Nr 41't arsenaal juni 2017 vakantienummer

Page 1

GRATIS DIGITAAL-ONAFHANKELIJK-EN ZEER GEWAARDEERD Met Historische en hedendaagse militaire geschiedenis

Jaargang 5| oplage:1000

Nummer 41 juni 2017

Extra dik vakantienummer Maandelijks

MAGAZINE ’T ARSENAAL


INHOUD Redactioneel / 3

Over het Duits verzet vanaf 1933-1945 tijdens de tweede wereloorlog / 46

Het regiment van Heutsz deel drie / 4 De Kolonel Palmkazerne 1939-2005 / 52 16 juni 1815,Twee slagen die het verloop van Waterloo bepaalden/ 9

Het Engelse Kamp: hoe de Eerste Wereldoorlog naar Groningen kwam / 57

Aanslag Reinhard Heydrich, 1942/ 13 Benjamin Roberts-Smith VC / 62 Commissarissen, Wodka en Stalin,slot/ 17 Vestingwerken van Maastricht rond 1700 / 65 Het verzet van victor Makatita / 26 Geheim vluchtoord voor de koning van BelgiĂŤ/ 83 De geschiedenis van de KNIL -cadetten te Breda, promoties 1940, 1941 en 1942/ 30

Er komt geen nieuwe Koude Oorlog / 90

De Tiendaagse Veldtocht-De 10 dagen van Willem 1 / 38

Nieuw-Guinea in de Tweede Wereldoorlog /MWO 4e klas/ 94

2


REDACTIONEEL: Op de korrel Maandagavond 22 mei blies een man zichzelf op bij de Manchester Arena. Hierbij kwamen 22 mensen om het leven, onder wie kinderen, en raakten 59 mensen gewond. Om drie minuten over half elf Britse tijd, een uur later in Nederland, kreeg de politie bericht over een zware explosie direct na afloop van een popconcert in de Manchester Arena. Daar trad Ariana Grande op, een zangeres die vooral bij jonge meisjes erg populair is – er waren veel ouders met dochters onder de bezoekers. De politie zei al vrij snel dat ze dit behandelde als een terreurdaad. Premier May noemde dit rond het middaguur een daad van “ontstellende, misselijk makende lafheid” die gericht was tegen “weerloze jonge mensen”. De plek, bij de uitgang van de concertzaal, en het tijdstip, aan het eind van het concert, werden volgens May met opzet gekozen om zoveel mogelijk slachtoffers te maken.Minister van Binnenlandse Zaken Amber Rudd sprak vannacht van “een barbaarse aanslag, die opzettelijk gericht was tegen enkelen van de meest kwetsbaren in onze samenleving.”

Premier May bevestigde rond het middaguur dat er 22 mensen zijn gedood. Onder hen is ook een aantal kinderen - hoeveel en hun leeftijd, dat zei zij niet. Er liggen 59 mensen met verwondingen in het ziekenhuis gebracht, een aantal van hen verkeert nog in levensgevaar. Daarnaast is een aantal andere mensen ter plekke behandeld. Sommigen van hen hadden wonden die leken op wonden die zijn veroorzaakt door granaatscherven. Het Britse dreigingsniveau staat al vijf jaar op het een na hoogste niveau. Dat betekent dat volgens binnenlandse veiligheidsdienst MI5 de kans op een aanslag zeer groot is. Toch zagen de diensten na de aanslag in Londen van maart geen reden om het niveau omhoog bij te stellen. „Er zijn geen concrete aanwijzingen dat een nieuwe aanslag wordt voorbereid”, zei premier Theresa May toen. In die zin zagen de veiligheidsdiensten Manchester niet aankomen. Dinsdagochtend vergaderde May met haar veiligheidsdiensten op 10 Downing Street, waar de vlaggen halfstok hingen, net zoals bij de Europese instellingen in Brussel. De felle ruzie tussen de

3

EU en het Verenigd Koninkrijk over de Brexit is even totaal niet van belang, al krijgen de open Europese grenzen en mensenrechtenverdragen in de sociale media de schuld van de aanslag. De aanslag in Manchester vormt in ieder geval geen aanleiding om het dreigingsniveau van een aanslag in Nederland te verhogen, twitterde Dick Schoof, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), dinsdagochtend. Het dreigingsniveau blijft 4 op een schaal van 5 en is daarmee officieel “substantieel”. “Wat in de ons omringende landen gebeurt, kan ook in Nederland gebeuren”. Uw hoofdredacteur Rob vaneker


HET REGIMENT

Door:Rob.E. Vaneker

EEN STABIEL ONDERKOMEN BIJ 12 INFBAT LUMBL .DEEL DRIE

Nu het regiment vaste grond onder de voeten had, namen de opeenvolgende commandanten meer initiatieven op het gebied van traditiehandhaving dan alleen op de winkel passen. De contacten met de veteranenverenigingen (waar RVH zoveel aan te danken had) werden verbeterd en toegewezen aan de vier compagnieën die het bataljon rijk was. A-compagnie „Java‟ onderhield voortaan de relaties met alle KNIL-veteranen. B-compagnie „Wonju‟ werd het aanspreekpunt van voor oud-Koreastrijders en Ccompagnie „Nudae-Red Devils‟ werd verantwoordelijk voor veteranen uit jongere conflicten, voornamelijk Bosnië. De naam Red Devils was een overblijfsel van het Garderegiment Jagers, waar de C-compagnie traditioneel deze naam droeg. De stafcompagnie Atjeh was natuurlijk een verwijzing naar het Indische eiland waar J.B. Van Heutsz zijn naam had gevestigd, maar droeg tevens het credo Semper vigil in gele letters op een zwarte achtergrond, de lijfspreuk en kleuren van het BKL. Met het verdwijnen van de bewakingstaak uit de KL leek het negatieve stigma ook te vervagen en was het Bewakingskorps niet meer dan een herinnering aan een afgesloten verleden.De koffiekamer van de Oranjekazerne te Schaarsbergen kreeg de naam Concordia, naar de officierssociëteit in Batavia, en het stafgebouw staat bekend als de benteng, een Atjehs bolwerk. De Vereniging voor Onderofficieren Regiment Van Heutsz werd omgedoopt tot Poekel Teroes (hakkend met de klewang een pad banen door de jungle en/of vijand) en uiteraard prijkte ook de Indianhead al snel op de luchtmobiele voertuigen. Uiteraard was ook generaal Van Heutsz zelf vertegenwoordigd.

4


BOSNIË, DE VOORBEREIDING OP SFOR 6

VEROVERDE LILA’S(ATJEHSE KANONNEN) Omringd met veroverde lila‟s (Atjehse kanonnen) staat zijn borstbeeld op het „Koningsplein‟, het pleintje voor het stafgebouw, vernoemd naar het centrale plein van Batavia. Tevens kreeg het bataljon een eigen coin met op één zijde het regimentsembleem en op de andere kant de luchtmobiele valk. Dit nieuwe regimentssymbool kreeg spontaan een eigen traditie. Een Van Heutszer die zijn coin niet op ieder gepast moment kan tonen is een drankje verschuldigd aan de regimentsleden die de munt wel op zak hebben. De historische verzameling van het regimentsmuseum werd ook aanzienlijk uitgebreid. Door de vele KNIL- en NDVNvrijwilligers was de nadruk zwaar op Zuidoost-Azië komen te liggen. Met het nieuwe onderkomen zou ook meer aandacht worden besteed aan de jaren na 1955. Anno 2011 maken het KNIL en NDVN samen tweederde op van de collectie. De overige ruimte is gewijd aan de geschiedenis van het BKL, IBC‟en, 48 en 45 Painfbat, 41 Schoolbataljon, Bosnië en Afghanistan. De transitie naar 12 Infbat lumbl betekende dat het regiment de stabiliteit vond waar het naar opzoek was geweest, maar wat betekende de overgang voor de militaire identiteit? De militairen van het Garderegiment Jagers waren gedurende de Koude Oorlog ook een Painfbat, zij werden echter als eerste omgevormd tot luchtmobiele eenheid na aanleiding van de Defensienota 1991. Vanuit de militairen bekeken veranderde met de komst van het RVH alleen de historische achtergrond. Het Regiment Van Heutsz daarentegen kreeg voor het eerst een luchtmobiel bataljon als stamonderdeel. Door de overgang veranderde daarom zowel de militaire identiteit van de voormalige gardist, als de militaire identiteit van het Regiment Van Heutsz, dat voortaan bekend zou staan als luchtmobiel regiment.

Operatie Green Indian (een verwijzing naar het NDVN-symbool) moest de rode baretten klaar stomen voor de groene missie op de balkan. Groen was van oudsher de kleur van (zware) infanterie. Desgevraagd verkozen de paratroepers liever hun rugzak boven de pantserjas. „De omschakeling naar pantserinfanterieoptreden, het bekend worden met de YPR is natuurlijk een vrij grote stap.

5

NR 41 juni 2017

Humanitaire operaties werden gedurende de jaren 90 steeds meer een kerntaak van Defensie. De prioriteitennota uit 1993 stelde als norm dat Nederland aan minstens vier vredesmissies op bataljonsniveau moest kunnen deelnemen. Tegelijkertijd, wel te verstaan. Met het regionale geweld dat met de Val van de Berlijnse Muur was losgebarsten betekende dit dat ieder paraat bataljon kon verwachten met enige regelmaat voor doorgaans zes maanden uitgezonden te worden. Begin 1998 werd bekend gemaakt dat in mei van het volgende jaar 12 Infbat lumbl RVH zou dienen als SFOR 6 in Bosnië. Zij losten de fuseliers van Garderegiment Prinses Irene af. De SFOR-troepen was een kleinere versie van de Implementation Force in Bosnië. De Stabilization Force had als taak toe te zien op de uitvoering van het Dayton-akkoord dat de vrede in BosniëHerzegovina moest herstellen. In tegenstelling tot de Dutchbat-troepen van voorganger UNPROFOR werd de SFOR uitgerust om naast de fluwelen handschoen, ook de ijzeren vuist te hanteren. Daarvoor moesten wel wat eigenaardige voorbereidingen worden getroffen. De luchtmobiele brigade was oorspronkelijk bedoeld om een politiek signaal af te geven en eventueel dat signaal militair kracht bij te zetten. Een langdurige vredestaak hoorde niet tot het takenpakket van de luchtmobiele infanterist. De SFOR-missie betekende intensieve controle van een zeer explosief gebied. Het regiment keerde daarom terug naar een oude liefde: het pantser van de YPR. Zodoende werd het RVH omgevormd tot een gemechaniseerd bataljon (Mechbat), waarbij pantserinfanterievoertuigen en tanks nauw met elkaar samen werken.De tanks bleven onder het gespecialiseerde toezicht van de cavaleristen, maar de pantserinfanterietactieken moesten de Van Heutszers zich (opnieuw) eigen maken.


De mannen ondervinden de voor- en nadelen ervan.‟, licht sergeant P. Haverkotte toe. „Veel zien de YPR als een verwarmde bus […]. Ook het onderhoud is natuurlijk enorm in vergelijk met de Mercedes-Benz. Het zicht is natuurlijk ook heel erg wennen voor de commandant van het voertuig. Onder pantser heb je eigenlijk alleen maar zicht door een periscoop en dat is heel wat anders als je met je Berghaus [rugzak L.S] loopt, dan kan je 360 graden om je heen kijken.‟ Toch werd in het kader van de missie de noodzaak van tot omschakelen wel ingezien. „We leveren op deze manier heel nuttig werk, misschien kom je op deze manier nog wel beter tot je recht dan te voet, zoals we gewend zijn met het luchtmobiele optreden.‟, aldus korporaal Van Ommeren.Opvallend afwezig zijn nationalistische sentimenten onder de troepen. De militairen zien de SFOR-missies als nuttig, maar brengen dit niet in verband met enig voordeel voor het vaderland. De motivatie heeft meer te maken met een gevoel van humanitaire verantwoordelijkheid. Deze ontwikkeling is een direct gevolg van de Defensienota 1993, waarin bijdragen aan internationale vredesoperaties tot een kerntaak van Defensie werd gemaakt en territoriale verdediging naar de achtergrond verschoof. Dit verklaart niet alleen de afwezigheid van diepgeworteld nationalisme bij het RVH, maar ook binnen de krijgsmacht als geheel.

UITZENDING NAAR BOSNIË Na een jaar training en omscholing was het regiment klaar om in mei SFOR 5 af te lossen. De situatie in Bosnië was bij aankomst stabiel maar gespannen. Op 24 maart 1999 was het NAVOoffensief Allied Force van start gegaan om de Servische leider Slobodan Milosevic met strategische bombardementen te dwingen zijn bloedige onderdrukking van Albanese Kosovaren te beëindigen. Op 10 juni bond Milosevic in. Gedurende de rotatie wist het RVH de controle te behouden over het bataljonsvak en gewapende steun van Bosnisch-Servische militairen te voorkomen. SFOR 6 is daarom niet te vergelijken met het optreden van het NDVN in Korea, waar het regiment met regelmaat gevechten op leven en dood leverde. Het controlerende effect was voldoende om de vrede tussen de strijdende partijen te bewaren.Regimentscommandant Van Uhm was zich zeer bewust van de kracht van traditiehandhaving en maakte gretig gebruik van deze „force multiplier‟. Vertrouwde termen en namen zoals benteng en Concordia kregen een plaats in het basiskamp, en ook de beeltenissen van M.W.O.-dragers Ketting Olivier en Anemaet waren aanwezig. Naar eerstgenoemde werd tevens een voorpost vernoemd. Tegelijkertijd bleef de vaandelwacht tweemaal per week exerceren en droegen alle Van Heutszers uiteraard de Indian Head boven het SFORinsigne. De verhaspeling van Van Heutsz‟ lijfspreuk „Het moet dus het kan‟ tot „Als „t niet gaat zoals het moet, dan moet ‟t maar zoals het kan‟ toonde aan dat er ook ruimte was tot een luchtige interpretatie van de regimentstraditie.

In historische context is het eigenaardig om het Regiment Van Heutsz te zien worstelen met de controle over pantservoertuigen. Nauwelijks vijf jaar geleden was het regiment nog een klassiek Painfbat, anno 1998 duidelijk niet meer. Traditie kan worden overgeërfd, maar als de functie wijzigt veranderd ook de militaire identiteit, hoeveel borstbeelden van J.B. van Heutsz ook worden geplaatst.

6

EEN RUSTIGE VAKANTIE? KIJK OP PAGINA 112


Het relatief rustige verloop van de uitzending verhinderde het ontstaan van authentieke tradities. De wens van het NDVN om het leed uit Korea te herdenken en een vaste plek te geven binnen het regiment in de vorm van traditie en symbolen heeft het karakter van traumaverwerking, bij de SFOR 6-rotatie was daar geen sprake van. Toch kwam het regiment in traditieopzicht niet helemaal met lege handen thuis. Zo werd bijvoorbeeld de „Red-Devil-Run‟ geïntroduceerd in voormalig Joegoslavië. Deze wedstrijd was een initiatief van de Nudaecompagnie en bestond uit een speedmars van twintig kilometer, gevolgd door een schietproef. Deze run werd na de rotatie onderdeel van de Indian Cup, een jaarlijks meerkamp bestaande uit algemene militaire fitheidtesten en regimentsevenementen zoals de schietdag en sportdag. Desondanks staat deze kleine authentieke traditie nauwelijks in verhouding tot de erfenis van het NDVN? Op 12 november 1999 keerden de laatste Mechbat-troepen terug naar Nederland. Een kleine maand later werden zij in de Brabanthallen van de oude kazarnestad Den Bosch geëerd met de Herinneringsmedaille Vredesoperaties. Een roerige periode werd hiermee afgesloten. Het regiment en het bataljon hadden elkaar gevonden en konden samen de toekomst tegemoet treden. Een toekomst die onder andere naar Irak en Afganistan zou leiden.

Conclusie De eerste helft van de jaren 90 verliepen zeer onrustig voor het Regiment Van Heutsz. Het einde van de Koude Oorlog betekende inkrimping en hervorming van de krijgsmacht. Meerdere malen stond het voortbestaan van het RVH op het spel, maar mede dankzij de sterke lobby van de (veteranen)achterban ontsprong het regiment telkens de dans. Dit toonde niet alleen dat het regiment daadwerkelijk een connectie met het verleden vertegenwoordigde, maar ook dat de imagined community veel groter was dan alleen militairen in actieve dienst.Door het vele geschuif met de KL-regimenten is duidelijk geworden dat stabiliteit minstens zo belangrijk is voor de militaire identiteit als functie en traditie. Zolang de parate eenheid een vaste, langdurige, band heeft met een regiment valt de identiteit van de twee nagenoeg samen. 48 Painfbat plus IBC‟en waren het Regiment Van Heutsz en vice versa. Wanneer de parate eenheden en de traditie-eenheid (ergo: het regiment) echter te vaak wisselen ontstaat er dissociatie.

Commandant Vaandelwacht van het Regiment Van Heutsz Eerste-luitenant Van Weenen en vaandeldrager Adjudant onderofficier instructeur Ardon bij de overdracht van het regimentscommando door Luitenantkolonel Sonnenschein aan Luitenant-kolonel A.J. de Jong Plaats: Willem 1-kazerne,Den Bosch

7


tussen de voorkeur van J.B. van Heutsz voor snelle, wendbare troepen en de luchtmobiele functie is daar ook een voorbeeld van. Functie en traditie moeten een stabiele eenheid vormen voor een verankerde militaire identiteit.Met het wegvallen van de communistische vijand neemt het regiment (maar ook de gehele krijgsmacht) nog meer afstand van het nationalisme. Landsverdediging schuift in de prioiteitennota van 1993 zelfs naar de achtergrond ten gunste van internationale humanitaire vredesoperaties, die steeds meer een kerntaak van het leger vormen. Het lijkt erop dat de theorieën van Gellner en Renan na de Koude oorlog nauwelijks meer van toepassing zijn op de Nederlandse krijgsmacht. Van nationalisme als drijfveer achter militair optreden is in de loop der jaren nagenoeg geen sprake meer.De uitzending naar Bosnië maakt van 12 Infbat lumbl tijdelijk een gemechaniseerd bataljon. Hoewel de Van Heutszers liever hun eigen luchtmobiele taak blijven uitvoeren, ervaren zij de tijdelijke omschakeling in het kader van humanitaire hulpverlening en peacekeeping niet als onoverkomelijk. Tijdelijk is het kernwoord bij deze transitie. Wetende dat zij in wezen de rode baret van de paratroeper blijven dragen, heeft deze verandering in functie weinig tot geen effect op de militaire identiteit. De stabiliteit blijft gehandhaafd.

Het feit dat in de literatuur geen negatieve reacties te vinden zijn van ontevreden militairen die liever het RVH zagen verdwijnen dan het RIOG, zegt zowel iets over de literatuur als over de militairen. De kanalen waarmee Defensie met haar personeel communiceert zullen dergelijke kritische geluiden liever niet breed uitmeten en tegelijkertijd zullen veel militairen terughoudend zijn zich negatief uit te laten over hun nieuwe commandant en regiment. Dat wil echter niet zeggen dat er geen negatieve sentimenten waren, deze zijn alleen niet terug te vinden in de literatuur. Als de band van 45 Painfbat met het RIOG ook maar een klein beetje is te vergelijken met de band tussen 48 Painfbat en het RVH, dan zal geen enkele 45 Painfbatter met vreugde afscheid hebben genomen van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.

De uitzending naar Bosnië verliep volgens plan en zonder (gewelddadige) incidenten. Het kalme verloop van de missie wordt gereflecteerd in de hoeveelheid nieuwe authentieke tradities. Afgezien van een speedmars met schietoefening neemt het regiment niet „nieuws‟ terug uit voormalig Joegoslavië. Dit staat in schril contrast met de laatste uitzending van het Regiment Van Heutsz negenenveertig jaar eerder naar Korea. Dit duidt erop dat er een verband bestaat tussen het risicogehalte van een uitzending en de behoefte aan herinnering en herdenking in de vorm van tradities en symbolen. Een hoger risico leidt authentieke tradities.

Het dissociatie-effect treedt niet alleen op bij regimentswisselingen. De zwakke band tussen de IBC‟en en het RVH is ook een voorbeeld van dit verschijnsel. De dissociatie werd bij de IBC‟en echter niet veroorzaakt door wisselingen van regiment, maar door geografische spreiding en isolatie. Deze twee factoren pleegden uiteindelijk zowel een aanslag op de stabiliteit van de bewakingscompagnie als geheel, als op de individuele militair.De remedie voor deze dissociatie is traditiehandhaving en stabiliteit. Zodra het regiment een vast onderdak krijgt bij (of beter gezegd: een vast onderdak gééft aan) 12 Infbat lumbl, onderneemt de regimentscommandant direct allerlei initiatieven om de identiteit van het bataljon en het regiment op één lijn te krijgen. De broze historische parallel

Lees het vervolg deel vier in NR 42 medio september/oktober 2017

8


‘16 JUNI: TWEE SLAGEN -Die het verloop van Waterloo bepaalden Door:Peter Marinus & Robert Wilbrink

Veel mensen kennen de slag bij Waterloo of in ieder geval de naam ervan. Wat velen niet weten is dat twee dagen voor Waterloo, op 16 juni 1815, twee andere grote veldslagen tegelijk plaatsvonden. De gevechten bij Ligny en Quatre Bras bepaalden voor een groot deel het verloop van de slag bij Waterloo.

Napoleon vogelvrij

Onder:Napoleon overziet het slagveld van Ligny bij de molen van Brye. Aan het begin van de dag was dit het hoofdkwartier van Blücher. Zie afbeelding onder. Gerhard von Blücher is een stuk minder bekend dan Napoleon of Wellington. Maar zijn regelrechte haat jegens Napoleon en de Fransen maakten hem tot een geduchte tegenstander. Zie afbeelding top.

9

NR 41 juni 2017

Nadat Napoleon voor de tweede keer aan de macht kwam in Frankrijk verklaarden de machthebbers van het Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Oostenrijk en Rusland hem op het Wener congres vogelvrij. De coalitie besloot om elk een leger van 150.000 man in het veld te brengen tegen Napoleon. Het Verenigd Koninkrijk en Pruis waren het dichtste bij en hun mobilisatie verliep vlot, maar Rusland en Oostenrijk waren ver weg. Napoleon had een kans om een deel van de coalitie te verslaan voordat de andere grootmachten zich konden verenigen tegen hem.


Soldaten van een regiment uit Brunswijk proberen de Fransen tegen te houden in de beginfase van de slag bij Quatre Bras. Afbeelding links.

DE POORTEN VAN BRUSSEL De Britse bevelhebber, Wellington, had het vermoeden dat Napoleon de geallieerden en Pruisen wilde omsingelen zou kiezen. Maar de Franse keizer had anders besloten: het BritsNederlandse leger omsingelen samen met de Pruisen zou een veel te grote vijandelijke concentratie opleveren. De Britten en Pruisen versperden hem de weg naar Brussel, als een poort met twee deuren. Napeoleon besloot deze poort open te duwen en de legers van de geallieerden en Pruisen uiteen te drijven en afzonderlijk te verslaan. De Pruisen waren als eerste aan de beurt en de hoofdmacht van het Franse leger trok richting Ligny.

De kruising bij Quatre Bras Wellington hoorde op een bal in Brussel dat het Franse leger in beweging was gekomen. Hij gaf opdracht het Brits-Nederlandse leger te mobiliseren, maar hij wist niet waar zijn leger heen moest. De eerste berichten wezen inderdaad op een omsingelingspoging van Napoleon. Tegen de tijd dat meer duidelijkheid ontstond waren negen uur verstreken en was het te laat om de Pruisen met de volle macht van het geallieerde leger te steunen. Wellington bleef bovendien bedacht op een omsingeling en liet een flink deel van zijn leger de flanken bewaken. Een algehele manoeuvre richting de Pruisen kwam nooit op gang. Maar prins Willem van Oranje negeerde de opdracht en besloot de belangrijke kruising bij Quatre Bras in te nemen. Met dit kruispunt in handen zou het geallieerde leger alsnog snel naar de Pruisen kunnen marcheren. Het belang van de kruising ontging Napoleon natuurlijk ook niet. Daarom stuurde hij zo’n 20.000 man en 32 kanonnen onder bevel van maarschalk Ney om het plaatsje te veroveren en Wellington weg te houden bij de Pruisen. Deze

KAMPEERSPULLEN NODIG? KIJK OP PAGINA 108

Franse overmacht botste op de 8000 man van de prins van Oranje. Er volgde een wanhopig gevecht, waarbij steeds grotere aantallen geallieerde versterkingen aankwamen nadat prins Willem verslag uitbracht bij Wellington en om hulp vroeg. De Fransen probeerden de geallieerden met zware beschietingen en aanvallen door ruiters terug te dringen.Maar de Fransen wisten niet door te breken, hoewel de geallieerden zware verliezen leden in de aanvankelijke fase van het gevecht. Aan het einde van de dag stonden er zo’n 36.000 geallieerden op het veld met 70 stuks geschut. De Fransen hadden 4100 doden en gewonden, de geallieerden bijna 5000. Het kruispunt van Quatre Bras was veilig in handen van Wellington. Hij kon er alleen niets mee, want voor de Pruisen waren de zaken minder rooskleurig verlopen.

Bloedbad bij Ligny De slag bij Quatre Bras was een aanzienlijk gevecht, maar viel in het niet bij de veldslag die gelijktijdig raasde rond Ligny. Hier stond de 68.000 man tellende hoofdmacht van Napoleon tegenover 85.000 Pruisen onder veldmaarschalk Blücher. De Pruisische troepen bezetten een aantal dorpen die de Fransen moesten innemen om de Pruisische stelling te breken. Napoleon begon de slag pas laat op de dag omdat hij op meer troepen wilde wachten.Tegen 14:30 uur hoorde hij kanonvuur uit de richting van Quatre Bras. Hij wist nu zeker dat Wellington de Pruisen niet zou komen helpen en begon aan de aanval. De hele middag ging de strijd heen en weer. De dorpen wisselden geregeld van eigenaar en duizenden mannen raakten gewond of sneuvelden bij aanval en tegenaanval.Tegen 17:00 uur kwam er een melding dat vijandelijke troepen uit de richting van Quatre Bras kwamen. Napoleon was verrast: hij had Ney om versterking gevraagd en in plaats daarvan kwamen er Britten. Had Ney gefaald? Al snel bleek de melding een herkenningsfout te zijn. De troepen waren wel degelijk Frans maar ze keerden kort voor het slagveld weer om! Ney had zelf nooit bericht ontvangen van Napoleon. De boodschapper had het verzoek aan een onderbevelhebber gegeven, die daarna door Ney werd teruggeroepen. Voor Napoleon was het een gemiste kans, maar het bespaarde de Pruisen een vernietigende nederlaag.

10


Orginele kaart van de slag bij Quatre Bras

11


Een Pruisische officier brengt Welington bericht: Napoleon is onderweg en de Pruisen zullen stellingen innemen rond Ligny. Afbeelding rechts:Het Engelse 28ste infanterieregiment vecht in carréeformatie tegen Franse ruiters tijdens de slag bij Quatre Bras.

Generaal August Neidhardt von GneisenaugQuatre Bras.

Beslissing en nasleep Tegen 19:00 uur vernam de Pruisische leider Blücher dat Wellington die dag niet meer zou komen opdagen. Het was nu of nooit! Blücher besloot tot één laatste tegenaanval waarbij hij zelf de troepen te leiden. Het was een gedurfde zet en de Pruisen wonnen snel terrein, maar de Fransen hadden voldoende reserves om de tegenaanval uiteindelijk tot staan te brengen. Blücher raakte vermist nadat zijn paard werd neergeschoten en het Pruisische leger stortte na een heftige tegenaanval van de Franse Oude Garde ineen. Ligny werd ingenomen en de Pruisen trokken zich onder generaal Gneisenau (de stafchef van Blücher) terug. De bronnen vermelden 8000 tot 12.000 Franse doden en gewonden, naast 12.000 Pruisen. Bovendien deserteerden zo’n 8000 Pruisen na de nederlaag. Als de slag eerder was begonnen of als de versterkingen om 17:00 uur waren aangekomen, was de Pruisische nederlaag totaal geweest. Nu moest Napoleon genoegen nemen met het achtervolgen van een vluchtend Pruisisch leger. In de dagen na de dubbele veldslag gaf Napoleon maarschalk Grouchy de opdracht om de Pruisen op de hielen te zitten en vooral niet te laten hergroeperen. Intussen trok hij zelf met de Franse hoofdmacht op richting het kleine plaatsje Waterloo. Een paar kilometer ten zuiden van die plaats had Wellington het geallieerde leger in een verdedigingsstelling gebracht. Over de dan volgende slag bij Waterloo lees je in Augustus 2017.

12


De Mercedes-Benz van Heydrich kort na de aanslag. (Bundesarchiv)

Reinhard Heydrich leefde slechts 38 jaar. In zijn korte leven groeide hij uit tot een van de meest beruchte nazikopstukken. Heydrich – die bekend stond als De slager van Praag en Het Blonde Beest – was degene die het plan opzette voor de ‘definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’. Hij zat vervolgens de beruchte Wannseeconferentie voor die resulteerde in de systematische uitroeiing van de Europese Joden.

Gabčik wist zich telkens weer het zweet van het voorhoofd. Zijn opwinding en de meizon verhitten hem. Ondanks het warme lenteweer hangt er een regenjas over zijn arm. Opvallend? Geen enkele voorbijganger vermoedt dat Gabčik, een in Engeland opgeleide paratroeper, er een machinepistool van het type stengun MK II FF 209 onder verborgen houdt. Aan de andere kant van de straat leunt zijn kameraad Jan Kubiš tegen een straatlantaarn, hij heeft twee uiterst gevoelige bommen in zijn aktetas en werpt hem een vragende blik toe. Met een geprikkelde geste geeft Gabčik hem te kennen: Wachten! Dan gaat plotseling alles razendsnel – en behoorlijk verkeerd. Net op het moment dat de tram van lijn 3 komt aanratelen, begint de scheerspiegel van Valwík vlak bij de Kirchmeyerstrasse in de zon te flikkeren: het sein! 10.29 uur. Vliegensvlug rent Gabčik naar de binnenkant van de haarspeldbocht waarmee de weg vlak voor de oever van de Moldau afbuigt.

Nerveus kijkt Jozef Gabčik op zijn horloge. Kwart over tien! Sinds negen uur staat hij bij de tramhalte Klein-Holeschowitzstrasse in de Praagse buitenwijk Lieben, en nog steeds geen seintje van Josef Valwík. Die staat verderop te wachten bij de Kirchmeyerstrasse, hij kijkt uit naar het ‘object’. Volgens zijn informatie moet de rijksprotector daar elk ogenblik voorbij kunnen komen. Een Tsjechische klokkenmaker, die in Heydrichs kantoor een antieke staande klok moest repareren, had op diens bureau een stuk papier gevonden met Heydrichs reisplannen voor 27 mei 1942, hij had het verfrommeld en het een schoonmaakster toegespeeld. Die gaf het door aan het verzet.

EEN RUSTIGE VAKANTIE? KIJK OP PAGINA 112

Door: Rob.E.Vaneker

13

NR 41 juni 2017

De aanslag op Reinhard Heydrich, 1942


Gabčik

KUBIŠ EN GABČIK Tot zover de dramatische minuten die het einde van Heydrich zouden betekenen. Tot op de dag van vandaag blijft het een mysterie waarom de Tsjechische regering in ballingschap in Engeland geen betere soldaten dan Kubiš en Gabčik heeft uitgekozen voor de aanslag, die de deknaam ‘Anthropoïde’ had meegekregen. In het Britse opleidingsdiploma van de beide paratroepers, die op 29 december 1941 door de Royal Air Force bij Praag (op de verkeerde plek) waren gedropt en die tot aan de aanslag met valse papieren bij leden van het verzet in Praag ondergedoken hadden gezeten, kreeg monteur Gabčik een 6 en tegelzetter Kubiš een 5, en bij het omgaan met springstof de opmerking: ‘Traag in praktijk en reactie.’

Een donkergroene Mercedes 320 met het kenteken SS-3 komt aanrijden, een open cabriolet, waarin behalve de chauffeur maar één man zit, de rijzige Reinhard Heydrich. De chauffeur, SS-Oberscharführer Johannes Klein, remt af voor de bocht, temeer omdat de tram juist aan de andere kant tot stilstand is gekomen. Mensen stappen in en uit. De Mercedes bevindt zich nu op slechts drie meter van Gabčik. Die laat zijn jas vallen, heft bliksemsnel het machinepistool en haalt de trekker over. Er gebeurt – niets. Er zat konijnenvoer in de loop. Gabčik had het gedemonteerde wapen tussen allerlei groenvoer in zijn tas verstopt voordat hij het onder zijn jas in elkaar zette.Stoppen!’ roept Heydrich en hij gaat achter in de cabriolet recht overeind staan. Hij pakt zijn pistool, richt op Gabčik en schiet. Er gebeurt niets. Het wapen is niet geladen. Chauffeur Klein trapt op de rem in plaats van op het gaspedaal om zijn baas in veiligheid te brengen. Terwijl Gabčik totaal verbijsterd aan zijn stengun staat te prutsen, komt Kubiš, die helemaal over het hoofd is gezien door Heydrich en zijn chauffeur, naderbij en gooit een bom. Die explodeert bij het rechterachterwiel en mist zijn doel op een haar na – een paardenhaar uit de bekleding van de stoel. Het dringt met allerlei metaalsplinters door in de milt van de leider van de SS.

