Bewerkingen Hoofdrekenen
1
2
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen tot 100 000 en tot op 0,01 / gelijknamige breuken optellen en aftrekken
Los op. 42 000 + 35 000 = _____________________ 77 000
90 000 – 10 500 = _____________________ 80 000 – 500 = 79 500
100 000 – 18 000 = ____________________ 82 000
9060 + 26 175 = ______________________ 35 060 + 175 = 35 235
604 + 296 = __________________________ 600 + 300 = 900
62 000 – 37 000 = _____________________ 25 000
74 000 – 27 000 = _____________________ 47 000
3500 + 2900 = ________________________ 3400 + 3000 = 6400
5700 + 480 = _________________________ 6180
11 004 – 2007 = ______________________ 11 000 – 2003 = 8997
100 x 375 = __________________________ 37 500
970 : 5 = ____________________________ (1000 : 5) – (30 : 5) = 194
64 000 : 8 = __________________________ 8000
50 x 84 = ____________________________ 100 x 42 = 4200
10 x 7900 = __________________________ 79 000
100 000 : 1000 = ______________________ 100
95 500 : 100 = ________________________ 955
11 x 420 = ___________________________ 4200 + 420 = 4620
5 x 199 = ____________________________ 1000 – 5 = 995
8400 : 3 =____________________________ (9000 : 3) – (600 : 3) = 2800
Lees en los op. Het verschil van de getallen 32 000 en 19 000 is 20 keer 300 is
6000
13 000
.
De som van de getallen 25 000 en 17 000 en 35 000 is 50 gaat
16
750
.
.
Vul aan.
+ 2003
12 002
9999
9999 + 2003 = 12 002
– 2003 40 x
28 000
700
: 40
4
77 000
keer in 800.
Het zesvoud van 125 is
3
.
want
12 002 –
2003
=
9999
40
=
700
40 x 700 = 28 000 dus
28 000 :
Kijk goed en los op. 29 000 + 5600 + 11 000 = 40 000 + 5600 = 45 600 91 500 – 42 000 – 1500 = 90 000 – 42 000 = 48 000 8 x (2400 + 3600) = 8 x 6000 = 48 000 (32 500 + 17 500) : 100 = 50 000 : 100 = 500
7
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
1
Bewerkingen Hoofdrekenen
5
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen tot 100 000 en tot op 0,01 / gelijknamige breuken optellen en aftrekken
Los op. 1,6 + 7,3 = ____________ 8,6 + 0,3 = 8,9
7,8 – 2,6 = ____________ 5,2
1,5 0 + 4,15 = ____________ 5,65
2,8 + 0,9 = ____________ 3,7
9,5 – 5
= ____________ 4,5
3,25 – 1,5 0 = ____________ 1,75
– 4,5 = ____________ 5,5
0,75 + 0,65 = ____________ 1,40 (= 1,4)
3,4 – 1,6 = ____________ 1,8
4,9 0 – 2,65 = ____________ 2,25
0,95 – 0,29 = ____________ 0,66
2,05 + 1,4 0 = ____________ 3,45
1
– 0,45 = ____________ 0,55
2
– 0,75 = ____________ 1,25
2 x 0,7 = ____________ 1,4
4,6 : 2 = ____________ 2,3
4
x 2,3 = ____________ 9,2
5 x 0,6 = ____________ 3
3,5 : 5 = ____________ 0,7
75
: 100 = ____________ 0,75 x 0,03 = ____________ 1,50 (= 1,5)
4,5 + 3,5 = ____________ 8 6
10
+ 1,5 = ____________ 7,5
0,35 + 5
= ____________ 5,35
1,24 + 2,32 = ____________ 3,56
10 x 3,5 = ____________ 35
15
: 10 = ____________ 1,5
50
8 x 0,4 = ____________ 3,2
10
: 4 = ____________ 2,5
1,42 : 2
5 x 0,18 = ____________ 0,90 (= 0,9) 100 x 0,07 = ____________ 7
6
0,96 : 3 = ____________ 0,32
2
1
2,5 : 10
: 4 = ____________ 0,25
x 0,65 = ____________ 1,30 (= 1,3) = ____________ 0,25
Los op. 2 7 9 + = 10 10 10
7
= ____________ 0,71
3 8
+
2 8
=
5 8
1 5
+
4 5
=
5 5
5 6
7 9
+
6 9
=
13 = 9
1
en
= 1
1
–
2 3
=
3 3
–
2 3
=
1 3
7 3 4 2 – = = 10 10 10 5 9 2 7 – = = 1 7 7 7
4 7
+
2 7
+
3 7
=
9 = 7
1
13 – 8
2 8
–
5 8
=
6 = 8
3 4
–
4 9
en
2 7
3 6
=
2 6
=
1 3
3 4
+
1 4
= 1
1
–
3 5
=
4 9
+
5 9
= 1
1
–
2 7
=
2 5
5 7
Lees en vul aan. Bakker Frank bakt 180 broodjes. ’s Morgens verkoopt hij er 5/9 van en voor 4 uur nog eens 3/9. Bakker Frank moet voor 6 uur (sluitingsuur) nog 1 /9 van zijn broodjes of
2
20
broodjes verkopen.
Oplossingen
8
Bewerkingen - Cijferen
1
Herhaling
Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je schatting met je oplossing.
Ik schat: Bv.:
< 8000 1
+
< 3000
1
4
7
2
8
2
9
1
6
7
6
4
4
–
Mijn schatting is goed. niet goed.
2
7
9 10
8
0
0
6
5
2
9
3
2
7
1
3
1
1
3
7
4, 6
2
1
8, 4
5
5
9
3, 0
5
8 10 9
x
3
7 8
5
2
1
6
5
2
2
8
0
4
3
niet goed.
niet goed.
–
4
9
4
8
6
2
6 827
1
6
– 1
2
8
4
2
– 4
2
goed.
0
niet goed.
8
0
5, 6
2
7
4, 2
8
3
1, 3
4
2608,9 : 8 =
7, 6
8 8
7
8
1, 4
–
4
37 x 29,85 = 2 x
1
9, 8
5
3
7 5
2
0
8
9
8
9
5
5
1
0
4, 4
2
6
2
4
0
(tot op 0,1)
8, 9
8 3 2 6 ,1
2
0
– 1
6 4
8
– 4
8 0
9
– 8
De rest is
1
5
__________. 1 t of 0,1
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de omgekeerde bewerking.
1
1
1
1
7
4
9
6
2
8
0
9
8
3
0
6
0
8
609,49 + 89,78 =
6 +
6
7 12 9 15 10 8
9
4
1
goed.
9
74 962 + 8098 =
–
7
8 x 97,68 =
5 12
3
+
x
1
goed.
905,62 – 74,28 =
–
2
ruim 800
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de zakrekenmachine. 374,6 + 218,45 =
+
± 80 000
7
3
0
6
0
8
0
9
8
4
9
6
2
Oplossingen
1
1
0
9, 4
9
8
9, 7
8
9
9, 2
7
100 000 – 54 217 =
1
6 –
6
Datum
9
9, 2
7
8
9, 7
8
0
9, 4
9
0
9
9
9
9 10
2
9 14 12
1
0
0
0
0
0
3
0
5, 2
9
5
4
2
1
7
1
4
7, 6
3
4
5
7
8
3
1
5
7, 6
6
1
1
1
1
1
1
1
4
5
7
8
3
1
5
7, 6
6
5
4
2
1
7
1
4
7, 6
3
0
0
0
0
0
3
0
5, 2
9
–
8 18 11 17
1
+
305,29 – 147,63 =
1
______________________________________________________________
–
+
3
Bewerkingen - Cijferen
4
Herhaling
Schik de deling in het rooster en los op. Is je uitkomst mogelijk en is de waarde van de rest correct? 100 000 : 7 = 1
0
0
0
(tot op de E) 0
0
51,93 : 8 =
7
– 7
5
14285
1, 9
– 4
(tot op 0,01) 3
605,84 : 9 =
8
8
6,49
6
0
– 5
4
5, 8
0
3
9
6
5
– 2
8
– 3
2
– 6
3
0
7
3
– 1
4
– 7
2
6
0
– 5
6
1
2
8
– 2
7 1
_________. 1 h of 0,01
4
0
– 3
5
9
4
– 9 5
De rest is 5_________. h of 0,05
De rest is
5
5
De rest is
4
67,31
3
2
(tot op 0,01)
5 ________.
Lees, noteer de oefening in het rooster en los op. 643,19
a De som van de getallen 107,46 en 97,8 en 437,93 is
.
Controleer door de getallen in een andere richting op te tellen. 426,72
b Het verschil van de getallen 500 en 73,28 is
.
Controleer met de omgekeerde bewerking. c 45 keer 128,69 is
5791,05
. Controleer met de zakrekenmachine.
d Zoek het quotiënt van 852,4 : 6 tot op 0,01. 142,06
Het quotiënt is
. De waarde van de rest is
a
+
b
1
2
2
1
0
7, 4
9
7, 8
4
3
7, 9
3
6
4
3, 1
9
6 –
+
9
9
9 10
5
0
0, 0
0
7
3, 2
8
2
6, 7
2
1
1
1
4
2
6, 7
2
7
3, 2
8
0
0, 0
0
5
1
1 x
2
.
d 8
c
4
4
0,04 of 4 h
8, 6
9
4
5 5
6
4
3
4
5
1
4
7
6
5
7
9
1, 0
5
5
2, 4
0
– 6
142,06
2
5
– 2
4
–
6
1
2
1
2 0
4
–
0
–
4
0
3
6 4
4
Oplossingen
10
Herhaling: vormleer Vlakke figuren â&#x20AC;&#x201C; vierhoeken, driehoeken, cirkels
Meetkunde
1
Controleer en kruis aan wat past. Vul de best passende naam in.
vier gelijke zijden gelijke overstaande/tegenoverliggende zijden evenwijdige overstaande/tegenoverliggende zijden vier gelijke hoeken vier rechte hoeken gelijke overstaande/tegenoverliggende hoeken Dit is een ________________________________. rechthoek
2
vier gelijke zijden gelijke overstaande/tegenoverliggende zijden evenwijdige overstaande/tegenoverliggende zijden vier gelijke hoeken vier rechte hoeken gelijke overstaande/tegenoverliggende hoeken Dit is een ________________________________. ruit
Kruis alle passende namen aan. â&#x20AC;Ś
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
3
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
Teken de gevraagde vierhoeken.
een trapezium De langste zijde meet 6 cm.
een vierkant De lengte van de zijde is 3,5 cm.
Bv.:
11
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
5
Herhaling: vormleer Vlakke figuren â&#x20AC;&#x201C; vierhoeken, driehoeken, cirkels
Meetkunde
4
Controleer de driehoeken naar de zijden en naar de hoeken. Kruis voor elke driehoek twee passende namen aan.
gelijkzijdige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkbenige driehoek
gelijkbenige driehoek
gelijkbenige driehoek
ongelijkzijdige /
ongelijkzijdige /
ongelijkzijdige /
ongelijkbenige driehoek
ongelijkbenige driehoek
ongelijkbenige driehoek
scherphoekige driehoek
scherphoekige driehoek
scherphoekige driehoek
rechthoekige driehoek
rechthoekige driehoek
rechthoekige driehoek
stomphoekige driehoek
stomphoekige driehoek
stomphoekige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkbenige driehoek
gelijkbenige driehoek
gelijkbenige driehoek
ongelijkzijdige /
ongelijkzijdige /
ongelijkzijdige /
ongelijkbenige driehoek
ongelijkbenige driehoek
ongelijkbenige driehoek
scherphoekige driehoek
scherphoekige driehoek
scherphoekige driehoek
rechthoekige driehoek
rechthoekige driehoek
rechthoekige driehoek
stomphoekige driehoek
stomphoekige driehoek
stomphoekige driehoek
5
Vul aan
tot een rechthoekige driehoek.
tot een stomphoekige driehoek.
Bv.:
6
Oplossingen
12
Getallenkennis
1
2
Kommagetallen tot op 0,001
Bespreek en vul aan. Gebruik de stokmeter. m
dm
cm
mm
E
t
h
d
1m
1
0
0
0
1 dm
0
1
1 cm
0
0
1
1 mm
0
0
0
=
dm = 100 cm = 1000 mm
1 ––– 10 1 = 0,01 m = ––– 100 1 = 0,001 m = ––– 1000 =
1
10 0,1
m=
m m m
Kijk, bespreek en vul aan. 1l
125 ml
l
dl
cl
ml
E
t
h
d
1l
1
0
0
0
5 dl
0
5
75 cl
0
7
5
125 ml
0
1
2
75 cl
5
5 dl
=
10
dl = 100 cl = 1000 ml
=
0,5
l=
=
0,75
l=
= 0,125
l=
1 ––– 2 3 ––– 4 1 ––– 8
l l l
400 g kg
70 g
13
Oplossingen
100 g 10 g
1 kg
g
E
t
h
d
1 kg
1
0
0
0
= 1000
400 g
0
4
0
0
=
70 g
0
0
7
0
136 g
0
1
3
6
Datum
g
136 g
4 kg ––– 10 7 kg = 0,07 kg = ––– 100 = 0,136 kg = 136 ––– kg 1000 0,4 kg =
______________________________________________________________
7
Getallenkennis
3
4
Kommagetallen tot op 0,001
Werken met MAB-materiaal. Kijk en vul in.
1
1 0,1 of ––– 10
1
5 0,5 of ––– 10
7,0
4
5
6
7,4
7,1
7,40
7,454
7 0,007 of ––– 1000
8
9
10
7,7
7,45
7,46
7,455
7,456
8,0
7,50
7,49
7,460
Kijk, lees en vul in. T
E
t
h
d
175 duizendste
0
1
7
5
175 = ____________ = ––– 0,175 1000
8 gehelen 250 duizendste
8
2
5
0
= ____________ 8,250
5
0
2
5
= ____________ 25,025
25 gehelen 25 duizendste
2
Vul aan. Het kommagetal (tot op 1d) net voor 0,5
75,375 5 d = 0,005 7 T = 70
8
7
7,5
7,43
7,450
6
4 0,04 of ––– 100
1 0,001 of ––– 1000
Kijk goed en vul op de stippen aan met kommagetallen. 3
5
1 0,01 of ––– 100
3 t = 0,3
0,499 is . Het kommagetal (tot op 1d) net na 1,25 is
1,251
.
Oplossingen
14
Meten en metend rekenen
1
Schaal
Kijk en bespreek. schaal
1 of 1 : 100 100
0m 1m 2m 3m 4m 5m
keuken
1 cm = 1 m berging
Dat betekent: 1 cm op het plan is 1 m in de werkelijkheid.
trappen zijgevel
woonkamer douche- en toiletruimte
garage
inkomhal
voorgevel
2
Bereken de werkelijke lengte. Ik meet. Ik bereken de werkelijke lengte.
15
a van de voorgevel
11 cm
100 x 11 cm = 1100 cm = 11 m
b van de langste afmeting van de garage
6 cm
100 x 6 cm = 600 cm = 6 m
c van de breedte van de berging
1,5 cm
100 x 1,5 cm = 150 cm = 1,5 m
d van de breedte van de woonkamer tussen de zijgevel en de berging
7 cm
100 x 7 cm = 700 cm = 7 m
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
9
Toepassingen
Problemen leren oplossen
In de tuin
1
Lees en los op. Guus wil drie kapotte planken in de tuinafsluiting vervangen. Elke plank heeft een lengte van 1,65 meter.
2
V
Wat is de totale lengte van die drie planken?
G
lengte van 1 plank: 1,65 m
B
3 x 1,65 = 5,95
A
De totale lengte van die drie planken is 5,95 meter.
OK
Kijk, lees en los op. In de tuin van Lore hebben ze een rechthoekig visvijvertje. Haar papa wil de helft van de omtrek (een lengte van 5,25 m en een breedte van 2,9 m) met een afsluiting afzetten. Zo wil hij verhinderen dat de kleintjes in het water sukkelen. De andere helft is al beschermd met rotspartijen.
3
V
Hoeveel meter afsluiting is er nodig?
G
lengte 5,25 m
B
5,25 + 2,9 = 7,25 + 0,9 = 8,15
A
Er is 8,15 meter afsluiting nodig.
breedte 2,9 m OK
Lees en los op. Jade wil in haar tuin een vierkantig bloemperkje afboorden met borderrol van 30 cm hoogte. Een zijde van het bloemperkje meet 2,60 meter.
10
V
Hoeveel meter borderrol heeft Jade nodig?
G
vierkantig bloemperkje
B
4 x 2,6 = 2 x 5,2 = 10,4
A
Jade heeft 10,40 meter borderrol nodig. Datum
zijde 2,60 meter OK
______________________________________________________________
Oplossingen
16
Toepassingen
4
Problemen leren oplossen
Lees en los op. Matteo wil de wanden van zijn rechthoekig (lengte 3,8 m en breedte 2,4 m) tuinhuisje een nieuw olielaagje geven. ‘Ik heb al tien meter van de omtrek geolied’, zegt Matteo. V
Hoeveel meter wand moet Matteo nog oliën?
