Je weet niet wat je ziet De Raad voor Cultuur omschrijft mediawijsheid als het vermogen om actief, bewust en kritisch te kunnen bewegen in de mediasamenleving. Een belangrijk onderdeel van dat kritische bewegen is het vermogen om informatie die via de media tot ons komt kritisch te kunnen beschouwen. Ofwel: niet alles voor waar aan te nemen. In Helderheid over Mediawijsheid (een uitgave van Mediawijzer.net naar aanleiding van het onderzoek Meten van mediawijsheid) maakt ‘kritisch begrip’ één van de vier competentiegroepen van mediawijsheid uit.
apparatuur & software kunnen bedienen
gebruik
strategie
communicatie
media bewust kunnen inzetten om de eigen doelstellingen te realiseren
mediacontent kunnen creëren & via media sociaal kunnen interacteren
Vanuit de gedachte dat je kinderen niet vroeg genoeg kunt leren mediaboodschappen kritisch te analyseren, zijn er in de mediawijsheidbranche de afgelopen jaren verschillende educatieve initiatieven ontplooid. Eén van de eerste daarvan was Weet wat je ziet, een project van enkele Zwolse filmmakers die het klaslokaal ingingen om kids te leren media niet altijd te vertrouwen. In een vrolijke videoclip liet Weet wat je ziet een groep kinderen zingen: Dus bij alles wat je doet, denk dan náá, denk dan nááá En bij alles wat je ziet, denk: Ís het wáár of niet? De doelstelling van Weet wat je ziet was “jongeren bewust te maken van de invloed en macht van media op het individuele denken”. Later volgde onder meer Wat is waar?, een project waarin jongeren “kritisch leren kijken naar de manier waarop media de werkelijkheid benaderen”. In de workshop leren jongeren “welke technieken beeldmakers gebruiken om de werkelijkheid te kleuren of te manipuleren”. Een initiatief voor de wat jongere kids is Welk bericht is waar? Daarbij mogen kinderen - in de trant van Dit was het nieuws - een eigen tekst onder een nieuwsfoto plaatsen (óf de oorspronkelijke tekst gebruiken), en moeten klasgenootjes raden of de begeleidende tekst waar is, of niet. Dit soort initiatieven veronderstellen dat ware informatie in principe van onware informatie te onderscheiden valt. In ieder geval door ‘professionals’. Maar is dit wel zo? U heeft allemaal de volgende foto gezien:
2
U weet welk moment dit was. Toch? Osama Bin Laden wordt door het hoofd geschoten. Hillary Clinton is in shock. President Obama kijkt ernstig, maar vermant zich. Deze foto gaf het Witte Huis kort na bekendmaking van de dood van Bin Laden uit, maar zonder verdere tekst en uitleg. In no time ging de foto de wereld over. Alle commentatoren, van CNN Breaking News tot NOS Journaal, waren het erover eens: dit moest een opname zijn van het moment dat Bin Laden door het hoofd geschoten werd. En dus was het dat. Of niet? We gaan het zien..
De Golfoorlog heeft nooit plaatsgevonden Eind 1991, vlak na de bevrijding van Koeweit, publiceerde de Franse filosoof Jean Baudrillard een geruchtmakend boekje met de titel De Golfoorlog heeft nooit plaatsgevonden. Een op het eerste gezicht absurde stelling. Iedereen boven de dertig heeft de beelden van de precisiebombardementen, brandende oliebronnen en zandkleurige tanks die door de woestijn stormden nog scherp op het netvlies staan. Wat bewoog Baudrillard er dan toe het bestaan van de Golfoorlog te ontkennen? Tijd voor een stukje theorie. Baudrillard verwierf bekendheid met zijn boek Simulacra en simulatie (1981). Mocht u denken: HĂŠ, dat komt me bekend voor, dan kan dat kloppen. Het boek komt kort in beeld in de film The Matrix, waarin ook enkele van Baudrillards ideeĂŤn cinematisch uitgewerkt zijn. In Simulacra en simulatie schetst Baudrillard een beeld van de postmoderne tijd waarin we leven. Kenmerkend voor de postmoderne cultuur is volgens Baudrillard de overgang van representatie naar simulatie. 3
In het geval van representatie is er een symbool of teken dat de werkelijkheid representeert. Dit kan op een heel basaal niveau. In onderstaande diagram representeert de afbeelding van een sinaasappel links, de fysieke sinaasappel rechts, die je kunt opeten.
