4 vo or kinderen regel 1 Dit werkkatern is van het vierde leerjaar.
dit werkkatern gesloten regel 2 Het is verboden te laten. in dit werkkatern regel 3 Het is verplicht om te schrijven. of vulpen. regel 4 Schrijf met balpen en verzorgd. regel 5 Schrijf leesbaar
tern enkel vast met regel 6 Neem dit werkka propere handen.
en uit om vliegertjes regel 7 Scheur geen blad te vo uwen.
n aan de bladzijden. regel 8 Ver mijd ezelsore
Naam ____________________________________ ________ educatieve uitgaven
__________  Klas ____________
Les 1 Ik kan vertellen wat een reglement is. Ik kan een reglement begrijpen.
Reglement van _________________________________________________________ de eetzaal 1 Je wast je handen voor je in de rij gaat staan.
voor
2 Je stapt rustig naar binnen en dringt niet bij de deur. 3 Je gaat op je vaste plaats zitten. Die wordt bij het begin van het schooljaar toegewezen. Als je slechts af en toe blijft eten, kun je op een willekeurige plaats gaan zitten. 4 Je gedraagt je netjes tijdens het eten. Je praat niet met je mond vol. Je gooit niet met eten of afval.
tijdens
5 Snoep meebrengen is verboden.
1 W at betekent willekeurig? Kruis aan. ❒ een vaste plaats ❒ een plaats naar ✘
eigen keuze
2 O nderstreep een voorbeeld van netjes gedrag.
6 Het meebrengen van eigen drank is niet toegelaten. Je kunt gebruikmaken van de waterfonteintjes in de eetzaal om je beker te vullen. 7 Als je een warme maaltijd neemt, dan proef je van alles. Zo leer je nieuwe smaken kennen. 8 Na het eten leg je je brooddoos ordelijk in de mand. Die wordt dan door twee kinderen naar de klas gebracht.
na
3 E r bestaan meerdere soorten vuilnisbakken. Noteer er twee.
9 Het afval sorteer je in de juiste vuilnisbak. Herbruikbare glazen flesjes plaats je in de blauwe kratten.
bv. PMD - ____________________
10 Je ruimt je tafel af na het eten.
restafval - ____________________
11 Per tafel is er wekelijks een andere leerling uit het 4e, 5e of 6e leerjaar verantwoordelijk voor het proper maken van de tafel. Voor het reinigen van de tafels kun je gebruikmaken van een vaatdoek. 12 In de keuken zijn er elke week twee helpers. We zoeken hiervoor hulpvaardige leerlingen uit het 4e, 5e of 6e leerjaar die van aanpakken weten. Je kunt je hiervoor opgeven bij de toezichter in de loop van de eerste week van het schooljaar. 13 Borden en bekers orden je netjes in de kast. De helpers verlaten de keuken pas als alles pico bello is.
2
Les 1
4 Over welke drie zaken gaat het reglement? Links van de regels zie je hokjes. Schrijf in elk hokje een passend woord.
5 Na het eten doe je drie dingen. Welke? Duid aan met geel. 6 Het is 1 september. Ik ben een leerling in het vijfde leerjaar en wil helpen. Wat moet ik doen? Duid aan met groen.
7 Hoe staat het in het reglement? Vul aan. piekfijn
__________________________________________ pico bello
Leerlingen die willen meehelpen. __________________________________________ hulpvaardige leerlingen Dat mag niet.
Het is _____________________________________. verboden / niet toegelaten
Je eet beleefd en rustig.
