzichte het type-1970 woning Het isoleren van de woning heeft direct effect op de energievraag van de woning die benodigd is om deze te verwarmen. De warmte die aan de woning kan ontsnappen wordt immers beter tegengehouden. Wanneer de niet-getransformeerde woning wordt vergeleken met de getransformeerde woning is er in alle klimaatscenario’s een significante afname in het energiegebruik zichtbaar. In het scenario HK, WH 2050 en WH 2085 is er respectievelijk een afname van 90%, 89% en 99% zichtbaar in het energiegebruik ten behoeve van het verwarmen van de woning.

De kleuren die gebruikt zijn bij de grafieken staan voor de verschillende kli-

verwarmen 2050

maatscenario’s.

3000 HK 2010 Referentie periode Amsterdam (NL) WH 2050 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2050 WH 2085 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2085

2500 2000 1500 1000 500 0

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

DEEL I - EVOLUTIE

dec

49


koelen type-1970

Jaarverbuik koelen:

Wanneer de niet-getransformeerde woning in de verschillende klimaatscenario’s geplaatst wordt is er ook een duidelijk effect zichtbaar. In tegenstelling tot de energiebehoefte benodigd voor de warmtevraag is er nu significant meer energie nodig om te woning te koelen.

▪▪ ▪▪ ▪▪

HK 2010 kWh 1142 WH 2050 kWh 2602 WH 2085 kWh 3441

1970

Als gekeken wordt naar de procentuele toename in energievraag op jaarbasis ten opzichte van het huidige klimaat dan vindt er in het WH 2050-scenario een toename van 128% plaats en in het WH 2085-scenario een afname van 201%. Ondanks dat de koellast ruim twee tot drie maal zo groot zal worden staat dit nog altijd niet in verhouding tot de grote energiebesparing die behaald wordt met de warmtevraag door het isoleren van de woning.

Koelen 1970 3000 2500 2000

De

ming van de woning uitgedrukt in kWh per

1000

maand.

500

50

ten

behoeve van de opwar-

1500

0

energievraag

De assen in grafiek 1 tm 6 zijn gelijk gehouden

jan

feb

mrt

DEEL I - EVOLUTIE

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

voor een optimale vergelijking.


2050

koelen type-2050

Jaarverbuik koelen:

Ook bij de getransformeerde woning is er bij de verschillende klimaatscenario’s een toename in de koellast te zien. Dit effect is wederom gelijk aan dat van de nietgetransformeerde woning. De stijging is procentueel iets lager dan in de nietgetransformeerde woning.

▪▪ ▪▪ ▪▪

HK 2010 kWh 965 WH 2050 kWh 1672 WH 2085 kWh 2307

De procentuele afname in energievraag op jaarbasis ten opzichte van het huidige klimaat is in het WH 2050-scenario 73% in het WH 2085-scenario 139%. Verschil ten opzichte het type-1970 woning Het isoleren van de woning heeft ook direct effect op de energievraag van de woning die benodigd is om deze te koelen. De zon zal de woning immers minder makkelijk van buiten kunnen opwarmen. Wanneer de niet-getransformeerde woning wordt vergeleken met de getransformeerde woning is er in alle klimaatscenario’s een afname in het energiegebruik zichtbaar. In het scenario HK, WH2050 en WH2085 is er respectievelijk een afname van 15%, 36% en 33% zichtbaar in het energiegebruik ten behoeve van het koelen van de woning.

De kleuren die gebruikt zijn bij de grafieken staan voor de verschillende kli-

Koelen 2050

maatscenario’s.

3000 HK 2010 Referentie periode Amsterdam (NL) WH 2050 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2050 WH 2085 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2085

2500 2000 1500 1000 500 0

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

DEEL I - EVOLUTIE

dec

51


totaalverbruik 1970

Jaarverbuik totaal:

Bij het samenvoegen van de energievraag voor de warmte- en koudebehoefte in de niet-getransformeerde woning vallen er direct iets op. De energievraag wordt over het gehele jaar beter verspreid naar mate het klimaatscenario extremer wordt. Er ontstaan zelfs pieken in de energievraag in de zomer.

▪▪ ▪▪ ▪▪

HK 2010 kWh 14731 WH 2050 kWh 9965 WH 2085 kWh 7722

1970

In de winter nemen de verwarmingslasten af naar mate het klimaatscenario extremer wordt. In de zomer gebeurt het tegenovergestelde. De koellasten worden hier hoger in de extreme scenario’s. Dit zorgt voor een verschuiving in het energiegebruik. Richting het WH 2085-scenario ligt een keerpunt waarbij er in de zomer meer energie in de woning gestoken moet worden om deze te koelen dan dat er nodig is in de winter om de woning te verwarmen. Het scenario WH 2050 zorgt voor een afname in het energiegebruik van 32% en het WH 2085-scenario zorgt voor een nog grotere afname van 48%.

totaal 1970 3000 2500 2000

De

ming van de woning uitgedrukt in kWh per

1000

maand.

500

52

ten

behoeve van de opwar-

1500

0

energievraag

De assen in grafiek 1 tm 6 zijn gelijk gehouden

jan

feb

mrt

DEEL I - EVOLUTIE

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

voor een optimale vergelijking.


2050

totaalverbruik 2050

Jaarverbuik totaal:

De getransformeerde woning zorgt voor een significant kleinere energiebehoefte op jaarbasis ten opzichte van de nietgetransformeerde woning. Dit geldt voor alle scenario’s.

▪▪ ▪▪ ▪▪

De verschuiving van de energiebehoeften is met de getransformeerde woning nog duidelijker geworden. Alleen in het scenario HK is er nog sprake van hogere verwarmingslasten dan koellasten. In de andere scenario’s gaat de woning meer energie gebruiken in de zomer dan in de winter.

70%. Deze afname in energiewinst is goed te verklaren doordat de woning naar mate het warmer wordt meer energie nodig heeft om te koelen.

HK 2010 kWh 2257 WH 2050 kWh 2453 WH 2085 kWh 2341

Dit zorgt voor nog een opmerkelijkere uitkomst als naar het totale energiegebruik gekeken wordt. In het HK-scenario wordt de minste energie op jaarbasis verbruikt. In het WH 2050-scenario ligt dit gebruik 10% hoger waarna het in het WH 2085-scenario weer licht afneemt. Verschil ten opzichte het type-1970 woning

De kleuren die gebruikt zijn bij de grafieken staan voor de verschillende kli-

Het is duidelijk dat het isoleren van de woning een positief effect heeft op het energiegebruik van de woning in alle klimaatscenario’s. Uitgedrukt in getallen betekent dit dat de getransformeerde woning in het HK-scenario 85% minder energie gebruikt. In het WH 2050-scenario is er sprake van een energiewinst van 75% en in het WH 2085-scenario is er een winst van

totaal 2050

maatscenario’s.

3000 HK 2010 Referentie periode Amsterdam (NL) WH 2050 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2050 WH 2085 Samengesteld klimaat voor KNMI WH 2085

2500 2000 1500 1000 500 0

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

DEEL I - EVOLUTIE

dec

53



afb. 010 [De aarde]


ecologischE IMPACT het materiaalgebruik van de tussenwoning Wat is de ecologische impact van het materiaalgebruik, kijkende naar de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning?

Waar het vorige hoofdstuk inging op het operationele energiegebruik van de woning, gaat dit hoofdstuk in op de energie die nodig is om de materialen te kunnen verkrijgen en vervaardigen om woningen mee te kunnen bouwen of te transformeren. In dit hoofdstuk wordt de impact die de nieuwbouw en transformatie van woningen heeft op het milieu weergegeven. Bij de impact op het milieu gaat het om schaarste van grondstoffen, bodemvervuiling, vervuilende productieprocessen etc. In rapporten van de overheid worden, ondanks de gevolgen, deze energiestromen en de impact op de ecologie buiten beschouwing gelaten. Het lastige aan deze energiestroom is dat deze informatie vaak lastig bereikbaar, al dan niet ontoegankelijk is zodat de woningeigenaar bijna geen inzicht of kennis heeft van deze stromen en gevolgen op de ecologie. Waar het bij de operationele energie gemakkelijk is om mensen ervan te overtuigen een investering te doen is het bij deze vorm van energie en ecologische impact een stuk lastiger omdat men er niet direct iets voor terug krijgt. De ecologische impact van de bouw is zeer groot en als we op de manier waarop we nu bezig zijn blijven doorbouwen vervuilen we onze grondstofvoorraad. Deze vervuiling, die tot stand komt door chemische reacties, is vaak onomkeerbaar. Wij gebruiken de tussenwoning in zijn nietgetransformeerde en getransformeerde vorm om inzichtelijk te maken wat de ecologisch impact van de bouw van de woning was en hoe groot de impact van de transformatie is. 56

DEEL I - EVOLUTIE

Om de ecologische effecten van het materiaalgebruik in kaart te brengen is gebruik gemaakt van gegevens uit de databank van het NIBE (Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie). Dit instituut heeft een databank met materialen. Aan deze materialen hangen waarden die de belasting uitdrukken. De verschillende belastingen zijn gecategoriseerd in vier groepen: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

Emissies Uitputting Landgebruik Hinder

om inzicht te geven in de betekenis van de verschillende begrippen die gekoppeld zijn aan emissie, uitputting, hinder en het landgebruik van de aarde, is op de pagina’s 38 t/m 41 van de methode de definitie van van deze begrippen uiteengezet.


DEEL I - EVOLUTIE

57


Ecologische impact in % In de volgende tabel staat de ecologische impact van de niet-getransformeerde, de getransformeerde en de getransformeerde tussenwoning zonder zonnepanelen tegen elkaar uitgezet.

De waarden zonder zonnepanelen zijn meegenomen omdat de ecologische impact van pv-cellen op bepaalde vlakken dermate significant is dat het samenhouden van deze waarden geen goed inzicht kan geven in de impact van de materialen.

De berekening van de ecologsiche impact is te vinden in “De evolutie van de woningbouw Methode” blz. 28 t/m 37.

Ecologische impactEcologische (%) Ecologische impact Ecologische (%) impact Ecologische (%) impact (%) impactimpact (%) (%) Ecologische schaduwkosten

schaduwkosten schaduwkosten schaduwkosten schaduwkosten schaduwkosten

broeikaseffect

broeikaseffect broeikaseffect broeikaseffect broeikaseffect broeikaseffect

ozonlaagaantasting

ozonlaagaantasting ozonlaagaantasting ozonlaagaantasting ozonlaagaantasting ozonlaagaantasting

humane toxiciteit

humane toxiciteit humane toxiciteit humane toxiciteit humanehumane toxiciteittoxiciteit

aquatischeaquatische toxiciteit (zoet) aquatische toxiciteit (zoet) aquatische toxiciteit (zoet) toxiciteittoxiciteit (zoet) (zoet) aquatische toxiciteit (zoet) aquatische aquatischeaquatische toxiciteit (zout) aquatische toxiciteit (zout) aquatische toxiciteit (zout) toxiciteittoxiciteit (zout) (zout) aquatische toxiciteit (zout) aquatische toxiciteit terrestische toxiciteit terrestische toxiciteit toxiciteittoxiciteit terrestische toxiciteit terrestischeterrestische terrestische fotochem. toxiciteit

fotochem. fotochem. toxiciteit fotochem. toxiciteit fotochem. toxiciteitfotochem. toxiciteittoxiciteit

verzuring

verzuring verzuring verzuring verzuring verzuring

eutrofiëringeutrofiëring (vermesting) eutrofiëring (vermesting) eutrofiëring (vermesting) (vermesting) eutrofiëring (vermesting) eutrofiëring (vermesting)

biotische grondstoffen biotische grondstoffen biotische grondstoffen biotische grondstoffenbiotische grondstoffen biotische grondstoffen abiotische abiotische grondstoffen abiotische grondstoffen abiotische grondstoffen grondstoffen abiotische grondstoffen abiotische grondstoffen energiedragers

energiedragers energiedragers energiedragers energiedragers energiedragers

landgebruik

landgebruik landgebruik landgebruik landgebruik landgebruik

stank

stank

stank

stank

stank stank

geluid doorgeluid wegtransport doorgeluid wegtransport door geluid wegtransport door wegtransport geluid door wegtransport geluid door wegtransport productie doorgeluid productie door geluid productie door productie geluid door productie geluid doorgeluid geluid door productie licht

licht

licht

licht

licht

licht

kans op calamiteiten kans op calamiteiten kans opkans calamiteiten kans op calamiteiten kans op calamiteiten op calamiteiten 0%

58

1970 DEEL I - EVOLUTIE

100%

200% 0%

100% 300% 0%

100% 0% 200% 400%

100% 0% 200% 300% 500% 0%100% 200% 300% 400%100% 200% 300% 400% 500%200% 300% 400% 500%300% 40 5

2050 met pv 19702050 2050 zonder 1970met pvpv 2050 1970met 2050 pv 2050 1970 zonder met 2050 pv pv 2050 zonder met 2050 pv pvzonder pv 1970 2050 met 2050 pv pv zonder 2050 zonder p


t (%)

% 0%

5300%

1970

2050 incl. pv

2050 excl. pv

Eenheid

€ 5,664.06

€ 10,214,82

€ 7.153,25

3.48E+04

1,03E+05

5,16E+04

kg CO2 eq.

4.12E-02

1,62E-01

1,48E-01

kg CFC-11 eq.

1.08E+04

3,32E+04

1,53E+04

kg 1.4-DB eq.

4.89E+02

1,26E+03

6,46E+02

kg 1.4-DB eq.

1.29E+06

4,16E+06

1,84E+06

kg 1.4-DB eq.

1.37E+02

5,57E+02

2,20E+02

kg 1.4-DB eq.

3.04E+01

8,33E+01

3,88E+01

kg C2H4 eq.

1.42E+02

3,64E+02

1,85E+02

kg SO2 eq.

3.11E+01

7,59E+01

3,77E+01

kg PO4 eq.

4.49E+02

4,55E+02

4,54E+02

mbp

1.46E-01

7,75E+00

2,60E-01

kg Sb eq.

2.00E+02

6,43E+02

2,92E+02

kg Sb eq.

4.57E+03

5,30E+03

4,78E+03

PDF.m2 . jr

1.73E+08

3,69E+08

2,99E+08

OTV m3

3.63E-01

4,42E-01

3,95E-01

DALY

1.13E+05

1,97E+05

1,38E+05

mbp

2.65E+03

1,20E+04

4,65E+03

mbp

2.15E+03

8,53E+03

3,42E+03

mbp

De kleuren die gebruikt zijn bij de grafieken staan voor het woningtype

1970 Bouwjaar 1970 niet getransformeerd 2050 incl. pv Bouwjaar 1970 getransformeerd 2050 excl. pv Bouwjaar 1970 getransformeerd 300% 400% 400% 500%

er 050 pvzonder pv

500%

DEEL I - EVOLUTIE

59


Wat is de ecologische impact van het materiaalgebruik, kijkende naar de niet getransformeerde en getransformeerde tussenwoning?