Over bovenstaande dingen weten we een hoop zeker. Het linker plaatje is een model; het rechter plaatje is een foto van een echte sinaasappel. Het sinaasappelmodel bestaat alleen visueel; bij het rechterplaatje is er ooit sprake geweest van een echte sinaasappel, die de fotograaf had kunnen oppakken, schillen en opeten. Bij het representatieprincipe kan het ook om een complexere relatie gaan, zoals in onderstaand diagram.
Representatie
Het principe blijft hetzelfde: het teken links representeert de werkelijk bestaande werkelijkheid rechts. Omdat deze relatie complexer is, valt er natuurlijk wel over te discussiëren. Werken de vrouwen blijmoedig voor volk en vaderland? Of worden ze gedwongen in een strafkamp? Het antwoord is aan historici, maar het principe blijft dat men met goed onderzoek in principe de waarheid kan achterhalen. In de door media gedomineerde samenleving is deze realiteit echter volledig aan het zicht onttrokken. Volgens Baudrillard voltrekt de overgang van zuivere representatie naar pure simulatie zich in vier fasen. Fase 1 zagen we boven: een beeld geeft een echt bestaande werkelijkheid weer. In fase 2 maskeert het beeld (/symbool/teken) een werkelijk bestaande werkelijkheid.
Maskering
In bovenstaande relatie is er nog steeds een ‘harde’ werkelijkheid rechts, maar het beeld links is daar geen representatie meer van. In het beeld van de goedlachse, vaderlijke Colonel Sanders zit geen enkele verwijzing naar de 850.000.000 kippen die KFC jaarlijks laat slachten in de bio-industrie. In de derde fase is er rechts van de pijl helemaal geen werkelijkheid meer. Het beeld links dient louter om de afwezigheid van een substantiële werkelijkheid te maskeren.
Betovering
4
Deze fase noemt Baudrillard de fase van “tovenarij”. Het beeld roept bewust een wonderlijke eigen werkelijkheid op, zonder verder de indruk te willen wekken symbool te staan voor een werkelijkheid buiten zichzelf. Het beeld verhult wél de totale leegte, “de afwezigheid van een substantiële werkelijkheid” buiten zichzelf. Het bekendste voorbeeld dat Baudrillard daarbij gebruikt is Disneyland, dat “ons moet doen geloven dat de rest werkelijk is, terwijl juist het omringende Amerika niet meer echt is”. In de laatste fase heeft het beeld “geen enkele relatie meer met welke werkelijkheid dan ook”. Het is geen simulatie van iets, zelfs geen simulatie van niéts, maar is louter en alleen een simulatie van zichzelf. Het beeld is “zijn eigen pure simulacrum”.
Simulatie
‘Landscape’ – Helmut Smits
Tegen deze achtergrond wordt begrijpelijk waarom Baudrillard claimde dat de Golfoorlog nooit heeft plaatsgevonden. Natuurlijk ontkent Baudrillard niet dat er geschoten is, dat er gewonden en doden zijn gevallen. Maar wat wij als toeschouwers zagen waren geen beelden van de werkelijkheid. Het waren niet eens beelden die een bepaald beeld van de werkelijkheid van de oorlog probeerden te creëren (zoals bijvoorbeeld bij propagandafilms in de Tweede Wereldoorlog nog het geval was). Als toeschouwers zagen wij alleen simulacra. Een eindeloze stroom beelden, news flashes, embedded reports en nóg meer beelden, die naar niets anders verwezen dan naar zichzelf.
5
In de jaren ’90 zijn we volgens Baudrillard in “het tijdperk van simulatie en simulacra” beland. Er is geen werkelijkheid meer achter de beelden, alleen nog maar de beelden. Met de intrede in een ruimte waarvan de krommingen niet langer die van de werkelijkheid, noch die van de waarheid zijn, wordt het simulatietijdperk ingeluid door de liquidatie van alle betekenissen; erger nog: met hun wederopstanding in een kunstmatig systeem van tekens… Er is geen eens sprake meer van imitatie of vermenigvuldiging, niet eens van parodie. Wat er gebeurt, is dat de werkelijkheid vervangen wordt door tekenen van de werkelijkheid.
‘Hyperrealiteit’ noemt Baudrillard de toestand van onze tijd: Simulatie … is het door modellen tot stand brengen van een werkelijkheid zonder origine of realiteit: een hyperrealiteit.