G
lengte 3,8 m / breedte 2,4 m / al 10 meter geolied
B
3,8 + 2,4 + 3,8 + 2,4 = 2 x (3,8 + 2,4) = 2 x 6,2 = 12,4 12,4 – 10 = 2,4
A
5
OK
Matteo moet nog 2,4 meter oliën.
Kijk, lees en los op. De tuinen van Jade en Matteo
V
tuin van Jade
tuin van Matteo
5 cm
4 cm
8 cm
6,5 cm
grenzen aan elkaar. Je ziet hier een afbeelding op schaal 1 . 500
Welke tuin heeft de grootste omtrek? Hoe groot is het verschil in omtrek tussen de twee tuinen?
G B
1 500 omtrek op plan: tuin van Jade: (6,5 + 5 + 6,5 + 5) cm = 23 cm zie plan
schaal
tuin van Matteo: (8 + 4 + 8 + 4) cm = 24 cm omtrek in werkelijkheid: 500 x 23 cm = 11 500 cm = 115 m 500 x 24 cm = 12 000 cm = 120 m A
De tuin van Matteo heeft de grootste omtrek. Er is een verschil van 5 meter.
17
Oplossingen
120 – 115 = 5
OK
11
Getallenkennis
1
Kommagetallen tot op 0,001
Noteer de getallen. 0,009
2
0,027
dm cm mm
E een meetlat van Jo meet
1
t
h
3
0
4
6
d = 0,3 5
m
= 1,465 m
2,305
gewicht van een brood gewicht van een blik appelmoes
kg 100 g 10 g
g
E
t
d
0
8
1
0
h
= 0,8 8
2
= 1,082 kg
E
t
h
d
25 duizendste
0
0
2
5
1 geheel 175 duizendste
1
1
7
5
25 = ____________ = –––– 0,025 1000 = ____________ 1,175
5
0
0
5
= ____________ 15,005
15 gehelen 5 duizendste
1
Vul aan. 45,425
0,888 5 d = 0,005
8 d = 0,008
4 t = 0,4
8 h = 0,08
5E= 5 4 T = 40
5
kg
Kijk, lees en vul in. T
4
1,075
Kijk, bespreek en vul aan. m
3
0,428
8 t = 0,8
Vul de getallenassen aan. Schrijf ook waar mogelijk de kommagetallen in een eenvoudiger vorm. 0
0,001
0,098
0,099
0,002
0,100
0,003
0,004
0,005
0,006
0,101
0,102
0,103
0,104
0,100
0,125
0,150
0,175
0,1 0,025
0,050 0,05
12
Datum
0,075
0,10 0,1
______________________________________________________________
0,15
Oplossingen
18
Getallenkennis
6
Kommagetallen tot op 0,001
Vul aan. 0,3
=
0,24
=
0,375 =
7
8
9 = 10 45 = 100 199 = 1000
3 10 24 100 375 1000
0 , 45
0,029 =
0 , 199
0,003 =
0 , 09 0 , 075 0 , 005
=
5 10
0,075
<
0,75
1
>
0,750
1,4
>
1,04
5
>
0,05
3 100
=
0,03
0,009
<
0,090
2,075
<
2,750
0,005
<
0,500
0,8
>
0,080
0,400
=
0,4
1,275
<
2,005
Rangschik van klein naar groot. Gebruik > of <. 0,250 kg <
1,25 kg
0,250 kg
<
3 10
0,03 0,003
<
1 kg
0,5 kg
<
1 kg
0,003 0,03
<
0,125 kg <
1,25 kg
3
0,033
<
3 10
0,033 <
3
Vul de patronen aan. 0,480
0,485
0,490
0,495
0,500
0,505
0,510
0,515
0,075
0,150
0,225
0,300
0,375
0,450
0,525
0,600
0,125
0,250
0,375
0,500
0,625
0,750
0,875
1,000
1,32
1,24
1,16
1,08
1,00
0,92
0,84
0,76
Lees en vul aan.
koekjes 155 g
Dit pakje koekjes bevat 0,155 155 g of kg koekjes.
19
9 = 100 75 = 1000 5 = 1000
7 100 29 1000 3 1000
=
0,5
0,125 kg
10
0,07
Vergelijk de getallen. Gebruik > of < of =.
0,5 kg
9
0,9
Oplossingen
nettogewicht 825 g uitlekgewicht 0,46 kg Dit is een blik perziken van 0,825 825 g of kg. Het uitlekgewicht is 0,46 kg of
460
g.
13
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
Optellen en aftrekken tot op 0,001
Lees en los op. Sam doet boodschappen. Hij koopt
’s Avonds eten ze thuis 75 gram of
0,250 kg varkensgehakt en 0,125 kg
0,075 kg salami op. Er blijft nog
salami. Die twee producten wegen
0,050 kg of
50
g salami over.
samen 0,375 kg. B 0,250 + 0,125 = 0,375
2
Kijk goed naar de getallen en los op. 0,007 + 0,008 = 0,015
0,025 – 0,009 = 0,016
0,4
0,090 + 0,035 = 0,125
0,400 – 0,125 = 0,275
0,625 – 0,5
0,125 + 0,125 = 0,250
0,145 – 0,080 = 0,065
0,25
+ 0,525 = 0,775
0,7
– 0,075 = 0,625
+ 0,375 = 1,375
1
3
B 0,125 – 0,075 = 0,050
1
– 0,125 = 0,875
+ 0,375 = 0,775 = 0,125
Los op. Je mag tussenstappen noteren. 0,325 + 0,09
= _____________________ 0,325 + 0,090 = 0,415
3,851 – 1,251 = _______________________ 3,8 – 1,2 = 2,6
1,025 – 0,625 = _____________________ 0,400 = 0,4
1,950 + 1,075 = _______________________ 2,000 + 1,025 = 3,025
1,5
1,4
+ 0,525 = _____________________ 1,500 + 0,525 = 2,025
– 0,298 = _______________________ 1,400 – 0,298 = 1,102
1,865 – 0,435 = _____________________ 1,430 = 1,43
1,75 + 0,255 = _______________________ 1,750 + 0,250 + 0,005 = 2,005
0,995 + 0,625 = _____________________ 1,000 + 0,620 = 1,620
2
– 0,065 = _______________________ 1,935
= 1,62
4
Vul aan.
+ 0,625
3,5 + 0,625 = 4,125
4,125
3,5 – 0,625 – 0,325
1,425
1,75
+ 0,325 – 0,012
0,988
1
+ 0,012
14
Datum
dus 4,125 – 0,625 = 3,5
1,75 – 0,325 = 1,425 want 1,425 + 0,325 = 1,75
1 – 0,012 = 0,988 dus 0,988 + 0,012 = 1
______________________________________________________________
Oplossingen
20
Bewerkingen - Cijferen
Optellen en aftrekken tot op 0,001
voor het vrij en het gemeentelijk onderwijs Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je schatting met je oplossing.
1 Ik schat:
< 207
+
ongeveer 725
H
T
E
t
1
1
1
1
1
0
7, 8
7
9
8, 1
9
0
6, 0
6
2
Mijn schatting is
2
h
–
t
> 430
H
T
h
H
T
E
7
9 11 4 12
1
1
1
8 12 11 5 10
8
0
1, 5
2
6
5
2, 8
9
3
1, 6
0
7
4, 3
9
2
9
7, 4
5
4
9
7, 0
8
2
7, 1
3
9
5
0, 2
5
4
3
4, 5
2
7
E
± 950
+
t
h
H
–
T
E
goed.
goed.
goed.
goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
t
h
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de zakrekenmachine.
1
1
1 + uitkomst 2 Mijn is
1
1
9, 7
9
8
5, 4
1
7
5, 2
1
5
juist.
3
–
fout.
3 17 10 6 15
1
1
4
8, 0
7
5
7
8, 5
4
1
9, 6
4
8
1
9, 0
8
7
2
8, 4
2
7
9
7, 6
2
7
juist.
+
fout.
juist.
8 10 7 12 10
–
fout.
9
0, 8
3
0
4
8, 2
7
5
4
2, 5
5
5
juist.
fout.
Lees en noteer de oefening in het rooster. Controleer en vul je uitkomst in. 449,73
a De som van de getallen 98,48 en 148 en 8,4 en 194,85 is
.
Controleer door in de andere richting op te tellen. b Als ik 708,4 verminder met 209,65 dan vind ik
498,75
. 269,05
c Tussen de getallen 527 en 257,95 is er een verschil van 368,76
d Vermeerder 308,97 met 59,79. Je krijgt dan a
1
2
1
1
9
8, 4
4
8
8 –
8, 4 +
1
9
4, 8
5
4
4
9, 7
3 +
21
Oplossingen
.
6
9 17 13 10
4 11 16 9 10
7
0
8, 4
0
5
2
7, 0
0
2
0
9, 6
5
2
5
7, 9
5
4
9
8, 7
5
2
6
9, 0
5
1
1
1
1
1
1
4
9
8, 7
5
2
6
9, 0
5
2
0
9, 6
5
2
5
7, 9
5
7
0
8, 4
0
5
2
7, 0
0
Datum
–
1
+
Controleer met de omgekeerde bewerking. d
c
b 2
.
3 +
3
1
1
1
1
0
8, 9
7
5
9, 7
9
6
8, 7
6
5 17 16 16
______________________________________________________________
3 –
3
6
8, 7
6
5
9, 7
9
0
8, 9
7
15
Meten en metend rekenen
1
Meetresultaten en het gemiddelde
Lees en los op. Gedurende een week noteerde Nora de volgende middagtemperaturen (in de schaduw). ma
di
wo
do
vr
za
zo
4 °C
8 °C
7 °C
9 °C
7 °C
6 °C
8 °C
Bereken de gemiddelde middagtemperatuur voor die week. _______________________________________________________________________ totaal: 4 + 8 + 7 + 9 + 7 + 6 + 8 = 49 A 7 °C gemiddeld _______________________________________________________________________ gemiddelde 49 : 7 = 7
2
Hugo gaat ’s zondags vaak wandelen met zijn ouders. Dan schrijft hij het aantal kilometer in zijn wandelboekje. Hoeveel kilometer stapte hij gemiddeld per zondag in de maand februari?
zondag 3: 16 km
___________________________________________ gemiddelde 58 : 4 = 29 : 2 = 14,5
zondag 4: 17 km
A gemiddeld 14,5 km ___________________________________________
4
zondag 1: 14 km zondag 2: 11 km
___________________________________________ totaal: 14 + 11 + 16 + 17 = 58
3
februari
Bereken voor de opgegeven week de gemiddelde ontvangsten
ma
€ 91
di
€ 110
wo
€ 83
_________________________________________ totaal: 91 + 110 + 83 + 78 + 122 + 209 = 693
do
€ 78
_________________________________________ gemiddelde 693 : 6 = 115,5
vr
€ 122
A gemiddeld 115,50 euro _________________________________________
za
€ 209
_________________________________________
per dag van een broodjeszaak.
Victor is handelsreiziger. Hij legt dagelijks heel wat kilometers af. Hieronder zie je een overzicht van vorige week. maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
85 km
150 km
115 km
208 km
142 km
Hoeveel kilometer reed Victor gemiddeld per dag? totaal: _________________________________ 85 + 150 + 115 + 208 + 142 = 700 A gemiddeld 140 km __________________________________________________________________________ gemiddelde 700 : 5 = 140
5
Hier zie je de tabel met het aantal bezoekers aan een warenhuis per halve dag. ma
di
wo
do
vr
za
voor de middag
780
546
820
594
406
1354
na de middag
659
497
1115
572
980
1236
Bereken het gemiddeld aantal bezoekers per halve dag (voor de middag). totaal: ________________________________________________ 780 + 546 + 820 + 594 + 406 + 1354 = 4500 ________________________________________________________ gemiddelde 4500 : 6 = 750 A gemiddeld 750 bezoekers ________________________________________________________
16
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
24
Vormleer: vlakke figuren (construeren, bouwen, omstructureren)
Meetkunde
1
Bespreek de patronen en vervolledig ze.
2
Kleur het patroon verder.
3
Verdeel de figuren en kleur zodat je een patroon krijgt.
4
Verdeel de figuur in driehoeken en rechthoeken. Bv.:
25
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
17
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Produceren Consumeren 1
Lees en los op. Een zuivelfirma uit Passendale levert bij kaashandel ‘Koetjeboe’ 20 kg kaas voor een totaalprijs van 198 euro. Zuivelhandel ‘De hoeve’ neemt 50 kg van dezelfde kaas af en betaalt ook eenzelfde prijs per kilogram. V Hoeveel moet zuivelhandel ‘De hoeve’ betalen voor die 50 kg kaas? G
20 kg voor 198 euro / 50 kg
T
20 kg
B
198 euro
:2
:2 10 kg
A
2
10 kg
99 euro
5x
99 euro
5x 50 kg
495 euro OK
Zuivelhandel ‘De hoeve’ moet 495 euro betalen.
Lees en los op. De vriendenkring van onze school koopt voor de leerlingen 50 nieuwe zakrekenmachines. 1 machientje kost normaal 6,95 euro. Omdat ze zo’n grote bestelling plaatsen, krijgen ze 65 cent korting per machine. V Hoeveel betaalt de vriendenkring voor die 50 zakrekenmachines? G
50 zakrekenmachines / 1 machientje: 6,95 euro – 65 cent korting
B 6,95 – 0,65 = 6,30 50 x 6,30 = (100 x 6,30) : 2 = 630 : 2 = 315
A
18
OK
De vriendenkring betaalt 315 euro.
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
26
Toepassingen
3
Problemen leren oplossen
Kijk, lees en los op. mobiele afvalemmers (met 2 wielen) inhoud
120 l
240 l
360 l
prijs per stuk
€ 52
€ 77
€ 125
Bij het ontmoetingscentrum wil de gemeente vijf nieuwe mobiele afvalemmers plaatsen. De verantwoordelijke twijfelt nog tussen emmers van 240 l en van 360 l. V Zoek het prijsverschil tussen beide mogelijke aankopen. G B
1 afvalemmer van 240 l
€ 77 / 1 afvalemmer van 360 l
€ 125 / 5 afvalemmers
125 – 77 = 55 – 7 = 48 5 x 48 = 240
A
4
OK
5 afvalemmers van 360 l kosten 240 euro meer. Lees en los op. Brent koopt 5 mango’s voor 4,90 euro. Anouk koopt mango’s aan dezelfde prijs, maar koopt er slechts drie. V Hoeveel moet Anouk betalen? G B T
5 mango’s voor 4,90 euro / 3 mango’s 5 mango’s :5 1 mango
A
5
voor 4,90 euro :5 voor 0,98 euro
1 mango
voor 0,98 euro
3x 3 mango’s
3x voor 2,94 euro OK
Anouk moet 2,94 euro betalen.
Lees en los op. In het bedrijf van papa hebben ze in vijf bureaus nieuwe boekenkasten nodig. De kasten hebben een hoogte van 2,18 m, een breedte van 83 cm en een diepte van 43 cm. De prijs per stuk is € 279 (vanaf 5 stuks: € 252 per stuk). V Hoeveel betaalt men voor die 5 boekenkasten? G B
A
27
Oplossingen
5 boekenkasten / vanaf 5 stuks: € 252 per stuk 5 x 252 = 1000 + 250 + 10 = 1260
Men betaalt 1260 euro voor die 5 boekenkasten.
of
252 5 x 1260 OK
19
Getallenkennis
1
Gelijkwaardigheid kommagetal - breuk
Kijk welk deel er gekleurd is en vul in. 3
3 tiende = –––– = 10
0, 3
12 12 honderdste = –––– = 100
2
Werken met MAB-materiaal. Kijk en vul in.
4 tiende
1 geheel
5 honderdste
of 4 ––– = 10
3
3 duizendste
of
of
5 ––– = 0 , 05 100
0, 4
3 ––– = 0 , 003 1000
Vul de getallenassen aan op de stippen: boven de as
kommagetallen
onder de as
breuken met noemer 10 of 100 of 1000 (decimale breuken).
0
0,4
0,74
0,1
0,3
0,7
1 10
3 10
7 10
1
0,41
0,45
0,48
41 100
45 100
48 100
0,5
0,741
0,744
0,746
0,749
741 1000
744 1000
746 1000
749 1000
0,99
20
0 , 12
Datum
0,992
0,995
0,998
992 1000
995 1000
998 1000
______________________________________________________________
0,75
1
Oplossingen
28
Getallenkennis
4
Gelijkwaardigheid kommagetal - breuk
Vul aan. 0,7
=
0,65
=
0,875 =
5
4 = 10 9 = 100 7 = 1000
7 10 65 100 875 1000
0,4
0,028 =
0 , 09
0,82
0 , 007
0,208 =
=
0 , 14 0 , 041 0 , 104
Vergelijk de getallen. Gebruik > of < of =.