Op de plaats van het misdrijf zakte de protector met een bloedend gaatje in zijn rug in elkaar. Een vrouw herkende hem en schreeuwde: ‘Heydrich! Jezus Maria!’ Het duurde bijna een halfuur voor Heydrich in het ziekenhuis Na Bulovka aankwam, dat maar één kilometer van de plek verwijderd ligt. Er was geen ambulance komen opdagen. Voorbijgangers hielden passerende auto’s aan. De eerste automobilist, een bakker, weigerde de gewonde te vervoeren toen hij diens SS-uniform zag. Hij had geen tijd, hij moest aan het werk. Een Tsjechische politieagent hield de volgende auto aan, een bestelwagen. Hij hielp Heydrich de kleine cabine in, wat de zwaargewonde behoorlijk wat pijn bezorgde.

Er breekt grote verwarring uit. Terwijl de getroffen Heydrich zijn pistool op Kubiš richt, achtervolgt Klein een van de plegers van de aanslag, Gabčik, die zijn onbruikbare machinepistool heeft weggegooid. Hij houdt hem aan in slagerij Brauner, maar Gabčik schiet hem met een pistool in zijn scheenbeen en ontkomt. Ook Kubiš, wiens gezicht bloedt door bomscherven, vlucht op zijn fiets de heuvel af naar Praag. De derde man ontkomt eveneens, Valčík, die met zijn spiegel het sein had gegeven dat Heydrich in aantocht was.

Postzegel met daarop de beeltenis van Reinhard Heydrich (Deutsche Reichspost)

14


Jan Kubis

waren links boven het middenrif Heydrichs rug binnengedrongen en hadden zijn milt verwoest. De beste internist van Praag, professor Walter Hollbaum van de Deutsche Klinik aan het Karelsplein, zou de operatie uitvoeren.

BLOEDENDE RIJKSPROTECTOR De chauffeur met de bloedende rijksprotector naast zich sloeg eerst een verkeerde weg in. Hij draaide zijn auto en kwam weer langs de plaats van de aanslag. Heydrich zei nu dat hij liever achter op de platte laadbak wilde liggen. Daar lag boenwas voor parketvloeren. De chauffeur stapte uit en hielp hem in de laadbak. Vanwege zijn verwondingen aan zijn rug lag de machtigste man van het protectoraat op zijn buik tussen de dozen met boenwas, en zo arriveerde hij tegen elf uur bij het ziekenhuis. Een voorbijganger kwam zelfs achter hem aan met zijn aktetas vol geheime papieren voor een bijeenkomst met Hitler. Heydrich had zijn verwonding wel kunnen overleven, maar de twee volgende uren op de operatietafel bepaalden zijn lot. De Tsjechische chirurg Alois Vincenc Honek heeft voor het eerst verteld wat daar is gebeurd toen hij al ruim negentig jaar oud was. Hij was juist bezig met een maagoperatie toen een verpleger binnenstormde: ‘Er is een aanslag gepleegd op Heydrich. Hij ligt halfdood op de Eerste Hulp.’ Kort daarna kwam de geneesheer-directeur Walter Dick binnen, die Honek verzocht de operatiezaal vrij te maken. Hij sloot de operatie af en wachtte in zijn privévertrekken in het ziekenhuis, terwijl de SS en de Gestapo het gebouw bezetten. Een halfuur later werd Honek als enige Tsjech gevraagd bij de ingreep te assisteren, ‘want alleen ik kon overweg met het Engelse narcoseapparaat.’ ‘Toen ik de operatiekamer binnenkwam, werd Heydrich al uitgekleed,’ vertelt de arts. ‘Hij droeg een kogelvrij vest, maar alleen aan de voorkant. Hij heeft niet laten blijken dat hij pijn leed. Ik vroeg hem: Hebt u een kunstgebit? Hij antwoordde niet. Toen heb ik zijn mond geopend en alles gecontroleerd.’ Bomscherven en paardenhaar van de stoelbekleding in de auto

Hollbaum begon met een lange snee in de lengte boven de navel. Honek: ‘Opeens merkte hij dat het zo niet ging. Er stond zweet op zijn voorhoofd. Professor Dick reageerde snel: “U voelt zich niet goed. Met uw permissie, ik zal het wel doen.” Hollbaum trad terug en Dick maakte nu een snee overdwars naar de zijkant van het lichaam. Hij verwijderde de milt, herstelde het middenrif en sloot de wond. Pas daarna werd Heydrichs ingeklapte long opgepompt. ‘Het verdere verloop was te wijten aan het feit dat de eerste snee te groot was,’ herinnert Honek zich. ‘We verwachtten geen grote problemen omdat de eigenlijke wond zo klein was.’ Maar er vormde zich nu een ontsteking in de buikholte, een perisplenitis, die zich onstuitbaar uitbreidde. De lijfarts van Himmler Karl Gebhardt uit Berlijn probeerde het met sulfonamiden – penicilline was er in die dagen alleen nog maar in Engeland – maar op 4 juni, om negen uur, overleed Heydrich in het Bulovka-ziekenhuis. ‘Schotwond / moordaanslag / wondinfectie’ staat in de akte van overlijden.In het aangezicht van de dood was de gevoelloze man nog sentimenteel geworden. Tegenover zijn baas Himmler, die hem vol medeleven in het ziekenhuis kwam opzoeken, citeerde hij uit een opera van zijn vader: ‘De wereld is enkel een orgeltje, waar Onze Lieve Heer aan zwengelt, en ieder moet ’t deuntje dansen, dat net op dat moment zo jengelt.’ In analyses van de aanslag is veel geschreven over de mogelijkheid dat achter het banale fatalisme van Heydrich een verborgen verlangen naar de dood schuilging. Hellmut G. Haasis ziet in de ‘necrofilie’ van de ‘jonge boosaardige doodsgod’ de psychologische sleutel van Heydrichs gehele bestaan. Volgens die lezing was de rijksprotector niet enkel onverantwoord lichtzinnig en zorgeloos door zich zonder enige bescherming in Praag te bewegen. Hij daagde eerder het lot uit voor een duel, terwijl hij wel degelijk wist dat hij uiteindelijk aan het kortste eind zou trekken. Haasis:‘Heydrich genoot van de bijna erotische lust van het levensgevaar.’ Die flirt met de dood zou intensiever geworden zijn naarmate zijn moorddadige praktijken toenamen.

15


Reinhard Heydrich, foto: Bundesarchiv, Bild 146-1969-054-16


COMMISSARISSEN Wodka en Stalin, slot Door:Koen Winkelman

De commissarissen van de NKVD hielpen ook met de psychische voorbereiding op een veldslag. Door openlijk te praten over wat er misschien te wachten stond, kon de stress onder de troepen redelijk onderdrukt worden. Volgens Litvin waren er net als officieren zowel goede als slechte commissarissen. De goede hadden het beste voor met de soldaten aan het front, terwijl de slechte zich gedroegen als ware tirannen.

Lidvin schreef in zijn tijd in de Jonge Pioniers samen met zijn broer een brief naar Stalin: "Kameraad Stalin, stuur alstublieft halsdoeken naar mij en mijn broer". Een wel bijzonder vaak onderscheiden militair, generaal D.D. Leljuschenko (1901 – 1987). Rechtsboven zien we bijvoorbeeld twee keer Held van de Sovietunie

17

Nummer 41 Juni 2017

Naast deze discussies en gesprekken onderling, probeerde het Rode Leger zijn zenuwen ook op een andere manier te bedwingen. Elke soldaat had een dagelijks rantsoen van 100 gram wodka, om de 'nationale gedachte' hoog te houden. Deze rantsoenen kwamen echter geregeld niet aan op het front en waren vaak van slechte kwaliteit. Volgens Lidvin was deze dagelijkse 'oppepper' alleen in de dagen voor de slag om Kursk echt elke dag van toepassing. Naast deze discussies en gesprekken ‘oppepper’ voor de slag om Kursk echt elke dag van toepassing.Ook de naam van Stalin bracht het moreel van het Rode leger miraculeus omhoog. De grote leider van de Sovjet Unie verkreeg bijna een soort goddelijke status.


Onderscheidingen

"Elk lid moet minimaal vier badges verdienen." Dit ging over Wanneer er enkele dagen de 'Voroshilov Fusiliers Badge', later weer halsdoeken de 'Paraatheid voor Arbeid en verkrijgbaar waren in de Verdediging Badge', de buurtwinkel leek dit voor de 'Paraatheid voor jonge Lidvin en zijn broer het Luchtverdediging Badge' en de werk van Stalin. Het beeld van 'Paraatheid voor Sanitaire deze bijna goddelijke Verdediging Badge'. Toen Litvin heldenstatus werd vroeg ingebracht bij de kinderen van de toetrad tot de Technische School voor Geotechniek in Sovjet Unie. Dit beeld ging met Petropavlovsk, meldde hij met vol hen mee de oorlog in. Geen enkele keer sprak Lidvin negatief trots dat de directeur van de school een ontvanger van de over de leider van de Sovjet Leninorde was. Unie, en telkens zeer trots als Deze adoratie voor Stalin zijn dankbaarheid toonde onderscheidingen leeft voort in via radio-uitzendingen of zijn tijd in het Rode leger. Tijdens geschreven speeches aan het de slag om Kursk beschrijft Litvin Rode leger. De naam en het een officier uit zijn eenheid. symbool Stalin is voor Litvin een Kapitein Igishevo was de van de belangrijkste elementen commandant van een batterij van geweest om de oorlog door te vier stukken geschut. Op de komen. eerste dag schakelde deze batterij veertien Duitse tanks uit. Echter, een bepaald aspect komt ook veel voor in het verhaal In de eerste twee Duitse aanvallen verloor deze eenheid van Litvin. Dit aspect kan zeker negenentwintig van haar onder propaganda worden tweeĂŤndertig manschappen en genoemd en is nog niet eerder drie van de vier stukken geschut behandeld in dit en het vorige hoofdstuk. Dit zijn alle medailles, waren vernietigd. Toen de Duitsers een derde maal lintjes, ordes, speldjes, titels, aanvielen, schakelde dit laatste vaantjes, pinnen, badges, stuk geschut, onder leiding van enzovoort die werden uitgereikt kapitein Igishevo nog drie tanks aan de soldaten en burgers van uit. Een vierde Duitse tank kon de Sovjet Unie. De bekendheid niet meer worden gestopt en en het belang van deze reed over het kanon heen en onderscheidingen hebben een schakelde de laatste drie mannen constante aanwezigheid in het uit. Kapitein Igishevo werd verhaal van Litvin, net als in de vele verhalen en brieven van vele posthuum onderscheiden met de titel 'Held van de Sovjet Unie'. andere Sovjet soldaten. Ook werd het dorp waar de slag In het begin van Litvin's plaatsvond, Samodurovka, naar memoires vermeldt hij dat hij in Igishevo vernoemd. zijn tijd bij de Jonge Pioniers in De titel 'Held van de Sovjet bezit was gekomen van vele Unie' werd vaak gebruikt om dit badges, zoals de 'Voroshilov soort daden te belonen. Luitenant Fusiliers Badge' en de 'Paraatheid Bastrakov van het 15de voor Arbeid en Verdediging Luchtlandingsregiment verwierf Badge'. Trots schrijft hij dat er zijn titel bij de oversteek van de niemand anders in zijn dorp was met zoveel onderscheidingen. In Dnjepr. Hij beval zijn compagnie haar kleding uit te trekken en de zijn tijd bij de Komsomol rivier over te zwemmen. Nadat ze ontstond er een nieuw motto:

KAMPEERSPULLEN NODIG? KIJK OP PAGINA 108

18

aan wal gekomen waren, vielen de Sovjet soldaten in hun ondergoed de geschrokken Duitsers aan.Deze adoratie voor onderscheidingen leeft voort in zijn tijd in het Rode leger. Tijdens de slag om Kursk beschrijft Litvin een officier uit zijn eenheid. Kapitein Igishevo was de commandant van een batterij van vier stukken geschut. Op de eerste dag schakelde deze batterij veertien Duitse tanks uit. In de eerste twee Duitse aanvallen verloor deze eenheid negenentwintig van haar tweeĂŤndertig manschappen en drie van de vier stukken geschut waren vernietigd.

Hierboven een foto waarop onderscheidingen worden uitgereikt. Foto onder: Deze soldaat draagt o.a. de drie klassen van de roemorde


KAMERAADSCHAP AAN HET FRONT

Toen de Duitsers een derde maal aanvielen, schakelde dit laatste stuk geschut, onder leiding van kapitein Igishevo nog drie tanks uit. Een vierde Duitse tank kon niet meer worden gestopt en reed over het kanon heen en schakelde de laatste drie mannen uit. Kapitein Igishevo werd posthuum onderscheiden met de titel 'Held van de Sovjet Unie'. Ook werd het dorp waar de slag plaatsvond, Samodurovka, naar Igishevo vernoemd. De titel 'Held van de Sovjet Unie' werd vaak gebruikt om dit soort daden te belonen. Luitenant Bastrakov van het 15de Luchtlandingsregiment verwierf zijn titel bij de oversteek van de Dnjepr. Hij beval zijn compagnie haar kleding uit te trekken en de rivier over te zwemmen. Nadat ze aan wal gekomen waren, vielen de Sovjet soldaten in hun ondergoed de geschrokken Duitsers aan. De titel kreeg een bijna mythologische waarde in het leger. Wanneer er een 'Held van de Sovjet Unie' aanwezig was, verwachtte men meteen overwinningen en vooruitgang. Litvin beschreef dat tijdens zijn verjaardag, generaal-majoor Frolenkov,

in bezit van de titel 'Held van de Sovjet Unie', op bezoek was bij het hoofdkwartier van de 193ste Fusiliersdivisie. Deze dag verdedigde kolonel Dzhandzhgava met veel succes een brug over de Narev. Na deze overwinning werd ook Dzhandzhgava uitgeroepen tot 'Held van de Sovjet Unie' en gepromoveerdtot generaal. Dit moest volgens Litvin wel komen door de aanwezigheid van generaal-majoor Frolenkov. Enkele keren werd Litvin zelf ook onderscheiden met een medaille. In de weken voor het winteroffensief van het Rode leger in 1942 heerste er veel honger onder de Sovjet soldaten. Het 1ste Stootleger, waar Litvin toen in diende, lag gestationeerd langs de rivier de Parusia.

19


OOK JAREN NA HET EINDE VAN DE GROTE VADERLANDSE OORLOG WORDT NOG GEHECHT AAN DE MEDAILLES. DEZE FOTO IS GEMAAKT IN 2013.

Conclusie Slechts weinig van de nodige rantsoenen arriveerde bij de troepen aan het front. Nadat de paarden geslacht en opgegeten waren, moesten de soldaten iets anders verzinnen. Tumarbekov, de sergeant-majoor van Litvin's compagnie, stelde voor om de Duitsers te beroven van hun voedselvoorraad. Dit ging echter niet zonder slag of stoot en al snel brak er een hevig vuurgevecht uit tussen de groep overvallers, de Duitsers en de Sovjet soldaten in hun loopgraven. Dit kruisvuurgevecht duurde bijna twee uur waarbij veel munitie verbruikt werd. Uiteindelijk kon de groep overvallers zonder slachtoffers en met een aardige voorraad Duits voedsel terugkeren naar de Sovjet linies. De volgende dag kreeg de sergeant-majoor een publiekelijk berisping, maar werd de rest van zijn compagnie onderscheiden met medailles!

Het is duidelijk dat deze vorm van propaganda voor Litvin het belangrijkste was. Het creëren van heldenstatussen, beginnend bij Stalin zelf. Titels en onderscheidingen werden voor een Sovjet soldaat bijna belangrijker dan zijn eigen leven, en misschien wel dan dat van anderen. Het constant strooien met deze onderscheidingen zorgde ervoor dat veel soldaten van het Rode leger net wat verder gingen. Waarschijnlijk is dit aspect van propaganda effectiever in nationalistische staten waar de staat veel belangrijker was dan de persoon zelf. Deze vorm van onderscheiden is ook te herkennen in het Duitse leger. Het was voor veel soldaten belangrijker te sterven voor het moederland, en postuum onderscheiden te worden, dan zonder eer door te leven. Ook komt deze eer voor in het

Keizerlijke leger van Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het creëren van vele onderscheidingen opent een gevoel van eer bij de soldaten, een gevoel waar ze zich in deze donkere en wrede tijden maar al te graag aan vast klampen.

Kolonel Dzhandzhgava ( 1907 – 1943)

20


Sovjetpropaganda in de ogen van andere Sovjet soldaten-Stalin Litvin besteedt in zijn memoires niet veel tijd aan de meest bekende vormen van propaganda: radio, krant en televisie. Na de Duitse inval op 22 juni 1941 sprak Stalin het volk van de Sovjet Unie toe met een uitzonderlijk kalme maar serieuze stem. Deze speech werd door veel kranten en radio-omroepen overgenomen, zowel in de Sovjet Unie zelf als daarbuiten. De speech had een enorme invloed op de bevolking. Binnen 36 uur meldde in Moskou 3.500 mannen zich vrijwillig om in het leger te dienen. In de provincie Kursk waren dit er 7.200 in de eerste maand. Overal in de Sovjet Unie stroomden de mensen toe om hun moederland in nood bij te staan. Stalin bleef tijdens de oorlog voor de meeste soldaten altijd de grote held en het grote voorbeeld van de Sovjet Unie. Bij nederlagen en tegenslagen ging de schuld bijna nooit naar Stalin. Altijd bleef het vertrouwen in de leider. In de koude winter van 1942 schreef een bevriezende infanterist een brief naar huis waarin hij klaagde over het koude weer: "Zeven van onze jongens hebben bevriezingen in hun benen. Ze liggen nu in het hospitaal. Zeven dagen doen we al zonder ook maar een broodkruimel, we zijn uitgeput en we verhongeren. Stalin deed wat hij kon om de troepen van eten en kleding te voorzien, maar de industrie kon de vraag niet bijhouden."

boeren, goed in de gaten te houden en enige kritiek of meningsverschil tegen de partij direct door te geven.De verhalen in de vele roodgekleurde bladen hadden altijd een goed einde voor de Sovjet Unie. Bevrijdingen van dorpen in Polen en OekraĂŻne werden beschreven als festiviteiten, waar het Rode leger met open armen en veel blije gezichten werd binnengehaald door de lokale bevolking. In werkelijkheid gingendeze intochten vaak gepaard met moordpartijen, verkrachtingen en plunderingen. Hier stond echter nooit iets van vermeld in de bladen, daar zorgden de speciaal uitgezochte propagandisten wel voor.

Radio en Film Radio werd ook veel gebruikt. De propaganda werd geschreven door ervaren schrijvers en overzien door het 'Sovinformbiro', het Sovjet Informatie Bureau. Anchorman Yuri Levitan voorzag de bevolking van de Sovjet Unie constant van de meest heroĂŻsche verhalen over de daden en overwinningen van het Rode leger.

Binnen de propagandamachine van het Rode Leger werd voornamelijk gebruik gemaakt van frontbladen en kranten. Deze waren makkelijk te maken, te drukken en in grote hoeveelheden te verspreiden, ook binnen de minder toegankelijke gebieden. Kranten en bladen waren ook relatief goedkoop. Een van de bekendste frontbladen was 'De Rode Ster'. Vasily Grossman was oorlogscorrespondent voor dit blad voor soldaten.Vaak werd het in gezelschap voorgelezen door Sovjet soldaten. De beste manier om het moreel onder de soldaten te peilen was om mee te luisteren met deze gesprekken. Vaak werden hiervoor de commissarissen van de NKVD ingezet, maar onder de leraren en instructeurs zaten ook veel spionnen van de Communistische partij. Aan hen was de taak om de soldaten, vaak voormalige

Deze propagandaposter is uit 1942

21

Nummer 41 Juni 2017

Kranten en bladen


Ilya Ehrenburg (1891 – 1967) De meeste mensen hadden echter al snel door dat 'Gevechten in de richting van Minsk' betekende dat de stad al verloren was, en met 'Zware defensieve gevechten tegen een superieure vijand' werd bedoeld dat het Rode leger in een volledig chaotische terugtocht verkeerde. Naast radiofragmenten bracht de Sovinformbiro ook films en televisiefragmenten uit. In deze beelden werd de Duitse soldaat als monster neergezet. Afbeeldingen van een grijnzende Duitse soldaat die een baby dood sloeg terwijl de moeder huilend toekeek gingen de gehele Sovjet Unie door. Naarmate de oorlog vorderde, werden ook steeds meer beelden getoond van het slagveld zelf. Dat wil zeggen, de zijde waar de Duitse slachtoffers lagen en Duitse uitgebrande tanks stonden.De Sovjet propaganda liet de kijkers alleen zien wat ze mochten zien en dat waren de overwinningen van het Rode leger. De propagandamachine greep elke mogelijkheid aan om de Sovjet bevolking zo veel mogelijk haat te laten voelen jegens de Duitsers. Verhalen ontstonden hoe een Duitse officier een baby in een brandende schuur gooide, alleen omdat het kind een Rus was. Rassenhaat werd groter dan lang tevoren: "Hoe meer Duitse lijken er zijn, hoe minder mensen lijken er zullen komen" schreef een Russische dichter. Vasily Grossman kwam een vreemd schouwspel tegen langs een weg waarlangs hij reed: “De lijken van Duitsers liggen langs de weg, nog volledig intact. Wij hebben ze niet gedood, het was de kou. Sommige grappenmakers zetten de Duitsers neer op hun handen of voeten, zodat ze net op standbeelden leken. Hier een Duitser met zijn vuisten vooruit, daar een die leek of hij aan het rennen was… Een staat zelfs in zijn onderbroek.” Er

De krant wordt voorgelezen aan Russische tankbemanningen

ontstonden woordgrapjes zoals 'podsnezhnik' wat letterlijk 'onder de sneeuw' betekende. Hier werd gedoeld op de Duitse lijken die verspreid en verborgen onder de sneeuw lagen en later in de lente weer tevoorschijn kwamen.

Haat Ook haat was een belangrijk drijfveer voor veel soldaten en burgers om door te vechten tegen de binnengevallen Nazi's. Oorlogscorrespondent Vasily Grossman vond in het najaar van 1941 een brief op het levenloze lichaam van luitenant Miroshnikov. De woorden waren gericht aan zijn zoons: "Mijn zonen, ik ben in een andere wereld. Vergezel mij hier, maar neem eerst wraak op de vijand! Voorwaarts, naar de overwinning! Voor het moederland en voor Stalin!" Er was genoeg haat binnen de Sovjet bevolking jegens de Duitsers om haar zonen aan te sporen mee te vechten, en te sterven, in deze oorlog tegen het Nazisme. De mogelijkheid om een Duitser te doden sprong om in een vorm van vreugde. Elke nieuwe rekruut had wel een kameraad of een familielid verloren in de oorlog en voor hen die al bekend waren met de gruwelen was dit de manier om zich uit te laten. Haat en moorden werden zelfs aangemoedigd door de propaganda. De populaire schrijver Ilya Ehrenburg schreef aan elke Sovjet burger: "Dood een Duitser. En als je er al een gedood hebt, dood er dan nog een. Er is niets grappiger dan de lijken van Duitsers." Ehrenburg was niet de enige die haat propagandeerde.

22


Een soldaat kust het vaandel. Het is kennelijk bij een bijzondere plechtigheid, want in het midden van de foto is ook een microfoon te zien. Links achter de “kusser” is nog net een portret van Stalin te zien. "

Drie oorlogscorrespondenten – de drie staande mannen links – onderhouden zich met soldaten

Simonov, de dichter van de soldaten, schreef een gedicht genaamd "Dood Hem!". De dichter Surkov maakte een gedicht over hoe een Sovjet soldaat moest handelen als hij zijn wapen was verloren: "Met je tanden grijp je zijn keel je zal bijten, scheuren, wurgen Totdat hij witter dan kalk zal zijn Totdat zijn moordende ziel Een reptielen ziel, zijn lichaam verlaat" Naast de zwarte humor die de soldaten onderling deelden, ontstond er ook een nauwe band van kameraadschap. Deze soldaten gingen letterlijk voor elkaar door het vuur. Deze band was veel sterker dan welke door de propaganda gecreëerde sferen dan ook. De NKVD hield echter altijd een oog open voor dit soort kameraadschap, het vertrouwen moest er toch in de eerste plaats voor de Sovjet staat zijn, daarna pas voor elkaar.

Propaganda De propagandamachine van de Sovjetstaat liep nooit achter en schoot nergens tekort. Het Rode leger vocht twee oorlogen tegelijk. Aan de ene kant tegen de Duitsers, waar de granaten en kogels om de oren vlogen. Aan de andere kant de oorlog gecreëerd door de propagandisten. Kranten en films kwamen uit met de 'waarheid' over de oorlog. Deze waarheden werden geconstateerd door de oorlogscorrespondenten die het Rode Leger vergezelden. In totaal volgden 1000 schrijvers en fotografen het Sovjet leger, hiervan kwamen er 400 om het leven. Van elke vernietigde Duitse tank werd een foto gemaakt en een heroïsch verhaal geschreven, terwijl de vele

vernietigde Sovjet tanks niet gefotografeerd en ongenoemd bleven. Het verhaal werd zo kleurrijk mogelijk aangepast om zo, voornamelijk aan de burgers van de Sovjet Unie, een zo rooskleurig mogelijk beeld te geven. Veel mensen in de steden kregen steeds meer vertouwen in de kranten en films die uitgebracht werden door de staat. Na de honderdste foto van een rokende Duitse tank met daarnaast een hoop Duitse lijken gezien te hebben, moesten de mensen wel geloven dat het Rode Leger de overwinning voor het grijpen had. Posters waren vaak alleen te zien in de steden, vrijwel nooit aan het front. Deze propaganda leek veel meer gefocust op de burgers dan op de soldaten.

Conclusie Na veel aspecten van propaganda en instandhouding van het moreel te hebben behandeld, valt er een tweedeling op. Aan de ene zijde de propaganda gecreëerd door de Sovjet staat, met als doel een zo heroïsch en rooskleurig mogelijk beeld neer te zetten van het Rode Leger en zijn oorlog tegen Nazi Duitsland. Deze vorm van propaganda werd vooral geuit via radio, televisie en kranten. Kranten en bladen was iets waar de soldaten op het front wel toegang tot hadden, maar de radio en televisie was vaak een ander verhaal. Radio's waren er vaak wel in de Sovjet regimenten, maar niet in grote getallen, televisies waarschijnlijk nog minder. Voor de soldaten waren de frontbladen de gebruikelijkste manier om in contact te komen met propaganda. Echter, zijzelf konden naast deze propagandistischeverhalen hun eigen ervaringen afwegen. Dit was vaak niet het geval voor de burgers in de Sovjet steden.

23


Yuri Levitan)1914-1983

Stalin spreekt zijn gevolg toe (1878-1953

en band met elkaar wisten ze hun moreel, meestal, hoog genoeg te houden om gezamenlijk Nazi Duitsland te verslaan.

Zij waren volledig afhankelijk van de radiofragmenten, films en kranten afkomstig van het Sovinformbiro. Deze mensen waren veel vatbaarder voor de propaganda dan de soldaten aan het front. Op deze manier wist de Sovjet staat het moreel van de mensen in de steden, in de fabrieken en op het platteland op peil te houden. Hierdoor kon de industrie doorwerken en het leger, zoveel mogelijk, voorzien van voedsel, kleding, wapens en munitie.Aan de andere zijde zijn er de manieren waarop de soldaten zelf hun moreel hoog probeerden te houden. Door de waardering van onderscheidingen, de eer voor het moederland te mogen sterven. De enorme haat tegen het complete Germaanse volk dreef de Sovjet soldaten van Moskou tot Berlijn. Het verenigde een verdeelde staat. Zwarte humor en de band met elkaar bracht hen de dagen door. Kameraadschap kreeg voor velen van hen een volledig nieuwe betekenis. De propaganda was in de Sovjet Unie in staat de industrie en het land draaiende te houden. Maar aan het front was dit veel minder van belang. Soldaten keken niet naar propaganda zoals de burgers. De leden van het Rode Leger hadden hun eigen ervaringen met de oorlog, directe ervaringen, zonder de lens of pen van een propagandist ertussen. Met hun eigen ervaringen

Een enkele heroĂŻsche prent uit de officiĂŤle geschiedschrijving

24


Be A Hero !

25


HET VERZET VAN VICTOR MAKATITA Tijdens de tweede wereldoorlog Door:Ron Habiboe

Victor Lucas Makatita was in 1919 geboren in Batavia op Java als zoon van de Molukse Lucas Makatita en de Indische Maria Francisca Kessler. Zijn ouders waren op 10 juli 1912 in Buitenzorg gehuwd. Zij kregen vier kinderen: Anton Pieter, Catherina Elisabeth, Victor Lucas en Jeanne Cornelia Louise Makatita.

De Familie Makatita De familie Makatita was al geruime tijd Europees georiënteerd. Zo was vader Lucas Makatita als inlander op 1 februari 1890 bij ordonnantie “voor de wet aan Europeanen gelijkgesteld”. Dit impliceerde, dat hij onder meer betere carrière kansen had bij het Indische gouvernement en dat zijn kinderen Nederlandstalig onderwijs konden volgen. Zelf had Lucas dat onderwijs ook gevolgd, want zijn vader, Samuel Anthonie Makatita, was als één van de eerste inlanders in 1882 gelijkgesteld. Ook het huwelijk van Lucas met de Indische Maria Kessler geeft aan dat hij zich maatschappelijk in de Europese, Indischekoloniale gemeenschap begaf.

Vader Lucas was in 1891 als Europees ambtenaar in dienst getreden bij de Post- en Telegraafdienst (PTD) in Weltevreden, een toenmalige voorstad van Batavia. Al snel daarna maakte hij carrière binnen het Indische ambtenarenapparaat en werd hij op afwisselende plaatsen op Java gestationeerd. In 1904 werd hem, wegens langdurige dienst en als gelijkgestelde, één jaar verlof in Europa toegekend.

26

NR 41 juni 2017

De rouwadvertentie van Victor Makatita in Het Vaderland.


Top: Victor (in het midden) in adspirantenteam Quick, 1933

In Den Haag Nadat vader Lucas na zijn verlof in 1905 weer in dienst kwam van de PTD werd hij al snel benoemd tot hoofd van het kantoor in Grissee en later tot hoofdcommies in Soerabaja. Vanaf 1917 deed vader Lucas dienst als kantoorchef PTD 1e klasse, onder meer in Menado. Ten slotte werd hij in 1923 op eigen verzoek wegens volbrachte diensttijd eervol ontslagen. Hij was toen 49 jaar. Het gezin Makatita keerde vervolgens van Soerabaja terug naar Buitenzorg. Waarschijnlijk meende Lucas Makatita dat zijn kinderen voor opvoeding en opleiding beter af waren in Nederland. Bovendien zou hij daar niet helemaal alleen zijn, want familie van zijn vrouw uit Indië was inmiddels ook naar Den Haag verhuisd. In 1927 vertrekt het gezin Makatita, met vier kinderen naar Nederland.

Begin augustus 1927 komt Lucas Makatita met zijn gezin aan in Nederland. Victor is dan 8 jaar oud. De familie vestigt zich aan de Zonnebloemstraat 64 in Den Haag. Victor gaat naar school en niet lang na zijn aankomst in Nederland speelt Victor bij de Haagse voetbalvereniging Quick. Op zijn zestiende jaar, dus op zeer jeugdige leeftijd, komt hij terecht in het eerste elftal. Hiernaast blijkt hij ook talent te hebben voor cricket, want in 1934 speelt Victor in het eerste aspiranten cricketteam van hetzelfde Quick.In november 1937 vertrekken de ouders terug naar Indië, naar Bandung. De 18jarige Victor en zijn oudere broer blijven achter in Nederland. Een maand voor het vertrek van hun ouders verhuizen zij naar Leiden, uiteindelijk beiden naar de Schelpenkade 45. Niet lang daarna verhuist Victor in zijn eentje toch terug naar Den Haag

27

en hij betrekt een bovenetage aan de Copernicusstraat 316. Hij blijft daar wonen tot in september 1938. In deze tijd studeert Victor Frans. Hij vertrekt dan naar Breda, waar hij als cadet is toegelaten tot de officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Toch blijft hij met Den Haag verbonden, want zo speelt hij in het eerste voetbalelftal van Quick tot half december 1941. Dat hij een fervent sporter was, blijkt overigens ook in 1939 als hij deelneemt aan de atletiek tweekamp in Middelburg, waar hij voor de cadettenploeg meedoet aan de 800 meter koppelrace tegen de atleten van de Marathon-Sprinkhanen combinatie.

