De Nachtlantaarn leesfragment

Page 1

GRATIS LEESFRAGMENT Verschijnt 16 april 2018


Dit is bestemd ter promotie van De Nachtlantaarn. Deze uitgave betreft een ongecorrigeerde versie. Š Lisa Thompson Oorspronkelijke titel: The Light Jar Nederlandse vertaling: Anneke Bok Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht van reproductie in zijn geheel, of in gedeelten, in welke vorm dan ook. NUR: 283 ISBN: 9789030503644


HoOfdstuk 1

De geEn-vakantie Wat ik echt heel leuk vind, is de tunnelzangtruc van mijn moeder. Die deed ze altijd wanneer we naar oma reden voor een van haar zondagse lunches. In de auto zette mijn moeder de radio aan, en dan zongen we allebei mee met de liedjes die we hoorden, ook al moest ik de woorden meestal maar verzinnen. Onderweg kwamen we door een lange, grijze tunnel en wanneer we erin reden, ging de muziek eerst enorm kraken en knetteren en daarna viel hij helemaal weg. Ik hield dan op met zingen, maar mijn moeder ging gewoon door. Ik keek naar haar vanaf de achterbank als ze haar kin omhoog deed en met haar hoofd schudde, zodat de hoge noten lekker bibberig klonken. Er kwam geen eind aan die tunnel, maar mijn moeder zong gewoon door en dan‌ woesj, kwamen we in het daglicht en deed de radio het weer en dan zong mijn moeder echt precies gelijk met het liedje. En als ik voor haar klapte, moest ze lachen. Ze had het tijdens deze autorit nog niet gedaan, ook al waren 3


we wel al door een lange tunnel gereden. De radio stond aan, maar deze keer zong mijn moeder niet mee. Ze keek om de paar seconden in haar spiegeltje naar de donkere weg achter ons en werd daar helemaal door in beslag genomen.

‘Waarom vertrekken we nu?’ vroeg ik. ‘Hadden we niet kunnen

wachten tot het ochtend was?’

Mijn moeder zette de ruitenwissers aan, die langzaam en piepend

over de voorruit heen en weer gingen alsof ook zij net wakker gemaakt waren.

Ze keek naar me in de achteruitkijkspiegel en er verschenen

rimpeltjes om haar ogen alsof ze breeduit naar me lachte, maar ik wist het niet zeker, omdat ik niet kon zien hoe de rest van haar gezicht keek. Ze deed alsof we op vakantie gingen, maar dat was overduidelijk niet het geval. Om te beginnen hadden we maar twee kleine tassen en mijn rugzak bij ons, en voor een vakantie heb je veel meer nodig dan dat. En daar kwam nog bij dat ik pas had geweten dat we weggingen toen ze me om een uur in de nacht wakker schudde en zei dat we nu meteen moesten vertrekken. Dat leek in de verste verte niet op de andere keren dat ik op vakantie was gegaan. Ze had bij het raam gestaan en hield de straat in het oog, terwijl ik snel, nog half slapend, wat spullen inpakte. Ik wist dat ze keek of Gary eraan kwam, ook al was hij op zakenreis en zou hij pas de volgende ochtend terugkomen. We gingen in het donker naar beneden, en mijn moeder zette onze tassen in de kofferbak van de auto die buiten geparkeerd stond. Ik had hem al in de buurt van ons huis zien staan toen ik uit school gekomen was. Op de achterruit zat een reclamesticker van een verhuurbedrijf, en ik had aangenomen dat hij van een van onze buren was. Mijn moeder had geen auto meer. Toen Gary bij ons was komen 4


wonen, had hij tegen haar gezegd dat ze niet twee auto’s nodig hadden. Ik gaapte eens flink terwijl ik uit het raampje naar de natte snelweg keek. De klok van de radio gaf aan: 02.55 uur. Bijna drie uur ’s nachts. Ik was, geloof ik, mijn hele leven nog niet wakker geweest om drie uur ’s nachts.