6
9 10
=
0,9
75 1000
<
0,75
0,50
>
0,05
0,002
<
1
>
8 10
0,04
=
=
2 100
6 10 125 1000
0,040
0,3
>
60 100 2 10 275 1000
<
375 1000
<
1
0,095
>
9 100
4 10
>
0,35
Rangschik van groot naar klein. Gebruik > of <. 45 100 0,5
7
4 10
0,045 >
45 100
>
0,405
54 1000
0,5 4 10
>
54 1000
>
0,405 >
0,045
Vul elke reeks aan met twee zelf gekozen getallen. Bv.:
natuurlijke of gehele getallen kommagetallen stambreuken gelijkwaardige breuken gelijknamige breuken
8
7
25 493
1000
87 654
0,2
1,45
0,001
13,46
1 2
1 10
1 8
1 6
4 5 1 7
16 20 4 7
8 10 3 7
12 15 5 7
Welke waarde hebben de cijfers? Vul aan. Bv.:
2,375 kg
_______________________ 7 h of 0,07 of 7 of 70 gram 100
29
14 = 100 41 = 1000 104 = 1000
28 1000 82 100 208 1000
Oplossingen
0,812 m
_______________________ 8 t of 0,8 of 8 of 8 dm 10
1,125 l
_______________________ 5 d of 0,005 of 5 of 5 ml 1000
21
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen tot op 0,001
Kijk en los op.
2 x 75 ml l
dl cl ml
75 ml =
2
7
l
0,250 l :
2 = 0,125 l
4 x 0,075 l = 0,3
l
0,675 l :
3 = 0,225 l
10 x 0,075 l = 0,75
l
0,060 l :
4 = 0,015 l
3 x 0,125 l = 0,375 l
0,125 l :
5 = 0,025 l
8 x 0,125 l = 1
1,25 l
l
: 10 = 0,125 l
Los op.
3
2 x 0,001 = ___________ 0,002
3 x 0,025 = ___________ 0,075
5 x 0,085 = ___________ 0,425
10 x 0,001 = ___________ 0,01
10 x 0,075 = ___________ 0,75
2 x 0,175 = ___________ 0,35
5 x 0,006 = ___________ 0,03
6 x 0,015 = ___________ 0,09
10 x 0,125 = ___________ 1,25
4 x 0,015 = ___________ 0,06
100 x 0,005 = ___________ 0,5
1000 x 0,045 = ___________ 45
100 x 0,001 = ___________ 0,1
8 x 0,012 = ___________ 0,096
50 x 0,012 = ___________ 0,6
Los op.
4
0,008 :
2 = ___________ 0,004
0,125 : 5 = ___________ 0,025
1
:
4 = ___________ 0,25
0,045 :
3 = ___________ 0,015
0,4 :
1
:
8 = ___________ 0,125
0,15 :
10 = ___________ 0,015
9
: 100 = ___________ 0,09
0,21 :
2 = ___________ 0,105
1,4 :
100 = ___________ 0,014
50 = ___________ 0,008
0,1
:
4 = ___________ 0,025
12
: 1000 = ___________ 0,012
0,3
: 100 = ___________ 0,003
125
: 1000 = ___________ 0,125
25
: 1000 = ___________ 0,025
Even herhalen: de vier hoofdbewerkingen. Los op. 0,4
+ 0,135 = 0,535
2,5
– 1,125 = 1,375
4 x 0,35 = 1,4
0,75
+ 1,5
= 2,25
1
– 0,375 = 0,625
10 x 1,75 = 17,5
= 1,175
4,25 – 1,6
0,375 + 0,8
0,495 + 0,15 = 0,645
22
5 = 0,075 l
2 x 0,075 l = 0,15
Datum
3,5
= 2,65
– 1,25 = 2,25
1000 x 0,007 = 7 100 x 0,099 = 9,9
______________________________________________________________
0,06 : 10 = 0,006 0,09 : 2
= 0,045
1,8
: 4
= 0,45
0,7
: 5
= 0,14
Oplossingen
30
Bewerkingen - Cijferen
Vermenigvuldigen tot op 0,001
voor het vrij en het gemeentelijk onderwijs Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je schatting met je oplossing.
1 Ik schat:
< 28
bijna 160
3, 9 8
1 9, 6 7
7
x
x
2 7, 8 6
Mijn schatting is goed.
2
niet goed.
x
1 5 7, 3 6 goed.
7 4, 9 8
9 3 4 8, 8 4
niet goed.
goed.
6
x
4 4 9, 8 8
niet goed.
goed.
niet goed.
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de zakrekenmachine.
x Mijn uitkomst is
7 2 0, 0 1 3 juist.
5, 6 7 8 x
fout.
x
Mijn uitkomst is
1 4 2 9 2 8
9 5 1, 1 0 2 juist.
0, 7 3 2
8, 0 4 9 x
fout.
x
1 7 1 3 3 5 6
8 6 4, 3 9 2 juist.
1, 9 0 8
1 3, 6 9 5 x
fout.
1 8 2 1 1 9 2
9 5, 8 6 5 juist.
2, 6 4 9 x
7
fout.
3, 0 8 7 x
2 9 2 7 7 8 3
0 7 3 2
1 9 0 8
2 6 4 9
6 1 7 4
1 0, 2 4 8
3 2, 4 3 6
4 7, 6 8 2
8 9, 5 2 3
juist.
juist.
fout.
fout.
juist.
fout.
juist.
fout.
Lees en los op. Controleer of je uitkomst mogelijk is.
a Mama tankt 38 liter biodiesel aan 1,09 euro per liter. Ze betaalt ___________________. 41,42 euro
a x
b Nico betaalt voor zijn abonnement op de krant
1, 0 9 3 8 8 7 2
b x
2 2, 2 5 1 2 4 4 5 0
maandelijks 22,25 euro. Voor een jaar betaalt hij
3 2 7
2 2 2 5
___________________. 267 euro
4 1, 4 2
2 6 7, 0 0
c Twee keer 24 blikjes ice tea van 0,33 liter is in totaal __________liter ice tea. 15,84
c x
d Voor de huizen van de nieuwe woonwijk verkoopt Jens
31
< 450
3 8, 7 6
8
2, 8 5 9
3
ongeveer 350
0, 3 3 4 8 2 6 4
d x
0, 8 6 9 8 6 8 8
98 plinten van 0,86 meter. De totale lengte van die
1 3 2
7 7 4
plinten is _____________. 84,28 m
1 5, 8 4
8 4, 2 8
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
23
Meten en metend rekenen
1
Problemen Meetresultaten, lerentabellen oplossen en kommagetallen
Kijk, lees en bespreek. Vul in. m
dm
cm
mm
2
0
5
is de hoogte van de deur.
0
1
7
is de lengte van het potlood.
0
2
9
0
8
2
5
is de breedte van de vensterbank. is de bovenomtrek van een emmer.
De hoogte van de deur is
m +
2
dm +
0
De lengte van het potlood is 17 cm of De breedte van de vensterbank is
cm of
5
0 , 17
2 , 05
m.
m.
mm minder dan 3 dm.
5
De bovenomtrek van een emmer is 18 cm korter dan 1 meter.
2
Vul de tabel in en noteer in liter.
l
dl
cl
ml
potje zure room: 125 ml
1
2
5
pot mayonaise: 1/2 l
5
fles kalkverwijderaar: 75 cl
7 2
fles water: 125 cl
3
1
Vul in.
kg
0 , 125
l
=
0,5
l
5
=
0 , 75
l
5
=
1 , 25
l
g
pak chocolade
4
0
0
= 400 g = 0 , 4
pakje koffie
2
5
0
=
1 /4
kg
blik zalm
4
2
5
=
0 , 425
kg
5
2
0
= 3,52 kg
doos waspoeder
4
100 g € 10
=
3
Vul in.
€ 10
€
10 c.
c.
De prijs van een buggy is 44,95 euro.
4
4
9
5
De prijs van een autostoel is 99,95 euro.
9
9
9
5
kg
= 44 euro 95 cent 5
cent minder
dan 100 euro
24
0,7
l
6g =
0,006
kg
25 cm =
0,25
m
75 ml =
0,075
l
375 g =
0,375
kg
4 dm =
0,4
75 cl =
0,75
l
25 cent =
250 mm =
0,25
m
€ 0,70 =
Datum
m
0,25 euro 70
cent
______________________________________________________________
2 x 200 ml =
7 dl =
2 x 20 cl =
Los op.
2 x
2
dl
=
5
0,4 l
Oplossingen
34
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Wat is het leven mooi! 1
Kijk, bespreek, vul in en teken bij. ➃ ➀
➁
➂
Welk(e) voorwerp(en) ziet Seppe? ____________________ de vaas en de stoel Welk(e) voorwerp(en) ziet Sanne? ____________________ de plant Is het laagste muurtje op de tekening belangrijk? Waarom? _________________________________________________________________________ Ja, het verbergt de taboeret voor Seppe. Teken het eerste muurtje hoger zodat Seppe nog slechts 1 voorwerp ziet.
2
Teken de schaduw van het paaltje.
4
Bespreek. Vertel over de lichtbron.
Plaats de nummers van de deeltjes van het schilderij op de juiste plaats in het schilderij.
6 5
1 3
3
2
1
2
3
4
5
6
4 © PIET MONDRIAAN - 1921
35
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
25
Toepassingen
5
26
Problemen leren oplossen
Teken de figuur over in de verschillende roosters. Bespreek.
Oplossingen
36
Getallenkennis
1
Negatieve getallen / Functies van getallen
Duid de temperatuur aan met stippen en kleur de thermometers. Orden dan de temperaturen van kouder naar warmer. Gebruik > of <. ma
di
wo
do
in de diepvries
vr
10 °C 5 °C
0 °C
0 °C
–5 °C
in de koelkast
15 °C
25 °C
10 °C
20 °C
5 °C
15 °C
0 °C
10 °C 5 °C
–10 °C
0 °C
–5 °C
–15 °C
–5 °C
–10 °C
–20 °C
–10 °C
–25 °C
–15 °C
– 4 °C
3 °C
0 °C
2 °C
–1 °C
0 °C
–21 °C –21 °C
2
<
–4 °C
<
–1 °C
<
0 °C
<
2 °C
<
3 °C
5 °C <
5 °C
Lees de tekst en vul de getallen op de juiste plaats in. Schoenenhandel Deroo bestelt (50 + 70 =) 120 paar kindersportschoenen, 50 paar van de maten 19
27 en 70 paar van de maten 28
36.
De tweede trap bij het uitstalraam is volledig voorbehouden voor de kinderschoenen. Je ziet er schoenen aan alle prijzen, van 26 euro tot 85 euro. getallen die gebruikt worden als
3
hoeveelheid
rangorde
verhouding
bewerking
120 50 70
tweede
26 (euro) 85 (euro)
50 + 70
code 19 28
27 36
Kijk, lees en vul aan. –3
–2
–1
0
1
2
3
4
5
Anja werkt in een groot bedrijf. ’s Morgens parkeert ze haar wagen op de tweede ondergrondse verdieping. Ze neemt dan de lift en moet 5 verdiepingen hoger, waar haar bureau is. Anja werkt op de _______________ verdieping. derde
37
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
27
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
2
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen tot 100 000 met gehele getallen
Los op. (31 + 29) + 140 = _____________________ 60 + 140 = 200
700 – (92 — 39) = _____________________ 700 – 53 = 647
72 000 + 19 000 = _____________________ 91 000
100 000 – 23 000 = ____________________ 77 000
1800 + 8200 = ________________________ 10 000
5300 – 2600 = ________________________ 3300 – 600 = 2700
5600 + 750 = _________________________ 6350
6005 – 2999 = ________________________ 6006 – 3000 = 3006
29 999 + 5003 =_______________________ 30 000 + 5002 = 35 002
1016 – 721 = _________________________ 1000 – 705 = 295
294 x 100 = __________________________ 29 400
320 : 5 = ____________________________ 640 : 10 = 64
5 x 920 = ____________________________ 10 x 460 = 4600
75 000 : 2 = __________________________ 37 500
1000 x 63 = __________________________ 63 000
94 000 : 1000 = _______________________ 94
940 x 50 = ___________________________ 470 x 100 = 47 000
1200 : 50 = __________________________ 2400 : 100 = 24
4 x 199 = ____________________________ (4 x 200) – (4 x 1) = 800 – 4 = 796
7200 : 9 =____________________________ 800
Lees en los op. 4200
Het product van 7 en 600 is Een zesde van 54 000 is
9000
. .
Het verschil van de getallen 90 000 en 48 000 is
42 000
Als je de getallen 7200 en 2800 en 30 000 optelt, krijg je 5600
Het achtvoud van 700 is
De som van 796 en 174 is 24 000
53 000 is 8000 is
3
28
.
. . (800 + 170)
meer dan 29 000.
92 000
50 keer 184 is
970
40 000
. 600
Als je 4800 deelt door 8, vind je
.
minder dan 100 000. 9200
. (100 x 92)
Vul in: = of =. 1700 + 1900
=
1600 + 2000
5 x 240
=
10 x 120
4003 – 2999
=
4004 – 3000
10 000 : 50
=
20 000 : 100
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
38
Bewerkingen Hoofdrekenen
4
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen tot 100 000 met gehele getallen
Vul aan.
+ 6998
3005 + 6998 = 10 003
10 003
3005
dus
– 6998 – 8500
61 500
70 000
want
50 x
50 x
4900
538
53 800
53 800 :
100 x
5
6998
= 3005
61 500
+
8500
= 70 000
:
50
= 98
x
538
= 53 800
98 = 4900 dus
: 50 : 100
–
70 000 – 8500 = 61 500
+ 8500 98
10 003
4900
100 = 538 want
100
Kijk goed en los op. Noteer de tussenstappen die je nodig hebt.
27 000 + 15 340 + 53 000 = ____________________________________________________ 80 000 + 15 340 = 95 340 60 000 – (7500 + 4500) = ______________________________________________________ 60 000 – 12 000 = 48 000 35 000 + (24 500 – 19 500) = ___________________________________________________ 35 000 + 5 000 = 40 000 (4 x 900) + (6 x 900) = ________________________________________________________ 3600 + 5400 = 9000 11 x 620 : 2 = ________________________________________________________________ 11 x 310 = 3100 + 310 = 3410 (of 6820 : 2 = 3410) 100 000 : 4 : 5 = ______________________________________________________________ 100 000 : 20 = 5000 (of 25 000 : 5 = 5000)
6
Lees en los op.
Een grootwarenhuis koopt 50 rugzakken aan tegen 27 euro/stuk. De rugzakken worden allemaal verkocht tegen 36 euro/stuk. Bereken de totale winst op de verkoop van die 50 rugzakken. V
Hoe groot is de winst?
G
50 rugzakken
T B
inkoop: 27 euro
( 36 – 27 = 9 50 x 9 = 450
verkoop: 36 euro
winst per zak)
o
36 eur A
39
Oplossingen
Er is 450 euro winst.
OK
29
Bewerkingen - Cijferen
Delen tot op 0,001
voor het vrij en het gemeentelijk onderwijs Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je oplossing en je schatting.
1
bijna 20 1
5
< 100
4, 0
– 8 7
4
– 7
2
8
8 19,26
–
6
9
6
3
tussen 60 en 70
0, 4
8
7 98,64
6
0
– 5
6
–
5
8
5
4
1, 2
2
64,58
4
1
– 3
6
2
0
4
4
5
2
– 1
6
– 4
2
– 4
5
4
8
2
8
7
2
– 4
8
– 2
8
– 7
2
0 Mijn schatting is
2
9
0
0
goed.
goed.
goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de zakrekenmachine.
–
2
7, 3
2
4
0
8
6 4,551
3
3
– 3
0
1, 3
4
5
6
7
9 5,707
6
3
– 6
3
–
7
0, 0
6
4
5
6
0
– 5
6
0
0
6
7
4
5
– 3
0
– 6
3
– 4
0
8
4
– 6 2
De rest is
De rest is
2_________. d of 0,002
Mijn uitkomst is
3
8 8,756
3
0
3
–
5
5
3
– 4
8
4_________. d of 0,004
De rest is 5 5_________. d of 0,005
juist.
juist.
juist.
fout.
fout.
fout.
Lees, noteer de oefening in het rooster en los op. Is je uitkomst mogelijk? Het quotiënt van
Een negende van 59,38
61,29 : 7 is
–
30
6
1, 2
5
6
9
8,75 7 8,75
5
2
– 4
9
.
3
9
– 3
5
De rest is
4
_________. 4 h of 0,04 Datum
–
is
6,59
5
9, 3
8
5
4
.