Help Magazine’T ARSENAAL aan

Nieuwe abonnees

Verras uw vereniging, familielid, vriend, kennis of collega met een GRATIS ABONNEMENT Vkminfo@yahoo.com


Cadet-sergeant Makatita

Nadat de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland zijn binnengevallen en vijf dagen later Nederland capituleert, wordt het Nederlandse leger op 15 juli door de Duitsers ontbonden. De cadetten van de KMA werden ontslagen en naar huis gestuurd. Het betrof hier onder meer bijna 250 cadetten voor het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) die, verspreid over drie studiejaren, aan de KMA een opleiding volgden. Victor was één van hen. De KMA-cadetten moesten zich in mei 1941 van de Duitsers nog wel weer voor controle melden in de kazernes, maar kon hierna weer gewoon naar huis.Precies een jaar later moesten zij zich nogmaals melden, maar nu werden zij in krijgsgevangenschap afgevoerd naar Duitsland. Enkele cadetten hadden zich aan de melding ontrokken. Sommigen vochten inmiddels in Zuidoost-Azië tegen de Japanners. Een aantal cadetten was tijdens hun ontsnappingspoging naar Engeland gepakt en gefusilleerd door de Duitsers.Tijdens de eerste oorlogsjaren hield Victor zich bezig met ondergrondse activiteiten. Hoogstwaarschijnlijk stond hij hierbij in contact met de Molukse KNIL-kapitein E.A. Latuperisa, die nauw betrokken was bij de verzetsbeweging de Orde Dienst (O.D.). Deze Latuperisa rekruteerde KMAcadetten, organiseerde het verzet en verzamelde wapens. Kapitein Latuperisa zou in maart 1942 gearresteerd worden en in juli 1943 door de Duitsers worden gefusilleerd op de Leusderheide. Het is zeker dat Victor onder meer

koeriersdiensten verricht voor het verzet tegen de Duitsers.

De ontsnappingspoging naar Nederlands-Indië

Begünstigung) moest worden gekwalificeerd en dat daar de doodstraf op stond. De hogere krijgsraad in Dijon oordeelde opnieuw en op 7 april sprak zij alsnog de doodstraf over Makatita, Laurey en een derde Nederlander uit.

In februari 1942, als de Tweede Wereldoorlog inmiddels ook Nederlands-Indië heeft bereikt, onderneemt Victor een Afscheid poging om via de Nederlandse Op de dag van de uitspraak diplomatieke van de krijgsraad mocht Victor vertegenwoordiging in nog een brief aan zijn oudere Zwitserland en via Engeland naar broer schrijven. Aan het einde Nederlands-Indië te vertrekken van zijn brief schrijft hij hoe zijn om dáár te gaan vechten. Victor is broer het bericht moest niet alleen. Hij onderneemt zijn doorgeven aan thuis: ontsnappingstocht met collega“Ik hoop dat je begrijpt, dat ik cadet Charles Jean Laurey. Deze dit moest doen. Ik was nu Charles is van dezelfde KMAeenmaal van plan officier te lichting als Victor, die van 1938. worden en Indië was in gevaar … Charles was bestemd voor de Wat het bericht voor thuis KNIL-infanterie en Victor voor de aangaat, doe dat in Godsnaam militaire administratie. voorzichtig. … Nooit zal ik Op 10 februari vertrekken zij vergeten wat ze allen, Pa en Ma in uit Den Haag en zes dagen later het bijzonder, voor mij komen zij aan in de Franse stad betekenden. Ik vraag vergiffenis Besançon nabij de Fransals ik niet altijd een even goede Zwitserse grens. De zoon ben geweest. Ik was nu grensoversteek naar Zwitserland eenmaal niet sterk in uiterlijk mislukt de eerste maal vanwege vertoon. Wens ze allen het sneeuwoverlast. Bij een nieuwe allerbeste toe. Ik vraag vergeving, poging, twee dagen later, worden als ik ze door deze handeling zij in Pontarlier gearresteerd door verdriet berokkend heb, maar ik de Franse politie en uitgeleverd kan niet anders. …. Houd je taai! aan de Duitse legerautoriteiten. Je broer Vic.” Het onderzoek door de Duitsers Twee dagen later, op 9 april duurde tot 5 april. De Duitse 1942, werd het vonnis in het krijgsraad was van mening dat er Franse Dijon uitgevoerd. De 22slechts sprake was geweest van jarige Victor Makatita, de 23een amateuristische poging van jarige Charles Laurey en een radeloze jongelui. Internering in zekere journalist Henri Alexander Duistland zou voldoende zijn, de Beaufort werden om 19:00 uur aldus het voorstel. gefusilleerd. In dezelfde tijd was er echter een geheim bevel van de Duitse legerbevelhebber uitgevaardigd, het zogeheten Keitel-Erlass, waarin stond dat elke poging om naar Engeland te gaan als steun aan de vijand (Feind

28


Graf van Victor Lucas Makakita Cimetière de Pejoces te Dijon

Luchtfoto van Kasteel van Breda -KMA ca 1930

De derde man

Victors grootvader, Anthonie Samuel Makatita, geboren in 1849 of 1850, huwde 20 juli 1871 te Ambon met Catharina Elisabeth Schelling. In 1879 was hij klerk ten kantore van de controleur te Saparua. In maart 1882 werd hij door de resident Riedel geplaatst als posthouder te Masarete op de zuidkust van Buru (1882 – 1883). Op 3 juni 1882 werd hij gelijkgesteld aan Europeanen. Anthonie Samuel Makatita is na 1903 op onbekende datum en plaats overleden ( Bron java post)

Hoewel in de literatuur slechts wordt gemeld, dat Victor samen met Laurey vanuit Nederland was vertrokken, is het goed mogelijk dat Henri de Beaufort vanaf het begin af aan vanuit Nederland samen heeft gereisd met Makatita en Laurey. Henri Alexander de Beaufort (geboren: Brummen, 3 oktober 1915) was op dezelfde datum en op dezelfde plaats bij de FransZwitserse grens gearresteerd, met onder meer in het bezit van een vals persoonsbewijs. Ook hij was op weg naar Nederlands-Indië om zich aldaar aan te sluiten bij het KNIL. De Beaufort was ongeveer drie jaar ouder dan de twee anderen en afkomstig uit het Utrechtse Leusden. Bij het uitbreken van de oorlog was hij als redactielid verbonden aan het weekblad Motor, uitgegeven door de Uitgeverij en Adviesbureau op auto- en motorgebied te Den Haag. De Beaufort was vanaf 1937 evenals Victor woonachtig in Den Haag, in de kost op de Valkenboskade 552, nog geen tien minuten lopen verwijderd van Victors adres aan de Copernicusstraat. Het is aannemelijk dat hij een persoonlijke bekende van Victor was.Op 23 april 1942 plaatste de oudere broer van Victor, mede namens zijn ouders en twee zusters in Indië, het droevige overlijdensbericht van zijn 22jarige broer in de krant Het Vaderland.

Cadet-vaandrig Jans en cadetsergeant Makatita in het vooroorlogse grijze uniform met cadettenlissen op de kraag.

29


DE GESCHIEDENIS VAN DE KNIL Cadetten te Breda, promoties 1940, 1941 en 1942 Door Bob Cats

Begin 1946 arriveerden in Indië de laatste jaargangen beroepsofficieren van het KNIL, opgeleid aan de KMA te Breda. Zij hadden de Tweede Wereldoorlog in Europa doorgebracht en hun opleiding was bepaald niet verlopen zoals zij hadden gedacht. -

In die dagen bestond het Korps Cadetten uit twee compagnieën, namelijk de Eerste Cadettencompagnie-KL en de Tweede Cadettencompagnie-KNIL. Weliswaar behoorde elke cadet in de eerste plaats tot hèt Korps, maar de KNIL­cadetten vormden toch een wat aparte groep .

30

NR 41 juni 2017

Op de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda werden vóór de Tweede Wereldoorlog behalve beroepsofficieren voor het leger hier te lande - zoals de Koninklijke Landmacht (KL) toen werd aangeduid - ook beroepsofficieren voor het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) opgeleid. Voor de KL-cadetten vond het eerste opleidingsjaar plaats op diverse scholen voor reserveofficieren, waarna het tweede en derde studiejaar op de KMA werd doorgebracht. In die dagen bestond het Korps Cadetten uit twee compagnieën, namelijk de Eerste Cadettencompagnie-KL en de Tweede Cadettencompagnie-KNIL. Weliswaar behoorde elke cadet in de eerste plaats tot hèt Korps, maar de KNIL­cadetten vormden toch een wat aparte groep .


Als hoofddeksel bij het Britse tropenveldtenue werd een veldmuts of debushhat van Brits model gedragen. Let opde rangonderscheidingstekens voortweede luitenant-KNIL, een ster op eenzwarte driehoek -

Een groep van 23 KNIL luitenantspromotie 1940 in het krijgsgevangenkamp Stanislau, Polen.

Voor de KNIL-cadetten, voor een deel jongelui die rechtstreeks uit Indië kwamen, begon het eerste studiejaar meteen op de KMA, mede omdat zij in andere vakken werden onderwezen, zoals land- en volkenkunde van de Indische Archipel, Maleise taal, Indische landsverdediging en kennis van de politionele taak van het KNIL.In die dagen bestond het Korps Cadetten uit twee compagnieën, namelijk de Eerste Cadettencompagnie-KL en de Tweede Cadettencompagnie-KNIL. Weliswaar behoorde elke cadet in de eerste plaats tot hèt Korps, maar de KNIL­cadetten vormden toch een wat aparte groep. Zij voelden zich opgenomen in de gemeenschap van een beroepsleger dat zich tijdens de pacificatie van Indië met roem had overladen. De KL-cadetten gingen behoren tot een leger van dienstplichtigen dat nauwelijks avontuur bood. Op de platgetreden garnizoensoefenterreinen sprongen de mitrailleurs vanzelf van de karren, omdat ze al sinds de Eerste Wereldoorlog hun plaatsje wisten. De KNILcadetten dachten aan bivaks in de buitengewesten, kampvuren om de evenaar, verre landen en vreemde volken. Eenmaal deel uit te mogen maken van het beroemde Korps Marechaussee was een hartewens. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen waren er 243 cadetten voor het KNIL op de KMA in opleiding te weten: 71 derdejaars (aanvang studie 1937), 75 tweedejaars (aanvang studie 1938) en 97 eerstejaars (aanvang studie 1939), waarvan de eindexamens en promoties normaliter respectievelijk in 1940, 1941 en 1942 zouden plaatsvinden.Op 15 juli 1940 werd ons leger echter door de Duitsers ontbonden. Hoewel er geen examens werden afgenomen bevorderde generaal-majoor N.T. Carstens, die door de

Duitsers was belast met de demobilisatie van het Nederlandse leger, de derdejaars cadetten tot tweede luitenant. Omdat hieraan geen Koninklijk Besluit te pas was gekomen, kregen de officieren van de promotie 1940 weldra de bijnaam van de kassian-luitenants ('luitenant uit medelijden'). De tweedejaars waren inmiddels cadet-vaandrig en de eerstejaars cadet-sergeant geworden. Vervolgens kregen de cadetten min of meer het advies de erewoordverklaring te tekenen, in welk geval zij huiswaarts werden gezonden Veel cadetten gingen studeren, onder andere aan de TH Delft, de Landbouwhogeschool te Wageningen of de Politieschool. Op 15 mei 1941 moesten zij zich voor controle door de Duitsers weer in de kazernes melden, doch zij werden na afloop naar huis gestuurd. Op 15 mei 1942 dienden alle beroepsofficieren en cadetten zich andermaal in een aantal kazernes te melden. Nu werden zij niet naar huis gezonden maar afgevoerd in krijgsgevangenschap naar Langwasser (Duitsland), later naar Stanislau (Polen) en nog later naar Neu ­Brandenburg bij Berlijn. Op 30 april 1945 werden zij daar door de Russen bevrijd en op 28 mei waren ze terug in Nederland waarna ze voorlopig met verlof werden gezonden. Begin augustus moesten de KNIL-luitenants en cadetten (dus de promoties 1940, 1941 en 1942) zich in de Alexanderkazerne in Den Haag op last van het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen, waar het KNIL onder ressorteerde, melden. Zij kregen te horen dat zij per eerstmogelijke verscheping via Engeland naar Australië zouden worden gezonden teneinde aldaar bij het vrije KNIL te worden ingedeeld, een en ander ter voorbereiding van de bevrijding van Indië van de Japanse bezetters.

31


HET BRITSE PASSAGIERSSCHIP STIRLING CASTLE VAN DE UNION CASTLE LINE, IN 1936 IN GEBRUIK GENOMEN, BOOD PLAATS AAN 736 PASSAGIERS. ALS TROEPENTRANSPORTSCHIP KON HET 6.000 MAN VERVOEREN.

Inmiddels waren de gelederen uitgedund. Een aantal luitenants en cadetten had de kans gezien uit bezet Nederland of Duitse krijgsgevangenschap te ontsnappen. Sommigen van hen vochten reeds in Zuidoost-Azië waarbij twee van hen waren gesneuveld in de strijd tegen de Japanners. Enige KNIL-luitenants of cadetten waren omgekomen tijdens hun ontsnappingspogingen naar Engeland, dan wel door de Duitsers gepakt en gefusilleerd. Vijf waren overleden in gevangenschap. Een klein aantal was tijdens de bezetting in Duitse dienst getreden, waarvan één van hen aan het Oostfront was gesneuveld en één door het verzet was geliquideerd. Op 13 augustus 1945 vertrok een groep van 160 luitenants en cadetten, geüniformeerd in het Britse battledress met trucks vanaf het Binnenhof in Den Haag

EEN RUSTIGE VAKANTIE? KIJK OP PAGINA 112

naar een geallieerd transitcamp in Oostende. Enkelen die ziekenof buitengewoon verlof hadden volgden later. In totaal zouden van de oorspronkelijke 243 KNILcadetten van wat hadden moeten worden de promoties 1940, 1941 en 1942, 194 man (respectievelijk 52, 58 en 84) Indië bereiken, de tijdens de bezetting ontsnapten meegerekend. In Den Haag was het Europadetachement KNIL, zoals de groep werd aangeduid, uitgebreid met een groep KNILofficieren die vóór de oorlog als leraar op de KMA of Hogere Krijgsschool waren geplaatst, dan wel leerling waren geweest op de HKS en ook allen in Duitse krijgsgevangenschap verbleven. In Oostende werd kennis gemaakt met de gigantische geallieerde organisatie voor vervoer van troepen heen en weer over het Britse Kanaal. Na een maaltijd en het verstrekken van sigaretten (!) werd nog

32

dezelfde dag ingescheept op een landingsschip van de Royal Navy die het detachement veilig door de mijnenvelden naar Engeland moest voeren. Na aankomst te Dover werden de mannen met legertrucks en een voor Nederlandse begrippen luxe Engelse personentrein naar Malvern Wells in het graafschap Worchestershire gebracht, waar ze in de namiddag van 14 augustus 1945 aankwamen. In Malvern Wells had het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen (MINOG) een leegstaand Amerikaans hospitaalkamp bekend als het Woodfarmcamp gehuurd teneinde als transitcamp te dienen voor doorzending van vrijwilligers die in Australië bij het KNIL zouden worden gevoegd en aldaar opgeleid voor deelname aan de bevrijding van Nederlands-Indië.


Inmiddels waren in de periode 25 juli - 10 augustus in vier transporten ruim 1200 oorlogsvrijwilligers van het Gezagsbataljon Indië (GBI) gearriveerd, jongelui die een kort dienstverband bij het KNIL zouden aangaan. Eén GBI stond onder bevel van majoorcavalerie-KNIL E. Steenhouwer, die vóór de oorlog leraar op de HKS was geweest. Tevens arriveerde een detachement van 400 man Luchtstrijdkrachten (LSK) ter aanvulling van de Militaire Luchtvaart-KNIL in Australië, 600 gemilitariseerde burgers van het Binnenlands Bestuur dat tijdens de oorlog in Australië was omgedoopt tot Netherlands Indies Civil Administration (NICA) en 42 dames bestemd voor het Vrouwenkorps-KNIL dat in 1944 in Australië was opgericht. In het Woodfarmcamp vernamen de bewoners op 15 augustus van de onverwachte overgave van Japan als gevolg van de atoombommen op Hirosjima (6 augustus) en Nagasaki (9 augustus). Nu ontstonden de wildste speculaties over de bestemming van het Europa- detachement. De KNIL-officieren en -cadetten wilden zo spoedig mogelijk naar Indië waar hun familie verbleef en over wiens lot zij in onwetendheid verkeerden. Dit was echter onmogelijk, omdat de Nederlandse regering niet over eigen scheepsruimte beschikte en diende te wachten tot uit de geallieerde shippingpool een troepenschip ter beschikking kwam. Uiteindelijk moest zeven weken op het beschikbaar komen van scheepsruimte worden gewacht. De Cadettencompagnie onder bevel van kapiteininfanterie­ KNIL F.M.F. Claassen werd voor instructiedoeleinden ter beschikking gesteld van het

GBI en de LSK en vulde de tijd met lessen Indische Land- en volkenkunde, Maleise taal, marsoefeningen en exercitie. Dit laatste echter ongewapend, omdat de wapens pas in Australië uit aldaar aangelegde KNILvoorraden zouden worden verstrekt. In Engeland werd de beschikking van generaal-majoor Carstens van 15 juli 1940 betreffende de aanstelling van promotie 1940 tot tweede luitenant ingetrokken en met terugwerkende kracht van 8 juni 1940 vervangen door een Indisch Gouvernementsbesluit. Hierop vond op 31 augustus 1945, op Koninginnedag, de beëdiging plaats van 39 KNIL-luitenants. Gezien de plaats en tijd konden er geen familieleden bij deze beëdiging aanwezig zijn en de jonge KNIL-officieren die in 1937 hun studie aan de KMA aanvingen zullen indertijd beslist een andere gedachte hebben gehad over dit belangrijke moment in het leven van een beroepsmilitair. Er is een verslag met foto's in de plaatselijke krant The Malvern Gazette bewaard gebleven. Gedurende de maand september hielden luitenants en cadetten zich, zoals vermeld, bezig met het geven van instructie aan GBI en LSK in en om het Woodfarmcamp en er werd zelfs tijd gevonden om de plaatselijke bevolking te helpen met de hop oogst. Ook ontstond er goed contact met het Engels schoon wat resulteerde in enige huwelijken met Britse dames, die later met de handschoen plaatsvonden. Er sloten zich nog enige cadetten-laatkomers bij het detachement aan.Eind september kwam het bericht dat nu spoedig scheep zou worden gegaan. Op 3 oktober vertrokken de bijna 2.400 Nederlandse bewoners van Woodfarmcamp met vier treinen naar Liverpool

33

waar werd ingescheept op het Britse troepenschip Stirling Castle met reeds aan boord 3.000 Australische militairen voor repatriëring naar het thuisland. De bestemming voor het Europa-detachement KNIL was voorlopig ook Australië. In Brisbane had het uitgeweken Nederlands-Indische Gouvernement in een voormalig Amerikaans complex genaamd Camp Columbia een onderkomen gevonden. Daarnaast waren een tweetal Australische militaire kampen, het Darley Camp en het Victoria Camp, voor opleiding van nieuwe KNIL-troepen ingericht. Hier zouden deze troepen worden geoefend en geformeerd om samen met de geallieerden deel te nemen aan de bevrijding van Nederlands­-Indië. De afwijzende houding van de Australische regering na de Japanse capitulatie zou hier echter een streep doorhalen. Op 4 oktober vertrok de Stirling Castle uit Liverpool naar de Middellandse Zee, op 12 oktober was de aankomst te Port Said waar wederom Australische troepen aan boord gingen, om via de Indische Oceaan op 29 oktober in Freemantle, de haven van Perth aan de Australische westkust, te arriveren. Op 30 oktober werd doorgestoomd naar Sydney waar op 4 november werd aangemeerd aan de Woolloomoolloo-kade. Zoals gezegd was de aanvankelijke Australische medewerking omgeslagen in tegenwerking. De machtige Australische transportvakbonden - die communistisch georiënteerd waren - hadden zich solidair met de inmiddels uitgeroepen Republiek Indonesia verklaard en boycotten het transport van Nederlands-Indische troepen en goederen.


KNIL-luitenants van promotie 1940 stappen op 11 november 1945 te Sidney over van de Stirling Castle op de Moreton Bay. -

34


Australische Vakbonden Australische demonstranten hadden zich op de kade verzameld en beletten met geweld de ontscheping van de Nederlanders. Vanaf het schip lieten GBI en LSK zich niet onbetuigd, zetten de brandspuit op de demonstranten en er ontstonden rellen die de Australische pers haalden. Er vond koortsachtig overleg plaats tussen de Nederlands-Indische en Australische regering, doch de Australiërs wilden geen Nederlands-Indische troepen meer op hun grondgebied toelaten. Alle Nederlandse voorzieningen in Camp Columbia, Darley Camp en Victoria Camp ten spijt moest het Europadetachement KNIL, GBI, LSK, NICA ­personeel en VK-KNIL doorreizen. Met moeite kon een kleiner schip, de Moreton Bay, gecharterd worden waarop de Nederlanders op 11 november overstapten. Het Australische deel van de bemanning van de Moreton Bay ging echter in staking zodat bepaalde taken op het schip moesten worden verricht door Nederlandse militairen. Toen men wilde vertrekken bleek door de Australiërs een stalen net over de schroef van de Moreton Bay te zijn gelegd, zodat deze bij het proefdraaien vastliep. Duikers dienden het net te verwijderen waarna op 12 november uit Sydney kon worden vertrokken richting Java. Na een tocht via de Javazee bleek echter in Batavia niet aan land te kunnen worden gegaan, aangezien de Britten geen Nederlandse troepen op Java toelieten.Via Singapore op 25 november, arriveerde men op 26 november op de rede van Penang­ Malakka en kon worden ontscheept.Na 54 dagen aan boord van troepenschepen hadden de promoties 1940, 1941 en 1942 dus eindelijk Zuid ­Oost-Azië, maar niet de eindbestemming Nederlands-Indië - bereikt. Opnieuw waren zij op weg naar hun bestemming - nu letterlijk en figuurlijk - gestrand, ditmaal wel op een van de meest exotische stranden in het verre oosten, het Greenlane Camp te Penang.

Foto Boven Camp Malvern Wells Afbeelding rechts:Aan boord van Britse troepentransport-schepen sliepen de manschappen in hangmatten die overdag werden opgerold zodat de slaapzalen beschikbaar kwamen als eetzalen. Uit: LP.Koster, Een OVW vertelt, met de LSK naar het Verre Oosten. (Particuliere uitgave)

Olaf Westra (promotie 1940) in het uniform van een tweede luitenant (Untersturmführer) van het Freiwilligen Legion Niederlande.

35


naar Batavia getransporteerd, of liever gezegd gesmokkeld want de rangonderscheidingstekens moesten af en men diende zich voor te doen als burgerpersoneel van het Binnenlands Bestuur (Netherlands Indies Civil Administration). Bij aankomst te Batavia op 2 februari werd het detachement ondergebracht in de ijsfabriek Petotjo en op 3 februari vond inspectie plaats door de zojuist aangestelde nieuwe legercommandant generaal-majoor S.H. Spoor. De cadet­vaandrigs (dus de promotie 1941) werden met onmiddellijke ingang bij besluit van de Gouverneur-generaal aangesteld tot tweede luitenant en samen met de luitenants van de promotie 1940 verdeeld over de Leger Organisatie Centra van het thans volgens Britse organisatie op te bouwen na-oorlogse KNIL waar zij zeer welkome aanvullingen waren. De cadetsergeanten van de promotie 1942 werden nu bevorderd tot cadet-vaandrig. Omdat hun opleiding niet was voltooid - begin 1946 hadden zij in totaal slechts enkele maanden daadwerke­ lijke opleiding genoten - werden zij bij het BritsIndische leger gedetacheerd. Zij leerden daar de Britse wapens de werkwijze en organisatie kennen en liepen enkele maanden patrouilles in en rond de door de Britten bezette enclaves. De legergeniecommandant in Indië vond dat de cadetten van de genie een aanvullende studie aan de Technische Hogeschool in Delft moesten gaan volgen en in augustus 1946 werden zij per vliegtuig naar Nederland teruggezonden om aan de TH te gaan studeren. Twee jaar later keerden zij naar Indië terug.

DE

WACHTKAMER VOOR INDIË Malakka was inderdaad de wachtkamer voor Indië geworden. Reeds werden acht uit Nederland gezonden OVW-bataljons hier door de Britten opgehouden en in Singapore en omgeving verbleven veel ex-krijgsgevangenen van het KNIL in afwachting van gezinshereniging in Indië. Ook zij werden niet toegelaten. Tijdens een inspectiebezoek van enige hoge KNIL-officieren vielen de cadetten bij KNIL-kolonel S. de Waal, de latere commandant B-divisie, op door hun kranige houding en hij besloot hen met MP-diensten te Singapore te belasten. De ex-krijgsgevangenen, die tevergeefs uitzagen naar terugkeer naar hun gezinnen op Java begonnen rumoerig te worden en gaven de Engelse MP handen vol werk. Nu kwamen ook wat wapens beschikbaar en kon de wapeninstructie aan het GBI en LSK beginnen.Hoewel de tijd op Malakka zo nuttig mogelijk werd besteed waren de cadetten het wachten beu en zij besloten de KNIL-legerleiding te Batavia onder druk te zetten. Er werd een ultimatum opgesteld waarin spoedige toelating in Indië werd geëist of anders ontslag van nagenoeg het hele cadettencorps. Nu rees de vraag aan wie en hoe dit ultimatum te zenden. Men koos voor kolonel-KNIL E. Engles die vóór de oorlog hoofd Indisch onderwijs op de KMA-Breda was geweest, met de cadetten in Duitse krijgsgevangenschap had doorgebracht en dicht bij de cadetten stond.

Op 8 juni 1946 werden ook de cadet-vaandrigs van de promotie 1942 aangesteld tot tweede luitenant, vier jaar later dan ze bij de aanvang in Breda hadden gedacht. Uiteraard werden de aanstellingen van februari en juni 1946 ingepast in de ranglijst respectievelijk per 8 juni 1941 en 8 juni 1942. Bij de opheffing van het KNIL op 25 juli 1950 worden in het gedenkboek Korps Beroepsofficieren van het KNIL 174 officieren van de oorspronkelijke 243 cadetten KNIL uit 1940 genoemd die op 27 december 1949 (de souvereiniteitsoverdracht van Indonesië) deel uit maakten van het KNIL.

Maar Engles bevond zich in Batavia. Een cadet, die op dienstreis naar Singapore moest, nam het ultimatum mee en - het geluk was met hem ontmoette daar een KNIL-officier die de volgende dag naar Batavia zou reizen. Hij beloofde de enveloppe persoonlijk aan kolonel Engles te overhandigen. Of het ultimatum heeft gewerkt? We weten het niet, maar op 31 januari 1946 werden de KNIL­-luitenants en cadetten ondanks het verbod van de Britten, met de Bloemfontein

36


Een aantal verliet daarna de dienst en emigreerde naar de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw Zeeland, maar het grootste deel ging over naar de Koninklijke Landmacht en Luchtmacht en velen bereikten de hoogste officiersrangen, zoals Hans Knoop die Chef Luchtmachtstaf werd en Jan van der Slikke Chef Landmachtstaf. En hiermee eindigt de geschiedenis van de KNIL-cadetten KMA-Breda promoties 1940, 1941 en 1942 die zeer moeilijke tijden van oorlog, krijgsgevangenschap, inzet in een door revolutie verscheurd Indië en de opheffing van hun geliefd KNIL doorstonden. Desondanks verklaren allen unaniem dat zij hun finest hour beleefden bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.

37

NR 41 juni 2017

Spoor, Simon Hendrik, legercommandant in NederlandschIndië (Amsterdam 12-1-1902 - Batavia 25-5-1949)


WILLEM 1 -en de Tiendaagse VeldtochtDe 10 dagen van Willem 1

Door Rob.E Vaneker

Groot is de verrassing in Europa als Nederland op dinsdag 2 augustus het net afgescheiden België aanvalt. De Verenigde Nederlanden waren het meesterwerk van koning Willem I, en hij kan de onafhankelijkheidsvoorwaarden niet verkroppen. Duizenden jongemannen pakken de wapens op. Niet dat men de Belgen terug wil, maar de geschonden eer moet worden gewroken. Was de Tiendaagse Veldtocht vooral een manifestatie van gekwetst zelfbewustzijn?

‘Op de loop der gebeurtenissen valt weinig af te dingen. Maar het is de ronkende partijdigheid die onze tenen doet krommen. Dit soort negentiende-eeuws patriottisme heeft er vast toe bijgedragen dat latere waarnemers de gebeurtenissen in augustus 1831 van de weeromstuit zijn gaan ridiculiseren. De Tiendaagse Veldtocht werd een zinloos oorlogje van een koppige vorst die de tekenen van zijn tijd niet verstond.

‘Neêrland’s Koning riep, “te wapen!” en alles vloog te wapen om den geleden hoon in het bloed der snoode muiters te wreeken.’ Woorden van Johannes Olivier, die in 1834 de Tiendaagse Veldtocht van drie jaar eerder beschreef en het verloop ervan bondig samenvatte: ‘In tien dagen tijds werden de opgeblazene, verwatene [vervloekte] en brooddronken Belgen op hunnen “eigen grond” door Nederlands op God en regt vertrouwende kloekhartige zonen verslagen

Maar zo’n samenvatting doet de dramatische gebeurtenissen evenmin recht. De Nederlandse militaire overwinning maakte in Europa wel degelijk indruk, al was dat mede te danken aan de zwakte van de Belgen. En de veldtocht beroerde natuurlijk Nederland zelf. Een hele generatie werd erdoor getekend. Met duizenden tegelijk hadden jonge mannen al dan niet vrijwillig de wapens opgepakt en maanden, soms jaren in legerkampen gelegen en oorlog gevoerd. Tot diep in de jaren tachtig hielden de veteranen reünies van hun onderdelen.

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden raakte na vijftien jaar in een diepe crisis. De kritiek op het autoritaire bewind van koning Willem I nam toe, vooral in het Zuiden. In 1830 kwamen de Belgen in opstand. In november 1831 vormden zij een eigen staat.

38


39


De Belgische Opstand

Het vaderland wordt bezongen en de geestdrift aangewakkerd door de zelfmoordactie van Jan van Speyck. Die blaast in februari in Antwerpen zijn kanonneerboot op als die door Belgen wordt gekaapt. De realiteit van het soldatenleven is minder heroïsch. De winter is voor de troepen aan de grens buitengewoon streng, het wachten duurt eindeloos en de vele inspecties lijken zinloos.

Als in 1830 de Belgische Opstand uitbreekt, is de vereniging met de Belgen onder koning Willem I pas vijftien jaar oud. Het is geen gelukkig huwelijk. Vooral de Belgische elite heeft moeite met de politieke, economische en godsdienstige dominantie van Holland. Klachten waarvoor de autoritaire koning zich tamelijk ongevoelig toont. Nederlandse troepen die de orde proberen te herstellen, moeten smadelijk de aftocht blazen. Voor de koning zijn de druiven zuur. De Verenigde Nederlanden zijn niet minder dan zijn levenswerk en hij vreest voor zijn troon als de omvang van Nederland wordt teruggebracht tot die van de oude Republiek.Toch stemt Willem I in januari 1831 in met een scheiding langs de oude grenzen – voorwaarden die zijn overeengekomen tijdens een internationale conferentie in Londen. Er is echter een probleem: de Belgen gaan niet akkoord. Zij azen op Zeeuws-Vlaanderen, Limburg en Luxemburg. Bovendien eisen ze een gunstiger verdeling van de staatsschuld.

Van Speyck blaast in februari zijn kanonneerboot op als die door Belgen wordt gekaapt. De Nederlandse hoofdmacht bestaat uit zo’n 36.000 man, die in vier divisies over NoordBrabant zijn verdeeld. Daar stellen de Belgen naar schatting 25.000 soldaten tegenover, gesplitst in een Schelde-leger bij Antwerpen en een Maasleger rond Luik en Hasselt. Ze maken zich weinig zorgen. In juli wordt in het Brusselse parlement nog geroepen dat ‘enige soldaten op klompen en voorzien van stokken, voldoende zijn om de Hollanders te overwinnen’. De Europese mogendheden nemen het ultimatum van de Nederlandse koning evenmin serieus.