Ik was wel een keer wakker geweest om twee uur, in een

nieuwjaarsnacht. Niet dat we op een feest waren of zoiets, maar iemand had vuurwerk afgestoken op een veld vlak bij ons huis. Ik had gedroomd dat het de Tweede Wereldoorlog was, en ik was in een ijzeren vuilnisemmer gekropen om aan de bommen te ontkomen, maar toen ik wakker werd, besefte ik dat de bommen feitelijk vuurwerk waren geweest.

Om 02.55 uur was de snelweg uitgestorven. We hadden al in geen

tijden meer een andere auto gezien.

De regen begon nu echt hard op het dak van de auto te kletteren,

alsof er een miljoen vingertoppen op rikkerdetikten. Dat duurde ongeveer tien minuten, toen hield het ineens op. Het was net alsof iemand de grootste kraan ter wereld had dichtgedraaid. Eerst dacht ik dat het bizar weer was, waarover ik had gelezen in het beste boek aller tijden: Waanzinnige weetjes, maar toen zag ik bakstenen muren en oranje lampen en wist ik dat we gewoon weer door een tunnel reden. Ik keek naar mijn moeder en was benieuwd of ze in haar hoofd misschien de tunnelzangtruc deed.

Ik heb Waanzinnige weetjes al drie keer gelezen. Er schijnt in

Brazilië een zesennegentigjarige man te wonen die een made onder zijn ooglid heeft wonen, als huisdier. Mijn moeder zegt dat het allemaal verzonnen is en dat ze die verhalen alleen maar schrijven om kinderen zoals ik voor de gek te houden, maar er staat een foto bij waarop hij de made in zijn hand houdt, dus het moet wel waar zijn. Ik heb het boek 5


meegenomen en ben van plan het nog een keer van voren af aan te lezen. Behalve Waanzinnige weetjes heb ik ingepakt: • Mijn voetbalwekker (niet dat je ermee kunt ballen, maar hij is

gewoon rond)

• Een blauwe zaklantaarn

• Een tennisbal

• Een puzzelboekje

• Twee pennen

• Mevrouw Ollie-Fant (een speelgoedbeest dat ik al heb sinds ik

een baby was) • Mijn Vraag-maar-raak-bal

Ik pakte de Vraag-maar-raak-bal uit mijn rugzak en drukte op het knopje om hem aan te zetten. Het schermpje lichtte groen op en er rolden teksten voorbij… Welkom!

Ik ben je Vraag-maar-raak-bal… … neem iets in gedachten

en beantwoord mijn vragen… … Je zult versteld staan

wanneer ik je gedachten lees…! Je kunt alles wat je wilt in gedachten nemen en als je alle vragen maar correct beantwoordt, beweert hij te kunnen vertellen wat het was. Soms heeft hij het goed, als je iets simpels in gedachten neemt zoals een appel of een trein of een ballon, maar meestal slaat het nergens op. 6


Ik koos een clown. Ik drukte op de startknop. Hij begon met:

Is het een groente?

Nee.

Zit het in een doos?

Nee.

Kun je het in de supermarkt kopen?

Nee.

Ik zei de antwoorden niet hardop. Ik moest op het ja-knopje of het neeknopje drukken.

Loopt het op twee benen?

Ja.

Kun je het zien?

Ja.

Is het bedoeld als vermaak?

(Daar dacht ik even over na. Ik vind clowns niet zo leuk, maar ik

vermoedde dat het een ‘ja’ moest zijn.)

Ja.

Hij stelde me nog een massa willekeurige vragen en toen verschenen de groene woordjes sneller op het scherm: Je kunt de Vraag-maar-raak-bal niet voor de gek houden… Ik ben eruit! Ik ben de slimste van het hele land! Je zult versteld staan wanneer ik zeg… 7


…dat ik echt je gedachten kan lezen! Dat gaat allemaal een beetje te lang door als je het mij vraagt. Hij is gewoon aan het opscheppen over hoe slim hij is en het duurt een eeuwigheid voordat hij met een antwoord komt. Wat je in gedachten had… …was dat een denkbeeldig vriendje? Flutding.