3
– 4
5
is
9 6,59
5
20,05 gedeeld door 8
8
8
– 8
1
De rest is
7
7_________. h of 0,07
–
2
0, 0
1
6
5
8 2,50
4
0
– 4
0 0
______________________________________________________________
.
2,5
5
– 0 5
De rest is _________. 5 h of 0,05
Oplossingen
40
Meten en metend rekenen
1
Oppervlakte (vergelijken, bedekken)
Kijk, bespreek en vul in: welke figuur heeft de grootste of de kleinste oppervlakte?
3 1
22
oppervlakte figuur 2 > oppervlakte figuur 1
2
4
oppervlakte figuur 4 < oppervlakte figuur 3
Noteer de oppervlakte van de figuren met een bewerking.
aantal
aantal 8
3
x 4
= 32
aantal
6
x
5
= 30
7 x 3
= 21
Kijk en vul aan. Gebruik ‘dezelfde’ of ‘verschillende’. Deze twee veelhoeken hebben een _______________vorm verschillende en een _____________ verschillende oppervlakte.
Deze twee veelhoeken hebben een _______________vorm verschillende en _________________ dezelfde oppervlakte.
43
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
31
Meetkundige relaties: spiegelbeelden, symmetrie en asymmetrie
Meetkunde
1
Kijk en bespreek.
halterset
verrekijker
relaxzetel
zitzak
commode
2
Op welke verkeersborden kun je minstens ĂŠĂŠn symmetrieas tekenen? Kruis aan.
3
Zijn de spiegelingen juist of fout? Kruis aan.
as
juist
4
as
fout
juist
fout
Vul de spiegelingen aan en teken het spiegelbeeld.
as
as
5
32
Teken alle symmetrieassen.
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
44
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Mode
1
Lees, vul de tabel aan en noteer je antwoorden telkens met de eenvoudigste breuk.
In de tabel zie je de antwoorden van 100 meisjes en 100 jongens op de rondvraag ‘Volg je de mode?’.
2
JA
NEEN
SOMS
meisjes
60
25
15
jongens
50
40
10
• Hoeveel meisjes volgen de mode? 3 5 60 6 3 = = 100 10 5 • Hoeveel jongens volgen de mode? 1 2 50 5 1 = = 100 10 2 • Hoeveel meisjes volgen de mode niet? 25 100 = 1 4
1 4
Los op. Sommige kinderen zijn gek op sieraden.
1
V 1 Wat is het verschil in prijs tussen nummers 1 en 4 ? A1
(124,29 – 96,31)
€ 124,29
Er is 27,98 euro verschil.
2 V 2 Hoeveel krijg je terug als je 3 koopt en betaalt met een biljet van 100 euro? A2
(100 – 72,95)
€ 84,69
Je krijgt 27,05 euro terug.
3 € 72,95
V 3 Hoeveel betaalt de mama van Sien en Anouk, die de sieraden 2 en 5 kiezen? A3
(84,69 + 87,95)
B1
0 11 13 12
B2
0
1 2 4, 2 9 –
45
Oplossingen
9 6, 3 1 2 7, 9 8
Datum
4
Mama betaalt 172,64 euro.
9
9
9 10
B3
1 0 0, 0 0 –
7 2, 9 5 2 7, 0 5
1
1
1
€ 96,31 1
5
8 4, 6 9 +
€ 87,95
8 7, 9 5 1 7 2, 6 4
OK
______________________________________________________________
33
Toepassingen
3
Problemen leren oplossen
Lees en los op. Luna en Milan, een tweeling, gaan met hun ouders winkelen. Ze krijgen beiden de vier aangeduide stuks. Luna
V
jasje met kap € 19,99
Milan
ritsvest € 18,99
stretch jeans € 23,99
3/4 broek € 17,99
topje € 8,99
pet € 9,99
basketschoenen € 29,99
gymschoenen € 31,99
Voor wie van de twee betalen de ouders het meest? Wat is de totale prijs voor de twee kinderen samen?
B
Luna
19,99 + 23,99 + 8,99 + 29,99 = 82,96
Milan
18,99 + 17,99 + 9,99 + 31,99 = 78,96
82,96 + 78,96 = 161,92
A
1
+ 1
1
1
8
2, 9
6
7
8, 9
6
6
1, 9
2
Voor Luna betalen de ouders het meest. OK
De totale prijs is 161 euro en 92 cent.
4
1
Lees en los op. De ouders van Jens willen een nieuwe wagen kopen. Ze laten hun oog vallen op een Renault Mégane, want die verbruikt slechts 4,7 liter per 100 km. De normale prijs is 21 475 euro. Ze krijgen echter 3900 euro korting. V
5
34
Hoeveel betalen de ouders van Jens voor de wagen?
G
21 475 euro (prijs)
B
21 475 – 3900 = 17 575
A
Ze betalen 17 575 euro.
3900 euro (korting)
OK
Kleur volgens hetzelfde patroon verder.
Oplossingen
46
Getallenkennis
1
Kommagetallen tot op 0,001
Noteer de getallen. 126,7
2
15,451
9,65
1812,06
Kijk, lees en vul in. D
H
T
7 gehelen 375 duizendste 925 gehelen 85 duizendste _____________________ 4316 gehelen 5 honderdste
4
t
h
d
7
3
7
5
= ____________ 7,375
5
= ____________ 925,085
2
5
0
8
3
1
6
0
5
8
9
0
4
= 4316,05 2
= ____________ 89,042
Vul op de stippen aan met kommagetallen. 16
17
18
19
20
19,3
19
19,60
19,6
19,64
19,640
4
E
9
_____________________ 89 gehelen 42 duizendste
3
4,356
19,642
21
19,7
20
19,65
19,645
22
19,68
19,647
19,70
19,650
Vul aan. 3490,75
0,836 6 d = 0,006
8 t = 0,8
5 h = 0,05 9 T = 90
3 h = 0,03 3 D = 3000
2, 1 48 3 D 4 H 5 T 6 E 7 t 8 h = _______________ 3456,78 0,008 = 8 d 1 t = 0,1 2E=
47
Oplossingen
9 T 4 t 2 d = __________________ 90,402
2
Datum
______________________________________________________________
35
Getallenkennis
5
6
Kommagetallen tot op 0,001
Vergelijk de getallen. Gebruik > of < of =. 1
>
0,111
1,45
>
1,045
1,04
=
1,040
0,07
>
0,009
0,75
=
0,750
0,9
>
0,099
1,4
<
1,44
0,1
>
0,095
0,125
<
1,2
0,700
=
0,7
1,005
<
1,011
1,995
<
2,005
Rangschik van klein naar groot. Gebruik > of <. 104,67
74,61
41,076
7
<
47,601
0,95
9
36
<
74,106
41,076 <
74,106
74,61
<
104,67
47,601 <
704,16
Rangschik van groot naar klein. Gebruik > of <. 0,595
8
704,16
0,95 >
0,9
0,059 >
0,595
0,9 >
0,59
0,59 >
0,5
>
0,5 0,059
Vul de getalpatronen aan. 0,7
1,4
2,1
2,8
3,5
4,2
4,9
5,6
0,35
0,7
1,05
1,4
1,75
2,1
2,45
2,8
0,025
0,05
0,075
0,1
0,125
0,15
0,175
0,2
4
3,875
3,75
3,625
3,5
3,375
3,25
3,125
Lees en vul aan met kommagetallen tot op 0,001. Juist voor 1 komt 0,999.
0,35 is het dubbel van 0,175.
Tussen 1,5 en 1,502 ligt 1,501.
5 duizendste meer dan 1 is 1,005.
De helft van 0,25 is 0,125.
25 duizendste minder dan 0,5 is 0,475.
Net na 1,8 komt 1,801.
0,075 is 3 keer 0,025.
0,5 is vier keer 0,125.
0,106 is de helft van 0,212.
1 is de som van 0,5 en 0,375 en 0,125.
Het dubbel van 0,006 is 0,012.
Oplossingen
48
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
2
3
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met kommagetallen tot op 0,001
Los de optellingen op. 1,4 + 2,3 = 3,7
0,75 + 0,8
0,7 + 0,9 = 1,6
1,3
5
0,45 + 6
+ 0,4 = 5,4
= 1,05
+ 1,25 = 4,25
+ 0,85
0,175 + 0,5
= 2 = 0,675
0,125 + 0,425 = 0,55
3
1,9 + 1,1 = 3
0,35 + 0,25 = 0,6
0,375 + 0,25
= 0,625
0,6 + 0,25 = 0,85
0,55 + 1,18 = 1,73
0,725 + 0,5
= 1,225
0,016 + 0,008 = 0,024
0,775 – 0,125 = 0,65
Los de aftrekkingen op. 1,9
– 0,6
= 1,3
1,2
1,4
– 0,8
= 0,6
1,45 – 0,3
2
– 0,3
= 1,7
3
– 0,25 = 2,75
0,145 – 0,075 = 0,07
2,5
– 1,4
= 1,1
5
– 1,75 = 3,25
0,375 – 0,18
– 0,75 = 0,45 = 1,15
0,25 – 0,15 = 0,1
1,35 – 0,95 = 0,4
0,35 – 0,17 = 0,18
1,5
– 0,85 = 0,65
1
– 0,025 = 0,975
= 0,195
0,9
– 0,275 = 0,625
0,65
– 0,325 = 0,325
Los de vermenigvuldigingen op. = 0,8
100 x 0,145 = 14,5
5 x 0,07 = 0,35 8 x 0,009 = 0,072
2 x 0,45 = 0,9
1000 x 3,725 = 3725
5 x 0,065 = 0,325 100 x 2,95
10 x 0,006 = 0,06
20 x 0,35
= 295
= 7
3 x 2,225 = 6,675
4 x 1,115 = 4,46
4 x 1,25
= 5
100 x 0,035 = 3,5
100 x 0,004 = 0,4
1,1
0,072 :
Los de delingen op. 0,25 :
5 = 0,05
:
2 = 0,55
0,75 : 10 = 0,075
1,2
:
6
: 100 = 0,06
0,36
:
10 = 0,036
2,5
: 100 = 0,025
1,5
:
5 = 0,3
1,28
:
4 = 0,32
4 = 0,015
1,4
:
4 = 0,35
0,175 :
Oplossingen
3 = 0,4
Datum
45
9 = 0,008
1,45 : 10 = 0,145
0,06 :
49
+ 0,55 = 1,85
1,15
0,4 + 1,8 = 2,2
4 x 0,2
4
= 1,55
______________________________________________________________
: 1000 = 0,045
5 = 0,035
37
Bewerkingen Hoofdrekenen
5
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met kommagetallen tot op 0,001
Lees en los op. Wie vandaag bij bakker Frank vijf gebakjes koopt, krijgt het zesde gratis. Een gebakje kost 1,35 euro. Hoeveel betaalt Joke voor 6 gebakjes? B
5 x 1,35 = (5 x 1) + (5 x 0,35) = 5 + 1,75 = 6,75
A
Joke betaalt 6,75 euro.
Hoeveel krijgt Joke terug als ze betaalt met een biljet van 10 euro?
6
B
10 – 6,75 = 3,25
A
Joke krijgt 3 euro en 25 cent terug.
Lees en los op. Noteer ook de bewerking. De som van 0,375 en 2,5 is 1,2 is
2,875
.
meer dan 0,65.
0,55
5,8
Het viervoud van 1,45 is
__________________________ 1,2 – 0,65 = 0,55 .
__________________________ 4 x 1,45 = 2 x 2,9 = 5,8
Een van de tien gelijke delen van 3,25 is
7
__________________________ 0,375 + 2,5 = 2,875
0,325
.
__________________________ 3,25 : 10 = 0,325
Vul de pijlenvoorstellingen aan.
– 0,17
+ 0,45 1,75
1,35
2,2
1,18
– 0,45
+ 0,17 : 5
100 x 0,875
3
87,5
0,6
: 100
8
5 x
Los op. Noteer de tussenstappen. 10 x (0,75 + 0,45) = _______________________________________________________ 10 x 1,2 = 12 (2 – 0,65) : 10 = __________________________________________________________ 1,35 : 10 = 0,135 (7 : 1000) + (25 : 100) = ___________________________________________________ 0,007 + 0,25 = 0,257
9
38
Vul de roosters in. +
0,35
0,7
1,05
1,65
2
–
0,75
2,35
2,6
4
3,25
1,65
3,55
3,25
2,5
0,9
1,9
x 5 100
0,25
1,4
:
10
1,25
7
3
0,3
0,12
0,012 0,03
25
140
Oplossingen
4 0,75
50
Bewerkingen - Cijferen
De vier hoofdbewerkingen tot 100 000 en tot op 0,001
voor het vrij en het gemeentelijk onderwijs Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je oplossing en je schatting.
1 Ik schat:
± 70 000 1 1 1 1 2 7 9 9 8
+
1 9 11 16
1 9 5 7
7 0 0 0 5
< 800 7 0 3 8 9
2 8
x
3 0 9 7 8
–
5471 – 111
1 5 6 5 6
6 1 0 4 8
3 9 1 4
niet goed.
goed.
goed.
niet goed.
niet goed.
1
4 9
1
9, 5 2 0
6
1, 3 8 4
8
0, 9 0 4
x
5 12 13 12 6
3, 4 2 8
4
7, 5 9 0
1
5, 8 3 8
3
x
2, 8
niet goed.
7 3 4 4
9, 4 6 1 8 5163
–
9, 6
3 6 1 7 2 7 4 8 6 3 7 1 0
8
1,182
1 4 – 8 6 6 – 6 4 2 1
5451 222 111
– 1 6 5
3, 6 4 4
De rest is __________. 5 d of 0,005
Controleer met de omgekeerde bewerking. 394,86 + 678,57 =
1 1 1
51
goed.
Schik de bewerking in het rooster en los op.
538,9 + 287,45 =
–
7 3
– 1 8 0
2, 8 7 9
+
782
Schik de bewerking in het rooster en los op. Controleer met de zakrekenmachine. 1
–
6 3 – 7 2 1 8
5 4 7 9 6
Mijn schatting is goed.
+
< 60 000
9 2 0 2 6
4 2 0 0 7
2
> 61 000
5 3
8, 9 0
2 8
7, 4 5
8 2
6, 3 5
807,3 – 695,74 =
1 1 1 1 1
+
3 9
4, 8 6
6 7
8, 5 7
1 0 7
3, 4 3
–
7 10 6 12 10
0 9 9 9 9 10
8 0
7, 3 0
1 0 0
0, 0 0
6 9
5, 7 4
2 7
5, 9 5
1 1
1, 5 6
7 2
4, 0 5
7 11 15 13
0 9 16 12 13 13
1
1 1
8 2
6, 3 5
1 0 7
3, 4 3
1 1
1, 5 6
2 8
7, 4 5
6 7
8, 5 7
6 9
5, 7 4
5 3
8, 9 0
3 9
4, 8 6
8 0
7, 3 0
Oplossingen
–
Datum
+
1000 – 275,95 =
______________________________________________________________
–
1 1 1 1 1
+
7 2
4, 0 5
2 7
5, 9 5
1 0 0
0, 0 0
39
Bewerkingen - Cijferen
4
De vier hoofdbewerkingen tot 100 000 en tot op 0,001
Schik de deling in het rooster en los op. Is je uitkomst mogelijk en is de waarde van de rest correct? 95 718 : 8 =
(tot op de E)
49 352 : 6 =
9 5 7 1 8 8 –
8
4 9 3 5
11964
–
1 5
714,62 : 9 =
2, 0 6
4 8
7 1
8225,3
1 3
– 8 7 7
–
– 1 2 1 5
– 7 2 5 1
– 3 2 6
(tot op 0,01)
4, 6 2 9
6 3
79,40
8 4 – 8 1 3 6
– 1 2 3 2
– 4 8 3 8
5
(tot op 0,1)
– 3 6 0 2
– 3 0 2 0
– 0 2
De rest is 2________. h of 0,02
– 1 8 De rest is 2 t of 0,2 2 ________.
De rest is ________. 6
Lees, noteer de oefening in het rooster en los op. 24 034,46
a Het product van 37 en 649,58 is
. Controleer met de zakrekenmachine.
b Bereken 1502,7 gedeeld door 8 (tot op 0,01). Is je uitkomst mogelijk? Het quotiënt is
187,83
.
De waarde van de rest is 6 h of 0,06 . 461,75
c Het verschil van 1200 en 738,25 is
d De som van 4753 en 98,75 en 396,5 is richting op te tellen. a 6 4 9, 5 8 x
3 7
54634
4 5 4 7 0 6 21211 1 9 4 8 7 4 2 4 0 3 4, 4 6
1111
. Controleer met de omgekeerde bewerking.