Je ___________________________ tijdens het eten. gedraagt je netjes
de tafel proper maken
de tafel ____________________________________ reinigen
met een vaatdoek werken
____________________________ van een vaatdoek gebruikmaken
8 Zoek het antwoord in het reglement en vul aan. Noteer over welke regel het gaat.
regel
6 Wat drink je bij het eten? ___________________________________________ ____ water van de fontein 9 Waar moeten de glazen flesjes? _____________________________________ ____ in de blauwe kratten 1 Wat doe je voor je in de rij gaat staan? ________________________________ ____ je handen wassen 13 Waar plaatsen de helpers borden en bekers? __________________________ ____ in de kast 8 Waar leg je je brooddoos als je klaar bent? ____________________________ ____ in de mand
hulpvaardig behulpzaam, spontaan bereid om te helpen pico bello (It.) prima, piekfijn in orde verantwoordelijk zijn voor iets voor iets moeten zorgen
Les 1
3
Les 2 Ik kan (precies) luisteren naar een instructie om ze daarna uit te voeren.
Ik kan een duidelijke instructie met meerdere stappen geven en uitvoeren. Was jij je handen goed? Kinderen die hun handen vaak en goed wassen, worden minder snel verkouden en ze krijgen minder snel griep. De kans dat ze anderen besmetten wordt ook kleiner.
rood plekjes die je meestal vergeet paars plekjes die je soms vergeet in huidskleur meestal mooi proper
4
stap 1 ❒
stap 2 ❒
stap 3 ❒
Draai eerst de kraan open en maak je handen goed nat.
Neem voldoende zeep.
Wrijf daarna je handen met de handpalmen tegen elkaar. Wrijf tussen de vingers en rond je duimen. Vergeet je nagels niet.
Les 2
1 Observeer hoe de instructies worden uitgevoerd. Duid aan wat past. naam uitvoerder: _________________________________________________________ Instructies uitvoeren Ik kan een uitleg die uit verschillende stappen bestaat nog niet uitvoeren. Ik kan maar één stapje uitvoeren. Ik kan een uitleg met verschillende stapjes bijna helemaal uitvoeren. Twee of drie stapjes krijg ik al netjes voor elkaar. Ik kan een uitleg die bestaat uit vijf verschillende stapjes goed uitvoeren.
2 Onderstreep in de stappen de woorden die een volgorde aangeven.
stap 4 ❒
stap 5 ❒
Spoel vervolgens je handen af onder stromend water.
Droog ten slotte je handen af met een papieren handdoekje. Gooi het doekje niet weg, maar sluit de kraan ermee. Is er geen papieren doekje? Sluit dan eerst de kraan en droog je handen onder een handdroger.
Les 2
5
Les 3 Ik kan een instructie schrijven in enkele chronologische stappen. 1 Noteer de titel van je instructie in het midden.
Schrijf je ideeën errond. Gebruik sleutelwoorden.
2 Nummer je sleutelwoorden. 3 Schrijf de stappen op pagina 7 uit.
Denk aan de kenmerken van een goede instructie!
4 Herlees. Laat je instructie lezen door een ander groepje.
Ze kruisen hier aan wat goed is.
❒ De taal is duidelijk en aangepast aan de doelgroep. ❒ De stappen staan in de goede en logische volgorde. ❒ De stappen zijn genummerd. ❒ De instructies beginnen met een werkwoord. ❒ Er zijn signaalwoorden die een volgorde aangeven.
6
Les 3
_________________________________________________________________
1
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
_________________________________________________________________
2
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
_________________________________________________________________
3
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
_________________________________________________________________
4
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
_________________________________________________________________
5
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
_________________________________________________________________
6
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Les 3
7
Les 4  Ik denk na over samengestelde woorden.
Ik kan werkwoorden in zinnen aanduiden.
11
1 Verdeel de samenstellingen. Noteer. jaar school schooljaar = ___________________________ + ___________________________ fontein water waterfontein = ___________________________ + ___________________________ doos brood brooddoos = ___________________________ + ___________________________ bak vuilnis vuilnisbak = ___________________________ + ___________________________ doek vaat vaatdoek = ___________________________ + ___________________________ hand palm handpalm = ___________________________ + ___________________________ soep beker soepbeker = ___________________________ + ___________________________
2 Kies twee samenstellingen uit oefening 1 en maak met elke samenstelling
een zin. Noteer.