Ik snoof minachtend, zette hem uit en stopte hem terug in mijn

rugzak.

Op de radio werd het weerbericht voorgelezen door een mevrouw

die waarschuwde voor gladheid op de wegen, natte sneeuw en later in de week zware sneeuwval.

Ik had mijn moeder niet meteen allemaal vragen willen stellen.

Voordat we vertrokken, had ze een erg angstige en gespannen indruk gemaakt, maar ik zag nu dat haar schouders ontspannen waren.

Waar gaan me naartoe, mam?’ vroeg ik.

‘O, je zult het prachtig vinden!’ zei ze met een stem die erg

vreemd en pieperig klonk. ‘Het is een schattig huisje dat van een van de oudste vrienden van je oma is geweest, een tuinman die William heette. Er zijn twee slaapkamers, er staat een oude houtkachel waarmee je het hele huis warm kunt stoken en er is een kleine tuin met een poort naar het bos. William is een paar maanden terug overleden. Er is kilometers in de omtrek niets, dus het is echt een geheim toevluchtsoord. Toen je klein was, zijn we er een keer op vakantie geweest. Weet je dat nog? Wij mochten in zijn huis logeren toen hij bij vrienden op bezoek ging.’

Ik dacht terug aan de vakanties die we met pappa hadden gehad 8


toen hij nog bij ons woonde. We waren een keer in Spanje en toen hadden pappa en ik vijf keer een tochtje met de waterfiets gemaakt. Dat was een fantastische vakantie geweest. Ik herinnerde me ook een kampeervakantie ‒ het had toen vaak geregend, maar het leukste, weet ik nog, was dat ik niet uit mijn slaapzak kon komen. De rits was vastgelopen, zodat mijn moeder me er aan de bovenkant uit had moeten sjorren. Maar hoe ik ook mijn best deed, ik kon me niet herinneren dat we in dit huis hadden gelogeerd.

De binnenkant van de auto lichtte op. Iemand achter ons had zijn

groot licht aan. Het was de eerste auto in tijden, en ik keek achterom om te zien wie er net als wij midden in de nacht op de weg was.

‘Bukken, Nathan,’ zei mijn moeder terwijl ze in de

achteruitkijkspiegel tuurde. De andere auto kwam heel dichtbij en de koplampen verblindden mijn ogen, zodat ik door spleetjes moest kijken om nog iets te kunnen zien.

‘Heb je me gehoord, Nathan? Ik zei: bukken!’

Ik liet me onderuitzakken op de achterbank. Mijn moeder bleef

maar in haar spiegels kijken, eerst in de zijspiegel en toen die in het midden. Ze keek vaker in de spiegels dan op de weg voor zich. De auto haalde ons in, en toen hij langskwam, nam mijn moeder meteen gas terug en hield haar hand tegen haar voorhoofd alsof ze aan het krabben was. De auto bleef een poosje voor ons rijden, toen ging zijn oranje knipperlicht aan en nam hij een afslag naar rechts. De schouders van mijn moeder zakten weer. Haar hand verscheen om de rand van haar stoel en ze gaf klopjes op mijn knie.

‘Sorry dat ik schreeuwde. Ik had gewoon geen goed zicht in de 9


spiegel, dat was alles,’ zei ze.

We zwegen een poosje en ik keek naar de wegverlichting, die

werd weerspiegeld in de plassen op de straat. Het deed me denken aan iets van toen ik klein was, maar ik kon niet thuisbrengen wat het was. Het was de kleur die ik me herinnerde. Een geelachtige gloed. Ik was ineens bijna in tranen.

‘Mam?’ vroeg ik. ‘Gaan we echt op vakantie?’