Het beantwoorden van deze deelvraag is niet gemakkelijk. De ecologische impact wordt uitgedrukt in vier categorieĂŤn. Deze categorieĂŤn zijn op hun beurt weer opgedeeld in achttien subcategorieĂŤn elke subcategorie wordt in een andere eenheid uitgedrukt. Hierdoor is het lastig, al dan niet onmogelijk om deze goed met elkaar te vergelijken. Om een vergelijking te kunnen maken is de ecologische impact ook in procenten uitgedrukt. De impact van de woning met bouwjaar 1970 in niet-getransformeerde staat is op 100% gesteld. De impact van de getransformeerde woning is tot stand gekomen door de nieuwe materialen die tijdens de transformatie zijn toegevoegd op te tellen bij de originele woning. De materialen die zijn toegevoegd aan de woning zijn onder andere: isolatiemateriaal, kozijnen, deuren, beglazing, gevelafwerking, een dakkap, installaties en de pv-cellen. pv-cellen De waarden die aanvankelijk uit de ecologische impact berekening naar voren kwamen waren dusdanig hoog dat verondersteld werd dat er een fout in het rekenmodel is gemaakt. Door het opnieuw analyseren van het model en de verschillende materialen is de enorme impact van pvcellen aan het licht gekomen. De ecologische impact van pv-cellen is dusdanig hoog dat er gekozen is om de waarden van getransformeerde woning ook zonder pv-cellen in de tabel toe te voegen. Het gevolg van het toepassen van pv-cellen is dat er op bijna elke subcategorie een piek waarneembaar is van rond de 150%. Als gevolg van de productie van pvcellen wordt een grote hoeveelheid CO2 uitgestoten. Daarnaast kunnen er grote hoeveelheden toxische stoffen in de bodem, 60

DEEL I - EVOLUTIE

water en lucht terecht komen. Deze toxische stoffen kunnen zeer schadelijke gevolgen hebben voor mens en dier. De grootste piek van pv-cellen is de uitputting van abiotische grondstoffen. Deze belasting is ruim 5200% hoger dan in de huidige woning. Deze waarde is deels te verklaren door de lage mate waarin deze abiotische grondstoffen worden toegepast in de traditionele Nederlandse bouwmethode. Van oudsher worden er weinig abiotische grondstoffen gebruikt in de Nederlandse bouw omdat wij deze materialen niet hebben in Nederland. De toename van deze factor is daarom ook zorgwekkend omdat wij voor de productie van pv-cellen voor 100% afhankelijk zijn van andere landen. Daarbij komt dat deze abiotische grondstoffen zich in kleine hoeveelheden bevinden op aarde en niet hernieuwbaar zijn. Hierdoor is deze 7,75 kg Sb eq aan abiotische grondstoffen schrikbarend hoog. De productie zorgt op het vlak van hinder ook voor de nodige problemen. Zo komt er veel licht vrij bij het productieproces wat kan zorgen voor verstoringen in het ecosysteem. Binnen de categorie hinder is de kans op calamiteiten de meest zorgwekkende, de kans op calamiteiten neemt als gevolg van de productie met ruim 200% toe. De woning zonder pv-cellen Wanneer gekeken wordt naar de getransformeerde woning zonder dat er pvcellen zijn geplaatst, dan blijkt de impact van de transformatie relatief laag. De ecologische impact na de transformatie ligt gemiddeld ruim 50% hoger dan voor de transformatie. Er is echter wel een grote piek zichtbaar op het gebied van ozonlaag aantasting. Deze impact is ruim 250% hoger dan de impact die ontstaan als gevolg van de bouw van de woning. Deze piek wordt veroorzaakt door het multiplex dat gebruikt is in de nieuwe kap.


Fundering Naast de impact van pv-cellen is de ecologische impact van de transformatie vrij laag. Dit is te verklaren doordat het grootste deel van de ecologische impact zit in de fundering van de woning. In de niet-getransformeerde woning neemt de fundering gemiddeld 75% van de totale impact voor zijn rekening. In de getransformeerde woning is deze impact nog circa 55% van het totaal. De overige componenten staan redelijk in verhouding tot elkaar.

te transformeren dan deze te slopen en opnieuw te bouwen. Dit is te verklaren doordat de fundering enorme gevolgen heeft voor de ecologische impact. Daarnaast is het een goed idee om te kijken of er alternatieven energiebronnen zijn voor de pv-cellen. Ondanks dat deze geen CO2uitstoot meer veroorzaken zodra ze op het dak liggen en dus geweldig zijn voor het milieu is het schrikbarend om te zien dat je voor dezelfde milieu impact die 28m² met zich mee brengen ook makkelijk twee huizen kan bouwen (per 50 jaar).

Levenscyclus De getransformeerde woning is geïsoleerd met EPS. Dit is een isolatiemateriaal gemaakt van aardolie. De volledige woning is hiermee ingepakt, wat neer komt op 27m³ aan EPS. Ondanks deze hoeveelheid is de ecologische impact relatief laag omdat het materiaal voor 98% bestaat uit lucht. Ondanks dat EPS geen hoge ecologische impact heeft is er nog een tweede aspect waar rekening mee gehouden moet worden. Materialen kunnen op een aantal manieren eindigen: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

Stort Verbranding Recycling Hergebruik

In het geval van EPS wordt 90% van deze grondstoffen worden verbrand na de sloop, 5% wordt hergebruikt en 5% eindigt op de stort. Aangezien grondstoffen in beperkte mate aanwezig zijn op de aarde zou je je af kunnen vragen of dit dan wel het meest geschikte materiaal is om te gebruiken. Ondanks dat het een NIBE milieuklasse van 2A krijgt als buitengevelisolatiemateriaal dus een milieutechnisch goede keuze is. Concluderend kan gesteld worden dat de ecologische impact van de materialen die toegepast worden bij de transformatie van de tussenwoning niet extreem belastend is. Het is beter om de bestaande woning DEEL I - EVOLUTIE

61




DISCUSSIE Er zijn al vele onderzoeken gedaan naar en beleidsplannen geschreven voor de tussenwoning. Deze onderzoeken gaan in de meeste gevallen alleen in op het energievraagstuk met als enig doel het reduceren van de CO2-uitstoot. In geen van deze documenten komt de uitputting van de grondstoffen naar voren ondanks dat het uitputten van deze grondstoffen net zo zeer een probleem is als het uitputten van fossiele brandstoffen. Het broeikaseffect wordt vaak gezien als de maatgevende factor voor de ecologische belasting aangezien dit een direct effect heeft op de klimaatverandering. Dit broeikaseffect, uitgedrukt in CO2 eq, is echter maar één van de 17 categorieën waarin de ecologische impact uitgedrukt kan worden. De CO2-uitstoot wordt dus als belangrijkste factor gezien. Wat is dan het effect van het isoleren en het toepassen van pv-cellen op de woning ten opzichte van de traditionele manier? In onderstaande grafieken is de impact van de transformaties op de CO2uitstoot uitgezet tegen de tijd. Onder de

kg CO2 eq.

All-electric

totale CO2-uitstoot wordt de totale uitstoot tijdens de bouw en in de operationele fase gerekend. Om de woningen goed te kunnen vergelijken zijn er 5 scenario’s geschreven. De eerste vier lijnen zijn gebaseerd op de niet-getransformeerde en getransformeerde woning zonder pv-cellen. Deze woningen krijgen hun energie of uit grijze stroom icm. aardgas of uit groene stroom icm. biogas. De vijfde lijn geeft de getransformeerde woning aan met pv-cellen. Deze verbruikt geen energie van het net, wat de horizontale lijn verklaart. De enige CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt is het vervangen van de pvcellen elke 25 jaar. Verder wordt er onderscheid gemaakt in de twee type woningen. In de all electric-woning opereren alle systemen op elektriciteit in tegenstelling tot de traditioneel opererende woning waarin gekookt wordt met gas en tevens de woning en het tapwater met gas verwarmd worden en alleen de apparatuur op elektriciteit werkt.

CO2-uitstoot

Elektriciteit[1] in kg CO2 eq per kWh

0,479 0,015 0,015

Grijs kolen/gas Groen windkracht Groen waterkracht

Omrekening aardgas: 1,0 m³

= 9,407 kWh[2]

1,0 m³

= 4,506 = = kg CO2 eq

* Deze

getallen,

af-

komstig uit de ecologische impact berekeningen, zijn terug te vinden op pagina 59.

All-electric

120000

2050 incl. pv

100000 80000 60000

2050 pv paneel

40000

1970 electric groen 1970 electric

20000

grijs 2050 electric

0

64

groen

0

5

10

DEEL I - EVOLUTIE

15

20

25

30

35

40

45 50 Tijd in jaren

2050 electric grijs


Voor de CO2-uitstoot tijdens de bouw wordt gerekend met de volgende waarden.*

CO2-uitstoot

Gasvormige brandstoffen[1] in kg CO2 eq per m³ gas 1,825

Aardgas

0,400

Biogas

▪▪ ▪▪ ▪▪

type-1970 type-2050 pv-cellen per 25 jr.

34.800 kg CO2 eq 51.600 kg CO2 eq 51.700 kg CO2 eq

De niet-getransformeerde woning heeft minder CO2 uitgestoten tijdens de bouw, maar stoot daarentegen in de operationele fase fors meer uit dan de getransformeerde woning. Uit de grafieken zijn een aantal opmerkelijke conclusies te trekken. Ten eerste valt op dat het over gaan op een all-electric woning voor een forse daling in CO2-uitstoot zorgt. Ten tweede is het duidelijk dat het toepassen van zonnepanelen een enorm positief effect heeft op de hoeveelheid CO2 die vrij komt ten opzichte van de huidige energie uit grijze stroom en aardgasbronnen.

[1] Essent

(onbekend),

CO2-waarden:

verklein

uw voetafdruk. [2] Warmtepompforum (2010),

Theoretische

energetische

vergelij-

king tussen HR-ketel en warmtepomp.

Wanneer de woningen niet over gaan op biogas en/of groene stroom opgewekt met wind of waterkracht dan presteren de pvcellen een stuk beter. Na 8 à 9 jaar hebben de pv-cellen hun uitstoot al gecompenseerd wanneer deze wordt vergeleken met de traditioneel opererende woning. Wanneer deze wordt vergeleken met de all-electric

kg CO2 eq.

Gas icm. stroom

woning dan ligt dit omslagpunt rond de 4 à 6 jaar. Dit is te verklaren doordat elektriciteit in verhouding tot aardgas een stuk meer CO2 uit stoot. Hierbij moet wel verteld worden dat de pv-cellen elke 25 jaar vervangen worden. Naast pv-cellen zijn er ook andere decentrale bronnen om energie op te wekken. Dit is bijvoorbeeld biogas of elektriciteit uit windof waterkracht. Deze bronnen zijn een stuk schoner dan het toepassen van pv-cellen. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van groene stroom en/of biogas, dan zal dit altijd minder CO2 uitstoten dan pv-cellen. Sterker nog, naar mate de woning langer staat wordt dit verschil alleen maar groter. Als laatste is zelfs het isoleren van de woning een slechte keuze wanneer de woning allelectric wordt gemaakt en over gaat op groene stroom uit wind- of waterkracht. De CO2-impact van de transformatie van de woning is zo hoog dat deze pas na circa 85 jaar terugverdiend kan worden met het operationele gebruik. Als het beleid puur uit is op CO2-uitstoot vermindering dan kan er beter gekozen worden om alle woningen aan te sluiten op wind- of waterkracht dan door te gaan met isoleren en het plaatsen van pv-cellen.

Gas icm. Elektra

120000

2050 incl. pv

100000 80000

in deze grafieken is gerekend met het huidige

60000

klimaat. 1970 gas/elec groen 1970 gas/elec grijs

40000 20000

2050 gas/elec groen 2050 gas/elec grijs

0

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45 50 Tijd in jaren

DEEL I - EVOLUTIE

65


Naast het plaatsen van pv-cellen wordt er hoog ingezet op het isoleren en luchtdicht maken van woningen. Woningen worden dan ook massaal voorzien van een dik isolatiepakket. Op dit moment (mei 2015) zijn er de volgende eisen voor nieuwbouw.[1] Dak minimaal Gevel minimaal Vloer minimaal

6,0 4,5 3,5

m²*K/W m²*K/W m²*K/W

Het isoleren van woningen is in de basis een zeer goede oplossing. Ivo van Rooy deed een studie naar De zin en onzin van hoge isolatiewaarden.[2] In zijn artikel wordt weergegeven dat de energiebesparing door het toepassen van isolatie niet volgens een lineair verband verloopt, maar dat voor de energiebesparing als gevolg van het toepassen van extra isolatiemateriaal een formule geld met een asymptoot. Het optimum ligt bij RC van 2,5 m²*K/W hierna vlakt de hoeveelheid energie die bespaard kan worden enorm af. Een RC van 2,5 m²*K/W zorgt voor een besparing van 85% ten opzichte van een ongeïsoleerde woning met een RC van 0,3 m²*K/W (dit is een zelfde ongeïsoleerde spouwmuur zoals gebruikt in het type-1970 woning in dit document).

bouwen (Rc = 8,0 m²*K/W zorgt voor nog een extra besparing van 3,2%. De gevel van de woning bestaat echter voor 20% uit glas. Dit heeft een veel lagere warmteweerstand, omgerekend 0,6 m²*K/W volgens het huidige bouwbesluit. Deze gevelopeningen zorgen voor enorme lekken in de thermische schil. Het energiegebruik voor het verwarmen in het type-1970 woning bedraagt 1445 m³.De verdubbeling in isolatiemateriaal naar een RC van 5,0 m²*K/W zorgt voor een besparing van 7,3% op de energievraag. Dit komt neer op 105 m³ gas. Omgerekend komt daar de volgende uitstoot bij vrij: Aardgas Biogas

192,4 42,2

kg CO2 eq kg CO2 eq

Voor deze verbetering in de schil (van RC 2,5 naar 5,0) is 0,088 m extra EPS benodigd, dit komt neer op 12,0 m³ EPS ( 136,6 m² x 0.088 m = 12,0 m³ ). EPS heeft een ecologische impact van 100,1 kg CO2 eq per m³.[3] Het totale isolatiepakket heeft dus een CO2uitstoot van 1200 kg eq.

Wanneer er gebruik gemaakt wordt van aardgas dan is deze toevoeging van isolatie er na ruim 6 jaar uitgehaald. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van biogas duurt dit 28,5 jaar. Wanneer niet over gegaan wordt Het nogmaals verdubbelen van de Rc tot een op biogas kan het isoleren van de woning waarde van 5,0 m²*K/W, wat standaard is een verstandige keuze zijn. Echter moet hier ook niet vergeten worden dat er met CO2voor het huidige bouwbesluit ( januari 2015), zorgt voor een extra besparing van 7,3% op uitstoot slechts een fractie van de totale Chart Title impact gedekt wordt. de energielasten. Een upgrade naar passief ecologische

Besparing m³ gas

1,2 1 100% 0,8 80%

*UNIEC2, EPG software,

0,6 60%

DGMR ECW/ECU 100%

rijtussenwoning AgNL en

besparing

0,4 40%

Dak

0,2 20% 0 0%

66

Gevel

0

2

2,5

DEEL I - EVOLUTIE

3

3,5

4

4,5

5

5,5

6

6,5

7

7,5 8 Rc in m²*K/W

Vloer


Ontwerpkwestie Naast de enegiekwestie hebben we ook te maken met een ontwerpkwestie. Het veranderende klimaat zal zorgen voor extremen. Tegen deze extremen is de huidige woningbouw slecht of niet opgewassen. Het beleid van de overheid neemt deze extremen ook niet mee in het beleid om de woning bestand te maken tegen het klimaat. Om de woning wel bestand te maken zal er bijvoorbeeld gekeken moeten worden gekeken naar de windbelasting, de zonbelasting en de hoeveelheid hemelwater die een woning in korte tijd kan verwerken. De woning wordt alleen bestand gemaakt tegen de stijgende temperatuur. Dit is gelijk ook de factor die naar mate het warmer wordt een steeds kleinere impact zal hebben op de woningbouw. Dit is uiteengezet in het hoofdstuk energiegebruik. pv-cellen Er is verder nog ĂŠĂŠn aanmerking op de plaatsing van pv-cellen op de daken van projecten als de stroomversnelling. De pvcellen worden aan twee zijden van het dak geplaatst om te kunnen voldoen aan de energievraag. Dit betekent dat er alleen door de positie van de pv-cellen al 24% van de energie verloren gaat zoals te zien is in de grafiek.