Hyperrealiteit Persoonlijk vond ik Baudrillards analyse van de Golfoorlog, toen ik die ergens midden jaren ’90 las, reuze interessant, maar uiteindelijk niet iets om al te letterlijk te nemen. Ik was het eens met Douglas Kellner, die in de Stanford Encyclopedia of Philosophy schreef: Baudrillards postmoderne begrippenkader helpt misschien om de dynamiek van de huidige media- en computercultuur te begrijpen, waarin mensen enorm lijken op te gaan in gesimuleerde mediagebeurtenissen. Maar het reduceren van complexe gebeurtenissen als oorlogen tot de categorieën simulatie en hyperrealiteit verheldert misschien het virtuele en hightech karakter van mediaverslaggeving, maar belemmert het zicht op alle determinanten.
‘Het zicht op determinanten’: daarmee bedoelde Kellner dat er achter al het mediaspektakel nog altijd een machtspolitieke infrastructuur schuilgaat, die ontrafeld kan worden. Érgens bij CNN, NBC, het Witte Huis en Downing Street trekken mediabazen en politici aan de touwtjes. Kellners opmerking had voor mij een persoonlijke dimensie. In de dagen voor de aanval op Bagdad was de naderende oorlog continu op televisie. Ik sliep die dagen niet, en toen midden in de nacht Peter Arnett live melding maakte van flitsen boven de nachtelijke skyline van Bagdad, was ik verrukt. Als progressieve intellectueel was ik blij dat er een eind zou komen aan het regime van deze bloedige dictator, die Koerden had bestookt met chemische wapens, zijn eigen volk teisterde, een ander land was binnengevallen en ook nog eens atoombommen aan het maken was. Gedurende de oorlog prees ik de hightech oorlogstechnologie van Operation Desert Storm, die met haar precision strikes het aantal burgerslachtoffers tot een minimum beperkte. Ik was all with CNN, zoals de hele Nederlandse media en publieke opinie. Tot ik een aantal maanden na de oorlog een documentaire zag, waarin de tapijtbombardementen werden belicht, waarmee de geallieerde troepen naar schatting 100.000 Iraakse militairen hebben gedood. Díe bombardementen had ik tijdens de CNN-uitzendingen nooit gezien.. Interessante concepten dus – simulatie, simulacra en hyperrealiteit – maar niet te serieus nemen. Een echte mediawijsheid pro laat zich geen twee keer bedotten, en is er altijd op uit de werkelijkheid achter het mediaspektakel te doorgronden. CNN is ideologisch gekleurd; de BBC soms iets objectiever, BRT’s Panorama het meest betrouwbaar. Maar de eerste Golfoorlog vond alweer twintig jaar geleden plaats (of niet). Sindsdien is er veel gebeurd in het medialandschap. Wie deze week de tv aanzette, zag de ene na de andere exotische Griek, half-Griek of Griekenlandkenner de meest speculatieve theorieën ophangen over het einde van Europa, de val van de euro, het drama van Papandreou of zelfs het failliet van Nederland. Ook passeerde een als Hitler en Eva Braun verkleed Grieks stel de revue, dat al dansend de Hitlergroet bracht. Een verdwaalde remigrant die toevallig een beetje Nederlands sprak, verkondigde elk uur op NOS en BRT dat gewone Grieken in de metro onaflatend ‘macro6
economische discussies’ voerden. Diezelfde avond vroegen Pauw & Witteman de baas van de Nederlandse Energie Maatschappij, een barely legal modeontwerpster en een bijna failliete aannemer hoe de crisis bedwongen zou moeten worden. Bij een rondje internationaal zappen kwam voortdurend een Griekse hoogleraar voorbij met het voorkomen van Frankenstein, die in onverstaanbaar Engels (maar wie maakte het uit? de man had de X-Factor) het ene nog schimmiger dan het andere hersenspinsel orakelde. Ik belde met mijn moeder, die niet kon ophouden: “Spannend hoor, dat met Griekenland. Elke dag weer wat nieuws op televisie!” Op de commerciële voorspelden een clubje voetbalkenners dat Gertjan Verbeek dit weekend