Mijn moeder wreef met haar hand over haar wang en haalde diep

adem. Toen antwoordde ze zacht: ‘Niet echt, Nathan.’

‘Waarom kunnen we niet bij oma gaan logeren?’ vroeg ik.

Terwijl de regen neerkletterde, zaten we in de auto en keken naar

het viezige grijze huis dat werd beschenen door onze koplampen. Het beeld dat ik me had gevormd van een vakantie die we een keer hadden doorgebracht in gezellig, ouderwets huis was compleet verdwenen. Zo’n dertig jaar geleden was het huis waarschijnlijk heel mooi geweest met zijn witte muren en rozen die rond de deur groeiden. Nu hadden de muren de kleur van een modderpoel en het leek erop dat het langzaam werd verzwolgen door een dikke laag donkere klimop. Ik herkende de hele plek niet. Het karrenspoor dat we waren ingeslagen vanaf de hoofdweg moest minstens twee kilometer lang zijn geweest. Mijn moeder had gelijk: het was hier echt een soort niemandsland. 10


HoOfdstuk 2

Het huisje

Ik wilde niet naar binnen. Ik wilde dat we nu meteen rechtsomkeert zouden maken en ergens anders naartoe zouden gaan. ‘Ik had wel verwacht dat het een beetje verwaarloosd zou zijn… maar dit?’ zei mijn moeder en ze boog zich voorover en leunde met haar kin op het stuur. ‘Dit is vreselijk! Hoe kan het zo in verval zijn geraakt?’ ‘We kunnen beter gaan, mam. Ik vind het hier maar niks. Laten we naar oma gaan.’ Ze negeerde me opnieuw. Mijn moeder en mijn oma hadden grote ruzie en hadden elkaar niet meer gesproken sinds de begrafenis van opa, nu al maanden geleden. ‘Wacht hier maar, Nathan, dan ga ik de sleutel zoeken. In dit weer ziet het er waarschijnlijk erger uit dan het is. Van binnen valt het vast wel mee.’ Ze trok haar vest stevig om haar nek, ging de stortregen in en liep 11


met grote stappen door het onkruid naar de voordeur op de veranda. Ze voelde met haar hand aan één kant van het lage dak en verdween uit het zicht toen ze omliep naar de andere kant.

Ik keek door een van de ramen van het huis naar binnen. In een

hoek van de kamer was een zwak geel licht. Het raampje van de auto besloeg, en ik wreef erover met mijn mouw en tuurde in het donker, maar de gloed was verdwenen. Ik moest het me verbeeld hebben.

Mijn moeder verscheen met een grote sleutel in haar hand. Ze

trok de klimop op de veranda weg, hanneste wat met het slot en duwde met haar schouder tegen de deur. Ze moest telkens even de regen uit haar ogen vegen, maar na nog een keer of tien duwen ging de deur een klein stukje open. Ze wrong zich erdoorheen, trok toen de deur van binnenuit verder open en wenkte me te komen.

Ik keek omhoog naar het vervallen oude huis. Boven een van de

ramen stroomde het regenwater door een gat in de goot naar beneden, waardoor het leek alsof het huis huilde. Mam gebaarde met haar arm weer dat ik moest komen. Ze zat onder de modderspatten, haar haar plakte tegen haar gezicht en ze omklemde de rand van de deur alsof die haar hielp om op de been te blijven.

‘Ik wil hier niet zijn,’ zei ik zacht voor me heen, toen pakte ik mijn

rugzak en deed het portier open. Mijn moeder draaide een lichtknopje om in de woonkamer, waarna een kaal peertje dat in het midden van het plafond bungelde sputterend tot leven kwam en een zwakke gloed verspreidde.

‘Kijk, Nathan. We hebben licht!’ zei mijn moeder, maar ik

reageerde niet. 12


Ze liep terug naar de voordeur.

‘Wacht jij maar hier, dan haal ik onze tassen.’