De conferentie in Londen doet concessies aan de Belgen, maar met die nieuwe boedelscheiding kan Willem niet leven. De conferentie in Londen doet concessies aan de Belgen, maar met die nieuwe boedelscheiding kan Willem niet leven. Als prins Leopold van Saksen Coburg het nieuwe akkoord wel aanvaardt en zich op 21 juli 1831 in Brussel laat inhuldigen als Koning der Belgen, beschouwt Willem dat als vijandelijke daad. Hij stelt een ultimatum.Militair heeft Nederland niet stilgezeten. Vanaf oktober heeft de koning vrijwilligers en ‘schuttersplichtigen’ opgeroepen en naar de grenzen met België laten marcheren. Dat zorgt voor gemor, maar er is ook enthousiasme onder de bevolking in het Noorden. Vele studenten melden zich aan. Niet dat men de Belgen terug wil – integendeel –, maar de geschonden eer moet worden gewroken.

40


Afbeelding links: op 2 augustus 1831 trok he Utrechtse jagerscompagnie op naar Poppel. De eerste dag van de veldtocht was deviant in geen velden of wegen te zien De grootste vijand is die eerste dagen echter het weer.

TEN AANVAL Groot is dus de verrassing als Nederland in de vroege morgen van dinsdag 2 augustus overgaat tot de aanval. De legerleiding met opperbevelhebber kroonprins Willem en zijn broer Frederik heeft bedacht dat de Belgen zo lang mogelijk in onzekerheid moeten blijven over het doel van de opmars, die in eerste instantie op Luik en het Maas-leger is gericht. Daarom marcheert de eerste Nederlandse divisie vanuit Breda richting Antwerpen. Acties vanuit de Nederlandse citadel in de havenstad ondersteunen deze ‘schijnaanval’. De strategie werkt. Koning Leopold denkt met een aanval op Antwerpen te maken te hebben en houdt zijn troepen daar in de buurt.Intussen trekken de drie andere divisies het hart van België in, spoedig gevolgd door de eerste divisie, waarvan de meeste bataljons nog ver voor Antwerpen rechtsomkeert maken. Grenspalen worden begroet met een luid ‘Hoera!’, zo vertellen soldaten in dagboeken. ‘De Belgen vlugten overal in allerijl,’ klinkt het vol optimisme. Het is de hertog van Saksen Weimar die met zijn tweede divisie op weg naar Turnhout als eerste op tegenstand stuit. De hertog is nogal een ijzervreter en als de Belgen in de buurt van Ravels beginnen te schieten, springt hij van zijn paard en gaat hij samen met zijn brigadegeneraal voorop in de huis-aan-huisgevechten. Oliedom, zeggen sommige waarnemers nu. Hoe had het verder gemoeten als de divisie in één klap was onthoofd? Tijdgenoten als prins Willem denken daar anders over. Die avond schrijft hij aan zijn vader: ‘De Hertog van Saksen Weimar en de Kolonel Baggelaar hebben te voet aan het hoofd dezen aanval met uitstekenden moed geleid.’

De grootste vijand is die eerste dagen echter het weer. De onbewolkte augustusnachten zijn koud. De soldaten liggen in hun bivakken op vaak moerassig gebied te kleumen. En overdag is het extreem heet. Met zware bepakking maken ze lange marsen in de brandende zon, terwijl de aanvoer van vers water en voedsel slecht is geregeld.De 30-jarige infanterist Floris Willem baron van Styrum is met de derde divisie vanuit Eindhoven lopend op weg naar Mol. In zijn dagboekje schrijft hij: ‘Van hier voortgaande was de hitte zeer ondragelijk zoodat vele schutters achterbleven, met gretigheid dronk men stinkend water uit de poelen in de heyde, geene boom verkoelde ons door zijne schaduw.’ Verscheidene schutters blijven dood op de weg achter. De ontberingen leiden tot plunderingen. Vooral in Beringen, dat wordt veroverd door de vooruitgeschoven Leidsche Jagers. Zij verjagen een overmacht aan Belgen door met een list een grootscheepse aanval te veinzen. Maar dan vinden Nederlandse soldaten buiten Beringen het geplunderde lijk van een Jager: ‘Het was alsof wraakzugt iedereen bezielde,’ schrijft kapitein Cannegieter. ‘Binnen de stad gekomen, zag ik op welk eene wijze de studenten den dood van hunnen kameraad aan denkelijk geheel onschuldige burgers zochten te wreken en niet alleen studenten, maar soldaten en onze schutters vierden hier bot aan hunne plunder- en vernielzucht. Overal hoorde men het rinkink der ingebroken glazen, overal het bonzen op deuren en kasten.’ De veldtocht maakt soms de indruk een dans te zijn van dove en blinde legerkorpsen die rondjes om elkaar heen draaien.

Afbeelding rechts: Het Utrechtse studenmkorps trekt op 3 augustus 1831, van Turnhout op Geel. De Huzaren rijden door heiden en vennen.De paarden kunnen drinken.

41


42

NR 41 juni 2017

Het legerkamp te Rijen, in of na 1831. Nederland, ca. 1831 afbeelding top Onder: De slag bij Bautersem, 12 augustus 1831, gedurende de Tiendaagse Veldtocht. Nicolaas Pieneman, 1833


‘Al op de vierde dag van de veldtocht valt het centraal gelegen Diest zonder slag of stoot in handen van de hertog van Saksen Weimar. Toch maakt de veldtocht soms de indruk een dans te zijn van dove en blinde legerkorpsen die rondjes om elkaar heen draaien zonder elkaar tegen te komen. De Nederlandse bevelhebbers laten vaak na goede verkenners vooruit te sturen en de onderlinge communicatie verloopt traag. Maar de Belgen zijn helemaal de kluts kwijt. Pas na drie dagen strijd begint het Leopold te dagen dat de Nederlandse hoofdmacht zich niet bij Antwerpen, maar in het midden van zijn land bevindt en wil hij Maas- en Schelde-leger verenigen om de indringer tot staan te brengen.Generaal Daine van het Maas-leger heeft echter een tegengestelde order gekregen en trekt naar het noorden. Daar stuit hij bij toeval op de vierde Nederlandse divisie, de reservedivisie van generaal Cort Heyligers, die geheel uit vrijwillige schutterskorpsen bestaat en de taak heeft de linkerflank van de veldtocht te dekken. In een kalm tempo zijn die soldaten vanuit Eindhoven over de straatweg naar het zuiden gemarcheerd richting Hasselt. Onder 'het blijde Wilhelmus en een donderend hourah' trekken ze het dorp door. Onderweg hadden ze al kennisgemaakt met Belgische soldaten bij Hechtel. De 20-jarige Bossche schutter Johannes Petrus van Blarkom beschrijft hoe huizen met schietende Belgen in brand worden geschoten: ‘Eenige vlugtenden werden neergelegd, anderen die in het gevaar geen keus konden doen, stierven

eenen jammerlijken dood in de vlammen.’ Onder ‘het blijde Wilhelmus en een donderend hourah’ trekken ze het dorp door. Op de grote heidevlakte buiten het plaatsje Houthalen zien de reservisten op zaterdag 6 augustus tot hun stomme verbazing plotseling de hoofdmacht van generaal Daine in slagorde opgesteld. Het leidt tot de eerste echte veldslag in deze oorlog. Daine valt aan, maar zonder overtuiging. Hij laat onderdeel voor onderdeel oprukken zonder massaal toe te slaan. Waarschijnlijk omdat hij niet weet dat zijn leger veel groter is. De Nederlanders slaan elke aanval af, maar de gevechten zijn fel. Van Blarkom is door zijn munitie heen, ‘dood moei en de lippen geheel open en pijnlijk zijnde ten gevolge van het afbijten der patronen’. De Gelderse schutter Simon Proot voelt een klap tegen zijn schouder: ‘Ik bleef nog staan en gevoelde mijne wond, en zag toen dadelijk het gat waar de kogel doorgevlogen was, het bloed stroomde mij langs mijn ligchaam neder.’ Naar eigen zeggen verlaat Proot het slagveld met de pathetische woorden: ‘Wreek ons bloed, want ik kan niet meer. 'Wreek ons bloed, want ik kan niet meer. De volgende dag vindt een nieuw treffen plaats, maar op een ander slagveld. Generaal Daine heeft nu toch de order gekregen naar Diest te marcheren om zich daar met het Schelde-leger te verenigen. Ten westen van Hasselt, bij Kermt, stuit zijn voorhoede op de voorhoede van de derde Nederlandse divisie. Er

43

wordt man tegen man gevochten. Terwijl zijn compagnie nog aan het koken is, hoort kapitein Cannegieter ineens het bevel: ‘Het Friesch bataillon voor.’ Halsoverkop mengen de schutters zich in het verwarrende gevecht. Vriend en vijand duiken op uit de kruitdampen. De soldaten schieten ‘op goed geluk’ naar iedere plek waar vuur vandaan komt. ‘Den geheelen avond bleven wij zoo vechtende; wij avanceerden wel niet, maar retireerden evenmin.’Bij het krieken van de dag blijken de Belgen verdwenen, terug richting Hasselt. Het opperbevel besluit de Limburgse hoofdstad aan te vallen. De derde divisie rukt op naar Curingen, dat wordt verdedigd door 600 tirailleurs. Volgens Van Styrum leidt de kroonprins de aanval persoonlijk. ‘De vijand zat achter struiken en heggen en retireerde gestadig, zoodat wij wel de kogels gewaar wierden, maar bijna niemand zagen.’Als de Nederlandse troepen Hasselt vanuit het westen binnentrekken, blijken de soldaten van Daine de stad aan de zuidkant te hebben verlaten. ‘Nu besloot ik de achterhoede van het vijandelijk korps terstond te vervolgen en zoo mogelijk aan te tasten,’ schrijft de kroonprins aan de koning.


Z

IJN KANONNEN ZAAIEN DOOD EN VERDERF IN DE BELGISCHE GELEDEREN, WAARNA DE RUITERS ZICH BOVEN OP DE INFANTERISTEN STORTEN

Dat lukt. De mobiele artillerie van generaal-majoor Boreel,zie afbeelding onder,snelt door de stad en krijgt net buiten de stadspoorten de achterhoede van het Maas-leger in het vizier. Zijn kanonnen zaaien dood en verderf in de Belgische gelederen, waarna de ruiters zich boven op de infanteristen storten. De Belgen vluchten in grote wanorde. De 26-jarige Mor Winterswijk, schutter uit Voorthuizen: ‘Wij kwamen op een stuk land al waar heel den grond vol ransels en geweren lag die zij weg hadden geworpen om des te beter ontkoming te kunnen verkrijgen.’Vol egards worden de Nederlandse prinsen op het stadhuis van Hasselt ontvangen. Nog maar acht dagen eerder was daar koning Leopold hulde gebracht. Hoe nu verder? Het Nederlandse opperbevel besluit op 9 augustus de steven te wenden naar het westen, naar Brussel. Op dat moment is Leopold met zijn Schelde-leger op weg naar Diest om daar het Maas-leger te ontmoeten. De stemming is prima na berichten over een klinkende overwinning van generaal Daine bij Kermt. Het gerucht gaat zelfs dat de Belgen na een volksoproer op Java de macht hebben overgenomen. Als de bittere waarheid over de aftocht van Daine doordringt, besluit Leopold af te buigen naar Leuven. Daar moeten ze een Nederlandse mars op Brussel tegenhouden.

Franse opmars

het plaatsje Bautersum nog was tegengehouden, stoot nu wel door. Daar wordt het paard onder de kroonprins weggeschoten. ‘Niets, niets met al!’ reageert hij: ‘Leg het zadel op een ander paard.’ De eerste divisie maakt met zijn kanonnen een hoop slachtoffers onder de terugtrekkende Belgen. Dan verschijnt er uit Leuven een Engelse gezant bij de prins, lord Russell. Die bevestigt de Franse opmars en roept op de strijd te staken. De kroonprins eist echter eerst de capitulatie van Leuven en zet de aanval voort. Intussen is de hertog van Saksen Weimar met zijn tweede divisie om de stad heen getrokken in een poging de vluchtwegen naar Brussel en Mechelen af te sluiten.Vanaf de IJzerberg bestrijkt hij het westen van de stad. Belgische troepen die Leuven verlaten richting Brussel maken rechtsomkeert. Maar voor een colonne die de wijk neemt naar Mechelen zijn de Nederlanders net te laat. In een van de rijtuigen zit koning Leopold. Leuven capituleert en de Nederlanders naderen de stad tot onder haar muren. Als een groep jagers een abdij in de buurt probeert te bezetten, beginnen veertig kanonnen van de wallen van Leuven op de wachtende Nederlanders te schieten. Dolle paniek. ‘Wáár men zijne oogen heen wendde,’ schrijft Cannegieter ‘overal zag men menschen en paarden vallen.’ Vijftig Nederlanders vinden de dood voordat het ‘misverstand’ wordt rechtgezet.

Intussen is een Franse leger van 50.000 man de grens overgestoken om de Belgen te helpen. Leopold heeft tot het laatst gewacht met een verzoek, omdat hij de Nederlanders liever zelf verjaagt. Tegen de Fransen gaan we niet vechten, zo hebben de prinsen van hun vader te verstaan gekregen. Maar de geruchten over een Franse opmars zijn nog vaag. Ze besluiten de aanval op Leuven door te zetten.Op 11 augustus nemen drie divisies de stad in de tang. De eerste divisie rukt vanuit het noorden op en maakt met zijn kanonnen een hoop slachtoffers onder de terugtrekkende Belgen. De derde divisie, die een dag eerder bij

44


12 AUGUSTUS Op 12 augustus trekt de kroonprins met zijn troepen leuven binnen. De vrijheidsboom wordt omgehakt, de stad bezet. Wij hebben nu onze taak volbragt,’ deelt de kroonprins zijn soldaten mee. ‘Wij hebben gedaan wat Koning en Vaderland van ons eischten. Wij hebben gezegevierd over den vijand.’ Hij kondigt de terugtocht aan die is afgedwongen door de Fransen. ‘Met eere keeren wij terug naar onze oude grenzen.’ Aan Nederlandse kant zijn 131 militairen gesneuveld en 590 gewond; de Belgische cijfers zijn vergelijkbaar.De Tiendaagse Veldtocht was ‘een manifestatie van boosheid en gekwetst zelfbewustzijn zonder duidelijk politiek doel’, oordeelde de Groningse historicus Kossmann.

AUGUSTUS OVERWINNING VAN NEDERLAND Toch was de militaire overwinning van Nederland op België niet zonder politieke gevolgen. In Londen kwamen nieuwe scheidingsvoorwaarden op tafel, die gunstiger uitpakten voor Nederland. Leopold 1 accepteerde ze, maar Willem I was nog niet tevreden. Hij volharde in zijn verzet en ging pas eind 1838 schoorvoetend akkoord. Intussen hield hij al die jaren een duur leger op de been. Het diplomatieke krediet dat de koning met de Tiendaagse Veldtocht had opgebouwd, verspeelde hij bijna net zo snel.

Koning der Belgen Leopold 1 wordt op 16 december 1790 in Coburg, Duitsland geboren als derde zoon van de hertog van Saksen-Coburg-Saalfeld.

EEN RUSTIGE VAKANTIE? KIJK OP PAGINA 111

45


OVER HET DUITS VERZET VANAF 1933-1945 TIJDENS DE TWEEDE WERELOORLOG Door Annabel Jungen/bewerking Robert Wilbrink.

MILITAIR VERZET

Zo bestond er ook een kring binnen de Abwehr, de militaire inlichtingendienst van de Wehrmacht. De belangrijke leider van deze kring van majoor en later generaal Hans Oster.Hoewel het echte verzet bij de Wehrmacht voornamelijk op gang kwam vanaf 1938,klonk er al eerder uit deze hoek waarschuwingen. Generaal Kurt von Hammerstein-Equord deed al vroeg een poging om de rijkspresident Hindenburg ervan te weerhouden om Hitler aan te stellen tot nieuwe rijkskanselier, waardoor deze een nieuwe regering kon gaan samenstellen. De waarschuwing werd genegeerd en Hitler werd gewoon benoemd tot rijkskanselier. Het duurde zolang totdat het militaire verzet op gang kwam, omdat de militairen zich verbonden voelden door de eed van trouw, die ze afgelegd hadden op Hitler. Die eed, voorheen afgelegt aan de keizer was een aloude traditie, daterend vanaf Frederik de Grote en door de militairen werd die erg hoog geacht. Zo’n eed kon niet zomaar verbroken worden. De nederlaag bij Stalinggrad in 1942, waar zeer veel soldaten het leven lieten, en de ooggetuigenverslagen van diverse officieren over het wangedrag van de SS-Einsatzgruppen aan het Oostfront deden het militaire verzet echter in een stroomversnelling doen geraken.

Claus Philipp Maria Schenk Graaf von Stauffenberg, kortweg Claus von Stauffenberg, (Jettingen (Beieren), 15 november 1907 – Berlijn, 21 juli 1944) was een Duits edelman uit het geslacht (Schenk von) Stauffenberg. Tijdens het naziregime was hij kolonel en verzetsstrijder, die in samenwerking met anderen een bomaanslag pleegde op de Duitse dictator Adolf Hitler. De aanslag mislukte en Von Stauffenberg werd gearresteerd en geëxecuteerd

46

NR 41 juni 2017

Het militaire verzet is wellicht de meest bekende stroming van de anti-nationaalsocialistische beweging, met name door de aanslag van de 20 Juli 1944 door kolonel Graf Claus von Stauffenberg. Echter het beramen van aanslagen door het leger dateerde al van ver vóór 1944. In 1938 werden de eerste plannen daartoe al op tafel gelegd en doorgesproken door majoor Henning von Tresckow. Hij werd leider van de kring, die bekend zou worden als Heeresgruppe Mitte, want ook bij het militaire verzet was sprake van meerdere kringen, die langzaamaan steeds meer toenadering zochten tot elkaar om zo sterker de strijd aan te kunnen.


OVERLOPERS

KOLONEL CLAUS VON STAUFFENBERG

Militair verzet van een geheel andere orde was het verzet dat gevormd werd door de deserteurs en overlopers. Een aantal militairen kozen er zelf voor om het leger te verlaten dan wel over te lopen naar de ‘vijand’. Tussen 1933 en 1945 waren er in totaal ongeveer 200.000 strafrechtelijke vonnissen uitgesproken door de Militärjustiz van het Derde Rijk. Rond de 50.000 daarvan zijn destijds voltrokken jegens dienstweigeraars, bevelweigeraars, ondermijnders van de weerbaarheid en deserteurs. De straffen varieerden van doodvonnissen of dienstneming aan het Oostfront in een strafcompagnie of opsluiting in concentratiekampen. Sommige doodsvonnissen werden omgezet in deportatie naar strafcompagnies of naar concentratiekampen, waarbij vele soldaten alsnog om het leven kwamen. Zo’n 20.000 ondergingen wel die doodstraf door middel van executie, ophanging of onthoofding.

Mede hierdoor ontstond langzaamaan de groep van de 20ste Juli. In 1943 kwam de leiding steeds meer in handen van kolonel Claus von Stauffenberg. Er waren al verschillende aanslagen voorbereid en een aantal ervan werden ook daadwerkelijk bijna tot uitvoer gebracht. Echter dikwijls veranderde Hitler op het laatste moment zijn plannen of werkte het explosieve materiaal niet zoals het zou moeten. Uiteindelijk zou op 20 Juli 1944 nogmaals een aanslag plaatsvinden. Kolonel Stauffenberg wist een bom te plaatsen in de buurt van Hitler tijdens een militair overleg. De aanslag mislukte echter en de gevolgen waren rampzalig. Duizenden mensen werden opgepakt en gevonnist en hun familieleden belandden in “sippenhaft”. Dat wil zeggen, dat ze veelal in kampen terecht kwamen en dat al hun goederen en huizen in beslag genomen werden.

DESERTEURS LAATSTE DECENNIA

De laatste decennia is er regelmatig gestreden voor eerherstel voor deze mensen, wiens daden tot op heden altijd werden gezien als een daad van lafheid. De leden van het Militärjustiz- de militaire rechtbank waren na de oorlog niet vervolgd en zaten nog steeds op de stoelen van de rechters. Straf bleef daarom voortdurend boven het hoofd van de deserteurs en overlopers hangen. Dit jaar volgde eindelijk het lang gekoesterde besluit: opheffing van juridische oordelen tegen alle mensen die beschuldigd werden van krijgsverraad.Maar er werd ook door het verzet werd ook opgeroepen tot desertie. Met name de groep “Freies Deutschland” was actief op dit gebied. “Freies Deutschland” was aanvankelijk opgericht door krijgsgevangen Duitse militairen en er waren afdelingen in verschillende landen, waaronder Nederland.

Hans Paul Oster (Dresden, 9 augustus 1887 Flossenbürg, 9 april 1945) was een Duits beroepsofficier in de Duitse Wehrmacht en een vastberaden tegenstander van Hitler en het nazisme. Hij was een centrale persoon in het verzet van Duitse legerofficieren tegen Hitler.

47


beroep op de moraal van de leidinggevende militairen. Hoewel Hadermann als conservatief christen zich verre hield van de communistische denkbeelden, waren de Sovjet-autoriteiten desondanks bereid om zijn pamflet te kopiëren en te verspreiden onder duizenden militairen, die aan het front lagen. Daarmee werd de actie van Hadermann een belangrijke stap op weg naar de oprichting van het Nationalkommitee “Freies Deutschland”.

FREIES DEUTSCHLAND NATIONALKOMITEE “FREIES DEUTSCHLAND Het Nationalkomitee “Freies Deutschland” was een Duitse verzetsbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog, opgericht door krijgsgevangene militairen. Toen in 1941 het Duitse leger Rusland binnenviel, had niemand verwacht dat deze strijd zo lang zou duren en zo hevig zou zijn. In 1942 werden ook steeds meer Duitse militairen krijgsgevangen gemaakt en zij werden ondergebracht in kampen, die ver van het front verwijderd lagen. Een aantal van deze gevangen militairen besloot om antifascistische comités op te richten met als doel de animo om te strijden voor Hitler onder militairen te ondermijnen. Op 3 april 1942 werd de fundering gelegd voor de groep, die later zou uitmonden in het Nationalkomitee Freies Deutschland. Deze eerste antifascistische groep voor officieren werd opgericht door hauptmann Ernst Hadermann in krijgsgevangenkamp Jelabuga. Dr. Ernst Hadermann was de eerste officier, die brak met het Hitlerregime en zijn kameraden opriep zijn voorbeeld te volgen. Na de Eerste Wereldoorlog had hij literatuur en geschiedenis gestudeerd en in 1930 was hij leraar op een gymnasium geworden. Negen jaar later meldde hij zich vrijwillig aan bij de Wehrmacht en nam vervolgens deel aan de oorlog tegen Polen en Frankrijk. Hij was zelfs tijdlang lid van de “Stahlhelm”, een militaire organisatie. Echter enkele weken na de inval in de Sovjet Unie werd hij ernstig gewond gevangen genomen en naar het kamp Jelabuga overgebracht. Daar schreef hij het beroemde pamflet” Manneswort eines deutschen Hauptmanns“, waarin hij de militairen opriep om niet langer meer te strijden voor Hitler. Op 31 mei 1942 tijdens de eerste bijeenkomst van de officieren las hij zijn tekst voor en kopieën ervan werden verspreid onder duizenden militairen. In dit pamflet beschreef hij de nationaalsocialistische staat als een crimineel regime dat bezig was om de Duitse cultuur te vernietigen en deed hij een

48

GEBOORTE NKFD – DE ROEP OM EEN NATIONAAL COMITÉ WORDT STERKER Het aantal Duitse militairen, die krijgsgevangen werden gemaakt gedurende het verloop van de oorlog nam steeds meer toe. Tijdens de Slag om Stalingrad, die begon in november 1943, werd een enorm aantal Duitsers krijggevangen genomen, ook hoge officieren. Onder hen bevond zich veldmaarschalk Friedrich Paulus, de bevelhebber van het Duitse leger rondom Stalingrad. Dit werd het moment voor de oprichting van een nieuw antifascistisch comité meer gericht op de middenklasse. De Duitse communisten via de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD)hadden het initiatief genomen om een antifascistisch front op te richten en zochten daarvoor steun bij de Duitse krijgsgevangenen. Ook de Russische regering had belangstelling voor deze militairen. Zij had het plan opgevat om deze krijgsgevangenen op te leiden tot antifascisten aan de antifascistische school van Krasnogorsk. Daarom werden de krijgsgevangenen samen met andere in de USSR verblijvende antifascisten onder gebracht in een Duits antifascistisch comité. Op 22 juni 1943 werd er begonnen met de vorming van een oprichtingscomité en het zag er naar uit dat de meeste van de officieren en soldaten bereid waren plaats te nemen in een dergelijk comité.Maar toch wilde het niet snel komen tot een daadwerkelijke oprichting van dit comité. De belangrijkste reden was dat veel militairen zich niet wilden identificeren met de communistische doelstellingen van de KPD. Op initiatief van zowel van de van de regering van de Sovjet Unie als van de Russische militaire zijde werd daarom op 12 en 13 juli het zelfstandige Nationalkomitee “Freies Deutschland” opgericht.


Foto’s Top en beneden: Duitse militairen in Russische krijgsgevangenkampen 1944-1945

49


Dr. Ernst Hadermann Tevens besloot Stalin dat KPD en de NKFD niet meer in één adem genoemd mochten worden. Toch werd een lid van de KPD voorzitter en dat was de Duitse schrijver Erich Weinert. Ondanks dat hij een communist was, kreeg het NKFD een duidelijk nationalistisch tintje. Zo werd de oude keizerlijke vlag met zwart-wit-rood de officiële vlag van het NKFD. Andere leidinggevenden waren: Anton Ackermann, Wilhelm Florin, Wilhelm Pieck en Walter Ulbricht. Onder de overige leden van het NKFD bevonden zich intellectuelen, die in ballingschap in de Sovjet Unie waren, communistische functionarissen en soldaten van de Wehrmacht.

DE BDO ONSTAAT NKFD IN ACTIE Het NKFD was ondertussen begonnen met het uitgeven van twee kranten: de weekeditie “Freies Deutschland” en het geïllustreerde blad “Freies Deutschland im Bild”. De eerste editie van het weekblad verscheen op19 juli 1943 met daarin het “Manifest an die Wehrmacht und das deutsche Volk” opgesteld door de journalist Rudolf Herrnstadt (1903-1966) en schrijver Alfred Kurelia (1895-1975), waarin het doel van de NKFD uitgelegd werd: het te neer slaan van het nationaalsocialistische regime, onmiddellijk gevolgd door een vredesverbond, zodat een werkelijk “vrij en onafhankelijk Duitsland”kan ontstaan.Ook ontwierp het comité talrijke vlugschriften voor propaganda aan het front, maar ook in de krijgsgevangenkampen. Daarnaast bezat het comité een eigen radiozender, Freies Deutschland, die propaganda-uitzendingen verzorgde en voorts werd geprobeerd via luidsprekerwagens langs de frontlinies Duitse militairen te bewegen om te deserteren. Naar verluidt zouden op 6 december 1944 “50 generaals” die zich in Sovjet-Russische krijgsgevangenschap bevonden, een oproep hebben gericht tot het Duitse volk en de Wehrmacht om zich tegen Hitler te keren en de oorlog te beëindigen. Dit getal is helaas nooit bevestigd.

50

NR 41 juni 2017

Maar het NKFD was niet het enige comité dat opgericht werd in dat jaar. In kamp Lunjowo nabij Moskou besloten circa 100 krijgsgevangen officieren onder leiding van Oberstleutnant Alfred Bredt, een voormalig Stahlhelm-lid en later overtuigd tegenstander van Hitler, tot oprichting van een eigen militair comité: Bundes Deutscher Offiziere. Deze oprichtingsvergadering vond plaats op 11 en 12 september 1943. De bond diende als aanvulling op het NKFD en ze werd de tweede zelfstandige antinationaalsocialistische organisatie in de Sovjet Unie. Het doel dat ze nastreefde was het onaanvaardbare hoge bloedverlies aan beide zijden te beëindigen. Ook hoopten de initiatiefnemers door samenwerking met de Sovjet Unie een bijdrage te kunnen leveren aan het behoud van het Duitse Rijk na de verwachte nederlaag. Immers, na de Slag om Stalingrad geloofden een groot aantal officieren niet meer in de overwinning voor Nazi-Duitsland. De bond kwam onder leiding van Walther von Seydlitz en hij wilde niets liever dan dat veldmaarschalk Paulus zich aan zijn zijde schaarde. Dit gebeurde op 8 augustus 1944.Ondertussen ging de bond over tot actie. Onder leiding van de general der Artillerie Walther von Seydlitz, generaalluitenant Alexander Edler von Daniels en Obersten Steidle en van Hooven werden oproepen gedaan aan de Duitse soldaten door middel van vlugschriften en radiouitzendingen om te strijden tegen de dictatuur van Hitler. Er werd verkondigd dat Hitler de Wehrmacht op gewetenloze wijze misbruikt had. Deze oproepen konden vooral op grote steun rekenen onder de Duitse manschappen, die rondom Stalingrad krijgsgevangen waren gemaakt.


SOPHIE SCHOLL IS CELEBRATED AS ONE OF THE MOST POPULAR HEROES IN GERMANY THANKS TO HER INVOLVEMENT IN THE WHITE ROSE MOVEMENT

51


DE KOLONEL PALMKAZERNE 1939-2005

Door Chris Leenders

Voorgeschiedenis en opbouw

Na de Eerste Wereldoorlog werd weinig of niets aan kazernenieuwbouw gedaan. Oorzaak was de verlaging van het defensiebudget door de wens tot ontwapening en de economische malaise. Door de politieke ontwikkelingen in Europa in de jaren dertig kwam hier verandering in. In het Defensieplan van 1936 werd besloten dat de tijd van eerste oefening voor de dienstplichtigen van de Infanterie werd verdubbeld tot elf maanden. Hierdoor werd per Infanterieregiment een tweede bataljon geformeerd en als zogenaamde grensbataljon onder de wapenen gehouden. Er was dus ook aanzienlijk meer legeringsruimten nodig, zodat op 24 plaatsen nieuwe kazernes moesten komen. De meeste kazernes werden langs de grenzen gepland, enkele meer landinwaarts. Ze werden naar een zelfde model samengesteld. Gekozen werd voor een zogenaamd paviljoenstelsel: rond het centrale exercitie- en appèlterrein werden bataljonskazerne en het dubbele aantal voor een regiment.

‘Eén van deze nieuwe kazernes werd geprojecteerd op een stuk heideterrein langs de Amersfoortdestraatweg, in het zuidoosten van de gemeente Bussum. Dit terrein was eigendom van het Ministerie van Defensie en werd gebruikt als pionierterrein voor het in de legerplaats Laren gelegerde Kaderbataljon. De reden dat een nieuwe kazerne hier werd gepland had te maken met het toenmalige nationale verdedigingsstelsel. Dit stelsel nam sinds de 17e eeuw de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie een belangrijke plaats in. Het noordelijke gedeelte van deze Nieuwe Hollandse Waterlinie en de hoogten in het Gooi binnen de driehoek Bussum,Hilversum en Blaricum dienden in deze roerige tijd snel beveiligd te worden.

Kolonel Palm

Op 18 mei 1938 diende de Genie een aanvraag voor bouwvergunning in bij de gemeente Bussum. Meteen tekenden zowel de gemeente Bussum als de “Vrienden van het Gooisch Natuurreservaat” bezwaar aan en ook de bewoners van de villa’s langs de Amersfoortsestraatweg vreesden dat een kazerne de bebouwing aldaar zou ontsieren.

Echter met de opmerking van de Minister van Defensie “landsbelang gaat voor plaatselijk belang”

52


REKRUTEN VAN DE LICHTING 1920

Echter met de opmerking van de Minister van Defensie “landsbelang gaat voor plaatselijk belang” was de kogel door de kerk. Op 15 juli 1938 werd de vereist bouwvergunning verstrekt en onmiddellijk werd met de bouw begonnen, alleen de vroegtijdig ingevallen strenge winter zorgde voor vertraging. In 1938 werd ook de nieuwe naam voor de kazerne gekozen. De Minister bepaalde bij Beschikking Kolonel Palmkazerne zou gaan heten (legerorder 395/1938) een opvallende keuze gezien de maritieme achtergrond van kolonel Palm. François Palm was officier in het Staatse Leger, werd in 1657 bij de vloot geplaatst en nam deel aan diverse zeeslagen, onder andere die bij Chatham. Voor zijn moedig en beleidvol optreden in het rampjaar 1672 werd hij bevorderd tot kolonel der mariniers. In de nacht van 11 op 12 september 1673 bestormde Palm na een zesdaags beleg Naarden en dwong hij de Fransen tot overgave. In 1674 nam kolonel

Palm deel aan de slag bij Seneffe. Hij raakte daar zodanig gewond, dat hij op 14 augustus te Bergen in Henegouwen overleed.In oktober 1939 konden uiteindelijk de zes legeringsgebouwen worden betrokken.Een maand later vielen de Duitsers Polen binnen en brak de Tweede Wereldoorlog uit. Niet het 16e Regiment Infanterie ging de kazerne bevolken maar het 8e Depotbataljon onder commando van de reserve majoor J.G.A. van der Upwich. De Bussumse bevolking profiteerde meteen van de 600 extra inwoners. Niet alleen de middenstand in Concordia georganiseerd onder leiding van (sergeant) Eduard van Beinum,die in Bussum gelegerd was.