waarschijnlijk Charlison Benschop zou opstellen in plaats van Theodore Altidore, die toch wat teleurgesteld had tegen Austria Wien. Net als het voltallige team van PSV trouwens tegen Hapoel Tel Aviv, met uitzondering van Strootman dan (die zo goed zou hebben gevoetbald uit boosheid over zijn dubieuze schorsing, die de hele week al onderwerp van gesprek was). Dat was dan allemaal nog vóór twaalf uur. Wie ná twaalf uur inschakelde, zag die nacht: een Discovery docu over een Egyptenaar die mét geitenvel begraven was (volgens kenners geen goed teken); de schrikwekkende vondst van een scheermes op de luchtplaats van één van America’s Hardest Prisons; een beetje vreemde man die tot voor kort de CarTracks sms-dienst aanbeval en nu niet minder hartstochtelijk de VeiligScan dienst aanprees; de top tien van beste wapens ooit, met op #3 de handboog, die in de laatmiddeleeuwse versie gemakkelijk van 300 meter een borstharnas kon doorklieven; een krabvisser die ergens bij Groenland bijna overboord sloeg; én een item waarin getest werd of een sneeuwschuiver nu wérkelijk een auto in tweeën kan splitsen als je er met 100 km. p/u bovenop rijdt. Tijdens dit soort zapsessies lijken Baudrillards begrippen steeds actueler te worden. Maar écht urgent werden ze wat mij betreft pas na het zien van de documentaire Targeting Bin Laden.
Obama vs. Osama Ik zapte vorige week wat, en had het geluk net in de eerste minuut van de Panorama-documentaire Operatie Geronimo binnen te vallen. Operatie Geronimo was, voor wie dit gemist heeft, de codenaam voor de liquidatie van Osama Bin Laden. De documentaire doet gedetailleerd verslag van de hele operatie, van de eerste vermoedens omtrent Osama’s schuilplaats tot aan zijn zeemansbegrafenis. De oorspronkelijke titel van de documentaire is Targeting Bin Laden, geproduceerd door het Brits-Amerikaanse bedrijf Nutopia. Op de eigen website noemt Nutopia zichzelf een “snel groeiend onafhankelijk televisieproductiebedrijf” dat zich toelegt op het maken van “ambitieuze en baanbrekende feitelijk geïnspireerde shows”. Nutopia verklaart “een zenderdefiniërende benadering van grote onderwerpen” te bieden op basis van “gedurfde productiewaarden en -technologieën”. Met “verbazingwekkende, specialistische real-world filmtechnieken en gepolijste dramatisering” creëert Nutopia “met adrenaline geladen dramadocu’s”. Dat klinkt als marketinggeronk, maar wie het cv van Nutopia-oprichtster Jane Roots ziet, begrijpt dat we met een televisiemaakster te maken hebben die van wanten weet. Roots produceerde The Office, Top Gear en The Apprentice voor de BBC en later Planet Earth, Dirty Jobs en Deadliest Catch voor Discovery. En dat is te merken in Targeting Bin Laden.. Direct vanaf het begin weet je niét wat je ziet.
7
Is dit Jezus? Darth Vader? Omdat de naam Osama al een paar keer gevallen is, weet je dat hij het moet zijn, maar zelfs een CIA’er zou deze science fiction Osama op straat niet herkennen. Waar zit ik naar te kijken, vraag ik mezelf af. Is dit een documentaire? Een moderne variant op de speelfilm The Longest Day? Een aflevering van Extreme World? Van Future Weapons? Een trailer van Call of Duty? Een ouderwetse propagandafilm? Je weet het niet. Is het een documentaire? Nee. Want een documentaire hoort rustig en beschouwelijk te zijn. En zÊker niet zo spannend.
Is het een moderne variant op een speelfilm? Nee. Want hoe dramatisch in beeld gebracht ook, uiteindelijk lijkt het toch te gaan om een programma waarin een gebeurtenis feitelijk gereconstrueerd wordt.
8
Is het een aflevering van Future Weapons dan? Nee. Want daarin komen naast futuristische wapens alleen soldaten en wapenproducenten in beeld. In Targeting Bin Laden komt ook Obama uitgebreid aan het woord – en dát heb ik nog nooit gezien in Future Weapons.