Ik wilde haar achternahollen, die stomme, weerbarstige deur

dichtsmijten en meteen weer in de auto stappen. Het huis zag eruit alsof het in geen honderd jaar was schoongemaakt en er hing een stank alsof er iets lag te rotten. Voor de steenkoude schouw stond een bank die vijftig jaar geleden waarschijnlijk heel zacht en comfortabel was geweest, maar nu leek het wel of zijn ingewanden eruit kwamen. Ik schrok toen er iets bewoog in het schemerige licht. Op een van de armleuningen van de bank zat een armetierige bruine kip. Ze keek me met een schuin gehouden kopje aan en knipperde met een donker kraaloogje.

‘Wat doe jíj hier nou?’ riep mijn moeder, die binnenkwam en als

een gek zwaaide met onze twee tassen. ‘Wegwezen! Schiet op. Kssjt! Het is jouw huis niet!’

Luidkeels kakelend fladderde de kip onbeholpen naar de

vensterbank en sprong door een van de kapotte ruitjes naar buiten. Buiten, op de richel onder het raam, dook ze in elkaar en zocht zo goed mogelijke beschutting tegen de ijskoude regen.

De bank was bezaaid met grijze klodders, en pas toen ik dichterbij

kwam, begreep ik dat het kippenstront was, wat waarschijnlijk ook de stank verklaarde.

‘We kunnen hier niet blijven, mam. Moet je die bank zien, echt

walgelijk.’

Mijn moeder draaide zich niet om. Ze bleef gewoon voor het

kapotte ruitje staan en staarde naar de kip.

‘Alles zit onder de kippenstront. En waarschijnlijk lopen hier 13


ratten rond en weet ik wat nog meer. En we zijn nog niet eens boven geweest. Waar moeten we slapen? We kunnen hier echt niet blijven ‒ we moeten ergens anders heen!’

De kip trok haar kopje zo ver mogelijk omlaag, en omdat het zo

hard regende en de wind haar veren door elkaar blies, had ze haar oogjes vrijwel dicht. Mijn moeder hield haar handen tot vuisten gebald naast haar lichaam. Ze draaide zich niet om.

‘Mam? Ik zei dat we hier weg moeten! Laten we gewoon in de

auto stappen en naar oma rijden, goed?’

Ze zei heel zacht iets tegen zichzelf. Haar ogen waren wijd open

en gericht op de kip, en ze rilde, want haar kleren waren drijfnat.

‘Ze wilde gewoon een thuis, Nathan. Ze wilde er geen zootje van

maken. Ze wilde gewoon een huisje voor zichzelf om te kunnen schuilen.’

De tranen stroomden over haar gezicht, maar ze maakte geen

huilgeluiden. Ik sloeg mijn arm om haar heen en gaf klopjes op haar hand.

‘Het geeft niet, mam. Het is maar een kip.’

Ik keek het nachtelijk duister in en zag de kletterende regen, en

donkere bomen die zich aftekenden.

‘Ik weet niet waar ik mee bezig ben, Nathan. Ik weet niet meer

wat goed of fout is,’ zei mijn moeder met trillende stem. ‘Ken je het gevoel dat de grond zich gaat opensplijten en dat je zomaar zou kunnen wegzakken en eeuwig blijven vallen? Zoals Alice doet wanneer ze door het konijnenhol in Wonderland valt? Maar dat je in plaats van omlaag te zweven en op de bodem te belanden doorzweeft. Steeds dieper en dieper en dieper.’

Ik schudde mijn hoofd toen ze me aankeek. Ik kende het

gevoel niet waar ze het over had. Ik was bang. Ik had haar nog nooit 14


zo meegemaakt. Het was alsof haar lichaam er wel was, maar haar ingewanden niet, net als bij de bank. Nadat ze even met haar ogen had geknipperd, kwam ze weer tot zichzelf en ze veegde snel haar vochtige wangen af en gaf klopjes op mijn arm.

‘Ik ben gewoon moe, Nathan, dat is alles.’