De kazerne in oorlogstijd Toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnen vielen werden de Bussumse militairen voor bewakingstaken ter beschikking gesteld van de commandant van de Vesting Holland. Op 14 mei volgde het bericht dat de strijd was gestaakt en de wapens moesten worden neergelegd. Op 27 mei werd in Concordia een

53

afscheidsavond voor het Bussumse garnizoen georganiseerd en de volgende dag vertrokken de militairen naar huis. Slechts zeven maanden was de nieuwe kazerne, toen bestaande uit zeven stenen gebouwen en gebouwtjes en vier barakken door de Koninklijke Landmacht gebruikt, nu kreeg de bezetter er de beschikking over. Tot de zomer van 1940 werd de Palmkazerne gebruikt door de Opbouwdienst,die de komst van de arbeidsdienst in 1941 voorbereidde. Zij hield zich onder meer bezig met het opruimen van oorlogsschade,wegenaanleg, terreinontginning,sport,spel en zang. Na de zomer van 1940 kwamen Duitse eenheden in de kazerne luchtdoelartillerie. Het geschut stond opgesteld op de heide en als het ‘s nachts in actie kwam tegen overvliegende geallieerde vliegtuigen, hield het menig bewoner van Bussum-Zuid uit de slaap.


Het resultaat was dat zes van de zeven gebouwen totaal vernietigd waren en het zevende gebouw zwaar beschadigd raakte. De kazerne was onbewoonbaar. Hoe zwaar het bombardement was geweest, bleek ook in de Lothariuslaan. Daar was geen ruit meer heel, de dakpannen waren verdwenen en ook deze huizen waren veelal onbewoonbaar geworden. De Duitse troepen werden overgebracht naar de Gooise HBS aan de Vondellaan. Op 21 maart 1945 vond opnieuw een luchtaanval plaats die vooral was gericht op het Duitse hoofdkwartier in het ‘Bosch van Bredius’. Opnieuw werd ook de kazerne geraakt. De aanval

was vooral gericht op het tijdelijke verblijf van een Duitse pantsereenheid die op het moment van de aanval net weg was.Er vielen helaas ook doden en gewonden.Toen de Duitsers op 5 mei 1945 capituleerden en Nederland weer vrij was, trof men in Bussum een praktisch onbruikbare kazerne aan. Het zou tot 1950 duren voordat de oorlogsschade was hersteld.

Naoorlogse bewoners In 1945 was er dringend legering nodig voor het personeel van de buitenbewaking van de legerplaats Crailo (Laren), die als interneringskamp voor NSB’ers en Nederlandse SS’ers in gebruik was genomen. Het personeel was belast met bewakings-en politietaken, totdat de Nederlandse politie op sterkte was. In het voorjaar van 1947 verdwenen zij weer. In de periode 1948-1951 werden 250 man luchtmachttroepen, behorende tot de lichting 1928, in de kazerne onder de wapenen geroepen. Zij volgden in Bussum een algemeen militaire opleiding. Met ingang van 1 juni 1950 verhuisde de staf van het Commando Luchtverdediging van Den Haag naar Bussum. Tussen 1952 en 1960 zou de Palmkazerne worden bewoond door de luchtdoelartillerie, afkomstig uit Haarlem en Hoek van Holland, die aanzienlijk was uitgebreid.Op donderdag 14 november 1957 werd de Palmkazerne door een ramp getroffen. Een Super Sabre F-100 straaljager van het op de vliegbasis Soesterberg gelegerde Amerikaanse 32nd Fighter Interceptor Squadron stortte om 13.08 uur neer op de kazerne. Het in 1950 herbouwde legeringsgebouw 3 werd grotendeels verwoest, alsmede een deel van gebouw 2.De straaljager was boven Hilversum in de problemen gekomen door een motorstoring. De piloot negeerde aanvankelijk het bevel om zijn toestel te verlaten. Hij koerste in de richting van het IJsselmeer en sprong toen pas. De schade aan de gebouwen kon worden hersteld. Erger was dat er vijf doden bij 117e Afdeling Zware Luchtdoelartillerie te betreuren waren. Zestien militairen raakten gewond, waarvan twee ernstig.

54

NR 41 juni 2017

In 1942 verhuisde de Duitse opperbevelhebber in Nederland, Generaal Christiansen , met zijn staf van den Haag naar Hilversum. Nu vonden ook verbindingstroepen onderdak in de Palmkazerne. Een klein vliegveldje werd aangelegd en het gehele gebied werd afgesloten en tot “Sperrgebiet” verklaard. In 1943 nam de concentratie van Duitsers rond de kazerne toe (onder anderen generaal Christiansen kwam er wonen). Villa’s werden gevorderd en in het verderop gelegen hotel ‘Bosch van Bredius’ kwam een Duitse staf. In september 1944 werden eenheden van de ‘Hermann Göring Ersatz- und Ausbildungsdivision’ in de Palmkazerne gelegerd. Op 25 november 1944 kwam voor de Duitsers een eind aan de bewoning van de Palmkazerne. Die dag voerden Typhoons en Spitfires van de 2nd Allied Tactical Airforce een zwaar bombardement uit op de kazerne. Laag inkomend ontweken de vliegers de Duitse radar (waaronder die van het station ‘Seeadler’ in de Bloemendalerpolder (tussen Muiden en Weesp). De toestellen lieten hun bommen en raketten los boven en in de omgeving van de kazerne. Een ooggetuige in de Lothariuslaan beschreef de aanval als volgt:” We zaten in de kleerkast. We hoorden de vliegtuigen met veel lawaai overkomen, toen plotseling met een een enorme dreun de kelderkastdeur werd Generaal Christiansen weggeslagen, de voordeur vloog door de gang en lag in de achtertuin en toen we na de aanval weer buiten stonden was van het gehele blok huizen niet meer veel over.


55


Afbeelding links: Palmkazerne, na het geallieerde bombardement van 25 november 1944

DEPOT INTENDANCE In december 1959 werd het Depot Intendance vanuit Amsterdam verplaatst naar de Palmkazerne. Elke twee maanden kwam er nu een lichting rekruten op, bestemd voor de Intendance. Vanaf 4 oktober 1965 kwam ook de Intendance-school uit Amsterdam over naar hier.

Palmkazerne bevolkten. Vaak waren ook bij plechtigheden in de kazerne afgevaardigden van het Bussumse gemeentebestuur aanwezig. Ook het in 1961 opgerichte Tamboerkorps der Intendance was bij plechtigheden veel in het Bussumse te vinden. Veelvuldig werd geld ingezameld voor de aanschaf van blindengeleidehonden en werden weekenden gehouden voor gehandicapte kinderen en hun verzorgers.Dat werd ook zeer gewaardeerd. Als dank voor al deze activiteiten reikte het gemeentebestuur van Bussum aan de Palmkazerne het beeldje van ‘De Kleine Johannes’ uit. De allerlaatste soldaten verlieten de kazerne op 22 februari 2006, waarna het terrein werd overgedragen aan Domeinen.

In de periode 1960-2003 werd de kazerne meerdere malen gerenoveerd en vond er veel nieuwbouw plaats. In dat tijdvak werd de Berlijnse Muur afgebroken en viel het Oostblok uiteen. Hierdoor raakte het militaire beeld in West-Europa totaal gewijzigd. Voor de verdediging van Nederland ontstonden nieuwe legerplannen, die een drastische vermindering van de legersterkte inhielden. De behoefte aan op te leiden personeel voor bevoorradingstaken nam aanzienlijk af. Besloten werd de overige logistieke opleidingen (transport, technische dienst en militaire administratie) in de Palmkazerne te concentreren. Daartoe werd op 20 juni 1996 het Opleidingscentrum Logistiek (OCLOG) opgericht. Ook de Aan- en Afvoertroepen uit Tilburg kwamen hier te liggen. Inmiddels stond de Dumoulin Kazerne in Soesterberg leeg. Gezien de ruimte die deze kazerne en het omliggende terrein bood, was al medio 2005 begonnen met de verhuizing van Bussum naar Soesterberg. Op 2 juni 2005 namen de bewoners van de Palmkazerne officieel afscheid van de gemeente Bussum.

De kazerne en de burgerij Waren de Gooische Natuurvrienden in 1938 niet opgetogen over de geplande komst van de kazerne, anders lag dat bij de Bussumse bevolking. Velen zagen, niet ten onrechte, handelsmogelijkheden en werkgelegenheid die de komst van zeshonderd tot duizend militairen met zich meebracht, die afwisselend de

56


Het Engelse Kamp: hoe de Eerste Wereldoorlog naar Groningen kwam Door: Lars Sanders Het gevecht om Antwerpen speelt daar een belangrijke rol in. In september 1914 arriveert het Duitse leger bij de stad. Het leger heeft de beschikking over zwaar geschut en Antwerpen zal het zwaar krijgen. De Britse regering kijkt intussen angstig toe. Met de val van Antwerpen krijgen de Duitse troepen de Belgische havens in handen waardoor een directe bedreiging voor de Britse eilanden zal ontstaan.

Kort na aankomst van deze troepen blijkt dat de forten van Antwerpen niet bestand zijn tegen het Duitse geschut. Een aantal divisies van de First Royal Naval Brigade krijgt de instructie tot terugtrekking naar de Schelde te laat en mist daardoor letterlijk de boot. Commandant Henderson besluit daarop met zijn soldaten de grens van het neutrale Nederland over te steken.

De boot gemist

Voor de Nederlandse regering is de omgang met de Britse militairen een netelige kwestie. De neutrale status van Nederland mag immers niet in gevaar komen. In 1907 had Nederland deelgenomen aan de Tweede Haagse Vredesconferentie. Hier was bepaald dat militaire vluchtelingen het grondgebied van een neutrale staat niet meer mochten verlaten, omdat zij dan weer konden deelnemen aan oorlogshandelingen.

Het verre Groningen

Op 1 oktober 1914 arriveert Winston Churchill (1874-1965) als minister van Marine in Antwerpen. Hij roept de Belgen op zo lang mogelijk stand te houden. Zijn rapport aan de Britse regering is echter pessimistisch. Het Belgische verzet begint te breken en het moreel is laag. De Britse regering besluit troepen naar Antwerpen te sturen om de Belgen bij te staan. Churchill neemt het initiatief om mariniers hals over kop om te scholen tot grondtroepen en naar Antwerpen te verschepen.

57


Barak in het ‘Engels Kamp’ in Groningen. (foto: Noordelijk Scheepvaartmuseum)

Muziek, toneel en voetbal

De troepen dienen dus zover mogelijk van het oorlogstoneel te worden ondergebracht. De 1100 militairen van de First Royal Naval Brigade arriveren op 11 oktober 1914 in Groningen.ingedeeld, een en ander ter voorbereiding van de bevrijding van Indië van de Japanse bezetters.

De soldaten mogen het kamp, door henzelf Timbertown genoemd, eenmaal per dag verlaten. Velen zoeken dan hun toevlucht in de drank, wat weer tot klachten van de lokale bevolking leidt. Vanaf 1915 begint de sfeer in het kamp te verbeteren. Na een reeks klachten wordt het voedsel volgens Britse marinevoorschriften bereid. Daarnaast worden mogelijkheden tot werk, ontspanning en studie aangeboden.Vanaf 1915 kunnen soldaten wat bijverdienen door buiten het kamp aan het werk te gaan. Op het kampterrein zelf wordt een drukkerij ingericht voor de productie van een krant voor de geïnterneerden. In dit Camp Magazine wordt verslag gedaan van alle activiteiten die worden ondernomen. Zo is er een Gardeners Division

Gekooide Engelsen

onder de hoede van soldaat Jack die de ruimte tussen de gebouwen in een sierlijke tuin omtovert. Daarnaast wordt er gemusiceerd, toneelgespeeld en gevoetbald.

Ontsnapping Het toneelgezelschap van het kamp verwerft zelfs landelijke bekendheid. De Timbertown Follies krijgen twee keer toestemming op tournee door Nederland te gaan. De opbrengst van de voorstellingen wordt gedoneerd aan een goed doel. In 1917 zijn er voorstellingen in Amsterdam, Den Haag, Haarlem en Rotterdam waarbij 3414,38 gulden wordt opgehaald voor het Britse Rode Kruis.

58

NR 41 juni 2017

De geïnterneerden vallen onder het gezag van de door het Departement van Oorlog ingestelde afdeling internering. Achter de strafgevangenis van Groningen wordt een barakkenkamp ingericht. Het kamp is omgeven door versperringen van prikkeldraad en wordt bewaakt door Nederlandse militairen. De drie grote woonbarakken en bijgebouwen zijn strikt gescheiden van de buitenwereld. De soldaten hebben het niet bepaald naar hun zin: zij spreken de taal niet en zijn niet gewend aan de kapucijners met spek die zij dagelijks krijgen voorgeschoteld.Het lijkt of de mensen naar een dierentuin komen om naar gekooide dieren te kijken. Voor de soldaten is het een vernederende ervaring.Voor de inwoners van Groningen vormen de soldaten een attractie. Iedere zondag kan men tegen betaling een kijkje nemen in wat algauw het Engelse kamp werd genoemd. Soldaat Jeremy Bentham beschrijft in zijn dagboek dat het iedere zondag een drukte van belang is. Het lijkt of de mensen naar een dierentuin komen om naar gekooide dieren te kijken. Voor de soldaten is het een vernederende ervaring. Wel ontstaan zo de eerste contacten tussen de soldaten en de bevolking.


59


Top: Engels kamp Timbertown, 1915 Onder:The Royal Naval Brigade Athletic Club, Timbertown, 1915

60


De voorstellingen trekken bekijks en de Timbertown Follies worden een begrip. Ook de verhoudingen met de plaatselijke bevolking verbetert. Wekelijks marcheren de soldaten met hun blaaskapel door de stad en trekken daarmee veel publiek.Voor een enkeling blijft het bestaan in een afgesloten kamp echter ondragelijk. Jeremy Bentham heeft het in 1915 dermate gehad met het kampbestaan dat hij met een list uit het kamp ontsnapt en via allerlei omwegen weer in Londen belandt. Hier wordt hij aangesproken door een oudere vrouw. Zij vindt het een schande dat hij nog geen dienst heeft genomen.

GRONINGEN WAT REST De overige soldaten verblijven tot het einde van de Eerste Wereldoorlog in Groningen. Er is niet veel meer wat herinnert aan het verblijf van de Britten. Op de Zuiderbegraafplaats bevindt zich de meest markante herinnering. Negen soldaten die tijdens hun internering overlijden, zijn hier op een klein ereveld begraven. Daarnaast herinnert alleen de straatnaam Engelse Kamp, waar nu onder andere de Dienst Uitvoering Onderwijs is gevestigd, aan dit curieuze hoofdstuk van de Grote Oorlog in Groningen.

De Zuiderbegraafplaats in Groningen met de graven van de negen Britse soldaten

61


VC UITGEREIKT Benjamin Roberts-Smith VC Door Dik Winkelman

In dienst van het Australische leger

Medio april 2011 werd er opnieuw een VC uitgereikt. Om precies te zijn een Australisch VC en het is daarmee het tweede VC van dat land zelf. Benjamin Roberts-Smith werd geboren op 1 november 1978 in Perth, Western Australia. Op 18-jarige leeftijd nam hij dienst in het Australische leger op 11 november 1996. Zijn militaire opleiding volgde hij aan de School of Infantry in de Lone Pine Barracks te Singleton, New South Wales. In 1997 werd hij als korporaal geplaatst bij het 3rd Bataljon, the Royal Australian Regiment. Om precies te zijn werd hij geweerschutter in CCompany. Later werd hij sectiecommandant in het Direct Fire Support Weapons peloton. Dienst doende bij dit bataljon werd hij tweemaal uitgezonden naar Maleisië en tweemaal naar Oost-Timor. In 2003 volgde Roberts-Smith een opleiding waarna hij toetrad tot 3 Squadron, the Special Air Service Regiment (SAS). Met dit squadron deed hij dienst in verschillende opleidings- en ondersteuningsteams in ZuidoostAzië.. In 2004 werd hij uitgezonden naar Fiji. In 2005 en 2006 deed hij dienst in verschillende veiligheidsteams in Iraq.

Medal for Gallantry

Dat ging niet onopgemerkt voorbij, want op 2 juni was de post middelpunt van belangstelling voor de vijand, die poging deed de post te omsingelen.

62

NR 41 juni 2017

Van mei tot september 2006 vond de zogenaamde Operation Slipper – Rotation Three plaats in Afghanistan. Roberts-Smith was als scherpschutter lid van een patrouille van de Special Operations Taks Group – Task Force 637. In de nacht van 31 mei 2006 was hij naast scherpschutter ook verkenner van een patrouille. Deze patrouille had als opdracht een observatiepost in te richten bij de Chorapas. Deze post lag in vrijwel onbegaanbaar terrein en bood uitzicht op een verblijf van de vijandelijke militie. Nadat de patrouille tien uur onderweg was geweest om de post te bereiken, moest zij luchtsteun coördineren ten behoeve van andere eenheden die in gevecht waren geraakt met de vijandelijke troepen. Na deze actie bleef de patrouille in de observatiepost met als doel verdere informatie te vergaren en door te geven.


Top: Uitreiking van het VC door de Gouverneur-Generaal, mevrouw Quentin Bryce Onder:Drie Australische VC-dragers: Mark Donaldson VC, Ben Roberts-Smith VC en Keith Payne VC (v.l.n.r.)

63


‘Bij één zo’n actie kreeg Roberts-Smith samen met een collega opdracht de post te verlaten om een vijandelijke eenheid te lokaliseren en uit te schakelen. De beide mannen slaagden hierin. Tijdens een andere actie probeerden twee vijanden de post vanuit een andere hoek te naderen. Roberts-Smith slaagde er opnieuwin het gevaar te keren. Vervolgens nam hij een voorwaartse positie in, gescheiden van de post, omdat hij vandaaruit zijn scherpschuttersgeweer beter kon gebruiken. Vanuit zijn geïsoleerde positie zag hij een groep vijandelijke soldaten naderen in de richting van de observatiepost. Met scherpschuttersvuur wist hij het verdere oprukken van die groep te voorkomen, terwijl hij zelf vanuit een andere richting onder vuur werd genomen. Korte tijd later bereikte een collega Roberts-Smith en gezamenlijk bleven zij de vijand op een afstand houden. Zij bleven dat doen tot dat luchtondersteuning werd ontvangen. Door de inzet van Roberts-Smith was de patrouille in staat de post op een redelijk veilige manier te behouden. Voor deze actie werd hij onderscheiden met de Medal for Gallantry. In 2007 was hij met dezelfde eenheid opnieuw in Afghanistan. Na zijn terugkeer werd hij gestationeerd bij Operational Support Squadron waar hij een verdere opleiding volgde. In 2009 werd hij ingedeeld bij 2 Squadron SAS en was plaatsvervangend commandant van een patrouille in Afghanistan. Na deze uitzending rondde hij de SASR Patrol Commanders Course of en als patrouillecommandant werd hij in 2010 opnieuw ingedeeld bij SOTG in Afghanistan.

VC-actie

Een Troop van Special Operations Taks Group voerde op 11 juni 2010 een helicopteraanval uit in Tizak, in de provincie Kandahar. Doel van de operatie was een commandant van de Taliban gevangen te nemen of te doden. Direct nadat de Troop was uitgestapt, werd zij vanuit verschillende posities zwaar beschoten door machinegeweren en met raketten. Met enkele gewonden in haar midden, was het de Troop niet mogelijk zich te verplaatsen door dit vijandelijke vuur. Onder dekking van eigen vuur en van luchtondersteuning wist de patrouille van Roberts-Smith de vijandelijke posities tot op ongeveer 70 meter te naderen. Bij de aanval op die posities was de tegenstand zeer zwaar en op zo’n 40 meter van de posities was het niet mogelijk nog verder op te rukken. Op dat moment wist Roberts-Smith een Talibanstrijder uit te schakelen en trok hij vijandelijk vuur tot zich waardoor zijn patrouille in staat was de aanval voort

te zetten. Daarbij werd één van de drie vijandelijke machinegeweren uitgeschakeld. Vervolgens wist Roberts-Smith eigenhandig de twee resterende machinegeweren uit te schakelen. Hierna kon de patrouille in de vijandelijke posities doordringen waardoor de rest van de Troop de aanval ook kon voortzetten. Roberts-Smith bleef een belangrijke rol vervullen in de rest van de aanval waardoor het voor de Troop mogelijk was het dorp te zuiveren van de Taliban. En door deze zuivering trok de rest van de Taliban zich terug uit het district Shah Wali Kot.

Uitreiking van het VC

Voor zijn inzet aldaar bij Tizak werd hij onderscheiden met het Victoria Cross. De onderscheiding werd hem uitgereikt door de Gouverneur-Generaal van Australië, mevrouw Quentin Bryce. Die plechtigheid vond plaats op 23 januari 2011 in Campbell Barracks in de geboortestad van Roberts-Smith. Deze tweede drager van het Australische VC, die is getrouwd met Emma en vader van de tweeling Eve en Elizabeth, doet nog steeds dienst bij de SAS. Met het Victoria Cross en de Medal for Gallantry is Roberts-Smith de hoogst onderscheiden militair van de Australische strijdkrachten van dit moment. De verwachting is dat Roberts-Smith dienst zal blijven doen als patrouillecommandant aan het front. Het militaire zit ook in de familie; zijn vader is major general Leonard Roberts-Smith, die dienst deed in de juridische afdeling van het Australische leger. Een broer van Benjamin, Sam, heeft echter een hele andere richting gekozen en is operazanger. Dit verhaal verscheen eerder in de Koerier NR 95 april 2011

64


Door : Rob .E. Vaneker

BASTIONS VESTINGWERKEN VAN MAASTRICHT ROND 1700

Alle ontwikkelingen in de verdediging van de steden hebben uiteindelijk te maken met de evolutie van het geschut en de manier van oorlogvoeren. Tot de vijftiende eeuw gebruikte men pijl en boog en kruisboog. De artillerie maakte in de vijftiende eeuw een snelle evolutie door, maar pas in de loop van de zestiende eeuw werd de architectuur voor de verdediging aangepast aan de steeds efficiĂŤntere artillerie.

Voorlopers van de bastions Tegen het eind van de vijftiende eeuw werden de middeleeuwse stadsmuren verlaagd en werd aan de voor- en achterkant van de muren aarde opgeworpen. Aarden wallen bleken bijzonder geschikt voor het opvangen en vasthouden van kogels. Bovendien was het aanleggen van aarden wallen een goedkope en simpel uit te voeren manier van verdediging. De muurtorens werden eveneens verlaagd en volgestort met aarde. De muurtorens die voorheen rechthoekig waren, werden rond gemaakt. De rechthoekige torens hadden een dode hoek die door flankerend vuur niet bestreken kon worden. Ronde torens hadden een kleinere dode hoek. Bovendien waren ronde torens meer geschikt als geschutsplatform en minder kwetsbaar bij inslagen. De omgevormde en nieuw aangelegde muurtorens werden rondelen genoemd. Het rondeel en geschutsplatform hebben zich gedurende de zestiende eeuw geleidelijk aan ontwikkeld tot het zogenaamde bastion. De verdediging van een stad bestond uit een samenhangend geheel van elkaar ondersteunende onderdelen. Tussen de bastions is de courtine (ook wel gordijn genoemd) gesitueerd. De lengte van deze muur tussen de bastions is een vast gegeven en wordt bepaald door de reikwijdte van het vuurgeschut dat op de bastions geplaatst is. De bastions zijn gebaseerd op een onregelmatige vijfhoek, waarvan de stadzijde open is. Deze zijde, de keel genaamd, sluit aan op de courtine.

65

KAMPEERSPULLEN NODIG KIJK OP PAGINA 108


worden bijvoorbeeld nog in de eerste helft van de zestiende eeuw rondelen toegevoegd aan de stadsverdediging. Vanaf de jaren dertig van de zestiende eeuw werden bastions in Italiaanse vorm ten noorden van de Alpen steeds vaker toegepast. Voornamelijk in de Zuidelijke Nederlanden werden Italiaanse ingenieurs ingehuurd die daar de vestingwerken aanpasten naar Italiaanse inzichten. Bekende namen van Italiaanse ingenieurs rond die tijd zijn Alessandro Pasqualini en Donato di Boni. Hoewel al eerder bastions in Nederland waren gebouwd, kwam het gebastioneerde stelsel pas echt tot bloei in de zuidelijke steden in de aanloop naar en tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). In 1542 werden de verdedigingswerken van Antwerpen bijvoorbeeld aangepast naar het ontwerp van Donato di Boni. Het OudItaliaanse systeem ging in de jaren ’60 van de zestiende eeuw over in het Nieuw-Italiaanse systeem, wat inhield dat de bastions groter werden, de onderlinge afstanden tussen de bastions oftewel de courtines werden kleiner en men plaatste geen geschutstorens meer tussen de bastions. De bastions hebben nog smalle kelen en staan op een relatief grote afstand van elkaar. De verdedigingswerken van Groningen en Vlissingen zijn rond 1570 nog aangelegd volgens het Oud-Italiaanse systeem. De invloed van Italiaanse ingenieurs is afgenomen na de opstand tegen Philips II, toen een nieuwe generatie Nederlandse ingenieurs het gebastioneerde systeem aanpasten aan de

66

situatie in de Lage Landen. Toen Antwerpen in 1585 werd belegd door de Spanjaarden vertrokken veel ingenieurs naar het buitenland of naar Holland en Zeeland, waar de steden gebruik gingen maken van hun diensten. Gezien de verschillen in geografische omstandigheden tussen Italië en Nederland waren de bastions naar Italiaans model in feite niet geschikt voor de Nederlandse situatie. In Nederland had men vaak te maken met een natte ondergrond en de zware stenen muren waaruit de Italiaanse bastions bestonden waren daarom niet ideaal voor toepassing in Nederland. Bovendien waren stenen niet ter plaatse beschikbaar en zou de aanschaf daarvan te kostbaar zijn. Daarom ging men gebruik maken van aarde in plaats van steen en ontstond het Oud-Nederlands stelsel Onder leiding van Adriaan Anthoniszoon werd in opdracht van de Staten van Holland in de jaren ’70 van de zestiende eeuw in maar liefst dertig steden zoals Willemstad en Harderwijk het Oud-Nederlands stelsel ingevoerd. In 1594 presenteerde Simon Stevin als eerste Nederlandse ingenieur zijn traktaat over vestingbouw in De Stercktenbouwing. Hierin poogde hij het Nederlandse systeem uit te leggen in theorie. Hij baseerde zich veelal op bestaande Italiaanse theorieën en de theorieën die in 1589 reeds waren uiteengezet door Daniel Specklin in zijn Architectura von Vestungen. In De Stercktenbouwing zijn duidelijke kenmerken van het OudNederlands stelsel afgebeeld zoals de rechte flanken, de wal

NR 41 juni 2017

‘De korte zijden van de vijfhoek die de aansluiting vormen met de courtines worden flanken genoemd. De langere zijden, oftewel facen, komen samen in een punt die de saillant wordt genoemd. De bastions maken het mogelijk de vijand die de stad nadert in de flank te beschieten omdat ze geen dode hoek hebben. In Italië kwam dit nieuwe verdedigingssysteem tot ontwikkeling. De vroegste voorbeelden zijn namelijk in Ravenna, Rome en Verona aangelegd aan het begin van de zestiende eeuw. In Nederland werden bastions eerst toegepast bij afzonderlijke bouwwerken en later bij de verdediging van steden. In Utrecht werd in 1529 in opdracht van Karel V de dwangburcht de Vredenburg aangelegd. Rombout II Keldermans, architect in dienst van Karel V, was vermoedelijk op de hoogte van de ontwikkelingen in Italië, want veel vernieuwingen zijn door hem toegepast bij de Vredenburg. Zo hebben bijvoorbeeld de geschutstorens een hoekig grondplan in plaats van een rond grondplan en zijn deze voorzien van teruggetrokken flanken. De geschutstorens hebben veel weg van bastions, maar zijn het niet omdat ze op zichzelf staan en geen deel uitmaken van een samenhangend verdedigingssysteem. Ook Hendrik III van Nassau was er vroeg bij, toen hij rond 1532 meerhoekige geschutstorens toepaste bij zijn nieuwe kasteel te Breda. Dat men bastions ging bouwen wil overigens niet zeggen dat men geen rondelen meer aanlegde. In Maastricht, Amsterdam en Leeuwarden


Tweede manier van Van Coehoorn ‘Het verschil met het Italiaanse systeem is dat de bastions en courtines van aarde zijn in plaats van steen, de flanken zijn recht in plaats van teruggetrokken en er wordt gebruik gemaakt van natte grachten. De flanken en de courtines maken samen een hoek van 90°C. Het Oud-Nederlands stelsel is meer geënt op de plaatselijke geografische situatie en grondgesteldheid. Verder wordt het Oud-Nederlands stelsel gekenmerkt door het gebruik van verschillende soorten zogenaamde voorwerken, die de bastions en courtines oftewel de hoofdwal verdedigen. De meest toegepaste voorwerken zijn de hoorn- en kroonwerken, die voor zwakke plekken zoals de courtines gelegd werden. Specklin schreef al in 1589 dat rechte flanken niet goed bestreken konden worden en dus een zwakke plek vormden in de verdediging. Tegen 1670 ontstond pas een systeem dat tegemoet kwam aan de kritiek op het feit dat de loodrechte aansluiting van de flanken op de courtines gevaarlijke situaties veroorzaakte. De schutters die zich bevonden op naast elkaar gelegen bastions moesten namelijk schuin aanleggen om elkaar niet te raken. Daarom werd de hoek tussen de flank en courtine groter gemaakt en was voortaan de hoek tussen de flank en die van de nevengelegen face 90°C. Dit nieuwe systeem werd het ‘verbeterd Oud-Nederlands stelsel’ genoemd.

Het Nieuw-Nederlands stelsel

In zowel het Oud-Nederlands stelsel als het verbeterd OudNederlands stelsel werden de bastions en courtines beschermde door middel van voornoemde voorwerken als hoorn- en kroonwerken. Deze

kwamen echter niet ten goede aan de overzichtelijkheid van het geheel van het vestingstelsel. Het OudNederlands stelsel bleek onpraktisch en ten prooi gevallen aan allerlei ‘fraaie meetkundigheden’. Er bestonden al vroeg ideeën ter verbetering bij ingenieurs, maar het heeft lang geduurd voordat deze verbeteringen in de praktijk werden uitgevoerd. De overgang van het OudNederlands stelsel naar het Nieuw-Nederlands stelsel ging zoals de hele ontwikkeling van de vestingbouw geleidelijk aan. In 1654 schreef Hendrik Ruse over de mankementen van het Oud-Nederlands stelsel, maar de juistheid van zijn ideeën werd in Nederland niet snel erkend. Hij vond geen gehoor in Nederland en vertrok naar Denemarken, waar nog voorbeelden te zien zijn van zijn manier van bouwen zoals in Kopenhagen en Helsingör. Men hield met ‘Hollandse koppigheid’ vast aan de oude manier van bouwen. Het was Menno van Coehoorn die uiteindelijk wel gehoor kreeg in Nederland. In 1685 werd van zijn hand het werk Nieuwe vestingbouw op een natte oflage horizont gepubliceerd.Hierin stelde hij enkele wijzigingen voor op het verbeterde Oud-Nederlands stelsel, waarbij hij geïnspireerd werd door de ‘Fransche methode’ Volgens Van Coehoorn was dat de beste bestaande methode van vestingbouw. Uit Nieuwe vestingbouw komt naar voren dat volgens Van Coehoorn niet wiskunde, maar de terreingesteldheid het centrale uitgangspunt is bij het ontwerpen van verdedigingswerken. Van Coehoorn was overtuigd van het ‘onnut’ van voorwerken. Hij was aanwezig in 1673 in

67

Maastricht, toen de stad belegerd werd door de troepen van Lodewijk XIV.Hier maakte hij kennis met de belegeringstactiek van Vauban en bedacht hij dat het bij de verdediging het belangrijkste was dat de vijand zo lang mogelijk op afstand gehouden werd. De voorwerken konden, zodra ze ingenomen werden door de vijand, tegen de verdedigers gebruikt worden. Wanneer Van Coehoorn voorwerken toepaste, zorgde hij er daarom voor dat deze niet op zichzelf stonden zoals de hoornwerken in Maastricht, maar integraal onderdeel uitmaakten van een linie van verdedigingswerken.De grondbeginselen die hij formuleerde in Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horizont kwamen er op neer dat de stormvrijheid van de verdedigers zo lang mogelijk gerekt moest worden.