Hoek ten opzichte van het noorden

rendement orientatie tov. Zuiden Noord

52%

170

52%

160

54%

150

56%

140

59%

130

63%

120

67%

110

71%

100

75%

Oost

79%

80

83%

70

86%

60

90%

50

93%

40

95%

30

97%

20

99%

10

99%

Zuid

100%

350

99%

340

99%

330

97%

320

95%

310

93%

300

90%

290

86%

280

83%

West

79%

260

75%

250

71%

1 januari 2015: aanscher-

240

67%

ping EPC en hogere

230

[1] NEN (oktober 2014),

Rc-waarden. [2] Rooy van, I (Sep-

63%

220

59%

210

56%

onzin van hoge isolatie-

200

54%

waardes.

190

52%

tember 2014), De zin en

[3] Nibe (2015), EPS Platen.

0%

50% 100% Rendement pv-cellen

DEEL I - EVOLUTIE

67

150%


conclusie Hoe klimaatneutraal wordt de tussenwoning als het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van woningbouw wordt gevolgd?

Het volgen van het 2050 beleid van de overheid ten aanzien van de woningbouw zal niet zorgen voor een klimaatneutrale tussenwoning. Waar de transformatie van de tussenwoning wel voor zorgt is dat met een dik isolatiepakket de hoeveelheid energie, en hiermee direct ook de CO2-uitstoot, die nodig is om een huishouden draaiende te houden flink wordt gereduceerd. Bij het inperken van deze CO2-uitstoot wordt echter totaal vergeten dat om een woning klimaatneutraal te maken er meer factoren in de wereld zijn die het klimaat op aarde, en dus onze toekomst beïnvloeden. Een verklaring voor deze aanpak is dat het beleid geschreven is met één kleine beperking: het mag geen cent meer kosten dan dat er nu wordt uitgegeven. Dit heeft bijvoorbeeld als gevolg dat pvcellen een groot deel uitmaken van de plannen van het 2050 beleid terwijl dit onder de “groene” oplossingen met afstand de slechtst denkbare oplossing is wanneer gekeken wordt naar CO2-uiststoot reductie en ecologische impact van de productie. Wind- en waterkracht energie is al snel vijf keer schoner dan zonne-energie. In plaats van te streven naar een goed leefbare toekomst wordt alleen naar de portemonnee gekeken en blijft men rommelen in de marge.

68

DEEL I - EVOLUTIE


DEEL I - EVOLUTIE

69


literatuurlijst Aanleiding

2050 beleid

CBS, (2001, 21 juni), Bebouwing en bevolking. Gedownload op 21 januari 2015, http://www. cbs.nl/NR/rdonlyres/9C621F5D-61C5-4F529621-71E1F10306F7/0/index1168.pdf

Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050. Achtergronden en uitgebreide resultaten. Den Haag: PBL.

CBS, (2001, januari), De slag om de ruimte. Gedownload op 21 januari 2015, http://www. cbs.nl/NR/rdonlyres/9B4BC934-B174-4A739D60-2FEA7B435EF8/0/index1134.pdf

Wijngaart, R. van den et al. (2014), Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050, Den Haag: PB

Compendium voor de leefomgeving, (onbekend), Kaart bodemgebruik van Nederland 2010. Geraadpleegd op 22 januari 2015, http://www. compendiumvoordeleefomgeving.nl/ indicatoren/nl0061-Bodemgebruikskaartvoor-Nederland.html?i=15-18

de stroomversnelling

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013), Cijfers over Wonen en Bouwen 2013. Gedownload op 21 januari 2015, http://cowb.datawonen.nl/index.html het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (29 oktober 2013), Monitor energiebesparing gebouwde omgeving 2012. Gedownload op 22 januari 2015, http:// www.r vo.nl/sites/default/files/2014/11/ Monitor%20energiebesparing%20 gebouwde%20omgeving%202012.pdf The script (2012), Give the Love Around. #3 [iTunes]. 2012 Sony Music Entertainment UK Limited Profiel Methode het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013), Cijfers over Wonen en Bouwen 2013. Gedownload op 21 januari 2015, http://cowb.datawonen.nl/index.html

70

DEEL I - EVOLUTIE

BAM (onbekend), Stroomversnelling > NOM productaanbod. Wenink/Holtkamp architecten. de Haan, J. ( februari 2009), Prestatie van zonnepanelen. Geraadpleegd op 2 maart, http://www.olino.org/articles/2009/02/10/ prestaties-van-zonnepanelen Zonnepanelen (onbekend) Solar World Sunmodule plus SW 275Wp Black zonne-paneel. Geraadpleegd op 25 maart, http://www. zonnepanelen.net/nl/zonnepaneel/solarworld-sunmodule-plus-sw-275wp-black Klimaat IPCC, (2013). Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Stocker, T. F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S. K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P. M. Midgley (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA KNMI, (2014). KNMI’14 klimaatscenario’s voor Nederland. Gedownload op 21 januari 2015, Gedownload op 26 januari 2015, http:// www.klimaatscenarios.nl/images/Brochure_ KNMI14_NL.pdf


Knowledge for climate ( onbekend) Klimaatbestendige woningen. Gedownload op 26 januari 2015, file:///D:/_Downloads/ Factsheet%20-%20Klimaatbestendige%20 woningen.pdf

www.nuon.nl/energie-besparen/apparatenartikelen/

Meinshausen, M. (2005), On the Risk of Overshooting 2째C. Swiss Federal Institute of Technology (ETH Zurich), Environmental Physics, Department of Environmental Sciences, Zurich, Switzerland.

(onbekend). Warmtecapaciteit. Geraadpleegd op 10 maart, http:// w w w. e k b o u w a d v i e s . n l / b o u w b e s l u i t / warmtecapaciteit.shtml

Klimaatbestending knowledge for climate ( onbekend) Klimaatbestendige woningen. Gedownload op 26 januari 2015, file:///D:/_Downloads/ Factsheet%20-%20Klimaatbestendige%20 woningen.pdf T. van Hooff, B. Blocken, J.L.M. Hensen, H.J.P. Timmermans (augustus 2014) On the predicted effectiveness of climate adaptation measures for residential buildings.

Energiegebruik de Vree, J. (onbekend), warmtecapaciteit, massawarmte. Geraadpleegd op 10 maart 2015, http://www.joostdevree.nl/shtmls/ warmtecapaciteit.shtml EnergyPlus 8.2.0 [Computerprogramma]. USA: U.S. Department of Energy Energievergelijker (2014), Elektriciteitsverbruik. Geraadpleegd op 6 maart, https://www.energievergelijken.nl/nl/ energiegebruik/elektriciteitsverbruik National laboratory of the U.S. Department of Energy, Office of Energy Efficiency and Renewable Energy (maart 2015) Building Component Library. Geraadpleegd op 4 april 2015, https://bcl.nrel.gov/ Nibud (2014), Energie en water. Geraadpleegd op 6 maart, http://www. nibud.nl/consumenten/energie-en-water/ Nuon (2014), Energiegebruik apparaten in huis. Geraadpleegd op 6 maart, http://

OpenStudio 0.8.2 [Computerprogramma]. USA: U.S. Department of Energy

Warmtepompforum (2010), Theoretische energetische vergelijking tussen HRketel en warmtepomp. Geraadpleegd op 9 april 2015, http://www. warmtepompforum.nl/page21.php Ecologische impact Alterra Wageningen UR (onbekend) Oorzaken klimaatverandering. Geraadpleegd op 1 april 2015. http://www.wageningenur.nl/ nl/artikel/Oorzaken-klimaatverandering-1. htm Bouwbewust (onbekend) Aquatische toxiciteit. Geraadpleegd op 1 april 2015. http://www. bouwbewust.nl/kennis/duurzame-definities/ aquatische-toxiciteit CBS, (2015). Begrippen. Geraadpleegd op 1 april 2015, http://www.cbs.nl/nl-NL/ menu/methoden/begrippen/default. htm?conceptid=2576 Compendium voor de leefomgeving (22 oktober 2013), Aantasting van de ozonlaag: oorzaken en effecten. Geraadpleegd op 1 april 2015 http://www. compendiumvoordeleefomgeving.nl/ indicatoren/nl0173-Aantasting-van-deozonlaag%3A-de-oorzaken-en-effecten. html?i=32-84 Hildebrand, L. ( juni 2014) Strategic investment of embodied energy during the architectural planning process. NCDO (oktober 2013). grondstoffen. Gedownload op 1 april 2015, file:///D:/_ Downloads/Globaliseringsreeks_ Grondstoffen%20(1).pdf

DEEL I - EVOLUTIE

71


Nibe (2015), Nationale Geraadpleegd op 25 maart, nibe.info/nl

database. http://www.

https://www.essent.nl/content/grootzakelijk/ d u u r z a a m / CO 2 - p re s t a t i e l a d d e r / c o 2 waarden.html#

Greencalc [Computerprogramma]. Nederland: Rijksgebouwendienst ,NIBE, DGMR, Alliander, TU Delft, Universiteit Twente

NEN (oktober 2014), 1 januari 2015: aanscherping EPC en hogere Rc-waarden. Geraadpleegd op 25 april 2015, https:// www.nen.nl/NEN-Shop/Vakgebieden/Bouw/ Bouwnieuwsberichten/1-januari-2015aanscherping-EPC-en-hogere-Rcwaarden. htm

Uponor (onbekend) Onze bijdrage aan duurzaam bouwen. Geraadpleegd op 1 april 2015. http://www.uponor.nl/site-data/layer/ unternehmen/environmental-impact.aspx van de Vreede, G.J. en Sevenster, M.N. (maart 2010), Milieuanalyses textiel ten behoeve van prioritaire stromen ketengericht afvalbeleid . Gedownload op 1 april 2015 file:///D:/_Downloads/CE%20 Delft%20-%20Milieuanalyses%20textielLifecycle%20environmental%20impact%20 assessment%20of%20textiles.pdf Weltje, L. , Posthuma, L. , Mogo, F.C. , Dirvenvan Breemen, E.M , van Veen, R.P.M. (april 1995) Toxische effecten van combinaties van cadmium, zink en koper op terrestrische oligochaeten in relatie tot bodem-chemische interacties. Geraadpleegd op 1 april 2015. http://www.rivm.nl/Documenten_ en_publicaties/Wetenschappelijk/ Rapporten/1995/april/Toxische_effecten_ van_combinaties_van_cadmium_zink_en_ koper_op_terrestrische_oligochaeten_ in_relatie_tot_bodem_chemische Discussie Alles over zonnepanelen (2012),De optimale oriĂŤntatie van zonnepanelen. Geraadpleegd op 4 april 2015, http://www. allesoverzonnepanelen.nl/voorwaarden/ orientatie/ D. Mulvaney (onbekend), Hazardous materials used in silicon PV cel production. Geraadpleegd op 17 april 2015, http:// www.solarindustrymag.com/issues/SI1309/ FEAT_05_Hazardous_Materials_Used_In_ Silicon_PV_Cell_Production_A_Primer.html Essent (onbekend), CO2-waarden: verklein uw voetafdruk. Geraadpleegd op 8 April, 72

DEEL I - EVOLUTIE

Nibe (2015), EPS Platen. Geraadpleegd op 25 april, http://www.nibe.info/nl/ members#product-4991-85-26 Rooy van, I (September 2014), De zin en onzin van hoge isolatiewaardes. Graadpleegd op 13-04-2015, http://www.hollandsontwerp.nl/de-zin-en-onzin-van-hogeisolatiewaardes/ Warmtepompforum (2010), Theoretische energetische vergelijking tussen HRketel en warmtepomp. Geraadpleegd op 9 april 2015, http://www. warmtepompforum.nl/page21.php


aFBEELDINGEN afb. 01 [project de stroomversnelling, Heerhugowaard] Robin Beers, (2015) afb. 02 [Oppervlakte van Amsterdam] http://nl.wikipedia.org/wiki/ Amsterdam_%28gemeente%29 (-) afb. 03 [Zware onweersbuien tijdens Pinksteren] Leon Rademakers http:// www.leonrademaker s.nl/wp-content/ uploads/2013/01/Ulestraten-LeonDahlmans.jpg, (2014) afb. 04 en 05 [Noodweer zorgt voor veel wateroverlast in Brabant.] http://www. bd.nl/regio/tilburg-en-omgeving/loon-opzand/terugblik-noodweer-zorgt-voor-veelwateroverlast-in-brabant-video-s-1.4466837, (2014) afb. 06 [ANP, Watersnoodramp 1953 Oude Tonge] ANP, http://www.anp-archief.nl/ page/86331/nl, (1953) afb. 07 en 08 [Veel telefoon-tjes door stormschade.] Scheenstra b.v. :http://www. scheenstrabv.nl/actueel/#prettyPhoto, (2015) afb. 09 [elektriciteit wisselstation Essen, Duitsland] Robin Beers (2015) afb. 010 [De aarde] http:// serviceovertheglobe.com/onze-websitekrijgt-vorm/, (2015)

DEEL I - EVOLUTIE

73


74

TITEL


Hoe is de mens te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen?