Ze wurmde zich uit haar natte vest en hing het over een oude

houten stoel.

Ik hield de rugzak die ik over mijn schouder had stevig vast.

Ik wilde niet terug naar huis, maar hier wilde ik ook niet blijven. Mijn moeder liep naar een deur die vermoedelijk van de keuken was.

‘Ik ga kijken of ik iets kan vinden waarmee ik dat kapotte ruitje

kan afdichten. Waarom ga jij niet eens boven kijken hoe de bedden er uitzien? We voelen ons allebei vast beter als we geslapen hebben.’

Ze draaide zich om, en ik bleef even staan nadenken over wat

ik moest doen. Toen liep ik naar de voordeur en bleef onder aan de trap staan. Ik drukte op de lichtschakelaar en het peertje dat boven hing floepte aan. Het leek toch heel donker boven. Ik haalde diep adem en pakte de trapleuning vast. Elke tree kreunde tijdens het lopen, maar tot mijn verbazing wist ik boven te komen zonder erdoorheen te zakken. Daar zag ik een badkamer met een ouderwetse wc die zo’n ketting had om door te trekken. Er zat een dikke spin in het midden van de badkuip; ik tikte tegen de zijkant en zag hem wegrennen en verdwijnen in de afvoer.

In de eerste slaapkamer stonden een tweepersoonsbed met een

lappendeken eroverheen, een kleine klerenkast en vlak naast het raam een grote, oude ladekast. Het geheel zag er helemaal niet zo slecht uit en zou prima zijn voor mijn moeder.

De andere slaapkamer was donkerder en had een klein, laag 15


vierkant raam, en in een van de hoeken stond een klerenkast. Op een ladekastje stond een lamp en die knipte ik aan. Op het bed lag een bruine sprei met een afbeelding van een cowboy te paard die met een lasso zwaaide. Ik kon me vaag herinneren dat ik een keer in zo’n bed had geslapen. De afbeelding deed me denken aan iets wat ik in Waanzinnige weetjes had gelezen. Ik ging zitten, ritste mijn rugzak open en haalde het eruit. Het boek bestond uit vier delen:

Werkelijk waanzinnige wetenschap!

Het is een wonderlijke wereld!

Het vreemde verleden!

Dieren sporen niet!

Ik bladerde naar het deel Het vreemde verleden! totdat ik de

bladzij had gevonden die ik zocht. Op een donkere avond in 1882 had cowboy Angus Roach, beste schutter aller tijden, een BIJZONDERE ONTMOETING toen hij vlak bij zijn kampvuur een geheimzinnig ruimtevaartuig zag… ‘Zoiets had ik mijn hele leven nog niet gezien,’ aldus Angus. ‘Ik dacht dat er een alien uit zou komen die zo mijn hersens uit mijn hoofd zou slurpen!’

Niet te geloven, lezers!

Onder de tekst stond een cartoon van Angus bij een laaiend kampvuur, terwijl er vlakbij een groene vliegende schotel in de lucht hing. De mond van de cowboy was wijd open gevallen en zijn ogen puilden uit van schrik.

Ik schrok toen mijn moeder ineens in de deuropening stond.

‘Je zit toch niet weer dat suffe boek te lezen? Je weet toch dat het 16


allemaal maar verzinsels zijn?’

Ik sloeg het boek snel dicht. ‘Nee, het is niet suf.’

‘O, jawel. Noem eens één ding uit dat boek dat echt waar is.’

Ik bladerde snel naar bladzij 37 en las hardop voor wat er stond.

‘Als je geluidloos “hé, koppie-krauw” zegt, lijkt het alsof je zegt “ik hou van jou”. Probeer het meteen maar even met een vriendje of vriendinnetje!’

Ik sloeg het boek weer dicht en keek mijn moeder aan. Ze

glimlachte en sloeg haar armen over elkaar.

‘Dus wat zeg ik nu, mam?’