____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
3 Kies uit elk vak een woord en maak een goede samenstelling. Noteer.
8
Les 4
school
schoolpoort _______________________________
plaats
fietsen
fietsenstalling _______________________________
poort
speel
speelplaats _______________________________
strook
parkeer
parkeerstrook _______________________________
stalling
9
4 Lees de regel. Denk na over het onderstreepte woord en duid de woordsoort aan.
2 Je stapt rustig naar binnen en dringt niet bij de deur. 4 Je gedraagt je netjes tijdens het eten. Je praat niet met je mond vol. Je gooit niet met eten of afval. 9 Het afval sorteer je in de juiste vuilnisbak. Herbruikbare glazen flesjes plaats je in de blauwe kratten. 13 Borden en bekers orden je netjes in de kast. De helpers verlaten de keuken pas als alles pico bello is.
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
lidwoord
woordsoort
✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘
13
5 Markeer de werkwoorden in het reglement van de bibliotheek.
Praat zachtjes. Stoor de andere lezers niet. Wees zorgzaam met de boeken. Boeken zijn gratis. Je ontleent maximum acht boeken tegelijk. Vind je je boek niet? Op de computer kun je een boek opzoeken.
9
6 Omkring de zelfstandige naamwoorden. spannend fantasie fantaseren boekbespreking lezen bladwijzer toezichter lidkaart Les 4
9
Les 5  Ik kan aangeven waar ik de instructie kan tegenkomen. 1 Lees de regels of instructies.
Markeer het woord / de woorden die vertellen waar je die kunt tegenkomen. Schrijf het cijfer van de plaats (zie pagina 11) bij de instructie. Uitlenen is gratis als je lid bent. Je praat zachtjes zodat je andere lezers niet stoort.
3
1 2 3 4
2
Trek je werkkledij aan. Was je handen met water en zeep. Doe je werk veilig en nauwkeurig. Ruim alles op. De keuken moet er pico bello uitzien.
1
Regel 1: Iedereen komt op tijd. Regel 2: Indien je niet kunt komen, verwittig je vooraf.
5
Zet boeken steeds terug op de juiste plaats op het rek. Ga zorgvuldig om met de boeken.
3
4
10
Regel 7: Je draagt altijd de kledij van de club. Regel 8: Het is verplicht te douchen na de training.
5
Pluk geen bloemen of planten en vertrappel ze niet. Laat geen afval achter. Kortom, gedraag je milieuvriendelijk.
4
Les 5
1
2
3
4
5
Les 5
11
2 Lees het reglement. de schoolpoort Reglement van _________________________________________________________
3 Wie moet een fluojasje Als je te voet of met de fiets naar school komt, moet je steeds een fluojasje dragen. Je hebt er aandacht voor dat je het fluojasje niet binnenstebuiten draagt! Reflecterende stroken mag je echter evengoed aanbrengen op je jas of schooltas. Je bent verplicht een fietshelm te dragen als je met de fiets naar school komt. We willen er ook de nadruk op leggen dat ouders zelf het goede voorbeeld moeten geven.
dragen? Markeer.
4 Ouders moeten het
goede voorbeeld geven. Wat wil dat zeggen? Vul aan.
Ouders moeten zich ook aan de regels __________________________ houden __________________________.
Als fietser stap je af aan de schoolpoort en ga je met de fiets aan de hand de speelplaats op. Het is verboden binnen te rijden. Je haalt elkaar niet in, maar wacht geduldig je beurt af. Je fiets plaats je op een willekeurige plaats in de fietsenstalling. Je mag je fiets niet plaatsen tegen de afsluiting van de school of van de buren.
Er is nauwelijks parkeerplaats in de buurt van de school. Ouders kunnen kiezen voor het dichtstbijzijnde plein om de auto te parkeren. Er mag niet geparkeerd worden op de paarse parkeerstrook voor de schoolpoort. Op deze ‘zoen en zwaai’-zone mogen ouders hun kind enkel afzetten. Ze moeten echter meteen weer wegrijden.