DEEL II - REVOLUTIE VAN DE MENS TILEL

75


aanleiding In het eerste deel van het onderzoek “de evolutie van de woningbouw” is aangetoond dat de manier waarop de woningvoorraad nu wordt aangepakt geen oplossing op het klimaatneutrale vraagstuk biedt. Het beleid zorgt slechts voor een verschuiving van het probleem. De CO2-uitstoot wordt aangepakt, maar in ruil daarvoor raakt de aarde nog sneller vervuild. De impact die de bouwwereld op de ecologie heeft is zeer groot. Van al het afval dat Nederland produceert is 37%[1] afkomstig uit de bouw. Toch wordt er nog steeds grotendeels op dezelfde manier gebouwd als 30 jaar geleden. Door de regelgeving is er een toename in materiaalgebruik waardoor de impact van de woning zelfs is gestegen. Voor het energieprobleem zal een oplossing worden gevonden. Er zijn al “groene” oplossingen die een stuk klimaatneutraler zijn dan het plaatsen van pv-cellen op het dak. Denk hierbij aan waterkracht, windkracht, geothermie, zonnewarmte of kernenergie. Sommige van deze technieken worden al toegepast, andere hebben nog enige ontwikkeling nodig. Het klimaat zal in de toekomst zorgen voor de nodige veranderingen. Woningen zullen beter bestand moeten worden gemaakt tegen de verschillende weersomstandigheden zoals: extreme regenval, windstoten, overstromingen en zonbelasting. Ook hier geldt dat voor sommige problemen al oplossingen zijn, anderen zullen komen. Hoewel het vast staat dat het klimaat de komende jaren zal veranderen, weet nog niemand hoe deze veranderingen zich zullen manifesteren. Een woning wordt tegenwoordig gebouwd voor de komende 50 tot 100 jaar. Gedurende zijn bestaan zal deze er hetzelfde uitzien en hetzelfde presteren. Dit is bijzonder aangezien uitgerekend de mens, het wezen op deze planeet dat het meest verandert, deze woning zal bewonen. Daarnaast verandert niet alleen de mens, de gehele 76

DEEL II - REVOLUTIE

wereld waar deze woning in staat verandert voortdurend. De huidige bouwmethode stelt de woning niet instaat om mee te kunnen gaan in deze veranderingen. Bij veel ontwikkelingen in de woningbouw ligt de nadruk op het efficiënter maken van installaties, apparatuur of de gebouwschil. Deze technologische ontwikkelingen moeten ervoor zorgen dat de bewoner zijn huidige levensstandaard kan behouden en waar mogelijk kan verhogen terwijl tegelijkertijd minder materiaal en energie wordt gebruikt. Wanneer de efficiëntie van een apparaat wordt vergroot met 10%, dan zou dit moeten leiden tot een afname van 10% in het gebruik In de praktijk is dit meestal niet het geval. Technologische verbeteringen roepen namelijk gedragsreacties op bij mensen. Als gevolg hiervan zal de besparing veel lager zitten. Het efficiënter maken van apparatuur kan zelfs leiden tot een toename in het gebruik. Dit verschijnsel staat bekent als het reboundeffect. Een reboundeffect van 100% en hoger wordt ook wel aangeduid als “backfire.”[2] Het reboundeffect is dus een reactie van de mens op ontwikkelingen die zorgen voor efficiëntieverhoging of verduurzaming. Bijna elk proces in de bouw wordt echter gedreven door efficiëntieverhoging of verduurzaming. De strategieën waar men de woningvoorraad klimaatneutraal wilt krijgen werken de gedragsreacties van de mens in de hand. De mens wordt vaak gezien als stoorzender die het optimaal functioneren van een gebouw tegenwerkt. Daarom wordt de mens steeds vaker buitengesloten in technologische ontwikkelingen. Maar de mens is een onderdeel van het probleem en daardoor moet zij ook een deel zijn van de oplossing.

[1] NIB

(mei

2014).

Bouwwereld goed voor 37 procent van het afval. [2] geschreven met: Binswanger, M (februari 2000). Technological progress and sustainable development: what about the rebound effect? Ecological Economics, Volume 36, issue 1, January 2001, pages 119132. als onderlegger


profiel De revolutie van de ‘tussenwoning’

doelgroep

Een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050 is het doel van de overheid. Het probleem is echter groter dan alleen de woningvoorraad. Bijna elke handeling van de mens heeft een belastend effect op ons leefklimaat.

De mens, de overheid en haar beleidsmakers, maar natuurlijk ook de gehele Nederlandse bouwwereld.

Klimaatneutraal bouwen is dan ook een item dat over de gehele wereld besproken wordt door onder andere politici, economen en burgers. Bijna iedereen is zich ervan bewust dat er iets moet gebeuren. Voor de meeste mensen is het echter lastig om te handelen naar dit bewustzijn. Uit verschillende studies blijkt dat het informeren en bewust maken van consumenten weinig effect heeft. Vooral de prijs is bepalend voor het keuzegedrag van de mens (Murray; Cohen and Van den Bergh, 2012; Olson 2013).

In dit onderzoek wordt gekeken naar de motivatie van de mens. Met als hoofdonderwerp de motivatie om te veranderen van levensstijl.

afbakening

Hoewel geld één van de grootste motivatiebronnen voor de mens is, zijn er ook andere motivatiebronnen die ervoor zorgen dat de mens over gaat tot handelen en zich actief gaat bezig houden met het klimaatneutraler maken van haar omgeving. hoofdvraag Hoe is de mens te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen?

deelvragen * Definitie klimaatneutraal Iets is klimaatneutraal als het niet bijdraagt aan klimaatverandering. Het

Hoe is het menselijk gedrag in te zetten om op een (milieu)bewuste manier te handelen? Hoe is de mens te motiveren om een nieuwe manier van leven te omarmen?

gaat hierbij niet zoals velen denken alleen om CO2-neutraliteit

maar

ook om neutraliteit op andere gebieden zoals toxiciteit dat ons leefkli-

doelstelling Het schrijven van een strategie om de mens te motiveren klimaatneutraler te hanelen.

maat op een andere manier beinvloedt.

DEEL II - REVOLUTIE

77


78

DEEL II - REVOLUTIE


afb. 01 [winkelend publiek ]

DEEL II - REVOLUTIE

79


de mens Hoe is de mens te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen?

De mens, het resultaat van vier miljard jaar aan evolutie, is een wonderlijk wezen. Een complexe structuur opgebouwd uit onder andere botten, spieren, zenuwen en organen. Wanneer ĂŠĂŠn van deze componenten het laat afweten heeft dit grote gevolgen voor het gehele lichaam. Dit maakt de mens een indrukwekkend, maar ook fragiel wezen. Het meest complexe en ondoorgrondbare onderdeel van het menselijk lichaam is het brein. Vanuit het brein wordt elk proces in het lichaam aangestuurd. Sommige processen gebeuren onbewust, zoals ademhalen en het kloppen van het hart. Over andere processen moet actief worden nagedacht, zoals het schrijven van dit stuk tekst. De motivatie tot handelen en het gedrag van de mens wordt dan ook in het brein gevormd. Wanneer de sleutel tot deze motivatie wordt gevonden is het mogelijk om het handelen van de mens te veranderen.

afb. 02 [Du corpus humain Edition Laskowski. Anatomie: spieren, organen, bloedvaten]

80

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

81


gedrag Het bewust of onbewust uitvoeren van handelingen wordt gedrag genoemd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten gedrag. In waarneembaar gedrag is onderscheid te maken tussen bewust en onbewust gedrag. Onder bewust gedrag vallen handelingen waar invloed op uit te oefenen is zoals lopen of praten. Onder onbewust gedrag worden handelingen verstaan waar juist geen invloed op uit te oefenen is, zoals een reflex. Ook spontaan gedrag als in paniek raken valt onder onbewust gedrag. Innerlijk gedrag is niet altijd duidelijk waarneembaar. Nadenken is een voorbeeld van innerlijk gedrag. Gedragsreacties zijn handelingen die voortkomen uit veranderingen of onverwachte gebeurtenissen. Het aan het hoofd krabben wanneer je in verlegenheid gebracht bent is hier een voorbeeld van. Deze reactie noemt men ook wel overspronggedrag. Reboundeffect Het reboundeffect is net als overspronggedrag een gedragsreactie. Deze gedragsreactie treedt op wanneer er middels technologische voortuitgang een verandering in efficiëntie tot stand komt. Het reboundeffect is ook in verband te brengen met enkele andere specifieke gedragsreacties. Waardoor het niet alleen tot stand komt met een efficiëntieverbetering. Één van deze specifieke reacties betreft het verschijnsel dat “moral self-licensing” wordt genoemd (Murray, 2013; Merritt et al., 2010). “Wanneer ik zonnepanelen koop en spaarlampen installeer, heb ik al zoveel goeds voor het milieu gedaan dat ik met een gerust hart een verre vliegreis kan maken.” In dit geval is het dus niet alleen de bespaarde energie, maar ook het bespaarde schuldgevoel dat een reboundeffect veroorzaakt. Een ander specifiek reboundeffect gerela82

DEEL II - REVOLUTIE

teerde gedragsreactie is het “mental accounting.” Veel mensen hebben in hun hoofd een boekhouding waarin globaal bepaalde prijzen zijn gereserveerd voor bepaalde bestemmingen. Ook voor tijdsbesteding lijkt een soortgelijk mechanisme te bestaan. Dit kan mede verklaren waarom bijvoorbeeld de tijd die, ondanks de toenemende snelheden, aan vervoer wordt besteed niet vermindert (Van Wee et al., 2006). Een implicatie van ‘mental accounting’-mechanisme is dat de winst van een efficiëntieverbetering primair binnen hetzelfde domein zal worden aangewend. Dergelijke gedragsaspecten beperken de ruimte voor effectief beleid. Zo blijkt uit verschillende studies dat het informeren en bewust maken van consumenten wel enig effect heeft, maar dat keuzegedrag toch vooral bepaald wordt door de prijs (Murray, 2013; Cohen and Van den Bergh, 2012; Olson 2013). In bouwgerelateerd efficiëntie- en duurzaamheidsonderzoek wordt het reboundeffect vaak niet meegenomen. De reden hiervoor is omdat men denkt dat het verwaarloosbaar is of omdat men niet bekend is met het effect. Uit een studie van Biesiot en Noorman (1999, blz. 379) naar de Nederlandse woningvoorraad kwam naar boren dat het efficiënter laten opereren van woningen middels het toevoegen van isolatie leidde tot een reboundeffect. Het isoleren van de woningen moest zorgen voor een energiebesparing van 30%. Uit onderzoek bleek dat het reboundeffect tussen de 5 en 50%[1] lag. Dit betekent dat de energiebesparende maatregelen nog steeds leiden tot een vermindering van het energiegebruik, maar een deel van het besparingspotentieel gaat verloren door een toename in de vraag naar warmte als een gevolg van de gedragsreactie. Een andere Nederlandse studie naar het reboundeffect heeft betrekking tot koelkasten. “In 1980 hadden bijna alle Nederlandse

[1] Biesiot, W., Noorman K.J.

(september

1997).

Energy requirements of household

consumpti-

on: a case study of The Netherlands. Ecological Economics, Volume 28, issue 3, March 1999, pages 367-383. [2] Oosterhuis, F. Bouma, J. Hanemaaijer, A. (december 2013) Het reboundeffect bij resource efficiency. Instituut voor Milieuvraagstukken Vrije Universiteit Amsterdam De Boelelaan 1087 1081 HV Amsterdam, Nederland. [3] geschreven

met:

Binswanger, M (februari 2000). Technological progress and sustainable development: what about the rebound effect? Ecological Economics, Volume 36, issue 1, January 2001, pages 119132. als onderlegger


huishoudens al een koelkast; sommige zelfs meer dan één. Het gemiddelde elektriciteitsgebruik per koelkast per jaar was 568 kWh en per huishouden 617 kWh. In 2010 was het gemiddelde verbruik per koelkast gedaald met 75%, tot 140 kWh per jaar. Het gemiddelde per huishouden was gedaald met 43%, naar 352 kWh. Van de potentiële 75% energiebesparing was dus bijna de helft niet gerealiseerd.’[2] Het Instituut voor Milieuvraagstukken nuanceert deze cijfers enigszins door te zeggen dat allerlei andere factoren een rol kunnen spelen, zoals gestegen inkomens en veranderde leefgewoontes. Verschillende empirische studies uit de jaren 1980 en 1990 bevestigen het bestaand van het nauw gedefinieerde reboundeffect met betrekking tot de verbetering van energie- efficiëntie in verwarmingssystemen en isolatie, maar ook met betrekking tot transport. In het algemeen is men het er over eens dat er een reboundeffect bestaat. Men is het echter niet altijd eens over de werkelijke betekenis. Sommige onderzoekers zij van mening dat het reboundeffect alleen optreedt in de sector waar het is ontstaan. Wanneer er energie wordt bespaard in de woning, dan is het enige reboundeffect dat kan optreden dat mensen meer energie gaan gebruiken omdat ze daar nu meer geld voor hebben. Andere onderzoekers zien het reboundeffect veel breder en denken dat mensen niet alleen een reboundeffect creëren in de sectoren van besparing, maar dat het ook effect heeft in andere sectoren. Hoofdgroepen reboundeffect Tot nu toe wordt het reboundeffect vooral geassocieerd met het gebruik van energie en de vraag hoe verbetering van de energie-efficiëntie van invloed zijn op het energiegebruik. Naast energie-efficiëntie is er ook sprake van tijd- en materiaal-efficiëntie. Energie-efficiëntie Als gevolg van energie-efficiëntie van de auto door technologische innovaties kan een auto langere afstanden afleggen met dezelfde hoeveelheid brandstof. Hierdoor

wordt rijden goedkoper. Als gevolg gaat men langere afstanden rijden omdat mobiliteit goedkoper is geworden. Tijd-efficiëntie Wanneer het mogelijk wordt om in een kortere tijd eenzelfde handeling uit te voeren, wordt gesproken van tijd-efficiëntie. Bijvoorbeeld in het geval van een wasmachine. De nieuwe wasmachine kan sneller zijn taak uitvoeren. Hierdoor is men geneigd meer wasbeurten te gaan draaien want wasbeurten kunnen nu bijvoorbeeld beter gesplitst worden. Binnen het reboundeffect van tijd-efficiëntie bestaat nog een tweede effect. Wanneer men meer tijd-efficiënte apparatuur heeft dan houdt hij meer vrije tijd over. In deze “extra” tijd kan hij andere milieubelastende activiteiten gaan uitvoeren. Materiaal-efficiëntie Wanneer het door een technologische innovatie mogelijk wordt om meer producten te halen uit dezelfde hoeveelheid grondstof wordt er gesproken van materiaal-efficiëntie. Dit leidt vaak tot schaalvergroting binnen de productie waardoor de prijs van het product daalt. Deze daling in prijs zorgt ervoor dat het product beschikbaar wordt voor een breder publiek. Bij elke vorm van het reboundeffect is er een zeer belangrijke katalysator die het reboundeffect kan opdrijven en afremmen: geld. In tijden van economische welvaart wordt vaker een hoger reboundeffect gemeten dan in tijden van crisis. [3] Op basis van gegevens uit verschillende onderzoeken is te concluderen dat het reboundeffect een relevant fenomeen is dat te vaak wordt onderschat in onder andere duurzaamheidsconcepten waardoor de werkelijke besparende effecten worden overschat. Bij het maken van een efficiënter systeem voor de bouw en opererende fase van een woning moet er dus gekeken worden naar hoe het reboundeffect als gevolg van deze optimalisaties kunnen worden tegengegaan.