5248,25
. Controleer door de getallen in de andere
b
c
d
1 5 0 2, 7 0 8
0 11 9 9 9 10
1 2 1 1
– 8 7 0
1 2 0 0, 0 0
4 7 5 3, 0 0
7 3 8, 2 5
9 8, 7 5
187,83
– 6 4 6 2
–
+
3 9 6, 5 0 5 2 4 8, 2 5
1 1 1 1 1
– 5 6 6 7 – 6 4 3 0
4 6 1, 7 5
4 6 1, 7 5 +
7 3 8, 2 5 1 2 0 0, 0 0
– 2 4 6
40
Oplossingen
54
Meten en metend rekenen
1
Oppervlakte: m 2 en dm 2
Kijk en bespreek.
2
Vul in. 1 m2 = 100 dm2
1 dm2
1 dm2 =
1 m2 = 0 , 01 m2 100
5 dm2 =
5 m2 = 0 , 05 m2 100
1 2 m = 50 dm2 = 0 , 50 m2 2 1 2 m = 10 dm2 = 0 , 10 m2 10 1 2 m = 25 dm2 = 0 , 25 m2 4 1 2 m = 20 dm2 = 0 , 20 m2 5 3 m2 = 300 dm2 0,45 m2 = 45 dm2
1 dm2
1,25 m2 = 125 dm2
3
Kijk, lees en los op.
5 dm
5 dm
Hoeveel vierkante tegels met een zijde van 5 dm zijn er nodig voor 1 dm
2
1 m2? _______________________ ) 4 tegels (2 x 2
Hoeveel vierkante tegels met een zijde van 2 dm zijn er nodig voor 1 m2? ________________________________________ (5 x 5 ) 25 tegels
1 dm
2 dm
2 dm
1m
Hoeveel rechthoekige planken met een lengte van 1 m en een breedte van 1 dm zijn er nodig voor 1 m2? _______________________ ) 10 planken (1 x 10
55
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
41
Meetkundige relaties: gelijkheid van vorm ĂŠn van grootte, gelijkvormigheid
Meetkunde
1
Teken de figuren over: gelijk van vorm ĂŠn van grootte.
2 Bv.:
Teken figuren met een gelijke vorm, maar groter.
3
Teken figuren met een gelijke vorm, maar kleiner.
42
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
56
Meetkundige relaties: gelijkheid van vorm ĂŠn van grootte, gelijkvormigheid
Meetkunde
4
Teken de figuur over op de andere roosters. Gebruik telkens evenveel ruitjes. Kruis aan.
gelijkvormig
5
gelijkvormig
niet-gelijkvormig
gelijkvormig
niet-gelijkvormig
niet-gelijkvormig
Teken het spiegelbeeld. Bespreek de figuren naar de vorm ĂŠn de grootte.
as
57
Oplossingen
43
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Reclame 5 kopen, 1 gratis
1
Kijk, lees en los op. Het mineraalwater is in reclame! Als je een pakket van 6 flessen koopt, moet je maar 5 flessen betalen. Sabine koopt 2 paketten van 6 x 1,5 liter voor 6,90 euro. V Wat is de normale prijs van 1 pakket van 6 x 1,5 liter mineraalwater?
€ 3,45 6 x 1,5 l
G T B
5 kopen, 1 gratis
6 x 1,5 l
€ 3,45
€ 3,45 1 pakket van 6 flessen in reclame kost __________________________________ dus 5 flessen kosten normaal __________________________________ € 3,45 1 fles kost normaal _______________________________________ € 3,45 : 5 = 345 cent : 5 = 69 cent 6 flessen kosten normaal __________________________________ 6 x 69 cent = 414 cent = € 4,14
A
2
OK
De normale prijs van 1 pakket van 6 x 1,5 l is 4,14 euro.
Kijk, lees en los op. € 4,90 per T-shirt
Tom koopt 3 T-shirts voor de prijs van 10 euro. 3 voor ‘Ik heb het derde T-shirt bijna gratis’, beweert hij. € 10
V Is de bewering van Tom juist? T B
A
2 x 4,90 euro
9,80 euro
10 euro – 9,80 euro = 0,20 euro
Tom betaalt slechts 20 cent i.p.v. 4,90 euro voor het derde T-shirt. OK
Zijn bewering is dus juist.
44
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
58
Toepassingen
3
Problemen leren oplossen
Kijk, lees en los op.
4+2
Wat is het totale nettogewicht van de 6 potjes?
GRATI
______________________________________________ 6 x 125 g = 3 x 250 g = 750 g
S
Wat is de normale prijs voor 6 potjes? ______________________________________________ normale prijs voor 4 potjes 1,80 euro
FRUITMIX 6 x 125 g € 1,80
______________________________________________ voor 2 potjes 0,90 euro ______________________________________________ voor 6 potjes 2,70 euro
Wat is de normale prijs per kg? __________________________________________________________________________ 750 g 2,70 euro :3
__________________________________________________________________________ 250 g 0,90 euro 3,60 euro per kilogram 4x
__________________________________________________________________________ 1000 g 3,60 euro
4
Kijk, lees en los op. Mieke koopt een set van 2 x 200 g Emmental kaas.
2e VOOR 1/2
V Hoeveel moet Mieke betalen? G
PRIJS
normale prijs: 200 g voor € 2,78 2e pak van 200 g voor 1/2 prijs
T B
A
5
per set van 2 x 200 g € 4 ,17
2,78 : 2 = 1,39 2,78 + 1,39 = 3,78 + 0,39 = 4,17 OK
Mieke moet 4,17 euro betalen.
Kijk, lees en los op. meisjes- of jongensboxer € 7,80 per 3 boxers
* 2 +1
GRATIS
V Wat is de normale prijs voor drie boxers? G
A
Oplossingen
reclameprijs: € 7,80 voor 3 2 + 1 gratis
T B
59
200 g: € 2,78
7,80 : 2 = 3,90 3 x 3,90 = 9 + 2,70 = 11,70
De normale prijs voor 3 boxers is 11,70 euro.
OK
45
Getallenkennis
1
Breuken: herhaling
Kleur en vergelijk de breuken. Gebruik > of < of =. 2 groen 6 3 blauw 6 2 6
2
3 blauw 10
3 6
<
3 groen 9 1 blauw 3
4 groen 10
3 10
4 10
<
3 9
=
1 3
Plaats de breuken op de getallenas. 1 10
3 5
1 10
0
1 2
1/9
2/3
7 10 3 5
7 10
7/9
2/3 5 6
1 2
2 3
1 2
0 5 4
1 2
1 8
0
1
3/3
1/9
0
3
1 2
7 6
2 3
5 6
3 4 1 2
3/3 1
7/9
7 6
1
1 8
10 8
3 4
10 8 5 4
1
Orden de breuken van klein naar groot. Gebruik > of <. Vul aan. 5 9
2 9
7 9
4 9
1 9
1 9
<
2 9
<
4 9
<
5 9
<
7 9
Bij gelijknamige breuken: hoe groter de teller, hoe _______________ de breuk. groter 3 4
3 10
3 7
3 5
3 9
3 < 10
3 9
<
3 7
<
3 5
<
3 4
Bij breuken met dezelfde teller: hoe groter de noemer, hoe _______________ de breuk. kleiner
46
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
60
Getallenkennis
4
Breuken: herhaling
Orden de stambreuken van groot naar klein. Gebruik > of <. Vul aan. 1 3
1 7
1 10
1 5
1 2
1 2
1 3
>
>
1 5
1 7
>
>
1 10
Bij stambreuken: hoe groter de noemer, hoe _______________ de breuk. kleiner
5
6
Zoek gelijkwaardige breuken met noemer < 10. 1 5
=
2 10
3 4
=
6 8
3 9
=
1 3
5 10
=
1 2
1 3
=
3 9
4 6
=
2 3
6 8
=
3 4
2 3
=
4 6
Vul een kommagetal of een breuk in. 3 10
=
0, 3
75 = 100
7
8
6 9
=
0 , 75
125 = 1000 12 10
=
0 , 125
0,7
=
7 10
0,013 =
1, 2
0,39
=
39 100
1,7
13 1000 17 10
=
Vergelijk de getallen. Gebruik > of < of =. 8 9
<
1
3 4
>
5 10
25 1000
<
0,25
65 100
=
650 1000
1,5
>
9 10
1,2
=
12 10
15 100
<
0,7
0,5
<
4 5
Vul aan. 2 4 keer ––– 10
1 3 keer ––– 4
8 is 10
3 is 4
3 keer 0 , 25
1 1 meer dan ––– 4 2
0,2 minder dan 1
2 keer 0 , 4
3 meer dan 0,5 10
0,4 is 8 de helft van ––– 10
8 keer 0,05 2 het dubbel van ––– 10
61
Oplossingen
47
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
Herhaling: gelijknamige breuken optellen en aftrekken / een breuk nemen van een geheel getal
Kijk en los op.
1 6
1 7
2
3 7
+
8 9
4 7
=
–
4 9
7 8
4 6
=
–
3 8
4 8
=
= 1 2
= 2 3 = 4 9
Los op. Vereenvoudig waar het kan.
4 3 = 7 + 10 10 10 3 8
+
3 8
= 6 8
8 9
–
3 9
=
=
3
Los op.
4
Vul aan.
3 4
5 9
3 9 = 6 = – 10 10 10
3 5
+
2 5
=
5 = 1 5
5 6
+
3 6
=
8 6
=
2 9
+
4 9
+
1 9
6 7
+
6 7
+
6 7
= 18 = 2 en 4 7 7
1 –
4 7
=
3 7
12 – 5
3 5
=
9 = 5
1 en
3 8
–
1 8
13 – 6
4 6
–
5 6
4 = 2 3 6
7 8
3 5
–
7 9
=
3 8
=
4/9
7/9 – 3/9
+
3 9
=
7 9
dus
1 –
3 5
=
2 5
want
4 9
– 3/5 1
2/5 + 3/5
=
7 9
2 5
–
+
4 3
= 1 en 1 3
4 5
1 van 3 = 1,5 2 1 van 7 = 0,7 10
1 van 240 = 40 6 5 van 240 = 200 6
2 van 18 = 12 3 4 van 40 = 32 5
1 van 16 = 4 4 1 x 12 = 3 4
+ 3/9
5
3 6
+
3 9
3 5
=
=
4 9
5 5
= 1
Lees en los op. Een regenput met een inhoud van 3000 liter is voor 3/4 gevuld. Er kan dus 2250 liter water in de regenput.
B
_________________________________ 3/4 x 3000 = 3 x 750 = 2250
Van een karton met 27 melkbrikjes is reeds 1/3 verdeeld. Er blijven nog
48
18
Datum
brikjes in het karton.
B
_________________________________ 2/3 van 27 = 2 x 9 = 18
______________________________________________________________
Oplossingen
62
Bewerkingen - Cijferen
1
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen
Zoek de som. 17 978 + 4107 + 9869 =
2 1 1 2
174,08 + 489 + 36,7 =
Ik schat: _____________ Bv. ± 32 000
1 7 9 7 8
Ik bereken: ___________ 699,78 1 7 4, 0 8
Ik bereken: ___________ 4 1 0 7 31 954 Mijn schatting is 9 8 6 9 + goed. 3 1 9 5 4 niet goed.
2
Ik controleer door in een andere richting op te
+
tellen.
8 9 9 9 14
1904,7 – 698,15 =
Ik schat: _____________ 9 0 0 0 4 Bv. ± 34 000
Ik bereken: ________ 1206,55
5 6 0 7 8 Ik bereken: ___________ 33 926 – 3 3 9 2 6 Mijn schatting is goed. niet goed.
Ik controleer met
6 9 9, 7 8
–
de omgekeerde
1 9 0 4, 7 0 6 9 8, 1 5 1 2 0 6, 5 5
bewerking.
1 1
1
1 2 0 6, 5 5 6 9 8, 1 5 1 9 0 4, 7 0
Maak de vermenigvuldigingen en controleer met de zakrekenmachine. 7 x 2948 =
43 x 697 =
2 9 4 8 x
58 x 32,69 =
6 9 7
7 2 0 6 3 6
3 2, 6 9
4 3
x
5 8
x
2 0 9 1
2 6 1 5 2
2 7 8 8
1 6 3 4 5
2 9 9 7 1
1 8 9 6, 0 2
Zoek het quotiënt en de rest. 70 381 : 8 =
(tot op de E)
7 0 3 8 1 8 – 6 4 6 3
8797
– 5 6 7 8 – 7 2 6 1 – 5 6 5
63
3 6, 7
8 9 14 6 10
+
4
4 8 9
Bereken het verschil. 90 004 – 56 078 =
3
1 1
Oplossingen
Datum
439,06 : 7 =
(tot op 0,01)
4 3 9, 0 6 7 – 4 2 1 9
62,72
– 1 4 5 0
De rest is ________. 5 Is je uitkomst mogelijk?
– 4 9 1 6 – 1 4 2
______________________________________________________________
De rest is __________. 2 h of 0,02 Is je uitkomst mogelijk?
49
Meten en metend rekenen
1
Oppervlakte: m 2 en dm 2 en cm 2
Kijk goed. Noteer de oppervlakte in cm 2 .
12 cm2
9 cm2
15 cm2
2
1 cm2 x 4 x 5 = 20 cm2
Vul de figuur aan tot een oppervlakte van 1 dm 2.
3
Vul in. 1 dm2 = 100 cm2
1 dm2 = , 0 100 8 cm2 = 8 dm2 = 0 , 100 1 dm2 = 50 cm2 = 0 , 2 1 dm2 = 25 cm2 = 0 , 4 1 dm2 = 10 cm2 = 0 , 10 1 50 dm2 = m2 2 1 cm2 =
10 dm2 = 1 m2 = 100 1 dm2 = 100
4
50
01 dm2 08 dm2 50 dm2 25 dm2 10 dm2
0 , 10 m2 1 dm2 1 cm2
Lees, noteer in de tabel en vul in. m2
dm2
cm2
1 m2
1
00
00
=
100 dm2 =
10 000 cm2
1/2 m2 of 0,50 m2
0
50
00
=
50 dm2 =
5000 cm2
5 dm2
0
05
00
=
500 cm2 =
0 , 05
m2
125 dm2
1
25
00
= 12 500 cm2 =
1 , 25
m2
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
64
Herhaling: ruimtelijke oriëntatie / vormleer: punten, lijnen, rechten, lijnstukken, hoeken
Meetkunde
1
2
Kleur het derde raam van links
Ik zie.
Waar sta ik? Kruis aan.
op de vierde verdieping.
3
Teken het grondvlak. 1
4
2
2
1
1
Kijk en vul in of teken. A
B
C
D
E
F
G
1
• De bal zie ik in vak C2 .
2
• De tennisracket zie ik in vak F4 .
3
• Het pingpongpalet zie ik in vak A6 .
4
5
5
• Teken in vak D5 een kegel.
6
• Teken in vak G6 een vlag.
Vul aan met horizontale, verticale en schuine. c
a is een __________________ rechte. verticale b is een __________________ rechte. schuine
b
a
6
c is een __________________ rechte. horizontale
Teken. horizontaal lijnstuk [AB]
stompe hoek KLM
Bv.:
K A
S
B L
65
scherpe hoek RST R
Oplossingen
Datum
M
______________________________________________________________
T
51
Toepassingen
Problemen leren oplossen
SPORT en SPEL
1
Kijk, lees en los op. Vanaf het derde leerjaar klas zwemmen de leerlingen aantal leerlingen op de sportdag een totaal aantal lengtes van 25 m aantal lengtes in het totale afstand in meter 25-meter bad.
2
3
4A
4B
5
6
24
18
17
20
23
50
72
76
96
124
1250 1800 1900 2400 3100
V
Hoeveel meter gemiddeld zwemmen de leerlingen van het 5e leerjaar?
G
20 leerlingen â&#x20AC;&#x201C; 2400 meter
B
2400 : 20 = 240 : 2 = 120
A
Gemiddeld zwemmen ze 120 meter.
OK
Kijk, lees, kruis aan en vul in. De oudste leerlingen krijgen tennisinitiatie. Ze spelen op een terrein dat bijna 11 meter breed en bijna 24 meter lang is. Het terrein is in twee gelijke helften verdeeld door een net dat in het midden 91,4 centimeter hoog is. basis x hoogte = 1 m2 x 11 x 24 = 264 m2 Kruis aan. De totale oppervlakte van een tennisterrein is bijna 35 m2. tussen 230 m2 en 264 m2. ruim 350 m2. Vul in. De hoogte van het net is 8,6 centimeter of 86 millimeter lager dan 1 meter.
3
Lees en los op. Een aantal klassen maken een gesponsorde wandeltocht van 7 km. Met 120 leerlingen trekken ze op stap. De sponsor betaalt voor elke leerling 50 cent per kilometer. Met de opbrengst zal de school sportmateriaal kopen.
52
V
Hoeveel brengt de sponsortocht op?