5 Wat betekent
willekeurig? Kruis aan.
❒ een vaste plaats ❒ een plaats naar eigen keuze ✘
6 Wat betekent nauwelijks?
Kruis aan.
bijna geen ❒ een paar ❒ heel veel
❒ ✘
7 Wanneer mogen ouders Ouders vergezellen hun kind tot aan de schoolpoort waar ze afscheid nemen. Ze mogen niet meegaan op de speelplaats tenzij ze de leerkracht willen spreken. Wees als ouder vastbesloten en blijf niet treuzelen. Het is al meerdere malen gebeurd dat een leerkracht tussenbeide moet komen.
op de speelplaats komen? Onderstreep.
8 Wat klopt? Kruis aan. ❒ Als ouder mag je lang aan de schoolpoort blijven wachten. ❒ Als ouder hou je het kort aan de ✘ schoolpoort. Markeer de zin die je dat vertelt.
12
Les 5
9 Welke prent is correct en past bij het reglement op pagina 12? Kruis aan. Duid op elke prent aan wat niet klopt.
1
2
3
4
inhalen de nadruk leggen op reflecteren treuzelen vastbesloten vergezellen
✘
voorbijsteken door sneller te gaan zeggen dat het belangrijk is licht terugkaatsen traag zijn, niet opschieten kordaat, overtuigd van je beslissing om iets te doen met iemand meegaan
Les 5
13
Les 6  I k kan mijn eigen mening in een groepsgesprek geven. Ik kan een gesprek met mijn klasgenoten voeren.
Kulderzipken, een eenvoudige boerenjongen, heeft de wedstrijd gewonnen: hij mag twee weken op het paleis van Koning Jozef logeren! Helaas vindt de koning nog een nieuwe wet uit en krijgt Kulderzipken een nieuwe opdracht ‌
_________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________
14
Les 6
Les 12  Ik kan een reglement schrijven en verzorgen.
Duid aan wat bij je past. Een gesprek voeren met leeftijdsgenoten Ik kan nog niet zo goed praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek. Ik kan praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek, maar ik luister veel liever. Ik geef soms mijn mening, maar nog niet zo vaak. Ik kan goed praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek. Ik kan goed spreken en luisteren naar wat zij vertellen. Ik kan en durf mijn mening vertellen. Verstaanbaar en duidelijk spreken Ik spreek niet zo duidelijk. Mijn leraar vraagt me vaak om te herhalen omdat mijn klasgenoten me niet zo goed verstaan. Ik spreek meestal te stil, te snel, met onduidelijke klanken. (schrappen wat niet past) Ik spreek soms duidelijk en soms onduidelijk. Mijn leraar vraagt me soms om te herhalen omdat mijn klasgenoten me niet zo goed verstaan. Ik moet er aandacht voor hebben om luid genoeg te spreken, niet te snel te spreken, duidelijke klanken te gebruiken. Ik spreek al heel duidelijk. Mijn leraar en mijn klasgenoten verstaan goed wat ik zeg.Ik spreek luid genoeg, in het juiste tempo en spreek de klanken duidelijk uit. Gebaren en mimiek gebruiken Ik vind het moeilijk om tijdens het spreken gebaren en mimiek te gebruiken. Ik gebruik af en toe gebaren en mimiek als ik spreek. Ik kan dit echter nog beter onder controle krijgen zodat het voor de luisteraar nog duidelijker wordt. Ik gebruik vaak gebaren en mimiek als ik spreek.
Les 6
15
Les 7  Ik kan een reglement schrijven in enkele duidelijke regels. Stap 1 Ik denk na. Voor wie schrijf ik? (doelgroep) _________________________________ Wat is de bedoeling? _________________________________________ Ik schrijf een ________________________________________________.