DEEL II - REVOLUTIE

83


lange termijn/ Egoïstisch Het reboundeffect is bijna nooit een bewuste handeling om het milieu schade toe te brengen. Vaak is men zich niet eens bewust van het feit dat hij schade toebrengt aan het milieu. Het is voor de mens lastig om te gevolgen van haar daden op de lange termijn te zien waardoor er ook weinig waarde aan deze gevolgen wordt gehecht. Als voorbeeld kan er gekeken worden naar het rookgedrag van mensen. Vanuit individueel perspectief kan roken wenselijk zijn omdat men een kort moment van opluchting geniet. Echter verhoogt roken voor een individu op lange termijn de kans op gezondheidsproblemen. Daarnaast heeft roken invloed op anderen. Op de korte termijn door het veroorzaken van ergernis als gevolg van de as en rook en op de lange termijn door toenemende gedeelde kosten van de gezondheidszorg. Met andere woorden: het handelen van het individu kan persoonlijke gevolgen hebben op de lange termijn, maar ook collectief problemen veroorzaken op zowel korte als lange termijn. Toch neemt de mens het besluit om een sigaret op te steken omdat hij het genot ven het moment verkiest boven het belang van de groep en zijn eigen gezondheid op de lange termijn.[4]

Lange termijn

Persoonlijke

Gezondheid

zorgen

gezondheid

collectief

korte termijn zorgen

Genot

overlast groep

persoonlijke

collectiefen

zorgen

zorgen

Waar roken vaak nog een direct effect heeft op je eigen bestaan is klimaatverandering veel abstracter. De handelingen van de mens die bijdragen aan een klimaatverandering komen vaak pas veel later tot uiting. Meestal gebeurt dit niet eens binnen de periode waarin de mens die deze handelingen 84

DEEL II - REVOLUTIE

uitvoert op deze aarde is. Omdat het gevolg van het handelen op lange termijn zo ver buiten het perspectief van de mens staat is het moeilijk hier naar te handelen. Dit verklaart waarom klimaatverandering voor de meeste mensen niet genoeg aanleiding geeft om op een andere manier te gaan leven. Human adaptive optimism Naast dat de mens het moeilijk vindt om de gevolgen van haar daden op lange termijn in te zien, is de mens van nature een optimist. Maar wat is er fout aan optimistisch zijn? Naomi Oreskes, professor wetenschappelijke geschiedenis aan de Hardvard University, en Erik Conway, historicus van het wetenschappelijk technologisch instutuut California, schreven samen een boek met de titel “The Collapse of Western Civilisation: A View From the Future”.[5] In dit boek wordt teruggekeken vanuit het jaar 2393.[6] De wereld is als gevolg van klimaatverandering ingrijpend veranderd. Het beeld is grotendeels geconstrueerd middels wetenschappelijke data en heeft kenmerken van science fiction. Met behulp van historisch en psychologisch onderzoek wordt onderbouwd hoe en waarom de mens handelt. Één van de verklaringen voor het gedrag noemen zij het “Human adaptive optimism.” De overtuiging van de mens dat er geen grenzen zijn aan het menselijk aanpassingsvermogen of dat de mens in staat is om de omstandigheden naar zijn hand te zetten wanneer dit nodig blijkt te zijn. Zelfs wanneer men inzicht krijgt dat iets onmogelijk blijkt, blijft men toch hoop houden (optimisme). Dit gedrag is te vergelijken met het geocentrisme, de leer dat de aarde het centrum is van het universum. Eeuwen heeft men geprobeerd deze theorie te onderbouwen. Ook toen werd aangetoond dat de aarde om de zon draaide en dus niet het centrum kon zijn, bleven zij geloven in geocentrisme.

[4] geschreven

met:

Tromp, N. (JUNI 2013). Social design, How products and services can help us act in ways that benefit society. als onderlegger [5] Oreskes, N. , Conway, E. ( juni 2014) 14 concepts that will be obsolete after catastrophic climate change. The washington post. [6] Oreskes, N. , Conway, E. (2014). The Collapse of Western Civilization A View from the Future. New York, verenigde staten: Columbia university press.


Om een gedragsverandering door te kunnen voeren is het naast het begrijpen van gedrag belangrijk om te weten wat de behoeften van de mens zijn en wat de mens motiveert om te veranderen.

Hoe is het menselijk gedrag in te zetten om op een (milieu)bewuste manier te handelen?

Toch is het menselijk handelen niet volledig slecht. Vanuit evolutionair opzicht heeft het menselijk instinct duizenden jaren gewerkt. De dingen die ons motiveren blijken voordelig te zijn voor de mens om te overleven. Immers, ieder mens vreest de dood, heeft een vorm van seksuele jaloezie en probeert zich te onderscheiden van anderen (Brown, 1991).

De mens zal altijd positief blijven ook als het doel onmogelijk blijkt. Het gevolg hiervan is dat de mens zich niet direct verplicht voelt tot het handelen naar de oplossing. De volgende generatie kan het immers ook nog oplossen. Het enkel geven van de tools voor een klimaatneutrale oplossing zal dan ook niet leiden tot het gewenste effect. Wanneer de tools ingezet kunnen worden om op een milieuonvriendelijkere manier te zorgen voor een gemakkelijkere en goedkopere oplossing zal het individu de winst op lange termijn aan de kant zetten voor zijn eigen winst op korte termijn. Het reboundeffect bevestigt deze theorieĂŤn. De drie categorieĂŤn van het rebound effect, materiaal-, tijd- en energiegerelateerd, hebben allemaal een direct verband met de kortetermijnwinst van de persoon die ze veroorzaakt. Om te zorgen voor een (milieu)bewuste manier van handelen moet ervoor gezorgd worden dat de mens op korte termijn beter wordt van de oplossing. Alleen een samenkomst van deze korte termijn doelen kan zorgen voor een klimaatneutrale woningvoorraad.

DEEL II - REVOLUTIE

85


behoeften Om veranderingen in het gedrag van de mens teweeg te kunnen brengen is het belangrijk om te weten wat de mens drijft. Een vraagstuk waar vele psychologen zich aan hebben gewaagd. Abraham Harold Maslow is een van meest bekende psychologen die invulling heeft gegeven aan dit vraagstuk. Hij was één van de grondleggers van de humanistische psychologie, de stroming binnen de psychologie die in tegenstelling tot de andere stromingen niet uitgaat van de geesteszieke mens maar van de gezond denkende mens. De meeste mensen kennen Maslow van zijn piramide van behoeften. De mens klimt in haar behoeftes naar boven in de piramide van Maslow. Het is pas mogelijk om een stap hoger in de piramide te kunnen maken als in alle behoeften die lager staan is voldaan. “Als je je bijvoorbeeld op je werk niet veilig voelt omdat je baas ‘s avonds je computer doorzoekt, heb je geen behoefte aan zorgen voor je collega’s. Eerst moet je er zeker van zijn dat er niet aan je stoelpoten gezaagd wordt.”[1] Dit is volgens Maslow de manier waarop de mens in hoofdlijnen functioneert. Het determinisme in de piramide is zeer kenmerkend voor het humanisme en heeft er voor gezorgd dat men zich verder heeft kunnen verdiepen in de behoeften van de mens. De piramide van Maslow is een goede basis en geeft een goed overzicht van de behoeften van de mens. In de huidige praktijk is echter te zien dat verschillende lagen soms door elkaar lopen. Het is dus niet meer zo dat het pas mogelijk is om een stap hoger in de piramide te kunnen maken als in alle behoeften die lager staan is voldaan. Het deterministische wat er voor heeft gezorgd dat de piramide tot stand heeft kunnen komen is ook de zwakke plek van de piramide.

01 Fysiologische behoeften Ademhalen, eten , drinken, slapen, uitscheiden, seks en homeostase. De fysiologische behoeften zijn de meest basale behoeften van de mens omdat wanneer het ontbreekt aan één van deze behoeften het onmogelijk wordt om het individu en de groep in leven te houden. Dit is ook de reden waarom de fysiologische behoeften de basis vormen van de piramide. 02

Veiligheidsbehoeften

Lichaam, baan, voorraden, moraliteit, familie, gezondheid en bezit. Wanneer de fysiologische behoeften zijn ingevuld zal de mens zich richten op de veiligheidsbehoeften als beschutting, bescherming, zekerheid en stabiliteit. Komt de mens in onbekende situaties of veranderen er bepaalde dingen, dan kan innerlijke onrust ontstaan. 03

Sociale behoeften

Vriendschap, familie en seksuele intimiteit. Wanneer in de veiligheidsbehoeften is voldaan richt de mens zich op de sociale behoeften. Door Maslow is dit omschreven als de behoefte om bij een groep te horen. Het gezin is onderdeel van deze behoefte maar naast het gezin wil de mens vaak ook tot een groep of vereniging behoren. 04

Waarderingsbehoeften

Zelfvertrouwen, vertrouwen, prestaties, respect voor anderen en respect van anderen. Om in de waarderingsbehoeften van de mens te vervullen zijn twee zaken belangrijk: De behoefte aan zelfwaardering; een gevoel

86

DEEL II - REVOLUTIE

[1] René Pijlman (onbekend). Behoeftepiramide van Maslow [2] Drs. Hein Mooren, J (onbekend). Humanistische psychologie.


van zelfvertrouwen door waardering voor jezelf, je succes en voor wie je bent. Dit houdt ook in verlangen naar vrijheid, onafhankelijkheid, verlangen een individu te zijn, en zelfwaardering voor wat je in dit opzicht al hebt bereikt; De behoefte aan waardering door anderen; respect, aanvaarding, erkenning als persoon, erkenning op grond van kwaliteiten, verwerven van een bepaalde status, een ‘eigen plaats’ in de groep op grond van je ‘jouzijn’[2] 05 Zelfontplooiing Creativiteit, spontaniteit, moraal, probleem oplossend vermogen, geen voor oordelen en het accepteren van feiten. De top van de piramide van Maslow is zelfontplooiing. De mens is volgens Maslow pas in staat de top te bereiken wanneer hij niet langer wordt gedreven door de behoefte om zichzelf te bewijzen hetzij voor zichzelf, hetzij tegenover anderen. Wanneer de mens deze status behaald heeft is hij meer en meer de persoon die hij in aanleg is. Bij mensen die zichzelf ontplooien speelt vooral de behoefte aan zin en doel in hun leven. Zij willen dat hun werk, hun bezigheden en hun bestaan waarde hebben, een bijdrage voor anderen vormen. Zij voelen zich vrij van angst en vrij van de waardering of beoordeling van anderen. Op basis van het bereikte zelfvertrouwen komen zij, als vrij mens, toe aan het realiseren wat in ons zit, zonder belemmeringen van binnen of van buitenaf. Het is het niveau van de vrije zelfontplooiing.

5.0

Zelfontplooing

4.0

Waarderingsbehoeften

3.0

Sociale behoeften

2.0

Veiligheidsbehoeften

1.0

piramide van Maslow

Fysiologische behoeften

DEEL II - REVOLUTIE

87


motivatie Gemotiveerd zijn betekent dat iemand beweegredenen heeft om over te gaan tot handelen. Een persoon die geen energie of inspiratie heeft om te handelen wordt gezien als gedemotiveerd.[1] Het veranderen van de ecologische impact van de woning zal hoogstwaarschijnlijk gepaard gaan met veranderingen in de levensstandaard van de mens. De mens houdt van stabiliteit. Zelfs al zouden deze veranderingen in het leefcomfort enkel positief zijn, zal de mens niet direct mee gaan. Zij houdt immers niet van veranderingen. Om te zorgen dat de mens wel mee gaat in deze verandering zal deze gemotiveerd moeten worden. Hierdoor rijst de vraag: Hoe is de mens te motiveren om een andere manier van leven te omarmen? Om de mens te motiveren tot het veranderen van levensstijl en het beperken van de ecologische impact moet eerst voldaan zijn in de fysiologische basisbehoeften van Maslow. Er zijn meerdere theorieën over het motiveren van de mens waarvan eerst een uitleg gegeven wordt van de wijze waarop deze motivatie werkt. Vervolgens zal dit samengevoegd worden tot een manier waarop de mens gemotiveerd kan worden om een andere manier van leven te omarmen.

Zelfbeschikkingstheorie Door Edward L. Deci en Richard M. Ryan is de zelfbeschikkingstheorie of Self-Determination Theory (SDT) in het leven geroepen. De SDT fungeert als een raamwerk voor studies die gedaan zijn naar de menselijke motivatie en persoonlijkheid. Deze theorie stelt dat er drie psychologische basisbehoeften zijn: ▪▪ ▪▪ ▪▪

competentie (relationele of sociale) verbondenheid autonomie

Deze drie basisbehoeften koesteren de meest wilskrachtige en hoogwaardige vormen van motivatie en betrokkenheid voor activiteiten en leiden tot verbeterde prestaties, meer volharding en een grotere creativiteit. Wanneer in één van deze psychologische basisbehoeften niet wordt voorzien, of wordt bemoeilijkt, dan zorgt dit voor een sterk nadelige impact op de motivatie van de persoon.[2]

[1] Ryan, R.M. , Deci, E.L. (2000) Intrinsic and Extrinsic Motivations: Classic Definitions and New Directions.

Contempo-

rary Educational Psychology 25, 54–67 (2000). [2] Self-Determination Theory , SDT (mei 2014). Theory. [3] Eyre, E (2015). Theory X and Theory YUnderstanding Team Member Motivation. [4] business case studies (onbekend)

Motivation

within a creative environment.

88

DEEL II - REVOLUTIE


X- en Y-theorie Waarom krijgen sommige mensen een enorme voldoening van hun werk, waar anderen dit zien als een last en zij enkel werken om te overleven? In de jaren veertig heeft McGregor een theorie geschreven die het gedrag van beide groepen verklaart.[3] De X-theorie Werken is onnatuurlijk. Hierdoor is de werknemer uit zichzelf gedemotiveerd en houdt hij niet van werken. Werknemers worden enkel gezien als tool om het bedrijf operationeel te houden. Een autoritaire manier van management is noodzakelijk en er is veel sturing nodig. Kenmerkend voor de werknemer is dat hij: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

er niet van houdt om te werken geen verantwoordelijkheid neemt en veel sturing nodig heeft. gecontroleerd, verplicht en onder druk gezet moet worden om iets voor elkaar te krijgen. bij elke handeling onder toezicht gehouden moet worden. verleid moet worden om resultaten te boeken, er is anders geen ambitie of prikkel om te werken.

De Y-theorie

Volgens McGregor zijn er dus twee groepen mensen, X en Y. De X-groep die altijd gecontroleerd wilt en moet worden om over te gaan tot handelen en niet meer zal doen dan wat er opgedragen wordt en de Y-groep die wordt aangesproken door zelfstandigheid, die streeft naar meer en gebruikt zijn creativiteit om te komen tot nieuwe ideeën en oplossingen. satisfiers and dissatisfiers Frederick Herzberg was er ook van overtuigd dat wanneer mensen tevredener waren, dat ze ook productiever kunnen werken. Deze theorieën zijn gebaseerd op de technici en accountants. In de jaren 70 heeft Herzberg de satisfiers (motivatoren) en dissatisfiers (demotivatoren of hygieëneregels) het leven gebracht. Factoren die leiden tot meer tevredenheid noemde hij satisfiers in tegenstelling tot de dissatisfiers die leiden tot ontevredenheid. Satisfiers ▪▪ Mogelijkheid tot zelfontwikkeling ▪▪ Het leveren van een prestaties ▪▪ Erkenning krijgen voor het geleverde werk ▪▪ De kans op promotie ▪▪ Het krijgen van verantwoordelijkheid

De y-theorie beschrijft daarentegen een manier van management waarin de werknemer gewaardeerd wordt voor zijn handelen. Iedereen is belangrijk om operationeel te blijven. Werknemers met een lagere functie worden betrokken bij besluitvormingen en hebben een grotere verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor de werknemer is dat hij:

Dissatifiers

▪▪ ▪▪ ▪▪

Satisfiers hebben de eigenschap dat ze niet demotiverend kunnen werken als ze niet vervuld worden. In tegenstelling tot satiesfiers hebben dissatisfiers wel een negatieve invloed op de motivatie van de persoon als in deze behoeften niet wordt voorzien.[4]

verantwoordelijkheid neemt en gemotiveerd is om de voor hem gestelde doelen te halen. verantwoordelijkheid zoekt en dus weinig sturing nodig heeft. werk ziet als een deel van het leven en werk gerelateerde problemen op een creatieve manier oplost.

▪▪ Geldende algemene voorschriften kunnen zorgen voor frustraties ▪▪ Onnodig administratief werk ▪▪ Slechte werkomstandigheden ▪▪ Het salaris of de beloning is niet toereikend.