Obama hoor je in het Journaal te zien; stoere Amerikaanse wapenspecialisten tegen een blurry achtergrond horen in Discovery docu’s. Wat dééd Obama daar in die documentaire? Waar haalde hij überhaupt de tijd vandaan zich te laten interviewen voor deze ‘met adrenaline geladen dramadocu’? Natuurlijk, we hebben Bush na de aanslagen van 9/11 tussen de brandweermannen op het puin zien staan. Die beelden zagen we later terug in docu’s. Maar hier was het alsof de president ineens aan dek verscheen in Deadliest Catch. (Moest dit van zijn spin doctor? Dan zal het Witte Huis toch een belangrijk aandeel hebben gehad in het script en een strakke eindregie hebben gevoerd. Van wie kwam het initiatief? Heeft Nutopia Washington benaderd? Of was de docu een opdracht van het Pentagon? Als dat zo is, wat waren de beweegredenen om juist met deze producent van adrenalinedocu’s in zee te gaan?) In de volgende scènes wordt Obama neergezet als gewetensvolle president, die niet over één nacht ijs gaat. Lang wordt zijn twijfel over de missie in beeld gebracht.
9
De makers (of het Witte Huis?) doen er alles aan Obama te distantiëren van de blunder van de regering Bush over de massavernietigingswapens in Irak. Met evenveel gevoel voor drama wordt Obama vervolgens wél afgeschilderd als een doortastende president die kordaat optreedt als het moet. In onderstaande scène betreed Obama – in slow motion en ondersteund door een geluideffect dat hartkloppingen simuleert – de vergaderruimte, waar al zijn adviseurs en regeringsleden gespannen wachten.
Een adviseur citeert Obama vol bewondering in stem en mimiek: “Ik heb de opties overwogen en een besluit genomen: it’s a go.” De missie gaat van start. Is het een trailer van Call of Duty? Je zou het denken, als je de night vision beelden ziet van Osama’s ‘compound’ in Abottabad.
10
Wie de beelden van door de nacht scherende stealth helikopters ziet, waant zich in een Playstation omgeving. Maar dan stort plots een van die helikopters neer – iets dat nóóit gebeurt during gameplay.
Ik herinnerde me nog vaag de berichten op Teletekst en Nu.nl van een helikopter die de commando’s hadden opgeblazen vlak voordat ze het luchtruim kozen. (Was dit item ooit in Targeting Bin Laden opgenomen als dit bericht niet wijd en zijd wereldkundig was gemaakt?) De makers geven in de docu een prachtige draai aan de helikoptercrash. De helikopter stortte niet neer door gebrek aan planning of professionaliteit. Integendeel, Operatie Geronimo was onwaarschijnlijk nauwkeurig gepland, voorbereid en geoefend. We maken alles live mee.
Het complex van Osama in Abottabad was zelfs 1 op 1 nagebouwd ergens in de woestijn van Nevada, zodat de Navy SEAL’s daar konden oefenen. Het neerstorten van de peperdure helikopter kwam dan ook door iets met thermiek, propellers, stuwende kracht, valwinden en rotatie (precies snapte ik het natuurlijk niet, maar de display van thermodynamica was indrukwekkend). Uiteindelijk slaagde een heldhaftige piloot er natuurlijk wél in het toestel met een uiterste krachtsinspanning (zoals in iedere actiefilm) zonder neer te storten aan de grond te zetten.
11
Dan volgt een primeur: Targeting Bin Laden koppelt dé persfoto van het jaar niet aan Osama’s executie, maar aan het neerstorten van de Black Hawk. We krijgen een shot van het commandocentrum te zien,
onmiddellijk gevolgd door een shot van de ‘situation room’.
??? HUH?! Hillary Clinton hield haar hand toch aangedaan voor haar mond omdat ze, al wás het Bin Laden, ontzet was een mens te zien sterven? Nee dus. Er stortte slechts een helikopter neer. Vanaf het neerstorten krijgt de docu pas echt het karakter van een Call of Duty missie. The helicopter that supposed to drop your SEAL’s on the compound’s rooftop has been destroyed. Your mission: to enter the compound from the ground. Beware: you’ve lost the advantage of surprise.
12
De SEAL’s banen zich een weg in het complex van Osama. Weer heb je géén idee wat je ziet. Zijn dit opnames van de missie? Was er dan een cameraman mee om te filmen? Of is dit alles gereconstrueerd? De acties van de commando’s lijken soms ter plekke gefilmd, dan weer in scène gezet. Plots een shot van de ‘defenders’ binnenin het complex. Een vrouw met hoofddoek brengt iets naar Osama, die rustig televisie zit te kijken. (Vreemd.. Je hoort zo’n helikopter toch neerstorten?)