Stap 2 Ik verzamel ideeĂŤn en kies. Hoe heet mijn land? ____________________________________________ Hoe heten de inwoners? _______________________________________ Hoeveel inwoners telt mijn land? __________________________________ Hoe heet de koning? ___________________ En de koningin? ___________________ Geef enkele steden, rivieren of bergen een naam op de tekening. Wat kan ik nog meer vertellen over mijn land?
________________ ________________
________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________
16
Les 7
Stap 3 Ik schrijf. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe?
_______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
Les 7
17
Les 8 I k kan in een zin het werkwoord vinden. Ik kan de stam en de infinitief geven. Ik kan zeggen in welke tijd de zin staat.
19
1 Hier staan enkele klasafspraken. Omkring het werkwoord. Schrijf daarna de infinitief en de stam van het werkwoord. Zit recht.
infinitief stam zitten zit ____________________ ___________________
doen doe Doe je afval in de prullenmand. ____________________ ___________________ Kom op tijd.
komen kom ____________________ ___________________
Blijf wakker.
blijven blijf ____________________ ___________________
Gebruik geen gsm in de les.
gebruiken gebruik ____________________ ___________________
Praat rustig en beleefd.
praten praat ____________________ ___________________
Heb respect voor je boeken.
hebben heb ____________________ ___________________
Werk netjes.
werken werk ____________________ ___________________
2 Schrijf de werkwoorden van de zinnen van oefening 1 opnieuw. zit Je ___________________ recht. doet Je ___________________ je afval in de prullenmand. komt Je ___________________ op tijd. blijft Je ___________________ wakker. gebruikt Je ___________________ geen gsm in de les. praat Je ___________________ rustig en beleefd. hebt Je ___________________ respect voor je boeken. werkt Je ___________________ netjes.
3 In welke tijd staan bovenstaande zinnen? Kruis aan. ❒ ✘
tegenwoordige tijd
❒ verleden tijd
18
Les 8
4 Onderstreep de persoonsvorm tweemaal.
19
Je zorgde voor orde in je bank.
je zorgt ___________________________________
Je riep niet door elkaar.
je roept ___________________________________
Je liep niet in de gang.
je loopt ___________________________________
Je vocht niet op de speelplaats.
je vecht ___________________________________
Je gooide niet met propjes.
je gooit ___________________________________
Je verzorgde je schriften.
je verzorgt ___________________________________
Je at niet in klas.
je eet ___________________________________
In welke tijd staan bovenstaande zinnen? Kruis aan. ❒ tegenwoordige tijd ❒ ✘
verleden tijd
Bespreek wat niet klopt aan deze klasafspraken. Schrijf nu het onderwerp en de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in de kolom ernaast. Zo maak je er goede klasafspraken van.
5 Schrijf de persoonsvorm van de zinnen van oefening 4 opnieuw in de tegenwoordige tijd. Het is het meervoud. zorgen We _________________________ voor orde in onze bank. roepen Jullie _________________________ niet door elkaar. lopen Jullie _________________________ niet in de gang. vechten De kinderen _________________________ niet op de speelplaats. gooien We _________________________ niet met propjes. verzorgen Jullie _________________________ je schriften. eten We _________________________ niet in klas.
Les 8
19
Les 9  Ik kan voorspellen waarover de tekst zal gaan. 1 Kijk naar de tekst op pagina 22 en 23. Vul aan. Welk soort tekst is dit?
een reglement ____________________________________
Waar kom je deze tekst tegen?
het zwembad ____________________________________
Voor wie is deze tekst bedoeld?
de zwemmers ____________________________________
2 Kijk naar de prent. Welk gedrag is volgens jou niet volgens de regels?
20
Les 9
Zet een kruisje met een potlood.
✘ ✘
✘ ✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
Les 9
21
Artikel 1 H et zwembad is voor het publiek toegankelijk op de aangeduide uren. Dertig minuten voor sluitingstijd wordt geen toegang meer verleend.