B
(120 x 7) x 50 = 840 x 50 = 420 x 100 = 42 000 / 42 000 cent = 420 euro
A
In totaal brengt de tocht 420 euro op. Datum
______________________________________________________________
OK
Oplossingen
66
Toepassingen
4
Problemen leren oplossen
Los op. Na de wandeltocht krijgen de 120 deelnemers een drankje (bekertje van 20 cl). Een vierde van de deelnemers drinkt bronwater. De anderen drinken fruitsap. V Hoeveel liter water en hoeveel liter fruitsap drinken die 120 deelnemers na de wandeltocht? G
120 deelnemers / drankjes van 20 cl / 1/4 water - rest fruitsap
B
1/4 van 120 = 30
30 x 20 cl = 600 cl = 6 l
120 â&#x20AC;&#x201C; 30 = 90 of 3/4 van 120 = 90 A
5
90 x 20 cl = 1800 cl = 18 l OK
Ze drinken 6 l water en 18 l fruitsap.
Kijk, lees en los op. afstand in meter
Imen loopt op de sportdag de 100 meter. Hiernaast zie je haar graďŹ ek.
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
tijd in seconden
V 1 In hoeveel tijd legde Imen de 100 meter af?
A 1 ________________ in 19 seconden
V 2 Hoeveel seconden had Imen nodig voor de eerste 60 meter?
A 2 ________________ 10 seconden
V 3 Hoeveel meter legde Imen af na 5 seconden?
A 3 ________________ 30 meter
Los op. Tussen de middag spelen Senne en Seppe wel eens spelletjes. Zoek de waarde van de ďŹ guren (van 1 tot 6). 21
20
10
13
20
17
22
=
19
=
7
=
15
=
19
=
19
=
5 1 2 3 6 4
(De rode getallen geven de som van elke rij en kolom.)
67
Oplossingen
Welke kleur hebben de tegenoverliggende vlakken? Je ziet hetzelfde blok op drie verschillende manieren.
tegenover geel
___________________ roze
tegenover oranje
___________________ blauw
tegenover paars
___________________ groen
53
Getallenkennis
1
Herhaling: getalbegrip tot 100 000
Getallendictee. 8417
2
13 506
37 092
60 015
9048
Noteer de getallen in de tabel en voluit. HD
3
TD
D
H
T
E
vierentachtigduizend en achtenveertig
8
4
0
4
8
= ____________ 84 048
5 TD 8 D 5 H
5
8
5
0
0
= ____________ 58 500
2500 meer dan 40 000
4
2
5
0
0
= ____________ 42 500
2500 minder dan 100 000
9
7
5
0
0
= ____________ 97 500
Vul de getallenassen aan op de stippen. 4995 69 997
69 998
89 997
4
4997
4996
4998
69 999
89 998
4999
5001
70 001
70 000 89 999
5000
70 002
90 000
90 001
Vul de rijtjes aan.
5
1250
2500
3750
5000
6250
7500
10 000
10 750
11 500
12 250
13 000
13 750
40 000
48 000
56 000
64 000
72 000
80 000
100 000
97 000
94 000
91 000
88 000
85 000
50 000
47 500
45 000
42 500
40 000
37 500
70 000
69 750
69 500
69 250
69 000
68 750
Vorm met de cijfers 5 en 1 en 4 en 9 en 2 zes verschillende getallen, waarbij je elk cijfer telkens ĂŠĂŠn keer gebruikt. Orden de getallen daarna van klein naar groot. Gebruik > of <. Bv.:
51 492 12 459
54
<
Datum
59 421 12 495
<
42 159 42 159
42 951 <
42 951
12 459 <
51 492
______________________________________________________________
12 495 <
59 421
Oplossingen
68
Getallenkennis
6
Herhaling: getalbegrip tot 100 000
Orden de getallen van groot naar klein. Gebruik > of <. 10 101
1111
11 100
7
>
11 001
11 001
>
10 011
>
1111
3333
4
3 E = 3 3 T
9 T = 90 2 H = 200
9 H = 900 6 D = 6000
10
>
10 295 4 E =
9
10 101
11 100
Vul aan bij de aangeduide cijfers. 6974
8
10 011
= 30
3 H = 300 3 D = 3000
1 TD = 10 000
Vul de splitsingen aan. 25 000
40 000
100 000
75 000
8000 17 000
25 000 15 000
25 000 75 000
25 000 25 000 25 000
10 000 15 000
22 000 18 000
55 000 45 000
40 000 15 000 20 000
12 000 13 000
13 000 27 000
68 000 32 000
22 000 30 000 23 000
Vul aan met gehele getallen. Het dubbel van 750 is 1500.
45 000 is 25 000 meer dan 20 000.
250 minder dan 10 000 is 9750.
95 000 is 5000 minder dan 100 000.
25 000 komt net na 24 999.
Tussen 0 en –2 ligt –1.
Het drievoud van 350 is 1050.
35 000 is 18 000 meer dan 17 000.
Tussen 19 999 en 20 001 ligt 20 000.
24 000 is
De helft van 25 000 is 12 500.
1250 is de helft van 2500.
4
keer 6000.
Lees de tekst en vul de getallen op de juiste plaats in. Afval sorteren op een feest, een wandeltocht ...? Bij MIROM Roeselare kun je een container met vier afvaleilanden huren. Per container kan er 4300 liter afval (= 70 afvalzakken) ingezameld worden. Heb je interesse? Bel naar 051 26 03 10 of surf naar www.mirom.be en klik op evenementen. getallen die gebruikt worden als hoeveelheid
verhouding
code
4300 (l)
051 26 03 10
© MIROM
vier
69
Oplossingen
70
55
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
2
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen tot 100 000
Los op. 35 997 + 7005 = 36 _____________________ 000 + 7002 = 43 002
60 000 – 17 800 = 43 ___________________ 000 – 800 = 42 200
2900 + 7200 =_______________________ 10 100
10 400 – 4800 = _____________________ 10 600 – 5000 = 5600
(36 + 44) + 970 = ___________________ 80 + 970 = 1050
8420 – 2996 = ______________________ 8424 – 3000 = 5424
689 + 361 =_________________________ 700 + 350 = 1050
52 000 – 4500 = _____________________ 47 500
57 x 1000 = ________________________ 57 000
780 : 5 = ___________________________ 1560 : 10 = 156
5 x 870 = __________________________ 10 x 435 = 4350
55 000 : 2 = _________________________ 27 500
4 x 298 = __________________________ (4 x 300) – (4 x 2) = 1192
1900 : 100 = ________________________ 19
100 x 147 = ________________________ 14 700
32 000 : 50 = ________________________ 64 000 : 100 = 640
Lees en los op. Noteer de bewerking. Een vierde van 680 is
170
Het verschil van 2000 en 867 is Het dubbel van 1995 is 37 000 meer dan 63 000 is
3
3990
______________________________________ 680 : 4 = 340 : 2 = 170
. 1133 .
100 000
. ______________________________________ 2000 – 867 = 1200 – 67 = 1133 ______________________________________ 2 x 1995 = (2 x 2000) – (2 x 5) = 3990
.
______________________________________ 63 000 + 37 000 = 100 000
Los op. Noteer alle nodige tussenstappen. 565 + 296 + 135 = 700 _________________________________________________________ + 296 = 996 20 000 – (85 000 : 100) = ____________________________________________________ 20 000 – 850 = 19 150 11 x (42 000 : 1000) = ______________________________________________________ 11 x 42 = (10 x 42) + (1 x 42) = 420 + 42 = 462 50 x (1004 – 980) = ________________________________________________________ 50 x 24 = 100 x 12 = 1200 9 x (960 : 4) = _____________________________________________________________ 9 x (480 : 2) = 9 x 240 = (10 x 240) – 240 = 2160 18 000 – 760 : 10 = _________________________________________________________ 18 000 – 76 = 17 924
4
Lees en los op. Bij een opruimactie van zwerfvuil zamelt men 2660 kg restafval en 2490 kg PMD in. Hoeveel kg restafval is dat meer dan PMD? _____________________________________________________ 2660 – 2490 = 2670 – 2500 = 170 170 kg Hoeveel kg zwerfvuil is dat in totaal? _____________________________________________________ 2660 + 2490 = 2650 + 2500 = 5150 5150 kg Hoeveel zakken van 50 kg zijn dat in totaal? _____________________________________________________ 5150 : 50 = 515 : 5 = 1030 : 10 = 103 103 zakken
56
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
70
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen tot 100 000
Bewerkingen - Cijferen
1
Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je oplossing met je schatting.
Ik schat:
70 000
+
1
1
1
1
4
1
4
7
3
2
8
5
2
9
7
0
0
0
2
Mijn schatting is
2
< 29 000
–
> 43 000
5
9
9
9 15
6
0
0
0
5
3
1
0
8
7
2
8
9
1
8
1
+
< 12 000
1
1
1
7
9
6
8
3
5
1
4
6
4
3
1
1
4
–
1 10 8
9 13
2 1
0
9
0
3
9
1
0
8
1
7
9
5
goed.
goed.
goed.
goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
Los op. Controleer met de omgekeerde bewerking. 1
+
1
5
3
0
7
5
1
9
4
9
3
7
2
5
6
8
2
5
6
8
1
9
4
9
3
5
3
0
7
5
9
9 10
1
1
1
1
1
0
0
0
0
0
7
1
8
3
6
6
0
8
6
2
9
6
7
8
3
9
1
3
8
1
5
1
4
1
1
1
1
3
9
1
3
8
+
6
0
8
6
2
0
0
0
0
0
1
+
–
3 10 10 7 13 4
1
0
8
3
1
6
9
2
7
2
4
1
5
6
7 10 14 10 14
1
1
8
2
4
1
5
6
1
6
9
2
7
4
1
0
8
3
4
9
3
8
7
–
1
5
1
4
9
6
7
8
1
8
3
6
+
1
Los op. Controleer met de zakrekenmachine. 7 x
x
x
9
6
8
1
7 5
x
2
5
0
0
6
8
7
6
1
9
8
7
4
3
4
6
– 4
2
2
1
2
– 6 4
7
0
– 4
2
– 0 4
2
– 4
0
1
9
2
7
9
4
8
9
1
4
0
6
0
0
0
7
0 8
5
8
3
7
– 5
4
3
6
1
7
9
7
7
9
8
3
8
Oplossingen
6
0
9
8
0
7179
5
1
0
8
7
1
1
x
5
2
71
9
1
7
3
9
–
6 12 4 16
–
0
4
De rest is
9
5 6
– 8 1
6
– 1
6
1 4
9 2
4 7
4 8 12053
__________. 4 (E)
4
2
7
– 2
4
De rest is __________. 3 (E)
3
3 Datum
______________________________________________________________
57
Meten en metend rekenen
1
Herhaling: inhoud en gewicht
Noteer de inhouden in de tabel en vul in. mayonaise 0,5 l
ontvlekker 400 ml
2
1
verse room 20 cl 6
reukwater 30 ml 3
afwasmiddel 1,25 l 7
5
cl
ml
1
0
4
0
0
=
________l = _______cl 0,4 40
2
0
5
0
0
=
_______dl = ______ 5 500 ml
3
0
0
3
0
=
________l = _______cl 0,03 3
4
0
5
5
0
=
_______cl = ________l 55 0,55
5
0
7
5
0
=
2
0
=
2
5
=
3 l _______cl = ________l = ––– 75 0,75 4 1 l _______dl = ________l = ––– 2 0,2 5 _______dl = _______cl 12,5 125
1
Vul aan met maatgetallen en maateenheden. 5 dl +
50 cl =
1 l – 300 ml =
3
1
l
700 ml = 0,7
0,5 l +
0,2 l =
7
1l –
5 cl =
95
3 cl +
70 ml =
600 ml + 400 ml =
25 cl =
1
l
1,5 l – 750 ml =
75
cl
750 ml + l
dl
de helft van 1 dl =
cl = 0,95 l
het dubbel van 0,2 l =
1
dl
het dubbel van 25 cl = 0,5 l
1
l
4
ml
50
de helft van 0,5 l =
Vul aan of verminder tot 1 liter. Bv.:
4
dl
cl
25
Vergelijk. Gebruik > of < of =.
80 cl +
20
cl = 1 l
anderhalve liter
>
4 keer 25 cl
50 ml +
950
ml = 1 l
75 cl
=
3/4 l
l =1l
180 ml
<
20 cl
5 dl +
0,5
15 dl –
5
dl = 1 l
2 keer 33 cl
>
600 ml
1,5 l –
500
ml = 1 l
een halve l
<
het dubbel van 3 dl
Orden van meer naar minder inhoud. Gebruik < of >. 330 ml
33 cl 1,5 l
58
4
dl
7
5
ontvetter 750 ml
l
6
2
pickles 550 ml
>
Datum
800 ml 800 ml
1,5 l >
33 cl
1500 ml
>
1 10
50 ml 2 dl
>
l
100 ml
1/10 l
______________________________________________________________
>
200 ml
2 dl
50 ml
Oplossingen
72
Meten en metend rekenen
6
Herhaling: inhoud en gewicht
Kruis aan.
chocoladepasta 600 g 1
frieten 2,5 kg
boter 2 250 g
3
waspoeder 1,96 kg
kg
6
7
5
100 g 10 g
0
6
0
0
=
2
0
2
5
0
=
3
2
5
0
0
=
4
1
0
0
0
=
______ 0,6 kg = 6 x ______ 100 g 1 ______ 0,25 kg = ––– kg 4 1 _______ 2500 g = 5 x ––– kg 2 _______ 1000 g = 10 x ______ 100 g
5
0
5
6
0
=
______ 0,56 kg
6
1
9
6
0
=
_______ 1960 g
<
375 g
1/4 kg <
250 g
1/2 kg
<
1 kg
375 g
1000 g
600 g
<
1 kg
1,96 kg
1960 g
<
1,96 kg
Vul aan met maatgetallen en maateenheden. 750 g + 250 g =
1 kg
500 g + 0,5 kg =
1 kg
1 kg de helft van 1/2 kg = ––– 4 250 kg + 750 kg = 1 ton
1,2 kg – 200 g =
1 kg
0,25 kg + 750
3/4 kg – 250 g = 1/2 kg
g =
1 kg
1 kg het dubbel van 0,25 kg = ––– 2
Vergelijk. Gebruik > of < of =. 1 kg 2 5000 kg
3 keer
0,25 kg + 0,5 kg 1/4 kg
10
g
1
600 g
500 g
1/4 kg
9
rijstpap 4 x 140 g
Orden van minder naar meer gewicht. 1/2 kg
8
bakboter 1 kg 4
=
anderhalve kg
2 keer 100 g
<
de helft van 0,5 kg
<
10 ton
250 g
=
1/4 kg
=
3/4 kg
1 kg
>
990 g
>
25 g
1/5 kg
=
200 g
Lees en los op. Een vrachtwagen is geladen met 12 ton zand. Op een eerste plaats wordt er 5000 kg gelost. De rest of
73
Oplossingen
7
ton is voor een tweede plaats bestemd.
59
Meetkunde
1
Problemen vormleer leren oplossen Herhaling: vlakke figuren - vierhoeken Controleer en kruis bij elke vierhoek de passende eigenschappen aan. Vul de meest passende naam in.
vier gelijke zijden (vier even lange zijden) gelijke overstaande/tegenoverliggende zijden gelijke overstaande/tegenoverliggende hoeken vier gelijke hoeken vier rechte hoeken twee paar evenwijdige zijden evenwijdige overstaande/tegenoverliggende zijden zijden die loodrecht op elkaar staan Deze vierhoek is een __________________________. ruit
2
vier gelijke zijden (vier even lange zijden) gelijke overstaande/tegenoverliggende zijden gelijke overstaande/tegenoverliggende hoeken vier gelijke hoeken vier rechte hoeken twee paar evenwijdige zijden evenwijdige overstaande/tegenoverliggende zijden zijden die loodrecht op elkaar staan Deze vierhoek is een __________________________. vierkant
Kruis alle passende namen aan. Onderstreep de best passende naam.
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
3
Teken de gevraagde vierhoeken.
een rechthoek waarvan de lengte dubbel zo lang is als de breedte
vierhoek vijfhoek trapezium parallellogram rechthoek ruit vierkant
een vierkant waarvan de zijde 4 cm lang is
Bv.:
60
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
74
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Zorg voor ons milieu 1
Lees en los op. Met belgerinkel naar de winkel Van 28 april tot 16 juni loopt in Leuven de actie om aankopen met de fiets te doen. Fietsende klanten krijgen van de handelaars stempels op hun spaarkaart en maken per volle spaarkaart kans op één van de vele prijzen.
2
V
Hoeveel dagen duurt die actie?
B
3 + 31 + 16 = 50
A
Die actie duurt 50 dagen.
OK
© www.belgerinkel.be
Lees en los op.