Daarom mocht de bekledingsmuur niet direct zichtbaar zijn vanuit het maaiveld. Verder moesten er goed gedekte flankopstellingen zijn. Ook vond hij dat de verdediging zich zo actief mogelijk moest opstellen. In Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horizont beschrijft en verbeeldt Van Coehoorn de volgens hem benodigde algemene wijzigingen ten opzichte van de huidige manier van vestingbouw. Daarbij maakt hij onderscheid tussen drie verschillende manieren waarop zijn ideeën kunnen worden toegepast. De eerste wijziging die hij voorstelde was het vergroten van de bastions en de ravelijnen. De tweede wijziging betrof de vorm van de flanken. Deze waren bij het Oud-Nederlands stelsel recht, maar Van Coehoorn stelde een kromming naar binnen voor, naar het voorbeeld van de Franse methode. De flanken moesten twee verdiepingen krijgen en de schouderhoeken moesten extra worden versterkt door zogenaamde oreillons, ronde uitbouwen aan de schouderhoeken van een bastion. Dit maakte het bestoken van de belegeraars met flankvuur gemakkelijker omdat op deze manier niet alleen meer geschut geplaatst kon worden, maar de kanonnen ook bedekt opgesteld stonden. Wat ook opvalt bij het door Van Coehoorn voorgestelde systeem is dat de courtines, die altijd een zwakke plek in de verdediging vormen, korter zijn geworden. Verder introduceerde hij het gebruik van droge grachten. Ten slotte stelde hij voor dat er tenailles, voorwerken ter bescherming van de courtines, voor de courtines geplaatst zouden worden.

Menno van Coehoorn was militair en vestingbouwkundige. Naar hem genoemd was het voormalige Regiment Infanterie Menno van Coehoorn. Hij was derde inspecteur-generaal van de Dienst der Fortificatiën en meester-generaal der artillerie.

Derde manier van Van CoehoornvDeze manier is de meest complexe van de drie manieren van Van Coehoorn. Veel kenmerken van de eerste en tweede manier zijn erin terug te vinden, maar er zijn meer buitenwerken, waarvan de samenhang moeilijker afleesbaar is

Van Coehoorn kon zijn ideeën pas tien jaar na het verschijnen van zijn publicatie in praktijk brengen. Bergen op Zoom werd bijvoorbeeld in 1698 voorzien van nieuwe verdedigingswerken naar ontwerp van Van Coehoorn, het ‘Nieuw-Nederlands stelsel’ genaamd. Zoals ook in Bergen op Zoom te zien is, zijn de voorwerken geheel overbodig geworden en de courtines verdwenen door toepassing van het ‘getenailleerde stelsel’. Dit stelsel wordt gekenmerkt door de plaatsing van tenailles en enveloppen op de plekken van de courtines, waardoor een soort stervorm ontstaat. Van Coehoorn was als directeur derfortificatiën nauw betrokken bij de versterking van de grenzen die vanaf 1697 plaatsvond in de vorm van detailverbeteringen of toevoegingen van vestingwerken in steden, maar ook de aanleg van het Zuiderfrontier en het Oosterfrontier, dat uitging van het principe van inundatie.

68


MAASTRICHT VERDEDIGINGSWERKEN 1675 Evolutie van de vestingwerken van Maastricht tot 1678

Voor de zestiende-eeuwse moderniseringen van de verdediging van de stad kende Maastricht een eerste en een tweede stadsmuur. De eerste stadsmuur werd in de dertiende eeuw gebouwd De tweede stadsmuur werd in de veertiende eeuw als een ring om de eerste muur gelegd, waardoor het oppervlak van de stad aanzienlijk werd vergroot Zowel de eerste als de tweede stadsmuur werd op een eerder opgeworpen aarden wal gebouwd. De beide muren werden nooit geheel afgebroken. Ze bleven steeds onderdeel uitmaken van de verdediging van de stad. Grote stukken van de eerste en tweede ommuring zijn ook vandaag nog in het straatbeeld waarneembaar.

Voorlopers van de bastions te Maastricht

Tot 1632 werd Maastricht geregeerd door zowel Spaanse regenten als Luikse bisschoppen. Net als in rest van de Lage Landen moest rond het begin van de zestiende eeuw de verdediging van de stad worden aangepast aan de ontwikkeling van het geschut. De kogels waarmee werd geschoten werden zwaarder en de kanonnen waarmee deze werden afgevuurd hadden een groter bereik. In Maastricht werd in deze periode tegen de binnenzijde van de tweede muur aarde opgeworpen, waardoor de muur grotere klappen kon incasseren. Verder werden muur- en

69

poorttorens verlaagd en opgevuld met aarde. Dankzij de opgeworpen aarde werd het ook mogelijk op de muren geschut te plaatsen. Op verschillende plekken werden aarden wallen opgeworpen ter verdediging. Ook werden de fortificaties aan de zuidzijde van de stad, de zogenaamde Nieuwstad, van het eind van de vijftiende eeuw tot het begin van de zestiende uitgebreid door middel van een muur die voorzien werd van rondelen, zoals de rondelen ‘Haet ende Nyt’ en ‘Vijf Koppen’ . Deze werden in 1516 gebouwd als onderdeel van de zojuist genoemde uitbreiding van de fortificaties aan de zuidzijde van de stad.

Bastions naar Italiaans model en naar Oud-Nederlands model

Uit angst voor een Franse aanval werden halverwege de zestiende eeuw enkele versterkingen aangelegd. Op de rechter Maasoever werd het lindebladvormige Mariabolwerk oftewel Galgenbastion naar Italiaans voorbeeld aangelegd, met gedekte flanken. Op de linker Maasoever werd een nieuw bolwerk aangelegd ter hoogte van de Biesentoren.


D

E NEDERLANDEN BLEVEN ECHTER OP HUN HOEDE EN MET HET OOG OP NIEUWE AANVALLEN WERKTE MEN AAN DE MODERNISERING VAN DE VERDEDIGINGSWERKEN VAN MAASTRICHT.

Vanaf het midden van de zeventiende eeuw verplaatste de verdediging zich voorgoed naar de buitenwerken. Na enkele mislukte aanvallen op de stad lukte het Frederik Hendrik in 1632 ,afbeelding links,Maastricht in te nemen. Hiermee kwam het Spaanse deel van het gezag over de stad te vervallen en speelde Maastricht vanaf dat moment een bijzondere rol in de verdediging van de Republiek. Dit kwam door de geografische ligging van de stad aan de Maas, maar ook doordat de stad zich in een geĂŻsoleerde, vooruitgeschoven positie ten opzichte van de Republiek bevond. Maastricht was in de zeventiende eeuw een grensstad, die bij een aanval vanuit het Zuiden het eerst bevochten zou worden.Toen in 1632 de stad werd veroverd door Frederik Hendrik op de Spanjaarden, begon men na de reparatie van beschadigingen met het aanleggen van de eerste buitenwerken naar OudNederlands model. De vestingwerken die in deze tijd gebouwd werden worden gekenmerkt door hoornwerken en kroonwerken. Men pakte de rechter- en linker Maasoever gelijktijdig aan. Op de linker Maasoever werden zes grote hoornwerken, een ravelijn, vier halve manen, drie redoutes en de vier bastions Brandenburg, Maria, Oranje en Tettau aangelegd.

NR 41 juni 2017

Behalve de aanpassingen aan de bestaande muren en torens werden nieuwe werken aangelegd. Er werden meer aarden werken aangelegd zoals ravelijnen en geschutplatformen. Ravelijnen werden onder andere gebouwd ter versterking van de Sint-Pieters-, Tongerse-, Brusselse- en Lindenkruispoort. In 1579 werd Maastricht belegerd en ingenomen door troepen onder leiding van Alexander Farnese prins van Parma,afbeelding rechts, waarna de stad ruim een halve eeuw onder Spaans bevel zou blijven. Tot aan de verovering van Maastricht door Frederik Hendrik spitsten dewerkzaamheden zich vooral toe op de reparatie van de door het beleg geleden schade. Tijdens de periode 1579-1632 werd aan de oostkant van de Sint-Pieterspoort en voor de Boschpoort een nieuwe versterking aangebracht. Op de rechter Maasoever werd bastion Parma aangelegd . Verder richtte men zich op het aanleggen van bedekte wegen over de hele stad.

70


D

E ZES HOORNWERKEN STONDEN HAAKS OP DE MUUR EN WAREN MEER DAN HONDERD METER LANG. DE VIER BASTIONS WAREN GEDETACHEERD, OFTEWEL LOS VAN DE HOOFDWAL, EN BEMUURD.

Het was wenselijk geweest als op het hooggelegen droge terrein waarop de nieuwe bastions werden aangelegd meer werken zouden worden voorzien van steile, hoge bemuring. Hier was echter geen geld voor beschikbaar dus bleef het bij de vier bastions. Ook werd de ravelijn voor de Lindenkruispoort vervangen en de werken tussen de Tongersepoort en de Lindenkruispoort werden voorzien van mijngalerijen. In het zuiden van de stad werd een redoute gebouwd, een eenvoudig, rechthoekig, gesloten veldwerk met een aarden wal dat al of niet van een natte gracht was voorzien. Deze moest het daar gelegen inundatiegebied beschermen. Op de rechter Maasoever werd een nieuw bastion aangelegd, het Sint Maartensbolwerk.Zie afbeelding rechts,Van de vrede van Munster (1648) tot 1673 zijn geen noemenswaardige wijzigingen aangebracht of toevoegingen gedaan aan de vestingwerken van Maastricht.

Franse tijd (1673-1678): Vauban als vestingarchitect Door de expansiedrift van Lodewijk XIV van Frankrijk was er een constante oorlogsdreiging vanuit het Zuiden. Maastricht vormde als voorpost van de Republiek een belangrijk deel van de verdediging. Als Frankrijk eenmaal Maastricht in handen zou krijgen, zouden de troepen van Lodewijk XIV de Maas over kunnen steken en de rest van de Republiek kunnen aanvallen. Tijdens de zogenaamde ‘Guerre de Hollande’ werd deze angst werkelijkheid. In 1673 veroverde Lodewijk XIV Maastricht en de stad bleef tot 1678 in Franse handen. De verovering van de stad was vooral te wijten aan de vernieuwende aanvalstactieken van Markies Sébastien le Prestre duc de Vauban, ingenieur in dienst van Lodewijk XIV.Afbeelding links. Zijn aanvalstactieken bestonden eruit dat gebruik werd gemaakt van een contravallatielinie tegen ontzetting van buitenaf (op 3000 meter van de stad) en een circumvallatielinie tegen aanvallen vanuit de stad (op 2400 meter van de stad) rond de stad.

71


Er werd gezocht naar de zwakke plekken in de verdediging en daarop werd de aanval gericht. Door het maken van loopgraven met een zigzag patroon was het mogelijk steeds dichterbij de stad te komen en uiteindelijk een bres te slaan in de verdediging ter hoogte van de Tongersepoort, aan de zuidwest zijde van de stad. Bij deze aanval was Menno van Coehoorn aanwezig en hier trok hij de conclusie dat voorwerken ‘onnutte meubelen’ waren, omdat de vijand ze kon innemen en gebruiken tegen de verdedigers. Tussen 1673 en 1678 liet Lodewijk XIV door Vauban veranderingen aanbrengen in de verdediging van Maastricht. Het was in deze tijd dat enkele vestingwerken werden aangepast aan het Franse systeem. Volgens de Franse vestingbouwers, waaronder Vauban, faalde het Maastrichtse vestingstelsel op verschillende punten. De zwakste plek van de verdediging van de stad lag aan het westzijde van de Jekerinundatie, waar de stad een beschermende schans had afgegraven. Hierdoor waren de Fransen er op deze plek in geslaagd de stad aan te vallen. Ook het onsamenhangende geheel van bedekte wegen was volgens de Fransen een zwak punt, omdat de wegen slecht aangelegd waren en juist tekort schoten op de plekken waar dat nodig was. Bovendien bevonden de hoornwerken en halve manen zich in een slechte staat van onderhoud en zouden de droge grachten haast onverdedigbaar zijn wegens het gebrek aan versperringen. Een andere zeer zwakke plek was de zuidwesthoek van de stad, die vanaf de Sint Pietersberg onder vuur genomen kon worden.

enveloppe aangelegd, waardoor de bestaande werken meer op elkaar aansloten. Ook werden twee nieuwe lunetten, Turenne en Enghien genaamd, aangelegd. Deze bemetselde aardwerken hadden een vijfhoekige plattegrond en werden omringd door een droge gracht. Tijdens de Vrede van Nijmegen in 1678 werd Maastricht ten slotte aan de Republiek teruggegeven.

Moderniseringen van de Maastrichtse vestingwerken ten tijde van Willem III: Daniel Wolff von Dopff als architect. Daniël Wolff von Dopff werd op 10 januari 1650 geboren in het Duitse Hanau te Hessen. Zijn vader, Johann Wolff von Dopff was tolheffer en schout van de graaf van Hanau. Zijn moeder was de dochter van een grafelijk ambtenaar. Von Dopff wist gedurende zijn leven op te klimmen tot zeer hoge posities. Dat Von Dopff zo succesvol was kwam waarschijnlijk door zijn logistieke en organisatorische kwaliteiten en door het feit dat hij altijd goede contacten heeft onderhouden met de groten der aarde. Tot zijn beschermheren kon hij onder andere rekenen militair gouverneur van de vesting Maastricht.

De werkzaamheden van de Franse vestingbouwers bestonden onder andere uit het verbeteren van de Jekerinundatie aan de zuidzijde van de stad en de versterking daarvan met drie gedetacheerde schansen, de aanleg van zes lunetten (d’Estrades, Condé, Orléans, Le Dauphin, La Reine en Le Roy genaamd) tussen het Tongersehoornwerk en het Biesenbastion, de verbetering van de versterking van het in de Maas gelegen Sint-Anthoniuseiland en de aanleg van het Jekerkanaal. Het Jekerkanaal was een overkluisde watergang die het tracé volgde van de droge gracht tussen de Tongersepoort en Hoog Frankrijk. Het kanaal voerde Jekerwater van het zuiden van de stad naar de noordelijke grachten van de vesting. Op de rechter Maasoever werd eveneens gewerkt aan de verbetering van de versterking van de stad. Hier werd tussen de Lage Maaspunt en de Duitsepoort een beschermingswal oftewel

72

Daniel Wolff von Dopff


Pagina 2 van het lofdicht van F. Halma, Het Kasteel van Aigermont, en d'Omleggende Landtstreeken in de Heerlykheit van Nederkan, nevens de Stadt Maastricht; in heldendicht afgeschetst, 1715.

73


Toen Von Dopff zestien jaar was trad hij in dienst bij de graaf van Hanau. Rond 1671 was Von Dopff als civiel architect werkzaam in dienst van Johan Maurits. In 1647 werd deze benoemd tot stadhouder van Kleef door Frederik Wilhelm van Brandenburg. In 1664 wees Frederik Wilhelm Johan Maurits een stuk grond in Kleef aan, waar hij een residentie mocht bouwen. Uit oorspronkelijke bouwtekeningen kan worden afgeleid, dat pas vanaf 1671 gewerkt werd aan het Prinzenhof. Het is daarom aannemelijk dat niet de in 1669 gestorven hofarchitect Pieter Post de leiding heeft gehad over het ontwerp van de Kleefse residentie van Johan Maurits, maar diens zoon, Maurits Post. Op de tekeningen staan twee verschillende handtekeningen, die geïdentificeerd zijn als die van Maurits Post en die van Daniel Wolff von Dopff. Het gaat over in totaal 15 tekeningen, waarvan 5 van de hand van Von Dopff zijn en de overige 10 van Post. Op 8 augustus 1671 werd Von Dopff door Johan Maurits in dienst genomen als architect. Waarschijnlijk nam Von Dopff de taken van Maurits Post waar als tekenaar en toezichthouder, en had Post de daadwerkelijke leiding over het project. Gezien de hoge status van Maurits Post als architect is dit ook de meest waarschijnlijke gang van zaken.

Brandenburgse Ridderorde, de Orde van de Generositeit. De Orde had als symbool een zwarte achtpuntige ster, waarvan een helft verwerkt is in het wapen van Von Dopff als verwijzing naar dit hoogtepunt in zijn leven. In 1675 kreeg hij van de Staten-Generaal de functie van ingenieurfortificatiemeester en in het daaropvolgende jaar werd hij benoemd tot luitenantkwartiermeester generaal. Enkele jaren later, in 1679, werd hij vervolgens benoemd tot ordinaris ingenieur en had hij een van de hoogste militaire ingenieursrangen bereikt. George Frederik, graaf van Waldeck benoemde Von Dopff tot zijn kamerheer en betrok Von Dopff bij zijn werkzaamheden als gouverneur van Maastricht, een positie die hij vanaf 1679 bekleedde.

een goede verstandhouding. In 1694 werd Von Dopff tot stadscommandant van Maastricht benoemd in opvolging van Nicolaas Frederik Zöbel. Hierdoor was Von Dopff alleen nog ondergeschikt aan de gouverneur.

In 1697 had Von Dopff de heerlijkheid Neercanne aangekocht.Het kasteel is gesitueerd in het Jekerdal en is tegen de Cannerberg aan gebouwd. Vanaf de vijftiende eeuw heeft op deze plek een kasteel gestaan. Toen Daniel Wolff von Dopff het kasteel op 14 februari 1697 kocht van de Luikse burgemeester Guillaume de Wansoulle, nam hij ook de bij het kasteel behorende heerlijke rechten over. Het bezit en de bijbehorende titel kon op alle nakomelingen overgaan. Ook was de heer van Neercanne soeverein over de inwoners van het nabijgelegen dorpje Neercanne. Von Dopff liet vanaf In 1683 maakte Von Dopff 1698 verschillende wijzigingen en deel uit van het leger dat onder uitbreidingen aan het kasteel leiding van George Frederik, aanbrengen, waardoor het zijn graaf van Waldeck, in Wenen ten huidige uiterlijk heeft gekregen. strijde trok tegen de Turken. In Een deel van het bestaande 1685 kreeg hij vanwege zijn kasteel werd opgenomen in de optreden tijdens deze strijd de plannen. Von Dopff heeft het adellijke titel Reichsfreiherr gebouw een symmetrisch toegekend van de keizer. Aan karakter willen geven door een deze titel ontleende Von Dopff zuidvleugel toe te voegen, voortaan de naam ‘baron’. In 1688 waardoor het geheel een U-vorm kreeg Von Dopff de leiding over kreeg. de vestingwerken van Maastricht toegekend door de graaf. Tussen 1688 en 1690 werden aan de westzijde van de stad verdedigingswerken aangelegd naar zijn ontwerp. In 1692 stierf In 1672 trok Von Dopff met het leger van keurvorst Frederik III Waldeck en nam de hertog van Holstein-Plön de van Brandenburg en de Duitse gouverneursfunctie over. Ook keizer ten strijde tegen Lodewijk met Von Holstein had Von Dopff XIV. Von Dopff werd naar

74

NR 41 juni 2017

aanleiding van zijn voorbeeldige George Frederik, graaf van Waldeck, Willem III en de hertog van gedrag in deze strijd onderscheiden met een Marlborough.


A

ANGEZIEN VAN HET KASTEEL NEERCANNE GEEN OORSPRONKELIJKE BOUWTEKENINGEN BEKEND ZIJN BEHALVE ENKELE SCHETSEN EN EEN PLATTEGROND VAN DE HAND VAN VON DOPFF, IS HET NIET MET ZEKERHEID TE ZEGGEN WELKE ARCHITECT HET KASTEEL ONTWORPEN HEEFT.

Het is echter goed mogelijk dat Von Dopff zelf de architect was. We weten dat Von Dopff over de benodigde architectonische vaardigheden beschikte. Ook is het gebouw van een stijl die op dat moment zeer in trek was in de kringen van Oranje-Nassau, waarmee Von Dopff zoals we hebben kunnen zien persoonlijk contacten onderhield. Op de online catalogus van het Museumslandschaft Hessen Kassel is een viertal interessante tekeningen van de hand van Von Dopff te vinden, waaronder een bovenaanzicht van Neercanne dat gedateerd wordt rond 1698. Deze tekening kan het bewijs zijn dat Von Dopff inderdaad zelf de architect was van de laat zeventiende eeuwse vernieuwingen aan het kasteel. Toen in 1704 Von Holstein stierf, nam Von Dopff diens taken als gouverneur van Maastricht waar. Hierbij werd hij geholpen door generaal-majoor Van Zoutelande. Von Dopff bleef echter ook actief op het strijdtoneel, want hij nam deel aan verschillende gevechten tegen het leger van Frankrijk. Von Dopff was kwartiermeester-generaal in het Nederlandse leger tijdens de Successieoorlog van 1702-1713. De Franse koning Lodewijk XIV deed een aanspraak op de heerschappij over de Zuidelijke Nederlanden. Spanje, Engeland, de Duitse keizer en de StatenGeneraal bestreden de Fransen met succes. Mede dankzij de vestingwerken die de stad Maastricht naar het ontwerp van Von Dopff had aangelegd wist men in 1703 een Franse aanval op de stad af te slaan. Naderhand werd hij tot luitenantgeneraal en Gedeputeerde te velde benoemd. Hij was vervolgens in 1708 betrokken bij de verovering van de stad Lille door de troepen van de Engelse hertog Marlborough, nam in 1709 deel aan de veldslag bij Malplaquet en in 1712 was hij aanwezig bij een aanval op de Fransen vanuit de Scheldelinie. In 1713 werd de Vrede van Utrecht gesloten tussen de Staten-Generaal en Frankrijk, waardoor voorlopig een einde kwam aan de vijandigheden.

Na vanaf 1706 waarnemend gouverneur van Maastricht te zijn geweest, werd hij in 1713 definitief tot militair gouverneur benoemd. Het was een traditie om als nieuwe gouverneur ook de eed van trouw af te leggen voor de Luikse Prinsbisschop. Von Dopff maakte aan dit ritueel een einde toen de Luikse bisschop Prins Jozef Clemens van Beieren, keurvorst van Keulen, zie afbeelding boven, Von Dopff de financiĂŤle vergoeding weigerde te betalen die hem door de Luikse Rekenkamer was beloofd.In 1714 liet Von Dopff op zijn kosten de nabij het kasteel gelegen Heilige Grafkapel vernieuwen, waaraan het familiewapen van Von Dopff herinnert, dat ingemetseld werd in de voorgevel van de kapel. Tsaar Peter de Grote bracht in 1717 een bezoek aan het kasteel van Von Dopff op zijn rondreis door West-Europa. Op 15 april 1718 stierf Von Dopff. Hij werd op 1 mei 1718 na een grote plechtigheid begraven in de Sint Janskerk te Maastricht.

75


Dominee Franรงois Halma (1653-1722) schreef in 1715 een lofrede aan Von Dopff, waarin hij een beschrijving gaf van het kasteel Neercanne en zijn tuinen. Halma verbleef in 1714 in kasteel Neercanne. Hij bevond zich in Maastricht omdat hij Friesland vertegenwoordigde op de Waalse Synode. Achter de titelpagina van het boek is een pagina opgenomen met de opdracht aan Von Dopff, waarop diens titels en functies worden opgesomd. De lofrede is voorzien van gravures van Guillaume de Bruyn uit Brussel. Halma was ook uitgever van een heldendicht op Koningstadhouder Willem III. Deze lofrede kan daarom volgens Brummel een manier zijn van Von Dopff om aansluiting te zoeken bij de Republiek. Ook de stijl waarin Neercanne en haar tuinen werd aangelegd kan worden gezien als een verwijzing naar de Republiek en het daar heersende classicistische ideaal.

ELF SCHILDERIJEN Een ander object waarin Von Dopff centraal staat is een portret van hem uit 1749, dat onderdeel uitmaakt van een serie gouverneursportretten van Maastricht. In 1749 gaf de toenmalige gouverneur Hobbe van Aylva de schilder Johann Valentin Tischbein de opdracht portretten te maken van alle Maastrichtse gouverneurs vanaf de hertog van Bouillon (1632).Deze elf schilderijen die de muren van de grote zaal van het gouverneurspaleis aan de Bouillonstraat sierden, werden in 1798 meegenomen naar de landstreek Hessen door de toenmalige gouverneur, graaf Friedrich van Hessen-Kassel. In 1794 was de stad ingenomen door het Franse leger en enkele jaren later liet de graaf zijn persoonlijke bezittingen, waaronder de gouverneursportretten, ophalen door een delegatie en naar zijn kasteel te Rumpenheim brengen. Tegenwoordig hangen de schilderijen in het jachtslot Fasanerie van de prinsen van HessenKassel te Fulda, waarin na de Tweede Wereldoorlog de collecties van de landgrafelijke familie werden samengebracht. Het grootste deel van de op de schilderijen afgebeelde gouverneurs was uit de landstreek Hessen afkomstig. Frederik Maurits de la Tour d'Auvergne, Hertog van Bouillon.J.F.C.Reckleben sculp. Borststuk naar links, hoofd frontaal. In afbeelding: portret in ovaal;

76


FORT SINT PIETER

bastion, eveneens gesloten was. In oorlogstijd zou het fort een vaste bezetting krijgen en zelfstandig zijn wat de aanvoer van voorraden betreft. Het fort heeft een omtrek van circa 237 meter. De keel is 43 meter lang, de flanken zijn 39 meter en de facen 58 meter. De diameter of doorsnede van het fort is dus circa 75,4 meterDe gemetselde muren zijn 8 meter 40 hoog en bestaan voor het onderste deel uit mergel en het bovenste deel uit baksteen. Het fort heeft een rondgaande galerij met schietgaten voor voornamelijk geweervuur maar ook voor kanonnen. Voor de ventilatie van de ruimtes werden rookgaten aangebracht. In het fort waren oorspronkelijk twee geschutbatterijen gesitueerd met in totaal twaalf kanonnen, waarvan zich vier in de linkerflank bevonden en acht in de rechterflank. Samen konden deze kanonnen het gebied tot aan de Maas en de Jeker beschieten. Behalve de rondgaande galerij waren er nog twee andere galerijen in het fort. Een galerij was gesitueerd tussen de schouderhoeken van het fort en de andere galerij lag tussen de ingang in het midden van de keel en de saillant.

Ook fort Sint Pieter werd ontworpen door Daniel Wolff von Dopff, alhoewel het in het verleden wel eens werd aangezien als een ontwerp van Van Coehoorn. Het fort moest een zwakke plek in de verdediging van de stad versterken, namelijk de berg Sint Pieter. In 1673 hadden de Fransen hier twee batterijen geschut geplaatst, waardoor de inname van de stad makkelijker werd. Toen de stad in 1678 werd teruggegeven aan de Republiek had men een wijze les geleerd en ging men nadenken over de versterking van deze strategische plek. In de resolutie van de Raad van State van 8 augustus 1701 wordt gesproken over de bouw van het gedetacheerde fort Sint Pieter naar ontwerp van Von Dopff. Aangezien het fort in de loop van 1702 klaar was, moet men de noodzaak van deze versterking zeker ingezien hebben. Het fort is gelegen op de noordhelling van de Sint Pietersberg. Het is een zelfstandig en naar alle zijden gesloten vijfhoekig verdedigingswerk. Dit betekent dat de keel, de naar de stadzijde gerichte open zijde van het

77


bisschop van Luik, die zich gepasseerd voelde omdat diens toestemming niet was gevraagd. De Staten-Generaal voerden als argument aan dat het fort gezien moest worden als een uitbreiding van de vestingwerken van de stad en dat het dus ook in het belang van de bisschop was dat de stad fatsoenlijk verdedigd zou kunnen worden. Men had immers in 1673 kunnen zien dat de Sint Pietersberg een zeer kwetsbare plek in de verdediging van de stad was. De Staten-Generaal wees er op dat de prins-bisschop ook niet had geprotesteerd toen de Fransen eerder versterkingen (inundaties) hadden gebouwd op Luiks grondgebied en dat het fort een aanzienlijk kleiner gebied besloeg dan het destijds door de Fransen bebouwde stuk grond. Deze briefwisseling sleepte voort tot 1717, toen het conflict werd bijgelegd met tussenkomst van de keizer. Het dispuut heeft geen invloed gehad op de bouw van het fort, die gewoon werd voorgezet.

Afbeelding top: Plattegrond fort Sint Pieter. Onder: tekening van de schietgaten fort Sint Pieter bovenaanzicht.

78

NR 41 juni 2017

De galerijen waren tweeënhalve meter breed en 2,6 meter hoog. Ongeveer halverwege de galerij tussen de keel en de saillant bevond zich een put, die de bemanning van de het fort voorzag van water. Verder was het fort voorzien van luchtverversingskanalen en een tweetal bomvrije magazijnruimtes. Vanuit de keelgalerij leidden twee trappen naar het terreplein, de open ruimte bovenop het bastion. Op het terreplein bevond zich tot 1794 een stenen wachthuis. Bovenop het fort waren rondom aarden borstweringen aangebracht en een groot deel van het fort werd omringd door een droge gracht. Een deel van de droge gracht werd hoog bemuurd aan de veldzijde, waardoor de toegankelijkheid van het fort voor vijanden bemoeilijkt werd. Tegenover de saillant bevond zich oorspronkelijk een caponnière, een overdekte uitsprong in de droge gracht van waaruit de droge gracht kon worden verdedigd. Een bijzonderheid van het fort zijn de schietgaten waarmee in drie richtingen geschoten kon worden. Rondom het fort waren twee gedekte wegen aangelegd en aarden borstweringen richting de stad. Ook waren er op verschillende plekken extra waterputten aangebracht als toevoeging tot de reeds genoemde waterput in het fort. Onder het fort was een zeer uitgebreid gangenstelsel gesitueerd, dat was ontstaan door eeuwen van mergelwinning in de berg. Deze gangen brachten het probleem met zich mee dat het fort van beneden uit aangevallen kon worden. Daarom werden de ingangen tot de mergelgrotten ook voorzien van verdedigingswerken in de vorm van muren met schietgaten. Ook brachten de ondergrondse gangen instortingsgevaar met zich mee. Enkele malen zijn ook daadwerkelijk delen van het gangenstelsel ingestort. Dit had meestal niet directe negatieve gevolgen voor het fort, behalve toen in 1817 een grote instorting plaatsvond waarbij een deel van de saillant, de caponnière tegenover de saillant, de ondergrondse verbinding tussen caponnière en saillant en alle mijngangen verloren gingen. Door de bouw van het fort op Luiks grondgebied ontstond een dispuut met de prins-


Latere veranderingen in grote lijnen Bastions Waldeck, Engeland, Saxen en Holstein

Bastion Waldeck werd in de jaren ’20 van de twintigste eeuw opgenomen in het stadspark, In 1772 werd aan ingenieur Du Moulin opdracht waarbij de ondergrondse verbinding tussen het gegeven ontwerpen te maken voor de verbetering bastion en de tegenoverliggende caponnière kwam te vervallen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog van de vestingwerken van Maastricht. In 1775 werden zijn plannen ten uitvoer gebracht. Toen Du werden veel kazematten ingericht als schuilkelder, Moulin veranderingen aanbracht in de verdediging bijvoorbeeld ook de kazemat van bastion Waldeck. Deze kazemat deed in de jaren ’60 ook weer dienst van de westzijde van de stad, ging hij uit van de oorspronkelijke situatie waarin enkele bastions van als schuilkelder voor de Bescherming Bevolking (BB). Het gebied van de Hoge Fronten, waarin de Von Dopff aanwezig waren, namelijk Saxen, bastions Saxen en Holstein liggen, deed nog lange Holstein, Engeland en Waldeck. Aan de hand van een boek van Du Moulin waarin ontwerptekeningen tijd dienst als schietterrein van het toenmalige Departement van Oorlog. De kazematten werden staan van de aan te leggen werken, kan een beeld verhuurd als opslagplaatsen. Verschillende plannen worden gevormd van de oorspronkelijke situatie die de gemeente heeft gehad voor de die in de ondergrond is weergegeven. De meest herbestemming van het gebied voor bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen voerde hij door in het woningbouw of stadspark hebben nooit doorgang gebied van de Hoge Fronten, die vanaf toen deel gevonden, waardoor het gebied relatief veel van uitmaakten van de zogenaamde Linie van Du zijn oorspronkelijke karakter behouden heeft. Vanaf Moulin. Enkele jaren eerder waren door directeur de jaren ’20 van de vorige eeuw ontstond het besef der fortificatiën De la Rive al enkele veranderingen dat het gebied als cultuurmonument aan de werken van Von Dopff aangebracht. Deze hielden vooral in dat de bastions vergroot werden. behoudenswaardig was en werd gewerkt aan de restauratie en consolidatie van de vervallen De veranderingen die Du Moulin voorstelde met betrekking tot de werken van Von Dopff waren toestand van de vestingwerken. Sinds 1992 heeft het gebied van de Hoge Fronten de status van ingrijpender van aard: van bastion Saxen werden Beschermd Natuurmonument.Het gebied herbergt de rechte flanken afgebroken. Het bastions werd de enige natuurlijke populatie van muurhagedissen vervolgens voorzien van holle flanken. Achter het bastion werd een tenaille opgeworpen. Van bastion van Nederland. Bij restauraties van de vestingwerken die zo nu en dan plaatsvinden wordt Holstein werden de keelmuur en rechte flanken altijd rekening gehouden met de bijzondere flora afgebroken en ook bastion Holstein kreeg holle en fauna die zich op en rond de muren bevindt. Zo flanken. De facen van het bastion werden worden bijvoorbeeld op sommige plekken bewust verhoogd. Ook werd aan de ondergrondse gaten in de muren gemaakt of open gelaten (holen) gangenstelsels (kazematten) veranderingen en worden er diepe voegen aangebracht tussen de aangebracht, waarbij de bestaande kazematten stenen (zonnebanken), waardoor een gunstige behouden bleven. Van bastion Waldeck werd de verblijfplaats voor de hagedissen wordt behouden keelmuur afgebroken. Tegenover bastion Waldeck werd een contrescarp aangelegd. Bastion Engeland en gecreërd. werd verlaagd. De wijzigingen die Du Moulin voorstelde waren vooral bedoeld om meer samenhang te krijgen in het verdedigingssysteem van de stad. De voorgangers van Du Moulin, waaronder Von Dopff, hebben nooit een totaalplan voor ogen gehad, waardoor een wirwar van vestingwerken was ontstaan. Het geheel van werken dat door Du Moulin werd ontworpen en waarin de werken van Von Dopff geïntegreerd werden, had veel weg van de manieren van Van Coehoorn. Na de ontmanteling bleven het werk Waldeck en de werken van lunet Zeeland tot en met Holstein gespaard. Bastion Engeland kwam te vervallen.