3 Het is nu 17.40 uur.
Mag ik binnen in het zwembad? Kruis aan.
❒ ja
Artikel 2 I edere bezoeker moet een toegangskaartje kopen aan de kassa. Dit kaartje moet de bezoeker tonen op vraag van het personeel en bevestigen aan zijn/haar kleerhanger. vastmaken
❒ ✘
nee
OPEN
Artikel 3 – Spelen met een bal is niet toegelaten.
–– Het is verboden personen kopje-onder te duwen, met zwemplanken te gooien, andere zwemmers lastig te vallen of op een andere manier de orde te verstoren. Kortom, de zwemmer moet zich gedragen. samengevat
4 Wat moet je in artikel 2
doen vóór het zwemmen? Duid aan met geel.
Artikel 4 De zwemmer is verplicht … –– zich om te kleden in een kleedhokje. Hij/zij kan gebruikmaken van een kleerhanger. –– zijn/haar kleren op te bergen in een kastje. Het sleuteltje moet hij/zij zelf bijhouden. bewaren –– behoorlijke zwemkledij te dragen: geen shorts, eveneens geen lange broeken of rokken. Dit is immers niet hygiënisch. –– een douche te nemen voor hij/zij het zwembad ingaat. ook
22
Les 9
5 Zoek voor de
aangeduide woorden een synoniem. Schrijf dat in het hokje.
Artikel 5 H et dragen van een badmuts wordt aangeraden. Artikel 6 De toegang is verboden voor dieren.
ond het zwembad mag de zwemmer niet Artikel 7 R met schoenen stappen. Badslippers zijn echter wel toegestaan. Artikel 8 Shampoo mag enkel gebruikt worden onder de douches.
6 Is het dragen van een
badmuts verplicht? Kruis aan.
❒ ja
❒ ✘
nee
Onderstreep het woord in het reglement waardoor je dat weet.
Artikel 9 Acrobatentoeren of gevaarlijke stunts zijn verboden.
e kleedhokjes worden netjes gehouden. Artikel 10 D Na gebruik moeten de kleerhangers terug op hun voorziene plaats gehangen worden.
7 In artikel 7 staat het woord ‘echter’. Kies een ander woord om de zinnen te verbinden en vul aan. Schoenen zijn verboden,
8 Onderstreep in de artikels 6 tot
maar _____________ badslippers
zijn wel toegestaan.
en met 10 de zinnen die …
- iets verbieden (een verbod) met rood. - iets verplichten (een gebod) met blauw.
9 Kijk opnieuw naar de prent (pagina 21).
Welk gedrag is niet volgens de regels? Zet een kruisje met een rode stift.
10 Vergelijk met je voorspelling. Was je juist?
behoorlijk hygiënisch toegang verlenen toegankelijk
zoals het hoort, geschikt proper, rein ergens binnenlaten open voor bezoek
Les 9
23
Les 10  Ik kan mijn spreken ondersteunen met gebaren en mimiek.
______________
______________
______________
______________
Vul de namen van je groepsgenoten in. Duid aan wat past.
Een gesprek voeren met leeftijdsgenoten Ik kan nog niet zo goed praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek. Ik kan praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek, maar ik luister veel liever. Ik geef soms mijn mening, maar nog niet zo vaak. Ik kan goed praten met mijn klasgenoten in een groepsgesprek. Ik kan goed spreken en luisteren naar wat zij vertellen. Ik kan en durf mijn mening vertellen. Verstaanbaar en duidelijk spreken Ik ben vaak niet goed verstaanbaar. Ik moet nog werken aan mijn uitspraak. Ik ben nog niet altijd goed verstaanbaar. Mijn uitspraak kan nog beter. Ik spreek verstaanbaar. Ik heb een goede uitspraak. Gebaren en mimiek gebruiken Ik vind het moeilijk om tijdens het spreken gebaren en mimiek te gebruiken. Ik gebruik af en toe gebaren en mimiek als ik spreek. Ik kan dit echter nog beter onder controle krijgen zodat het voor de luisteraar nog duidelijker wordt. Ik gebruik vaak gebaren en mimiek als ik spreek. Ik kan mijn spreken ondersteunen met gebaren en mimiek. 24
Les 10
Les 11 Ik kan een synoniem en een tegenstelling geven. 1 Verbind het woord met de passende prent. binnenstebuiten
25
ondersteboven
achterstevoren
2 Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Kleur ze in dezelfde kleur. zeker