Deze beelden zijn in scène gezet, dat is zeker. (Maar keek Osama televisie? Stónd er überhaupt een televisie in het complex?) Ondertussen dringen de commando’s dieper door in het complex. Ze blazen diverse deuren op, om er telkens achter te komen dat zich achter de muren massieve muren bevinden. Zó dom was Osama dus ook weer niet. Zo wordt tussendoor een beproefd Hollywood-concept gebruikt: om de heroïsche daden van de Amerikaanse helden zoveel mogelijk glans te geven, worden de schurken, net als in Total Recall en Die Hard, niet té onnozel afgeschilderd, maar ook weer niet te slim.
(Zo wordt nergens in de docu de vraag beantwoord waarom Osama vrijwel totaal geen gewapende vazallen in het gebouw had. Ook schieten de SEAL’s op weg naar Osama drie mensen dood, waaronder een 13
ongewapende vrouw. Waarom wordt dit in beeld gebracht?? Is het om de kwetsbaarheid van de hele missie te etaleren? Opdat de missie als geheel meer legitimiteit verwerft? Was het een eis van Nutopia?) De SEAL’s vinden Osama. Tussen het aanleggen en het afvuren van het dodelijke schot zitten dertien seconden, gevuld met spanningsverhogende shots, effecten en geluiden. Amerika’s Most Wanted (ook zo’n simulacrum) is dood. Hitler, Elvis, John Lennon: telkens rezen ze weer ergens op. De dood van Osama moet dus definitief zijn. We zien Obama rusteloos ijsberen terwijl hij wacht op de uitslagen van de gezichtsherkenningssoftware.
De software bevestigt dat het om Osama gaat, uiteraard mét Star Wars-achtig bliepje.
We zien een videosimulatie van een computersimulatie van een gezicht. Hyperreality ten top. Obama maakt het nieuws wereldkundig. De beelden zijn dit keer (zo lijkt het tenminste) de officiële beelden van tv.
14
In het slotdeel van de docu zien we de dode Osama op een lijkbed aan boord van de USS Carl Vinson. (Echte beelden? Reconstructie?) We zien iemand met een Arabisch voorkomen Osama inzwachtelen met hagelwitte doeken, geheel volgens de regels van de islam.
Ik zet de tv uit en denk aan Socrates’ wijsheid: Het enige dat ik zeker weet, is dat ik niets zeker weet. De grenzen tussen feit en fictie, informatie en entertainment, documentaire en propaganda, zijn in Targeting Bin Laden volkomen vervaagd. In deze ‘met adrenaline geladen dramadocu’ lopen overheid en commerciële televisie, geschiedenis en politiek, journalistiek en film, volledig in elkaar over. Traditionele genres als speelfilm, documentaire, show en videogame gaan allemaal in de blender. Met het repertoire aan ‘verbazingwekkende, specialistische real-world filmtechnieken en gepolijste dramatisering’ springt de documentaire voortdurend tussen de fasen van Baudrillard: representatie, misrepresentatie, tovenarij en pure simulatie. Zelfs als kritische, getrainde kijker heb je daarom uiteindelijk geen idee meer wat je ziet. De simulaties en simulacra vliegen door het scherm. Uiteindelijk weet je niets zeker, behalve dat we leven in een hyperwerkelijkheid.