Met mijn lippen vormde ik ‘hé, koppie-krauw.’

Mijn moeder moest lachen.

‘Ik hou ook van jou, Nathan.’

‘Zie je nou wel? Ik zei het toch! Ik zei “hé, koppie-krauw”, niet “ik

hou van jou”. Het staat niet vol met leugens. Er staan dingen in waar wij gewoon nog nooit van gehoord hebben. Dat wil nog niet zeggen dat ze niet waar zijn!’

‘Oké, oké, Nathaniel, rustig maar. Je hoeft niet zo boos tegen me

te doen.’

Ik ging weer op het bed zitten en stopte het boek terug in mijn

rugzak. Ik had er een hekel aan als ze me Nathaniel noemde.

‘Ik vind het hier maar niks. Ik wil naar oma,’ zei ik, zonder haar

aan te kijken. Ik hoorde haar een diepe zucht slaken.

‘Luister. Ik doe gewoon wat het beste voor ons is, Nathan.

Dat is alles.’

‘Het beste voor ons? Hoe kan hier in dit huis zitten nou het beste

voor ons zijn? Het is hier vreselijk!’

Ik liet me languit op het bed vallen, keerde haar de rug toe en 17


wachtte tot ze wegging. Kort daarna hoorde ik de plankenvloer kraken toen ze naar beneden ging. Ik ging weer zitten en pakte mijn Vraag-maar-raak-bal uit mijn rugzak. Je kunt mij niet voor de gek houden…

… na een paar simpele vragen kan ik je woord raden! Ga je gang, probeer mijn toverkracht maar uit. k drukte op start. Leeft het in de zee? Nee. Heeft het vier of meer poten? Nee. Kan het griezelig zijn? Nee. Ik beantwoordde alle vragen totdat de bal met zijn opschepperij begon. Je zult versteld staan wanneer je ziet dat ik je gedachten kan lezen… Je kunt de Vraag-maar-raak-bal niet voor de gek houden! … is je woord… 18


… een monster? Ik smeet de bal op de grond en hij rolde onder het bed.

Ik had Gary in gedachten genomen.

Ik ging op het cowboybed liggen in het stinkende, vieze huis en luisterde naar mijn moeder die in de woonkamer dingen aan het verplaatsen was. Het klonk alsof ze een beetje probeerde op te ruimen, maar na amper een half uur hoorde ik de trap kraken omdat ze naar boven kwam. Ik verwachtte dat ze even bij me zou komen kijken, maar nadat ze de wc had doorgetrokken, hoorde ik de deur van de andere slaapkamer piepend opengaan. Ik wachtte even, maar toen stond ik op en ging naar de overloop. Mijn moeder lag met gesloten ogen in bed.

‘Mam? Voel je je wel goed?’ zei ik terwijl ik op een puntje van het

bed ging zitten.

‘Ja, prima, Nathan. Ik heb gewoon slaap nodig, dat is alles.’ Ze gaf

klopjes op mijn hand en toen bracht ze hem naar haar gezicht en gaf er een kus op.

‘Nu zijn we veilig, lieverd. Hier kan hij ons niet vinden.’

19


Na het prachtige debuUt De Goudvisjongen van Lisa Thompson verschijnt in april haAr tweEde boek: De NachtlantaArn. De elfjarige Nathan vlucht samen met zijn moeder naar een vervallen cottage in de bossen om aan haar vriend te ontsnappen. Wanneer zijn moeder boodschappen gaat halen en niet meer terugkomt, is Nathan bang, alleen en met niets anders dan het donker. Troost komt uit een onverwachte hoek – een mysterieus meisje dat raadsels uit het verleden wil oplossen en een oude, verloren gewaande vriend. Zal Nathan de moed vinden om zijn problemen van het heden en het verleden te overwinnen? Een verhaal vol angst en hoop, eenzaamheid en vriendschap. Hartverwarmende personages en een prangend mysterie dat je de pagina’s sneller doet omslaan.

20


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.