behulpzaam bevestigen op de hoogte zijn van iets
informeren
vastbesloten
vastmaken
vragen
hulpvaardig
iets weten
3 Bevestigen heeft nog een betekenis, naast die van vastmaken.
Lees de volgende zinnen en kruis de andere betekenis aan.
Ik bevestig mijn antwoord. Ik bevestig deze afspraak. Kun je dit bevestigen? ❒ ontkennen ❒ akkoord zijn ✘ ❒ niet akkoord zijn Les 11
25
4 Deze man bedoelt altijd het tegengestelde van wat hij zegt. Vervang het onderstreepte woord door één van de volgende woorden. voortdoen – vasthouden – meewerken – pico bello – willekeurig – dichtstbijzijnde – nieuw – bevestigen
Ik wil dat deze kamer er straks heel erg slordig uitziet. pico bello ____________________
Om te vermijden dat mijn hoed afwaait, moet ik hem goed losmaken met spelden.
Om tijdig te zijn, moet je wel goed treuzelen. voortdoen ___________________
Ik heb dringend hoestsiroop nodig. Waar is de verst afgelegen apotheek? dichtstbijzijnde _____________________________
bevestigen _________________
5 Vul de woorden in. Soms staat een synoniem tussen haakjes. echter – eveneens – evengoed – immers – kortom – nauwelijks – reeds – zodat – ook
26
Het reglement van de bieb
herinnering kreeg per brief, dan moet je
Je mag gratis tot vijf boeken ontlenen.
een euro meer betalen voor de
Je moet wel lid zijn. Leden mogen de
verzendkosten.
boeken drie weken ontlenen.
Niet alleen het ontlenen van boeken
Ben je te laat, dan moet je een boete
is gratis, je kunt in de bibliotheek
immers betalen. We willen er __________________
eveneens (ook) gratis __________________
voor zorgen dat je de boeken niet te lang
gebruikmaken van de computers.
zodat houdt, __________________ anderen de
Voor het gebruik van het internet
ook boeken __________________ kunnen
echter moet je _________________ betalen.
lezen. De boete is een klein bedrag:
Kortom (tot besluit), in plaats __________________
nauwelijks je betaalt per boek __________________
van een nieuw boek te kopen, kun je
een halve euro.
evengoed __________________ lid worden van de
reeds (al) een Indien je ______________
bieb, dat heeft alleen maar voordelen!
Les 11
ZWEMBADREGLEMENT
Les 12
27
zender
ontvanger
spreker schrijver tekenaar
luisteraar lezer
maker reglement
n ppenpla
sta
boodschap reglement
iemand die wil weten wat hij wel of niet mag doen
bedoeling
bedoeling
Ik wil uitleggen wat de regels zijn.
Ik wil te weten komen wat de regels zijn.
reglement wet afspraak
aangepast aan de taal van de doelgroep
erkwoord t met een w
in een logische volgorde
genummerd
1
2
3
4
begin
r water. e k e b n e e 1 Neem asta op je p d n ta e o D 2 tel. tandenbors itenkant u b e d s t e 3 Po den. van je tan ‌
Eerste druk Herdruk 2019/599 2016/152 - Bestelnummer - Bestelnummer 60 1021 60 1021 332355 ISBN 978 90 4862 575 570 8 3 - KB D/2016/0147/147 D/2016/0147/142 - NUR 191 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge Š Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325
9 789048 62575 08 3