Postmodern genieten Wat betekent dit voor de educatieve mediawijsheidinitiatieven die jongeren in staat willen stellen mediaboodschappen kritisch te kunnen analyseren? Helderheid over Mediawijsheid deelt de competentie Kritisch begrip op in vijf deelcompetenties:
Begrip B1. Begrijpen hoe mediainhoud geproduceerd & gedistribueerd wordt B2. De rol van wetgeving en de overheid bij mediaproductie begrijpen B3. De rol van taal & betekenis bij mediainhoud begrijpen B4. De rol van representatie bij mediainhoud begrijpen B5. Begrijpen hoe mediainhoud op specifieke doelgroepen wordt afgestemd
Wie Baudrillard volgt, concludeert dat dit onmogelijke competenties zijn geworden. Ze werkten vroeger misschien, in een pre-postmoderne wereld. Maar in onze hyperrealiteit zijn ze illusoir geworden. De vijf competenties veronderstellen dat feit en fictie te scheiden zijn. Dat speelfilm en documentaire verschillende genres zijn. Dat overheid en media verschillende instituten zijn. Maar wie Baudrillard gelezen en Targeting Bin Laden gezien heeft, heeft die onderscheiden zien vervagen en ziet alleen nog beelden die naar elkaar en naar zichzelf verwijzen. De vijf competenties functioneren op de eerste twee niveaus van Baudrillard: representatie en maskering. Maar op de laatste twee niveaus, betovering en simulatie, valt er niets mee aan te vangen. Op die niveaus is de productie van mediainhoud (B1,B5) een ongrijpbaar proces, gestuurd door de 15
eigen dynamiek van verbazingwekkende filmtechnieken en met adrenaline geladen dramatiek. De rol van de overheid (B2) is al even ongrijpbaar. President Obama, symbool van de overheid der overheden, is in de hyperrealiteit niets meer dan een beeld van een president, dat op zijn beurt een beeld van een overheid vormt, die alleen nog maar in de media bestaat. “Representatie is dood” in een cultuur “waarin burgers, gevangen gehouden in een universum van visuele stimuli, onophoudelijk worden blootgesteld aan klonen”, zegt Baudrillard-adept Mady Schutzman. Als representatie dood is, is competentie B4 een illusie. Ook betekenis begrijpen (B3) is principieel onmogelijk. Er is alleen nog het ‘eindeloze spel van betekenaars’, waarin tekens, woorden en symbolen naar elkaar verwijzen in een ondoorgrondelijk semantisch web. Wat nu? Baudrillard heeft veel kritiek gekregen van die hard modernisten, die er niet aan willen dat waarheid en werkelijkheid niet meer bestaan. De postmoderne mediaexplosie met al haar illusies, oppervlakkigheden en schijnwerkelijkheden zien zij – in de geest van de Verlichting – als een lastige hindernis die overwonnen kan worden door onze kritische vermogens nóg sterker te ontwikkelen. Jürgen Habermas bijvoorbeeld kritiseert het postmodernisme omdat die het eind van de Rede verkondigt, terwijl ze zelf juist resultaat is van de Rede. Daar zit wat in: Baudrillard zegt dat de hyperrealiteit niet te doorgronden is, maar doorgrondt ’m zelf wél. Andere critici wijzen op een onopgeloste spanning in Baudrillards werk. Hoewel hij voortdurend betoogt dat de hyperrealiteit onstuitbaar om zich heen grijpt, dat deze ontwikkeling een eigen dynamiek heeft, die door niets of niemand gestopt kan worden, is zijn eigen werk bedoeld als kritiek. En kritiek, zou je zeggen, is het begin van hoop op verbetering. Persoonlijk heb ik vooral moeite met Baudrillards pessimisme. Baudrillard komt uit de traditie van de kritische theorie (eerder besproken in deze paragraaf). In diezelfde traditie pleitten serieuze pedagogen in de jaren ’80 van de vorige eeuw voor een verbod op de Donald Duck. Dagobert Duck zou het kapitalisme legitimeren, Katrien slecht zijn voor de feministische beweging, en Donald zou de gewone man aanzetten tot conformisme en passiviteit. Diezelfde pedagogen pleitten ook voor een verbod op Nike gympen op school. Hoever je wilt gaan in je kritiek, lijkt dus ook een kwestie van levenshouding. Persoonlijk vind ik Baudrillards filosofie enorm spectaculair en verrassend. Maar zijn pessimisme deel ik niet. Ik vind de hyperrealiteit een fascinerend fenomeen, waar ik geen genoeg van kan krijgen. Ik kijk met enorm veel plezier naar Tel Sell, Top Gear, PowNews, Studio Sport, I shouldn’t be alive, Draadstaal, Nova, Wie is de chef? en al die andere hyperrealistische programma’s waarin het ene na het andere simulacrum door het beeld schiet. Reikhalzend kijk ik uit naar de nieuwe series Hillbilly Hand Fishing en Extreme Ironing die binnenkort te zien zullen zijn. Ook tijdens het zien van Targeting Bin Laden heb ik me enorm vermaakt. Dát was me nog eens postmodern genieten. Ik stel daarom een vijfde competentiegroep voor:
Genieten G1. Simulatie en simulacra kunnen herkennen en appreciëren G2. De hyperrealiteit actief kunnen exploreren G3. Zelf simulaties en simulacra kunnen creëren
16