Aan de kust zorgt elke toerist dagelijks voor gemiddeld 1,125 kg extra afval. V
Hoeveel extra afval produceren 1000 toeristen die gedurende 1 maand (= 30 dagen) aan zee verblijven?
B T
A
3
75
1000 x 1,125 = 1125 30 x 1125 = 3 x 11 250 = 33 750
1000 toeristen produceren 33 750 kg extra afval in 1 maand.
OK
Kijk, lees en vul de tabel aan. gloeilamp
spaarlamp
25 watt
5 watt
40 watt 60 watt
8 watt 12 watt
75 watt
15 watt
100 watt
20 watt
Oplossingen
Datum
Met een spaarlamp verbruik je maar 1/5 van de energie van een gloeilamp.
______________________________________________________________
61
Toepassingen
4
Problemen leren oplossen
Raadpleeg de tabel en los op. Openingsuren van de dienst Leefmilieu van Aalst maandag, dinsdag en donderdag: van 8.30 tot 11.30 uur en van 13.30 tot 16.30 uur woensdag: van 8.30 tot 11.30 uur en van 13.30 tot 18.30 uur V1 vrijdag: van 8.30 tot 12 uur – ’s namiddags gesloten
dienst Leefmilieu het
gesloten op zater-, zon- en feestdagen 8
9
10
11
12
meeste uren open? 13
14
15
16
17
18
ma
A 1 op woensdag V 2 Hoeveel uren is de
di wo
dienst Leefmilieu per
do
week open?
vr
A 2 De dienst is
za
29,5 uren open. OK
zo
5
Op welke dag is de
Vergelijk en vul aan. Windmolens zorgen voor groene (= milieuvriendelijke) energie. windmolen te Halle
windmolens te Ghislenghien en Ieper
hoogte van de mast
70 m
100 m
lengte van de wieken
33 m
41 m
totale hoogte
103 m
141 m
• De hoogte van de mast te Halle is 7/10 van die te Ghislenghien. • De totale hoogte te Ieper is 38 meter meer dan te Halle.
6
Kijk, lees en los op. B
Actie: afval sorteren op school (resultaten van de maand mei) papier en karton hout piepschuim PMD glas restafval V A
205,72 kg 6,4 kg 0,8 kg 89,375 kg 15,25 kg 241,5 kg
1
2
2
1
2 0 5, 7 2 6, 4 0, 8
voor recyclage
8 9, 3 7 5 +
wordt verbrand
Hoeveel kg wordt er in totaal gerecycleerd? Hoeveel kg is dat meer of minder dan het gewicht van het restafval? Er wordt 317,545 kg gerecycleerd. Dat is 76,045 kg meer dan het gewicht van het restafval.
62
OK
OK
1 5, 2 5 3 1 7, 5 4 5 2 11
3 1 7, 5 4 5 –
2 4 1, 5 7 6, 0 4 5
Oplossingen
76
Getallenkennis
1
Herhaling: kommagetallen tot op 0,001
Getallendictee 248,35
2
1007,4
38,075
6509,28
Noteer de getallen in de tabel en voluit. D
H
T
E
825 duizendste 15 gehelen 5 tiende 1
1D6T4t8h
0
h
d
8
2
5
5
5
6
0
4
8
2
9
7
= ____________ 0,825 = ____________ 15,5 = ____________ 1060,48 = ____________ 2,975
5
Vul de getallenassen aan op de stippen. 17,6
17,7
17,9
8,48
8,47 3,129
4
t
1
25 duizendste minder dan 3
3
198,325
18
8,49
3,13
18,2
8,5
8,52
3,132
Vul aan. 0,729 9 d = 0,009
5 h = 0,05 7 t = 0,7
4 t = 0,4
58,6 5 T = 50
2 h = 0,02
22,202 6 t = 0,6
8E= 8
2 T = 20
2 d = 0,002 2 E= 2
2 t = 0,2
Vul de splitsingen aan. 0,125
0,75
0,6
77
3,135
3,134
1,45
5
18,3
1
0,2
0,4
0,3
0,45
0,1
0,025
0,25
0,25
0,5
0,35
0,25
0,5
0,25
0,12
0,005
0,25
0,3
0,45
0,175
0,425
0,39
0,36
0,08
0,045
0,5
0,375
0,125
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
63
Getallenkennis
6
Herhaling: kommagetallen tot op 0,001
Vul de getalpatronen aan.
7
0
0,9
1,8
2,7
3,6
4,5
5,4
6,3
0,15
0,3
0,45
0,6
0,75
0,9
1,05
1,2
2
1,85
1,7
1,55
1,4
1,25
1,1
0,95
0,5
0,625
0,75
0,875
1
1,125
1,25
1,375
0
0,5
0,625
1,125
1,25
1,75
1,875
2,375
Vergelijk de getallen. Gebruik > of < of =.
8
0,1
<
1
0,35
>
0,305
1,75
=
1,750
0,015
>
0,009
0,11
>
0,1
1,2
>
0,275
0,705
<
0,75
1,6
<
1,601
0,21
=
0,210
0,325
<
0,4
1,4
>
1,275
1,7
>
0,77
Rangschik de getallen van groot naar klein. Gebruik < of >. 7,107
0,771
17,007
9
>
7,701
>
7,107
7,017 >
7,017
>
7,71 0,771
Gebruik telkens elk cijfer ĂŠĂŠn keer. Rangschik de getallen van klein naar groot. _________________________________________________________________________ 3580 3085 8530 8035 5380 5308 3085
64
7,71
7,701
Bouw met de cijfers 3 en 5 en 8 en 0 zes verschillende getallen tot op 0,001.
Bv.:
10
>
17,007
<
3580
<
5308
<
5380
<
8035
<
8530
Lees en vul aan met kommagetallen tot op 0,001. Tussen 0,008 en 0,01 ligt 0,009.
5 duizendste meer dan 0,1 is 0,105.
0,25 is twee keer 0,125.
0,05 is het dubbel van 0,025.
Net na 1 komt 1,001.
0,4 is de som van 0,1 en 0,125 en 0,175.
5 duizendste minder dan 1 is 0,995.
1,125 is de helft van 2,250.
De helft van 0,03 is 0,015.
0,625 en 0,175 is samen 0,8.
Oplossingen
78
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
Los op. 0,8
+ 0,25 = _______________________ 0,80 + 0,25 = 1,05
1,375 + 0,5
2
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen tot op 0,001
= _______________________ 1,375 + 0,500 = 1,875
– 0,7
= _______________________ 1,3
1,4 – 0,65 = _______________________ 1,40 – 0,65 = 0,75
0,75 + 0,17 = _______________________ 0,92
3
0,175 + 0,75 = _______________________ 0,175 + 0,750 = 0,925
0,325 – 0,075 = _______________________ 0,250 (= 0,25)
5 x 0,25 = __________________________ 1,25
0,125 : 5 = _________________________ 0,025
100 x 0,375 = _______________________ 37,5
1,85 : 10 = _________________________ 0,185
4 x 1,7 = ___________________________ 2 x 3,4 = 6,8
1,3
50 x 0,009 = ________________________ 0,450 (= 0,45)
2,48 : 4 = _________________________ 1,24 : 2 = 0,62
– 1,45 = _______________________ 1,55
: 2 = _________________________ 0,65
Lees en los op. Noteer ook telkens de bewerking.
0,045
Het quotiënt van 4,5 : 100 is
0,075
Het vijfvoud van 0,015 is 4 is
2,65
.
__________________________________ 4,5 : 100 = 4,500 : 100 = 0,045
.
__________________________________ 5 x 0,015 = 0,075
meer dan 1,35.
De som van 1,8 en 0,425 is
3
2
__________________________________ 4 – 1,35 = 2,65
2,225
.
__________________________________ 1,8 + 0,425 = 2,225
Los op. Noteer de nodige tussenstappen. (5 – 2,25) x 2 = ____________________________________________________________ 2,75 x 2 = 5,50 = 5,5 0,35 + 1,9 + 0,45 = _________________________________________________________ 0,80 + 1,9 = 2,7 (8 : 10) + (12 : 100) = _______________________________________________________ 0,8 + 0,12 = 0,92 (4 x 0,25) – (125 : 1000) = ___________________________________________________ 1 – 0,125 = 0,875 (0,866 – 0,267) + 0,101 = ____________________________________________________ 0,599 + 0,101 = 0,700 = 0,7
4
5
Vul de roosters in. +
1,85 0,025
–
0,65 1,375
0,9
2,75 0,925
2
1,35 0,625
1,15
3
1,5
0,85 0,125
1,175
x
0,015 0,07 20
0,3
1000 15
1,4 70
8
10
2
0,25
0,2
3,2
0,4
0,32
Vul aan.
10 x
– 1,25 2,5
1,25
0,095
+ 1,25
79
:
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
0,95 : 10
65
Bewerkingen - Cijferen
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met kommagetallen
voor het vrij en het gemeentelijk onderwijs Los op. Schat eerst en vergelijk achteraf je oplossing met je schatting.
1 Ik schat: Bv.:
ruim 700
+
> 400
1
1
1
1
7
8, 9
7
5
3
4, 0
5
7
1
3, 0
2
Mijn schatting is
2
1
–
> 900
ruim 400
8
9 13 1 17
1
1
1
7
9 11 3 10
9
0
3, 2
7
7
0
8, 6
8
0
1, 4
4
9
8, 1
9
1
9
9, 8
5
3
9
7, 2
6
4
0
5, 0
8
9
0
8, 4
5
4
0
4, 1
4
+
–
goed.
goed.
goed.
goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
niet goed.
Los op. Controleer met de omgekeerde bewerking.
+
1
1
1
1
2
7, 0
4
7
9, 9
5
8
7, 0
0
5
3
–
2 16 9
9 15
3
7, 0
0
5
9, 9
5
8
7, 0
4
7
2
3
0
9 11 9
9 14
1
0
2, 0
0
4
7
8, 2
9
5
2
3, 7
0
9
1
1
1
1
2
3, 7
0
9
7
8, 2
9
5
0
2, 0
0
4
– 1
+
1
1
+
–
1
1
7 12 11 4 10
4, 8
9
7
3
9, 0
6
4
4
3, 9
6
1
8
3, 1
5
1
7, 5
0
2
6
5, 6
4
8
3 13 8 15 11
1
1
1
4
3, 9
6
1
6
5, 6
4
8
3
9, 0
6
4
1
7, 5
0
2
4, 8
9
7
8
3, 1
5
0
–
+
Los op. Controleer met de zakrekenmachine. 6 x
9, 5
5
x
5
6, 6
x
4
4, 3
6
2
9 4
7
5
9
2
1
6
8
7
2
2
4
4
6, 4
2, 6 x
7
8
8
66
8
4
9
7
3
6 2
1
6
1
8
8
0
9
1
9
7, 0
9
–
8
9, 6
4
8
9 7
1
8
4
8
1
0
2, 1
6, 7 5
6
2
– 2
7 5
1
– 4
5
5
9 93,57
3
x
– –
6
5
– 6
3 2
7, 6
9 7
6
1
8, 0
3, 8 9
7
4
3 4 14,524
1
8
1
6 2
0
– 2
0 0
De rest is __________. 2 h of 0,02
2
9
– 8 1
7
– 1
6
De rest is 1__________. d of 0,001
1 Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
80
Meten en metend rekenen
1
Herhaling: tijd, geldwaarden, temperatuur, schaal, snelheid
Lees en los op. Het gezin van Jade en Kobe huurt een appartement aan zee van 16 tot 31 juli. • Vul de maandkalender aan. • Kleur de periode waarin het gezin aan zee is geel.
JULI ma 5
• Hoeveel dagen duurt het verblijf aan
6
7
zo
1
2
3
8
9
10 11
4
12 13 14 15 16 17 18
zee? _________________________ 16 dagen • Hoeveel donderdagen is het gezin
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
aan zee? ______________________ 2 donderdagen
2
do
Teken de wijzers, vul aan en kruis aan. Met de wagen naar zee! vertrek aankomst 23 22
11
24
13
12
23
1
10
2
9
21
20
14
3 8
4 7 19
5
6
22
15
16
2
9 20
3 8
4 7
6 18
5
De rit duurt
14
bijna 1 uur.
15
precies 1 uur.
16
ruim 1 uur.
17
09 : 24 : 10
08 : 12 : 30
3
13
1
10
19
17
18
21
11
24
12
Duid hun geboortejaar aan op de tijdsbalk. Dit jaar wordt vader 38 jaar (groen), moeder 35 jaar (geel), zus 7 jaar (blauw).
1970
4
5
83
1980
1990
2000
2010
2020
Vul in. 1 uur =
60
minuten
1/4 uur =
15
minuten
1/2 min. =
30
sec.
anderhalf uur = 1 uur en 30
3/4 uur =
45
minuten
5 minuten =
300
sec.
180 seconden =
2 kwartier = 1 ________ half uur
75 minuten = 1 uur en
3
1 kwartier min.
min.
Lees en los op. Fietsen aan zee! Je huurt een tandem voor 1 uur. Je bent terug na 58 minuten en 15 seconden. Hoeveel tijd heb je over? _______________________ 1 minuut en 45 seconden
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
67
Meten en metend rekenen
6
Herhaling: tijd, geldwaarden, temperatuur, schaal, snelheid
Betaal gepast met zo weinig mogelijk biljetten en muntstukken. a de huur van een appartement aan zee
€ 297 (voor 1 week)
______________________________________________________________________ biljetten: 200 euro / 50 euro / 2 x 20 euro / 5 euro stukken: 2 euro b een petanquespel
€ 23,39
______________________________________________________________________ 1 biljet van 20 euro / stukken: € 2 / € 1 / 20 c. / 3 x 5 c. / 2 x 2 c.
7
Geef gepast terug met zo weinig mogelijk biljetten en muntstukken. a van 200 euro
Er moet 124,75 euro betaald worden.
______________________________________________________________________ (200 – 124,75 = 75,25) + 5 c. + 20 c. + € 5 + € 20 + € 50 b van 20 euro
Er moet 7,19 euro betaald worden.
______________________________________________________________________ (20 – 7,19 = 12,81) + 1 c. + 10 c. + 20 c. + 50 c. + 2 euro + 10 euro
8
Geld wisselen: vul aan. Voor 1 biljet van 100 euro krijg je
Voor 1 biljet van 10 euro krijg je
2 biljetten van 50 euro
2 biljetten van 5 euro
of
5 biljetten van 20 euro
of
5 muntstukken van 2 euro
of
10 biljetten van 10 euro
of
10 muntstukken van 1 euro
of
20 biljetten van 5 euro.
of
20 muntstukken van 50 cent.
10 muntstukken van 2 euro kan je wisselen voor 1 biljet van
20
euro.
5 muntstukken van 2 euro en 1 biljet van 10 euro kan je wisselen voor 1 biljet van 20
9
euro.
Kijk, lees en los op. temperaturen om 8 uur 20 °C
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
15 °C 10 °C 5 °C 0 °C – 5 °C – 10 °C
De hoogste temperatuur om 8 uur is 13
°C op __________________ . woensdag
Op welke dag is de temperatuur onder het vriespunt? __________________ op zondag Bereken het temperatuurverschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur van deze week. ____________________________________________________________________ + 13 °C – 4°C / 13 + 4 = 17 17 °C
68
Oplossingen
84
Herhaling: vormleer vlakke figuren - driehoeken en cirkels / omstructureren
Meetkunde
1
Controleer de driehoeken naar de zijden en naar de hoeken. Kruis voor elke driehoek twee passende namen aan.
2
gelijkzijdige driehoek gelijkbenige driehoek ongelijkzijdige/ ongelijkbenige driehoek
gelijkzijdige driehoek gelijkbenige driehoek ongelijkzijdige/ ongelijkbenige driehoek
gelijkzijdige driehoek gelijkbenige driehoek ongelijkzijdige/ ongelijkbenige driehoek
scherphoekige driehoek rechthoekige driehoek stomphoekige driehoek
scherphoekige driehoek rechthoekige driehoek stomphoekige driehoek
scherphoekige driehoek rechthoekige driehoek stomphoekige driehoek
Verdeel deze vlakke figuur in driehoeken en vierhoeken (hoogstens vijf). Nummer de veelhoeken. Benoem ze met de best passende naam. 1 _____________________ driehoek _____________________ (ongelijkzijdig/ongelijk-
Bv.:
_____________________ benig) (scherphoekig) 2 _____________________ trapezium _____________________ 3
2
1
_____________________ 3 _____________________ vierhoek _____________________ _____________________ 4 _____________________ vierkant _____________________
4 5
_____________________ 5 _____________________ rechthoek _____________________ _____________________
85
Oplossingen
Datum
______________________________________________________________
69
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Op schoolreis 1
Kijk, lees en los op. ZOO ANTWERPEN Dagtarieven 2007 voor school- en jeugdgroepen vanaf 15 betalende personen
© www.erf-goed.be
kinderen tot 3 jaar
gratis
kinderen van 3 tot 18 jaar
€ 7,90
1 begeleider per 15 leerlingen
gratis
andere volwassenen
€ 13,90
We gaan op schoolreis naar de Zoo van Antwerpen. We stappen met 48 kinderen en 3 leerkrachten op de bus.