DEEL II - REVOLUTIE

89


Intrinsieke en Extrinsieke Motivatie Een van de studies die valt onder de zelfbeschikkingstheorie bespreekt de intrinsieke en extrinsieke beweegredenen[1] Deze studie geeft inzicht in de effecten van externe consequenties op de interne motivatie. Deze wetenschappers hebben vastgesteld dat er niet alleen een verschil is in de hoeveelheid motivatie, maar ook in de geaardheid van deze motivatie. De geaardheid van de motivatie slaat op de onderliggende opvattingen en doelen die ervoor zorgen dat iemand over gaat tot actie. Een student kan zijn huiswerk doen uit interesse en nieuwsgierigheid voor het vak, of hij kan dit doen omdat hij wilt dat zijn ouders en docenten trots op hem zijn. De “perceived locus of causality” of in het Nederlands “locus van causaliteit” (PLOC), geeft aan in hoeverre een individu zijn acties waarneemt als gevolg van interne of externe bronnen. Wanneer er sprake is van een externe bron wordt gesproken van een EPLOC. In het geval van een interne bron wordt gesproken van een IPLOC. Wanneer een motivatie behouden moet blijven of versterkt moet worden, dan moet het individu zelf achter zijn manier van handelen staan en dus een IPLOC hebben. Wanneer er sprake is van een EPLOC dan laat de mens de opdracht vallen zodra hier kans voor is. In de zelfbeschikkingstheorie wordt onderscheid gemaakt in de drie basisvormen van motivatie; demotivatie, extrinsieke motivatie

Demotivatie

en intrinsieke motivatie. In het schema onderaan de pagina staan de basisvormen en haar subcategorieën. Demotivatie Wanneer een persoon gedemotiveerd is dan ontbreekt er aan intentionaliteit en een gevoel van persoonlijke causaliteit. Dit gebrek aan motivatie wordt veroorzaakt doordat de persoon geen waarde hecht aan de opdracht (Ryan 1995), zich niet competent voelt om de opdracht uit te voeren (Deci 1975) of wanneer er niet geloofd wordt dat de activiteit het gewenste resultaat kan opleveren (Seligman 1975). Extrinsieke motivatie (van buitenaf) Extrinsieke motivatie is een vorm die voortkomt uit externe bronnen. Extrinsieke motivatie is onderverdeeld in vier categorieën die allen verschillen in de hoeveelheid autonomie en in hoeverre een individu zijn acties waarneemt als gevolg van interne of externe bronnen (PLOC). Deze externe motivatiebron kan enerzijds voortkomen uit straffen of dwang van bovenaf en anderzijds door het werken naar beloningen zoals geld, privileges of aanzien. Externe dwang Motivatie vanuit externe dwang is de minst autonome vorm van motivatie. Er wordt

Extrinsieke motivatie (van buitenaf)

mate van motivatie

Externe dwang

Inlijving / overname

▪▪ waargenomen onvoor spelbaarheid ▪▪ laag waargenomen competentie ▪▪ irrelevant ▪▪ onopzettelijk

▪▪ ▪▪

▪▪ zelfbetrokkenheid ▪▪ richten op goedkeuring van zichzelf of van anderen

geassocieerde

Onpersoonlijk

Extern

Enigszins extern

bron van motivatie

90

DEEL II - REVOLUTIE

opvallendheid van extrinsieke beloningen of straffen aanvaarding

processsen


puur gehandeld om te voldoen aan de externe vraag of om het verkrijgen van een extern opgelegde beloning. Deze manier van motivatie wordt vaak ervaren als gecontroleerd of vervreemd en heeft een externe locus van causaliteit (EPLOC). Inlijving / overname Dit is nog steeds een vorm van externe dwang omdat het een gecontroleerde opdracht is. Deze gecontroleerde opdracht zorgt voor een druk op de persoon omdat deze schuld of zorgen wilt voorkomen. Aan de andere kant zijn er interne beweegredenen aanwezig. Het individu werkt naar het behoud van of een verbetering in trots en aanzien. Ondanks deze interne beweegredenen kan de handeling niet ervaren worden als volledig zelfstandig en heeft dit een EPLOC. Identificatie Dit is een meer autonome of vastberadenere vorm van extrinsieke motivatie. Het individu heeft zich geïdentificeerd met de opgave omdat de opgave relevant is aan een levensdoel van het individu. Door deze identificatie is er sprake van een IPLOC. Een jongen die engels leert omdat hij dit als relevant ziet aan acteren, wat hij ziet als een levensdoel, dan heeft hij zich geïdentificeerd met het nut van deze activiteit.

Integratie Dit is de meest autonome vorm van extrinsieke motivatie. Integratie vindt plaats wanneer de geïdentificeerde doelen volledig gelijkgesteld zijn met de eigen doelen. Dit vindt plaats door zelfonderzoek en het in één lijn brengen van de doelen met persoonlijke waarden en behoeften. Geïntegreerde vormen van motivatie delen vele kwaliteiten met intrinsieke motivatie gezien ze beiden autonoom en niet tegenstrijdig met eigen doelen zijn. Ondanks deze kwaliteiten valt integratie nog steeds onder extrinsieke motivatie omdat er gehandeld wordt voor een externe beloning.Er is sprake van een IPLOC. Intrinsieke motivatie (van nature) Intrinsieke motivatie is een vorm die geheel vanuit de persoon komt. Deze vorm van motivatie komt voort uit interesse en genot. Het gaat over de natuurlijke behoefte van de mens om zelfstandig (autonoom) dingen te ontdekken en zich te ontwikkelen (competentie) op deze gebieden. Het is onmogelijk om een extrinsieke motivatie om te zetten in een intrinsieke motivatie. Wel delen ze de eigenschap dat het beiden een IPLOC kan hebben.[1]

Intrinsieke motivatie (van nature) Identificatie

Integratie

▪▪ bewust waarderen van de activiteit ▪▪ eigen goedkeuring van doelen

▪▪ ▪▪

Enigszins intern

Intern

hiërarchische synsthese van doelen congruentie

▪▪ ▪▪ ▪▪

interesse genot eigen tevredenheid

Intern DEEL II - REVOLUTIE

91


de NIEUWE manier van leven Uit de onderzoeken van Ryan, Deci, McGregor en Herzberg is te concluderen dat wanneer iemand aangezet moet worden tot handelen, dat er meerdere manieren zijn om dit voor elkaar te krijgen. Het probleem is dat de mens gedemotiveerd is geraakt om het klimaatprobleem op te lossen. De mens wordt namelijk beperkt in de drie psychologische basisbehoeften. (relationele of sociale) verbondenheid De mens zal duidelijk gemaakt moeten worden dat hij bijdraagt aan het probleem en dat hij daarom dus ook bijdraagt aan de oplossing. Het probleem is in dit geval het leefklimaat op aarde. Het is aangetoond dat de mens zich al verbonden voelt met deze kwestie. Één van de twee belangrijkste beweegredenen om over te gaan op “groene” energie in de vorm van pv-cellen is namelijk om het milieu te besparen.[5] Autonomie De mens moet vrij in het maken van haar keuzes. Dit moet kunnen zonder dat er van bovenaf restricties worden opgelegd. Momenteel zorgen het bouwbesluit en de overheid voor een enorme hoeveelheid regels. Door deze regels zijn wij in staat kwalitatief goede woningen te bouwen. Een andere gevolg van deze regels is dat de mens totaal geen ruimte meer heeft voor eigen initiatief. Door de regelgeving wordt de mens in haar autonomie beperkt. Om te zorgen voor een gezonde motivatie moet de mens weer vrijgelaten worden in haar keuzes. Dit heeft namelijk ook een positief gevolg voor de competentie. Competentie De gebruiker moet een vaardigheid kunnen leren en hierin kunnen doorgroeien. Daarnaast moet de gebruiker het gevoel hebben dat wat hij doet ook daadwerkelijk 92

DEEL II - REVOLUTIE

effect heeft. In dit geval op zijn manier van leven en op het milieu. De overheid probeert het klimaatprobleem nu op te lossen buiten het handelen van de mens om. Waardoor de mens geen zicht meer heeft op het effect van haar handelen. Zowel in veroorzakend als in oplossen vermogen. De mens zoekt naar informatie die vooruitgang door competentie en autonomie bevestigt. Deze informatie moet dan ook duidelijk en direct beschikbaar zijn. In het geval van energiegebruik is er de slimme meter[6]. Met deze meter is het direct mogelijk om te zien hoeveel je verbruikt en hoe je kan besparen. Door het wegnemen van de regelgeving en de mens weer verantwoordelijk te maken voor haar handelen is het mogelijk autonoom te handelen en competent te worden in het creëren van een leefomgeving. Dit lijdt tot een verbondenheid met het klimaatprobleem en de oplossing hiervan. Door het wegnemen van de regels is het voor de mens weer mogelijk competentie te tonen in het creëren van een leefomgeving. Intrinsiek en Extrinsiek Op dit moment berust de manier waarop we ons leefklimaat willen behouden op een volledig extrinsieke bron van motivatie. Hierin gaat het om een bron met een externe locus van causaliteit (EPLOC). De hoofdbeweegreden om over te gaan op “groene” energie is geld. Een significant kleiner percentage mensen doet dit voor het milieu. Dit is logisch aangezien in tegenstelling tot het milieu dit geld een directe beloning is. Om te zorgen dat de mens gaat handelen naar het redden van het milieu moet gezocht worden naar een motivatiebron met een interne locus van causaliteit (IPLOC). Dit betekent dat het redden van het milieu in dezelfde lijn staat of hetzelfde doel is als dat van de mens. Wanneer je lekker en comfortabel wilt wonen dan dien je goed na te denken over jouw

[5] Fotovoltaische.

(on-

bekend). Milieu op tweede plaats. [6] Slimme meters (onbekend).

WAAROM

KRIJG IK EEN SLIMME METER?


impact op het milieu. Hier is het jouw doel om te zorgen voor een comfortabele woning. Om dit te bereiken moet je weloverwogen keuzes maken voor het milieu,

Hoe is de mens te motiveren om een nieuwe manier van leven te omarmen?

Satisfiers and dissatisfiers

Allereerst moet ervoor gezorgd worden dat de mens of het behouden van het leefklimaat gaat zien als een levensdoel of dit levensdoel gaat zien als een doel dat lijdt tot haar levensdoel. Hierdoor is het mogelijk te zorgen voor een extrinsiek motivatiebron met een interne locus van causaliteit (IPLOC).

Door de dissatisfiers van Herzberg aan te houden, wat niet onmogelijk is in de woningbouw, kan gezorgd worden dat de mens extra gemotiveerd wordt. Hier wordt nogmaals benadrukt dat er een duidelijke waardering gecreëerd moet worden voor het veranderen van de levensstijl, terwijl hindernissen moeten worden weggenomen. Door de satisfiers aan te houden moet er groei mogelijk zijn in de competentie van de persoon en er moet een manier zijn om erkenning te krijgen voor zijn handelingen. X- en Y- type. De huidige manier van bouwen voorziet alleen in de behoeftes van het X-type mens. Zij moet volledig gestuurd worden om over te gaan tot handelen. De vele regels hebben hier tot nu toe voor gezorgd. Dit betekent dat ook in een nieuwe leefwijze er regelgeving nodig is om deze mensen actief te sturen. Het verwijderen van het vangnet zorgt hier voor de oplossing. Dit dwingt namelijk over te gaan tot actie. Naast het verwijderen van het vangnet zal er ook de mogelijkheid tot scholing en sturing geboden moeten worden.

Om de mens te motiveren voor dit behoud moet er worden voldaan in de psychologische basisbehoeften van de mens in combinatie met de dissatisfiers van Herzberg. ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪

(relationele of sociale) verbondenheid Autonomie Competentie Dissatisfiers.

Voor een verdere stimulatie zal er ook ruimte moeten worden gelaten voor de satisfiers. De verschillende type mensen moeten aangesproken worden. Enerzijds door ze de kans te geven om creatief een oplossing te vinden, anderzijds door te sturen.

Dit is geen groot probleem aangezien zij altijd op deze manier opereren. Het wegnemen van het vangnet zorgt voor deze manier van dwang die aanzet tot handelen Y-type mensen worden daarentegen in ons huidige systeem groots benadeeld. Zij worden beperkt in hun drift naar zelfstandigheid en het op een creatieve manier zoeken naar oplossingen. Om te streven naar een klimaatneutrale woningvoorraad moeten juist deze mensen geactiveerd worden. Dat kan alleen wanneer zij vrij gelaten worden in de drie psychologische basisbehoeften.

DEEL II - REVOLUTIE

93


STURING De huidge maatschappij staat bekend om het feit dat de goedkoopste, en vaak ook gemakkelijkste, oplossingen het slechtst zijn voor het milieu. Denk bijvoorbeeld aan wegwerpproducten, de subsidies op pv-cellen of de prijs van een plofkip. Deze producten hebben direct een goed gevolg voor het individu op de korte termijn, terwijl dit op de lange termijn of op andere groepen een negatieve impact heeft. Om te voorkomen dat de mens gaat voor eigen winst op de korte termijn moet er voor gezorgd worden dat deze milieubelastende oplossingen onaantrekkelijk gemaakt worden. Dit kan zijn in de vorm van een beloning of in de vorm van een beperking. Voordat deze beloning vastgesteld kan worden moet er eerst gekeken worden naar wat er uberhaupt belast kan worden. type sturing Uit het eerste deel “de evolutie van de tussenwoning” blijkt dat er nog geen goede methode is om de ecologische impact uit te drukken. Vaak wordt de CO2-equivalent genomen. Dit dekt echter niet de volledige lading. Één manier om de ecologische impact uit te drukken is door alles terug te rekenen naar de hoeveelheid energie die benodigd is om het product te produceren en vervolgens weer terug te brengen tot het basismateriaal. Dit betekent ook dat wanneer dit alleen mogelijk is middels kernfusie, dat deze energie meegenomen moet worden in de belasting. Deze manier van belasten zal er ook voor zorgen dat bedrijven gedwongen worden om na te denken over het productieproces. Zwaar vervuilende processen zullen te duur worden om rendabel te blijven. Het streven naar het behoud van zuivere grondstoffen of het proces om materialen terug te winnen uit producten zal in een stroomversnelling raken. Om dit mogelijk te maken moet het verplicht worden dat bedrijven exact inzicht geven in wat de impact van hun product is. Van het begin tot het einde. Deze impact 94

DEEL II - REVOLUTIE

moet ook zichtbaar gemaakt worden voor de gebruiker zodat deze exact weet wat het gevolg van zijn handelen is. Uiteindelijk is alle impact terug te brengen tot energiegebruik. Voor het terugbrengen van producten naar hun basisvorm is namelijk energie nodig. Ook voor de productie van windenergie zal eerst een windmolen gebouwd moeten worden, waar energie voor nodig is. Deze nieuwe vorm van energiegebruik zal aangeduid worden met Energie Equivalent (EE). Op de rechter pagina staan de verschillende methoden om ervoor te zorgen dat het EE beperkt zal blijven tot een minimum. Betalingsvorm Voor het gebruik van EE kan er op verschillende manieren belast worden. Dit kan op de huidige manier met geld, maar ook in de vorm van privileges. Hierbij kan gedacht worden aan: ▪▪ ▪▪ ▪▪

scholing zorg gebruik van openbare ruimtes

Wanneer jij namelijk weigert om je best te doen voor het milieu, waarom zouden wij dan ons best doen om jou te redden? Continuïteit Om er voor te zorgen dat dit systeem functioneel blijft gedurende de jaren moet de hoogte van de belasting elk jaar worden bijgesteld. Elk jaar brengt nieuwe technologische ontwikkelingen met zich mee die zorgen voor minder milieubelastende producten. Deze bijstelling moet de mens stimuleren om te blijven streven naar betere oplossingen.