79


FORT SINT PIETER, VERVOLG

vervangen door een glacis. De samenstelling van de batterijen werd aangepast waardoor zich nu links en rechts evenveel kanonnen bevonden. De buitenmuren werden afgedekt met cordonblokken, een soort lijst, van mergel. Op bovenstaande foto van het fort tijdens de restauratie die in 2006-2007 werd uitgevoerd zijn de oorspronkelijke mergelkettingen en nieuwe betonnen cordonblokken duidelijk te zien . Waar de mergelkettingen eindigen is duidelijk te zien dat de muur daar in 1816 met drie meter verhoogd is. Drie jaar na de opheffing van de vesting Maastricht in 1867 werd het fort geveild. Vanaf 1870 heeft het fort vooral dienst gedaan als ontspanningsoord. Delen van het fort, zoals de caponnières deden, voordat ze gesloopt werden, dienst als woning. Vanaf 1938 hebben verschillende horecagelegenheden het fort geëxploiteerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevond zich een uitkijkpost van de Lucht Beschermings Dienst (LBD) bovenop het fort, dat vanwege zijn hoogte uitermate geschikt was voor dit doel. Ook tijdens de Koude Oorlog werd vanaf 1951 op deze plek een uitkijkpost geplaatst van de Bescherming Bevolking (BB).

Vanaf 1816 zijn door ingenieur Van der Wijck veranderingen in het fort doorgevoerd. Bij de belegering van de stad door de Fransen in 1794 bleek het fort niet bestand te zijn tegen aanvallen van buitenaf. Het Franse leger had op een nabijgelegen berg, de Louwberg, geschut geplaatst en bestookte hiermee de rechterflank van het fort. Bovendien naderden de Fransen het fort vanuit het ondergrondse gangenstelsel dat niet voldoende beveiligd bleek. De stad gaf zich over en in 1814 werd Maastricht teruggegeven aan de Nederlanden. Toen men in 1815 hoorde dat Napoleon was teruggekeerd in Frankrijk was men bang voor nieuwe Franse aanvallen en ging men werken aan de verbetering van het verdedigingssysteem van de stad. Het fort werd verhoogd en er werden houten geschutbatterijen aangelegd op het boventerrein. Vanaf 1816 werd de buitenmuur van het fort drie meter opgehoogd, twee geschutbatterijen gebouwd op de saillant, twaalf kanonkazematten en een kruitkamer aangelegd, de galerijen ondersteund en vier caponnières aangelegd. De caponnière voor de saillant werd weggehaald. Ook werd de bedekte weg

80


in 1953 kwam op het fort een uitkijkpost van de Luchtwachtdienst. In de jaren ’60 heeft het fort dienst gedaan als poppodium met de naam Beatklup. In de jaren 2006-2007 is een uitgebreid restauratieplan gerealiseerd, dat vooral als doel had het fort weer in ere te herstellen en zichtbaar te maken. De uitgevoerde werkzaamheden zijn onder andere geweest: het consolideren van de keelmuur, het plaatsen van betonnen cordonblokken waar de mergelblokken verdwenen waren, het herstel van de mortierkazematten in de saillant, het restaureren en consolideren van de opgang naar en de muren van het terreplein, het markeren van de oorspronkelijke plattegrond van de hoger gelegen kanonbatterij door het deels ophogen van de muren, het restaureren van de caponnière van de rechterschouderhoek, het zichtbaar maken en restaureren van het muurwerk aan de veldzijde, het terugbrengen van de aarden profielen rondom het fort en het deels herstellen van het schootsveld. Dit werd bewerkstelligd door het (deels) terugbrengen van het oorspronkelijke grondprofiel van de glacis en het kappen van een bosje bomen dat het zicht op de veldzijde van het fort belemmerde. Het restauratieplan wordt de komende jaren nog verder uitgewerkt, wat vooral betekent dat de horecagelegenheid en het bijbehorende gebouw gaat verdwijnen, zodat het fort ook aan de stadszijde meer van zijn oude uiterlijk terugkrijgt.

Tot slot kan geconcludeerd worden dat de vestingwerken ten tijde van Willem III in Maastricht in de context van de Lage Landen bijzonder zijn. Ze getuigen van een geheel andere oplossing voor vestingbouwkundige problemen dan die in het gebied waar Menno van Coehoorn als vestingbouwer actief was. Von Dopff hield er weliswaar vergeleken bij Van Coehoorn ouderwetse ideeën op na, maar zijn oplossingen zijn uniek voor Nederland, waar sneller de Nieuw-Nederlandse methode doordrong. Pas toen directeur der fortificatiën Du Moulin zijn ontwerpen ten uitvoer liet brengen, kregen de vestingwerken van Maastricht de kenmerken van het NieuwNederlandse systeem. De evolutie van de vestingwerken van Maastricht hebben in die zin een toegevoegde ontwikkeling ondergaan vergeleken bij de vestingwerken in de andere steden van de Lage Landen. De vestingwerken van Von Dopff zijn als het ware een fase tussen het Oud-Nederlands stelsel en het Nieuw-Nederlands stelsel. Het verschil tussen de vestingwerken van Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch aan de ene kant en Maastricht aan de andere kant zijn deels te verklaren door de topografische en geografische verschillen. Ten eerste heeft Maastricht zich steeds in een geïsoleerde positie bevonden ten opzichte van de rest van het land. De stad fungeerde in die zin als voorpost bij aanvallen vanuit het Zuiden. Bovendien was Maastricht en met name de Hoge Fronten hoger gelegen dan bijvoorbeeld Bergen op Zoom en ‘s-

Hertogenbosch en daardoor moest gebruik worden gemaakt van droge grachten in tegenstelling tot de in de Lage Landen zo vaak toegepaste techniek van inundatie. Ook de geschiedenis van de stad Maastricht wijkt af van die van steden die noordelijker in de Lage Landen gesitueerd zijn. Maastricht is ingenomen geweest door Spanje en meerdere malen door Frankrijk, de stad is daarmee steeds blootgesteld aan invloeden van buitenaf. Om antwoord te krijgen op de vraag wat de vestingwerken van Maastricht rond 1700 in de context van de Lage Landen zo uniek maakt, zou verder onderzoek gedaan moeten worden. Daarbij is het van groot belang te zoeken naar overlevering van beeldmateriaal van Von Dopff. Wellicht bevindt zich in archieven in Hessen-Kassel te Duitsland waardevolle documentatie rondom de persoon van Von Dopff, omdat hij uit die streek afkomstig was en bijvoorbeeld ook zijn portret daar naartoe is verplaatst. Uit een inventaris van eigendommen Von Dopff zou bijvoorbeeld naar voren kunnen komen welke boeken en traktaten hij in zijn bezit had en waardoor hij dus beïnvloed heeft kunnen zijn. Het is zeer wel mogelijk dat zich in Hessen-Kassel ook onbekende tekeningen of geschriften van Von Dopff bevinden.

Help Magazine’T ARSENAAL aan

Nieuwe abonnees

81

Verras uw vereniging, familielid, vriend, kennis of collega met een GRATIS ABONNEMENT Vkminfo@yahoo.com


V

OLGENS TERWEN BEVINDEN ZICH IN DE CODEX TE KASSEL NOG MEER TEKENINGEN VAN DE HAND VAN VON DOPFF, WAARONDER TEKENINGEN DIE BETREKKING HEBBEN OP DE VESTINGBOUW. WELLICHT ZIJN DIT DE VERLOREN, Ook in het jachtslot Fasanerie te Fulda,zie afbeelding links, kan zich eveneens waardevolle documentatie rond de persoon van Von Dopff bevinden. Door een gebrek aan voldoende documentatie zoals ontwerptekeningen blijft het moeilijk een sluitend antwoord te geven op enkele vragen zoals: door welke vestingbouwers en vestingbouwkundige technieken werd Von Dopff beĂŻnvloed? Was Von Dopff op de hoogte van de manieren van Van Coehoorn en zo ja, waarom paste hij ze niet toe te Maastricht? Hoe zagen de ontwerpen van Von Dopff behorende bij de Resolutie van de Raad van State van 13 maart 1688 er uit? Wellicht werd Von Dopff meer beĂŻnvloed door voorbeelden uit de streek van zijn herkomst: Hessen. Gedurende het schrijven van deze thesis blijft het beantwoorden van deze vragen tasten in het duister gezien het ontbreken van enige overlevering van Von Dopff in Nederland. De enorme hoeveelheid overlevering van Van Coehoorn vormt hiermee een schril contrast. Hopelijk kan in een vervolgonderzoek nog meer licht worden geworpen op het vestingbouwkundige werk van Von Dopff en wellicht krijgt hij dan eindelijk de waardering en bekendheid die hij altijd heeft verdiend. De werken van Von Dopff hebben zeker de loop van de geschiedenis veranderd en zijn door hun eigenheid nog steeds uniek voor de rest van Nederland.

De oorspronkelijke bestektekeningen van de Maastrichtse vestingwerken van Von Dopff? Op de online catalogus van Museumslandschaft Hessen Kassel,zie afbeelding rechts, zijn verschillende tekeningen te zien, waaronder een tekening van een bastion. Men weet niet wie de vervaardiger van de tekening is of waar het afgebeelde bastion zich bevindt. Dit zou een schetstekening van de hand van Von Dopff kunnen zijn. De tekening is gedateerd rond 1700 en de plattegrond doet denken aan die van het fort Sint Pieter. In de beschrijving van de tekening staat dat deze is voorzien van een watermerk waarop een wapenschild is afgebeeld met diagonale strepen, met daarover een lelie. Dit komt overeen met het bij de plattegrond van Neercanne beschreven watermerk, waarvan vastgesteld is dat Von Dopff de vervaardiger was. Zo zijn er in verschillende archieven vast meer tekeningen te vinden die te koppelen zijn aan Daniel Wolff von Dopff.

82


GEHEIME Bestemming: Vluchtoord voor de koning, Couillonville-Belgisch Congo Door Rob.E.Vaneker

Koude Oorlog

21 juli: het traditionele militaire défilé. Een geruststellende gedachte dat het leger paraat is en onder het goedkeurend oog van de koning en zijn regering waakt over het vaderland. Nu lijkt het allemaal een beetje achterhaalde folklore, maar in de jaren '50 in volle koude oorlog was het andere koek.

Dreigende atoomaanval

Hier in West-Europa groeit het onbehagen: als de Sovjet-agressie kan toeslaan op het Koreaanse schiereiland, waarom zou een Russische (nucleaire?) aanval op het Westen dan onmogelijk zijn? Wat zou er gebeuren als de Russen ons land zouden aanvallen? Een evacuatie van de koninklijke familie en de regering leek dan noodzakelijk. In de Tweede Wereldoorlog was een korte oversteek naar Engeland voldoende, maar in het nucleaire tijdperk waren andere maatregelen vereist.

In deze sfeer moeten we de beslissing zien van de Belgische regering Pholien, een homogeen katholiek kabinet dat regeerde in de periode '50-'52. Bij een dreigende atoomaanval zouden de regeringsleden, hun naaste medewerkers, topambtenaren en legeroversten, samen met het Belgische koningshuis, Brussel verlaten en hun toevlucht zoeken in het verre en veilige BelgischCongo. Op 14 september 1950 wordt het volgende genoteerd in de ministeriële correspondentie: "Le conseil des ministres a décidé que, dans le cas où le Gouvernement serait contraint de quitter le territoire métropolitain sous la pression de l’enemi, il se replierait au Congo Belge."

Een aanval door de Russen leek niet denkbeeldig en dus werden in het geheim evacuatieplannen gesmeed voor de koninklijke familie en de regeringstop. Duik mee in de archieven en ontdek het verhaal van 'Couillonville'.

MAGAZINE ‘T ARSENAAL NR 41 JUNI 2017

83

NR 41 juni 2017

We schrijven 1950. De Tweede Wereldoorlog heeft het Europese continent opgedeeld in het 'vrije' Westen en het communistische Oostblok. In het Kremlin regeert Stalin. In Korea woedt een oorlog. Ook Belgische soldaten gaan meestrijden in dit conflict. De koude oorlog bereikt er een eerste kookpunt.


E

R ZOU EEN 'CITÉ GOUVERNEMENTALE' GEBOUWD WORDEN IN DE BELGISCHE KOLONIE OM AL DEZE MENSEN TE HUISVESTEN.

Deze geheime plek moest enerzijds afgelegen zijn, veilig en discreet, maar anderzijds vlot bereikbaar en dus liefst in de buurt van een militaire luchtmachtbasis, waar internationale vluchten konden landen. Tegelijk konden de aanwezige militairen instaan voor de beveiliging van de Cité. De nabijheid van een stad met een commerciëel centrum, scholen, medische voorzieningen enz. is een pluspunt. De uitbouw van een water- en stroomnetwerk moet mogelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de installatie van een telefooncentrale.

Kamina Op 22 januari 1951 laat de Gouverneur-generaal van Belgisch-Congo weten dat één locatie ideaal is, namelijk de stad Kamina in de rijke zuidelijke provincie Katanga. Op een 20-tal kilometer hiervandaan lag een garnizoen van het leger met een grote nieuwe luchtmachtbasis. Tussen de bestaande stad en het legerkamp biedt een vrije heuvel de perfecte plek voor de bouw van de nieuwe cité.

Vroegere trots in Afrika: de militaire Basis van Kamina, waar verschillende detachementen vanaf 1954 tot augustus 1960 hun intrek namen (foto HDD)

• Deze plek is ruim genoeg om 1500 tot 1600 personen te huisvesten: • Koninklijke familie, ca. 20 personen. • Ministers en hun voornaamste kabinetsmedewerkers, in totaal een 100-tal personen. • Topambtenaren en hoge functionarissen van diverse overheidsdiensten en het leger, kamerleden en senatoren, prominente geleerden, professoren…, ca. 400 personen. • Familieleden van 2., ca. 300 personen. • Familieleden van 3., ca. 600 personen. Op de top van de heuvel zou het koninklijk verblijf met bijhorende gebouwen voor de hofhouding liggen. In de onmiddellijke buurt de villa’s van de ministers en hun familieleden, verderop woon- en werkgelegenheden voor de hoge ambtenarij en de legertop en gebouwen voor lager personeel. Alles veilig afgesloten achter een hoge omheining, geïsoleerd voor de buitenwereld.

Belgische militairen tijdens de Korea-oorlog

84


85


Toenmalige en verantwoordelijke minister Patrick de Wael van binnenlandse zaken m.b.t. De Busselse geheime bunker in 2005

GEHEIME PLANNEN In het geheim worden plannen getekend, budgetten voorzien. Er wordt een krediet van 500 miljoen Belgische frank geopend, toendertijd een enorm bedrag. Om de hele agglomeratie snel te kunnen opbouwen, denkt men aan geprefabriceerde woningen van diverse types. Er worden aanbestedingen gedaan en ondermeer een Amerikaanse firma krijgt de opdracht prefabwoningen te leveren.Ter plekke wordt bekeken welke wegen rondom Kamina een nieuwe asfaltlaag dienen te krijgen. Aansluitingswegen vanuit Kamina Ville (de bestaande stad) en Kamine Base (de militaire basis) naar de nieuwe cité worden getekend. Studies voor waterputten en -leidingen, een nieuwe elektriciteitscentrale en andere infrastructuurwerken worden uitgevoerd. De ‘administrateur’ van de regio Kamina krijgt de opdracht na te gaan welke mogelijkheden er zijn op het gebied van voedselvoorziening voor ‘une agglomération européenne d’environ 1600 âmes’.

PREFAB Er worden prefab-woningen en andere bouwelementen per container overgebracht naar Congo. Daar bestond trouwens een traditie van prefab-woningen, geen kleine bungalowtjes, maar soms uit de kluiten gewassen villa’s. Zo is er sprake van huizen met drie slaapkamers en alle modern comfort. Mogelijk zou de Cité met dergelijke gebouwen worden opgetrokken.Net wanneer de voorbereidende grondwerken in Kamina hun voltooiing naderen en de eerste huizen overeind staan, slaat het geopolitieke klimaat om.In februari 1953 zegt het Comité Ministériel du Défence nog hetvolgende: ‘Au cas où les forces NATO ne pourraient tenir tête à une attaque russe, notre seul atout du point de vue national serait la Colonie.’ Maar wanneer op 5 maart 1953 Sovjetleider Stalin overlijdt en enkele maanden later in Korea een staakt-het-vuren wordt afgekondigd, lijkt de atoomdreiging een stuk minder acuut. Het hele opzet van de Cité Gouvernementale komt op losse schroeven te staan en tenslotte worden de concrete plannen voor het vluchtoord opgeborgen.

Top rechts :het vroegere postkantoor van de basis Kamina Onder:Type 'maison démontable' uit Katanga

86

KAMPEERSPULLEN NODIG? KIJK OP PAGINA 108


Top: 3D tekeningen van de bunker Onder:interieur bunker onder Brussel Warandepark ,toestand 2009

87


Bunker onder Brussel

Terwijl men in de vroege jaren ’50 in BelgischCongo bezig is met de voorbereidingen van de Cité bij Kamina, bekijkt men hier in het vaderland hoe de vlucht van al die mensen vanuit België naar de kolonie kan georganiseerd worden. De koninklijke familie, de ministers en de parlementairen zullen zich bij een acuut conflict in eerste instantie kunnen terugtrekken in een beveiligde atoombunker onder het Warandepark in Brussel. Dat is het plan. Die ondergrondse schuilplaats bestond al en was aangelegd in de jaren ’30, aanvankelijk bedoeld als bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen. Het geheel van kelders ligt 12 meter diep onder het park en is bereikbaar via een trap vanuit de Cercle Royal Gaulois, de exclusieve club achter het Théâtre Royale du Parc. Vanuit het Paleis der Natie, het parlement aan de overzijde van de Wetstraat, lopen tunnels naar deze schuilplekBij het begin van de Tweede Wereldoorlog en de inval van Cité de la Peur de Duitsers werd de bunker geëvacueerd en leeg Hoewel in principe geheim, raakt het verhaal achter gelaten. De Duitsers namen snel bezit van over de Cité toch bekend bij de kolonialen in en deze strategische plek en brachten er een rond Kamina, bij de soldaten die gestationeerd zijn opsporingspost onder die voor rekening van de op Kamina Base en bij de lokale bevolking. Gestapo verboden zenders moest identificeren en Wanneer in 1955 koning Boudewijn tijdens zijn lokaliseren.Na de oorlog kwam de bunker opnieuw Congoreis Kamina bezoekt, gaat een meereizende in dienst van het Belgisch leger. Met de Koude journalist van ‘Le Peuple’, Fernand Demany, op zoek Oorlog krijgt de bunker een nieuwe rol naar wat hij de Cité de la Peur zal noemen. Behalve toebedeeld: het complex zal worden omgebouwd wat overwoekerde restanten op het voormalige tot een tijdelijke schuilplaats voor de regering in bouwterrein vindt hij zo goed als niets. Maar de afwachting van een evacuatie naar Congo. bijnaam die hij in zijn artikels gebruikt, zal verder Daarvoor zijn aanpassingen nodig zodat de bunker leven. Een andere benaming – iets minder deftig – is een atoomaanval kan doorstaan. In 1953 wordt het Couillonville, een term die wellicht in kringen van plan goedgekeurd, maar uiteindelijk nooit militairen is ontstaan. Op een kaart, in het uitgevoerd om dezelfde redenen als waarom men paramilitair tijdschrift Fire!, wordt de locatie zelfs het plan voor de Cité in Kamina laat varen, met onverbloemd als zodanig aangeduid. name de verminderde nucleaire dreiging. Hoewel het concrete plan voor de Cité in ‘53 afgevoerd wordt, blijft het concept van een Réduit De verbindingstunnels die vanuit de kelders National wel voortleven. Wanneer in 1960 de van het parlement onder de Wetstraat naar het park onafhankelijkheid van Congo nakende is, worden in liepen, zouden later bij de aanleg van de Brusselse het parlement vragen gesteld hoe het nu verder metro afgesloten worden. In de jaren ’60 wordt de moet. Zal ook in het nieuwe Congo plaats zijn voor bunker overgedragen aan de Civiele Bescherming. een nationaal schuiloord? In de loop der jaren raakt het onderaardse complex In een studie over de grondwet en het inzetten in onbruik én in verval.Maar het bestaat nog altijd, van de strijdkrachten uit 2005 (co-auteur Guy getuige een parlementaire vraag uit 2005 aan Verhofstadt) verwijst men nog naar de Réduit toenmalig minister van binnenlandse zaken Patrick National van Kamina, ‘een versterkt schuiloord waar Dewael. De minister bevestigde het bestaan van het leger en de regering zich konden terugtrekken deze bunker, die momenteel onder de om betere tijden af te wachten’. In sommige bevoegdheid valt van de Regie der Gebouwen. documenten verwart men de Cité wel eens met de legerbasis

88

NR 41 juni 2017

Intussen waren er wel bestellingen geplaatst, contracten getekend en betalingen gebeurd, ondermeer voor prefab-gebouwen. Dus worden er in Kamina toch nog hele ladingen met – intussen nutteloze – bouwmaterialen geleverd. De containers met de bouwmaterialen raken verspreid over de streek en worden dan maar gebruikt worden als woningen, ondermeer in Kamina en Likasi (Katanga). Zo is er een gewestbeheerder uit Kamina die in de late jaren ’50 in zo’n prefab-huis woonde, dat ooit bestemd was geweest voor de Cité. In de rest van de containers installeerde hij een schooltje. De woningen van de Amerikaanse leverancier zijn behoorlijk duur, maar wel van de meest moderne materialen. Ze zijn volledig in staal gebouwd, wat gezien het klimaat misschien niet de beste keuze is. In de zomer is de hitte naar verluidt niet te harden. Airco, heel gewoon in de Verenigde Staten, is immers niet voorzien.


‘Het is mij niet bekend, moet ik u ootmoedig toegeven, of die schuilkelder vandaag nog operationeel zou zijn’, voegde hij er nog aan toe. Recent fotomateriaal toont een weinig fraai beeld van deze ondergrondse schuilkelder: vocht, roest, afgebladerd beton. Als dit een beveiligde regeringsbunker is, ben ik blij dat ik géén minister meer ben.

Top:Ligging van de bunker onder het Warandepark - © bing maps Onder:Schets van de 'agglomération Kamina’

89


“ER KOMT GEEN NIEUWE KOUDE OORLOG”

Door: Marloes van Ameron

Spanningen

De spanningen tussen Rusland en het Westen nemen flink toe. Is er een nieuwe Koude Oorlog op komst? Ruslandkenner en docent Internationale Politiek Ria Laenen (Universiteit Leuven) denkt van niet. “De situatie is ernstig, maar van een heel andere orde dan destijds. Russische bommenwerpers die onderschept worden in diverse luchtruimen in Europa, terwijl de NAVO grote militaire oefeningen plant aan de grens van Rusland. Poetin die aangeeft dat ’kernmacht’ Rusland geen middelen zal schuwen als de vijandigheden van het westen richting haar regering voortduren. Een Britse minister van Buitenlandse Zaken die Poetin vergelijkt met een typische dictator uit de jaren zestig waarvan het expansiegedrag zo snel mogelijk gestopt moet worden, desnoods met harde militaire middelen. En natuurlijk het conflict in de Oekraïne en, daarmee samenhangend, de wederzijdse beschuldigen van ongeoorloofde steun aan de partijen daarin. Sinds de Koude Oorlog waren de relaties tussen Rusland en het westen niet zo slecht. Veel mensen vrezen dan ook dat er een nieuwe Koude Oorlog voor de deur staat.

Laenen doelt daarbij niet zozeer op een Koude Oorlog in de figuurlijke betekenis (een toestand van spanning en strijd, maar zonder wapengeweld tussen staten) als wel op een terugkeer van de Koude Oorlog zoals die in de tweede helft van de vorige eeuw bestond tussen Amerika en de Sovjet Unie. “Daarbij ging het om een ideologisch conflict waarbij de hele wereld opgedeeld werd in ofwel kamp Verenigde Staten (VS) ofwel kamp Sovjet-Unie,” bracht ze in herinnering. De dreiging van geweld was bovendien erg reëel, want volgens de communistische leer die de SovjetUnie volgde was oorlog met kapitalisten ‘een historische onvermijdelijkheid’. Laenen ziet deze situatie om verschillende redenen niet meer terugkomen.

Toch denkt Ruslandkenner Ria Laenen dat dit niet het geval is.

90


Meerdere machtsblokken

Allereerst is anno 2015 de wereld helemaal niet meer bipolair. “Er zijn niet meer twee dominerende grootmachten. Naast de VS, komt bijvoorbeeld ook China op als grootmacht. Ook is Rusland natuurlijk veel kleiner dan de Sovjet-Unie destijds wat haar militaire macht beperkt. En de EU is een nieuw machtsblok, dat onafhankelijker opereert van de VS dan West-Europese landen deden tijdens de Koude Oorlog.” Een ander verschil tussen de huidige conflicten tussen Rusland enerzijds en de EU en de VS anderzijds en de ‘echte’ Koude oorlog destijds is dat de laatste vooral op ideologische verschillen gebaseerd was. Hoewel er hier en daar wel ideologische verschillen tussen Rusland en de EU zijn, bijvoorbeeld op het gebied van homorechten, bepalen die veel minder de koers. Gelukkig maar misschien. Als gevolg van de verschillen tussen het kapitalisme en het communisme werd internationale strijd wel als inherent en onvermijdelijk gezien door Moskou. Dit vermindert de reële dreiging die er van Rusland uitgaat. “Rusland is er niet meer op uit om de hele wereld te veroveren en te onderwerpen. Wel zou ze nog graag een imperialistische politiek voeren ten aanzien van wat in haar officiële beleidsdoctrine wel ‘het nabije buitenland’ wordt genoemd: voormalige Sovjetrepublieken waar Russische minderheden wonen zoals de Baltische Staten en de Oekraïne. Dat is natuurlijk een politiek streven dat zeer controversieel is en problematisch zou kunnen worden. Maar wel van een andere schaal dan haar expansiestreven tijdens de Koude Oorlog,” vertelt Lanen.Qua buitenlands beleid zijn de officiële doctrines die militairen hanteren wel veel conservatiever dan die van politici, waarschuwt ze. “Die eerste groep verwijst nog regelmatig naar de NAVO als een bedreiging van Russische belangen.”

De EU is bij verre de meest belangrijke handelspartner van Rusland.Maar ook nieteconomische zaken binden het westen en Rusland. Zoals de opkomst van de Islamitische Staat en de terroristische dreiging die daar van uitgaat. “Rusland geldt als een belangrijke bondgenoot voor bijvoorbeeld de VS in de strijd tegen het islamitisch terrorisme. Poetin was ook de eerste die Bush belde na de aanslagen op 11 september en daarbij direct hulp toezegde.” Al met al is het volgens Laenen dus niet waarschijnlijk dat er een hernieuwde Koude Oorlog aankomt. Gelukkig maar. Maar ziet ze ook oplossingen voor het huidige conflict tussen de Oekraïne en Rusland, en, in het verlengde daarvan, de wrijving tussen Rusland en de EU? “Het huidige akkoord in de Oekraïne is natuurlijk een goede aanzet. Maar nog belangrijker is dat het uitgevoerd wordt en de rebellenleiders daadwerkelijk stoppen met vechten.”Dat Rusland dit nog niet voor elkaar heeft gekregen hoeft volgens Laenen overigens niet per se het gevolg van politieke onwil te zijn. “De pro-Russische rebellenleiders zijn geen passieve marionetten, maar opereren onafhankelijk van Rusland. Ook als Rusland nu wel wil dat ze stoppen met vechten hoeft dat niet te betekenen dat ze Poetins bevelen opvolgen.

Belangenverstrengeling

Verregaande globalisering zorgt er bovendien voor dat het Westen en Rusland ‘tot elkaar veroordeeld zijn’. “Er zijn wereldwijd nog maar weinig gebieden die onafhankelijk van de rest kunnen opereren. Zo zijn EU-landen afhankelijk van Russisch gas en olie en is omgekeerd de EU de belangrijkste handelspartner van Rusland. De EU mort weliswaar over schendingen van de mensenrechten van Rusland, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat ze voortaan daarom haar olie uit andere landen zal halen. Veel olieproducerende landen hebben nog een veel ergere reputatie als het op mensenrechten aankomt.”

91

KAMPEERSPULLEN NODIG? KIJK OP PAGINA 108


Andere opstelling Dit maakt het voor de Oekraïne nog lastiger om aan haar penibele situatie te ontsnappen. Toch denkt Laenen dat de Oekraïne op termijn ook zou kunnen profiteren van haar unieke geo-politieke positie tussen Oost en West. “Nu is het een kwestie van of-of. Of de Oekraïne kiest voor Rusland of ze kiest voor de EU. Maar ze zou ook kunnen overwegen verdragen aan te gaan met allebei. Zo denken veel Oekraïners dat ze snel bij de EU kunnen, maar dat is helemaal niet zo. De naam Oekraïne betekent letterlijk grensland, een land dat op de rand ligt. Nu dreigt ze daar over heen te vallen, maar door haar kaarten goed uit te spelen en met zowel de EU als Rusland allianties aan te gaan zou ze haar positie als ‘middenland’ tussen deze machtsblokken juist kunnen uitbuiten.”

92


SPANNINGEN RUSLAND-EU Spanningen Rusland-EU Vanaf 2014 botsten de EU en Rusland meerdere malen over de annexatie van de Krim en de Russische steun aan de separatisten. Ook de mensenrechtensituatie in Rusland zorgt voor kritiek. Het neerstorten van de MH17 in Oost-Oekraïne in 2014 en het moeizame onderzoek naar de toedracht droegen bij aan een killere relatie. Eind juli werden naar aanleiding van het conflict in Oost-Oekraïne voor het eerst economische sancties tegen Rusland ingesteld. Dit heeft effect op verschillende sectoren in de Russische economie, zoals de financiële sector. Als tegenmaatregel zette Rusland de import van landbouwproducten uit onder meer de EU-landen stop. 2015 kende nieuwe spanningen. Van de Russische straaljagers die onlangs het Britse luchtruim zonder toestemming doorvlogen tot de moord op de Russische oppositieleider Boris Nemtsov. Waar het Kremlin als mogelijke dader geldt voor het Westen, beschuldigde Rusland weer het Westen ervan achter de protestmars te zitten die op zijn begrafenis volgde. Bron: Europa nu

NR 41 juni 2017

Ruslands nabije buitenland oftewel blizjneje zaroebezje bestrijkt de voormalige Sovjet-Unie, waaronder de Baltische Staten (blauw), OostEuropa (geel), Transkaukasië (paars) en Centraal-Azië (groen) Bron:Wikimedia Commons

93


Door: Rob.E.Vaneker

Nieuw-Guinea in de Tweede Wereldoorlog

Nederlands Nieuw-Guinea raakt in 1942 betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Japan valt op 7 december 1941 op meerdere fronten tegelijk aan. De bekendste aanval is die op Pearl Harbour (HawaĂŻ) waarbij de Amerikaansevloot flink beschadigd wordt. De Japanse verovering van het Australische en het Nederlandse deel van Nieuw-Guinea duurt van november 1941 tot april 1942. De inname gaat behoorlijk snel, omdat er aan het begin van de oorlog maar weinig eenheden van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) in Nieuw-Guinea actief zijn.

94


door ‘party’s’ spionageacties uitgevoerd door achter de Japanse linies gedropte militairen.

DE

JAPANNERS VERTREKKEN VIA DE NOORDKANT De Japanners trekken via de noordkant op in de richting van Australië. Fak Fak wordt op 1 april 1942 door de Japanners ingenomen, Manokwari op12 april en Hollandia op 20 april. Na NieuwGuinea is Japan van plan de sprong naar Australië te wagen, maar aan de zuidkant komen zij niet verder dan Frederik Hendrik Eiland. De Japanners hechten geen enkel belang aan Merauke aan de zuidoostkust. De plaats is tijdens de gehele Tweede Wereldoorlog het enige stukje vrij Nederland in de Oost waar de Nederlandse vlag blijft wapperen.