7, 9
V Hoeveel is de toegangsprijs voor de hele groep? G T
48 kinderen (€ 7,90) / 3 begeleiders (gratis) 48 x 7,90 = (48 x 8) – (48 x 0,1)
B
A
2
8
6
3
2
= 384 – 4,8
3
1
6
= 379,2
3
7
9, 2 OK
De toegangsprijs voor de groep is 379,20 euro.
Kijk, lees en los op. OPENINGSUREN De Zoo is alle dagen open vanaf 9 uur. De Zoo sluit de poorten: januari februari 1-15 maart 16-31 maart april mei juni
70
4
x
16u.30 16u.45 17u.15 17u.45 17u.45 17u.45 17u.45
Datum
juli 18u.15 augustus 18u.15 september 17u.45 1-15 oktober 17u.15 16-31 oktober 16u.45 november 16u.45 december 16u.30
V Hoeveel tijd is de Zoo dagelijks langer open in juli dan in december? B
18 uur 15 – 16 uur 30 = 1 uur 45
A
1 uur en 45 minuten
V Hoeveel tijd kun je in de Zoo hoogstens doorbrengen op 20 maart? B
van 9 uur tot 17 uur 45
A
8 uur en 45 minuten
______________________________________________________________
8 uur 45 OK Oplossingen
86
Toepassingen
3
Problemen leren oplossen
Lees en los op. Op onze schoolreisdag zaten we 3 uur op de bus. Tijdens die 3 uur legde de bus 195 km af. V Welke gemiddelde snelheid (in km/uur) haalde de bus op onze schoolreis? G B
195 km in 3 uur 195 : 3 = (180 : 3) + (15 : 3) =
T
A
4
60
+
5
= 65
OK
De bus reed gemiddeld 65 km per uur.
Lees en los op. In de Zoo heeft de tropische regenbui bij de krokodillen veel succes. Vroeger belandde er zo 7 keer 750 liter verwarmd water per dag in de riool. Nu wordt 4/5 van dat water gerecupereerd. V Hoeveel liter water van de tropische regenbuien recupereert men per dag? G
7 x 750 l – 4/5 ervan
T
5
7 x 750 = (7 x 700) + (7 x 50) = 4900 + 350 = 5250
B
4 — van 5250 = 4 x 1050 = 2 x 2100 = 4200 5
A
Men recupereert 4200 liter water.
OK
Lees en los op. Het was de bedoeling om kwart voor zes terug op school te zijn. Maar op de terugweg stonden we in de file en we kwamen pas om 5 voor halfzeven op school aan. V Hoeveel vertraging hadden we? 23
11
22
21
10
2
Oplossingen
14
3 8
4 7 19
87
G
13
1
9 20
A
24
12
6 18
5
16
B 15
T
van 17 : 45 tot 18 : 25 17 : 45
18 : 00 = 15 min.
18 : 00
18 : 25 = 25 min.
40 min.
17
We hadden 40 minuten vertraging.
OK
71
Getallenkennis
1
Herhaling: breuken / kommagetallen
Kleur en vergelijk de breuken. Gebruik > of < of =. 1 blauw 4 2 geel 8
2 geel 7 5 groen 7 2 7
2
1 4
5 7
<
2 5
2 8
=
1 2
1 4
0,75
3/4
1 4
0
0,6
1 2
3/10
0
4/5
0,6
4/5
1
3 4
0,5
0,25
3 4
0,5
1
0,75 3/4
0,25
Vul de getallenassen aan op de stippen met breuken en kommagetallen. 0,9
4
3 10
>
Plaats de breuken en de kommagetallen op de getallenas. 3/10
3
2 groen 5 3 blauw 10
0,91
0,93
0,97
91 100
93 100
97 100
1
Orden de breuken van groot naar klein. Gebruik < of >. Vul aan. 5 7
1 7
4 7
6 7
2 7
6 7
>
5 7
>
4 7
>
2 7
>
1 7
Bij gelijknamige breuken: hoe kleiner de teller, hoe ________________ de breuk. kleiner 2 7
2 15
2 3
2 9
2 5
2 3
>
2 5
>
2 7
>
2 9
>
2 15
Bij breuken met dezelfde teller: hoe kleiner de noemer, hoe ________________ de breuk. groter
5
Orden de stambreuken van klein naar groot. Gebruik > of <. Vul aan. 1 4
1 9
1 6
1 10
1 8
1 10
<
1 9
<
1 8
<
1 6
<
1 4
Bij stambreuken: hoe kleiner de noemer, hoe ________________ de breuk. groter
72
Datum
______________________________________________________________
Oplossingen
88
Getallenkennis
6
7
8
9
Herhaling: breuken / kommagetallen
Zoek gelijkwaardige breuken met noemer < 10. Vul waar mogelijk aan met kommagetallen. 3 5
=
6 = 10
0,6
6 9
=
1 2
=
5 = 10
0,5
6 8
=
9 = 10
0, 9
63 = 100
0 , 63
137 = 1000
2 3 = 6 9
1 2
=
2 3 = 4 6
0 , 137
8 4 = = 20 10
4 = 8
=
0, 5
35 70 = = 50 100
0 , 70 = 0 , 7
3 4
0 , 75
0,4
=
75 = 100
1 en 3 5
=
8 5
3 5
=
0,6
25 100
<
0,3
1 en 3 4
=
1,75
0,8
>
7 10
1 en 7 10
<
1,9
0,85
<
9 10
0,925
>
4 5
Rangschik de getallen van klein naar groot. Gebruik > of <. 3/10 175 1000
<
0,125 <
175 1000
75/100
0,25
<
3/10
<
1/2
1/2 <
75/100
Rangschik de getallen van groot naar klein. Gebruik > of <. 9/10 1 en
1 4
1 4
0,75 >
9/10
>
0,8
0,8 >
0,75
Lees en vul aan. 5 keer
1 is 4
5 4
1,1
keer
1 . 100
De helft van 1 en
2 is 10
0,3 is
Oplossingen
30
1 of 4
of 1 en
1 meer dan 0,6 is 2
89
=
Vergelijk de getallen. Gebruik < of > of =.
0,125
11
0 , 75
1 3
Vul een kommagetal in of vul de breuk aan.
0,25
10
2 3 3 = 4
1 , 25 .
of 1 en
6 of 10
1 en >
1 4
0,375
0,375 >
1 4
Je weet reeds heel wat over breuken en kommagetallen.
1 11 of . 10 10
0 , 6.
73
Bewerkingen Hoofdrekenen
1
Duid aan op de tekening. Los op.
3 8
2
Herhaling: een breuk nemen van een geheel getal / gelijknamige breuken optellen en aftrekken
4 8
+
=
5 8 9 7
3 5 2 = 1 en 7
3 5
+
2 +
= 1 en
+ 1
+ –
3 = 8 2 = 7
3 3 4 = 10 = 2 + + 5 5 5 5 5 3 15 = 7 = 1 en 3 – – 4 4 4 4 4
8 = 1 8 7 = 1 7
7 6
2 = 1 9
8 5
1 = 1 6
–
3 = 1 5
–
5 6
1 4
+ 3
1 4 5 = 3 en 6
= 2 en
1 – 1 –
4 9 5 8
5 9 3 = 8
2 –
=
3 –
1 3 3 4
2 3 1 = 2 en 4
= 1 en
Los op. 1 5 1 5
2 3 2 3
van 100 = 20 x 100
100 : 5
= 20 = 20
3 4 5 6 3 8
van 60 = 40 x 60
= 40
2 x (60 : 3) = 40
van 80 =
3 van 50 = 15 10 2 van 35 = 10 7 4 van 180 = 80 9
60
van 120 = 100 van 48 =
18
Vul aan.
3 10
4 + ––– 10 4 – ––– 10 2 – ––– 9
1
74
6
Los op.
2 7
6
7 9
1 = 1 3
+
1 +
5
van 15 =
Vul aan of verminder. 2 3
4
2 5
van 16 = 12
Los op. Vereenvoudig waar het kan. 2 4 = 6 = 2 + 3 9 9 9 3 8 = 5 = 1 – 2 10 10 10
3
3 4
5 8 3 = – 10 10 10
7 8
2 + ––– 9
Datum
7 10
7 9
7 7 3 4 – want = + 10 10 10 10
1 –
2 = 9
7 9
dus
7 9
+
______________________________________________________________
3 4 = 10 10
2 9
= 1
Oplossingen
90
Herhaling: de vier hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen tot 100 000 en met kommagetallen tot op 0,001 – ontbrekende termen / factoren
Bewerkingen - Cijferen
1
Lees en los op.
a Schat eerst en zoek dan de som van de getallen 7428 en 98,17 en 906,5. > 8400
Ik schat:
8432,67
. De som is 674,66
b Het zevenvoud van 96,38 is
. Mijn schatting is goed / niet goed.
. Controleer met de zakrekenmachine.
c Bereken het verschil van 7005 en 982,69. Controleer met de omgekeerde bewerking. 6022,31
Het verschil is
. 1278,2
d Deel 8948 door 7 tot op 0,1. Controleer met de zakrekenmachine. Het quotiënt is De waarde van de rest is a 1
1
7
+
6
2
8
9
8, 1
9
0
6, 5
4
3
2, 6
7 7
–
6, 3
8 7
x
6
7
4, 6
6
9
10
8 4
9
10
0
0
5, 0
0
9
8
2, 6
9
0
2
2, 3
1
– –
+
524
6
1
1
6
0
2
2, 3
1
9
8
2, 6
9
0
0
5, 0
0
7
1
9
4
8, 0
7 9
1
4
1
7 1278,2
1
7
b 9
d c
2
4
8
6 t of 0,6 .
.
5
4
– 4
9 5
8
– 5
6 2
0
– 1
4 6
2
Zoek de ontbrekende term of factor. 6 3
+
4
7
9
2, 8
8
6
7, 9
4
6
6
0, 7
4
–
(4660,74 – 867,94)
7
9
8
1
8
2
1
5
3
6
5
8
2
8
2
(58 282 + 21 536)
x
9
9
8
6
7 4
8
9
8
x
6
(48 986 : 7) 2
6
9
7
4, 2 4
2
6
9
6, 8
(2696,8 : 4) 6
8
4 6742 (4 x 6742)
1 +
2
8
4
7
3, 9
7
6
2
1, 5
6
0
9
5, 4
–
(26 095,4 – 18 473,9)
91
Oplossingen
7
3
4
6, 5
1
9
5
7, 4
5
3
8
9, 1
(7346,5 – 5389,1)
Datum
______________________________________________________________
75
Meten en metend rekenen
1
Herhaling: lengte, omtrek en oppervlakte
Vul de tabel in en herleid.
De omtrek van het sportterrein is 1/2 km. De omtrek van de speelplaats is 1/5 km.
km 100 m 10 m
m
5
0
0
=
2
0
0
= 0, 2
km
= 12 , 5
dm =
= 7, 5
cm = 0 , 75 dm
=
dm =
Zo hoog springt Femke: 1,25 m.
1
dm
2
De dikte van de gymmat is 75 mm.
5
4
0
5
0
x 100 m =
5
40
500
m
125 cm
m
4
Vul in. 1 km = 10 400 m = 25 cm =
3
mm
7
De breedte van de gang is 400 cm.
2
cm
100
m = 10 000 cm
0, 4 1 4
km =
4 km 10
8
1 4
7 mm =
0, 7
dm =
cm = 1 m
120 mm – 20 mm = 1 dm
m
0,8 m =
25
75 cm +
80 cm = 800 mm
cm
m + 25
cm =
1 2
m
0,3 km +
200
m=
1 2
km
6,5 dm –
15
cm =
1 2
m
Zoek de omtrek op twee verschillende manieren.
De omtrek van dit vierkant is
3 cm 4
of
+ 3 cm + x
3 cm +
3 cm =
12
cm
3 cm = 12 cm
De omtrek van deze rechthoek is
6 cm
76
Datum
+ 3 cm +
6 cm +
x 6 cm ) + (
3 cm = 18 cm
of (
2
of
2 x (6 cm + 3 cm) = 18 cm
2
______________________________________________________________
x 3 cm ) =
18 cm
Oplossingen
92
Meten en metend rekenen
4
Herhaling: lengte, omtrek en oppervlakte
Bereken en vul aan.
oppervlakte = omtrek =
36 cm2
30 cm
oppervlakte = 36 cm2 omtrek = 24 cm oppervlakte = 36 cm2 omtrek = 26 cm Vul aan: De oppervlakte is steeds ______________________. dezelfde De omtrek is steeds__________________________. verschillend
5
Bereken de oppervlakte en rangschik van groter naar kleiner.
3
1
2
oppervlakte 3 = 1 cm2 x
7
x
3
=
21
cm2
oppervlakte 1 = 1 cm2 x
5
x
5
= 25 cm2
oppervlakte 2 = 1 cm2 x
oppervlakte
6
1
4
x
6
=
> oppervlakte
24 2
cm2 > oppervlakte
3
Vul de maateenheid aan. Kies uit: m 2 of dm 2 of cm 2 . - De oppervlakte van de klas is 56
m2.
- De oppervlakte van een raam is 28 dm2. - De oppervlakte van een foto is 150 cm2. - De oppervlakte van een blad is ongeveer 6 dm2.
93
Oplossingen
77
Herhaling: meetkundige relaties evenwijdig, snijdend, loodrechte stand, symmetrie, gelijkheid van vorm ĂŠn van grootte, gelijkvormigheid
Meetkunde
1
Overtrek de evenwijdige rechten met groen. b a
c
d e
2
Kleur de loodrecht snijdende rechten en lijnstukken blauw.
A
g
f
E B D
C
h
F
3
Teken een rechte k // met rechte l door punt G.
k
G
l
4
Teken een loodlijn m
m
78
Datum
H
op rechte n door het punt H.
n
______________________________________________________________
Oplossingen
94
Herhaling: meetkundige relaties evenwijdig, snijdend, loodrechte stand, symmetrie, gelijkheid van vorm én van grootte, gelijkvormigheid
Meetkunde
5
Teken een loodlijn p …
op rechte q in het punt K. p
q
K
6
Vul het spiegelbeeld aan.
7
Kruis de figuren aan die gelijk zijn van vorm én van grootte.
8
Kruis de gelijkvormige figuren aan.
95
as
Oplossingen
79
Toepassingen
Problemen leren oplossen
Bijna vakantie! 1
Pas het recept aan.
Vele ouders helpen mee bij de wafelbak.
Pas het recept aan voor 160 kinderen.
Dit is een recept voor 8 personen.
___________ bloem 10 kg
Minuutwafels 500 g zelfrijzende bloem - 1/2 l melk - 6 eieren 1/5 kg suiker - 0,15 kg boter - 2 pakjes vanillesuiker Roer bloem, melk en eierdooiers door elkaar. Voeg de gesmolten boter, de suiker, de vanillesuiker en ten slotte het stijfgeklopte eiwit erbij. Bak het deeg lichtbruin in een wafelijzer. De wafels worden op een verwarmde schotel opgediend. Ze kunnen met slagroom worden versierd, in dat geval mag er wat minder suiker in het deeg.
2
____________ melk 10 l ___________eieren 120 ___________ suiker 4 kg ____________boter 3 kg __________ pakjes 40 vanillesuiker
Lees en los op. Van de 160 kinderen neemt 1/10 geen fruitsap. Alle andere kinderen krijgen 1/4 liter fruitsap. V Hoeveel flessen van 1 liter moet de directeur bestellen? G
160 kinderen
B
1/10 van 160 = 16
/
1/10 geen fruitsap
160 – 16 = 144 A
3
/
anderen 1/4 l fruitsap
144 x 1/4 l = 72 x 1/2 l = 36 x 1 l = 36 l OK
De directeur moet 36 flessen van 1 l bestellen.
Lees en los op. In onze vierde klas zijn we met 18 kinderen. Op het afscheidsfeestje maken we fruitspiesjes. Met 1 appel, 1 banaan en 1 kiwi kunnen we 3 spiesjes maken. Voor elke leerling uit onze klas maken we 2 spiesjes. V Hoeveel appels, bananen en kiwi’s zijn er nodig?
80
Datum
G
18 kinderen: elk 2 spiesjes / 1 appel + 1 banaan + 1 kiwi 3 spiesjes
B
2 x 18 = 36 36 : 3 = 12
A
Er zijn 12 appels, 12 bananen en 12 kiwi’s nodig.
______________________________________________________________
Oplossingen
OK
96