* Energie Equivalent (EE) De hoeveelheid energie die benodigd is om van

grondstoffen

een

product te maken en de energie om het product weer terug te brengen tot de originele grondstoffen.


Quotum De eerste manier om het EE gebruik in te perken is door het invoeren van een quotum. Dit betekent dat er een maximum hoeveelheid EE is dat in een bepaalde tijd verbruikt mag worden. Een voorbeeld van dit systeem is het European Union Emissions Trading System (EU ETS)[1] dat verantwoordelijk is voor het CO2-quotum in Europa. Dit systeem legt een bepaalde hoeveelheid CO2-uitstoot vast dat in een jaar door alle bedrijven in Europa uitgestoot mag worden. Elk jaar zal deze hoeveelheid naar beneden bijgesteld waardoor de uitstoot verminderd zal worden. De rechten op CO2-uitstoot zijn in dit systeem verhandelbaar. Dit systeem is ook toepasbaar op de tussenwoning. Elk persoon krijgt een bepaalde hoeveelheid aan EE waarmee hij het jaar door moet komen. Dit EE-quotum zorgt ervoor dat iedereen moet gaan nadenken over hoe hij hiermee om gaat. Wanneer je een enorm huis bouwt wordt je beperkt in bijvoorbeeld verre reizen. Maar ook wanneer iemand geen zin heeft om te zoeken naar nieuwe en goede oplossingen voor de woning dan wordt deze beperkt in de vrijheid om andere dingen te gaan doen. Mensen die hun quotum op een goede en doordachte manier besteden zullen hier profijt van hebben. Om dit werkend te krijgen mag er niet gehandeld worden in het EE-quotum. Dit zorgt ervoor dat elk individu moet nadenken over zijn handelen. Er is geen vangnet meer, want op is echt op. Er zit ook een groot nadeel aan het quotum. De mens zal altijd de volledig beschikbare hoeveelheid EE vol gaan maken. Er zit namelijk geen beloning aan het overhouden in dit systeem. Als dit wel beloond gaat

worden in de vorm van geld, dan zal dit zorgen voor een rebound-effect op een ander gebied. Hierdoor gaat een groot besparingspotentieel verloren. Lineaire tAX Een tweede manier om het EE gebruik in te perken is om te zorgen voor een tax. Voor elke hoeveelheid EE moet een bepaald bedrag aan belasting betaald worden. Een voordeel aan dit systeem is dat er geen maximum of minumum aan de totale hoeveelheid EE zit. Dit zorgt ervoor dat de mens alleen beperkt wordt door hun inkomen. Aan de andere kant hebben ze alle vrijheid om zo milieubewust mogelijk bezig te zijn. Elke cent die je overhoudt is immers meegenomen.

ExponentiĂŤle tax Lineaire tax zorgt er echter niet voor dat de echt slechte systemen hard aangepakt worden. Hierdoor is het derde systeem in het leven geroepen. Dit systeem zorgt er net zoals in het tax systeem voor dat er altijd ruimte is voor optimalisatie. De partijen die echt slecht bezig zijn worden hierdoor extra benadeeld.

[1] European Commission (mei 2015). The EU Emissions Trading System (EU ETS).

DEEL II - REVOLUTIE

95


Discussie Onze huidige levenswijze is gebaseerd op het belonen op korte termijn. De goedkoopste en gemakkelijkste oplossingen werken vaak het milieu tegen waardoor de mens verplicht wordt een keuze te maken tussen eigen genot of het milieu. De mens zal vaak de voorkeur geven voor het eigen genot.

De enige manier om te zorgen dat de mens klimaatneutraal gaat handelen is door ervoor te zorgen dat hij er op korte termijn ook beter van zal worden. Deze kortetermijndoelen moeten allen leiden tot het langetermijndoel: een klimaatneutrale leefomgeving. Er zal dus gezorgd moeten worden voor een motivatiebron met een interne locus van causaliteit (IPLOC).

DE REVOLUTIE De mens is onderdeel van het probleem en om dit op te lossen zal de mens ook een onderdeel moeten zijn van de oplossing. De mens zal weer gemotiveerd moet worden om te handelen naar een klimaatneutrale leefomgeving en daarvoor zal er voldaan moeten worden in de psychologische basisbehoeften van de mens: ▪▪ ▪▪ ▪▪

(relationele of sociale) verbondenheid Autonomie Competentie

De verbondenheid met het milieuprobleem is al aanwezig. Steeds vaker kopen mensen biologische producten en de tweede reden 96

DEEL II - REVOLUTIE

om pv-cellen aan te schaffen is omdat men denkt milieuvriendelijk bezig te zijn. Om de mens vrij te laten in haar autonomie zal de beperkende regelgeving, zoals het bouwbesluit, moeten verdwijnen. In de competentie kan worden voorzien door de mens de mogelijkheid te geven om een voor haar optimale leefomgeving te creëren. De gevolgen van haar handelen moeten direct merkbaar zijn, zowel in positieve als in negatieve zin. Waar nodig zal scholing aangeboden moeten worden om ervoor te zorgen dat iedereen zich competent voelt om mee te werken aan een klimaatneutrale oplossing. Wanneer de mens de vrijheid en de tools heeft gekregen om te handelen naar een klimaatneutrale oplossing voor haar leefomgeving zal er een doel gesteld moeten worden voor de korte termijn. Alleen het aanreiken van de tools is namelijk niet voldoende om de mens te laten handelen. Hiervoor zal de mens haar verantwoordelijkheid terug moeten krijgen. Het vangnet moet verdwijnen. Als de mens nu fouten maakt, dan wordt dat opgelost door anderen in de vorm van verzekeringen of uitkeringen. Dit heeft de mens blind gemaakt voor de gevolgen van haar handelen. Het wordt weer van belang om na te denken over de gevolgen van jouw handelingen. Deze hebben namelijk direct impact op jouw leefcomfort. Dit betekent dat wanneer jij milieubewust handelt, jij jezelf beloont met comfort en aanzien. Dit systeem werkt alleen wanneer er uitgegaan wordt van het Y-type mens, de ultieme doelgroep die nauwelijks sturing nodig heeft en naar zelfstandigheid en vooruitgang streeft. Naast het Y-type mens bestaat er ook het X-type mens dat in tegenstelling tot het Y-type mens van nature gedemotiveerd is en daarom veel sturing nodig heeft. Zij zullen gaan voor de gemakkelijkste en goedkoopste manier. Dit is vaak milieutechnisch de slechtste weg.


Het kiezen voor een milieutechnisch slechte manier moet dan ook onaantrekkelijk gemaakt worden. Dit is mogelijk door aan elk product een Energie Equivalent (EE)* te koppelen. Deze waarde dient voor iedereen inzichtelijk te zijn. Vervolgens zal de persoon belast worden met de hoeveelheid EE die hij verbruikt in een bepaalde tijd. Dit wordt gedaan in de vorm van een exponentiële tax. Deze exponentiële vorm van belasten zorgt ervoor dat er altijd ruimte blijft om te verbeteren terwijl mensen die geen rekening houden met het milieu extra benadeeld worden. Het kortetermijndoel van de mens is nu het zo goed mogelijk worden in het maken van een klimaatneutraal product. Dit zorgt namelijk voor een hoog leefcomfort. Daarnaast is het streven naar de beste oplossing een doel dat gedeeld wordt door de medemens. Dit zorgt voor competitie, aanzien en sociale verbondenheid. Het langetermijndoel is het redden van het leefklimaat op aarde waar de mens bewust of onbewust aan mee werkt door een zo goed mogelijke leefomgeving te creëren.

* Energie Equivalent (EE) De hoeveelheid energie die benodigd is om van

grondstoffen

een

product te maken en de energie om het product weer terug te brengen tot de originele grondstoffen.

DEEL II - REVOLUTIE

97


conclusie Hoe is de mens te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen?

De mens is het best te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen wanneer zij hier op de korte termijn ook beter van wordt. Om de negatieve gedragsreactie (reboundeffect) te voorkomen, moet de mens gemotiveerd worden om mee te werken aan de oplossing door vrijhheid te geven in autonomie, competentie en (relationele of sociale) verbondenheid.

98

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

99


100

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

101


manifest Geen evolutie maar revolutie

Zolang het handelen van de mens niet verandert kan je (smerige) zonnepanelen op daken gooien, potdichte huizen bouwen en optimaliseren wat je wilt, het zal nooit een bijdrage leveren aan een verbetering van het toekomstperspectief van de mens op deze aarde. De eerste levensvorm op deze planeet die zijn eigen ondergang veroorzaakt. Deze titel willen wij mensen toch niet dragen? Het probleem zit hem niet zozeer in het bouwen van potdichte huizen of het optimaliseren van processen. Het zit hem in ons en de manier waarop wij mensen reageren op deze veranderingen. Daarom moet ons handelen veranderen om werkelijk een beter toekomstperspectief te kunnen creëren. Voor ons is het natuurlijk moeilijk om de manier waarop wij nu handelen en leven te veranderen. Maar wat als deze verandering voor ons positieve gevolgen heeft op de korte termijn, in het hier en nu. Het bijeffect van deze verandering is een beter toekomstperspectief voor de volgende generaties. Om dit te kunnen bereiken moeten wij kritisch kijken naar de manier waarop wij de wereld om ons heen vormen. Als voorbeeld kan er gekeken worden naar de energiekwestie. Veel ontwikkelingen zijn gericht op energie. Als het niet gaat over energiebesparing, dan gaat het wel over energieopwekking. Energie staat gelijk aan geld en voor de huidige manier van leven is geld van cruciaal belang. Wanneer het gaat om energie lijkt alles geoorloofd. Ook als dit betekent dat wij mensen en ons handelen totaal verdrongen worden om ruimte te bieden voor bijvoorbeeld een installatie. Menselijk handelen staat vandaag de dag gelijk aan inefficiënt handelen wat heeft geleid tot het totaal buitensluiten van de mens. Hoe kan het dan zo zijn dat ondanks al deze ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing het energiegebruik niet drastisch vermindert? Dit is te verklaren. Wanneer er middels nieuwe technieken 102

DEEL II - REVOLUTIE

energie (en dus geld) wordt bespaard, dan wordt deze besparing vaak direct teniet gedaan door bijvoorbeeld het maken van een vliegreis naar de Azoren. De energiekwestie al lang niet meer het enige probleem waar wij tegenaan lopen. Het klimaat verandert, de grondstofvoorraad raakt op en de aarde raakt met elke handeling erger vervuild. De huidige evolutiestrategie is niet in staat deze problematiek op te lossen. Het is zelfs vaak zo dat de oplossing voor één probleem een ander probleem versterkt. Mensen wordt wakker! O wacht, de mens is al wakker. Het besef dat er iets moet gebeuren is aanwezig, maar een besef is blijkbaar niet motiverend genoeg om ernaar te handelen. De mens, een materialistisch kuddedier, handelt niet uit enkel moreel besef maar verkiest geld en aanzien boven wat goed is voor de toekomst. Het is niet gek dat wij zo handelen. Het zijn namelijk onze economische en politieke stelsels die dit gedrag aanmoedigen. Ons economisch stelsel bestaat bij de gratie van groei en altijd meer willen. Dit stelsel is gebaseerd op het bevredigen van de kortetermijn- en persoonlijke belangen van het individu. Hiermee is een gedrag gecreëerd dat op de lange termijn schadelijk is voor ons allemaal. Daarnaast is het politieke stelsel meester in het creëren van vangnetten voor de bevolking, tot in het betuttelende aan toe. Nederland is het land waarin niemand op zijn bek mag gaan. Men zegt dat kinderen moeten leren middels vallen en opstaan. Voor volwassenen bestaat deze methode niet meer, onze vangnetten hebben dit onmogelijk gemaakt. Deze stelsels hebben de ons blind gemaakt voor de gevolgen van ons handelen, problemen worden immers door anderen opgevangen. De connectie met het probleem en de oplossing is verloren. Dit heeft geleid tot een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. De mens wordt beperkt in haar vrijheid waardoor zij gedemotiveerd raakt om te


streven naar een oplossing en dit is precies waar het probleem ligt. Het creĂŤren van een beter toekomstperspectief voor de volgende generaties is voor ons een doel op de lange termijn. De huidige motivatoren, tijd en indirect geld, werken alleen op de korte termijn. Er moet dus gezocht worden naar een andere manier om ons te motiveren. Wij functioneren op een fascinerende wijze; om gemotiveerd te raken moeten wij voorzien zijn in onze psychologische basisbehoeften. Wij moeten het gevoel hebben dat ons handelen bijdraagt aan de oplossing (competentie), in staat zijn om zelf beslissingen te nemen (autonomie) en ons tegelijkertijd verbonden voelen met een groep of product (socialeen fysieke verbondenheid). De invulling van deze motivatoren is voor iedereen verschillend, daarom bestaat er ook geen universele oplossing voor de mens. Wanneer er bij het vormgeven van onze wereld meer rekening gehouden wordt met deze verschillen, kunnen er echt fundamentele verbeteringen ontstaan. Doordat het huidige stelsel ons buitensluit van de oplossing is er geen sprake meer van competentie of verbondenheid. Wanneer wij initiatief willen tonen worden wij in onze autonomie beperkt door vele regels. Wanneer wij actief moeten handelen om een voor ons een comfortabele leefomgeving te creĂŤren zonder een beperking van bijvoorbeeld 160mm isolatie, dan worden wij aangesproken op onze autonomie. Wanneer handelen direct gevolg heeft op onze leefomgeving wordt er voldaan in de competentie. Door fysieke handelingen uit te voeren ontstaat er een rationele verbondenheid met een object en indirect met het milieu.

tegenwerken van de natuurlijke behoeftes van de mens moet gestopt worden. Het vangnet is meer een visnet geworden en waar de mens in is verstrikt geraakt daarom moet het vangnet verdwijnen. Dit geeft de mens de mogelijkheid om het centrale stuk in de oplossing te zijn. De mens zal meer dan ooit streven naar meer en betere oplossingen. Het verschil is dat jij dit straks niet bereikt hebt door het te kopen, maar doordat jij het zelf gedaan hebt. Jij wilt beter zijn dan jouw medemens (competitie) en daarom heb jij gezorgd voor deze oplossingen (aanzien). Door jouw handelen heb jij voor jezelf in jouw kortetermijndoelen, zoals een groter comfort en aanzien, voldaan die leiden tot het langetermijndoel: een beter toekomstperspectief voor de volgende generaties. De ultieme uitkomst is dan ook te bereiken wanneer het gevolg van jouw handelen direct te voelen is. Door het wegnemen van het vangnet wordt jij weer verantwoordelijk voor jouw handelen. Dit betekent dat wanneer jij (milieu)bewust handelt, jij jezelf beloont met bijvoorbeeld comfort en aanzien. Wie hier niet voor kiest beperkt zichzelf. Dit staat echter lijnrecht tegenover de behoeften van de mens om te streven naar zelfontplooiing, waardering en het maken van sociale connecties. Om voor deze grote ommekeer te kunnen zorgen moeten wij de manier waarop wij de wereld om ons heen nu vormgeven omgooien en onszelf, de mens, weer centraal stellen. Hiervoor is een omslag nodig, de revolutie.