Oorlog in Zuidoost-Azië breekt uit In juli 1941 besluit de Japanse regering dat Zuidoost-Azië onder de groot-Aziatische welvaartsfeer’gebracht moet worden. Het doel is vooral om zeggenschap te krijgen over de grondstoffenvoorraden in de Engelse en Nederlandsekoloniën (onder andere olie en rubber).Japan valt op 7 december 1941 Pearl Harbour aan, de Amerikaanse vlootbasis op Hawaï. Het is nu ook oorlog in Zuidoost-Azië. De Nederlandse regering in Londen verklaart de oorlog aan Japan. In Indië worden alle Nederlandse en Nederlands-Indische mannen tussen zestien en zestig jaar in het leger onder de wapenenen geroepen. De Japanse troepen weten snelle vorderingen te maken en bezetten.De Nederlandse Kolonie . De Nederlandse strijdkrachten geven zich op 8 maart 1942 over. Er worden geheime militaire operaties in Indië uitgevoerd vanuit Australië, waar tientallen KNILmilitairen heen zijn gevlucht toen het KNIL moest capituleren. Ze vormen kleine groepjes, ‘party’s’, die naar Indië en Nieuw-Guinea teruggaan om militaire informatie te verzamelen over de Japanners. In totaal zijn er ongeveer tien ‘party’s’ geweest. Vanuit Australië worden in Nieuw-Guinea

95

Bevrijding Nieuw-Guinea start begin 1943 Na een Japans bombardement op de haven van het Australische Darwin in februari 1942 wordt het Japanse hoofdkwartier verplaatst naar Buna aan de noordkust van het huidige Papua-New-Guinea en komt het geallieerde hoofdkwartier in Port Moresby aan de andere kant. De plaatsen zijn gescheiden door de steile bergketen Owen Stanley Range. De plaatsen zijn alleen verbonden door een bergpad, de Kokoda Trail. Australische eenheden in Nieuw-Guinea verdedigden met succes de hoofdstad Port Moresby langs de Kokoda Trail, als de Japanners vanaf de noordkust proberen op te marcheren. Om tot een treffen te komen hebben de Australiërs een trap van 4000 treden moeten uithouwen. Het Amerikaanse leger begint in januari 1943 met een grondoffensief op Nieuw-Guinea. Pas in 1944 krijgt de opmars vaart: de Amerikanen trekken op langs de noordkust van Nieuw-Guinea (Hollandia, Biak, Manokwari) en via de Noord-Molukken (Morotai) worden de Filippijnen aangevallen (oktober 1944). Om de controle over Nieuw-Guinea te heroveren, moeten de geallieerden de Japanners van bijna 2000 kilometer versterkte kustlijn verdrijven. Bij de strijd komen 13.000 Japanners om en aan Australische en Amerikaanse kant vallen respectievelijk 2100 en 2000 doden. In Manokwari in het noorden van het Vogelkopgebied zijn zo’n 150 KNIL-militairen onder leiding van kapitein J.B.H Willemsz Geeroms gelegerd als op 12 april 1942 de Japanners landen in de Dorébaai. De Nederlandse legerleiding ziet de overmacht bijtijds in en steekt het enige schip de ‘Anna’ in brand. Het wordt tot zinken gebracht zodat het uit de handen van de vijand blijft. De Japanners nemen Manokwari na een aantal bombardementen in bezit en stationeerden er een aanzienlijke legermacht.Alle Europeanen worden afgevoerd en op Ambon geïnterneerd. Een deel van de KNIL-infanteristen, 62 mannen en 17 inheemse Papua’s (Meja-Arfakkers), verdwijnen in de jungle om gedurende de hele oorlog een guerrilla te voeren tegen de Japanners.Op 1 april 1943 vallen de Japanners het hoofdbivak van de gevechtsgroep aan.


COMMANDANT WILLEMSZ GEEROMS Commandant Willemsz Geeroms wordt gevangen genomen en later in Manokwari door de Japanners geëxecuteerd. Sergeant Mauritz Christiaan Kokkelink neemt het commando over. Op 18 april 1944 wordt de Japanse basis in Manokwari met nog 35 soldaten door de gevechtsgroep overvallen. Vrijwel iedere aanwezige wordt gedood. Op 9 mei 1944 begint de Amerikaanse tegenaanval. Door hevige bombardementen wordt Manokwari een ruïne; er staan nog slechts drie huizen overeind. De Japanners worden verjaagd en velen vluchten het oerwoud in, waar ze veelal door Papua’s worden afgemaakt.

MOROTAI, HALMAHERA ISLANDS, NETHERLANDS EAST INDIES. 1945-04-09. PILOTS No 120 NEI Squadron

Geschilderd portret van Coos Ayal 1926-2015: door Herman Morsink, onthuld op 8 maart 2015 in Amstelveen

Moluks meisje sluit zich aan bij guerrilla

De guerrillagroep in de jungle van de Vogelkop bestaat uit vier gevechtseenheden en is de enige die een strijd van 13 maanden volhoudt tot aan de bevrijding. Er worden successengeboekt, maar ook verliezen geleden. De guerrillastrijders verzamelen met steun van lokale Papua’s inlichtingen over de vijand en ze vallen Japanse patrouilles aan. Het 15-jarige Molukse meisje Coosje Ayal sluit zich samen met een oom en tante bij de guerrillagroep aan. “De mannen zeiden: ‘We behandelen je niet als een meisje maar als één van de soldaten. Als je dat accepteert, kun je bij ons blijven.’ We zijn steeds door de jungle getrokken, lopend met een geweer en bepakking. De laatste maanden waren het zwaarst, toen aten we slangen, krokodillen en schildpadden.” De guerrillagroep vecht door, doodt zeker 30 Japanners en legt in 1944 contact met de geallieerden, door wie ze in oktober worden bevrijd.

96


Top: Camp Wacol (Aus) 1944: Coos Ayal met 10 van de overlevenden van de groep-Kokkelink. Op de foto (voor de kijker van links naar rechts): haar oom Nuhuwae, Sagrang, Soeha, DeMey, Kokkeling, De Kock, Beaufort, Jaquard, Attinger en Sandman: foto Indischhistorisch.nl Onder:Bronbeek 2012: Coos Ayal en rechts half zichtbaar mede-verzetsdeelnemer P. de Kock bij het Indisch verzetsmonument. Foto: H. de la Croix, 2012

97


uitputtingsslag, waarin meer dan 40.000 mensen het leven laten, behalen de Amerikanen uiteindelijk de overwinning. Hierna wordt Japan definitief in het defensief gedrongen. De constante noodzaak om versterkingen naar Guadalcanal te zenden, verzwakt de Japanse inspanningen op andere plaatsen. Dit leidde tot de herovering van de bruggenhoofden Buna en Gona op Nieuw-Guinea door Australische en Amerikaanse strijdkrachten in 1943.

DE

62 MAN STERKE EENHEID

De invasie van Hollandia

Het keerpunt van de oorlog in Azië

De Slag bij Midway is het keerpunt van de oorlog in Azië. Bij dit atol in de Stille Oceaan behalen de Amerikanen een overtuigende overwinning waarvan de Japanse marine zich niet zou herstellen. Het geheime wapen in de strijd zijn de Amerikanen van Japanse afkomst: de Issie in Japan geboren Amerikanen), de Nisei (Amerikanen van Japanse ouders) en de Kisei (in VS geboren, opgegroeid in Japan). De Amerikanen weten de communicatiecode van de Japanse marine te kraken waardoor ze zich goed kunnen voorbereiden. De Japanners verliezen vier vliegdekschepen en veel vliegtuigen. Een amfibische aanval op Port Moresby wordt voorkomen door de slag in de Coral sea in mei 1942, al is dit een Amerikaanse tactische nederlaag. In augustus1942 mislukt voor het eerst een Japanse landing, bij de (mini)slag om de Baai an Milne.Terzelfder tijd proberen zowel Amerikaanse als Japanse soldaten het eiland Guadalcanal, één van de Salomonseilanden, te bezetten. In de zes maanden durende

EEN RUSTIGE VAKANTIE? KIJK OP PAGINA 111

98

Bij Hollandia en de westelijker gelegen Tanahmerah Baai ondernemen de Amerikanen in april 1944 hun eerste landingen in bezet Nederlands gebied Een Amerikaanse onderzeeër heeft kort ervoor Japanse schepen vernietigd die van de eilandengroep Palau (ten noorden van de Vogelkop) op weg waren naar Hollandia met het nieuwste Japanse oorlogstuig. Daarbij gingen bijna een heel Japans regiment tanks, gepantserde auto’s en ander materiaal verloren. Van 21 tot en met 27 april voeren de Amerikanen amfibische landingen uit om Hollandia en de landingsstrips bij Sentani in handen te krijgen onder de naam ‘Operation Reckless’ en ‘Operation Persecution’ als onderdeel van de ‘New Guinea Campaign’. Ook een Nederlandse eenheid, afkomstig uit Australië, was bij deze landingen betrokken, onder commando van kolonel C. Giebel van het KNIL. Bij Hollandia, waar een grote Japanse bevoorradingsbasis is aangelegd, stampen de Amerikanen in korte tijd het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in het Pacific-gebied uit de grond. De basis wordt ingericht op de berg Ifar, aan de voet van het Cycloop-gebergte. Daar bedenkt vijfsterren generaal Douglas MacArthur zijn strategie voor zowel de landroute door Nieuw-Guinea als de ‘island hopping’-campagne van admiraal Chester Nimitzover de Stille Oceaan. Bij een schoonmaakactie rond Sentani worden zeker 800 Japanners gedood. Veel Papua's komen in deze periode voor het eerst in aanraking met het militaire geweld van de 20ste eeuw.

NR 41 juni 2017

Van de 62 man sterke eenheid zijn er dan nog 14 over. Na hun bevrijding hebben de 14 overlevenden hun naam op een steeds door Coosje meegevoerde Nederlandse vlag geborduurd en naar koningin Wilhelmina gestuurd met de tekst: ‘Het detachement Manokwari heeft, zoals U begrepen heeft, zich nooit overgegeven.’ Naast de groep van Willemsz Geeroms zijn op Nieuw-Guinea actief: de verzetsgroep J.V. de Bruyn, de party-groep Oaktree, de party-groep Crayfish en de groep Jan van Eechoud die voor de Amerikanen inlichtingenwerk uitvoert (operatie Bulldozer). Over de geschiedenis van deze groepen is niet veel bekend.


Toegang tot de oostgrotten, in de buurt van het dorp Mokmer op Biak. Waarschijnlijk genomen op of na 27 juni 1944, toen de Japanners uit het gebied werden verdreven

DE SLAG OM BIAK De Japanners bezetten op 25 december 1943 het eiland Biak in de noordelijke opening van de Geelvink Baai. Het eiland wordt verdedigd door het Japanse 222e Infanterie Detachement dat er bij Sorido aan de zuidkust drie landingsbanen aanlegt. De Amerikanen vechten er in 1944 van 27 mei tot en met 20 juni tegen de Japanners, die zich veelal hebben verschanst en voor de eerst keer een vertragingstactiek uitvoeren. Het eiland is bezet door 11.000 Japanse militairen onder het commando van kolonel Kuzume Naoyuki. Hij besluit de Amerikanen zonder tegenstand aan land te laten komen, waarna hij ze in een hinderlaag lokt rondom het vliegveld Mokmer. Het gebied vol grotten en bunkers is een ideale plek om schutters met automatische wapens, artilleriegeschut, batterijen van mortieren en lichte tanks op te stellen. Als de Amerikanen op 27 mei bij Bosnek op Oost-Biak landen en door het binnenland trekken, denken ze dat er weinig weerstand te verwachten is. Bij Mokmer gaan echter veel levens en kostbare apparatuur verloren. De Amerikanen moeten wekenlang vanuit de lucht met bombardementen bijspringen. Uiteindelijk is de balans in juli: 6100 Japanners gedood en 459 gevangen genomen tegen 474 doden en 2400 gewonden aan Amerikaanse zijde.

120 Squadron verveelt zich in Merauke Ondanks dat Merauke nooit door de Japanners is bezet, heeft het van de oorlog wel te lijden.Vooral in 1942 en 1943 wordt de zuidelijke nederzetting bij de grens met PNG veelvuldig door Japanse vliegtuigen bestookt. Het 120 Squadron Netherlands East Indies (onderdeel van het ML-KNIL komt in het voorjaar van 1944 in de plaats van een Australische luchtverdedigingeenheid. De 50 vliegers van het squadron zijn allemaal Indische Nederlanders, die bij het uitbreken van de oorlog naar Australië zijn uitgeweken. Ze worden ingezet bij verkenningen en moeten Japanse posten aan de kust bestoken. Omdat het tij keert en er gebrek aan strijdtoneel is, slaat de verveling toe. Elke keer als er een varken wordt geschoten, is er groot feest. De vliegers hebben nauwelijks contact met de lokale bevolking, ook al omdat slechts een enkele Papua in deze regio Maleis spreekt. In juni 1945 vertrekt het squadron naar Biak, waar het wordt ingezet bij ‘mopping-up’-operaties, het opruimen van de laatste restjes Japans verzet. Bij de vliegers, groeit de hoop dat ze kunnen helpen bij het bevrijden van Nederlandsch-Indië, maar het geallieerd hoofdkwartier beslist anders.Tijdens de inzet in Merauke en later op Biak verliest het 120ste in totaal 13 vliegers.

99


Kaart: Zeeslag om en nabij de Golf van Leyte Oktober 1944

100


JAPANSE COMMANDANT VECHT VANUIT DE JUNGLE In augustus 1944 trekt commandant Hatazo Adachi van het Japanse 18de Leger zich met een legereenheid terug in de jungle na de landing van Amerikaanse troepen in Aitape en Hollandia tussen 22 en 27 April 1944. Bij Wewak aan de noordkust raakt hij met zijn 18de Leger ingesloten. Adachi geeft zich op 13 september 1945 over aan de Australische Zesde Divisie. Nadat hij door een krijgsraad tot levenslang is veroordeeld, pleegt hij op 10 september 1947 zelfmoord in Rabaul. De Slag in de Golf van Leyte is een zeeslag in de zeeën rond het eiland Leyte in de Filipijnen van 23 tot en met 26 oktober 1944.

Japanse Generaal Adachi Hatazō, 17 Juni 1890 – 10 September 1947)

Amerikaanse artilleristen vuren op de Japanse bezetters op het Eiland Papua -Nieuw Guinea 1944

De Japanners proberen de geallieerde invasie op Leyte te stoppen of te vernietigen. In plaats hiervan brengen de geallieerde marines aan de numeriek zwakkere Japanse marine een belangrijke nederlaag toe. De slag wordt vaak beschouwd als de grootste zeeslag in de geschiedenis. Na de Japanse capitulatie wordt het oostelijke gedeelte van Oost Nieuw-Guinea opnieuw onder Australisch bestuur geplaatst, het noordelijke gedeelte op basis van een VNtrustschap. In 1973 krijgt het gehele oostelijke gebied onder de naam Papua-New-Guinea intern zelfbestuur, waarna de staat op 16 september 1975 volledig onafhankelijk werd.

101

KAMPEERSPULLEN NODIG? KIJK OP PAGINA 108


MILITAIRE WILLEMSORDE Voor Mauritz Christiaan Kokkeling

Door:Robert Wilbrink

Mauritz Christiaan Kokkelink (militair fort Willem I te Ambarawa, Nederlands-Indië, 17 juni 1913 - Matoury, Frans-Guyana, 24 augustus 1994) was een Nederlandse sergeant en tijdelijk militie-adjudant-onderofficier van het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde.

TWEEDE WERELDOORLOG

LOOPBAAN Algemene gegevens.Kokkelink werd op 26 maart 1931 te Tjimahi voor de duur van drie jaar tijdelijk aan het Indische leger verbonden als fuselier en geplaatst bij de kaderschool van het Indische leger. Bij de algemene mobilisatie van 9 december 1941 kwam hij in werkelijke dienst als militiesoldaat. Op 9 januari 1944 werd hij aangesteld tot tijdelijk militie-adjudant onderofficier-instructeur. Bij Koninklijk Besluit van 20 juli 1950 nummer 310 werd hij eervol ontslagen uit de militaire dienst van het Indische leger.

Ook werden soms tochten ondernomen om tegen de Japanners aan de kust te ageren. De groep ving drie van de Filipijnen afkomstige Amerikaanse militairen (van wie één gewond was en spoedig stierf) en een Filipijnse militair in hun bivak op.

102

NR 41 juni 2017

Toen de Japanners landden op de kust van Nieuw-Guinea was J.B.H. Willemsz Geeroms commandant van een KNIL-detachement op Nederlands Nieuw-Guinea; hij besloot dezelfde dag dat de landing van de vijand plaatsvond zich met zijn groep van 62 man, waaronder Kokkelink, in het oerwoud terug te trekken. Vier op patrouille zijnde manschappen sloten zich later bij hem aan, waaronder reserve sergeant-majoor P. P. de Kock. In het eerste bivak op ongeveer 60 kilometer ten zuidwesten van Manokwari had Willemsz Geeroms het voordeel dat hij levensmiddelen en munitie kon laten ophalen uit drie depots die hij dieper in de bergen had laten vormen. Hij stond de eerste maanden bovendien in regelmatige verbinding met het evacuatiekamp, waaruit zich enkele meisjes en vrouwen bij hem voegden.


MIDDEN NOVEMBER

Midden november werd het bivak door de Japanners zelf overvallen en sneuvelden vier manschappen (in eerdere gevechten waren al acht gesneuveld). Willemsz Geeroms besloot nu het bivak te verlaten en zich door de bergen van de Vogelkop naar een streek dichter bij de kust, ten westen van Manokwari, te begeven. Hiertoe moest hij zich echter wel van zijn depots verwijderen; de zeer zware 100 kilometer lange tocht naar de nieuwe locatie duurde een maand. Kokkelink schreef later over deze tocht: door onbewoonde gebieden, over hoogten van 2.800 meter, bijna zonder eten, gekleed in vellen van geklopte boombast. We staken bergpassen over en trokken over brede rivieren, verstijfd van de kou en dikwijls te zwak om te lopen. Zeven man stierven van uitputting. Die tocht duurde een maand. In het laatst kregen we gebrek aan zout, zo erg, dat wij de korsten vuil, die zich uit het zweet op onze lichamen hadden gevormd, aflikten..” Geeroms had nog tweeënveertig personen bij zich toen hij in januari 1943 in de streek bij de kust aankwam, waar hij een bivak betrok. Hij zond nu bij voortduring patrouilles uit; er was geen contact meer met de geallieerde troepen, velen, waaronder de commandant zelf, leden aan malaria en dysenterie en leden honger en dorst. De papoea's in dit gebied waren echter zeer onbetrouwbaar en kregen van de Japanners een Indische gulden voor iedere Nederlander die zij dood of levend bij hen inleverden. De groep moest zeer op zijn hoede zijn en een lid van de groep, die ervan verdacht werd met de Japanners te collaboreren, werd op last van de commandant gedood. Inmiddels trok de groep nog steeds ten strijde tegen de vijand; soms werden Japanse posten aan de kust overvallen en kleding, munitie en medicijnen gestolen, een andere keer werd een Japanse schoener, de Daito Maroe, die de rivier opvoer, beschoten. In de laatste maanden van 1943 en de eerste van 1944 gingen de Japanners actiever tegen de groep optreden. Willemsz Geeroms hield rekening met een nieuwe Japanse overrompeling en er werd afgesproken dat men dan zou proberen zich op een bepaald punt in het oerwoud te hergroeperen. Op 18 april 1944, toen onder meer Kokkelink met een aantal anderen op patrouille was, werd het bivak aan de rivier overvallen. Vier leden van de groep wisten te ontsnappen maar alle overigen sneuvelden of

werden vermoord. Willemsz Geeroms werd na gemarteld te zijn gedwongen een brief te schrijven waarin hij Kokkelink en zijn manschappen moest aansporen zich over te geven; hierna werd hij onthoofd. De nog resterende leden van de groep bleven in de streek rondtrekken, voortdurend op hun hoede voor Japanse patrouilles; drie man, onder wie een Amerikaan en een Filipijnse militair, sneuvelden en één man werd krijgsgevangen gemaakt. De overige leden splitsten zich; tien bleven bijeen en vier trokken naar het gebied van Sansapor. Op 22 april 1944 werd de Daito Maroe door de Amerikanen in Hollandia aangetroffen toen zij daar landden. In de brug van de schoener werden kogelgaten aangetroffen en de gezagvoerder meldde waar en wanneer hij was beschoten; de geallieerden raakten er toen van overtuigd dat in het gebied ten westen van Manokwari nog KNIL-troepen actief waren. In september 1944 werd aldaar een groepje Nederlands-Indische parachutisten van de NEFIS neergelaten, die met behulp van de Papoea's het groepje van Kokkelink begin september wist te lokaliseren. Kokkelink en de dertien anderen, ook de vier die naar het gebied van Sansapor waren getrokken, werden vervolgens naar Hollandia overgebracht.

103


Papuan Native Helping Blinded Australian Soldier to Aid Station, Battle of Buna-Gona

104


MILITAIRE WILLEMS-ORDE Bij Koninklijk Besluit van 12 april 1945 nummer 17 werd Kokkelink benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde. Dat was onder meer omdat hij aanvankelijk als ondercommandant, later als commandant van een detachement van in het begin 58 man sterk, na de bezetting van Manokwari op Nieuw Guinea door de Japanners in maart 1942 grote moed, beleidvol optreden, doorzettingsvermogen en bekwaamheid had getoond. Bij de Japansche bezetting het binnenland ingetrokken zijnde, den vijand, ondanks onbeschrijfelijke moeilijkheden en ontberingen, gedurende 2½ jaar den grootst mogelijken afbreuk gedaan, zoodat de Japansche autoriteiten zelfs f 10.000 en een groote hoeveelheid rijst en zout op zijn hoofd stelden en een macht van 1100 Japansche soldaten uitzonden om zijn guerrilla-bende te vernietigen. Nog zwak en ziek zijnde, na zich te hebben terug gemeld bij de Nederlandsche autoriteiten, zich onmiddellijk wederom aangeboden voor zeer riskante opdrachten.

MWO 4e Klasse

105

Kapitein J.B.H Willemsz Geeroms, Infanterie KNIL

HET ADVIES Het advies spreekt van "onbeschrijfelijke moeilijkheden en ontberingen" waarbij gedacht moet worden aan ziekten zoals malaria en risico's die men alleen op Nieuw-Guinea kan verwachten; zo werd soldaat B. Löwisse, een van zijn strijdmakkers, door kannibalen vermoord en opgegeten nadat hij in een woedeaanval een man van de Karon-stam uit de Kebarvlakte een pak slaag had gegeven en deze vervolgens volgens de lokale adat verplicht voelde wraak te nemen. Van de 76 Nederlandse soldaten die op 12 april 1942 naar het binnenland van de Vogelkop waren gevlucht zijn na jaren vol gevechten en ontberingen twee groepen overgebleven. Zij hergroepeerden zich na de zware verliezen bij de Japanse overval in Wekari in april 1944. De tien mannen van sergeant Kokkelink en de vier mannen van foerier Beaufort hebben de oorlog overleefd. Van de burgers die zich bij hen aansloten overleefden slechts twee mannen en een jonge vrouw het verblijf in de jungle. Deze groep was het enige legeronderdeel van Nederland cq. Nederlands-Indië dat zich nimmer heeft overgegeven aan de bezetter.


26

17

Bouman, B., Van driekleur tot RoodWit, Den Haag, 1995. Cats, Bob, De geschiedenis van de KNIL-cadetten te Breda, promoties 1940, 1941 en 1942, in:Armamentaria 37 (2002-2003).

Dogger, Gerard,De vierkante maan,Amsterdam/Brussel, 1979. Haagse voetbalvereniging Quick,Driekwart eeuw Quick. 1896-1971. Den Haag, 1971. Immerzeel, B., Moluks Verzet WO II. Utrecht, 1992. Poeze, Harry A., In het land van de overheerser. Dordrecht, Cinnaminson, 1986. Centraal Bureau Genealogie

Davies, Cambridge 1997.

Motherland in Danger. Karel C. Berkhoff, London 2012. The Battle of the Tanks, Kursk, 1943. Lloyd Clark, London 2011. Popular Opinion in Stalin’s Russia. Sarah

Kursk, the Clash of Armour. Geoffrey Jukes, New York 1968. Operatie Barbarossa, De Duitse inval in Rusland. John Keegan, New York 1971. 800 days on the Eastern Front. Nikolay Litvin en Stuart Britton, Kansas 2007. Ivan's War, The Red Army 1939-45. Catherine Merridal, London 2005. Afbeeldingen

Gemeentearchief Den Haag

www.sovietposters.com

Gemeentearchief Utrecht

Istoria Velikoje Otetsjestvennnoje Vojenie Sovetskogo Sojoeza 1941-1945. P.N. Pospelov (redactie), Institut Marksisma-Leninisma 1961. De vijf delen van deze officiële geschiedschrijving zijn alleen gebruikt voor afbeeldingen. De uitgave is in het cyrillisch, waardoor het over het algemeen niet mogelijk was de bijschriften te vertalen. Verder is de uitgave uit de tijd dat Stalin van zijn status is “gevallen”, en van zijn verering is dan ook niet veel terug te vinden!

Koninklijke Bibliotheek Nationaal Archief Moluks Historisch Museum

The War in Pictures. Odhams Press Ltd.

30

Cadetten Almanak 1940. Koster, L.P., Met de LSK naar het verre oosten (particuliere uitgave 1988).

Militärische Auszeichnungen der UdSSR. Dietrich Herfurth, Militärverlag der Deutschen Demokratischen Republik 1987. Wörterbuch zur deutschen Militärgeschichte. R. Brühl (hoofdredactie), Militärverlag der Deutschen Demokratischen Republik 1985.

Hartog, Leo de, Officieren achter prikkeldraad (Baarn 1983). Gedenkboek Korps Beroepsofficieren van het KNIL 1940-1950 uitgave Nederlands-Indische Officiersvereniging (Amsterdam z.j.). Gesprekken met de oud-officieren van het voormalige KNIL, promoties 1940, 1941 en 1942.

38

Johannes Jacobus Franciscus en Pieter Gabriël van Ghert (1833) Oorsprong, aart en gevolg van den opstand in België, (1830 en 1831): benevens een krijgsgeschiedkundig tafereel van den Tiendaagschen Veldtocht der OudNederlanders ("van 2 tot 12 aug., 1831")

Help Magazine’T ARSENAAL aan Nieuwe abonnees Verras uw vereniging, familielid, vriend, kennis of collega met een GRATIS ABONNEMENT Vkminfo@yahoo.com

106

Bronnenvermelding


52 Landmachtstaf

65

B.C. Cats, Kolonel Palmkazerne 50 jaar (1989) Het Centraal Archief en depot van het Ministerie van Defensie Sectie Militaire Geschiedenis van de

Gemeente Bussum inclusief het archief van de voormalige Bussumse Courant

Vermeulen, F., ‘Over den ouden vestingbouw in Nederland in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. II. De architectonische e l e m e n t e n i n d e n v e s t i n g b o u w ’, Oudheidkundig Jaarboek 6 (1937), Stichting Menno van Coehoorn, Atlas van historische vestingwerken in Nederland. Noord-Brabant, Zutphen: Walburg Pers 1998.

Dagblad De Gooi- en Eemlander (Hilversum) Archief Historische Verzameling Intendance

Uit dit boek: Drunen, A.H. van, ‘De stelling of positie van ’sHertogenbosch’, werken’

62

C h tt p : / / w w w. d e f e n c e . g o v. a u / special_events/Roberts-Smith/index.htm http://en.wikipedia.org/wiki/Ben_RobertsSmith h t t p : / / w w w. d a i l y m a i l . c o . u k / n e w s / article-1349805/Australian-soldier

Ben-Roberts-Smith-awarded-Victoria-Cross.html

Troost, W., Stadhouder-koning Willem III. Een politieke biografie, Hilversum: Verloren 2001.

Ham, W.A. van, ‘De vesting Bergen op Zoom en bijbehorende

Stichting Menno van Coehoorn, Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, Zutphen: Walburg Pers 1982. Uit dit boek: Wieringen, J.S. van, ‘De overgang van het Oudnederlandse naar het Nieuwnederlandse stelsel 1648-1704’, pp. 37-51. Schukking, W.H., ‘Over den ouden vestingbouw in Nederland in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. I. Ontwikkeling der militaire techniek van den vestingbouw’, Oudheidkundig Jaarboek 6 (1937) Hoof, J. van, Menno van Coehoorn 1641-1704. Vestingbouwer, belegeraar, infanterist, Den Haag: Instituut voor Militaire Geschiedenis 2004. Heijden, R. van der & J. Notermans, De Werken, Maastricht: Stichting Historische Reeks Maastricht 1987

Army – Washington

Robert Ross Smith, United States Army in World War II, The War in the Pacific. 1996, Center of Military History United States

102

Gordon L. Rottman, World War II Pacific Island Guide. A Geo Militairy Study. 2002, Greenwood Publishing Group John Keegan, Collins Atlas of the World War II (an update of the 1989 Times Atlas). 2006, HarperCollins Publishers - New York Saburo Hayashi, Kogun: The Japanese Army in the Pacific War. 1959, Marine Corps. Association. ASIN - Steven Bullard, Japanese Army Operations in the South Pacific Area. ai. 1992, London: Arms and Armour Press.

Wij vochten in het bos - De guerrillastrijd op Nieuw-Guinea tijdens de Tweede Wereldoorlog, uitgeverij van Kampen, Amsterdam, 1956, 255 pagina's (herinneringen van Kokkelink)

1985. P. van Meel, redacteur. Tanda kehormatan KNIL. Eerbewijs aan het KNIL. Samengesteld door de Stichting Erefilm KNIL. P.P. de Kock, De ongelijke strijd in de Vogelkop

107

Bronnenvermelding

NR 41 juni 2017

94

Dirk Vlasblom, Papoea, een geschiedenis. 2004, Mets & Schilt – Amsterdam,


COLOFON 2542-4858

Editor in Chief: Rob Vaneker /

Advertenties: Rob Vaneker /

Creative director: Robert Wilbrink /

Adverteren,publiceren of een artikel aanleveren? Neem dan contact op met de redactie via:

Editor Research: Hans Hollestelle / Email: vkminfo@yahoo.com Columnist : Diverse bijdragen van auteurs/ Graphics & Design: Robert Wilbrink /

Gratis maandelijks en digitaal Magazine van Media Hill Publicaties Nederland

Contributors : Theo van Loohuizen-Jan GrefhorstDik Winkelman-Annabel Jungen-Bob Cats / Distribution: Media Hill Publicaties / Publisher: AMVJ Publishers /

108


Sponsor Jaarfeest I.M.O.S in Breda- Netherlands 2017 WWW.JOPIESWEBSHOP.NL Lezers van dit Magazine verkrijgen korting bij een bestelling Bij gebruik van codewoord: ARSENAAL

ARMY STORE SINCE 1953

De Vakanties naderen weer.Kijk eens in onze webshop voor onze uitgebreide campeeruitrusting artikelen! 109


1945-1991 1 BE CORPS Please Join Us. More information on http://www.cwvn1becorps.be

COLD WAR VETERANS NATO 110


BO O

KA NT IQU ES

TO

RE

Sponsor Jaarfeest I.M.O.S in Breda- Netherlands 2017 GIESBERT OSKAM

More info: Amstellandlaan 64,1182 CE Amstelveen NL T: Work Phone,+31 (0)20-640 2575 Work Email,info@antiquariaatoskam.nl

Wij heten u van harte welkom op het juiste adres voor het betere (antieke ) boek. Via de Bijgaande gegevens kunt u onze zeer uitgebreide boeken catalogus aanvragen van de boekencollectie op voorraad.Op ons huisadres in Amstelveen staan geen boeken opgeslagen.Voor meer informatie gelieve ons te benaderen. Zie contactgegevens aan rechterzijde.

111


Sponsor Jaarfeest I.M.O.S in Breda- Netherlands 2017 Van harte welkom r u Z el t o h d n a L

e tt i m Sch

Een all-inclusive hotel slechts 200 km over de grens, midden in het land der 1000 Bergen, direct aan het mooiste skigebied van het Sauerland.Ons hotel ligt midden in het prachtige Sauerland. In onze omgeving kunt u heerlijk wandelen en recreĂŤren. Ook voor een gezellige vakantie met uw hond bent u hier op het juiste adres.Uitermate aanbevolen door en voor veteranen,actieven en oud militairen. Klik hier voor meer informatie over deze mogelijkheden. 112


Publicaties Nether lands mailto:magazine_tar senaal@icloud.com

MAGAZINE ‘T ARSENAAL NR 41 JUNI 2017

113


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.