- M. Bohle & R. Beers juni 2015

Door deze handelingen competitief te maken en de strijd aan te gaan met vrienden en bekenden ontstaat er ook een sociale verbondenheid. Daarnaast krijgen wij individueel meer vrijheid om ons leven vorm te geven zoals wij dat willen, zonder beperkingen of regels. Dit is alleen mogelijk wanneer de mens weer verantwoordelijk wordt voor haar acties. Het DEEL II - REVOLUTIE

103


missie

strategie

De mens te motiveren om op een (milieu) bewuste manier te handelen.

01

Stop de huidige manier waarop we de wereld vormen. Er bestaat geen universele oplossing voor de mens.

02

Maak een einde aan de beperkende regelgeving om de mens vrij te laten in haar autonomie en te zoeken naar oplossingen.

03

Zet de mens aan tot handelen door het verwijderen van het vangnet. Om bewustzijn te creĂŤren moet de mens weer verantwoordelijk worden voor haar daden.

04

Biedt een medium waarin de mens alle ruimte heeft om een voor haar optimale leefomgeving te creĂŤren.

05

Biedt waar noodzakelijk scholing aan om te zorgen dat iedereen zich competent voelt en geef sturing aan de groep die dit nodig heeft.

06

Maak de impact van materialen en handelingen zichtbaar. De gevolgen van handelingen moeten direct zichtbaar zijn voor de gebruiker.

07

Stuur naar de beste oplossing door een exponentieel stijgende tax op de Energie Equivalent van handelingen en materialen te leggen. Deze stijgt mee naar mate er betere technieken komen.

08

Zorg voor continuĂŻteit door constant #06 en #07 bij te werken.

Visie De mens is het best te motiveren om op een klimaatneutralere manier te handelen wanneer zij hier op de korte termijn ook beter van wordt. Om de negatieve gedragsreactie (reboundeffect) te voorkomen, moet de mens gemotiveerd worden om mee te werken aan de oplossing door vrijhheid te geven in autonomie, competentie en (relationele of sociale) verbondenheid.

104

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

105


106

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

107


de kapstok Het manifest van de “tussen”woning De missie, visie en strategie vertaald naar de “tussen”woning

De revolutie: Stop met de huidige manier van bouwen en transformeren! Bijna elk jaar worden er hogere eisen gesteld aan de woning. Het advies is: “hoe meer isolatie, hoe beter.” Met dit devies wordt de tussenwoning getransformeerd om de komende 50 jaar mee te kunnen, althans dat is waar men van uitgaat. Gestaag wordt er afgestevend op het passieve huis principe. Het resultaat is een statisch object waarin de mens geen enkele rol van betekenis meer heeft. Maar sinds wanneer is passief een goede eigenschap? Heb je ooit iemand horen zeggen: “goed passief gewerkt vandaag!”? Dit uitgangspunt is bijzonder omdat niemand weet hoe wij in de toekomst zullen wonen. Misschien is slechts één enkele kamer alles wat we dan nog nodig zullen hebben. Hierin rennen wij dan rond met een virtual reality bril op ons hoofd. Een woning met één slaapkamer, badkamer en wc is al niet meer future-proof. De mens verandert en de manier van leven verandert. Er is een verschuiving van interesse. Het ervaren van momenten wordt belangrijker dan het materialisme. Mensen gaan naar festivals over de hele wereld en wanneer je afgestudeerd bent zonder een half jaar in het buitenland te zijn geweest wordt je bijna raar aangekeken. De verschillen tussen nu en de toekomst zijn groter dan wat we voor mogelijk houden. De verschillen tussen mensen zullen alleen maar groter worden. Daarom is het belangrijk dat iedereen zelf kan beslissen wat hij nodig heeft. Nu en in de toekomst. Het doel van de overheid is een klimaatneutrale woningvoorraad. Het streven is goed, maar de tool is verkeerd. Wat men gebruikt is een statisch passief object, terwijl er veel beter gekeken zou kunnen worden 108

DEEL II - REVOLUTIE

naar een dynamisch actief object. Wanneer de mens actief betrokken wordt bij het probleem voelt hij zich aangesproken op zijn competentie, autonomie en (relationele of sociale) verbondenheid. Deze ingrediënten kunnen samen de motivatie vormen tot klimaatneutraal handelen. De huidige tussenwoning, waar 61% van de Nederlandse bevolking in woont heeft een gemiddeld vloeroppervlakte van 125m². Dit biedt ruimte voor: 1 woonkamer 1 keuken 1 toilet 1 hal per verdieping 1 badkamer 3 slaapkamers 1 zolder Een gezin van vier personen kan hier prima in wonen. Echter, de gemiddelde woningbezetting is 2,1 persoon per woning. Dit betekent dat bijna 50% van de bewoonde woningvoorraad leeg staat. Deze ruimte die niet gebruikt wordt moet toch onderhouden worden, aan de binnen en de buitenkant. Om de woningvoorraad, en in het bijzonder te tussenwoning, klimaatneutraal te kunnen maken moet er misschien wel helemaal geen blok ontworpen worden. Hooguit moet er een kapstok zijn. Deze kapstok kan men vervolgens naar eigen wensen invullen en aanpassen. Deze kapstok zou kunnen bestaan uit een simpele staalconstructie. Door de maten van deze constructie te standaardiseren wordt de invulling gemakkelijk uitwisselbaar. Deze uitwisselbaarheid zorgt op haar beurt voor een langere en hoogwaardigere levensduur van het materiaal. Door de invulling aanpasbaar te houden moet het bijvoorbeeld mogelijk zijn om in te spelen op een verandering in het klimaat of gezinssituatie. Door alleen de kapstok te bieden krijgt de bewoner de optimale vrijheid om zijn woning aan te passen naar persoonlijke behoeften


in grootte en prestaties. De materialen die hiervoor worden ingezet moeten dusdanig worden bevestigd dat ze gemakkelijk te vervangen en uit te wisselen zijn. Doordat de gebruikte materialen zonder extra bewerking op een andere plek opnieuw ingezet kunnen worden, hebben ze een minder belastend effect op het milieu. Eigenlijk zou de slogan van het Britse horloge- merk Patek Philippe onze lijfspreuk moeten zijn; “You never actually own a Patek Philippe, you merely look after it for the next generation.” Wij zouden dan kunnen zeggen;

ruimte blijft om te verbeteren terwijl mensen die geen rekening houden met het milieu extra benadeeld worden. Waar nodig zal scholing aangeboden moeten worden om ervoor te zorgen dat iedereen zich competent voelt om mee te werken aan een optimale woning. Het belangrijkste is dat het proces “gaaf” is, een proces waarin jij verantwoordelijk bent voor een optimaal functionerende woning, een proces waarin jij niet in een hokje gedrukt wordt, een proces waar iedereen deel van uit wilt maken. De revolutie.

- M. Bohle & R. Beers juni 2015

“You never actually own a house, you merely look after the parts for the next generation.”

Op een soortgelijke manier zou gekeken kunnen worden naar de energiehuishouding van de “tussen”woning. Wanneer er niet standaard een dik isolatiepakket in de muur wordt verwerkt zal de gebruiker zelf op zoek moeten gaan naar wat voor hem als aangenaam wordt ervaren. De gebruiker moet niet verplicht zijn te voldoen aan de regelgeving. Wanneer hij een ongeïsoleerde slaapkamer zonder ramen als prettiger ervaart moet dit mogelijk zijn. In eerste instantie kan deze zoektocht worden ervaren als onprettig, maar wanneer hij slaagt het optimum te bereiken, wordt hij beloont in eigen comfort en aanzien. Om dit proces in goede banen te leiden moet er gezorgd worden voor sturing. Vaak is de slechtste oplossing namelijk de goedkoopste of gemakkelijkst toepasbare oplossing. In de huidige bouw kan aan de hand van een Levenscyclusanalyse (LCA) de impact van de woning berekend worden. Om te zorgen dat deze impact verkleind wordt moet de gebruiker gestuurd worden in het gebruiken van een zo laag mogelijke LCA en niet een zo laag mogelijke rekening. Onze huidige economie is gebaseerd op geld en daarom zal het LCA-gebruik belast moeten worden met een exponentiële tax. Deze exponentiële vorm van belasten zorgt ervoor dat er altijd DEEL II - REVOLUTIE

109


literatuurlijst aanleiding

1087 1081 HV Amsterdam, Nederland.

Binswanger, M (februari 2000). Technological progress and sustainable development: what about the rebound effect? Ecological Economics, Volume 36, issue 1, January 2001, pages 119-132. Institute for Economics and the Environment, University of St. Gallen, 9000 St. Gallen, Switzerland

Oosterhuis, F. Bouma, J. Hanemaaijer, A. (december 2013) Het reboundeffect bij resource efficiency. Instituut voor Milieuvraagstukken Vrije Universiteit Amsterdam De Boelelaan 1087 1081 HV Amsterdam, Nederland.

NIB (mei 2014). Bouwwereld goed voor 37 procent van het afval. Geraadpleegd op 1 juni 2015, http://www.bouw-instituut.nl/ blog/bouwwereld-goed-voor-37-procentvan-het-afval/

de mens Scherder, E. (april 2015). Het Brein door Erik Scherder. DWDD University | VARA. Geraadpleegd op 30 mei 2012, http:// w w w. n p o g e z o n d . n l / t v - u i t z e n d i n g / VA R A _ 1 0 1 3 7 3 8 4 2 / D W D D - U n i v e r s i t y presenteert-Het-Brein-door-Erik-Scherder-1

Oreskes, N. , Conway, E. ( juni 2014) 14 concepts that will be obsolete after catastrophic climate change. The washington post. geraadpleeg op 3 juni 2015, http://www. washingtonpost.com/opinions/14-conceptsthat-will-be-obsoleteafter-catastrophicclimate-change/2014/07/25/04c4b1f8-11e011e4-9285-4243a40ddc97_story.html Oreskes, N. , Conway, E. (2014). The Collapse of Western Civilization A View from the Future. New York, verenigde staten: Columbia university press. Tromp, N. (JUNI 2013). Social design, How products and services can help us act in ways that benefit society. This research is partly funded by the Dutch police - LAPV2010, and Estrade/Vestia Rotterdam. Delft University of Technology

gedrag Binswanger, M (februari 2000). Technological progress and sustainable development: what about the rebound effect? Ecological Economics, Volume 36, issue 1, January 2001, pages 119-132. Institute for Economics and the Environment, University of St. Gallen, 9000 St. Gallen, Switzerland Biesiot, W., Noorman K.J. (september 1997). Energy requirements of household consumption: a case study of The Netherlands. Ecological Economics, Volume 28, issue 3, March 1999, pages 367-383. Center for Energy and Environmental Studies, University of Groningen, Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen, The Netherlands. efficiency. Instituut voor Milieuvraagstukken Vrije Universiteit Amsterdam De Boelelaan 110

DEEL II - REVOLUTIE

behoeften BTSG (Bureau voor Toegepaste Sociale Gerontologie) ( januari 2015). De behoeftehiĂŤrarchie van Maslow. Geraadpleegd op 18 mei 2015, http://www. btsg.nl/infobulletin/Maslow.html Drs. Hein Mooren, J (onbekend). Humanistische psychologie. Geraadpleegd op 18 mei 2015, http://www.humanistischecanon.nl/ humanistische_psychologie Kremer, W en Hammond, C. BBC World Service (September 2013). Abraham Maslow and the pyramid that beguiled business. Geraadpleegd op 17 mei 2015, http://www. bbc.com/news/magazine-23902918


René Pijlman (onbekend). Behoeftepiramide van Maslow. Geraadpleegd op 18 mei 2015, http://www.leren.nl/cursus/management/ motiveren/maslow.html motivatie business case studies (onbekend) Motivation within a creative environment. Geraadpleegd op 27 mei 2015, http://businesscasestudies. c o . u k / s i e m e n s / m o t i va t i o n - w i t h i n - a creative-environment/satisfier s-anddissatisfiers.html#axzz3cSSnDRhd

ec.europa.eu/clima/policies/ets/index_ en.htm Eyre, E (2015). Theory X and Theory YUnderstanding Team Member Motivation. Geraadpleegd op 28 mei 2015, http://www. mindtools.com/pages/article/newLDR_74. htm Ryan, R.M. , Deci, E.L. (2000) Intrinsic and Extrinsic Motivations: Classic Definitions and New Directions. Contemporary Educational Psychology 25, 54–67 (2000).

Eyre, E (2015). Theory X and Theory YUnderstanding Team Member Motivation. Geraadpleegd op 28 mei 2015, http://www. mindtools.com/pages/article/newLDR_74. htm

Schop, G.J. (onbekend). 2.1.4. Motivatietheorieën. Geraadpleegd op 1 juni 2015, http://www.gertjanschop. com/praktijkcaseveranderen/2.1.4.motivatietheorieen.html

Fotovoltaische. (onbekend). Milieu op tweede plaats. Geraadpleegd op 1 juni 2015, http:// www.fotovoltaische.be/milieu-op-tweedeplaats/#0

Self-Determination Theory , SDT (mei 2014). Theory. Geraadpleegd op 27 mei 2015, http:// www.selfdeterminationtheory.org/theory/

Ryan, R.M. , Deci, E.L. (2000) Intrinsic and Extrinsic Motivations: Classic Definitions and New Directions. Contemporary Educational Psychology 25, 54–67 (2000). Self-Determination Theory , SDT (mei 2014). Theory. Geraadpleegd op 27 mei 2015, http:// www.selfdeterminationtheory.org/theory/ Schop, G.J. (onbekend). 2.1.4. Motivatietheorieën. Geraadpleegd op 1 juni 2015, http://www.gertjanschop. com/praktijkcaseveranderen/2.1.4.motivatietheorieen.html Slimme meters (onbekend). WAAROM KRIJG IK EEN SLIMME METER? Geraadpleegd op 1 juni 2015, http://www.slimmemeters. nl/waarom-krijgt-iedereen-een-slimmemeter-2/

sturing European Commission (mei 2015). The EU Emissions Trading System (EU ETS). Geraadpleegd op 3 juni 2015, http://

ALGEMEEN Martin Luther King, Jr. I Have a Dream delivered 28 August 1963, at the Lincoln Memorial, Washington D.C. 4. Geraadpleegd op 28 mei 2015. http://www.americanrhetoric. com/speeches/mlkihaveadream.htm TEDx Talks. Disrupting democracy: Nynke Tromp at TEDxDelft. Geraadpleegd op 25 mei 2015. https://www.youtube.com/channel/ UCsT0YIqwnpJCM-mx7-gSA4Q TED: Simon Sinek - “The Golden Circle” Clip Geraadpleegd op 26 mei 2015. https://www. youtube.com/watch?v=l5Tw0PGcyN0 Utrecht manifest (2014) Het ontwerp van het sociale - Een gesprek over social design tussen Henk Oosterling en Nynke Tromp. Geraadpleegd op 28 mei 2015, http://www. utrechtmanifest.nl/utrecht-manifest-5/hetontwerp-van-het-sociale-een-gesprek-oversocial-design-tussen-henk-oosterling-ennynke-tromp/

DEEL II - REVOLUTIE

111


AFBEELDINGEN afb.01 [winkelend publiek] Roel Dijkstra http://www.roeldijkstra.nl/archief/Festivals. asp (2015) afb. 02 [Du corpus humain Edition Laskowski Anatomie: spieren, organen, bloedvaten]- , http://https://www.nlm.nih.gov/exhibition/ historicalanatomies/Images/1200_pixels/ laskowski_title.jpg (2014)

112

DEEL II - REVOLUTIE


DEEL II - REVOLUTIE

113


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.